GARNAALVISSERIJ VROEGER EN NU: BIOLOGIE, VISSERIJTECHNIEKEN EN VISSERSVLOOT, BESTANDEN EN BEHEER Els Torreele
In stitu u t voor Landbouw- en Visserijonderzoek Eenheid Dier - Visserij en A quatische productie Ankerstraat 1, 8400 O ostende E ls T O R R E E L E
E-mail: els.torreele@ ilvo.vlaanderen.be
Torreele Els
V I S S E N IN HET V E R L E D E N - S E S S I E 3
79
DE BIOLOGIE VAN DE GRIJZE GARNAAL
(Crangon crangon)
Fig. 1 Een Crangon crangon o f grijze garnaal afkomstig uit het Belgische deel van de Noordzee (Foto: © Hans Hillewaert/CC-BY-SA-3.0).
De C rangon crangon o f g rijze garnaal is een schaaldier behorend to t de orde van de Decapoda, infra orde r Caridae en de fa m ilie Crangonidae. Het verspreidingsgebied van de g rijze garnaal lo o p t van de Zwarte Zee (Bilgin & Samsun, 2006) over de M iddellandse Zee (Labat, 1 977) en de N oord-Atlantische Oceaan naar de Noordzee en de Oostzee. Er werden v ijf regionale groepen geïdentificeerd waarin het voorkom en van de g rijze garnaal te verdelen is: de Noordzee, de Baltische Zee, de N oord-Atlantische Oceaan, Portugal en de Adriatische Zee (Bulnheim & Schwenzer, 1993; Luttikhuizen e t a i, 2008). C. crangon ko m t vo orna m e lijk voor bij zachte bodem substraten, maar kan ook d om in a nt voorkom en op zandige bodems (stranden) (Beyst et a i, 2001). De com binatie van een breed scala aan voedselbronnen en een hoge p ro d u ctie /g ro e i ratio, m aakt van de C. crangon één van de meest voorkom ende soorten m acro-zoöbenthos langs de kust, in estuaria en in de Waddenzee. De levenscyclus van C. crangon is com plex en bestaat u it verschillende seizoensgebonden, geslachtsgebonden en grootte-gerelateerde m igraties. Leeftijdsbepaling van C. crangon is niet m og elijk wegens hun relatie f korte levensduur en de hoge frequentie van vervelling. Het vervellen leidt im m ers to t een verlies van meer duurzam e, harde structuren (i.e.; het skelet van de garnaal) die m ogelijks inform atie bevatten om de leeftijd te kunnen bepalen. Evaluatie van het bestand en analyse van de biomassa van de g rijze garnaal, zijn daarom u itsluitend gebaseerd op de analyse van de gro otte en de groei van de garnaal.
V I S S E N IN HET V E R L E D E N - S E S S I E 3
Naar aanleiding van de meest recente bevindingen van studies die de groei en ste rftecijfe rs publiceren, in com binatie m et waarnem ingen van seizoensgebonden opeenvolging van bepaalde levensfasen (jonge garnaal, volwassenen) en analyses van de m orta lite it, kan de levenscyclus van de g rijze garnaal ais vo lg t samengevat worden: • De m axim ale lengte (Lmax) van een individu gevangen via w etenschappelijke surveys bedraagt 109 mm totale lengte. De gem iddeld asym ptotische lengte (Loo) bedraagt 79 mm. •
Seksespecifieke groeiverschillen bestaan, w aarbij com m ercieel gevangen garnalen (> 50 mm) d oo r vrouw tjes gedom ineerd worden, te rw ijl sekseratio’s (aantal m annetjes t.o.v. vrouw tjes) bij jon ge re garnalen ongeveer g e lijk is.
•
Lengte bij het bereiken van de m a tu rite it bedraagt bij vrouw elijke garnalen ongeveer 55 mm, w aarbij 50 % van alle vrouw elijke dieren eieren dragen.
•
De groeisnelheid van de g rijze garnaal is afha nke lijk van lengte en te m p era tuu r (voor beide in negatieve zin) en ve rto o n t een hoge va riab iliteit.
