Friese meren project Heropening Polderhoofdkanaal Uitwerking compenserende en mitigerende maatregelen Polderhoofdkanaal
9R5914.E0 15 mei 2009
SAMENVATTING Inleiding In het kader van het Friese meren project zal het Polderhoofdkanaal (PHK), gelegen in de gemeenten Opsterland en Smallingerland, worden heropend voor de pleziervaart. Dit kanaal wordt sinds eind jaren ’60 niet meer bevaren waardoor zich bijzondere natuurwaarden hebben kunnen ontwikkelen. Zo komen zeldzame en zwaar beschermde soorten als de Gestreepte waterroofkever en de Groene glazenmaker in het kanaal voor. Voor de openstelling van het PHK is een ontheffing vereist in het kader van de Flora- en Faunawet. Vanwege mogelijke negatieve effecten op enkele dier- en plantensoorten zijn compenserende en mitigerende maatregelen voorgesteld, welke in dit rapport concreet worden uitgewerkt. De nadruk ligt hierbij op de Gestreepte waterroofkever, maar de maatregelen in dit rapport omvatten ook andere (zwaar beschermde) soorten, met name de Bittervoorn, Groene Glazenmaker, Grote Modderkruiper en de Waterspitsmuis. Mitigatie De twee voornaamste negatieve effecten van de openstelling van het PHK zijn vertroebeling van het water en golfslag. De mitigerende maatregelen hebben ten doel deze negatieve effecten zoveel mogelijk te verzachten. Vertroebeling door opwerveling van bodemdeeltjes kan ten eerste worden verminderd door het verdiepen (2 X 500 meter op aangewezen locaties) en uitbaggeren (waar een diepte van 1,50 meter niet wordt gehaald) van de vaargeul. Ten tweede worden restricties aan het vaarverkeer gesteld, zoals beperking van de diepgang, het aantal vaarbewegingen en de maximale vaarsnelheid. Mitigatie van Uitwerking compensatie en mitigatie Polderhoofdkanaal Concept rapport
golfslag is mogelijk door het aanbrengen van palenrijen die dienen als vooroever. Deze dienen ter bescherming van waterplanten die gevoelig zijn voor golfslag zoals de Krabbenscheer en Glanzig fonteinkruid. Compensatie Naast uitvoering van de mitigerende maatregelen wordt verlies van habitat gecompenseerd door het ontwikkelen van nieuw habitat in drie gebieden: bij het PHK zelf, in natuurgebied de Kraanlannen en bij het Alddjip. In totaal beslaat de compensatie 16 km overlengte en 18 ha wateroppervlak. Met deze hoeveelheden wordt voldaan aan de eisen die aan de compensatie zijn gesteld, namelijk 15 km oeverlengte en 12 ha wateroppervlakte. Bij het PHK zal een nevengeul worden gegraven over een lengte van 400 meter. Deze nevengeul dient te voldoen aan de habitateisen van de Gestreepte waterroofkever, zoals steile oevers, een zeer geringe stroming en een waterdiepte van 1,30 meter. Een aanzienlijk deel van de compensatieopgave zal worden gerealiseerd in de Kraanlannen. De watergang ten zuiden van het gebied zal gedeeltelijk ten zuiden worden verbreed tot 15 meter en worden aangesloten op zowel de Veenhoopstervaart als het PHK. Hierdoor ontstaat een open verbinding waardoor soorten vrij kunnen migreren. Het waterpeil zal op NAP -1,05 meter (zp) en -0,95 meter (wp). komen te liggen, wat gelijk is aan het Polderhoofdkanaal. Door de peilverandering zal kwel vanuit de Kraanlannen de watergang stromen en vervolgens richting het agrarische gebied. Hierdoor wordt een nutriëntenstroom naar de nieuwe watergang voorkomen. Het kwel water wordt opgevangen in een nieuw te graven kwelsloot met een huidig peil in de aanliggende agrarische gronden om de 9R5914.E0/R011/HPK/RDEVE/Stee 15 mei 2009
gewenste drooglegging te waarborgen. Tevens zal er een 3,5 ha nieuwe natuur gerealiseerd als uitbreiding van de Kraanlannen. Het derde compensatiegebied is het Alddjip plus het petgatengebied bij Piershiem. Als onderdeel van het compensatieplan zal het Alddjip worden gebaggerd waar de huidige lengte 15 meter bedraagt, Het traject wordt westelijker smaller en zal tot 15 meter verbreedt worden en tot 1,50 meter gebaggerd worden. Verder zal het Alddjip door middel van een bypass worden verbonden met de petgaten bij Piershiem. Deze petgaten worden uitgediept en onderling verbonden. De petgaten worden circa 1,30 meter diep en een peil van NAP -1,05 m (zp) en -0,95 m (wp) krijgen. Door de ontwikkeling van de petgaten, verbetering van de waterkwaliteit en verbetering van de oevers van het Alddjip zal het gebied geschikt worden gemaakt voor de Gestreepte waterroofkever en andere soorten. Beheer Voor de compensatiegebieden zijn een aantal vegetatietypen van belang om de vestiging of uitbreiding van de populaties van de doelsoorten mogelijk te maken. Dit zijn met name moeras- en rietland, water- en oevervegetatie, en bloem- of kruidenrijk grasland. Wat betreft het beheer van de compensatiegebieden bestaan de belangrijkste beheermaatregelen uit baggeren, schonen van de watergangen en in de winter maaien van de rietvegetaties. Deze beheersmaatregelen dienen periodiek en gefaseerd uitgevoerd te worden om ecologische schade te voorkomen. Door middel van een
Uitwerking compensatie en mitigatie Polderhoofdkanaal Concept rapport
verschralingsbeheer kunnen bloem- of kruidenrijke vegetaties worden ontwikkeld, wat geschikt biotoop vormt voor diverse insectensoorten zoals dagvlinders. Monitoring De effecten van de hierboven beschreven mitigerende en compenserende maatregelen zullen nauwkeurig moeten worden onderzocht. Dit is tevens een voorwaarde voor de ontheffing Floraen faunawet. Door middel van gedetailleerde monitoring zal de ontwikkeling van de populatie Gestreepte waterroofkevers, de waterkwaliteit en de watervegetatie goed gevolgd moeten worden. Op basis van monitoringsresultaten kunnen eventuele inrichtings- of beheermaatregelen worden bijgesteld, het ‘hand aan de kraan’ principe. Conclusie Voor een hogere slagingskans van de compensatie is het van belang dat aan een aantal ecologische eisen wordt voldaan, zoals open waterverbindingen (zonder obstakels als dammen of peilverschillen), een goede waterkwaliteit, geschikte vegetatie en oeverinrichting, etc. In het licht van deze eisen dienen de effecten van de compenserende en mitigerende maatregelen te worden gevolgd door middel van monitoring. Indien nodig kunnen dan tijdig maatregelen worden genomen om een optimale uitwerking van de compensatie en mitigatie te bewerkstelligen.
9R5914.E0/R011/HPK/RDEVE/Stee 15 mei 2009
INHOUDSOPGAVE
Blz.
