Copyrights : Tielemans-Steegen
( )
! "#$ % ! "#$ %
& $ & $&
'
De koelprocessor regelt de koelparameters van de koelinstallatie. Deze koelparameters zoals ventilatie, koeling, ontdooiing zijn per koelcel instelbaar via de koelprocessor.
Zodra de hoofdautomaat STURING A in de schakelkast wordt ingeschakeld komt het systeem onder spanning (220V - 240V) en zal de opstartprocedure in werking treden. Als er een spanningsonderbreking tijdens de werking zal optreden, zal na herstel het systeem automatisch terug opstarten en zijn functies hervatten. De definitieve uitschakeling van het PLC-sturing gebeurt eveneens met de uitschakeling van de hoofdautomaat STURING A in de schakelkast.
( )
! "#$ % ! "#$ %
& $ & $&
'
*+,
+-. ' /
De computer schakelt men in met de knop POWER. Na 1 minuut is de computer opgestart en zie je het bureaublad van Windows 2000. Op het bureaublad zie je het
symbool van het stuurprogramma staan. Klik 2x met de linker muisknop op dit symbool om het programma op te starten. Na dat het programma opgestart is zie je het hoofdscherm van ons programma op het scherm staan.
0 /*+,
+-. ' /
Wil je de computer uitschakelen, dan moet je eerst het stuurprogramma afsluiten door middel van deze knop
.
Nu kom je op het bureaublad van Windows 2000 terecht. Klik met de muis op start en selecteer in het menu Afsluiten…. .
Selecteer in het volgende scherm “Afsluiten” en druk dan op “OK”. Windows 2000 wordt nu afgesloten.
( )
! "#$ % ! "#$ %
& $ & $&
'
! 1. 2. 3. 4.
De programmeerbare sturing of PLC-sturing. De printkaarten met relais en handbediening per koelcel. De kommunikatie voorziening. De Personal computer al dan niet op afstand geplaatst.
! De programmeerbare sturing van TELEMECANIQUE is een bedrijfszeker toestel dat een gegarandeerde stabiliteit bewijst in industriële toepassingen wereldwijd. De flexibiliteit in programmatie zorgt voor een klantvriendelijk systeem. De compacte sturing is met de nodige zorg in onze schakelkasten ingebouwd. Onze koelprocessor regelt voortdurend de volgende parameters in de koelcel: a) b) c) d) e) f)
&
Koeling. Ventilatie. Dooi programma. Kompressor regeling. Kondensor regeling. Kommunikatie met de PC.
1
-
Om de temperatuur in de koelcel te regelen is het noodzakelijk een aantal voelers te plaatsen. De koelactie start zodra de ruimtetemperatuur hoger is dan de ingestelde streefwaarde. Een instelbare koeldifferentieel zorgt ervoor dat de koelmachines niet gaan pendelen. De volgende temperatuurvoelers zijn aanwezig. De ruimtevoeler.
Type: David Bishop Instruments.
Deze voeler is de belangrijkste voeler van de koelcel. Hij bepaald de temperatuur in de koelcel en daardoor ook de vruchttemperatuur. Hij is geplaatst waar de regeling het beste resultaat geeft. De vruchttemperatuur voeler.
Type: David Bishop Instruments.
Deze voeler is een loshangende voeler welke in de palet tussen de vrucht kan gestoken worden zodat we een constante kontrole hebben van de werkelijke vruchttemperatuur. De voeler is centraal in de koelcel geplaatst en voorzien van een kabellengte van 5 meter. De lammellenevoeler.
Type: Danfoss.
Deze voeler is vast op de verdamper gemonteerd om de ontdooiing van de verdamper te regelen. De ontdooiing is gebaseerd op een eindedooi temperatuur welke met de voeler gemeten wordt. De einde dooitemperatuur is instelbaar op de Danfoss EKC 67. De beveiligingsvoeler.
Type: Danfoss.