• Eieren worden gedragen d oo r de vrouw elijke individuen en er zijn twee pieken vo or de eiproductie vastgesteld: de w in te r (decem ber - april) en de zom er (mei-augustus). De potentiële vruchtbaarheid van volwassen vrouw tjes varieert van 2000 to t 10.000 eieren per individu en is afha nke lijk van de lengte van het vrouw tje. • Start w inter: in offshore gebieden komen de larven van de w intereieren uit. • Tijdens de w inter: de pelagische larvale stadia m igreren in de richting van de kust. •
Einde van de lente: massaal voorkom en van juveniele garnalen ten gevolge van een te m peratuur-geïnitieerde o ntw ikkeling . Deze juveniele garnalen zijn afkom stig van de eieren die uitgebroed zijn in de w inter.
•
Zomer: intertidale habitats worden g e b ru ik t ais kweekgebieden, to td a t de juveniele garnalen de grootte van 20-30 mm bereikt hebben.
•
Einde van de zom er en begin herfst: opeenvolgende m igratie van grotere garnalen naar diepere gebieden (m axim ale diepte 40 m).
• Herfst: de garnalen die uitgebroed zijn u it de w in te r eieren - en die tijde ns de lente gem igreerd waren naar de ondiepe gebieden - bereiken de com m erciële (volwassen) grootte (> 50 mm). •
W inter: vooral de volwassen garnaal m igreert naar diepere gebieden waar de w intereieren worden geproduceerd om een nieuwe co ho rt te vorm en.
V I S S E N IN HET V E R L E D E N - S E S S I E 3
81
Het lichaam van de g rijze garnaal is verdeeld in een vergroeid en een geleed gedeelte. Het ko p b o rststu k bestaat u it het kopgedeelte en u it het borststu k (kopborststuk), die schuilen onder één en hetzelfde rugschild (carapax). Bij de garnaal is het kopborststuk, net ais bij de kreeft, w orstvorm ig. In het verlengde hiervan past het kegelvorm ige a chte rlijf, dat uitgesproken geledingen vertoont. Dit deel doet dienst ais zwem orgaan en is zo het meest krachtig gespierd. Elke geleding van het ko pb orststu k en het a c h te rlijf draagt twee aanhangsels. Deze zijn alle terug te brengen to t vervorm de sp lijtp ote n, o f het nu sprieten, bovenkaken, m ondw erktuigen, kaak-, loop- o f zw em poten zijn. Het m iddenlichaam , het borststu k o f de th o ra x genoemd, te lt acht geledingen, elk voorzien van poten. Deze krijgen de naam ‘ peraeopoden’, om dat het m iddenlichaam in het Grieks ‘ pereion’ luidt. De eerste drie segm enten dragen kaakpoten (m axillipeden) waarvan de lengte toeneem t m et de segmenten. Tevens bevat deze de v ijf paar looppoten o f de eigenlijke pleiopoden, die leidden to t de naam ‘tie n p o tig e n ’ (Decapoda) (zie Fig. 2.). Het vierde segm ent van het m idden lichaam geeft steun aan de befaamde schaarpoten (chelipoden). Deze scharen zijn zeer klein van vorm en zijn niet te vergelijken m et de scharen van een krab o f een kreeft. Ze zijn wel een absolute noodzaak voor de garnaal om zijn voedsel vast te nemen en op te peuzelen. Het a c h te rlijf van de garnaal bestaat u it pure spieren, eindigend op een ‘te ls o n ’ (waaierstaart). De garnaal g ro e it ais het ware ‘ in schokjes’ : het pantser bestaande u it kalk en chitine gro eit niet mee en dus is vervelling noodzakelijk. Deze periode van vervelling is voor de garnaal ook een vastenperiode. Na zijn vervelling g ro eit de garnaal k o rt en neem t toe in gew icht to t aan de volgende vervelling.
Rostrum
Carapax
2. Antenne
Scaphocerit abdominal Segmente
1. Antenne
Protopodit Telson
Cheliped
Endopodit Exodopodit
Pleopoden Peraeopoden
Fig. 2 Crangon Crangon o f de grijze garnaal (Beeld: © Mare Hufnagl - Wikimedia).