INLEIDING
1
1
GEBIEDSBESCHRIJVING
5
2
VOORTRAJECT OPENSTELLEN POLDERHOOFDKANAAL
6
3
UITGANGSPUNTEN MITIGATIE EN COMPENSATIE POLDERHOOFDKANAAL 3.1 Flora- en faunawet 3.2 Habitatvereisten Gestreepte waterroofkever 3.3 Conclusie
6 6 6 6
4
MITIGATIE POLDERHOOFDKANAAL 4.1 Huidige situatie 4.2 Mitigerende maatregelen
6 6 6
5
COMPENSATIE KADEHERSTEL POLDERHOOFDKANAAL 5.1 Compenserende maatregelen
6 6
6
COMPENSATIEGEBIED KRAANLANNEN 6.1 Huidige situatie 6.2 6.2 Compenserende maatregelen 6.2 6.2 Compenserende maatregelen
6 6 6 6
7
COMPENSATIEGEBIED ALDDJIP Huidige Situatie 7.1 Compenserende maatregelen 7.1 Compenserende maatregelen
6 6 6 6
Uitwerking compensatie en mitigatie Polderhoofdkanaal Concept rapport
9R5914.E0/R011/HPK/RDEVE/Stee 15 mei 2009
8
ALTERNATIEF DE VEENHOOP
6
8
ALTERNATIEF DE VEENHOOP
6
9
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN 9.1 Conclusie
6 6
10
RANDVOORWAARDEN UITVOERING
6
11
BEHEER
6
12
MONITORING
6
Uitwerking compensatie en mitigatie Polderhoofdkanaal Concept rapport
9R5914.E0/R011/HPK/RDEVE/Stee 15 mei 2009
INLEIDING Aanleiding Het Polderhoofdkanaal is gelegen in de gemeenten Opsterland en Smallingerland. Het kanaal wordt sinds eind jaren ’60 niet meer bevaren. Door jarenlange ‘rust’ in het kanaal hebben zich hier bijzondere natuurwaarden kunnen ontwikkelen. De geplande openstelling van het Polderhoofdkanaal voor de recreatievaart, in het kader van het Friese meren project, zal naar alle waarschijnlijkheid leiden tot een vertroebeling van het water en achteruitgang van waterplantenvegetaties, wat leidt tot een minder geschikt habitat voor soorten als de Gestreepte waterroofkever, Groene glazenmaker, Bittervoorn en Grote modderkruiper. Voor de openstelling van het Polderhoofdkanaal is er in het kader van de Flora- en faunawet (Verder; F&F wet) een ontheffing aangevraagd. In het kader van de F&F wet zijn compenserende en mitigerende maatregelen vereist om de negatieve effecten van heropening teniet te doen. Compenserende maatregelen komen tot uiting door nieuwe natuur in omliggende gebieden te creëren. De mitigerende maatregelen zijn aanpassingen in het Polderhoofdkanaal zelf om nadelige effecten op natuurwaarden te verzachten. De ontheffing op de F&F wet is aangevraagd en verleend in september 2007, maar is momenteel geschorst en er is een bezwaarprocedure aanhangig. Dit rapport is een uitwerking van de voorgestelde mitigerende en compenserende maatregelen, zoals beschreven in het Altenburg & Wymenga rapport 1066 ‘Varen in het Polderhoofdkanaal’ (2008) en de bijbehorende oplegnotitie Polderhoofdkanaal, Overheden & Natuurorganisaties, Documentnummer: 08210, Noordtij (2008). Tijdens de uitwerking is overeenstemming over de maatregelen bereikt met de Uitwerking compensatie en mitigatie Polderhoofdkanaal Concept rapport
natuurorganisaties, terrein beherende instanties (verder; TBI’s) en betrokkenen. De maatregelen worden uitgevoerd conform F&F wet. Middels een quickscan wordt er onderzocht wat de aanwezige natuurwaarden in de compensatiegebieden zijn. Voor de compenserende maatregelen dient er een ontheffing aangevraagd te worden. Probleemstelling Vanuit de geschetste probleemstelling en als uitwerking van het A&W Rapport 1066 is de volgende hoofdvraag opgesteld: Hoe wordt er helderheid verkregen over concrete, realistische en uitvoerbare maatregelen zoals deze beschreven zijn in het A&W rapport 1066? Doelstelling Het doel van dit project is het ecologisch verantwoord inrichten van de mitigatie en compensatiegebieden gericht op voornamelijk de Gestreepte waterroofkever, maar ook op andere soorten zoals de Groene glazenmaker, Bittervoorn en Grote modderkruiper. Door middel van de mitigerende en compenserende maatregelen dient te worden voldaan aan het voorgestelde mitigatieen compensatiepakket beschreven in A&W rapport 1066. Uit het A&W rapport 1066 blijkt het volgende. Voor de Groene glazenmaker, de Waterspitsmuis, de Bittervoorn, de Gestreepte waterroofkever en de Grote modderkruiper zijn,mitigerende en compenserende maatregelen nodig. De mitigerende maatregelen betreffen het baggeren en verdiepen van de vaargeul, het aanleggen van vooroevers inclusief de reeds bestaande nevengeul, de beperking van de vaarsnelheid en de diepgang van de boten en eventueel het aantal vaarbewegingen, alsmede aanpassingen voor de waterkwaliteit 9R5914.E0/R011/HPK/RDEVE/Stee
-1
15 mei 2009
in het kanaal. De uitwerking van deze maatregelen worden in dit rapport in detail beschreven. De compenserende maatregelen betreffen optimalisatie van de oude Boorn-meanders ten westen en, zo mogelijk, ten oosten van het kanaal, optimalisatie van watergangen aan de noordkant van de Kraanlannen en de aanleg van een nieuwe watergang op de zuidgrens van de Kraanlannen. De hier voorgestelde mitigerende en compenserende maatregelen zijn gericht op de zwaar beschermde soorten maar hebben als belangrijk neveneffect ook een duidelijke meerwaarde voor de flora en overige fauna in het kanaal en de compensatiegebieden, zoals de gidssoorten voor de Robuuste Verbindingszone (o.a. diverse planten- en vlindersoorten). Dit rapport geeft concreet aan hoe een en ander kan worden gerealiseerd en het A&W rapport 1066 is uitgewerkt naar een concreet maatregelenpakket voor zowel de mitigatie als de compensatie.
Uitwerking compensatie en mitigatie Polderhoofdkanaal Concept rapport
9R5914.E0/R011/HPK/RDEVE/Stee -2-
15 mei 2009
Werkwijze De documenten A&W rapport 1066 ‘Varen in het Polderhoofdkanaal’ (2008), de bijbehorende oplegnotitie Polderhoofdkanaal, Overheden & Natuurorganisaties, Documentnummer: 08210, Noordtij (2008) en het Projectplan Polderhoofdkanaal 9R5914.A0, Royal Haskoning (2007) hebben als leidraad gediend voor het opstellen van dit rapport.
Er is aanvullend onderzoek gedaan naar de randvoorwaarden van de Gestreepte waterroofkever door literatuurstudies, onder andere het rapport, ‘De Gestreepte waterroofkever in en rond het Polderhoofdkanaal’ van Landschapsbeheer Friesland (2007). Er zijn gedurende het proces continue afwegingen gemaakt om een geschikt evenwicht te vinden tussen nieuwe ecologische meerwaarde en het huidige grondgebruik.
Altenburg et. al. (2008) stellen een aantal mitigerende maatregelen voor (inrichting Polderhoofdkanaal en sturing op vaarverkeer en viswering) welke overgenomen zijn en nader beschreven in dit rapport. Voor het compensatiepakket zijn er een aantal gebieden aangewezen en in dit rapport uitgewerkt.
Leeswijzer De locaties en compensatiemaatregelen zullen per hoofdstuk beschreven worden. Er wordt ingegaan op de huidige situatie, voorgenomen maatregelen en de effecten op de huidige situatie. In hoofdstuk 1 wordt het projectgebied beschreven en nader ingegaan op de geschiedenis, openstelling, waterhuishouding, bodem en kenmerken van het Polderhoofdkanaal. Hoofdstuk 2 beschrijft het voortraject van het openstellen van het Polderhoofdkanaal. Hoofdstuk 3 licht de F&F wet toe en de compensatie en mitigatie als middel om reductie van natuurwaarden tegen te gaan. Verder komen de voorwaarden voor de Gestreepte waterroofkever aan de orde. Hoofdstuk 4 beschrijft de mitigerende maatregelen voor het Polderhoofdkanaal. Hoofdstuk 5 licht het compensatiegebied Kadeherstel toe. Hoofdstuk 6 beschrijft de compensatie bij de Kraanlannen. Hoofdstuk 7 gaat in op de compenserende maatregelen in het petgatengebied Alddjip/Piershiem. Hoofdstuk 8 beschrijft het onderzoeksgebied de Veenhoop. Hoofdstuk 9 geeft een overzicht van de conclusies en aanbevelingen met bijbehorende effecten en knelpunten. In hoofdstuk 10 worden de randvoorwaarden voor uitvoering gegeven. Hoofdstuk 11 bevat het beheersplan van de te nemen maatregelen. Tot slot in hoofdstuk 12 wordt een doorkijk gegeven naar het monitoringsplan wat is opgesteld door Altenburg en Wijmenga.
De voorgestelde gebieden uit het A&W rapport 1066 zijn in overleg met Wetterskip Fryslân, TBI’s; It Fryske Gea en Staatsbosbeheer en natuurorganisaties als de Friese Milieu Federatie en Fryske Feriening foar Fjildbiology door middel van een brainstormsessie en veldbezoek de compensatiegebieden vastgesteld. Dit zijn de gebieden petgaten bij het Alddjip/Piershiem, De Kraanlannen en Kadeherstel Polderhoofdkanaal. Het compensatieontwerp is vooral gebaseerd op de habitateisen van de Gestreepte waterroofkever, maar voorziet tevens in de eisen van overige beschermde soorten als de Bittervoorn en de Grote modderkruiper welke ook profiteren van de maatregelen.
