FORENSISCHE PSYCHIATRIE zorgprogramma forensische psychiatrie
G G Z W N B Geestelijke GezondheidsZorg Westelijk Noord-Brabant
FORENSISCHE PSYCHIATRIE Zorgprogram ma fo r e n sis c h e p syc hiatr ie
Inhoud Over deze brochure ......................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................... 4 1. Wat is forensische psychiatrie?.....................................................................................................................................................................................................................5
3 2. Hoe is de forensische psychiatrie in Nederland georganiseerd? .................................................................................................................6 3. Het zorgprogramma Forensische psychiatrie van GGZ WNB ............................................................................................................................7 4. Uitgangspunten van onze werkwijze ..................................................................................................................................................................................................8 5. FPA de Mare: klinische behandeling................................................................................................................................................................................................. 12 6. De forensisch-psychiatrische polikliniek (FPP) ................................................................................................................................................................. 17 7. Forensische deeltijdbehandeling Handen thuis ............................................................................................................................................................. 21 8. Forensisch wonen ........................................................................................................................................................................................................................................................25 9. Toekomstplannen ........................................................................................................................................................................................................................................................26
INLEIDING Over
4
deze
Het zorgprogramma Forensische psychiatrie van GGZ WNB is voor mensen die een delict hebben gepleegd onder invloed van een psychiatrische stoornis. Onze cliënten komen niet - zoals in de reguliere psychiatrie via de huisarts bij ons, maar via justitie. Ze zijn (deels) ontoerekeningsvatbaar verklaard door de rechter, die hun daarom een verplichte behandeling heeft opgelegd. Het zorgprogramma bevat een breed palet aan behandelvormen, van opname op een gesloten unit tot begeleid wonen. Dat we bij GGZ WNB delinquenten behandelen roept nogal wat vragen op. Wat voor mensen zijn dat? Mogen ze zomaar vrij rondlopen? Wat houdt zo’n behandeling in? Wanneer is een behandeling afgerond en is die persoon dan ‘genezen’? In deze brochure leggen we uit wat we hier doen en waarom. Ook geven we antwoord op de - terechte - vraag van burgers hoe het met de veiligheid voor de samenleving zit.
brochure
Forensische psychiatrie is niet alleen behandelen, maar ook beveiligen en risico’s taxeren, zoals u in deze brochure kunt lezen. Uiteindelijk doel van de behandeling is dat mensen terugkeren in de maatschappij, maar alleen als dat verantwoord is. Want ons doel is ook de maatschappij te beschermen tegen delinquent gedrag. Namens het team zorgprogramma Forensische psychiatrie, Arian Kommers Manager Forensische psychiatrie GGZ WNB
1
Wat
WAT IS...
is
f o r e n s is c h e
Erik (45) heeft de mavo met succes afgerond en is gaan werken. Toch voelt hij zich minderwaardig. Als er spanningen op zijn werk zijn, gaat hij drugs gebruiken. Ook verduistert hij geld. Hij wordt veroordeeld en moet zich onder behandeling stellen. Hij blijkt een persoonlijkheidsstoornis te hebben. Henny (35) heeft brand gesticht. Vanwege zijn borderlinestoornis werd hij ontoerekeningsvatbaar verklaard. Hij kreeg tbs met voorwaarden opgelegd. Een van die voorwaarden was dat hij zich onder behandeling moest stellen. Mirjam (28) heeft een fors delict gepleegd: poging tot doodslag van zeven voor haar onbekende vrouwen. Ten tijde van het delict was Mirjam psychotisch en volledig uit balans. Ze kreeg tbs met dwangverpleging en is langdurig behandeld, eerst op een gesloten afdeling en later poliklinisch. Anton (39) is een licht verstandelijk gehandicapte man die moeite heeft met sociale contacten. Hij heeft een 17-jarig meisje aangerand en is daarvoor veroordeeld tot gevangenisstraf. Ook moet hij een behandeling ondergaan om te voorkomen dat hij weer de fout ingaat.
p s y c h ia t r ie ?
Forensische psychiatrie (letterlijk: gerechtelijke psychiatrie) richt zich op mensen als Erik, Henny, Mirjam en Anton, die onder invloed van een psychiatrische stoornis een strafbaar feit hebben gepleegd. Vanwege die stoornis is de kans groot dat ze nogmaals in de fout gaan. Een forensisch-psychiatrische behandeling heeft daarom altijd twee doelen: de stoornis behandelen én de samenleving beschermen. Dit wordt wel ‘beveiligende zorg’ genoemd. En dat houdt niet alleen behandelen in, zoals in de algemene geestelijke gezondheidszorg (ggz), maar ook beveiligen en risico’s taxeren. De meeste cliënten in de forensische psychiatrie worden verplicht behandeld op grond van een strafrechtelijke maatregel. De behandeling vindt plaats tijdens of na de feitelijke straf, of komt ervoor in de plaats. Afhankelijk van de strafrechtelijke titel zijn externe partijen als de reclassering of een tbs-kliniek betrokken bij de behandeling. (Zie voor een overzicht van strafrechtelijke titels in de forensische psychiatrie: www.vernieuwingforensischezorg.nl.)
5
2
ORGANISATIE Hoe
is d e f o r e n s is c h e p s y c h ia t r ie in N e d e rla n d g e o r g a n is e e r d ?
De forensische psychiatrie in Nederland is een getrapt systeem met in grote lijnen drie soorten klinieken: • forensisch-psychiatrische centra (FPC’s, beter bekend als tbs-klinieken); • forensisch-psychiatrische klinieken (FPK’s); • forensisch-psychiatrische afdelingen (FPA’s).
6
De belangrijkste verschillen tussen de drie typen klinieken: • FPK’s en FPA’s zijn onderdeel van reguliere ggzinstellingen, tbs-klinieken over het algemeen niet. Wel vallen alle drie typen klinieken met ingang van 1 januari 2008 onder het ministerie van Justitie. • Bij een tbs-kliniek is er altijd sprake van een veroordeling tot tbs (terbeschikkingstelling) met dwangverpleging. In FPK’s en FPA’s zitten ook mensen met andere strafrechtelijke titels, zoals een strafrechtelijke machtiging of tbs met voorwaarden. • In een tbs-kliniek zitten de ‘zwaarste’ mensen wat betreft herhalingsgevaar, hanteerbaarheid en behandelbaarheid. Deze klinieken zijn dan ook zwaar beveiligd. FPK’s zijn matig tot streng beveiligd en FPA’s licht tot matig. Op een FPA verblijven mensen die niet acuut vluchtgevaarlijk of levensgevaarlijk zijn. • Tbs-klinieken zijn groot (gemiddeld 100 plaatsen). FPK’s zijn middelgroot (64 bedden) en FPA’s klein (10 tot 24 bedden). • De behandelduur op een FPK is gemiddeld langer dan die op een FPA.
