uitgediep t
Jan Bert Willems, Davy Vancampfort, Marc De Hert
Fysieke fitheid bij patiënten met schizofrenie, aanbevelingen voor verpleegkundigen Schizofrenie is een psychische stoornis met verschillende dimensies. Onder positieve symptomen, ervaringen waarbij iets aan het functioneren wordt toegevoegd, vallen wanen en hallucinaties. Bij de negatieve symptomen ontbreken gedragingen die eigen zijn aan mensen, er wordt onder andere gesproken over affectieve vervlakking, apathie, sociale isolatie en initiatiefverlies (American Psychiatric Association, 2000).
Patiënten die lijden aan dit ziektebeeld hebben gemiddeld een verminderde levensverwachting in vergelijking met de algemene bevolking. Colton e.a. (2006) vond dat patiënten met zware geestelijke ziekte, een 13 tot 30 jaar kortere verwachte levensduur hebben dan mensen die niet lijden aan een geestelijk gezondheidsprobleem. Suïcide wordt vaak aangehaald als reden voor de verlaagde levensverwachting, toch blijken aandoeningen van het cardiovasculaire stelsel de belangrijkste oorzaak voor vroegtijdig overlijden te zijn. Het voorkomen van stoornissen in het cardiovasculaire stelsel kan ten dele gekaderd worden binnen de ongezonde levensstijl van deze patiënten: weinig fysieke activiteit (FA), roken, obesitas en overmatig drankgebruik (De Greef e.a., 2009). Daarnaast worden antipsychotica in belangrijke mate geassocieerd met gewichtstoename en het ontstaan van diabetes mellitus, hypertensie, atherosclerose en hartproblemen tot gevolg (De Hert e.a.,2009). Er bestaan meerdere richtlijnen om de gezondheid van patiënten die behandeld worden met antipsychotica op te volgen (De Hert e.a., 2011). Maar er wordt opgemerkt dat de kloof tussen weten en doen groot is (Lambert & Newcomer, 2009). Er wordt dan ook aangeraden om meer aandacht te besteden aan het systematisch opvolgen, begeleiden en ondersteunen van patiënten met schizofrenie (Marder e.a., 2004). Gezondheidswerkers dienen de zorg aan patiënten, behandeld met antipsychotica, te verbeteren inzake het screenen naar en behandelen van waarschuwingssignalen met betrekking tot cardiometabole stoornissen (De Hert e.a., 2009). Het monitoren van patiënten behoort tot de taak van psychiatrisch verpleegkundigen. Psychiatrisch verpleegkundigen hebben een vooraanstaande rol in de ondersteuning, begeleiding en educatie van patiënten met schizofrenie, betreffende alle aspecten die behoren tot het behandelen van deze ziekte (Lambert en Newcomer, 2009). De rol die verpleegkundigen spelen in het opsporen van vroegtijdige signalen van het metabool syndroom is van groot belang (De Hert e.a., 2009).
psychiatrie & verpleging | 2012-02
71
Jan Bert Willems, Davy Vancampfort, Marc De Hert
Uit verschillende literatuurreviews (Weber, 2010; Gorczynski & Faulkner, 2010) blijkt dat beweging zinvol is voor de mentale en lichamelijke gezondheid van patiënten met schizofrenie. Meer concreet vonden Vancampfort e.a.(2009a, 2010) in hun literatuuroverzicht evidentie voor het nut van fysieke activiteit (FA) in het vermageren en het voorkomen van cardiometabool gerelateerde stoornissen. Het is voor patiënten met schizofrenie, gezien hun ziektebeeld, echter niet makkelijk om aan lichaamsbeweging te doen (Johnstone e.a., 2009). Dit is ten dele te wijten aan de negatieve symptomen die kenmerkend zijn voor het ziektebeeld (Vancampfort e.a., 2011). Dit onderzoek wil de onderlinge relaties exploreren tussen de fysieke fitheid, het fysieke activiteitsniveau en het voorkomen van het metabool syndroom bij patiënten met schizofrenie.
methode a. Deelnemers en procedure
72
Van augustus tot en met december 2010 werden patiënten van het U.P.C Kortenberg en het psychosociaal centrum Elsene met een DSM-IV classificatie (American Psychiatric Association, 2000) schizofrenie uitgenodigd om deel te nemen aan het onderzoek. Comorbide DSM-IV diagnose van middelenafhankelijkheid en fysieke problemen die volgens de American College of Sports Medicine een mogelijke contra-indicatie vormen tijdens fitheidtesten (Donnelly e.a., 2009) gelden als exclusiecriteria voor het onderzoek. De studie werd goedgekeurd door het Wetenschappelijk Comité van het Universitair Psychiatrisch Centrum Kortenberg van de Katholieke Universiteit Leuven en de Ethische Beoordeling- commissie van de Katholieke Universiteit Leuven, Faculteit Geneeskunde. Alle patiënten ondertekenden een informed consent.
b. De Eurofit testbatterij De Eurofit testbatterij werd afgenomen onder begeleiding van een getrainde fysiotherapeut, of onderzoeksverpleegkundige. De Eurofit testbatterij wordt gebruikt om de fysieke fitheid van volwassenen op een objectieve manier in te schatten aan de hand van 7 korte oefeningen (Oja en Tuxworth, 1995). Patiënten werden verzocht om vanaf 2 uur voor de afname geen energierijke dranken en snacks meer te nuttigen en er werd gevraagd niet te roken. Het evenwicht wordt gemeten door de patiënt blootsvoets op een smalle balk te laten staan met de vrije voet in de hand. De Flamingo Balance (FBA) wordt dan bepaald aan de hand van het aantal pogingen dat de persoon nodig heeft om in totaal 30 seconden op het balkje te blijven staan. Bij plate tapping (PLT) wordt de snelheid waarmee de ledematen bewogen kunnen worden bepaald door de patiënt twee plaatjes op een tafel die 80cm van elkaar afliggen, te doen aanraken met de voorkeurshand. De andere hand blijft exact in het midden van deze twee plaatjes blijft liggen. De PLT score is de kortste tijd die de patiënt nodig heeft om 25 cyclussen te vervolledigen.