Uitwerking compensatie en mitigatie Polderhoofdkanaal Concept rapport
9R5914.E0/R011/HPK/RDEVE/Stee -3
15 mei 2009
Polderhoofdkanaal
Alddjip
Uitwerking compensatie en mitigatie Polderhoofdkanaal Concept rapport
9R5914.E0/R011/HPK/RDEVE/Stee -4-
15 mei 2009 Alddjip
1
GEBIEDSBESCHRIJVING Het Polderhoofdkanaal loopt van de Ulesprong via Nij Beets naar de Veenhoop en verbindt de Nieuwe Vaart bij de Ulesprong met het Grietmansrak bij De Veenhoop. Het kanaal ligt in de gemeentes Opsterland (4,20 kilometer/ 56%) en Smallingerland (3,30 kilometer/ 44%). Het gehele plangebied ligt in de provincie Fryslân (Fig. 2). Daarnaast betreft het plangebied de omliggende natuurgebieden Alddjip/Piershiem en De Kraanlannen. Tot slot valt een zuidelijk aan het Polderhoofdkanaal aan te leggen parallelkanaal in het kader van kadeherstel onder het plangebied (Fig. 1)
Figuur 2: Ligging van het projectgebied in noord Nederland. (Eigen bewerking)
Figuur 1: Projectgebied Polderhoofdkanaal en Compensatiegebieden (Rood) met meerwaarde door kwaliteitsverbetering robuuste verbinding (Groen) (Eigen bewerking)
Uitwerking compensatie en mitigatie Polderhoofdkanaal Concept rapport
Historie In zuidoost Fryslân zijn de laagveenontginningsculturen een bekend fenomeen. De lage veengronden, meestal met opstrekkende verkaveling en brede waterlopen, vormen een kenmerkend landschapsbeeld. Zo werden, vanaf ongeveer 1860, de laagveengebieden in de zogenoemde Grote Veenpolder in zuidoost Fryslân aantrekkelijk voor ontginning. Omdat het laagveen zich onder de grondwaterspiegel bevond, moest de ontginning gebeuren door het zogenoemde ' baggelen' : het onder water weg baggeren van het veen, om het vervolgens te laten drogen op relatief smalle legakkers. 9R5914.E0/R011/HPK/RDEVE/Stee
-5
15 mei 2009
Om de afvoer van de gedroogde turven te vergemakkelijken was het nodig het gebied te ontsluiten. Hiervoor werd vanaf 1875 het Polderhoofdkanaal (of de Beetstervaart) gegraven als verbinding tussen de Nieuwe Vaart bij de Ulesprong en het Grietmansrak bij de Veenhoop. Door deze verbinding verkreeg het gebied aansluiting op het nationale transportnetwerk. Jaren later werd het ontstane peilverschil tussen de Nieuwe Vaart en het Griemansrak met sluizen overbrugd. Deze sluizen (de Noordersluis bij De Veenhoop en de Zuidersluis /Schouwstrasluis bij de Nieuwe Vaart) dateren uit 1894. Met de achteruitgang van de turfwinning en de opkomst van de stoomtram en het wegtransport verloor het kanaal zijn functie. Het Polderhoofdkanaal verloor de scheepvaartfunctie in 1967. In 1959 werd de Noordersluis afgesloten en volgespoten met zand en in 1967 onderging de Zuidersluis hetzelfde lot. Het Polderhoofdkanaal wordt tegenwoordig voornamelijk gebruikt door sportvissers en om in te zwemmen. Circa 25 keer per jaar wordt een boottocht per praam over het kanaal richting het natuurgebied Kraanlannen en Alddjip georganiseerd. ’s Winters wordt op het ijs geschaatst. Momenteel is het dan ook alleen mogelijk om de route met een kano of kleine boot af te leggen. Met de heropening van het kanaal zal er een kortsluitende verbinding gerealiseerd worden tussen het Friese merengebied en de Turfroute. Zo ontstaat er een vaarverbinding voor de pleziervaart (tot 2,70 meter hoogte) om via Akkrum en Heerenveen in een lus te varen.1 Provinciale Staten besloot, begin 2005, om het Polderhoofdkanaal op te nemen als traject in het Friese Merenproject. Het Friese Merenproject is hoofdzakelijk gericht op de verbetering van de 1
recreatieve vaarmogelijkheden in het Friese merengebieden, de stimulering van de werkgelegenheid in de recreatieve sector, en natuurontwikkeling (Fig. 3). In november 2005 hebben de colleges van B&W van de Gemeenten Opsterland en Smallingerland besloten in te stemmen met de heropening van het Polderhoofdkanaal Nij Beets – De Veenhoop. Beide gemeenten zullen na heropening het eigendom van het kanaal overnemen van Wetterskip Fryslân.2
Figuur 3: Polderhoofdkanaal in het Friese meren Traject en met blauw aangegeven Turfroute (bron: Provinsje Fryslân met eigen bewerking)
Bron: Noorderbreedte 3 1998 G. van der Vaart en P. Groote 2
Gemeente Opsterland 2008
Uitwerking compensatie en mitigatie Polderhoofdkanaal Concept rapport
Projectplan Polderhoofdkanaal, Royal Haskoning, 2007
9R5914.E0/R011/HPK/RDEVE/Stee -6-
15 mei 2009
Alddjip
Polderhoofdkanaal
Figuur 4: Watersysteem polderhoofdkanaal (bron: A&W rapport 1066 bewerkt)
Uitwerking compensatie en mitigatie Polderhoofdkanaal Concept rapport Polderhoofdkanaal
9R5914.E0/R011/HPK/RDEVE/Stee -7
15 mei 2009
Bodem en grondgebruik De bodem van het projectgebied bestaat voornamelijk uit veen op zandgronden. In de diepere bodemlagen bevindt zich een ondoorlatende leemlaag afgezet in vroegere ijstijden. Rond het Alddjip komen in de bovengrond deklagen van klei op de veengronden voor. Dit zijn kleiafzettingen van het Alddjip door vroegere inundaties van de rivier. Waterhuishouding Waterkwantiteit (peilbeheer)2 Het huidige Polderhoofdkanaal wordt gebruikt om water af te voeren naar de Friese boezem (via gemalen) en water in te laten uit de Friese boezem (via inlaten). Sinds de aanleg van het kanaal is de peildynamiek van de Friese boezem aanzienlijk verminderd. Aan het begin van de vorige eeuw fluctueerde de waterstand tussen een voorjaarsmaximum van circa NAP +0,15 meter en een zomerminimum van circa NAP -0,85 meter. Het huidige boezemstreefpeil ligt op NAP 0,52 meter. Het Polderhoofdkanaal is gemiddeld 20 meter breed en het waterpeil ligt op NAP -1,05 meter (zp) en -0,95 meter (wp). Het peilbeheer op het Polderhoofdkanaal is tamelijk complex. Het water wordt via drie punten afgevoerd. Vanwege de lengte van het kanaal (7,5 kilometer) is er een behoorlijk verhang, terwijl het peil op het kanaal niet te veel mag fluctueren. Er is daarom een afvoerstuw in het systeem aangebracht. Deze stuw staat in de oude loop van de Boorne circa 1,5 kilometer ten noordwesten van de Zuidersluis. Naast een waterafvoerfunctie heeft het Polderhoofdkanaal een belangrijke wateraanvoerfunctie. Vanuit de boezem wordt water ingelaten in het Polderhoofdkanaal. Bij de Zuidersluis is een automatische inlaat aanwezig met een diameter van 0,50 meter. Uitwerking compensatie en mitigatie Polderhoofdkanaal Concept rapport
Aan de noordzijde zit een handmatig bediende inlaat, die de gehele zomer gedeeltelijk open staat. Deze inlaat heeft eveneens een diameter van 0,50 meter. Het water wordt ingelaten ten behoeve van de diverse hoogwatervoorzieningen rondom woningen en langs wegen. Deze voorzieningen dienen ter voorkoming van verzakking van woningen en wegen voor de dorpen Nij Beets en de Veenhoop. Daarnaast vindt er nogal wat wegzijging (neerwaartse stroming van grondwater) plaats naar naastgelegen poldergebieden. Het polderhoofdkanaal heeft een peil van NAP -1,05 meter (zp) en -0,95 meter (wp), terwijl aangrenzende polders soms peilen tot NAP -3,10 meter hebben. Om het kanaal op peil te kunnen houden wordt dit wegzijgende water aangevuld door de gemalen jaarrond volledig te laten werken om boezemwater in te laten. Er wordt nu ook al boezemwater ingelaten. Het overschot aan water wordt bij de Ulesprong en de Veenhoop uitgelaten. Daarnaast stroomt het water, via het Alddjip de Binnenringfeart in, richting de Veenhoop, waar het vervolgens in het Grietmansrak gelaten wordt. Het Polderhoofdkanaal is een tiental jaren geleden gebaggerd in twee fasen: in 1996 is de eerste fase gebaggerd (vanaf De Veenhoop tot en met Nij Beets) en in 1998 is de tweede fase gebaggerd (vanaf Nij Beets tot de Nieuwe Vaart). Er is gebaggerd tot op een diepte van NAP -2,70 meter. Dit betekent dat er een waterdiepte is gecreëerd van circa 1,75 meter ten opzichte van het streefpeil. In het zuidelijke tracé ligt een onderleider ter hoogte van het Zilverkanaal. De bovenkant van de onderleider ligt volgens de aanleginformatie op circa NAP -2,80 meter wat resulteert in een waterdiepte van circa 1,85 meter.
9R5914.E0/R011/HPK/RDEVE/Stee -8-
15 mei 2009
Naast het Polderhoofdkanaal speelt de oude meandering van het Alddjip (Ouddiep of Boorne) een belangrijke rol voor het compensatie en mitigatiepakket. Het Alddjip is door het meanderende karakter nog goed terug te vinden in het landschap en heeft daarom een hoge belevingswaarde. Daarnaast heeft het Alddjip een hoge ecologische status doordat het een onderdeel uitmaakt van de ecologische verbindingzone (Verder; EVZ), als onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur (Verder; EHS). Het Alddjip en daarmee de EVZ gaan over in de Binnenringfeart, van waaruit de polder wordt gevoed. Vanuit het Grietmansrak bij de Veenhoop wordt er weer water het Polderhoofdkanaal ingelaten. Voor een verdere beschrijving van het waterhuishoudkundige systeem wordt verwezen naar het rapport Verkenning Watertoets (Zoetendal, 2005).
Ecologie in relatie met de omgeving23 Het plangebied wordt omgeven door (voedselrijke) graslanden, petgatencomplexen en bebouwing. Het Polderhoofdkanaal kent voornamelijk algemene natuurwaarden, maar herbergt op een aantal punten bijzondere natuurwaarden. In het kanaal zelf zijn vooral die trajecten ecologisch interessant waar de beschoeiing afwezig is of onder het wateroppervlak ligt. Daarnaast zijn er nog de ‘afgeleide’ natuurwaarden, die voortkomen uit de aanwezigheid van één of meerdere natuurgebieden in de omgeving.
Waterkwaliteit2 Het kanaal heeft op dit moment een relatief hoge waterkwaliteit, ondanks het feit dat er gedurende het gehele jaar voedselrijk boezemwater wordt ingelaten. Ten aanzien van stikstof en fosfaat kan worden geconcludeerd dat de hoeveelheid totaal stikstof en totaal fosfaat nagenoeg gelijk is aan het boezemwater van de Nieuwe Vaart en de Wijde Ee. Dit is ook te verwachten gezien de grote hoeveelheid water die wordt ingelaten. Ten aanzien van het doorzicht (helderheid van het water) heeft het kanaal een hoger doorzicht dan de Nieuwe Vaart en de Wijde Ee.