FPA’s zijn er pas sinds 1991. Ze zijn oorspronkelijk opgezet om de uitstroom van patiënten uit de tbsklinieken en de FPK’s te bevorderen. De FPA’s vormen een sluis naar de reguliere geestelijke gezondheidszorg (ggz). Tegenwoordig kan een strafrechter ook direct doorverwijzen naar een FPA. Vaak gaat het dan om mensen die te ziek zijn om ze een straf op te leggen, maar die te delinquent zijn voor een reguliere ggz-behandeling. Overigens zitten ook in de gevangenissen mensen met een psychiatrische stoornis, namelijk: • mensen die naast hun gevangenisstraf een tbs opgelegd hebben gekregen omdat ze niet volledig toerekeningsvatbaar zijn verklaard. Ze moeten eerst hun straf uitzitten voordat zij behandeld worden; • mensen die geen tbs hebben gekregen vanwege de aard van het delict (tbs kan alleen bij zware delicten worden opgelegd), terwijl wel sprake is van een relatie tussen het delict en een psychiatrische stoornis; • mensen bij wie geen oorzakelijk verband is gevonden tussen delict en stoornis.
3
ZORGPROGRAMMA Het
z o r g p r o g r a m m a F o r e n s is c h e p s y c h ia t r ie v a n G G Z W N B
GGZ WNB heeft een zorgprogramma Forensische psychiatrie, met de volgende onderdelen: • forensisch-psychiatrische afdeling (FPA) de Mare, een kliniek met 24 bedden en een crisisbed; • forensisch-psychiatrische polikliniek (FPP); • deeltijdbehandeling Handen thuis voor licht verstandelijk gehandicapten met seksueel grensoverschrijdend gedrag; • drie plaatsen forensisch wonen in Moermontstede (appartementencomplex op Landgoed Vrederust); • acht plaatsen forensisch wonen binnen de structuurgroep van de afdeling Woonondersteunende Zorg van GGZ WNB; • consultatie van professionals, zowel binnen GGZ WNB als in andere organisaties. Delictpreventie en resocialisatie Elke behandeling binnen het zorgprogramma is gericht op delictpreventie en terugkeer in de maatschappij (resocialisatie). Het is de bedoeling dat cliënten na hun forensisch-psychiatrische behandeling verder behandeld of begeleid worden in de reguliere ggz. Gefaseerde behandeling De verschillende behandelingen in het zorgprogramma vormen tezamen een keten van zorg, die enerzijds aansluit op de forensische psychiatrie (tbs-klinieken en FPK’s), en anderzijds op de reguliere ggz. Door dit brede aanbod kunnen we cliënten een gefaseerde
behandeling geven, afgestemd op hun mogelijkheden en de ernst van de problematiek, waarbij we stapsgewijs toewerken naar terugkeer in de maatschappij. Voor de cliënten is perspectief in de behandeling een belangrijke motivatie. Brede samenwerking De forensische psychiatrie beweegt zich op het grensvlak tussen geestelijke gezondheidszorg en justitie. We werken aan de ene kant nauw samen met het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) van het ministerie van Justitie, de penitentiaire inrichtingen, de reclassering, tbs-klinieken en FPK’s, en aan de andere kant met ambulante hulpverlening, begeleid wonen en ggz-instellingen in de regio. Werkgebied Ons werkgebied loopt van Zeeland tot Eindhoven en is breder dan het normale verzorgingsgebied van GGZ WNB, dat zich beperkt tot westelijk Noord-Brabant.
7
4
WERKWIJZE
Uit g a n g s p u n t e n
van
In alle onderdelen van ons zorgprogramma Forensische psychiatrie werken we volgens de onderstaande uitgangspunten.
8
Veiligheid voorop Het zorgprogramma Forensische psychiatrie van GGZ WNB is niet vergelijkbaar met de behandeling in een tbs-kliniek. We behandelen wel mensen die uit een tbs-kliniek komen, of tbs met voorwaarden hebben. Daarnaast behandelen we mensen met andere strafrechtelijke titels. Voor al onze cliënten geldt dat we ze alleen opnemen als ze niet te gevaarlijk zijn en als ze behandelbaar zijn. We nemen geen mensen op die vluchtgevaarlijk of onbehandelbaar zijn, of met wie geen goede communicatie mogelijk is. Onze clienten moeten in staat en bereid zijn om iets te leren. Stapsgewijs krijgen ze bij ons meer verantwoordelijkheden en meer vrijheden, waarbij we telkens het risico op herhaling taxeren. Dat gebeurt met een wetenschappelijk bewezen (evidence based) methode. Ons brede palet aan zorgvormen is bedoeld om mensen te laten terugkeren in de maatschappij, en tegelijkertijd die maatschappij te beschermen tegen delinquent gedrag. Vertrouwensrelatie Onze cliënten zijn mensen met complexe - vaak chronische - psychiatrische problemen, zoals ontwikkelingsstoornissen, psychotische beelden, angsttoestanden, stemmingsstoornissen, seksuele stoornissen en
onze
w er k w ijze
persoonlijkheidsstoornissen. De meest voorkomende hoofddiagnoses zijn schizofrenie en persoonlijkheidsstoornis. Meer dan de helft van de cliënten heeft ook een verslavingsprobleem. De wortels van deze problemen liggen vaak al in de vroege kindertijd. Bij bijna al onze cliënten is sprake van hechtingsproblemen: ze hebben als kind geleerd dat volwassenen (vaak ook ouders) niet te vertrouwen zijn en dat ze de problemen in hun eentje moeten oplossen. Daardoor hebben ze een beperkte probleemaanpak ontwikkeld. Tegelijkertijd heeft die beperkte aanpak ze wel door de ellende heen geloodst. Het is dus een vertrouwd houvast geworden dat moeilijk te veranderen is. Daarvoor zal de cliënt eerst vertrouwen moeten hebben in de mensen die hem willen leren de wereld op een andere manier tegemoet te treden. Het is dan ook noodzakelijk dat onze medewerkers een vertrouwensband (therapeutische relatie) opbouwen met de cliënt, waarbinnen hij zijn emoties leert hanteren en nieuw gedrag kan aanleren. Begrenzing en structuur Vooral bij de klinische behandeling is ‘limit setting’ (therapeutische grenzen stellen) een wezenlijk onderdeel van de behandeling. Limit setting kan voor iedere cliënt anders ingevuld worden, afhankelijk van het behandeldoel. Het gaat bij limit setting om het creëren van een veilige omgeving (zowel voor de cliënt als voor anderen) waarbinnen de cliënt kan werken aan
9
waarin het geweten ontwikkeld is, behoren tot de persoonlijkheid. Onder het psychiatrisch toestandsbeeld vallen psychotische stoornissen (wanen, hallucinaties, ontremd gedrag) en dissociatieve toestanden (waarbij iemand vervreemd is van zichzelf en daardoor rare dingen doet).
gedragsverandering. Onderdeel van limit setting zijn de huis- en afdelingsregels, het drugs- en alcoholbeleid en het vrijhedenbeleid (zie verderop in deze brochure). Analyse van het delictgedrag De focus van een forensisch-psychiatrische behandeling is altijd het delictgedrag van de cliënt. Bij de analyse van dat delictgedrag werken we volgens het zogenoemde 4-factorenmodel, ontwikkeld in de Dr. S. van Mesdagkliniek in Groningen. Volgens dat model is delictgevaarlijkheid het resultaat van de interactie tussen vier factoren: •
Persoonlijkheid en psychiatrisch toestandsbeeld Onder de factor persoonlijkheid vallen eigenschappen die moeilijk te veranderen zijn en voor een groot deel bepalen hoe iemand reageert. Ook zaken als het vermogen tot zelfcontrole of de mate
•
Situationele gegevenheden De delictgevaarlijkheid is doorgaans gekoppeld aan bepaalde situaties, die per persoon kunnen verschillen. Bijvoorbeeld: iemand vertoont vooral riskant gedrag wanneer hij eenzaam is en gaat drinken.
