Copyrights: Pieterschrijft
Frits en zijn verhaal
Het was een mooi ei 1.
Het was een mooi ei. Rozig en glanzend lag het in de zon. Iedereen die langsliep bleef er even bij staan: verwonderd over zo’n prachtig ei bovenin een heg. Niemand zag er ooit een vogel bij. Bijzonder was dat iedereen het liet liggen.
Een foto in de plaatselijke krant maakte het ei bekend in heel de omgeving. Vogelaars uit alle hoeken van het land kwamen kijken, maar niemand wist van welke vogel zo’n mooi ei afkomstig was. En zo lag het daar week in week uit. Alleen. Op een mooie zomerse dag in juni van het jaar 2008 was het ei verdwenen. Er werd meteen een zoektocht op touw gezet naar de vogel die uit dat ei gekomen moest zijn. Niemand had gezien dat het ei op uitkomen
En hup: daar ging hij. Hij kwam gelukkig op zacht gras terecht en kroop snel weg onder de heg. Honger had hij. Maar wat at een vogel zoals hij? En waar moest hij te eten vinden? Het was tijd om op pad te gaan. Hij liep een grasveldje op, snoof aan het gras, en likte aan een madeliefje – wat had hij een lange tong! - maar dat deed het niet voor hem. Opeens rook hij iets waar het water hem van in de mond ging lopen. Hondenvoer! Heerlijk! Dat bij hondenvoer ook vrijwel altijd een hond in de buurt is, moest Frits duidelijk nog leren…
3.
Rennend voor zijn leven, op de vlucht voor een grote Labrador, kwam Frits bij een busje, waarvan een deur op een kier stond. Hij kroop er in en verstopte zich in een hoekje achter een bank. De hond bleef blaffend voor de deur staan
en Frits trilde na van angst. Hij hoorde een klap en een klik en de auto kwam in beweging. Waar zou hij belanden? De auto reed lang. Uren lang. En stopte. In een oogwenk was Frits uit de auto. Hij had niet alleen een lange tong, hij bleek ook razendsnel. Hij rende een groot bos in en zag overal ogen op hem gericht. Vogels, dassen, eekhoorns, uilen, spechten, vossen en noem maar op. Hij keek zijn ogen uit: zoveel verschillende dieren. Daar zou toch wel een soort bij zijn die op
stond en men was daar sowieso verbaasd over, want het leek niet bebroed te zijn. Gestolen was het
hem leek? Maar zelfs na twee dagen rondhuppen en dwalen had hij zijn soortgenoten nog niet
niet, want de schaal lag nog in de heg. Glanzend en rozig.
gevonden. Echt vriendelijk waren de bosbewoners ook niet voor hem: ze vonden die rare roze
2.
Frits was die ochtend bij het krieken van de dag uit zijn ei gekropen. Koud en bibberig keek hij om zich heen. Al zijn roodachtige haren zaten aan elkaar gekleefd en zijn lijfje voelde zo bloot.
Toen de zon begon te schijnen, droogde zijn velletje en durfde Frits wat beter om zich heen te kijken. Hij zat bovenop een groene heg. Wat deed hij daar? Hoe moest hij daar vanaf komen? Hij bleef nog even zitten. Lekker warm in het zonnetje, om moed te verzamelen voor de grote sprong.
vogel maar vreemd en joegen hem weg als hij te dicht bij ze in de buurt kwam. Frits kreeg honger. De blaadjes en wormpjes en besjes die hij vond, smaakten hem niet en hij ging weer op pad.
Echt vliegen lukte niet 4.
Hij zag zijn kans schoon toen hij een grote vuilniswagen over het bospad zag rijden. Hij sprintte erachteraan en probeerde zijn vleugels uit te slaan. Echt vliegen lukte niet, maar het rennen ging nog sneller met hulp van zijn
en zijn zelfkennis was al wel zo groot dat hij zich geen illusies maakte over vriendschappen met Albatrossen en Flamingo’s. Verdrietig ging hij in een hoekje van de kooi met kanarietjes zitten: die zouden hem geen kwaad doen. Hun eten lustte hij niet en ze zagen in hem geen concurrent. Maar de honger dreef hem uit zijn schuilplaats en Frits ging weer op pad.
5.