2
Uitwerking compensatie en mitigatie Polderhoofdkanaal Concept rapport
Projectplan Polderhoofdkanaal, Royal Haskoning, 2007
9R5914.E0/R011/HPK/RDEVE/Stee -9
15 mei 2009
Natuurgebieden/compensatiegebieden24 Rond het Polderhoofdkanaal liggen een aantal natuurgebieden. Ten noorden van het plangebied liggen de laagveenmoerassen van het Natura 2000-gebied de Alde Feanen en de natuurgebied de Veenhoop. Ten noordoosten het natuurgebied de Boornbergumer Petten. Ten zuiden van het Polderhoofdkanaal liggen de Kraanlannen (EHS gebied) en petgatengebied Alddjip/Piershiem. Ten zuidoosten van het plangebied liggen de beekdalgraslanden van het Natura 2000gebied Van Oordt’s Mersken. Uit onderzoek van Kerstens (2005) blijkt dat bij heropening van het Polderhoofdkanaal geen significante effecten worden verwacht op deze gebieden. Het natuurgebied de Kraanlannen is in beheer en eigendom van It Fryske Gea. Het natuurgebied Alddjip/Piershiem is in eigendom en beheer van Staatsbosbeheer. Deze gebieden zullen in het rapport nader worden toegelicht. De Kraanlannen vormt samen met de Petgaten De Veenhoop een complex van moerasvegetaties en petgaten, heischrale graslanden en natte graslanden. De Kraanlannen staat bekend als belangrijk broedgebied voor moerasvogels en weidevogels. In de winter is dit gebied van belang als pleisterplaats voor vele ganzen en een aantal weidevogelsoorten.
Figuur 5: Overzicht natuurgebieden rond het Polderhoofdkanaal
2
Projectplan Polderhoofdkanaal, Royal Haskoning, 2007
Uitwerking compensatie en mitigatie Polderhoofdkanaal Concept rapport
9R5914.E0/R011/HPK/RDEVE/Stee - 10 -
15 mei 2009
2
VOORTRAJECT OPENSTELLEN POLDERHOOFDKANAAL
•
Zoals eerder vermeld zal in het kader van Friese Meren project het Polderhoofdkanaal de cultuurhistorische identiteit terug geven aan het gebied. Hieruit voortkomend zal toerisme en recreatie een economische impuls geven aan de regio. Naar verwachting zal de extra omzet circa 2 miljoen euro bedragen en zullen er minimaal 30-35 banen (22 fte) bijkomen. Met openstelling van het Polderhoofdkanaal wordt het Friese Merengebied verbonden met de Turfroute en zo een belangrijke bijdrage geleverd aan de beleving van water in de regio en een belangrijk onderdeel vormt in het (inter-)nationale toervaartnetwerk3/456 Als uitgangspunten gelden voor het openstellen Polderhoofdkanaal:
•
• • • • • •
vrije doorvaarthoogte van 2,70 meter; minimale waterdiepte van 1,30 meter; motorboten van de categorie Dm+ voor ‘recreatievaarweg met doorvaart beperkingen’; 5.500 vaarbewegingen per jaar; dit komt neer op gemiddeld 24 vaarbewegingen per dag in het vaarseizoen; maximum snelheid is 6 kilometer per uur; sturen op het schutten door 15 tot 20 keer te schutten per dag uitgaande van 1,5 boot per schut kom je op maximaal 30 boten per dag, hierdoor wordt vertroebeling zoveel mogelijk voorkomen, hierop zal monitoring plaatsvinden of gewenst effect gehaald word;
3 Friese meren project Grenzeloos varen
maximale golfslag met een amplitude van 0,20 meter tot 0,25 meter; openstelling gedurende het hele jaar.
Verantwoordelijkheden De gemeente Opsterland draagt zorg voor de voorbereiding van dit project, in samenwerking met de gemeente Smallingerland, met ondersteuning van het projectbureau Friese Meren van de provincie Fryslân. De gemeente Opsterland is eindverantwoordelijke voor de werkzaamheden en voor de uitvoering conform de af te geven ontheffing. De uitvoering van de werkzaamheden gebeurt door de gemeente Opsterland en door derden. De uitvoerders van de werkzaamheden zullen een machtiging van de gemeente Opsterland ontvangen voor het gebruik van de ontheffing. Tijdens de werkzaamheden zal een ecoloog worden ingezet voor controle en begeleiding van de werkzaamheden. Ook zal deze, voor zover noodzakelijk, een machtiging van de gemeente Opsterland ontvangen voor het gebruik van de ontheffing. Beschrijving van de werkzaamheden Voor het openstellen van het Polderhoofdkanaal moeten er verschillende werkzaamheden plaatsvinden. De Noordersluis bij De Veenhoop en de Zuidersluis zullen worden geopend. Bruggen over het Polderhoofdkanaal worden aangepast (uitgangspunt is een brughoogte van 2,70 meter), evenals de oeververdediging (plaatselijk) en er worden aanlegplaatsen gerealiseerd. Verder wordt een klein deel van het kanaal nabij De Veenhoop gebaggerd, om de gewenste diepte voor scheepvaart te bereiken.
4 ZKA rapport, ZKA
Uitwerking compensatie en mitigatie Polderhoofdkanaal Concept rapport
9R5914.E0/R011/HPK/RDEVE/Stee - 11
15 mei 2009
Restaureren sluizen De oorspronkelijke sluizen bij De Veenhoop en de Nieuwe Vaart liggen nu ondergronds. Bij De Veenhoop ligt er boven de sluis een grasberm met iepen en een asfaltverharding. Restauratie houdt in: verwijderen van bomen, opgraven/uitgraven van sluizen, herstellen van metselwerk en sluisdeuren en aanbrengen van mechanisch elektrische voorzieningen. Baggeren Uitgaande van vaarklasse Dm (motorboten) zal het laatste deel van het Polderhoofdkanaal bij De Veenhoop, over een lengte van 300 meter, worden gebaggerd tot een onderhoudsdiepte van 1,50 meter (vaarwegonderhoudsdiepte ligt 0,20 meter onder maximale vaardiepte). Oplossen van knelpunten bij de bestaande bruggen en dammen. Er worden drie nieuwe beweegbare bruggen geplaatst, namelijk bij de Noordersluis, Polderhus/Veenhoop en centrum Nij Beets. De beide sluizen worden gerestaureerd. Daarnaast worden zeven nieuwe, vaste bruggen geplaatst. Deze komen in plaats van dammen, waardoor open waterverbindingen worden gecreëerd. Creëren aanlegplaatsen. Er worden enkele tientallen aanlegplaatsen gecreëerd ter hoogte van De Veenhoop, de Kraanlannen, Nij Beets bij het cultuurhistorisch museum, zwembad en het zuidelijk gemaal nabij de Ulesprong. Verstevigen oevers. Om afslag van de oever als gevolg van overslaande golven te voorkomen, wordt onderzocht welke maatregelen genomen kunnen
Uitwerking compensatie en mitigatie Polderhoofdkanaal Concept rapport
worden. Afhankelijk van de aard en locatie van de oevers wordt voor twee opties gekozen: Als eerste wordt, waar nodig, de eerste meter schuin afgegraven en bekleed met waterdoorlaatbaar worteldoek en geballast met stortsteen (zie inspectierapport oevers). Ten tweede worden er, waar nodig, palenrijen aangebracht om golfslag tegen te gaan. Dit biedt een versterking van de oevers in combinatie met de bescherming van watervegetatie zoals krabbescheer. Effecten gebruik Door de vaarbewegingen zal het water minder ‘rustig’ worden, wat omwoeling van de bodem tot gevolg heeft. Hierdoor ondervinden waterplanten zoals Fonteinkruiden en Krabbescheer, maar indirect ook de diersoorten de Gestreepte waterroofkever, Groene glazenmaker en vissen in de middelste waterkolom mogelijk negatieve effecten. Daarnaast speelt ook de golfslag vanaf de oever en boeggolfwerking van de boten een rol. Door de opwoeling vermindert het doorzicht en het opgewoelde slib kan een eutrofiërende werking hebben. Het Wetterskip Fryslân laat ’s zomers boezemwater in het Polderhoofdkanaal bij zowel de Veenhoop als bij het Zuidergemaal. Het is onduidelijk om hoeveel water het gaat. Daarnaast wordt water uitgeslagen op het Polderhoofdkanaal door een poldergemaal. Vanuit het Polderhoofdkanaal wordt vervolgens weer water uitgelaten naar de lager gelegen gebieden. Het Polderhoofdkanaal is in de zomerperiode dus een met boezemwater gevuld systeem. Door de schutverliezen zal de ‘waterbehoefte’ van het kanaal afnemen en zal er minder water vanuit de boezem worden ingelaten in het kanaal. De verwachting van Wetterskip Fryslân is dat de hoeveelheid
9R5914.E0/R011/HPK/RDEVE/Stee - 12 -
15 mei 2009
boezemwater dat in het Polderhoofdkanaal terecht komt niet zal toenemen (mond. med. Theunis Osinga, Wetterskip Fryslân). Ook in de verkennende watertoets (Zoetendal 2005) wordt niet verwacht dat de waterkwaliteit van het Polderhoofdkanaal daardoor zal veranderen. Door het heropenen van operationele sluizen kan benedenstrooms kolkwerking optreden met mogelijke schade aan planten en dieren. Aan de andere kant leidt het heropenen van sluizen tot een open waterverbinding en daarmee verbeterde migratiemogelijkheden voor waterdieren. Deze maatregelen is dan ook gericht op mitigering dan wel compensatie in verband met de overige zojuist genoemde soorten. Effecten inrichting Door de baggerwerkzaamheden zal er, gedurende de uitvoering van de werkzaamheden, een tijdelijke verstoring van de flora en fauna ontstaan. Dit komt voornamelijk door de aanwezigheid van mensen en het gebruik van machines die geluidbelasting of andere verstoring tot gevolg kunnen hebben . De waterbodem wordt volledig omgewoeld waardoor er mogelijk negatieve effecten plaatsvinden op soorten als de Gestreepte waterroofkever, Zoetwatermosselen waarvan de Bittervoorn afhankelijk is voor de voortplanting, en andere waterflora en -fauna. Door middel van een aantal mitigerende maatregelen worden deze negatieve effecten beperkt en komt de gunstige staat van instandhouding van de aanwezige vissoorten en andere soorten niet in gevaar. Deze zijn tevens nader beschreven in hoofdstuk 10. De maatregelen welke getroffen worden zijn:
• •
• •
ontzien vegetatie;
gefaseerd baggeren. Hoewel het baggeren niet gericht is op verbetering van de waterkwaliteit, heeft dit wel een positief neveneffect. Met het slib worden nutriënten en eventuele verontreinigende stoffen afgevoerd. Ook zal na het baggeren minder slib opwervelen van de bodem, waardoor het water helderder word. Dit is gunstig voor veel planten en dieren die in het water leven. Planning mitigerende en compenserende maatregelen Baggerwerkzaamheden worden buiten de winterrust van vissen en amfibieën uitgevoerd en buiten de voortplantingsperiode en larvenfase van de Gestreepte waterroofkever. De brede, aangepaste oever wordt eveneens buiten de voortplantingsperiode en larvenfase van de Gestreepte waterroofkever aangelegd en buiten het broedseizoen. Periode ontheffing Bij werkzaamheden tijdens het broedseizoen wordt voorkomen dat broedvogels verstoord worden door eerst zeker te stellen dat er geen broedvogels aanwezig zijn. Baggerwerkzaamheden vinden plaats tussen 15 augustus en eind december, zolang de winterrust van amfibieën en vissen nog niet is ingetreden (watertemperatuur boven 10 °C).