•
Maatschappelijke inbedding Onder maatschappelijke inbedding verstaan we de netwerken waarop je terug kunt vallen en waaraan je zekerheid en stabiliteit ontleent. De kans op delictgevaarlijkheid is groter bij mensen die
maatschappelijk weinig te verliezen hebben, niet snel gecorrigeerd worden en nauwelijks een sociaal netwerk hebben (of juist een verkeerd netwerk dat in relatie staat tot het delict). •
10
Vaardigheden Bij vaardigheden gaat het om sociale vaardigheden, maar ook om goed voor jezelf zorgen en je staande houden in de maatschappij. Vaardigheden dus die je helpen om het hoofd te bieden aan de problemen die op je pad komen. De kans op nietfunctionele, voor anderen gevaarlijke oplossingen, is groter naarmate iemand over minder vaardigheden beschikt.
Op al deze factoren formuleren we een behandelaanpak, die we vastleggen in het individueel behandelplan. Dit werken we uit in een verpleegplan, een beschrijving van het delictscenario en een signaleringsplan. Dit laatste is bedoeld om vroegtijdig te kunnen signaleren of iemand weer in de fout dreigt te gaan.
“Werken in de forensische psychiatrie vergt een andere houding en werkwijze dan we gewend zijn in de reguliere psychiatrie. Het gaat immers om mensen die een delict hebben gepleegd onder invloed van hun psychiatrische stoornis. Dat betekent dat niet het ziektebeeld maar het delictscenario centraal staat. We proberen het ziektebeeld te beïnvloeden om herhaling van het delict te voorkomen. Dat legt een groter accent op de eigen verantwoordelijkheid van cliënten. We zijn minder zorgend.” Arian Kommers, manager zorgprogramma Forensische psychiatrie GGZ WNB
Eilanden van gezondheid De behandeling is niet alleen gericht op de ziekte van onze cliënten, maar ook op het nog aanwezige gezonde gedrag, de zogenoemde eilanden van gezondheid. Dat zijn de aangrijpingspunten voor terugkeer in de maatschappij. We doen een maximaal appèl op de autonomie en verantwoordelijkheid van de cliënt. Die leert zijn positieve vaardigheden in te zetten om zijn probleemoplossend vermogen te vergroten. Daarbij is het wel belangrijk om realistisch te blijven over de mogelijkheden en onmogelijkheden tot verandering. Terugkeer in de maatschappij Terugkeer in de maatschappij (resocialisatie) is telkens de focus in de behandeling. Sinds 2006 werken we met een relatief nieuwe methode: de Community Reïnforcement Approach (CRA), waarbij resocialisatie nog meer nadruk krijgt. De CRA komt oorspronkelijk uit de verslavingszorg en is specifiek ontwikkeld voor mensen die zijn vastgelopen in de maatschappij. Het idee erachter is dat cliënten vanaf de start van hun behandeling geconfronteerd worden met de problemen die ze in de maatschappij kunnen tegenkomen. Ook betrekken we belangrijke contacten van de cliënt zo vroeg mogelijk bij de behandeling. Al tijdens het verblijf in de kliniek werken we met de cliënt aan een sociaal netwerk. De overgang naar een zelfstandig leven zal dan waarschijnlijk minder groot zijn. De effectiviteit van de CRA wordt onderzocht in samenwerking met het Erasmus Medisch Centrum Rotterdam. Het onderzoek is gestart in 2006 en wordt in 2010 afgerond. De verwachting is dat bij de CRAmethode de opnameduur korter is dan bij de huidige behandeling, dat het niveau van functioneren van de cliënten hoger is, en dat er minder kans is op herhaling van het delict (recidive).
HET VERHAAL VAN Erik Erik is 45 jaar en heeft tot voor kort redelijk normaal gefunctioneerd. Hij komt uit een warm gezin met twee kinderen. Hij heeft de mavo met succes afgerond en is vervolgens gaan werken. Volgens eigen zeggen heeft hij een minderwaardigheidscomplex opgelopen doordat hij mank loopt. In zijn kindertijd werd hij daarmee gepest. Erik is getrouwd geweest en heeft drie kinderen. Het huwelijk, dat ruim tien jaar duurde, was niet goed. Zijn vrouw was duidelijk de baas en wilde seksueel niets van hem weten. Erik voelde zich de underdog, ook op zijn werk. Daar liepen de spanningen op doordat Erik maar moeilijk kon accepteren dat men hem vertelde wat hij moest doen. Er ontstonden conflicten waarbij Erik consequent de schuld bij de ander legde. Deze spanningen leidden ertoe dat hij drugs begon te gebruiken. Ook ging hij geld verduisteren, vooral voor de kick. Het gaf hem een gevoel van status dat hij dat kon doen zonder dat iemand het merkte. De verduistering begon op te vallen toen Erik veel geld ging uitgeven. In 2003 kwam het delict aan het licht. Tijdens de voorlopige hechtenis wordt geconstateerd dat Erik een persoonlijkheidsstoornis heeft. De rechter legt een voorwaardelijke veroordeling met bijzondere voorwaarden op. In de voorwaarden staat dat Erik toezicht krijgt vanuit de reclassering en dat hij mee moet werken aan een klinische opname binnen een forensisch-psychiatrische afdeling. Dat wordt de Mare van GGZ WNB.
Op de Mare is Erik zeer coöperatief, maar hij laat amper iets van zichzelf zien. Emoties kropt hij op of uit hij door zelfverwonding. In de behandeling wordt al snel met succes gewerkt aan het herstel van de relatie met zijn kinderen en zijn ouders. Dat gebeurt door middel van gesprekken met de familie en door Erik eerst begeleid verlof en later onbegeleid verlof te geven. Al snel mag Erik van de gesloten unit naar de open unit. Daar moet hij leren zelf verantwoordelijkheid te dragen voor zijn gedrag, zijn leerproces en de mate van zelfstandigheid. In deze periode heeft hij eenmaal een forse terugval als gevolg van opgekropte emoties en het gevoel dat de behandeling nergens toe leidt. Hij doet een suïcidepoging. Die terugval heeft hem uiteindelijk wel doen groeien. Erik ziet nu ook hoe belangrijk het is om zijn emoties te uiten. Hij werkt er intensief aan. Een jaar na opname gaat het een stuk beter met Erik. Samen met de begeleiding zoekt hij naar woonruimte en een reguliere behandeling in zijn eigen regio, en naar een passende daginvulling en geschikt werk.