psychiatrie & verpleging | 2012-02
Fysieke fitheid bij patiënten met schizofrenie, aanbevelingen voor verpleegkundigen
73
De lenigheid wordt bepaald met behulp van de sit-and-reach (SAR) test. Hierbij wordt de patiënt verzocht op de grond plaats te nemen met gestrekte benen, vervolgens dient de patiënt zo ver mogelijk naar voren te leunen en een latje gelijkmatig en langzaam naar voren te duwen. De patiënt krijgt twee beurten. De SAR-score is dan de grootste afstand in cm. Een horizontale sprong uit stilstand wordt gebruikt om de explosieve kracht te meten. Bij de standing broad jump (SBJ) wordt de patiënt gevraagd achter een lijn plaats te nemen en vanuit stilstand zo ver mogelijk te springen, de SBJ- score is het grootste aantal centimeters dat de patiënt kan springen in twee beurten. De handgrijpkracht (HGR) wordt gemeten met behulp van een handgrip dynamometer. Patiënten houden deze in de voorkeurshand gestrekt langs het lichaam en knijpen zo hard mogelijk. De HGR-score is het aantal kilo’s dat geknepen wordt in de beste van twee beurten. De rompkracht wordt bepaald door het aantal correct uitgevoerde sit-ups in 30 seconden (SUP). Een correcte sit-up wordt uitgevoerd met de handen aan het hoofd, de knieën geplooid in een hoek van 90° en met de voeten gefixeerd door de onderzoeker. De SUP-score is het aantal volledige sit-ups dat de patiënt in 30 seconden kan vervolmaken. De loopsnelheid wordt bepaald door de shuttle run (SHR). Hierbij zijn twee lijnen op 5
psychiatrie & verpleging | 2012-02
Jan Bert Willems, Davy Vancampfort, Marc De Hert
meter van elkaar getrokken, vervolgens wordt van de patiënt gevraagd 10 maal op en af te lopen, oftewel 5 cycli. De SHR- score is de tijd die de patiënt hiervoor nodig heeft tot op een tiende seconde correct (Oja en Tuxworth, 1995).
c. International Physical Activity Questionnaire (IPAQ) De IPAQ is een gestructureerde zelfrapportage met behulp van een vragenlijst die op een systematische manier de activiteit van de patiënt de laatste 7 dagen bevraagt. Op basis van deze vragenlijst werd een continue indicator berekend, namelijk de som van de wekelijkse metabole equivalent (MET) wandelen, middelmatige of intensieve lichaamsbeweging. Het MET-energieverbruik werd geschat door het gewogen aantal minuten per categorie per week. Deze niveaus werden overgenomen van Craig e.a.(2003). De respondenten werden ingedeeld in drie groepen aan de hand van categorische analyse: a) niet actief (minimum 600MET-minuten equivalent in de laatste week); b) minimaal actief (1500 MET-minuten equivalent); en c) HEPA actief (Health Enhancing Physical Active) behaalden 3000 MET-minuten equivalent of meer in de laatste 7 dagen.In een onderzoek van Faulkner e.a. (2006) werd aangetoond dat de IPAQ een betrouwbaar en valide meetinstrument is om FAbij patiënten met schizofrenie te meten en beoordelen.
d. Medicatievoorschrift 74
De medicatievoorschriften van de geïncludeerde patiënten die hun informed consent gaven, werden opgevraagd. De dosis neuroleptica werd herleid naar een dagelijks equivalente dosis chlorpromazine (Gardner e.a., 2010).
e. Spirometrie De geforceerde expiratoire vitale longcapaciteit (FVC) en het expiratoir secondevolume (FEV1) werden conform de richtlijnen van de European Respiratory Society (ERS) en de American Thoracic Society (ATS) gemeten aan de hand van een spirometrie. De beste meting van drie pogingen werd bijgehouden.
f. PECC Het Psychosis Evaluation tool for Common use by Caregivers (PECC) is een instrument dat in het U.P.C Kortenberg gebruikt wordt om de symptomen van patiënten met schizofrenie consequent op te volgen en bij te houden. Dit gebeurt aan de hand van een semigestructureerd interview waarbij 20 symptoomitems gescoord worden op een 7-puntsschaal. De symptomen worden gegroepeerd in 5 categorieën: positieve-, negatieve-, cognitieve-, depressieve- en opwindingssymptomen (De Hert e.a., 1998). Deze gegevens werden verzameld door de verpleegkundigen op de afdeling en toegevoegd aan de dataset van de betrokken patiënten.
g. Metabool Syndroom (MetS) Voor deze parameter werden bloeddruk, lengte (tot op 0,1 cm nauwkeurig a.d.h.v. een stadiometer) en gewicht (in lichte kleding tot op 0,1 kg nauwkeurig a.d.h.v. een SECA weegschaal) gemeten. Daarbij werd de 75-g glucose load oral glucose tolerance test (OGTT) naar vooropgestelde richtlijnen uitgevoerd (De Hert e.a., 2006; van Winkel e.a., 2006).
psychiatrie & verpleging | 2012-02
Fysieke fitheid bij patiënten met schizofrenie, aanbevelingen voor verpleegkundigen
Of een patiënt leidt aan MetS, werd bepaald aan de hand van de IDF-criteria (Alberti e.a., 2006). Deze stelt dat een patiënt leidt aan MetS indien aan volgende factoren voldaan is. Naast abdominaal overgewicht (buikomtrek >94 cm voor mannen en >80 cm voor vrouwen) dienen ten minste twee van de volgende factoren aanwezig te zijn: verhoogde triglycerideplasmaspiegel (t150 mg/dl) of in behandeling zijn voor afwijkingen in deze; verlaagd HDL-cholesterol vertoont (<40 mg/dl voor mannen en <50 mg/ dl voor vrouwen) of hiervoor behandeld worden; hoge bloeddruk (t130/t85 mmHg) of hiervoor in behandeling zijn; verhoogde nuchtere glucose is (t100 mg/dl) of eerder vastgestelde diabetes type 2.