Deze voeler is Vlak in de blaasrichting van de verdamper gemonteerd. Dit is de koudste plaats in de koelcel. Deze voeler beveiligt de vrucht tegen een te lage temperatuur tijdens een onvoorzien defekt in de installatie. De beveiligingstemperatuur is instelbaar op de Danfoss EKS 367
( )
! "#$ % ! "#$ %
& $ & $&
'&
&
-
22
/
Met het koeldifferentieel zorg je ervoor dat er een verschil is tussen het inschakelpunt en het uitschakelpunt van de koeling. Dit voorkomt het pendelen van de kompressoren. Streefwaarde: 2 °C Koeldifferentieel: 0,8 °C
Bijvoorbeeld: • • • • &
De koeling wordt bij 2,8 °C ingeschakeld. De koelcel wordt nu tot op 2 °C gekoeld. Als de 2 °C bereikt is wordt de koeling uitgeschakeld. De koeling zal uitgeschakeld blijven tot de temperatuur in de cel terug 2,8 °C bereikt heeft. 3
/
-
De winterkoeling wordt zoals het woord zegt ‘s winters gebruikt wanneer de cellen weinig koelacties nodig hebben. De winterkoeling gaat voorkomen dat er 2 cellen tegelijk een koelactie krijgen. De cellen die te hoog in temperatuur zitten, zullen één voor één gekoeld worden. Dit heeft als voordeel dat er maar 1 kompressor wordt gebruikt om al uw koelcellen op temperatuur te houden. Het aantal in- en uitschakelactie van uw kompressor wordt tot het minimum beperkt. Dit is een aanzienlijke elektriciteitsreductie!
&
1
4 / /
De ventilatoren in de koelcel kunnen de via parameters de volgende stand of status toegewezen krijgen. Rust: De ventilatoren zijn niet in werking, er is geen koeling of duurloop is actief. Inkoelen: De ventilatoren blijven constant draaien Bewaren: Na de koelactie blijven de ventilatoren een bepaalde instelbare tijd (naventilatie) nadraaien om de resterende koude uit de verdamper te recupereren. Naventilatie: De naventilatie is op 5, 10 of 15 minuten instelbaar. De ventilatoren blijven na dat de koelactie beëndigd is 5, 10 of 15 minuten nadraaien. Winterventilatie: Tijdens de winterperiode zullen de machines minder draaien waardoor de vruchttemperatuur kan oplopen. Om dit te voorkomen zal de ventilatie op regelmatige tijdstippen gaan draaien. Deze intervallen zijn instelbaar (1 uur / 2 uren). De ventilatoren draaien zolang als de ingestelde naventilatietijd.
&
/ --
De ontdooiing zal noodzakelijk zijn om de verdamperlamellen ijsvrij te houden. De ontdooicycli zullen automatisch (1, 2 of 3 maal per dag een half uur) in werking treden zodat de verdamper terug vrij van ijs wordt gemaakt. Een dooicyclus per cel verloopt als volgt: 00:00 00:02 00:26 00:27 00:30 00:00
00:15
KVQ wordt gesloten KVQ is gesloten. De ontdooiing wordt gestart. De ontdooiing wordt gestopt. Start aanvriest verdamper. Start koelen Pauze tijd voor ontdooiing volgende cel.
( )
! "#$ % ! "#$ %
& $ & $&
'
& & 1
-. '
**-
a) Cascaderegeling: Om de zuigdruk op een constante waarde te houden worden de koelmachines met een intelligente stappenschakeling geregeld. De intervaltijd om de eerste kompressor in te schakelen is bepaald op 30 seconden. De intervaltijd voor de volgende stappen bedraagt 2 minuten. Deze tijden zijn zo ingesteld dat een goede werking van de koelmachines verzekerd is. Het pendelen van de koelgroep is hierdoor uiterst klein. b) Frequentieregeling: Het toerental van de eerste kompressor wordt geregeld tussen de 25 Hz en 57 Hz. Hierdoor kunnen we de zuigdruk van de installatie zo constant mogelijk houden, waardoor de koelacties per cel verkort worden en de machines minder moeten in en uitschakelen. Op de volgende kompressoren is de cascaderegeling van toepassing zoals hierboven beschreven is.
&
1
-
*-
a) Cascaderegeling: De beschrijving van de kondensor cascaderegeling is vergelijkbaar met die van de kompressor b) frequentieregeling: Het toerental van de ventilatoren van de kondensor wordt geregeld tussen 10 Hz en 50 Hz. Hierdoor kunnen we de druk in het vloeistofvat zo constant mogelijk houden. Dit zorgt voor een verbetering van het rendement van de koelinstallatie.