11
5
FPA
12
de
DE MARE Mare:
klin is c h e
De forensisch-psychiatrische afdeling (FPA) de Mare bevindt zich op het terrein van Landgoed Vrederust. Er zijn twee gesloten units en een open unit, elk met acht eenpersoonskamers. Elke unit heeft een rookvrije huiskamer, een niet-rookvrije huiskamer, een beschutte tuin en een kleine keuken. Daarnaast is er een gezamenlijke keuken voor alle units. Verder zijn er een crisisbed, twee separeerkamers en ruimtes voor activiteitentherapie en fitness. Andere therapieën zijn elders op het terrein. Voor wie? Op de Mare verblijven cliënten met complexe psychiatrische problemen. Ook mensen met persoonlijkheidsstoornissen kunnen er terecht, wat niet bij alle FPA’s het geval is. Om voor opname in aanmerking te komen, moeten cliënten contact kunnen maken met anderen, Nederlands spreken, verantwoordelijkheid voor hun eigen gedrag kunnen dragen en het delict
“De Inspectie voor de Gezondheidszorg vindt dat we een vrij repressief behandelbeleid hebben. Maar de inspectie erkent ook dat dat onze kracht is. Er zijn weinig incidenten en het recidivepercentage is laag. Tegelijkertijd merken we dat we mensen aan de praat krijgen die in de tbs-kliniek niet praten.” Paul Dingemans, psychiater en hoofdbehandelaar FPA
b e h a n d elin g
toegeven. De delicten waarvoor ze zijn veroordeeld, zijn onder meer geweld, stelen, brandstichting, zedendelicten en moord en doodslag. Strafrechtelijke titels Cliënten op de Mare hebben verschillende strafrechtelijke titels. Sommigen hebben tbs met dwangverpleging. Na een bepaalde periode in de tbs-kliniek kunnen ze transmuraal verlof of proefverlof krijgen. Ze zetten dan het laatste deel van hun behandeling voort op een FPA. Ook tbs met voorwaarden komt voor. De veroordeelde hoeft dan niet naar een tbs-kliniek, maar moet zich onder behandeling stellen in een psychiatrische instelling. Wanneer hij dit niet doet, kan de rechter alsnog tbs met dwangverpleging opleggen. Een andere veelvoorkomende titel is de strafrechtelijke machtiging: de rechter kan iemand voor de duur van een jaar een gedwongen plaatsing in een psychiatrische instelling opleggen wegens algehele ontoerekeningsvatbaarheid. Een overzicht van strafrechtelijke titels in de forensische psychiatrie is te vinden op www.vernieuwingforensischezorg.nl. De beveiliging Een forensisch-psychiatrische afdeling is minder streng beveiligd dan een tbs-kliniek of een forensisch-psychiatrische kliniek. In de gangen en op de groepsruimtes van FPA de Mare hangen camera’s, en alle deuren zijn op slot. Rond de binnentuin staat een hek.
13
De medewerkers hebben een pieper om collega’s op te roepen in onveilige situaties. Maar de hoofdmoot van de beveiliging bestaat uit de inzet van personeel, de structuur van de behandeling en het vrijhedenbeleid. Vrijhedenbeleid Het vrijhedenbeleid is een centraal thema in de behandeling op de Mare. De cliënt krijgt stapsgewijs steeds meer vrijheden. Die kunnen weer worden ingetrokken bij gevaar, agressief gedrag en alcohol- en drugsgebruik. Fasering van vrijheden: 0. geen vrijheden 1. onder begeleiding van en naar therapie 2. onder begeleiding van en naar therapie en een half uur wandelen onder begeleiding 3. telefonische begeleiding van en naar therapie en wandelen onder begeleiding
4. een half uur vrij wandelen op het terrein (zelfstandig naar therapie) 5. twee keer een half uur vrij wandelen op het terrein 6. twee keer een uur vrij wandelen op het terrein 7. vrijheden op afspraak op het terrein 8. vrijheden op afspraak buiten het terrein 9. verlof op afspraak Behandeling in stappen Op de FPA werken cliënten aan hun terugkeer in de samenleving. Dat gebeurt volgens een stappenplan waarbij we regelmatig toetsen hoe het ziektebeeld verloopt, wat de risico’s in de behandeling zijn en welke vrijheden iemand aankan in een bepaalde behandelfase. Uitgangspunt bij opname is dat er binnen maximaal twee jaar verbetering optreedt. Dat wil zeggen: een verlaging van het risico op herhaling van het delict en een vermindering van de psychiatrische klachten.
Therapieën en activiteiten De leefgroep op de units is dé oefenplek om te leren omgaan met anderen, samen te werken en grenzen te stellen. Dit wordt ook wel het sociotherapeutisch milieu genoemd. Verder is er een verplicht groepsprogramma waarin per week en per dag staat beschreven welke groepsactiviteiten er zijn. Therapieën en activiteiten vinden voor het grootste deel plaats op doordeweekse dagen, van 7.30 tot 20.15 uur. Het sociotherapeutisch programma gaat ook in het weekend door. Verder zijn er buitenactiviteiten, zoals fietsen, zwemmen en wandelen. Deelname is afhankelijk van de mate van vrijheid die de cliënt heeft verworven. De invulling van ieders individuele therapieprogramma hangt af van de doelen in het behandelplan.
14
De eerste zes weken van de opname zijn bedoeld als observatieperiode. De cliënt volgt het groepsprogramma en gaat onder begeleiding naar therapieën buiten de afdeling. We kijken hoe de cliënt in de problemen is gekomen, hoe het delict is ontstaan (delictanalyse), en wat zijn vaardigheden zijn. Deze informatie vormt de basis voor het individueel behandelplan en het signaleringsplan. In een signaleringsplan staan de risicosituaties en risicogedragingen beschreven die zich voordeden rond het delict, en die de voorlopers kunnen zijn van nieuw delictgedrag. Na zes weken is er een behandelbespreking en stellen we het individueel behandelplan op. Daarin staan de behandeldoelen en behandelfasen. Tevens bepalen we dan het vrijhedenbeleid voor de volgende vier maanden.
Resocialisatie Kan iemand zelfstandig zijn week invullen en goed met de vrijheden omgaan, en is het risico op een delict verkleind, dan kan hij doorstromen naar de open unit met resocialisatiemodule. Hij leert hier om zelf zijn leven te structureren, en zich te oriënteren op werk, scholing en herstel van zijn netwerk. In deze fase moet de cliënt zelf zijn terugvalpreventieplan en signaleringsplan kunnen hanteren. Het team biedt begeleiding op afstand en heeft een observerende, controlerende en zo nodig corrigerende rol. We werken samen met instanties die verantwoordelijk zijn voor de nazorg, zoals de reclassering, de ambulante (forensische) hulpverlening en de ggz-partners in de regio. Om te kunnen leven buiten de FPA (zelfstandig of met begeleiding vanuit de reguliere ggz) moet de cliënt: • verantwoordelijkheid nemen voor het delict; • de opbouw naar potentieel delictgedrag onderkennen en kunnen ombuigen naar sociaal acceptabel en delictvrij gedrag; • negatieve gebeurtenissen, zoals teleurstelling of kritiek, kunnen verdragen; • zelfstandig en aangepast in een groep kunnen functioneren.
