Functiebeschrijving Buurtwerker
Graad: consulent B1-B3
Versie 2: 12_03_2014
1
Plaats in de organisatie
stadssecretaris
directeur Sociale zaken
afdelingshoofd Samenleven en diversiteit
coördinator buurtwerk
buurtwerker
Je rapporteert als buurtwerker rechtstreeks aan de coördinator buurtwerk binnen de afdeling samenleven en diversiteit. Je werkt nauw samen met de andere buurtwerkers binnen het team buurtwerk (ongeveer 6 VTE). Je stemt af met interne stadsdiensten (jeugd en studenten, gebiedsgerichte werking, cultuur, sport, gemeenschapswachten gem …) en met externe en lokale organisaties en partners.
Doel van de functie Het team stedelijk buurtwerk van de directie sociale zaken is actief in vier van de zes Leuvense zogenaamde aandachtswijken.. Dit zijn wijken met een geconcentreerde bewoning ning door (kans)arme Leuvenaars: Wilsele-dorp, dorp, Het Broek (Kessel-Lo), (Kessel de Mannenstraat en Sint-Maartensdal Maartensdal (Leuven(Leuven centrum). In deze wijken is er een buurtcentrum met een ontmoetingsruimte te en een vrijwilligerswerking. Daarnaast worden vanuit het stedenfonds twee privé-buurtwerkingen buurtwerkingen gesubsidieerd:: Casablanca (Kessel-Lo) (Kessel en Ridderbuurt (Leuven-centrum). In een aantal buurten is er binnen de buurtwerking een specifieke werking naar kinderen en jongeren. Het doel van deze werkingen is kinderen en jongeren van jongs af extra kansen te geven door een warme speelplek te beiden, waar ze kunnen groeien en leren. De buurtgerichte kinderkinder en jongerenwerkingen (=BKJ) omvatten o.a. kinderanimatie, huiswerkbegeleiding, huiswerkbegeleiding, speelpleinwerkingen, projecten, weekendactiviteiten … Buurtwerkingen werken aan leefbaarheid in de breedste zin van het woord en aan maatschappelijke participatie van alle buurtbewoners, ners, met bijzondere bijzonder aandacht voor kwetsbare groepen. De buurtwerkers creëren vanuit het buurtcentrum een aanbod van laagdrempelige ontmoeting, buurtactiviteiten, bewegings- en vrijetijdsaanbod, informatieverstrekking, vorming, doorverwijzing en beperkte hulpverlening op de nulde en eerste lijn.
2
Als buurtwerker werk je dagelijks aan een leefbare buurt in de aan jouw toegewezen aandachtswijk. Samen met de buurtwerkingen van Leuven streef je naar het structureel verbeteren van de sociale cohesie en leefbaarheid in de aandachtswijken. Je concretiseert de buurtwerking in jouw wijk en biedt een kwaliteitsvol aanbod aan. Je werkt kansenbevorderend voor de buurtbewoners in je eigen werking en door beleids- en actienetwerken met de partners in de wijk, met het OCMW, de gemeenschapswachten en de sociale huisvestingsmaatschappij, en met de sectorale of categoriale diensten van integratie, welzijnszorg, veiligheid, hulpverlening, onderwijs, senioren, jeugd en vrije tijd. Elke buurtwerking draait op een groep vrijwilligers: zij houden de ontmoetingsruimte open, geven advies aan afvalhokken, plannen activiteiten … Je coördineert de vrijwilligerswerking in je eigen buurtwerking. Je vervult de verplichtingen in je buurtwerking in het kader van de privaatrechtelijke btw-plichtige vzw Buren voor Wijken. Daarnaast geef je op basis van je ervaringen en expertise input voor het beleid op vlak van aanpak van sociale grondrechten van kansengroepen en kansarmoede. Afhankelijk van de buurt waar je ingezet wordt, werk je met volwassenen, kinderen, jongeren of een combinatie ervan.