baggeren buiten het voortplantingsseizoen en winterrust; Controleren van de bagger en terugplaatsen vissen en zoetwater mosselen;
Uitwerking compensatie en mitigatie Polderhoofdkanaal Concept rapport
9R5914.E0/R011/HPK/RDEVE/Stee - 13
15 mei 2009
Glanzend fonteinkruid
Impressie Krabbescheer
Groene Glazenmak
Gestreepte waterroofkever
Nevengeul Polderhoofdkanaal
Uitwerking compensatie en mitigatie Polderhoofdkanaal Concept rapport Krabbescheer
9R5914.E0/R011/HPK/RDEVE/Stee - 14 -
15 mei 2009
Polderhoofdkanaal & Waterspitsmui
3
UITGANGSPUNTEN MITIGATIE EN COMPENSATIE POLDERHOOFDKANAAL Uitgangspunten voor mitigatie en compensatie van het Polderhoofdkanaal komen voort uit de habitatvereisten voor de Gestreepte waterroofkever. Daarnaast zijn veel van deze habitatvereisten ook toepasbaar op soorten als Grote modderkruiper, Bittervoorn, Groene glazenmaker en Waterspitsmuis. Deze doelsoorten zijn beschermd onder de Flora- en faunawet. De wet wordt nader toegelicht en vervolgens worden de habitateisen beschreven voor de doelsoorten. In dit rapport wordt voornamelijk ingegaan op de Gestreepte waterroofkever, omdat deze de meest kritische soort is. De overige soorten profiteren ook van de natuurontwikkeling door de mitigerende en compenserende maatregelen.
3.1
Flora- en faunawet De Flora- en faunawet is in 2002 in werking getreden en heeft als doel de bescherming te waarborgen van dier- en plantensoorten, zowel binnen als buiten beschermde gebieden. De F&F wet vervangt een aantal andere wetten en met regels ten behoeve van wilde flora en fauna, te noemen; de Vogelwet uit 1936, de Wet bedreigde uitheemse dier- en plantsoorten (BUDEP), de Jachtwet, de Nuttige dierenwet 1914 en het soortbeschermingsonderdeel van de Natuurbeschermingswet. De F&F wet is gebaseerd op een ‘Nee, tenzij’ principe. Dat betekent dat alle activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten in principe verboden zijn, tenzij er vrijstelling of ontheffing voor deze activiteiten is toegekend.
Uitwerking compensatie en mitigatie Polderhoofdkanaal Concept rapport
De F&F wet is primair gericht op soortbescherming en niet op gebiedbescherming. De Gestreepte waterroofkever, Waterspitsmuis, Grote modderkruiper, Bittervoorn en Groene glazenmaker worden beschermd onder Tabel 3 (strengst beschermd) van de F&F wet. Dit houdt in dat een ontheffing nodig is om bepaalde activiteiten uit te voeren, die getoetst wordt door middel van een ‘uitgebreide toets’. In deze uitgebreide toets wordt naar drie criteria gekeken: (1) er is sprake van een in of bij de wet genoemd belang, (2) er is geen alternatief, en (3) de activiteit doet geen afbreuk aan de gunstige staat van instandhouding van de soort. Om aan punt 3 te voldoen zullen in en rond het Polderhoofdkanaal mitigerende en compenserende maatregelen nodig zijn (Altenburg et al. 2008). De vereiste compensatiemaatregelen voor de verwachte habitatafname in het Polderhoofdkanaal worden beschreven door Altenburg et al. in rapport 1066 (2008). De oppervlakte van het leefgebied die gecompenseerd moet worden bedraagt minimaal 12 ha open water en 15 km oeverlengte. De compensatiegebieden moeten aan een aantal voorwaarden voldoen om geschikt habitat te vormen voor de Gestreepte waterroofkever en de overige beschermde soorten. Deze voorwaarden hebben betrekking op de waterdiepte, de waterstroming, de waterkwaliteit en de oeverinrichting.
9R5914.E0/R011/HPK/RDEVE/Stee - 15
15 mei 2009
3.2 Habitatvereisten Gestreepte waterroofkever De Gestreepte waterroofkever is één van de drie waterroofkevers (familie Dytiscidae) uit het geslacht Graphoderus die in Nederland voorkomen. De ecologie en habitateisen van de Gestreepte waterroofkever worden besproken in Cuppen et al. (2006, 2007) en De Boer (2007). Hoewel er duidelijke leemtes zijn in de kennis over de Gestreepte waterroofkever, zijn een aantal habitatvereisten bekend. De hieronder beschreven informatie is gebaseerd op bovenstaande bronnen. De huidige bekende verspreiding van de Gestreepte waterroofkever is geconcentreerd in de laagveengebieden van Fryslân, noordwest Overijssel en het Noord-Hollands/Utrechts plassengebied. De enige resterende populatie op zandgronden is in het Voorste Goorven bij Oisterwijk. Recente gegevens over het voorkomen van de Gestreepte waterroofkever in en rond het Polderhoofdkanaal worden gegeven door De Boer en Jalving. Door De Boer zijn in 2006 13 Gestreepte waterroofkevers gevangen waarvan 9 exemplaren in het Polderhoofdkanaal. De overige vangsten waren in de Nieuwe Vaart bij de Ulesprong en in het Alddjip bij Piershiem. De vangsten in het Polderhoofdkanaal waren over 6 locaties verspreid en het is aannemelijk dat de soort door het gehele kanaal voorkomt. Op basis van deze aantallen geeft De Boer (2007) een grove inschatting van minimaal 500 exemplaren in het Polderhoofdkanaal en 200 exemplaren in het Alddjip. In een vervolgonderzoek (Jalving 2008) werd in zes van de 19 monsterpunten de kever aangetroffen, waarvan vier monsterpunten in het Polderhoofdkanaal, één in de Kraanlannen en één in het Alddjip (De Boer 2007).
Uitwerking compensatie en mitigatie Polderhoofdkanaal Concept rapport
De meeste waarnemingen in Nederland komen uit sloten en kanalen, waarbij geen duidelijke voorkeur voor de breedte van de watergang lijkt te bestaan. De Gestreepte waterroofkever komt vooral voor in stilstaand of rustig stromend, helder water met veel doorzicht en met een diepte van minimaal 0,75 meter (1 tot 1,50 meter is de optimale waterdiepte) en een goede waterkwaliteit. Het water is helder, ongeveer neutraal (pH tussen 6 en 7,5) en bevat relatief weinig calcium en magnesium. Hoewel de gebieden in Fryslân, waar de soort voorkomt, onder sterke kwelinvloeden vanuit het Drents Plateau staan (De Boer 2007, Altenburg et al. 2008), worden typische kwelsloten met holpijpvegetaties gemeden. De bodem bestaat meestal uit zand of veengrond. De oevers zijn vaak steil met weinig bomen of struiken die het water beschaduwen. De kever is zwemmend goed mobiel, maar migratie over land of vliegend is hij niet waargenomen. Een doorgaande waterverbinding is dus van essentieel belang voor deze soort. Passage door een vistrap lijkt niet aannemelijk vanwege de stroomsnelheid van het water in de vistrap. Geëutrofieerde wateren met een hoge kroosbedekking worden gemeden. Meestal is een vrij spaarzame vegetatie van drijvende en submerse waterplanten aanwezig. In het habitatmodel van Cuppen et al. zijn 12 plantensoorten opgenomen die het sterkst correleren aan het voorkomen van de kever. Deze zijn in tabel 1 (pagina 17) in volgorde van correlatie weergegeven, waarbij de soorten die het sterkst correleren met het voorkomen van de kever bovenaan staan.