Multidisciplinair behandelteam Het behandelteam van de Mare bestaat uit een psychiater (de hoofdbehandelaar), twee klinisch psychologen, verpleegkundigen, sociaal-pedagogisch hulpverleners, een maatschappelijk werker en non-verbaal therapeuten (voor psychomotore en activiteitentherapie). Alle teamleden hebben de opleiding forensischpsychiatrisch werk gevolgd. • De psychiater en psychologen doen de individuele psychotherapeutische behandeling van de cliënt (ongeveer 1 uur per week). Hun belangrijkste instrument is de therapeutische relatie: door het geloof over te brengen dat verandering mogelijk is, probeert de therapeut een vertrouwensband op te bouwen met de cliënt. De psychiater is er ook voor de medicatie. • De sociaal-pedagogisch hulpverleners en verpleegkundigen zijn er voor de dagelijkse begeleiding op de units. Zij handhaven het sociotherapeutisch
•
•
•
milieu en zorgen ervoor dat het verpleegplan en het signaleringsplan worden nageleefd. De maatschappelijk werker onderhoudt (evenals de persoonlijk begeleider) de contacten met de familie, en regelt sociale voorzieningen zoals het aanvragen van een uitkering. Psychomotore therapie (beweging en lichaamservaring) is een groepsgerichte behandeling, waarin de cliënt kan experimenteren met ander gedrag. Activiteitentherapie richt zich op leren plannen om tot een product of daginvulling te komen. De cliënt traint onder meer zijn doorzettingsvermogen, zelfredzaamheid en probleemoplossend vermogen, en krijgt inzicht in zijn eigen kunnen.
15
Verbale groepstherapie
HET VERHAAL VAN Henny Henny (35) heeft een borderlinestoornis. Hij heeft onder invloed van deze ziekte brand gesticht, waarbij mensen in zijn omgeving ernstig in gevaar zijn gekomen. Henny krijgt tbs met voorwaarden. Een van de voorwaarden is dat hij wordt opgenomen op een forensisch-psychiatrische afdeling (FPA). Doel van de opname: herhaling van een strafbaar feit voorkomen, de psychiatrische problematiek behandelen en terugkeren naar de maatschappij.
16
Henny wordt eerst op een gesloten unit van FPA de Mare geplaatst. Daar staat samenleven met anderen centraal. Henny blijkt hier veel moeite mee te hebben. Hij staat wantrouwend tegenover het behandelteam en is niet gemotiveerd voor behandeling. Regelmatig uit hij zijn onvrede over de behandeling, de groepsgenoten en het team, wat af en toe leidt tot conflicten. Een van de behandeldoelen voor Henny is dan ook het ontwikkelen van vertrouwen in het behandelteam. Het team wijst negatief gedrag niet af en stuurt Henny niet weg, maar blijft altijd de dialoog zoeken. Dit werpt gaandeweg zijn vruchten af. Henny krijgt vertrouwen in het team, en weet de samenwerking met het team en de groepsgenoten te verbeteren. In wekelijkse bijeenkomsten met de behandelaar en begeleiders bespreekt Henny hoe hij tot de brandstichting is gekomen en hoe hij dit in de toekomst kan voorkomen. Na een verblijf van tien maanden op de gesloten unit wordt Henny overgeplaatst naar de open unit. Daar wordt een behandeldoel toegevoegd: het contact tussen Henny en zijn zoon herstellen.
Dit nieuwe doel en de nieuwe setting leiden tot spanningen bij Henny. Hij gaat voor een korte periode terug naar de gesloten unit. Daar leert hij bij zichzelf te signaleren hoe hij spanningen opbouwt en hoe hij ze uit. Ook leert hij wat wel en niet werkt om spanningen tijdig te reduceren. Deze bevindingen worden opgenomen in het signaleringsplan. De motivatie van Henny wisselt gedurende de behandeling. Hij komt zelfs op het punt dat hij ontslag wil. Uiteindelijk blijft hij op dringend advies van het behandelteam op de Mare. Na twee maanden kan Henny terug naar de open unit waar hij actief aan terugkeer in de maatschappij gaat werken. Het contact tussen Henny en zijn zoon herstelt na een aantal intensieve gesprekken onder begeleiding van de behandelaar, een begeleider en maatschappelijk werk. Na twee jaar behandeling binnen de Mare wordt Henny aangemeld bij de forensisch-psychiatrische polikliniek. Hij gaat zelfstandig wonen. Eens in de twee weken bezoekt hij de polikliniek en eens in de twee weken krijgt hij thuis bezoek van een sociaalpsychiatrisch verpleegkundige. Werk heeft hij ook. Al tijdens de opname op de Mare had Henny samen met de activiteitentherapeute een arbeidstraject uitgezet. Hij kon een opleiding volgen bij een van de leer-werkprojecten van GGZ WNB: een lunchroom in het centrum van Bergen op Zoom. Die opleiding heeft hij met goed gevolg afgelegd. Henny werkt nu vier dagen per week in een horecazaak in Roosendaal.
6
POLIKLINIEK De
f o r e n s is c h-p s y c h ia t r is c h e p oliklin ie k ( F P P)
Het was vanaf de start van de FPA de bedoeling dat de cliënten uiteindelijk zouden doorstromen naar de reguliere ggz. Die ‘sluisfunctie’ van de FPA blijkt in de praktijk niet altijd te werken. Doorverwijzen binnen GGZ WNB gaat redelijk goed, maar doorverwijzen naar andere ggz-instellingen in het verzorgingsgebied loopt minder soepel. Er is een zekere terughoudendheid om cliënten uit de forensische psychiatrie op te nemen. Daarom heeft GGZ WNB een forensisch-psychiatrische polikliniek (FPP) geopend. In eerste instantie voor nazorg aan cliënten van de FPA, maar inmiddels ook voor andere cliënten die met soortgelijke problemen kampen, maar niet de intensieve klinische behandeling van de FPA nodig hebben. Verplicht of vrijwillig De behandeling op de polikliniek kan verplicht zijn of vrijwillig. Niet alle cliënten van de polikliniek hebben namelijk een strafrechtelijke titel. We behandelen ook mensen die niet veroordeeld zijn, maar wel met justitie in aanraking zijn gekomen vanwege wets- en grensoverschrijdend gedrag, of mensen die op het punt staan de fout in te gaan. Ook mensen die net uit de gevangenis komen of een strafblad hebben, kunnen terecht op de polikliniek. Voor alle cliënten geldt dat er een oorzakelijk verband is tussen het (dreigende) delict en de psychiatrische stoornis. Het doel van de ambulante hulp van de poli is de kans op herhaling van het ongewenste gedrag voorkomen. Dus ook op de polikliniek staat delictpreventie centraal.
Voor wie? Cliënten die voor poliklinische behandeling in aanmerking komen (niet als nazorg na de FPA) hebben over het algemeen wat meer vaardigheden in huis dan cliënten van de FPA. Ze hebben minder behoefte aan steun, en er wordt een groter beroep gedaan op hun motivatie. Ook hebben ze een wat steviger sociaal netwerk dan FPA-cliënten.