Resultaatsgebieden 1. Je bent verantwoordelijk voor de kwaliteit, de continuïteit en de inhoud van de buurtwerking in de aan jou toegewezen aandachtswijk. Samen met de vrijwilligers zorg je voor een integrale buurtwerking. Je begeleidt en coacht de vrijwilligers.
Voorbeelden van activiteiten • • • • • • •
• •
Je beschouwt multiculturaliteit als een kans; Je coördineert en verzorgt de buurtwerking (zowel week, avond- als weekendwerk); Je werkt samen met de bezoekers een uitdagend, gevarieerd cultuur- en animatieaanbod uit; Je organiseert regelmatig vorming op maat van de bezoekers (eventueel met een derde partner); Je bent verantwoordelijk voor de pedagogische en kansenbevorderende kwaliteit van de werking, met aandacht voor nest- en de webfunctie. Je geeft zo veel mogelijk verschillende bewoners een plek in het buurtcentrum. Je hebt extra aandacht voor de meest zwakke bewonersgroepen; Je betrekt en geeft de bewoners van je wijk en de vrijwilligers een stem bij zo veel mogelijk aspecten van de werking. Je zorgt dat ook minder mondigen kunnen participeren en je gebruikt hiervoor verschillende methodieken; Je werkt binnen stedelijke beleidsspeerpunten waar toepasselijk; Je rekruteert vrijwilligers en stagiairs, in de optiek dat vrijwilligerswerking zowel een middel als een doel is in het kader van je buurtwerking. Je werkt samen met je collega’s buurtwerkers rond de rekrutering, opleiding en waardering van vrijwilligers.
2. Je kent de in-and-outs van de eigen buurtwerking en bent verantwoordelijk voor de werking van je eigen buurtwerking op faciliterend en financieel vlak. Daarnaast communiceer je over je dienstverlening aan je wijkbewoners, de Leuvenaars, je eigen afdeling, andere diensten, partnerorganisaties en het stadsbestuur.
Voorbeelden van activiteiten •
Je zorgt voor de financiële opvolging van je werking binnen de vzw Buren voor Wijken, de btw-plichtige vzw die de stedelijke buurtwerkingen overkoepelt. Daarvoor
3
•
• • •
• • • •
volg je de regels zoals afgesproken op het team buurtwerk en/of opgelegd door de btw-plicht en het systeem van boekhouding; Je begroot en volgt de budgetten op binnen de stadsbegroting voor aankopen voor je eigen buurtwerking, dit op een zuinige manier, met inachtneming van de financiële procedures en de regels (wet op overheidsopdrachten …); Je gebruikt je gebouw als een goede huisvader en signaleert defecten, problemen … aan de directie data- en facilitair beheer; Je doet projectaanvragen, aanvragen bij fondsen voor participatie in vrije tijd of vakantieparticipatie en anderen voor je doelgroep; Je doet de kwaliteitszorg qua veiligheid bijvoorbeeld first aid kits, fluo vestjes voor kinderen, aandacht voor minder mobielen … Je signaleert extra noden en veiligheidsrisico’s voor de bezoekers en vrijwilligers aan de bevoegde instanties en pakt ze aan; Je bent verantwoordelijk voor de opvolging van hygiëne en de voedselveiligheid; Je maakt je dienstverlening proactief kenbaar aan de inwoners van je wijk; Je communiceert over je werking via nieuwsbrieven, buurtkrant, website, sociale media, flyers …; Je rapporteert over je taken en je koppelt informatie terug aan de coördinator buurtwerk.
3. Je bouwt een beleids- en actienetwerk uit met relevante actoren, zowel in als buiten de wijk. Op basis van de praktijk en je expertise geef je input en signalen voor het beleid. Je vertegenwoordigt je werking binnen en buiten de organisatie.