h. Statistische analyse Geslachtsverschillen werden nagegaan met de Fisher Exact Test, verschillen tussen de onderscheiden groepen van FA met een one-way ANOVA . De verschillen tussen patiënten met MetS en zonder MetS werden onderzocht met een ongepaarde t-test met Bonferroni-correctie. Verschillen in de behandelingsomstandigheden werden nagegaan met MANCOVA met het dagelijks dosisequivalent chlorpromazine als covariaat. Om de complexe verbanden te onderzoeken werd de post hoc Scheffé methode toegepast (p<0,01). De classificatie van de correlaties gebeurde volgens Surwillo (1980): 0-0,39 = laag; 0,40-0,69 = gemiddeld tot hoog; 0,70-1 = hoog tot erg hoog. Gezien het aantal correlaties en de multipele vergelijkingen zullen van tabel 7 enkel de correlaties met een Pearson r van 0.40 of meer, en p<0,01 besproken worden. Er werd gebruik gemaakt van het SPSS-softwarepakket versie 16.0 met als betrouwbaarheidsinterval 95% en 0.05 grenswaarde voor statistische significantie.
resultaten a. Deelnemers Van de 100 geïncludeerde patiënten werden er 6 uitgesloten wegens een comorbide middelenafhankelijkheid, 6 anderen omwille van cardiovasculaire, neuromusculaire of endocriene gezondheidsproblemen die een contra-indicatie zijn voor het afnemen van de Eurofit-testbatterij. Van de 88 geïncludeerde patiënten weigerden 7 deelname aan het onderzoek, 6 daarvan wegens desinteresse en 1 wegens gebrek aan motivatie tot het actief deelnemen. Eén persoon weigerde deelname uit angst om agressief te worden tijdens krachtoefeningen. Statistische analyse werd toegepast op de data verkregen van de 80 overgebleven patiënten. De steekproef bestaat uit 55 mannen en 25 vrouwen. De gemiddelde leeftijd bedraagt 35,8 jaar. Het gemiddelde BMI is 26,3 kg/m² en patiënten rookten gemiddeld 14,8 sigaretten per dag. Tabel 1 geeft een overzicht van de belangrijkste demografische variabelen. Het gemiddelde dagelijkse dosis equivalent chlorpromazine bedroeg 637 ± 434 mg/ dag. Eén enkele respondent werd tijdens de testfase niet behandeld met een antipsychoticum. Meer dan de helft van de respondenten kreeg slechts 1 antipsychoticum toegediend.
psychiatrie & verpleging | 2012-02
75
Jan Bert Willems, Davy Vancampfort, Marc De Hert
Tabel 1. Descriptieve gegevens van de respondenten Variabelen
Steekproef (n=80)
Geslacht (M/V)
55/25
Leeftijd (jaar)
35.8±10.0
BMI (kg/m²)
26.3±5.5
Roken (sig/dag)
14.8±14.8
b. Fysieke activiteiten - fitheid
76
De IPAQ verdeelt de steekproef in drie groepen, weergegeven in tabel 2. We onderkennen de inactieve personen (n=33), de minimaal actieve personen (n=35) en de Health Enhancing Physically Active (HEPA) -personen (n=12).De gemiddelde leeftijd is lager voor de meer actieve groepen. Deze hebben gemiddeld ook een lagere BMI en roken gemiddeld minder sigaretten per dag. Het gemiddelde dagelijkse dosisequivalent chlorpromazine ligt ook lager in fysiek actievere groepen ten opzichte van fysiek minder actieve groepen. Patiënten die volgens de IPAQ ingedeeld worden in een meer fysiek actieve groep scoren consequent beter op de Eurofit-testbatterij, met uitzondering van handgrijpkracht. De geforceerde expiratoire vitale capaciteit (FVC) en het expiratoir secondevolume (FEV1) van fysiek actieve patiënten is gemiddeld beter dan die van minder actieve groepen. Het aandeel MetS-patiënten in de HEPA-groep is nihil, waar dit in de minimaal actieve groep 20%, en in de niet actieve groep 63,6% bedraagt. De PECC- scores liggen ook systematisch lager in de HEPA- groep ten opzichte van de twee andere groepen, op uitzondering van de positieve symptomen, en lager in de minimaal actieve groepen in vergelijking met de niet-actieve groep. Tabel 2. Verschillen in karakteristieken en klinische variabelen in patiënten met schizofrenie tussen de verschillende niveaus van fysieke activiteit van IPAQ Variabelen
Inactief (n=33)
Minimaalactief (n=35)
HEPA (n=12)
Man (%)
22
24
9
Vrouw (%)
11
12
3
Geslacht
Leeftijd (jaar)
37.4±10.6
36.2±9.8
29.8±6.9
BMI (kg/m²)
29.2±6.4a,c
25.0±3.4a
21.6±2.5c
Roken (sig/dag)
18.8±14.5c
14.6±15.2
4.6±8.9c
Chlorpromazine eq (mg/dag)
831.1±501.2
633.6±274.2
455.2±303.7
FBA (n/30sec)
23.2±9.5a,c
12.6±8.2a
9.0±7.2c
PLT (sec)
17.2±3.9a,c
14.6±4.2a
11.6±1.7c
Eurofit
psychiatrie & verpleging | 2012-02
Fysieke fitheid bij patiënten met schizofrenie, aanbevelingen voor verpleegkundigen
SAR (cm)
15.8±10.6c