17
komt. Doel is dat de cliënt inzicht krijgt in zijn situatie en houvast krijgt in zijn leven. Ook werkt de cliënt aan de vergroting van zijn sociaal netwerk. De behandeling is gericht op gedragsverandering. De cliënt zal alternatieven moeten ontwikkelen voor zijn risicovol gedrag. De behandeling is eveneens gericht op controle, aanleren van sociale vaardigheden en het herkennen van signalen die kunnen leiden tot risicovol gedrag. Behandelaanbod Het team van de polikliniek bestaat uit een psychiater, een psycholoog, sociaal-psychiatrisch verpleegkundigen en maatschappelijk werkers. De behandeling richt zich zowel op de cliënt als op mensen in zijn omgeving (familie, relatie). Het behandelaanbod bestaat uit cognitieve therapie, farmacotherapie (medicijnen), psycho-educatie, relatietherapie, echtparenbehandeling, groepsbehandeling, individuele agressieregulatie, en begeleiding van de cliënt in zijn leef- en woonomgeving. Ook wordt gewerkt aan arbeidsrehabilitatie.
18
Voorwaarden voor behandeling: • tussen de 18 en 65 jaar; • complexe psychiatrische problemen in combinatie met (dreiging tot) een delict; • enig sociaal netwerk; • (potentiële) woonruimte; • geen overheersende verslavingsproblemen; • geen ernstige verstandelijke beperking; • geen crimineel gedrag dat niet gerelateerd is aan de psychiatrische stoornis. Uitgangspunten en doelen Analyse van het delictgedrag en risicotaxatie spelen ook in de poliklinische behandeling een belangrijke rol. De cliënt moet vaardigheden en strategieën ontwikkelen om het risico op herhaling van het strafbare gedrag te verminderen. In de behandeling steken we vooral in op de problemen die de cliënt in zijn dagelijks leven tegen-
Consultatie De medewerkers van de polikliniek geven ook advies aan andere organisaties als de politie, hulpverleners in de verstandelijkgehandicaptenzorg en de gemeente.
“Onze cliënten komen meestal niet uit eigen motivatie naar de poli, maar omdat er maatregelen zijn opgelegd. Ons eerste doel is dan ook het vergroten van die motivatie. Verder mag je de doelen bij deze groep niet te hoog stellen. Het gaat om cliënten met complexe problemen. Als je hun voorgeschiedenis leest, zie je vaak dat er veel is misgegaan. Je kunt dan niet verwachten dat het ineens goed gaat.” Frederik Bellens, psychiater FPP
HET VERHAAL VAN Mirjam Mirjam, een goedverzorgde vrouw van 28 jaar, heeft een fors delict gepleegd: poging tot doodslag van zeven voor haar onbekende vrouwen. Ten tijde van het delict was Mirjam psychotisch en volledig uit balans. Mirjam is ziekelijk jaloers op alle vrouwen die in haar beleving knapper zijn dan zij. De psychiatrische diagnose luidt: een schizofrene vrouw, bij wie een narcistische persoonlijkheid op de voorgrond staat. Mirjam was nooit eerder met politie, justitie of de ggz in aanraking geweest. Mirjam krijgt voor dit delict tbs met dwangverpleging opgelegd. Hoewel ze eigenlijk in een tbs-kliniek geplaatst moet worden, wordt ze rechtstreeks vanuit de gevangenis op FPA de Mare opgenomen voor behandeling. Wel blijft de tbs-kliniek eindverantwoordelijk. Na twee jaar behandeling op de Mare mag ze overstappen naar beschermd wonen in combinatie met behandeling door de forensischpsychiatrische polikliniek (FPP). Mirjam heeft dan inmiddels proefverlof. Mirjam komt in een kleine groep te wonen met expsychiatrische, veelal uitbehandelde cliënten. De forensische behandeling vanuit de FPP is gericht op het voorkomen van delictherhaling, door middel van medicijnen en wekelijkse gesprekken (ondersteunend en structurerend). Haar moeder en de vriend van haar moeder worden ook betrokken bij de behandeling. Aan de hand van een crisisprotocol worden duidelijke afspraken gemaakt tussen Mirjam, de woonbegeleiding, de polikliniek, de huisarts, de reclassering en de politie over wat te doen als Mirjam weer in een crisis raakt.
Ze zou dan direct naar de FPA terugkunnen, zonder tussenkomst van de politie. Dit is nooit nodig geweest. Bij de plaatsing in de beschermende woonvorm werd de vraag gesteld of het delictverleden van Mirjam bekend moest worden gemaakt aan de groepsgenoten. Uiteindelijk hebben haar medebewoners nooit geweten wat haar achtergrond was. Dit wilde Mirjam zelf ook niet, omdat ze wel aanvoelde dat het anders erg moeilijk voor haar zou zijn om een nieuwe start te maken. Ze heeft een tijdlang met de angst rondgelopen dat haar delictverleden toch bekend zou worden bij haar medebewoners. Hoewel Mirjam niet echt aansluiting vindt in de groep (ze plaatst zich nogal boven hen en is veel mondiger), weet ze zich positief te ontwikkelen, waarbij er veel aandacht is voor een zinvolle dagbesteding. Vanuit de FPP blijft er een sterke controle op de inname van haar medicatie (antipsychotica). Als het einde van haar juridische titel in zicht komt, wil Mirjam graag van alles en iedereen binnen de hulpverlening loskomen. Ze woont eerst nog een aantal maanden op vrijwillige basis bij de woonondersteunende zorg en volgt de behandeling bij de FPP, maar ze steekt niet onder stoelen of banken hier vanaf te willen. Vanuit de FPP wordt overplaatsing geregeld naar een reguliere ggz-instelling in een andere regio, waar ze start met een ambulante behandeling. Ze gaat in eerste instantie weer bij haar moeder wonen. Voor zover wij weten gaat het nog steeds goed met haar.
19
20
Veiligheidshuis De forensische psychiatrie van GGZ WNB is ook vertegenwoordigd in het Veiligheidshuis in Bergen op Zoom. GGZ WNB heeft twee werkplekken in het Veiligheidshuis, waar onder anderen medewerkers van de forensisch-psychiatrische polikliniek spreekuur en consultatie bieden aan andere professionals. In het Veiligheidshuis werken verschillende organisaties nauw samen om (herhaling van) delicten te voorkomen en zorg te leveren aan slachtoffers. Die organisaties zijn onder meer het Openbaar Ministerie, de gemeenten Roosendaal en Bergen op Zoom, verslavingszorg, reclassering, Dienst Justitiële Inrichtingen, Zuidwester, Jeugdzorg en Halt West-Brabant. Iedereen in het politiedistrict Bergen op Zoom die risicogedrag vertoont of zich schuldig maakt aan een strafbaar feit, krijgt van het Veiligheidshuis een vlotte reactie. Dat kan een strafrechtelijke reactie zijn, bijvoorbeeld een taakstraf of een dagvaarding voor een zitting, maar ook een hulpverleningstraject of een combinatie van beide.