Voorbeelden van activiteiten •
• • • •
• •
• •
Je bent een spilfiguur voor de bewoners in de wijk, een vertrouwenspersoon, een brugfiguur. Je bent het aanspreekpunt voor buurtbewoners, stadsdiensten en externen wat betreft de bewoners van je wijk; Je stimuleert de kinderen, de ouders, de buurtbewoners en andere partners om deel te nemen aan activiteiten van andere diensten, partners of derden; Je kent en onderhoudt contacten met lokale verenigingen, bewonersgroepen en organisaties in het relevante actiegebied van je werking; Je kent alle vrijwilligers, het gebouw, de activiteiten en de organisatorische eigenheden van de werking; Je kent de andere partners actief in het buurtcentrum en de buurt, zoals wijkinspecteurs en gemeenschapswachten, buurtcomités en verenigingen, OCMW welzijnsbureaus, scholen, parochies …; Je werkt nauw samen met je collega’s buurtwerkers en dit zowel binnen je team als met de private buurtwerken; Je vertegenwoordigt het stedelijk buurtwerk op extern overleg rond allerlei thema’s zoals vrijetijdsparticipatie, hangjongeren, gezondheidszorg, buurtsport, jeugdwelzijn ... Je koppelt terug naar je collega’s en de coördinator buurtwerk; Je werkt mee aan de acties afgesproken binnen het lokaal sociaal beleid; Je volgt opleidingen en studiedagen in verband met de evoluties binnen je werkveld en implementeert deze in je werk.
4. Je werkt participatief met de buurtbewoners aan een leefbare buurt en aan een verhoogde maatschappelijke participatie van de bewoners van de wijk. Je vertaalt integraal kansarmoedebeleid naar je werking.
Voorbeelden van activiteiten •
Je hebt oog voor problemen in je wijk (zowel sociaal als fysiek). Je signaleert ze zo snel mogelijk en neemt initiatief tot oplossingen waar mogelijk;
4
• •
• •
•
Je bent vertrouwd met de demografische samenstelling van je wijk en met de uitdagingen van fysieke en sociale leefbaarheid in de wijk; Je trekt het tweemaandelijks wijkoverleg rond leefbaarheid met de wijkpolitie, gemeenschapswachten, het OCMW, de sociale huisvestingsmaatschappij en andere partners zoals wijkmanagers; Je werkt mee aan de doorstroming van kansarme ouders in de volwassenwerkingen. Je organiseert gezinsactiviteiten; Je werkt samen met andere diensten en overlegt met hen zodat ook zij rekening houden met (kans)arme bewoners, soms specifiek met kinderen, tieners en jongeren binnen hun beleid en hun dienstverlening (jeugd en studenten, opvoeding, groenaanleg en -onderhoud, cultuur …); Je draagt bij tot de ontwikkeling van een coherent, kwaliteitsvol en realistisch kansarmoedebeleid in Leuven door als team nieuwe ideeën, concepten en verbeteringen betreffende het beleid op korte en middellange termijn voor te stellen.
5
Competenties Waardegebonden competenties 1. Voortdurend verbeteren (niveau II) Voortdurend verbeteren van het eigen functioneren en van de werking van de entiteit, door de bereidheid om te leren en mee te groeien met veranderingen. Ontwikkelt zich binnen de eigen functie en werkt actief mee aan het verbeteren van de uitvoering van taken. • • • • •
Maakt zich vertrouwd met nieuwe materies die relevant zijn voor de eigen taak (bv. nieuwe regelgeving, informaticatoepassingen, werkmethoden …); Informeert zich over nieuwe ontwikkelingen met betrekking tot de eigen functie (leest vakliteratuur, neemt deel aan congressen …); Past nieuwe richtlijnen, kennis, informatie en inzichten toe in de praktijk; Gaat na of en hoe nieuwe tendensen en ontwikkelingen in de eigen functie ingezet kunnen worden; Zoekt actief naar mogelijkheden om de uitvoering van het takenpakket te verbeteren en werkt die mogelijkheden verder uit tot concrete voorstellen.