9R5914.E0/R011/HPK/RDEVE/Stee - 16 -
15 mei 2009
Soort
Latijnse benaming
Biotoopeisen Voedselrijkdom
pH
Waterdiepte
Golfslag
Stroming
Waterlelie
Nymphaea alba
Eu/Meso/oligotroof
Neutraal
1-1,5>
Geen/weinig
Geen/weinig
Gele plomp
Nuphar lutea
Eu/Mesotroof
Neutraal
<1-1,5 m
Geen/weinig
Geen/weinig
Groot blaasjeskruid
Utricularia vulgaris
Eu/Mesotroof
Neutraal
<1-1,25 m
Geen
Geen/weinig
Waterviolier
Hottonia palustris
Eu/Mesotroof
Neutraal
<1 m
Glanzig fonteinkruid
Potamogeton lucens
Eu/Mesotroof
Neutraal
<1-1,5 m>
Geen/weinig
Geen/weinig
Krabbenscheer
Stratiotes aloides
Eu/Mesotroof
Neutraal
<1-1,5 m>
Geen
Geen/weinig
Brede waterpest
Elodea canadensis
Eu/Mesotroof
Neutraal
<1 m
Geen/weinig
Geen/weinig
Vederkruid
Myriophyllum sp.
Eu/Mesotroof
Basisch
<1 m
Geen/weinig
Geen/weinig
Kikkerbeet
Hydrocharis morsus-ranae
Eu/Mesotroof
Neutraal
<1 m
Geen
Geen/weinig
Puntkroos
Lemna tricsulca
Eu/Mesotroof
Neutraal
Geen
Geen/weinig
Stomp fonteinkruid
Potamogeton obtusifolius
Eu/Mesotroof
Neutraal
<1-1,5 m>
Geen/weinig
Spits fonteinkruid
Potamogeton acutifolius
Meso/oligotroof
Neutraal
<1 m
Geen/weinig
Tabel 1. Biotoopeisen van de waterplanten waarmee het voorkomen van de Gestreepte waterroofkever is gecorreleerd (Biotoopeisen zijn gebaseerd op Weeda et al. (1985-1994) en Schaminee et al. (1995-1999))
Bijna alle bovenstaande soorten komen voor in ondiep, helder, ongeveer neutraal, stilstaand tot rustig stromend water. Matige tot sterke stroming wordt niet verdragen behalve door Waterviolier. Kikkerbeet en Krabbescheer zijn zeer gevoelig voor golfslag. Veel
Het kanaal wordt gevoed door polderwater, boezemwater en regenwater. De zichtdiepte in het Polderhoofdkanaal is goed en de gehalten aan chloride, stikstof en fosfaat komen sterk overeen met die in het boezemwater van het Grietmansrak (Altenburg et al. 2008).
soorten komen voor in fosfaatarm water en enkele soorten zijn indicatief voor kwelwater zoals Waterviolier en Brede waterpest. Veel soorten van deze waterplanten waarmee het voorkomen van de Gestreepte waterroofkever is gecorreleerd verdragen geen troebel of eutroof water. Enkele gegevens over de waterkwaliteit van het Polderhoofdkanaal en omringende gebieden worden gegeven door Altenburg et al. Uitwerking compensatie en mitigatie Polderhoofdkanaal Concept rapport
9R5914.E0/R011/HPK/RDEVE/Stee - 17
15 mei 2009
3.3
Conclusie De biotoopeisen (vegetatie, waterkwaliteit, e.d.) welke van belang zijn voor de habitat van de Gestreepte waterroofkever en andere soorten zullen zich moeten gaan ontwikkelen in de compensatiegebieden. Om de geschikte habitat te ontwikkelen zullen er maatregelen getroffen moeten worden ten aanzien van de waterhuishouding in het gebied. Voor de compensatiegebieden is het van groot belang dat de watergangen op een ‘kevervriendelijke’ manier verbonden zijn met elkaar, om verspreiding van de kever mogelijk te maken. Op basis van de ecologische voorwaarden kunnen de volgende conclusies getrokken worden: Waterdiepte Zoals eerder aangegeven komen de meeste waterplantensoorten voor in ondiep water (maximaal 1,50 meter). Hoewel dit ook gerelateerd is aan de helderheid van het water, is de optimale waterdiepte voor de Gestreepte waterroofkever waarschijnlijk 1 tot 1,50 meter (zie ook Altenburg et al. 2008). Bij grotere dieptes zullen veel waterplanten zich niet kunnen handhaven. Op basis van deze gegevens wordt voor de waterdiepte een streefgetal van 1,30 meter aanbevolen. Dit betekent dat bijvoorbeeld de petgaten, welke door verlanding ondieper zijn geworden bij Piershiem/Alddjip uitgediept en verbreed worden. Waterstroming Op basis van de bovenstaande gegevens kan worden geconcludeerd dat de Gestreepte waterroofkever zich waarschijnlijk niet kan handhaven bij een matige tot sterke stroming, aangezien de meeste in tabel 1 genoemde waterplanten daar niet in voorkomen. Hoewel er een zekere mate van interspecifieke variatie bestaat, zijn stroomsnelheden lager dan 0,3 tot 0,5 m/s voor veel van de bovenstaande soorten waterplanten optimaal (zie o.a. Bal et al. 2001, Uitwerking compensatie en mitigatie Polderhoofdkanaal Concept rapport
Van der Molen et al. 2007). Soorten gevoelig voor waterbeweging zoals Krabbescheer en Kikkerbeet komen voornamelijk voor in stilstaand water. Een aaneengesloten mat van Krabbescheer is voor de Gestreepte waterroofkever, in tegenstelling tot de Groene glazenmaker, echter niet gewenst omdat andere soorten waterplanten zich dan niet kunnen handhaven. Voor de compensatiegebieden zal dus een zeer lage stroomsnelheid (als indicatie maximaal 0,1 m/s) van belang zijn. Waterkwaliteit Het water in de compensatiegebieden moet van goede kwaliteit zijn om een geschikt habitat voor de Gestreepte waterroofkever te vormen. Dit betekent helder water met een ongeveer neutrale zuurgraad. Hoewel sommige waterplanten in (matig) voedselrijke omstandigheden kunnen voorkomen wordt sterke eutrofiëring door veel soorten niet verdragen. Altenburg et al. (2008) bevelen aan om te baggeren om de bovenste fosfaatrijke sliblaag te verwijderen. Door dit gefaseerd en buiten de winterrust uit te voeren hebben vissen en andere dieren de kans zich te verplaatsen. Baggeren in veengrond geeft echter ook het risico op extra nalevering van nutriënten door een versnelde afbraak van organisch materiaal in de blootgelegde veenlaag. Deze nalevering hangt af van diverse factoren zoals de waterkwaliteit (bicarbonaat, sulfaat), bodemsamenstelling, inlaat van gebiedsvreemd water en de nutriëntenpool in de veenlaag. De effecten dienen vooraf te worden geschat door metingen van de waterkwaliteit. Aanbevolen wordt om door een pilot in het gebied vast te stellen wat per saldo de effecten zijn van baggeren op de fosfaatgehaltes in het water.
9R5914.E0/R011/HPK/RDEVE/Stee - 18 -
15 mei 2009
Oeverinrichting In de compensatiegebieden zoals het Alddjip (ook wel Boorne of Ouddiep genoemd) zijn oevers noodzakelijk die geschikt zijn voor de Gestreepte waterroofkever en andere waterfauna. Zoals aanbevolen door Altenburg et al. kan in het Alddjip een steil talud worden gerealiseerd voor de Gestreepte waterroofkever. Er is gekozen voor aan beide zijden steile oevers in het Alddjip en in de bypass. In het petgaten gebied wordt gekozen voor een variatie tussen een steil talud en een flauw talud voor de andere soorten zoals Bittervoorn en Grote modderkruiper. Dit flauwe talud moet niet steiler dan 1:10 of 1:15 zijn om een goede vestiging van (semi-)aquatische vegetatie mogelijk te maken. Een andere mogelijkheid voor natuurvriendelijke oeverinrichting voor bijvoorbeeld vissen is de aanleg van plasbermen, waarop rietvegetatie zich kan ontwikkelen. Deze plasberm kan dienst doen als paaiplaats voor vissen. De plasberm kan vlak worden aangelegd of met een maximaal talud van 1:10 of 1:15. De optimale diepte is 0,30 meter onder water met een aaneengesloten lengte van minimaal 20 of 30 meter.
Uitvoering van de werkzaamheden In het Projectplan Polderhoofdkanaal (Den Held, 2007) wordt omschreven op welke wijze de inrichtingswerkzaamheden worden uitgevoerd. Hiermee moet tijdens de uitvoering van de werkzaamheden rekening gehouden worden.
Golfslag en waterbeweging Waterplantsoorten als Krabbescheer en Kikkerbeet verdragen geen golfslag en de waterbeweging in de compensatiegebieden moet dus beperkt zijn. Vertroebeling dient te worden voorkomen door vaarbewegingen in de compensatiegebieden zoveel mogelijk te beperken.
Uitwerking compensatie en mitigatie Polderhoofdkanaal Concept rapport
9R5914.E0/R011/HPK/RDEVE/Stee - 19
15 mei 2009
Uitwerking compensatie en mitigatie Polderhoofdkanaal Concept rapport
9R5914.E0/R011/HPK/RDEVE/Stee - 20 -
15 mei 2009
4
MITIGATIE POLDERHOOFDKANAAL Om de negatieve effecten door het openstellen van het Polderhoofdkanaal zoveel mogelijk te beperken, dienen een aantal mitigerende maatregelen uitgevoerd te worden. Naast deze maatregelen zullen er enkele organisatorische maatregelen genomen worden ter vermindering van de opwerveling en vertroebeling.