V I S S E N IN HET V E R L E D E N - S E S S I E 3
VISSERIJTECHNIEKEN Het verleden Het steek-, drom - o f kruw net werd g e b ru ikt d oo r de garnaalkruiers ( ‘k ru u w e rs ) to t om streeks 1 9B0 en werd daarna vervangen d oo r een kleiner sleepnet m et 2 ‘scheeëberden’ (borden). De kleine garnaal- o f visnetjes die men in de strandbazaars ve rko op t ten behoeve van de kinderen, verw ijzen nog naar deze eeuwenoude m anier van ‘k ru u w e n ’. De rijkere boerenvissers spanden in een later stadium een ezel o f m uilezel in om het zware w erk te doen, en nog later werd d it het alom gekende paard.
Knocke s/M er.
Pêcheur
Ik
Fig. 3 Steek-, drom- o f kruwnet, gebruikt door de garnaalkruiers tot omstreeks 1930 (Beeld: Ballegeer, J.; Braems, J.-P, 1976, De visserij langs Vlaanderens kust in oude prentkaarten).
V I S S E N IN HET V E R L E D E N - S E S S I E 3
83
Het garnaalvissen te paard gebeurde aanvankelijk m et de ‘k o rre ’, een driehoekig en langwerpig net dat open gehouden werd d oo r een ‘beugel’ o f een ‘k o rre s to k ’, die vast zat op de ‘schee’. Dat was een 4 m eter lange plank die, d oo r een laagje zand van de zeebodem af te schuren, de garnaal opschrikte w aardoor hij in het net belandde. Sommigen vissers noemden d it tevens een boom net, en beweerden dat het stappende paard o f de m uilezel de garnalen o f platvissen opjoeg, w aardoor die aldus in het net terecht kwamen. T ot om streeks diezelfde periode 1 927-1 930, werd garnaal ook bevist m et het Oostends scheepje o f ‘sch ove rtje ’, hoogstens 1 3 m eter lang m et een tonnenm aat van 1 3 ton. Dit vaartuig was voorzien van roeiriem en en werd h oo fdza ke lijk g e b ru ikt voor de garnaalvangst onder de kust, en werd vaak slechts d oo r één man bediend (Art. P. 1. Sept. 2 0 1 0 /3 ). Het verdw ijnen rond 1 930 van d it soort scheepjes was te w ijten aan de opko m st van gem otoriseerde vaartuigen die de garnaalvisserij beoefenden.
Het heden De op de Noordzee meest toegepaste m anier van vissen, is die m et sleepnetten, welke over de bodem worden getrokken. Het netw erk vo or een d e rg e lijk garnalennet is heel fijnm azig , en dus heel vatbaar voor schade veroorzaakt door obstakels op de bodem. Om eventuele schade te voorkom en bij de garnalenvangst per boot, ro lt voor het net een zogenaam de klossenpees uit. Deze heeft een dubbele w erking: ze m oet er ten eerste vo or zorgen dat de onderzijde van het net een d oo r de schipper bepaalde afstand van de bodem b lijft en z o rg t er ten tweede vo or dat de garnalen van de bodem opspringen, zodat ze door het net opgeschept kunnen worden. Met het fijn m a zig net, vang je vanzelf ook veel andere zeedieren. Lange tijd was deze bijvangst een fo rs probleem , to td a t er een sorteerm achine werd uitgevonden die de vangst snel kan zeven. H ierdoor kunnen jo n g e platvisjes en andere zeedieren die g ro te r o f ju is t kleiner zijn dan een garnaal weer (hopelijk) levend terug naar zee.
Fig. 4 Een klassieke garnalenboomkor (Foto: VLIZ Fotogalerij/Collectie Gino Provost).