26.4±12.3c
18.4±9.7 a,c
a,b
190.9±33.8b,c
SBJ (cm)
119.8±35.6
158.4±41.1
HGR (kg)
37.7±9.9a
47.7±13.8a
46.2±12.0
SUP (aantal/30sec)
8.3±6.4a,c
13.8±6.0a
18.6±5.0c
a
a,c
SHR (sec)
29.3±6.2
24.8±5.2
22.1±1.8c
FEV1 (liter) FVC (liter)
2.4±0.8a,c 3.0±0.9a,c
3.2±0.9a 3.8±1.0a,b
3.7±0.6c 4.5±0.8c,b
Metaboolsyndroomn(%)
21 (63.6%)a,c
7 (20.0%)a
a,c
a
0(0%)c
Buikomtrek (cm)
101.3±14.0
91.0±12.7
82.4±7.7c
Systolischebloeddruk (mm Hg)
128.6±12.7
124.4±12.1
12.3.7±9.2
Diastolischebloeddruk (mm Hg)
79.3±9.7
78.1±9.8
73.2±6.3
HDL (mg/dl)
56.1±23.4
51.7±15.5
51.8±15.3
Triglycerides (mg/dl)
136.0±73.6
130.8±79.3
115.3±65.5
Glucose (mg/dl)
88.4±13.6
84.0±10.9
88.2±13.1
Totale score
51.4±15.2a,c
37.0±9.2a
35.0±9.7c
Positievesymptomen
8.5±4.2
7.4±2.8
8.5±3.9
PECC
a,c
a
7.2±2.5c
Negatieve symptomen
13.6±4.6
8.3±3.2
Depressieve symptomen
12.6±5.2a,c
8.3±2.8a
7.2±2.5c
Opwinding
8.0±3.5
6.7±3.0
6.4±3.1
Cognitieve symptomen
8.7±4.7
6.3±2.7
5.2±2.8
Extrapyramidale neveneffects
6.4±2.1a,c
4.8±1.4a
4.1±1.1c
Gegevens worden uitgedrukt als gemiddelde ± standaarddeviatie of aantal (percentage), Fisher exact test (geslacht) of ANOVA met post hoc Sheffé test (p<0.01): a= inactieve versus minimaalactieve, b= inactieve versus HEPA, c= minimaalactieve versus HEPA, HEPA= health enhancing physically active, IPAQ= international physical activity questionnaire, HEPA= health enhancing physically active, BMI= body mass index, eq= equivalent, FBA=flamingo balans, PLT= plate tapping, SAR= sit-and-reach, SBJ=standing broad jump, HGR= handgrijpkracht, SUP=sit-ups, SHR=shuttle run, FEV1= expiratoirsecondevolume,FVC= geforceerdeexpiratoirevitalecapaciteit,HDL= high density lipoproteins, PECC= psychosis evaluation tool for common use by caregivers.
c. Metabool syndroom (MetS) Een andere indeling die gehanteerd wordt, is die van de patiënten die geclassificeerd kunnen worden als patiënten met het MetS en zonder het MetS. De verdeling van de resultaten aan de hand van deze indeling wordt weergegeven in tabel 3. De verdeling van mannen en vrouwen over de MetS- en niet- MetS-groepen zijn aan het toeval te wijten, alsook het verschil in gemiddelde leeftijd. Het verschil in BMI tussen de MetS (29,8kg/m²) en niet MetS (24,4kg/m²) is hoog significant (p<0,001). Het aantal sigaretten dat de patiënten gemiddeld per dag roken, het dagelijks dosisequivalent chloorpromazine en het expiratoir secondevolume zijn niet significant verschillend. Het verschil in geforceerde expiratoire vitale capaciteit werd net significant bevonden. Wat betreft de Eurofit-testbatterij werd op vier onderdelen een significant verschil ge-
psychiatrie & verpleging | 2012-02
77
Jan Bert Willems, Davy Vancampfort, Marc De Hert
vonden tussen de MetS- en de niet-MetS-groep. De niet -MetS groep scoorde significant beter op de FBA, SBJ, SUP enSHR (p<0.01 ANOVA met post hoc Scheffé test). Uit de gegevens van de IPAQ blijkt dat er een significant hoger verbruik van calorieën in de niet-MetS-groep is. Tabel 3. Verschillen in demografische gegevens en fysieke fitness en fysieke activiteit variabelen met en zonder het metabool syndroom Variabelen
GeenMetS groep (n=52)
MetS groep (n =28)
Geslacht Man (%) Vrouw (%)
37 (71.1%) 14 (28.9%)
18 (64.3%) 11 (35.7%)
Leeftijd (jaar)
36.0±10.6
38.2±2.8
P 0.89
0.36
BMI (kg/m²)
24.4±3.4
29.8±6.2
<0.001*
Roken (sig/dag)
13.1±14.5
17.9±15.0
0.17
Chlorpromazine eq (mg/day) FEV1 (liter) FVC (liter)
612.4±333.8 3.2±0.9 3.9±1.0
828.5±492.0 2.6±0.9 3.2±1.1
0.048 0.14 0.002*
13.7±9.7
21.4±9.8
0.001*
Eurofit 78
FBA (n/30sec) PLT (sec)
14.4±4.2
16.8±4.0
0.012
SAR (cm)
20.9±10.0
14.3±11.4
0.013
SBJ (cm)
160.4±44.8
123.2±36.1
<0.001*
HGR (kg)
44.4±12.8
41.4±13.0
0.32
SUP (aantal/30sec)
14.4±6.0
8.3±7.1
<0.001*
SHR (sec)
24.7±4.4
29.3±7.2
0.001*
Totaalminuten
391.4±319.7
207.2±243.3
0.005
Totaal MET
1604.3±1307.7
709.3±675.3
<0.001*
IPAQ
Waarden worden uitgedrukt in gemiddelde ± standard deviatie of zoals aangegeven, MetS= metabool syndroom, BMI= body mass index, FEV1= expiratoir secondevolume,FVC= geforceerde expiratoire vitale capaciteit, FBA=flamingo balance, PLT= plate tapping, SAR= sit-and-reach, SBJ=standing broad jump, HGR= handgrip strength, SUP=sit-ups, SHR=shuttle run, IPAQ= international physical activity questionnaire, MET= metabool equivalent, *significant na Fisher exact test (Geslacht) of ongepaarde t-tests met Bonferoni correctie (p<0.003).