Wegschietend voor graaiende kinderhandjes die hem aanzagen voor een leuk speeltje, kroop Frits in een houten krat. Hierin lag wat fruit en oud brood en hij kon zijn honger weer
even stillen. Opeens werd het donker in het krat en Frits voelde dat hij werd opgetild. Even later ging het krat weer
vleugels en af en toe kwam hij een stukje omhoog. Net genoeg om achterop de wagen te springen. Frits ging een nieuw
open en werden er vijf zachte, pluizige, jonge
avontuur tegemoet. In de wagen was genoeg te eten voor hem en dat de wagen zo lang reed, vond Frits geen probleem.
stinkdiertjes bij hem in het krat gezet. Frits had
Hij keek zijn ogen uit naar het landschap dat aan hem voorbijtrok.
zich onder wat schillen verstopte en kwam
De wagen stopte bij een grote omheining en Frits hupte van de wagen af. Hij hoorde heldere kinderstemmetjes, gegrom, geroep, vogelgeluiden, eigenlijk alle geluiden die hij ook in het bos wel zo’n beetje had gehoord, maar het zag er heel anders uit. Zijn aandacht werd getrokken door een prachtige vogel: blauw met rood en geel. Schitterend! In het bos was hij op zijn vlucht bijna in een beek gevallen en had toen gezien dat hij rood was, met grote ogen en een grote gele snavel. Hij was erg blij met dat voorkomen en had het idee dat deze prachtige vogel wel eens familie van hem kon zijn.
pas weer tevoorschijn toen het deksel op het krat werd vastgemaakt. De bange stinkdiertjes reageerden zoals bange stinkdiertjes dat doen: ze gaven een lucht af die niet te harden was. Frits draaide zijn snavel naar een kier in het
De papegaai dacht daar anders over. Toen hij Frits stiekem de kooi zag binnenkomen, schrok hij zo, dat ie met zijn gekrijs
krat om nog wat frisse lucht te binnen te
heel het vogelhok op zijn grondvesten deed schudden. Frits slaakte op zijn beurt een ijselijke kreet en maakte dat ie
krijgen. Nee, ook met deze dieren ging hij
wegkwam. In het hok ernaast zag hij andere vogels, met grote gele snavels: Toekans. Maar ook hier maakte hij geen indruk
geen vrienden worden.
En een grote gele snavel
6.
Frits werd wakker van de klap die de kist maakte toen hij achter in een vrachtwagen werd gesmeten. Hij voelde de wagen in beweging komen en voelde hoeveel kouder het
hier was. De wagen stopte een paar keer en uiteindelijk werd ook de kist met Frits erin uitgeladen. Hij werd geopend, maar Frits had geleerd van zijn eerdere reizen en had zich goed verstopt. Hij was weer op een markt, maar nu rook het niet naar verschroeide aarde of kruiden. Wel kwamen er heerlijke etensluchten zijn neus
De reis duurde lang en toen hij voelde dat het krat weer vaste grond onder zich had, kwam er door zijn kier een warme, klamme lucht naar binnen, die rook naar verschroeide aarde, vis en kruiden. Het krat werd geopend en de persoon die in de kist keek, schrok: dit waren niet de hoenders die hij had besteld! Stinkdieren en een vreemde rozige vogel kon hij niet verkopen op de markt. Hij joeg ze weg: de markt over het dorp uit! De stinkdiertjes renden snel naar het eerste groepje bomen dat ze zagen en verstopten zich. Ook Frits spurtte zo snel hij kon weg, maar ging weer terug naar de markt, waar het zo lekker rook. Bij een kraam met prachtige gekleurde doeken verstopte hij zich. Hij viel niet op tussen de felle kleuren en kon op adem komen. Maar niet voor lang: twee grote mannen kwamen op de stapel doeken af waar hij zich achter had verstopt en hij werd in één beweging met de doeken in een ander, kleiner krat gestopt. Het werd dichtgetimmerd en weer zat Frits in de val. Geen idee waar de reis hem nu weer zou brengen. Hij viel in slaap.
in: hij had honger. Stiekem kroop hij uit de kist en hupte op straat. Koud was het hier! Hij herinnerde zich het niet eerder zo koud te hebben gehad en rende zo snel als hij kon weg. Een bocht om en nog een bocht om. Een openstaande deur waar etensluchten door naar buiten kwamen lokte hem. Hij ging naar binnen. Een meisje zag hem als eerste: “Kijk nou! Een roze vogel! Wat is dat nou?” Van schrik slaakte Frits een kreet, bang om weer weggejaagd te worden. Maar deze keer liep het anders. Het meisje riep haar vrienden erbij en met z’n allen bewonderden ze Frits. Zo’n vogel hadden ze nog nooit gezien: hij was zacht en grappig en roze en precies wat ze nodig hadden als mascotte voor hun stek. Frits hupte blij in het rond en pikte een tosti uit de handen van één van de jongeren.
Hij was eindelijk thuis.
7.
Het was een mooi ei. Groenig en glanzend lag het in de zon...
Copyrights: Pieterschrijft