V I S S E N IN HET V E R L E D E N - S E S S I E 3
De to eko m st Een belangrijk gevolg van de povere selectieve eigenschappen van het gebruikte fijn m a zig net is echter net deze bijvangst, w aarbij de overlevingskansen van deze teruggegooide dieren vaak erg klein zijn. Ook het contact tussen het gesleepte vistuig en de zeebodem roept bij som m igen vragen op. Deze m ilieu-im pact stelt de garnalenvisserij steeds vaker in een slecht daglicht. In het kader van de problem atiek van de hoge te ru gg o oi en de bodem beroering in de garnalenvisserij, ondernam de afdeling Technisch V isserijonderzoek van het In s titu u t voor Landbouw- en V isserijonderzoek (ILVO) testen m et een a lte rn a tie f type garnalenvistuig, dat selectiviteit en verm indering van de m ilieu-im pact nastreeft. Het u itga ng spu nt bestaat erin om de zware klossenpees te vervangen d oo r elektroden, om op die m anier elektrische pulsering aan te wenden ais stim ulering salte rna tief. Aldus werd de Hovercran geboren. Dit is een aangepaste garnalenboom kor w aarbij de zware klossenpees ve rd w ijn t en vervangen w o rd t door 1 2 lichte elektroden. Deze elektroden wekken een specifiek elektrisch veld op d ich t bij de zeebodem. H ierdoor springen garnalen op u it het zand en blijven andere dieren vrijw el onaangeroerd op de zeebodem. Bovendien bevindt het net zich hoger in de w aterkolom , w aardoor het ais het ware zw eeft over de zeebodem en er dus am per bodem contact is. N iet-doelsoorten kunnen ontsnappen onder het net (Verschueren, 201 2).
Traditionele garnalenboomkor
Garnaal
Klossen
B ijvangst
HOVERCRAN Carna
Bijvangst
Elektroden
Fig. 5 De Hovercran: aangepaste garnalenboomkor waarin de zware klossenpees vervangen wordt door 12 lichte elektroden (Bron: Verschueren, B., 2012).
V I S S E N IN HET V E R L E D E N - S E S S I E 3
85
HET BEHEER VAN HET GARNALENBESTAND T o t zeer recent was men van m ening dat het garnalenbestand zich in goede toestand bevond en er geen enkele vorm van beheer nodig was. Op basis van een recente analyse (ICES, 201 3) is er nu echter wel d u id e lijk een behoefte to t to e z ic h t op het garnalenbestand geform uleerd. De m otivatie to t het opstellen van een vorm van beheer van C. crangon is gebaseerd op een com binatie van verschillende factoren. In recente studies en via biom assa-indicatoren is vastgesteld dat de visserij een grotere im pact heeft op de C. C rangon-stock dan initieel verondersteld. Een verm indering van de visserij-inspanning w o rd t verondersteld om m ogelijk te zijn, zonder grote verliezen in de vangst. Door de visserij-inspanning te verlagen, zullen de garnalen zich to t grotere individuen kunnen ontw ikkelen m et een betere vo ortp la n tin g , wat met name een effect zou kunnen hebben op jon ge re garnalen. Daarnaast zou de reductie van ‘o n n o d ig e ’ visserij-inspanning leiden to t een verm inderde im pact op het ecosysteem i.e. door een lagere disca rd ra te en een verm inderde bodem im pact. De controle van de inspanning en efficiëntie, een algemene verm indering van de visserij-inspanning - nodig indien de biomassa laag is - en het g eb ru ik van verbeterde visserijtechnieken, zijn alleen m og elijk in een visserij die aan beheer en controle onderhevig is. De aanvoer van C. crangon vo or m enselijke consum ptie is voortdurend toegenom en sinds de jaren 1 970, wat meest w aa rsch ijnlijk te w ijten is aan een daling van de p redatiedruk enerzijds en een toenam e van de inspanning (m otorverm ogen) en efficiën tie anderzijds. Echter, het huidige gebrek aan een e fficië n t beheer, resulteert in een situatie van ongecontroleerde en niet-opgevolgde visserij-inspanning en efficiëntie. De ontw ikke lin g van nieuwe en meer efficiënte visserijtechnieken (bijvoorbeeld de puls-boom kor) ve rh oo gt de oproep to t het introduceren van een vorm van beheer van het garnalenbestand in de Noordzee. Aanvullend b lijk t u it studies op basis van gegevens van w etenschappelijke waarnemingen, dat het garnalenbestand zich aan de Belgische kust door de jaren heen van west naar oost bewogen heeft. Dit beeld w o rd t ook door garnalenvissers bevestigd. Naar de m ogelijke oorzaken hiervan is het vo orlo p ig nog gissen. Sommige wetenschappers leggen de link m et m ogelijke te m p era tuu rw ijzigin ge n van het zeewater, een verandering in de situering van de zandbanken o f een andere nog onbekende oorzaak. Een goede m on itoring , beheer en controle kan ook hier meer d u id e lijkh e id brengen.