d. Verbanden tussen fysieke fitheid en fysieke activiteit Er is een matig positief verband tussen het totaal aantal minuten wandelen volgens de IPAQ en de explosieve- en rompkracht. Verder is er een negatief verband met evenwicht, snelheid van de ledematen en loopsnelheid. Het volgens de IPAQ berekende metabool equivalent van FA verhoudt zich positief met explosieve- en rompkracht en negatief met evenwicht en snelheid van de ledematen. Verder blijkt uit tabel
psychiatrie & verpleging | 2012-02
psychiatrie & verpleging | 2012-02
-0.32* -0.23 -0.33** -0.24 -0.13 0.33** 0.25* 0.18 0.33** 0.38** 0.13 -0.34* -0.37** -0.06 -0.26 / / / / / / / /
Leeftijd BMI SIG Chlor EPS totaal min° wandelen min° gematigd min° Zwaar min° MET° POS NEG DEPR EXITE COGN FEV1 FVC FBA PLT SAR SBJ HGF SHR
-0.34* -0.17 -0.25* -0.25 -0.17 0.31** 0.29* 0.14 0.26* 0.36** 0.14 -0.35* -0.36* -0.17 -0.28 0.84** / / / / / / /
FVC 0.36* 0.60** 0.28* 0.38** 0.44** -0.46** -0.29* -0.32** -0.35** -0.48** -0.09 0.32* 0.21 0.26 0.46** -0.36** -0.42** / / / / / /
FBA 0.07 0.21 0.34* 0.35* 0.31* -0.50** -0.57** -0.33** -0.39** -0.52** 0.005 0.43** 0.32* 0.14 0.42** -0.57** -0.54** 0.58** / / / / /
PLT
SBJ -0.31* -0.46* -0.32** -0.30* -0.19 0.45** 0.37** 0.19 0.39** 0.49** 0.20 -0.33* -0.35* -0.10 -0.29 0.73** 0.68** -0.58** -0.62** 0.27* / / /
SAR -0.21 -0.36* -0.14 -0.44** -0.20 0.33** 0.25* 0.17 0.23* 0.32** 0.05 -0.27 -0.06 -0.10 -0.29 0.11 0.14 -0.40** -0.37** / / / /
-0.28* 0.12 -0.10 -0.08 -0.10 0.21 0.11 0.13 0.24* 0.28** 0.31* -0.20 -0.28* -0.06 -0.10 0.59** 0.60** -0.23* -0.30** 0.05 0.58** / /
HGR 0.36* 0.81** 0.28** 0.35* 0.13 -0.41** -0.25** -0.25* -0.63** -0.43** -0.15 0.36* 0.35* 0.03 0.27 -0.63** -0.54** 0.53** 0.67** -0.29** -0.80** -0.39** /
SHR -0.28* -0.67** -0.38** -0.36** -0.17 0.49** 0.31** 0.35** 0.36** 0.52** 0.19 -0.35* -0.33* 0.009 -0.29 0.64** 0.58** -0.63** -0.69** 0.37** 0.75** 0.31** -0.76**
SUP
*p<0.01, **p<0.001, °afgeleid van de International Physical Activity Questionnaire; FEV1= expiratoirsecondevolume,FVC= geforceerdeexpiratoirevitalecapaciteit,FBA=flamingo balance, PLT= plate tapping, SAR= sit-and-reach, SBJ=standing broad jump, HGR= handgrijpkracht, SUP=sit-ups, SHR=shuttle run, BMI= body mass index, Chlor= chlorpromazine equivalent, EPS=extrapyr amidaleneveneffecten, MET=metabool Equivalent, POS=positievesymptomen, NEG= negatievesymptomen, DEPR=depressievesymptomen, EXITE=excitement, COGN=cognitievesymptomen, IPAQ=international physical activity questionnaire.
FEV1
Variables
Tabel 4. Associaties tussen fysieke fitheid, fysieke activiteit en patienten karakteristieken bij patiënten met schizofrenie
Fysieke fitheid bij patiënten met schizofrenie, aanbevelingen voor verpleegkundigen
79
Jan Bert Willems, Davy Vancampfort, Marc De Hert
4 een verband te zijn tussen een hoger BMI en een slechter evenwicht, minder explosieve- en rompkracht en een tragere loopsnelheid. Er is een matig negatief verband tussen een hoger dagelijkse dosisequivalent chlorpromazine en het aantal sit-ups dat een patiënt gemiddeld kon uitvoeren. Hoe meer extrapiramidale symptomen (EPS) een patiënt heeft, hoe slechter deze gemiddeld scoort op de evenwichtsoefening. Naarmate patiënten meer cognitieve symptomen van schizofrenie ervaarden, hadden zij gemiddeld meer moeite met evenwicht en snelheid van de ledematen. Het expiratoir secondevolume vertoont een sterk verband met de geforceerde expiratoire vitale capaciteit, maar verder ook met explosieve-, romp- en handgrijpkracht. Het verhoudt zich negatief met loopsnelheid en snelheid van de ledematen. Dezelfde resultaten worden gevonden voor de geforceerde expiratoire vitale capaciteit, met uitzondering dat in deze nog een zwak negatief verband met evenwicht gevonden wordt.
Fysieke activiteit blijkt een beschermende factor te zijn.
discussie a. Algemene bespreking 80
Uit dit onderzoek blijkt dat patiënten die volgens de IPAQ minder actief zijn, meer kans hebben op een hoger BMI, gemiddeld meer roken en over het algemeen slechter scoren op de Eurofit-testbatterij (handgrijpkracht uitgesloten). De respondenten in dit onderzoek die volgens de IPAQ een gezondheidsbevorderende fysieke activiteit (HEPA) onderhouden, hebben geen MetS en rapporteerden minder extrapiramidale neveneffecten alsook minder negatieve- en depressieve symptomen volgens PECC. Patiënten die minder goed scoren op de Eurofit hebben gemiddeld een hoger BMI, een lager expiratoir secondevolume en een lager gemiddeld metabool equivalent FA volgens de IPAQ. Er werd geopteerd om wat de medicatie betreft te werken met dagelijks dosisequivalent chlorpromazine. Dit verhindert uitspraken te doen over welke stoffen meer risico op het ontwikkelen van MetS hebben en welke minder. Wel is duidelijk aangetoond dat er in de MetS-groep een significant hoger dagelijks dosisequivalent chlorpromazine voorgeschreven was dan bij de niet-MetS-groep. Deze bevinding bevestigt wat eerdere studies reeds aanhaalden (De Hert e.a., 2006).