Met deze printkaarten worden de koel-, ventilatie- en dooiacties van de koelprocessor naar de stuurkast gebracht. Per printkaart kunnen 2 koelcellen worden bediend. Op deze kaart staat per relais ook een schakelaartje. Hiermee kan je een bepaalde actie (Koelen, ventilatie, dooien) automatisch sturen, uitschakelen of op manueel zetten.
( )
! "#$ % ! "#$ %
& $ & $&
'
&
-- 6
*+,
*
In het bovenstaande voorbeeld kan je zien dat: • • •
Relais 1, 2 en 3 uitgeschakeld zijn (schakelaar in middenstand) Relais 4 en 5 manueel ingeschakeld zijn (schakelaar naar boven) Relais 6, 7 en 8 automatische gestuurd worden (schakelaar naar beneden)
De PLC koelprocessor is via een kommunikatielijn verbonden met een PC (RS-232-C). De PC wordt geplaatst op een bureel of optioneel in een speciale stofvrije computerkast. Deze PC-kast geeft een IP55 beschermingsgraad. De software maakt het mogelijk de reeds beschreven parameters in te stellen en een regelmatig rapport af te drukken op de printer of op te slaan op harde schijf. Bij afstanden tussen PLC (schakelkast) en PC groter dan 100 meter wordt een versterkermodule vereist. Doordoor kunnen afstanden van 5 km worden overbrugd. Nota: Indien de PC zou uitvallen tijdens een defect, blijft de koelinstallatie actief met de ingestelde parameters. De actuele temperaturen blijven nog afleesbaar op het display van de koelprocessor in de schakelkast.
( )
! "#$ % ! "#$ %
& $ & $&
'5
"
# $ 1. 2.
"
De programmeerbare sturing of PLC-sturing. De O2 / CO2 analyzer.
!
De PLC gestuurde ULO-sturing voert de volgende taken uit. a) b) c) d)
Monstername (sample). Beluchting. CO2 absorptie (scrubben). N2 stikstof injectie.
7 - */
.
!* . ' "
Op regelmatige tijdstippen gaan we een luchtmonster uit de verschillende ULOcellen nemen. Deze luchtmonsters worden vervolgens naar de O2 / CO2 analyzer gestuurd. De analyzer bepaalt hoeveel procent O2 (zuurstof) en hoeveel procent CO2 (koolstofdioxide) er in de cel aanwezig is. Deze meetwaarden worden door de PLC geanalyseerd en zal vervolgende de nodige acties uitvoeren. De meettijd voor het nemen van de luchtmonsters is instelbaar via de PC. Het aantal te nemen monsters en de pauzetijd na het nemen van de verschillende monsters is eveneens via de PC instelbaar.
+,/ Als na het nemen van het luchtmonster blijkt dat de Aktuele zuurstofwaarde in de cel lager is dan de ingestelde zuurstofwaarde dan zal de PLC afhankelijk van de grootte van de afwijking een aantal minuten buitenlucht in de cel blazen. De beluchtingstijd wordt voor kleine ventilatoren op 5 minuten ingesteld. Voor grote ventilatoren (zie figuur links) stellen we de beluchtingstijd in op 1 minuut. Met een beluchtingstijd van 5 minuten bedoelen we dat we 5 minuten lang gaan beluchten per tiende procent fout op de zuurstofwaard. Deze beluchtingstijd is instelbaar via de PC. Voorbeeld:
O2 setpunt = 2 % O2 actueel = 1.8 %
5 X 2 = 10 minuten beluchten
( )
! "#$ % ! "#$ %
& $ & $&
'#
8
6*- 6/
!*+ 66
"
Als na het nemen van het luchtmonster blijkt dat de Aktuele CO2 in de cel hoger is dan de ingestelde CO2 dan geeft de PLC een start signaal voor de desbetreffende cel aan de scrubber. De scrubber zal dan gedurende 1 cyclus de CO2 uit de cel verwijderen. Voorbeeld:
CO2 setpunt = 3 % CO2 aktueel = 3.1 %
& 9 / */-2 ! " : +/
. /* '
PLC geeft start signaal aan scrubber
/- !;9 "
Met de PSA sturing kan men een cel afblazen tot op een instelbare zuurstofwaarde. Als deze waarde bereikt is wordt de PSA automatisch uitgeschakeld. Komt de zuurstof terug boven dit setpunt uit dan zal de PSA automatische terug opgestart worden.