“We maken met de cliënten signaleringsplannen waarmee ze kunnen voorkomen dat ze een delict plegen. We gaan na welke stappen tot een delict leiden en werken eraan dat de cliënt zelf de gevarenzones gaat herkennen. Een eerste signaal is vaak dat de cliënt spanning ervaart en slecht gaat slapen. Een volgende stap kan zijn dat hij meer gaat drinken, dat het dagnachtritme verstoord raakt en dat hij merkt dat hij steeds prikkelbaarder wordt. Wij proberen cliënten aan te leren wat zij op zo’n moment kunnen doen om te voorkomen dat het escaleert, bijvoorbeeld een hulpverlener bellen.” Rindert Riddersma, maatschappelijk werker FPP
7
HANDEN THUIS F o r e n s is c h e d e elt ij d b e h a n d elin g H a n d e n t h u is
De forensische deeltijdbehandeling Handen thuis is voor mannen (18-65 jaar) met een lichte verstandelijke handicap die vanwege seksueel grensoverschrijdend gedrag met justitie in aanraking zijn geweest, of dreigen te komen. De deelnemers kunnen zowel vrijwillig als met justitiële druk worden geplaatst. Dat laatste heeft onze voorkeur, omdat de motivatie voor behandeling bij deze doelgroep vaak laag is. Bij een vrijwillige plaatsing moet de cliënt gemotiveerd zijn en erkennen dat hij risicovol gedrag vertoont.
Uit de problemen blijven Het doel van de behandeling is voorkomen dat de cliënt opnieuw in de fout gaat. Hoe meer hij zijn eigen aandeel in het delictgedrag erkent, hoe groter de kans dat hij de drang ertoe onder controle krijgt. De behandeling richt zich op die controle en op gedragsveranderingen, het vergroten van sociale vaardigheden en omgaan met gevoelens. In de taal van de cliënten: ‘Je leert er om jezelf beter in de hand te houden en uit de problemen te blijven.’
Een presentatie van een ‘blijf-uit-de-problemenplan’
21
22
Een jaar plus nazorg De deeltijdbehandeling is een intensieve groepstherapie van een jaar. De eerste negen maanden komt de groep (zes mannen) twee dagen per week bijeen. De laatste drie maanden bouwen we de therapie langzaam af. Na het behandeljaar komt de groep nog een aantal keren bij elkaar in een nazorggroep.
Twee begeleiders op zes deelnemers We werken met twee vaste groepsbegeleiders (een man en een vrouw) die een verschillende rol kunnen hebben. De een kan bijvoorbeeld meer steunend zijn en de ander meer confronterend. Een van de begeleiders is een ggz-verpleegkundige die veel ervaring heeft met mensen met een verstandelijke handicap.
Groepsbehandeling We hebben gekozen voor groepsbehandeling, omdat individuele therapie zwaar is voor deze cliënten. Ze praten makkelijker met lotgenoten over het delict dan met therapeuten. Ook nemen ze eerder van elkaar een advies aan dan van een begeleider. Door in de groep hun daderschap te erkennen, voelen ze zich sneller verantwoordelijk voor het delict of hun gedrag. Verder is er - niet onbelangrijk - in een groep meer ruimte voor humor dan in individuele therapie.
Delictgedrag als symptoom We vinden het belangrijk dat de cliënten zich ondanks hun delict geaccepteerd voelen als mens. Alleen dan kan een goede werkrelatie ontstaan. We zien het delictgedrag als een symptoom van het probleem waarvoor de cliënt in behandeling is. Hij is niet het delict.
HET VERHAAL VAN Anton Anton is 39 jaar als hij naar de forensische deeltijdbehandeling Handen thuis wordt verwezen. Hij heeft een 17-jarig meisje aangerand en is daarvoor veroordeeld tot gevangenisstraf, werkstraf, schadevergoeding aan het slachtoffer, verplicht reclasseringstoezicht gedurende een proeftijd van twee jaar en verplichte deelname aan Handen thuis. De behandeling is bedoeld om het plegen van delicten in de toekomst te voorkomen. Anton is een licht verstandelijk gehandicapte man. Hij woont zelfstandig, maar leeft sociaal geïsoleerd. Zijn beide ouders zijn al langer geleden overleden en hij heeft geen contact meer met zijn zussen of andere familieleden. Hij werkt bij het Werkvoorzieningschap (WVS). Zijn sociale contacten beperken zich tot de werkleiding, enkele collega’s en de buren. Anton wil graag meer contact met anderen en seksueel contact met een vrouw, maar hij weet niet hoe hij dat moet aanpakken. Zijn financiële situatie is niet goed, hij heeft schulden gemaakt. We spreken de volgende behandeldoelen met hem af: geen seksueel delict meer plegen, op een goede manier met seksuele gevoelens omgaan, sociale contacten aangaan, als je ergens mee zit erover praten met vertrouwde mensen, boosheid op een goede manier uiten, nee leren zeggen, en op een goede manier over seks leren praten. Anton gaat twee dagen per week naar het groepsprogramma Handen thuis. Daarnaast werken we samen met hem aan uitbreiding van zijn sociale netwerk. Hij heeft in het verleden wel vaker hulp gekregen, maar zodra het volgens hemzelf weer goed met hem
ging, wees hij deze hulp weer af. We maken hem duidelijk dat hij continu ondersteuning nodig heeft omdat hij anders weer in de problemen kan komen. Anton krijgt nu wekelijks bezoek aan huis van een begeleider, die hem helpt bij zijn administratie en bij wie hij zijn verhaal kwijt kan. Hij neemt inmiddels met veel plezier deel aan de ontspanningsactiviteiten van stichting MEE. Hij heeft daar op dansles een meisje leren kennen met wie hij nu een relatie heeft. Wij geven hem de opdracht om open en eerlijk te praten over deze relatie, zowel met zijn vriendin als met haar begeleider. Hij heeft professionele hulp bij het aflossen van zijn schuld, wat goed vordert. En hij gaat trouw naar zijn werk en heeft daar een vaste werkleider bij wie hij terecht kan. Aanvankelijk had Anton veel last van schaamte en kon hij moeilijk over zijn delict en over seks praten. Dit is tijdens de behandeling aanmerkelijk verbeterd. Hij praat makkelijker over wat hem bezighoudt en hoe hij zich daarbij voelt. Hij durft dan ook zijn mening te geven. Desondanks heeft hij externe controle en ondersteuning nodig. Hij heeft nog moeite om uit zichzelf met dingen te komen. Er moet specifiek naar gevraagd worden. Dit blijft een punt van aandacht. Daarom is het goed dat hij nu een netwerk van mensen heeft dat op de hoogte is van zijn delict en de behandeling die hij volgt. Aan de hand van het ‘blijf-uitde-problemenplan’ kunnen zij samen met hem inschatten hoe het met hem gaat en waar nodig bijsturen. Het contact met hem en zijn netwerk zetten we ook na de behandeling voor langere tijd voort om Anton en zijn omgeving alert te houden.