b. Richtlijnen voor verpleegkundigen Het probleem van MetS en de gevolgen voor patiënten werd in meerdere studies aangetoond (De Hert e.a., 2009). Ook het feit dat FA een beschermende factor kan zijn in het preventief omgaan met Mets bij patiënten die behandeld worden met antipsychotica is reeds meermaals gerapporteerd (Vancampfort e.a., 2010). Verpleegkundigen dienen dus een zicht te hebben op FA van patiënten, liefst nog voor medicamenteuze behandeling gestart wordt. Eens er antipsychotica worden voorgeschreven, is het de taak van de verpleegkundige de patiënt voor te lichten over de mogelijke metabole- en andere nevenwerkingen van deze producten (De Greef e.a., 2008). Er dient een cardio- metabool risicoprofiel bepaald te worden bij aanvang van behandeling.
psychiatrie & verpleging | 2012-02
Fysieke fitheid bij patiënten met schizofrenie, aanbevelingen voor verpleegkundigen
Er dienen relevante parametersdie opgevolgd dienen te worden vastgelegd te worden. De voorschrijver dient rekening te houden met het metabool risicoprofiel van het gebruikte antipsychoticum en stelt dieet en levensstijl interventies voor (De Hert e.a., 2009). Verpleegkundigen vertalen deze aanbevelingen in de dagelijkse behandeling en observaties van de patiënt. Minimale monitoring bestaat uit het wegen van de patiënt bij aanvang van behandeling, de eerste drie maanden maandelijks en vanaf dan om de drie maanden. Bloeddruk, nuchtere glucose en lipidewaarde in het bloed dienen bij aanvang van behandeling, na drie maanden en vanaf dan op jaarlijkse basis opgevolgd te worden (Beebe, 2008). Het is de taak van de verpleegkundige om de evolutie van deze parameters te interpreteren en voor te leggen op het teamoverleg. Wanneer bij een patiënt risicofactoren optreden, dient er intensiever aandacht besteed te worden aan dieet, rookstop en een verhoging van fysieke activiteit, anderzijds moet veranderen van antipsychoticum overwogen worden (De Hert e.a.,2009). De redenen waarom patiënten weinig gemotiveerd zijn aan sport te doen, zijn veelzijdig (Johnstone e.a., 2009). Een correlatie tussen negatieve symptomen en FA werd ook gevonden door Vancampforte.a.(2010). Daarbij vond deze nog een positief verband tussen kennis over risicofactoren voor cardiovasculaire ziektes, geloven in de voordelen van FA, motivatie, een goede zelfperceptie en verbeterde kwaliteit van leven (Vancampfort e.a., 2011). Patiënten in dit onderzoek die als meer actief werden ingedeeld volgens IPAQ vertoonden minder EPS, negatieve- en depressieve symptomen. Verpleegkundigen dienen deze gegevens te implementeren wanneer zij patiënten voorlichten over hun ziektebeeld, medicatiegebruik en activiteitenpatroon (Beebe, 2008; Weber, 2010).Het veranderen van bewegings- en eetpatronen van patiënten met een psychiatrische stoornis zijn langdurige en intensieve interventies (De Greef e.a.,2008). Deze dienen dan ook goed gepland, uitgevoerd en opgevolgd te worden. Een mogelijk model dat hiervoor gehanteerd kan worden, is het veranderingsmodel van Prochaska en DiClemente (1983) zoals uitgewerkt werd in Vancampfort e.a.(2009b). Dit model stelt alle leden van het multidisciplinaire team in staat de patiënt te begeleiden naar een gewenst doel, in deze een gezonder leefpatroon. Alle patiënten met een psychotische stoornis die behandeld worden met een antipsychoticum dienen gescreend te worden. Deze screening bestaat uit: een fysiek onderzoek, ECG (elektro-cardiogram), nuchtere bloednames en een orale glucosetolerantie-
psychiatrie & verpleging | 2012-02
81
Jan Bert Willems, Davy Vancampfort, Marc De Hert
test (De Greef e.a., 2008). Met deze gegevens kan bepaald worden of een patiënt lijdt aan diabetes (zie American Diabetes Association) en/of aan MetS (zie International Diabetes Federation). Assessment en monitoring van deze parameters zijn onontbeerlijk in preventie en interventie bij het gebruik van antipsychotica. Fysieke activiteit blijkt een beschermende factor te zijn. Verpleegkundigen kunnen gebruik maken van hun therapeutische band met de patiënt om zicht te krijgen op en hen aan te zetten tot FA. Bovendien zijn het verpleegkundigen die de screening naar MetS dienen uit te voeren, dit biedt hen de kans hieromtrent een gesprek aan te gaan met de patiënt (De Greef e.a., 2008). Hoewel dit niet onderzocht werd in deze studie, dient er naast het bevorderen van een actieve levensstijl ook aandacht te gaan naar een gezond eetpatroon. Gezien patiënten met schizofrenie gemiddeld meer calorieën en vetten opnemen dient hierover gewaakt te worden (Strassnig e.a., 2007). Ook hier kan een verpleegkundige in samenwerking met een diëtiste de continuïteit van zorg bewaken door preventief te werken. De Greef e.a. (2008) benoemt de domeinen waarop verpleegkundigen hun interventies naar somatische ziekten bij patiënten met schizofrenie moeten richten als volgt: preventie, screening, ondersteuning en begeleiding. Verpleegkundigen dienen deze opdrachten in samenwerking met de andere disciplines te vertalen naar de realiteit op de eigen afdeling, om zo de kwaliteit van zorg te verbeteren.