V I S S E N IN HET V E R L E D E N - S E S S I E 3
51.6°N
10000 9000
51.5° N
8000 7000 51.4°N 6000 5000 51.3° N 4000 3000 51.2° N
2000 1000 51.1° N
0 2.5° O
2.6° O
2.7° O
2.8° O
2.9° O
3.0° O
3.1° O
3.2° O
3.3° O
Fig. 6 a Verspreiding van de garnaal, Crangon crangon, voor de Belgische kust (aantal individuen per 1000 m2) in 1973 (Grafiek: Torreele et al. 2012).
51.6° N
51.5° N
51.4° N
51.3° N
51.2° N
51.1° N 2.5° O
2.6° O
2.7° O
2.8° O
2.9° O
3.0° O
3.1° O
3.2° O
3.3° O
Fig. 6 b Verspreiding van de garnaal, Crangon crangon, voor de Belgische kust (aantal individuen per 1000 m2) in 2010 (Grafiek: Torreele et al. 2012).
V I S S E N IN HET V E R L E D E N - S E S S I E 3
87
REFERENTIES Beyst B., K. Hostens, J. Mees. 2001. Factors influencing fish and macrocrustacean com m unities in the s u rf zone o f sandy beaches in Belgium: tem poral variation. Journal o f Sea Research 46: 2 81 -2 94 . Bilgin S. en O. Samsun. 2006. Fecundity and egg size o f three d iffe re n t shrim p species, Crangon crangon, Palaemon adspersus and Palaemon elegans (Crustacea: Decapoda: Caridea), o ff Sinop Peninsula (Turkey) in the Black Sea. T urkish Journal o f Zoology 30: 41 3-421. Bulnheim H.P. en D.E. Schwenzer. 1993. Zur Populationsgenetik von Crangon crangon und C. all-m anni (Crustacea, Decapoda) im Bereich der europäischen Küsten. Zoologische Jahrbücher. A b te ilu ng fü r allgem eine Zoologie und Physiologie der Tiere 97: 3 27 -3 47 . ICES. 201 2. WGCRAN rep ort 201 2, Report o f the W orking Group on Crangion Fisheries and Life H istory (WGCRAN), 5-7 June 2012, 79pgs. ICES CM 2012/SSGEF: 09. ICES. 2013. Report o f the W orkshop on the Necessity fo r Crangon and Cephalopod Management (WKCCM), 8 -9 O ctober 2013, Copenhagen, Denmark. ICES CM 201 3/ACOM: 82. 80 pp. LabatJ.P. 1 977. Écologie de Crangon crangon (L.) (Decapoda, Caridea) dans un étang de la côte languedocienne. Vie Milieu XXVII: 2 73 -2 92 . T o rreele E., K.C. Riquelme, en C. Bonjé. 2012. Spatio-tem poral variation o f the abundance and d is trib u tio n o f Crangon crangon fro m DYFS data in Belgian coastal waters. ILVO Unpublished, 19 pp. Verschueren B., B. Vanelslander en H. Polet. 2012. Verduurzam ing van de garnalenvisserij met de garnalenpuls: eindrapport. ILVO m ededeling 116, o ktob er 201 21. ISSN 1 784-31 97.
V I S S E N IN HET V E R L E D E N - S E S S I E 3