23
Seksuele voorlichting en non-verbale therapieën Het therapieprogramma bestaat uit verschillende behandelvormen: •
•
Psychomotore therapie (‘sport’) De cliënten leren eigen en andermans grenzen herkennen en respecteren. Ook leren ze impulsen tot handelen te herkennen en die niet in actie om te zetten. ‘Verdragen’ en ‘controleren’ zijn belangrijke thema’s. Dramatherapie (‘uitbeelden’) Cliënten leren op een non-verbale manier hun emoties te uiten. Bij deze therapie gaat het om leren differentiëren in emoties, en inzicht krijgen in de eigen motieven.
•
Activiteitentherapie (‘activiteiten’) Via activiteitentherapie werken de cliënten onder meer aan hun zelfvertrouwen en zelfbeeld, en leren ze keuzes maken en problemen oplossen.
•
Seksuele voorlichting De cliënten krijgen seksuele voorlichting, oefenen met praten over seks en leren wat wel en niet toelaatbaar is.
24
“Het zijn volwassen mannen, maar toch moeten we ze leren wat seksualiteit is. Natuurlijk, de woorden en de technieken kennen ze, ze zien alles op televisie, maar ze weten niet wat menstruatie is of hoe je een soa oploopt. Ook hebben ze geen besef van wat toelaatbaar is. We leren ze met die grenzen om te gaan en controle te krijgen over hun seksuele gedrag. De therapie werkt overigens alleen als ze een bepaalde mate van ‘leerbaarheid’ hebben. Dat testen we vooraf.” Arian Kommers, afdelingsmanager
•
Socialevaardigheidstraining (‘omgaan met elkaar’) Bij deze training - afgestemd op ieders individuele doelen - maken we onder meer gebruik van een socialevaardighedenspel. We werken met situaties uit het dagelijks leven van de cliënt.
•
Terugvalpreventie (‘niet meer doen’) Door een delictketen op te stellen, en te oefenen in riskante situaties, leren de deelnemers delictgedrag te voorkomen. Weerbaarheidstraining staat hierbij centraal. Elke cliënt stelt zijn eigen terugvalpreventieplan op, ofwel een ‘blijf-uit-de-problemenplan’.
Aanmelding en intake Cliënten worden aangemeld via huisartsen, politie (jeugd- en zedenzaken), reclassering, Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP), penitentiaire inrichtingen, tbs-klinieken, stichting MEE, Stichting Dag- en Woonvoorzieningen verstandelijk gehandicapten (SDW), instellingen voor verstandelijk gehandicapten en ggz-instellingen. Bij de intakeprocedure horen ook een huisbezoek en een onderzoek naar de omgeving van de cliënt (milieuonderzoek).
8
WONEN F o r e n s is c h
De stap naar zelfstandig wonen is voor veel cliënten nog te groot. Daarom bieden we ook forensisch wonen aan. Dat komt neer op ‘leren wonen’, waarbij in de begeleiding veel aandacht wordt besteed aan verantwoordelijkheden en vrijheden. Forensisch wonen is alleen voor cliënten die tijdens de voorgaande periode duidelijk een positieve ontwikkeling hebben laten zien, bij wie het delictgevaar (nagenoeg) onder controle is en die gemotiveerd zijn om te investeren in hun toekomst. Resocialisatieplaatsen We hebben drie zogeheten resocialisatieplaatsen op Moermontstede, een beschermende woonvorm van GGZ WNB op Landgoed Vrederust. Cliënten kunnen daar een half jaar tot driekwart jaar wonen als tussenstap naar begeleid wonen in een groep of begeleid zelfstandig wonen. De behandeling en begeleiding vinden plaats vanuit FPA de Mare.
wonen
Structuurgroep Daarnaast hebben we binnen de afdeling Woonondersteunende Zorg van GGZ WNB acht plaatsen begeleid wonen met 24-uurstoezicht, voor mensen die veel stabiliteit en een sterke structuur nodig hebben. In deze zogenoemde structuurgroepen wonen cliënten uit de forensische zorg samen met andere ggz-cliënten. De acht plaatsen zijn gerealiseerd in samenwerking met tbs-kliniek de Kijvelanden, en zijn bedoeld voor mensen die aan het einde van hun tbs-periode zijn en transmuraal verlof of proefverlof hebben. Voordat ze naar een structuurgroep gaan, verblijven ze eerst minimaal een half jaar op FPA de Mare. Daar wordt gewerkt aan een goede weekinvulling, een terugvalpreventieplan en een signaleringsplan. Als ze eenmaal op de structuurgroep wonen, kunnen ze bij een crisis direct terugvallen op de Mare.
25
9
TOEKOMST To e ko m s t pla n n e n
26
In de toekomst willen we meer behandelvormen aan het zorgprogramma toevoegen: • behandeling voor psychotische mensen die in detentie zitten (in samenwerking met het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie); • agressietrainingen voor gedetineerden met ‘een kort lontje’; • deeltijdbehandeling voor mensen met seksueel grensoverschrijdend gedrag; • deeltijdbehandeling voor matig verstandelijk gehandicapten met seksueel grensoverschrijdend gedrag. Daarnaast streven we naar een klinische uitbreiding met 32 plaatsen voor de volgende groepen: • een unit voor mensen met een strafrechtelijke machtiging (zogenoemde artikel 37 plaatsingen).
Meer informatie Meer weten over het zorgprogramma Forensische psychiatrie? Neem contact op met Arian Kommers (manager), telefoon 0164 28 94 83 of via
[email protected]. Colofon © GGZ WNB 2008, oplage 1200 stuks Coördinatie: Beleidsstaf GGZ WNB Tekst: Annet Huizing tekst & redactie, Utrecht Foto’s: Petra Bosch (PBPhotography) en medewerkers FPA Vormgeving: DGW De Grafische Wereld, Halsteren Drukwerk: Drukkerij Bareman
Deze mensen zijn volledig ontoerekeningsvatbaar verklaard en door de rechter veroordeeld tot een gedwongen opname van een jaar. Twee maanden na het vonnis moeten ze zijn opgenomen. Het aantal van deze gedwongen plaatsingen neemt snel toe; • een gesloten unit voor psychotische mensen die tbs met dwangverpleging hebben gekregen; • een unit voor tijdelijke opname van psychotische gedetineerden voor het instellen van de juiste medicatie; • een longcare-unit op de Mare voor mensen die langer dan twee jaar nodig hebben voor hun behandeling. Deze uitbreiding houdt ook in dat plannen worden gemaakt voor nieuwbouw.
GGZ Westelijk Noord-Brabant Postbus 371 4600 AJ Bergen op Zoom telefoon (0164) 28 91 00 fax (0164) 24 00 46 e-mail
[email protected] www.ggzwnb.nl Omwille van de bescherming van de privacy van onze cliënten zijn de namen Erik, Henny, Mirjam en Anton gefingeerd en de verhalen geanonimiseerd. De foto’s op de omslag en op pagina 9, 14, 17, 18, 20 en 22 zijn foto’s van modellen.
FORENSISCHE PSYCHIATRIE zorgprogramma forensische psychiatrie
ARTWORK © DGW De Grafische Wereld
ZO R G P R O G R A M MA F O R E N S I S C H E P S YC H I AT R I E
G G Z W N B