c. Beperkingen 82
Er werd gewerkt met een steekproef van 80 patiënten. Dit beïnvloedt de power van het onderzoek naar veralgemening toe. Zo zijn enkele trends merkbaar maar niet statistisch significant bevonden, wat mogelijk hieraan te wijten is. Het betreft een cross-sectioneel onderzoek. Wat toelaat de fenomenen te beschrijven op het moment van de meting. Hierbij schuilt het gevaar voor vertekening. Immers persoonlijke dagschommelingen van patiënten worden niet opgemerkt. Het is mogelijk dat door negatieve symptomen en een depressieve stemming patiënten minder gemotiveerd waren om goed te scoren op de tests. Ook de resultaten van de IPAQ vragenlijst zijn mogelijk beïnvloed door de stemming en symptomatologie van de patiënt op het moment van het onderzoek. Dit kan in de toekomst voorkomen worden door een longitudinaal onderzoeksdesign. Zo kunnen ook evoluties tussen de onderzochte variabelen geanalyseerd worden. In verder onderzoek dient de voorkeur uit te gaan naar een longitudinale onderzoeksmethode. Het onderzoek vond voornamelijk plaats in het U.P.C Kortenberg. Dit beperkt de veralgemeenbaarheid van de resultaten. Er werden hiervoor wel inspanningen geleverd, door het psychosociaal centrum Elsene uit te nodigen tot deelname. Verder is de Eurofit-testbatterij niet gevalideerd om de fysieke fitheid van patiënten met schizofrenie te meten. De keuze voor dit meetinstrument valt te verdedigen aangezien het reeds gevalideerd is voor patiënten met COPD, een chronische longaandoening. De IPAQvragenlijst geeft een subjectief beeld op de FA van de patiënt. Ten slotte beschikt deze studie niet over een controle groep, die toelaat de resultaten van de patiënten met schizofrenie te kaderen naar de algemene populatie. Een vergelijkende studie van deze aard zou duidelijker de invloed van het ziektebeeld naar voren kunnen brengen. Dat is in deze studie echter niet het opzet geweest. Niet alle patiënten die deelnamen aan het onderzoek vervolledigden alle onderdelen
psychiatrie & verpleging | 2012-02
Fysieke fitheid bij patiënten met schizofrenie, aanbevelingen voor verpleegkundigen
van de Eurofit-testbatterij. En ook niet alle patiënten die in aanmerking kwamen, namen deel. Dat kan een mogelijke vertekening van de resultaten inhouden. Zo is het niet onwaarschijnlijk dat voornamelijk patiënten die kampen met overgewicht of last hebben van EPS, negatieve- of depressieve symptomen uit de steekproef ontbreken. Net deze patiënten hebben het meest baat bij goede screening en opvolging van fysieke fitheid en MetS. Er dient onderzoek gedaan te worden naar de manier waarop de patiënten erin slagen een gezonde levensstijl te onderhouden. In dit onderzoek maakt de HEPA-groep 15% uit van de steekproef. Zij zouden aangemoedigd kunnen worden om een rol als ervaringsdeskundige op te nemen om samen met de verpleegkundigen en de fysiotherapeuten het deelnemen aan sport- en bewegingsactiviteiten te promoten.
conclusie De gevonden verminderde fysieke activiteit bij het merendeel van de onderzochte patiënten is geassocieerd met een verhoogd lichaamsgewicht en een intensievere medicamenteuze behandeling. Het ontwikkelen van metabole aandoeningen kan een mogelijk gevolg zijn. Het onderhouden van een gezonde levensstijl wat betreft voeding en beweging vermindert de kans op het ontwikkelen van dit somatisch ziektebeeld. Het is de taak van psychiatrische verpleegkundigen patiënten hierbij preventief op te treden, patiënten grondig te monitoren en de nodige ondersteuning en begeleiding te bieden doorheen hun behandeling. Gezien het psychiatrische ziektebeeld dienen verpleegkundigen hun interventies consequent en doordacht te plannen en uit te voeren. Het onderhouden of aanpassen van gedragingen in deze populatie is immers een intensieve en langdurige interventie die multidisciplinair ondersteund dient te worden. Het is de taak van de verpleegkundige om in het multidisciplinaire team de vertegenwoordiger van de patiënt te zijn en optimale, holistische zorg te garanderen.
Jan Bert Willem is projectmedewerker AMF project blended learning in de master verpleegkunde en vroedkunde aan de K.U. Leuven. Marc De Hert is psychiater, lid van de onderzoeksgroep psychiatrie aan de K.U. Leuven en deeltijds hoofddocent aan de faculteit geneeskunde van de K.U. Leuven. Davy Vancampfort is lid van de onderzoeksgroep Adapted Physical Activity en Psychomotorische Revalidatie aan de K.U. Leuven.
psychiatrie & verpleging | 2012-02
83
Jan Bert Willems, Davy Vancampfort, Marc De Hert
literatuur ALBERTI, K.G.M.M., ZIMMET, P., SHAW, J. Metabolic syndrome –a new World-wide definition. A consensus statement from the International diabetes federation. Diabetis Medicine, 2006, JG. 23/5. pp. 469-480. AMERICAN PSYCHIATRIC ASSOCIATION. (2000). Diagnostical and Statistical Manual of Mental Disorders. 4 ed. American Psychiatric Association. BEEBE, L.H. Obesity in Schizophrenia: Screening, Monitoring and Health Promotion. Perspectives in Psychiatric Care, 2008, JG.44/1. pp. 25-31. COLTON, C.W., MANDERSCHEID, R.W. (). Congruencies in increased mortality rates, years of potential life lost, and causes of death among public mental health clients in eight states. Preventing Chronic Disease, 2006, JG.3/2. pp. 1-14. CRAIG, C.L., MARSHALL, A.L., SJOSTROM, M., BAUMAN, A.E., BOOTH, M.L., AINSWORTH, B.E., PRATT, M., EKELUND, U., YNGVE, A., SALLIS, J.F., OJA, P. 2003. International physical activity questionnaire: 12-country reliability and validity. Med. Sci. Sports Exerc., 2003, JG.35. pp. 1381-1395. DE HERT, M., BUSSEL, J., LINDSTRÖM, E., ABRAHAMS, F., FRANSEN, C., PEUSKENS, J. (1998). PECC, Psychosis Evaluation tool for Common use by Caregivers. EPO: Antwerpen. DE HERT, M., DEKKER, J.M., WOOD, D., KAHL, K.G., HOLT, R.I.G., MÖLLER, H.-J. Cardiovascular disease and diabetes in people with severe mental illness position statement from the European Psychiatric Association (EPA), supported by the European Association for the Study of Diabetes (EASD) and the European Society of Cariology (ESC). European Psychiatry, 2009, JG.24. pp. 412-424. DE HERT, M., SIMON, V., VIDOVIC, D., FRANIC, T., WAMPERS, M., PEUSKENS, J., VAN WINKEL, R. Evaluation of the association between insight and symptoms in a large sample of patients with schizophrenia. European Psychiatry, 2009, JG.24. pp. 507-512. DE HERT, M., VAN EYCK, D., HANSSENS, L., PEUSKENS, H., THYS, E., WAMPERS, M., SCHEEN, A., PEUSKENS, J. Oral glucose tolerance tests in treated patients with schizophrenia. Data to support an adaptation of the proposed guidelines for monitoring of patients on second generation antipsychotics? Eur. Psychiatry, 2006, JG.21. pp. 224-226.