"
$ %
$
Voorbeeld:
O2 setpunt PSA = 5 % O2 actueel = 21 %
PSA wordt gestart
Voorbeeld:
O2 setpunt PSA = 5 % O2 actueel = 5 %
PSA wordt uitgeschakeld.
&
De O2 / CO2 analyser wordt door ons samengesteld en gebouwd uit onderdelen van hoge kwaliteit en met een snelle responstijd. Een interne filter beschermt de analyser tegen een eventuele toename van het vochtgehalte in het luchtmonster. Er is eveneens een flowcontrole die de luchtdoorvoer naar de O2 en de CO2 meter constant op 1 liter/min houd. Om een debiet van 1liter/min te bereiken moet het balletjes in de debietmeter tussen 1,5 en 2 staan. Voor een perfecte werking van de gasanalyse te garanderen is het noodzakelijk dat je de analyser minstens 1 maal per week kalibreert met buiten lucht en kalibratiegas.
( )
! "#$ % ! "#$ %
& $ & $&
'$
'
Wanneer je de PC opstart kom je automatisch in het programma van HVA terecht en kom je op het hoofdscherm van het programma. Vanuit dit hoofdscherm kan je alle instellingen voor de koelinstallatie beheren.
'
$ (
)
Als het programma opgestart is krijg je een algemeen overzicht van alle koelcellen. Elke rechthoek is de voorstelling van een koelcel. Binnen deze rechthoek kan je alle belangrijke meetgegevens en instellingen terugvinden ( )
! "#$ % ! "#$ %
& $ & $&
'
Deze gegevens worden op regelmatige tijdstippen ververst en opgeslagen op de hardeschijf. De opgeslagen gegevens kan men later terug opvragen en eventueel uitprinten. Je kan hier eveneens zien als er ergens een alarmlimiet overschreden is. Als je ergens een rode achtergrond op het scherm ziet wil dat zeggen dat de desbetreffende parameters zich boven of onder de alarmlimiet bevindt.
'
(
*
( )
! "#$ % ! "#$ %
& $ & $&
'
'
+ */
4
/ .'
/
Klik op de knop ‘Instellen koelparameters’ van de gewenste koelcel. In het volgende scherm kan je de streefwaarde (Ts) van de ruimtetemperatuur instellen.
Druk op de knop om de ingegeven temperatuur op te slaan en terug naar het overzicht te gaan 4 Klik op de knop
+
-
*/
om naar de geavanceerde instellingen van de koelcel te gaan
( )
! "#$ % ! "#$ %
& $ & $&
'
4
'
. /
*
• Inkoelen: Deze parameter klik je aan bij de inzet. De ventilatie in de koelcel zal continu draaien. • Bewaarkoelen: Als de inzet periode voorbij is selecteer je deze parameter. Als de koelcel op temperatuur komt, zullen de ventilatoren nog een bepaalde tijd nadraaien. Als de nadraaitijd verstreken is worden de ventilatoren uitgeschakeld. • Naventilatie: Bepaald de tijd dat de ventilatoren nog nadraaien nadat de cel op temperatuur is gekomen. • Winterventilatie: Als de koelcel 1 of 2 uur lang geen koelacties heeft gehad, worden de ventilatoren een voor een bepaalde tijd (=naventilatie) ingeschakeld zodat de warmte die zich tussen het fruit ophoopt, vermengd wordt met de koude omgevingslucht. */
-
22
/
Je kunt kiezen tussen 3 koeldifferentiëlen. (0,8 °C, 1,0 °C en 1,2 °C) Als je een differentieel van 0,8 °C kiest bij een streefwaarde van 1,0 °C dan zal de koeling in de koelcel ingeschakeld blijven tot je de streefwaarde (1,0 °C) bereikt hebt. De koeling wordt nu uitgeschakeld. De temperatuur in de kamer zal nu stijgen. Als de temperatuur groter wordt dan 1,0 + 0,8 = 1,8 °C dan start de koeling opnieuw tot de streefwaarde weer bereikt is. &
*/
-
.- /
De parameter ‘koelen moet’ is belangrijk als er ander koelcel moet ontdooien. Om een koelcel te kunnen ontdooien is er heetgas nodig. Dit heetgas kan enkel geproduceerd worden als er een andere cel aan het koelen is. Om nu dit heetgas te produceren als er een andere koelcel aan het dooien is wordt de parameter ‘koelen moet’ ingeschakeld. Als deze parameter ‘koelen moet (-0.0 °C)’ ingeschakeld is en een andere koelcel is aan het dooien dan zal deze koelcel automatisch ingeschakeld worden vanaf het moment dat T1 > Ts is parameter ‘koelen moet (-0.2 °C)’ ingeschakeld is en een andere koelcel is aan het dooien dan zal deze koelcel automatisch ingeschakeld worden vanaf het moment dat T1 > Ts – 0.2 °C is parameter ‘koelen moet (-0.5 °C)’ ingeschakeld is en een andere koelcel is aan het dooien dan zal deze koelcel automatisch ingeschakeld worden vanaf het moment dat T1 > Ts – 0.5 °C
*/
4
0
'
. / *
In het overzichtscherm druk je op de knop )/
0
zodat je de ulo parameters te zien krijgt.