4.1
Huidige situatie Ecologie De aanwezige vegetatie welke van belang is voor de Gestreepte waterroofkever bestaat voornamelijk uit fonteinkruiden en een geringe mate van Krabbescheer. Deze soorten in combinatie met helder water zorgen voor een geschikt biotoop voor de Gestreepte waterroofkever. Krabbescheer is tevens een belangrijke soort voor bijzondere libellensoorten (zoals de Groene glazenmaker) welke in de omliggende natuurgebieden voorkomen. Hydrologie Zoals eerder vermeld, wordt zomers het water ingelaten vanuit de Nieuwe Vaart door middel van het Rippevennengemaal bij De Ulesprong. Vervolgens stroomt het water naar het Alddjip richting de Binnenringvaart en De Veenhoop waar het water uitgelaten wordt via de Noordersluis het Grietmansrak in (Zie voor meer uitgebreide informatie hoofdstuk 1). Daarnaast wordt het water op meerdere plaatsten uitgelaten naar het omliggende gebied, maar ook wegzijging speelt hierin een rol.
Uitwerking compensatie en mitigatie Polderhoofdkanaal Concept rapport
Figuur 6: Locaties mitigatie Polderhoofdkanaal uitgelicht in figuur pagina 19.
9R5914.E0/R011/HPK/RDEVE/Stee - 21
15 mei 2009
Mitigerende maatregelen Polderhoofdkanaal
Profiel 1
Profiel 2 Uitwerking compensatie en mitigatie Polderhoofdkanaal Concept rapport
9R5914.E0/R011/HPK/RDEVE/Stee - 22 -
15 mei 2009
4.2
Mitigerende maatregelen Uitgangspunten Er moet gestreefd worden om zo min mogelijk schade aan de huidige habitat voor de Gestreepte waterroofkever en andere soorten (Bittervoorn, Waterspitsmuis, enz.) toe te brengen als gevolg van de openstelling van het Polderhoofdkanaal. Enkele belangrijke negatieve factoren die zoveel mogelijk voorkomen moeten worden zijn:
• •
Opwerveling van bodemdeeltjes waardoor vertroebeling van het water ontstaat. Golfslag door vaarbewegingen waardoor schade aan vegetaties plaatsvindt.
Technische maatregelen Om voorgaande negatieve gevolgen van de openstelling zoveel mogelijk te voorkomen zijn de volgende mitigerende maatregelen voorgesteld (zie ook Altenburg et al. 2008):
•
Aanbrengen palenrij Het plaatsen van zes rijen met palen die dienen als vooroever. De palenrijen worden 2 meter uit de kant dicht op elkaar (‘mannetjemannetje’) aangebracht in een getrapte vorm ten opzichte van elkaar, dus achter iedere opening een paal uit de achterliggende rij. Hierdoor wordt golfslag gereduceerd, waardoor waterplanten die gevoelig zijn voor golfslag zoals Krabbescheer zich kunnen blijven ontwikkelen en blijft de ‘doorlaatbaarheid’ goed voor bijvoorbeeld de Gestreepte waterroofkever en andere waterfauna. Wel dient er rekening mee gehouden worden dat na het plaatsen van de vooroevers er aangepast onderhoud dient plaats te vinden om verlanding achter de palenrijen tegen te gaan. Een toegesneden beheer van periodiek en gefaseerd schonen en maaien is wel noodzakelijk om gedeeltelijk open water te houden
Uitwerking compensatie en mitigatie Polderhoofdkanaal Concept rapport
Figuur 7 Impressie palenrij met steiger
De palenrijen zijn optimaal gesitueerd op de plekken waar Krabbescheer en Glanzig fonteinkruid is aangetroffen. Deze waterplanten correleren sterk met het voorkomen van de Gestreepte waterroofkever. Bekend is dat deze waterplanten gevoelig zijn voor golfslag en de maatregel zal de golfslag achter de palenrijen verminderen en daarmee beter habitat voor de kever creëren. In De Veenhoop en Nij Beets worden de palenrijen gecombineerd met aanlegsteigers voor bewoners. Op deze wijze is het mogelijk voor aanwonenden om voor de palenrij hun boten aan te leggen. Op de volgende locaties zullen er in totaal 620 meter palenrijen met aanlegsteigers aangebracht worden, zie ook pagina 19:
• •
1 maal (300 m) aan de oostzijde bij de Veenhoop. 2 maal aan de noordoost zijde (320 m) in de bocht ter hoogte van Nij Beets.
9R5914.E0/R011/HPK/RDEVE/Stee - 23
15 mei 2009
Op de volgende locaties worden er in totaal 895 meter palenrijen zonder aanlegsteigers aangelegd:
• • • •
2 maal (300 m + 115 m) aan de westzijde bij de Veenhoop (zuidzijde van de brug). 1 maal (230 m) aan de zuidzijde ter hoogte van de Kraanlannen (niet ter hoogte van de boerderij). 1 maal (250 m) ten oosten bij de Ulesprong. Verdiepen van de vaargeul. Door de diepte van het kanaal te vergroten zal de opwerveling van slib en daarmee vertroebeling, verminderen. Altenburg et al. (2008) geven aan dat het kanaal het beste kan worden verdiept in het midden van het kanaal vanwege de stabiliteit van de kaden. Een lengte van 2 km met een breedte van 3 à 4 meter wordt hier aangegeven. Het kanaal krijgt hierdoor in het midden een diepte van 3 meter, dit zal 1 km in het kanaal plaatsvinden. Deze lengte is overeengekomen tijdens de interactieve brainstormsessie, dd 12 augustus 2008, met de betrokken TBI’s en natuurorganisaties. Monitoring op twee locaties zal uitwijzen of de maatregelen de gewenste resultaten opleveren (zie verslag 9R5914.A0/C032/DMA+JSP/EKE/Nijm).
•
•
Maatregelen vaarverkeer Bij de openstelling van het Polderhoofdkanaal worden de volgende uitgangspunten gehanteerd (Altenburg et. al. 2008):
•
Maximale waterdiepte voor het Polderhoofdkanaal was vastgesteld op 1,50 meter op basis van de vaarklasse Dm (motorboten), met een daarbij behorende diepgang van de boten van 1,30 m. Naar aanleiding van de mitigatie wordt de diepgang echter voorlopig gesteld op 0,90 meter. Afdwingen van de diepgang gebeurt door middel van ‘drempels’ voor de
Uitwerking compensatie en mitigatie Polderhoofdkanaal Concept rapport
•
sluis. De drempels zijn instelbaar tussen de 0,70 meter en 1,30 meter. Door beperking van de diepgang wordt het kanaal alleen toegankelijk voor kleine boten die minder diep steken waardoor de schroeven minder vertroebeling veroorzaken en worden de effecten op de ecologie zo gering mogelijk gehouden. Door het toestaan van (kleine) boten met een diepgang van maximaal 0,90 meter wordt het vaarbelang zoveel mogelijk tegemoet gekomen en tegelijkertijd wordt er rekening gehouden met de ecologie. Beperking aantal vaarbewegingen. Dit wordt in feite al bereikt door het instellen van een maximale diepgang (zie voorgaand beschreven) waardoor minder boten het kanaal in mogen. Zoals Altenburg et al. (2008) echter aangeven, is een beperking van het aantal vaarbewegingen het meest effectief wanneer tussen de bootpassages er voldoende tijd is voor de bodemdeeltjes om terug te zakken. Dit zou neerkomen op het instellen van een rustperiode tussen passerende boten. Een alternatieve maatregel is om het aantal vaarbewegingen aan een maximum te stellen. Monitoring zal uit moeten wijzen of dergelijke maatregelen nodig zijn (‘hand aan de kraan’). Maximale vaarsnelheid van 6 km/u. Handhaving van een lage vaarsnelheid in het Polderhoofdkanaal heeft twee doelen. Ten eerste wordt golfslag verminderd. Veel golfslag kan leiden tot oeverafslag en het verdwijnen van waterplanten als Krabbescheer en Kikkerbeet. Ten tweede wordt vertroebeling van het water verminderd. Veel soorten waterfauna (zoals de Gestreepte waterroofkever) en flora komen niet voor in troebel water. Er is geen beperking van de vaarperiode. De meeste vaarbewegingen worden verwacht in het hoogseizoen (juli –
9R5914.E0/R011/HPK/RDEVE/Stee - 24 -
15 mei 2009
augustus) en beperking van de vaarperiode in dit seizoen is niet wenselijk. Overige maatregelen
•
•
•
Waterinlaat vanuit een punt om een langere aanvoerweg te realiseren. Hierdoor wordt het water als het ware gezuiverd. Voorkeur gaat uit om bij de Veenhoop het water in te laten door het Polderhoofdkanaal richting het Alddjip als schoon water de Ecologische Verbinding Zone in. Aanbrengen van viswerende voorzieningen (gedacht kan worden aan viswering door geluid en/of elektriciteit) ( bij sluizen en inlaatpunten om intrek van grote bodemwoelende vis vanuit de boezem tegen te gaan. Periodieke beheersvisserij, waarbij bodemwoelende vissen worden tegengegaan.
bagger, vandaar dat er een aanname wordt gedaan om te baggeren binnen een reikwijdte van tot 10-30 jaar. Als uitgangspunt voor het beheer geldt het handhaven van de waterdiepte, er moet gebaggerd worden indien dit noodzakelijk is. De effectiviteit van de vooroevers en nevengeul hangt vooral samen met de mate waarin het water helder blijft. De vooroevers en nevengeul zullen naar verwachting verlanden, hier dient geschikt beheer plaats te vinden. Het baggeren zal als proef worden uitgevoerd conform hoofdstuk 10. Daarnaast dienen de maatregelen vaarverkeer beschreven in paragraaf 4.2 gehanteerd te worden. Uit de monitoring zal blijken in hoeverre de maatregelen het gewenste effect hebben. Hierop wordt nader ingegaan in hoofdstuk 12.