84
DE HERT, M., VANCAMPFORT, D., CORRELL, C.U., MERCKEN, V., PEUSKENS, J., SWEERS, K., VAN WINKEL, R., MITCHELL, A.J. Guidelines for screening and monitoring of cardiometabolic risk in schizophrenia: a systematic evaluation. The British Journal of Psychiatry, 2011, 199(2). pp. 99-105. DE GREEF, A., SWEERS, K., WAMPERS, M., VAN EYCK, D., HUBLOUE, Y., DE HERT, M. Monitoring van fysieke gezondheid bij mensen met schizofrenie: de rol van psychiatrisch verpleegkundigen. Psychiatrie & Verpleging, 2009 JG.4/8. pp. 238-249. DONNELLY, J.E., BLAIR, S.N., JAKICIC, J.M., MANORE, M.M., RANKIN, J.W., SMITH, B.K. American College of Sports Medicine Position Stand. Appropriate physical activity intervention strategies for weight loss and prevention of weight regain for adults. Med Sci Sports Exerc, 2009, JG.41. pp. 459-471. FAULKNER, G., COHN, T., REMINGTON, G. Validation of a physical activity assessment tool for individuals with schizophrenia. Schizophr. Res., 2006, JG.82. pp. 225-231. GARDNER, D.M., MURPHY, A.L., O’DONNELL, H., CENTORRINO, F., BALDESSARINI, R.J. International consensus study of antipsychotic dosing. Am J Psychiatry, 2010, JG.167/6. pp. 686-93. GORCZYNSKI, P., FAULKNER, G. Exercise therapy for schizophrenia. Schizophr Bull, 2010, JG. 36. pp. 665-666. HEALD, A., MONTEJO, A.L., MILLAR, H., DE HERT, M., MCCRAE, J., CORRELL, C. Management of physical health in patients with schizophrenia: practical recommendations. European Psychiatry, 2010, JG.25. pp. S41-S45. JOHNSTONE, R., KATH, N., DONAGHY, M., LAWRIE, S. Barriers to uptake of physical activity in communitybased patients with schizophrenia. Journal of Mental Health, 2009, JG.18/6. pp. 523-532. LAMBERT, T.J., NEWCOMER, J.W. Are the cardiometabolic implications of schizophrenia still neglected? Barriers to care. MJA, 2009, JG.190/4. pp. S39-S42. MARDER, S.T., ESSOCK, S.M., MILLER, A.L., BUCHANAN, R.W., CASEY, D.E., DAVIS, J.M. Physical health monitoring of patients with schizophrenia. Am J Psychiatry, 2004, JG.161/8. pp. 1334-1349. OJA, P., TUXWORTH, B. (1995). Eurofit for Adults. Assessment of health-related fitness. Strasbourg: Council of Europe-UKK Institute, Tampere. PROCHASKA, J.O., DICLEMENTE, C.C. Stages and processes of self-change of smoking: toward and integrative model of change. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 1983,JG.51/3.pp. 390-395. STRASSNIG, M., MIEWALD, J, KESHAVAN, M., GANGULI, R. Weight gain in newly diagnosed first-episode psychosis patients and healthy comparisons: one year analysis. Schizophr. Res., 2007, JG. 93/1-3. pp. 90-98. SURWILLO, W. Experimental design in psychiatry. Research methods for clinical practice. New York: Grune and Stratton, 1980.
psychiatrie & verpleging | 2012-02
Fysieke fitheid bij patiënten met schizofrenie, aanbevelingen voor verpleegkundigen
VANWINKEL, R., DE HERT, M., VAN EYCK, D., HANSSENS, L., WAMPERS, M., SCHEEN, A., PEUSKENS, J. Screening for diabetes and other metabolic abnormalities in patients with schizophrenia and schizoaffective disorder: evaluation of incidence and screening methods. J. Clin. Psychiatry, 2006, JG.67. pp. 1493-1500. VANCAMPFORT, D., KNAPEN, J., RUTTEN, L., AERTS, L., DE SCHEPPER, E., PROBST, M. (2009a). Motiveren tot bewegen binnen de psychomotorische therapie. In: Simons J. (Eds.), Actuele themata uit de psychomotorische therapie. Leuven, Acco. pp. 11-40. VANCAMPFORT, D., KNAPEN, J., DE HERT, M., VAN WINKEL, R., DECKX, S., MAURISSEN, K., PEUSKENS, J., SIMONS, J., PROBST, M. Cardiometabolic effects of physical activity interventions for people with schizophrenia. Physical Therapy Reviews, 2009b, JG.14/6. pp. 388-398. VANCAMPFORT, D., KNAPEN, J., PROBST, M., VAN WINKEL, R., DECKX, S., MAURISSEN, K., PEUSKENS, J., DE HERT, M. Considering a frame of reference for physical activity research related to the cardiometabolicriskprofile in schizophrenia. Psychiatry Research, 2010,JG.177/3. pp. 271-279. VANCAMPFORT, D., KNAPEN, J., PROBST, M., SCHEEWE, T., REMANS, S., DE HERT, M. A systematic review of correlates of physical activity in patients with schizophrenia. ActaPsychiatr Scand. 2011. doi: 10.1111/j.1600-0447.2011.01814.x. WEBER, M. The importance of exercise for individuals with chronic mental illness. Journal of psychosocial nursing, 2010, JG.48/10. pp. 35-40.
85
psychiatrie & verpleging | 2012-02