*/
• Uitschakelen van de ULO meting Als er een bepaalde koelcel niet op ULO-regime is dan heeft een gasmeting op deze kamer geen enkel nut. Men kan dan de gasmeting op deze kamer uitschakelen door een vinkje te plaatsen bij ‘Meting uitschakelen’. • Alarmlimieten aanpassen Wanneer deze optie aangevinkt is worden bij het opslaan van de ULO-parameters, automatisch de juiste alarmgrenzen ingesteld. O2 laag limiet = O2 streefwaarde – 0,2 % CO2 hooglimiet = CO2 streefwaarde + 0,5 %
( )
! "#$ % ! "#$ %
& $ & $&
'
*/
. .
/
In het overzichtscherm druk je op de knop
zodat je de alarmlimieten te zien krijgt.
Hier kan je per cel de alarmlimieten instellen voor de ruimtevoeler, vruchtvoeler, zuurstof en CO2. Je kan voor elke parameter een hoog en een laag limiet instellen waarboven of waaronder je een alarm wenst te krijgen. In het hoofdscherm zal je dan kunnen zien als een van de parameters de ingestelde alarmlimiet overschrijdt. De desbetreffende parameters zal een rode achtergrond krijgen.
'
,
Druk in het hoofdscherm op
om het onderstaande scherm te verkrijgen.
De toestand van de koelcel met de bijhorende temperatuuraanduiding wordt getoond op een samenvattingscherm. De computer werkt nu online en de toestanden worden continu bijgewerkte. De actuele toestand wordt aangeduid met “ X ”. In dit voorbeeld zie je dat cel 1 aan het naventileren is, cel 2 is aan het koelen en de ventilatoren draaien en op cel 6 is er een dooiing actief. De koelstatus en de temperatuur wordt continue vernieuwd op het scherm.
( )
! "#$ % ! "#$ %
& $ & $&
' &
' " ,
# $
Druk in het hoofdscherm op meer informatie te verkrijgen in verband met de ULO. Het scherm dat je vervolgens te zien krijgt bestaat uit drie delen. Dit zijn achtereenvolgende de ULO-toestanden van de verschillende koelcellen, ULO-online en een kalibratietool om de O2/CO2 analyzer te kalibreren.
7 - /- 0
/- */
Op dit scherm zie je per koelcel de gewenste waarde voor de O2 en de CO2, daarnaast zie wat de werkelijke waarde van O2 en de CO2 in de koelcel is. In het meest rechts gedeelte zie je welke actie er wordt uitgevoerd om het ULO-regime terug op peil te krijgen. Op het bovenstaande scherm zie je dat voor koelcel 5 de O2 op 1.8 % staat terwijl 2.5 % gewenst is. Om deze fout te compenseren wordt er gedurende 20 minuten verse lucht in de koelcel geblazen. Je kan eveneens zien dat te CO2 voor koelcel 5 te hoog is. De gewenst CO2 waarde is 0.8 %, de actuele CO2 waarde is 1.5 %. Om deze fout te compenseren wordt de scrubber op deze cel geactiveerd.