2. Klantgerichtheid (niveau II) Met het oog op het dienen van het algemeen belang, de legitieme behoeften van verschillende soorten (interne en externe) klanten onderkennen en er adequaat op reageren. Onderneemt acties om voor de klant de meest geschikte oplossing te bieden bij vragen en problemen die minder voor de hand liggen. • • • • • •
Past binnen de bestaande procedures en planning de dienstverlening of het product aan om de klant verder te helpen; Geeft de klant waar hij recht op heeft op de best mogelijke wijze; Levert, rekening houdend met bestaande procedures, sneller of meer dan afgesproken is aan de klant; Gaat expliciet na of de klant tevreden is met de aangeboden oplossing en dienstverlening; Probeert zelf een antwoord te geven op een vraag of klacht. Verwijst zo nodig door of zoekt hulp; Biedt een zo optimaal mogelijke oplossing voor de klant.
6
3. Samenwerken (niveau II) Met het oog op het algemeen belang een bijdrage leveren aan een gezamenlijk resultaat op het niveau van een team, entiteit of de organisatie, ook als dat niet onmiddellijk van persoonlijk belang is. Helpt anderen en pleegt overleg. • • • • •
Steunt de voorstellen van anderen en bouwt daarop voort om tot een gezamenlijk resultaat te komen; Stemt de eigen inbreng/prioriteiten/aanpak af op de behoeften van de groep; Houdt rekening met de gevoeligheden en met de verscheidenheid van mensen; Biedt hulp aan bij problemen, ook al valt de taak niet onder de eigen opdracht; Vraagt spontaan en proactief de mening van anderen.
4. Betrouwbaarheid (niveau III) Handelen vanuit de codes van integriteit, zorgvuldigheid, objectiviteit, gelijke behandeling, correctheid en transparantie uitgaande van de basisregels, sociale en ethische normen (diversiteit, milieuzorg …). Afspraken nakomen en zijn verantwoordelijkheid opnemen. Schept randvoorwaarden zodat de deontologische code in de praktijk gebracht kan worden. • • • •
Vertoont voorbeeldgedrag rond basisregels en afspraken, rond sociale en ethische normen en in het omgaan met diversiteit; Zorgt voor een transparante structuur (inrichting) van de entiteit; Zorgt ervoor dat iedereen in de organisatie of entiteit op de hoogte is van de verwachte normen voor gedrag (bijvoorbeeld: brengt het onderwerp regelmatig en systematisch ter sprake); Spreekt anderen aan als onethische handelingen worden gesteld, regels en afspraken niet worden nageleefd enz.
7
Graadgebonden competenties 1. Overtuigingskracht (niveau II) Instemming verkrijgen voor een mening, aanpak of visie door goed onderbouwde argumenten te gebruiken, door dialoog en overleg aan te gaan, door autoriteit (bevoegdheid en deskundigheid) gepast aan te wenden en door gepaste strategieën uit te bouwen. Overtuigt door inhoud én aanpak. • • • • •
Reageert adequaat en niet defensief op negatieve reacties of weerstand; Toont begrip voor meningen en standpunten van anderen; Enthousiasmeert anderen als hij zijn eigen voorstellen en ideeën verdedigt; Brengt zijn argumenten scherp onder woorden; Brengt een persoonlijke en genuanceerde argumentatie naar voren.
2. Schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid (niveau II) Een schrijfstijl hanteren die past bij de boodschap en de doelgroep. Structureert zijn boodschap en hanteert een gepast taalgebruik afhankelijk van de situatie of het publiek. • • • • •
Stelt eenduidig leesbare documenten op die beknopt en ter zake zijn; Levert teksten met een duidelijke structuur (zowel inhoudelijk als vormelijk, en de inhoud en vorm zijn op elkaar afgestemd); Gebruikt een stijl die aangepast is aan de situatie (zakelijk, onderhoudend, informatief …); Gebruikt een taal die aan het publiek aangepast is (bv. licht jargon toe, schrijft 'leesbare' teksten …); Houdt in taalgebruik en boodschap rekening met de behoeften en beperkingen van de verschillende doelgroepen.