( )
! "#$ % ! "#$ %
& $ & $&
'
7 - /- 0
-
Op dit scherm kan je zien van welk koelcel er op dit moment een luchtmonster wordt genomen en hoe lang dit nog duurt. Van dit luchtmonster kan je de actuele zuurstof en CO2 zien.
6
/ /--
Als je koelcel op ULO hebt staan, moet je de O2/CO2 analyzer iedere week kalibreren. Door temperatuur veranderingen kan het zijn dat er een afwijking komt op de gemeten waarden. Deze afwijking kan men corrigeren door de analyzer te kalibreren
( )
! "#$ % ! "#$ %
& $ & $&
'
6
/
• Stap 1: kalibratie met buitenlucht Kraan 1 sluiten en kraan 2 openen. * De O2 moet nu op 21,0 % staan. Als dit niet zo is moet je de span van de O2 bijregelen. * De CO2 moet op 0,0 % staan Als dit niet zo is moet je met de zero de CO2 bijregelen • Stap 2: kalibratie met kalibratiegas Kraan 1 openen en kraan 2 sluiten. * De O2 waarde die nu op het scherm moet staan, is op de ijkfles vermeld. Als dit niet zo is moet je de zero van de O2 bijregelen. * De CO2 waarde die nu op het scherm moet staan, is op de ijkfles vermeld. Als dit niet zo is moet je met de span de CO2 bijregelen
' '
Als je in het hoofdscherm op drukt, krijg je een overzicht van de actuele signalen en alarm toestanden die zich op dit moment in de koelcentrale voordoen. Aan de rechterzijde van het scherm krijg je een historisch overzicht van de alarmen die zich in het verleden hebben voorgedaan in de koelcentrale.
( )
! "#$ % ! "#$ %
& $ & $&
' 5
' - , Als je in het hoofdscherm op drukt, krijg je de actuele status van de koelcompressoren en de condensors. Als u eventueel een frequentieregeling op uw kompressor en kondensor hebt, kan je hier ook de zuigdruk en de hogedruk aflezen. Op dit scherm kan je ook zien of er eventueel een storing is in de koelinstallatie.
( )
! "#$ % ! "#$ %
& $ & $&
' #
' . ,
&
Een ander aspect in de koelinstallatie is de sequentiële dooicyclus. Om de cyclus te bekijken kan men het programma ondervragen op welke koelcel de dooiactie ondernomen wordt. Druk in het hoofdscherm op
#
3 :<
-- ' -
om dooitoestand weer te geven.
..
Om een extra dooibeurt in te voegen voor een bepaalde koelcel kan het wijzigingsprogramma voor de dooiing een oplossing geven. Het programma vraagt u de gewenste koelcel in te geven. Daarna wordt de situatie getest of de ontdooiing al dan niet uitgevoerd kan worden afhankelijk van de actieve toestand van de koelinstallatie. Als de dooicyclus mogelijk is krijg je de mogelijkheid om de ontdooiing te starten of om terug naar het menu te gaan zonder een extra ontdooiing te starten. Als er aan mogelijke weigering optreedt bekijk dan de situatie van de instelling en de toestand van de installatie.
( )
! "#$ % ! "#$ %
& $ & $&
' $
' / , De meetgegevens die automatisch opgeslagen worden, kan men hier terug opvragen en controleren. Je kan per koelcel kiezen of je alle opgeslagen gegevens wilt inlezen of de gegevens van een bepaalde maand wil opvragen. Druk in het hoofdscherm op
om de gegevens van de koelcellen op te vragen.
Om een beter overzicht van de evolutie van de opgeslagen meetwaarden te krijgen kan je een grafiek van deze meetgegevens maken. Als je op
drukt krijg je het volgende scherm.
( )
! "#$ % ! "#$ %
& $ & $&
'
'
0 ,
(
3 / *
-
• De modem installeren op een vrije com-poort op PC (com2) of op een USB-poort. • Een verbinding met de telefoonlijn. • De software instaleren op de harde schijf.
'*/ /
4
+-. .
+ / ' -
..
Het communicatieprogramma wordt automatische opgestart nadat Windows is opgestart. Op de menubalk van Windows 2000 zie je een icoontje van “PC Anywhere wachten” staan. De PC is nu klaar om een inkomende lijn te beantwoorden.