8
3. Oordeelsvorming (niveau II) Meningen uiten en zicht hebben op de consequenties ervan, op basis van een afweging van relevante criteria. Neemt standpunten in en overziet de consequenties daarvan. • • • • •
Komt tot een gefundeerd oordeel, rekening houdend met consequenties; Betrekt mogelijke neveneffecten of consequenties van standpunten in zijn overwegingen; Motiveert en beargumenteert het eigen oordeel of de beslissing; Neemt bij problemen of situaties een persoonlijk standpunt in; Neemt standpunten in op basis van onvolledige maar voldoende informatie.
4. Organisatiesensitiviteit (niveau II) Invloed en gevolgen onderkennen van (eigen) beslissingen, voorstellen en acties op andere onderdelen van de organisatie. Toetst eigen besluiten, voorstellen en acties aan (de belangen van) andere entiteiten. • • • • •
Maakt gebruik van expertise in andere entiteiten; Schakelt een andere entiteit in bij het oplossen van problemen; Zorgt ervoor dat hij weet wie de belanghebbenden zijn en dat hij beslissingen en ontwikkelingen zorgvuldig communiceert aan hen; Creëert een draagvlak voor voorstellen door informatie te verschaffen; Betrekt andere entiteiten binnen de organisatie bij overleg en besluitvorming.
9
5. Beslissen (niveau II) Zich op onderbouwde wijze eenduidig uitspreken over welk standpunt wordt ingenomen of welke actie wordt ondernomen. Neemt beslissingen in situaties waarin het risico duidelijk in te schatten is. • • • • • •
Schat op correcte wijze in of hij over onvolledige maar voldoende informatie beschikt om een beslissing te onderbouwen; Neemt beslissingen waarvoor voldoende maar nog niet alle informatie aanwezig is; Neemt een beslissing als hij de gevolgen voldoende kan inschatten; Neemt berekende risico's (er is een zeker risico, en dat kan bepaald worden); Heeft een gegronde argumentatie voor het risico-element in de beslissing; Handhaaft genomen beslissingen bij weerstand en tegendruk.
6. Plannen (niveau II) Structuur aanbrengen in tijd, ruimte en prioriteit bij het aanpakken van taken of problemen. Plant eigen werk en dat van anderen effectief. • • • •
Brengt structuur aan in eigen werk en dat van anderen (bv. bepaalt werkterreinen, prioriteiten, termijnen); Houdt bij het inplannen van taken rekening met deadlines; Maakt goede werkschema’s en tijdsplanningen op (werkbaar, volledig, overzichtelijk); Geeft op een duidelijke en eenduidige manier aan welke de prioriteiten zijn.
10
Functiespecifieke competenties (niveau I tot en met III) 1. Computervaardigheden • • • •
Outlook: beheren van agenda, vergaderbeheer, taken: niveau II. Word: gevorderde kennis en toepassingen binnen het tekstverwerkingsprogramma zoals lay-outprincipes van Word, tekstcorrecties, sjablonen maken: niveau II. Excel: basiskennis en eenvoudige toepassingen binnen de excelomgeving; invoeren van gegevens, lay-out van het rekenblad gebruiken en afdrukbeheer: niveau I. Powerpoint: maken van een presentatie: niveau II.
2. Procedures en wetgeving • • •
Wet op het vrijwilligerswerk (wet van 3 juli 2005 en latere aanpassingen): basiskennis: niveau I. Overheidsfinanciën: basiskennis van interne stadsfinanciën (vastleggingen, bestelbons…) en overheidsopdrachten: niveau I. Basiskennis financieel beheer in de context van btw-plichtige vzw: niveau I.
3. Sectorspecifieke competenties • • • •
Basiskennis van flankerend onderwijsbeleid, taalbeleid …: niveau I. Basiskennis van theorieën van en beleid rond interculturele samenleving en uitdagingen in Vlaanderen: niveau I. Gevorderde kennis over buurtwerk en groepswerkmethodiek, in theorie van de maatschappelijke kwetsbaarheid, in processen van sociale uitsluiting, in (kans)armoede: niveau II. Je hebt gevorderde kennis van de psychologie van het kind, van orthopedagogische aspecten van spel en je kan ze toepassen naargelang de noden van de kinderen, jongeren ... zowel individueel als in groep: niveau II.
11