)/ • • • •
&
4 6
.
. /
- ' -+ **-
Start PC Anywhere op de PC die op afstand staat. Selecteer in de balk boven aan “Remote sessie”. Kies het juiste nummer uit de lijst. De abonnee wordt opgeroepen, wacht tot de verbinding tot stand is gebracht.
-
Als de verbinding correct gemaakt is vraagt de host-PC een paswoord en een code. Geeft het paswoord en de code in. Bij een correcte inlogging kunt u gebruik maken van de host-PC en zijn software.
( )
! "#$ % ! "#$ %
& $ & $&
'
-
1 ! 23
1.
ALGEMEEN. ................................................................................................................................................ 2
2.
SCHEMATISCHE VOORSTELLING VAN EEN KOELINSTALLATIE. ............................................ 2
3.
IN- EN UITSCHAKELEN VAN DE PLC-STURING. .............................................................................. 2 3.1 IN- EN UITSCHAKELEN VAN DE COMPUTER. .............................................................................................. 3 3.1.1 Inschakelen computer...................................................................................................................... 3 3.1.2 Uitschakelen computer.................................................................................................................... 3
4.
DE SAMENSTELLING VAN DE KOELPROCESSOR........................................................................... 4 4.1 DE PLC-STURING ..................................................................................................................................... 4 4.1.1 De koeling ....................................................................................................................................... 4 4.1.2 De ventilatieregeling ....................................................................................................................... 5 4.1.3 Ontdooien........................................................................................................................................ 5 4.1.4 De kompressor regeling. ................................................................................................................. 6 4.1.5 De kondensorregeling. .................................................................................................................... 6 4.2 PRINTKAARTEN MET RELAIS..................................................................................................................... 6 4.2.1 Voorbeeld schakelaars .................................................................................................................... 7 4.3 KOMMUNIKATIE........................................................................................................................................ 7
5.
SAMENSTELLING VAN DE ULO-STURING ......................................................................................... 8 5.1 DE PLC-STURING ..................................................................................................................................... 8 5.1.1 Monstername (sample) .................................................................................................................... 8 5.1.2 Beluchting ....................................................................................................................................... 8 5.1.3 CO2 absorbtie (scrubben)................................................................................................................ 9 5.1.4 Stikstof (N2) injectie met separator (PSA) ....................................................................................... 9 5.2 O2 / CO2 ANALYSER ................................................................................................................................. 9
6.
HET PROGRAMMA.................................................................................................................................. 10 6.1 OPBOUW SCHERM .................................................................................................................................. 10 6.2 BESCHRIJVING KOELCEL ......................................................................................................................... 11 6.3 INSTELLEN VAN EEN KOELCEL ............................................................................................................... 12 6.3.1 Instellen van de temperatuur......................................................................................................... 12 6.3.2 Instellen van ULO-parameters...................................................................................................... 13 6.3.3 Instellen alarmlimieten.................................................................................................................. 14 6.4 MONITOR TEMPERATUUR ....................................................................................................................... 14 6.5 MONITOR ULO ...................................................................................................................................... 15 6.5.1 Monitor ULO-toestanden .............................................................................................................. 15 6.5.2 Monitor ULO-online ..................................................................................................................... 16 6.5.3 Kalibratietool ................................................................................................................................ 16 6.6 ACTUELE ALARMEN ............................................................................................................................... 17 6.7 MONITOR KOELMACHINES...................................................................................................................... 18 6.8 MONITOR DOOICYCLUS. ......................................................................................................................... 19 6.8.1 Wijzigen dooiprogramma. ............................................................................................................. 19 6.9 MEETGEGEVENS OPVRAGEN................................................................................................................... 20 6.10 MODEM VERBINDING. ............................................................................................................................ 21 6.10.1 Wat is er nodig. ............................................................................................................................. 21 6.10.2 Opstarten van communicatieprogramma. ..................................................................................... 21 6.10.3 Een externe verbinding maken met de koelprocessor. .................................................................. 21 6.10.4 Inloggen ........................................................................................................................................ 21
7.
INDEX.......................................................................................................................................................... 22
( )
! "#$ % ! "#$ %
& $ & $&
'
( )
! "#$ % ! "#$ %
& $ & $&
'