Effecten De twee voornaamste negatieve effecten van de openstelling van het Polderhoofdkanaal zijn vertroebeling van het water en golfslag. Deze effecten worden gemitigeerd door het verdiepen van de vaargeul om opwerveling van bodemdeeltjes te verminderen en het aanbrengen van palenrijen om golfslag te verminderen. De effectiviteit van alle maatregelen moet duidelijk worden door middel van monitoring. Tijdens de monitoring dienen de effecten van de hier voorgestelde maatregelen te worden gekwantificeerd. Waar nodig kan op basis van de uitkomsten van de monitoring de getroffen maatregelen worden aangepast. De effectiviteit van de voorgestelde maatregelen hangt sterk af van het beheer. Het is onduidelijk hoe snel de vaargeul weer volloopt met Uitwerking compensatie en mitigatie Polderhoofdkanaal Concept rapport
9R5914.E0/R011/HPK/RDEVE/Stee - 25
15 mei 2009
Uitwerking compensatie en mitigatie Polderhoofdkanaal Concept rapport
9R5914.E0/R011/HPK/RDEVE/Stee - 26 -
15 mei 2009
5
COMPENSATIE KADEHERSTEL POLDERHOOFDKANAAL In het traject van het Polderhoofdkanaal zijn aan de oostzijde van de Kraanlannen veel waterplanten aangetroffen welke correleren met de aanwezigheid van de Gestreepte waterroofkever. Ook is hier de Gestreepte waterroofkever veelvuldig aangetroffen. Vanuit het Polderhoofdkanaal wordt water ingelaten in de polder. Door de huidige slechte staat dient de kade hersteld te worden. In gezamenlijk overleg met het Wetterskip is besloten de bestaande kade, tussen een nieuw te realiseren nevengeul van 15 meter en het Polderhoofdkanaal, te verbreden tot een breedte van 9 meter over een lengte van 400 meter. De locatie hiervan bevindt zich ten zuiden van het Polderhoofdkanaal, kilometerhok 194-566 linksboven.
Uitwerking compensatie en mitigatie Polderhoofdkanaal Concept rapport
9R5914.E0/R011/HPK/RDEVE/Stee - 27
15 mei 2009
5.1
Compenserende maatregelen Uitgangspunten Er zal naar gestreefd worden geschikt habitat voor de Gestreepte waterroofkever te ontwikkelen:
• • •
Steile oevers. Een geringe waterstroming (geen matige of sterke stroming), dit is afgeleid uit de ecologische eisen van de waterplanten in de verspreidingsgebieden van de kever.
Maatregelen: Er vindt kadeherstel plaats door het Wetterskip en in aansluiting hierop wordt nieuwe biotoop gecreëerd naast het Polderhoofdkanaal. Deze nieuwe watergang krijgt een lengte van 400 meter. De nieuwe watergang zal 15 meter breed en 1,30 meter diep worden. Het is noodzakelijk om door middel van het aanleggen van het kanaal de aanwezige nutriënten uit het landbouwgebied weg te nemen.
Een waterdiepte van 1,30 meter.
Profiel 1 Zie pagina 25
Uitwerking compensatie en mitigatie Polderhoofdkanaal Concept rapport
9R5914.E0/R011/HPK/RDEVE/Stee - 28 -
15 mei 2009
Effecten Het parallelkanaal krijgt een ideale breedte en diepte met steile oevers en geringe stroming met deze inrichting wordt getracht een optimaal habitat voor de Gestreepte waterroofkever en waterplanten te creëren. de hydrologische maatregelen zal er sprake zijn van kwelstroming, wat de ontwikkeling van watervegetatie zal versterken. Hierdoor kan zich een nieuw leefgebied voor de Gestreepte waterroofkever ontwikkelen.
Uitwerking compensatie en mitigatie Polderhoofdkanaal Concept rapport
9R5914.E0/R011/HPK/RDEVE/Stee - 29
15 mei 2009
Uitwerking compensatie en mitigatie Polderhoofdkanaal Concept rapport
9R5914.E0/R011/HPK/RDEVE/Stee - 30 -
15 mei 2009
6
COMPENSATIEGEBIED KRAANLANNEN
6.1 Huidige situatie
De Kraanlannen is een gebied wat voor tweederde uit petgaten bestaat en in eigendom en beheer is van It Fryske Gea. Het gebied wordt gevoed met water vanuit het Polderhoofdkanaal en biedt uitstekende mogelijkheden voor de compensatie van habitat voor de Gestreepte waterroofkever (Altenburg et al. 2008). Het gebied is een onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur en heeft hierdoor een beschermde status. Er mogen dan ook geen inrichtingen plaats vinden welke de natuurontwikkeling reduceren. In het kader van de compensatie Polderhoofdkanaal wordt er met de aansluiting op het EHS gebied een geschikt leefgebied voor onder andere de Gestreepte waterroofkever gecreëerd. De compensatie wordt (deels) buiten het bestaande natuurgebied gerealiseerd, zodat de natuurontwikkeling ook echt als compensatie aangemerkt kan worden. De volgende ontwikkeling wordt voorgesteld: Verbreden van de huidige watergang ten zuiden van de Kraanlannen, met als uitgangspunt het creëren van een geschikt habitat voor de doelsoorten Gestreepte waterroofkever en Groene glazenmaker, maar ook vissen als Grote modderkruiper en Bittervoorn profiteren hiervan.
Ecologie (Beheersplan It Fryske Gea, 2004) Het natuurgebied de Kraanlannen bestaat uit een petgatengebied met moerasstruweel. Het natuurontwikkelingsgebied bestaat uit open water, moeras en nat grasland. De totale oppervlakte van het bestaande natuurgebied is 133 hectare. Het natuurgebied heeft voornamelijk de beheersdoelstelling het ontwikkelen van natte grazige vegetaties ten behoeve van weidevogels. Het gebied vormt een belangrijk foerageergebied voor ganzen en eenden. Voor diverse libellensoorten is het een belangrijk voortplantingsbiotoop, waaronder de zwaar beschermde Groene glazenmaker. Voor deze soort is Krabbescheer van groot belang. Deze vegetatie komt in geringe mate voor in de Kraanlannen en in grote mate in de sloot aan de westzijde van de Kraanlannen. Het is belangrijk dat deze Krabbescheervegetaties blijven bestaan. Ook open stukken water met spaarzame begroeiing van soorten als Krabbescheer en fonteinkruiden zijn nodig voor de Gestreepte waterroofkever. Enkele maatregelen welke eerder genomen zijn in het kader van natuurontwikkeling:
• • • •
Uitwerking compensatie en mitigatie Polderhoofdkanaal Concept rapport
Het opheffen van onderbemaling. Het aanleggen van kades. Het maken van nieuwe petgaten en plassen. Er is getracht riet aan te planten aan de randen van het natuurgebied echter kwam dit niet tot ontwikkeling. Vermoedelijk komt dit door het statische peilbeheer.
9R5914.E0/R011/HPK/RDEVE/Stee - 31
15 mei 2009
Huidige situatie waterpeilen en maaiveldhoogtes Compensatie-ontwerp Kraanlannen
Uitwerking compensatie en mitigatie Polderhoofdkanaal Concept rapport
9R5914.E0/R011/HPK/RDEVE/Stee - 32 -
15 mei 2009
Hydrologie De Kraanlannen wordt gevoed met water vanuit het Polderhoofdkanaal. Het huidige waterpeil aan de westzijde van het natuurgebied de Kraanlannen varieert van NAP -0,80 (zomerpeil) tot NAP -1,30 meter (winterpeil). Het oostelijke deel varieert van NAP 0,80 m tot -0,95 m. Aan de westzijde van de Kraanlannen ligt de Veenhoopstervaart met een waterpeil van NAP -0,92 meter. Ten zuiden ligt een watergang als grens tussen de Kraanlannen en het agrarische gebied. De waterpeilen van deze watergang variëren van NAP -1,50 meter naar het oosten toe NAP -2,50 meter in het zuidelijkst gelegen deel en vervolgens ten noordoosten naar een waterpeil van NAP -1,60 meter. Deze waterpeilen zijn afgestemd op het agrarisch grondgebruik ten zuiden van de Kraanlannen. Deze gronden zijn in 2 peilvakken verdeeld. De gronden grenzend aan het westelijke deel van de watergang hebben een vast peil van NAP -2,10 meter . De gronden aan de zuidzijde hebben een vast peil van NAP 3,10 meter en tenslotte hebben de gronden richting het Polderhoofdkanaal ten oosten van de Kraanlannen een peil van NAP 2,00 meter. Deze peilen verschillen vanwege de afwisselende maaiveldhoogtes.
De bodemopbouw bestaat voornamelijk uit veen, zand en leem. De bovenste bodemlaag bestaat uit veengronden. Na gemiddeld 2 meter onder maaiveld gaan de gronden over in zand waarna deze overgaan op leemgronden. De keileem laag geldt als de hydrologische basis van dit systeem (tabel 2). De bodemopbouw van het gebied is als volgt: Diepte (m –mv)
Samenstelling
Formatie
0 - -1,6
Veen
Holoceen
-1,6 - -4,5
Zand
Boxtel
-4,5 - -14,35
Keileem
Drenthe
Tabel 2. Globale bodemopbouw projectgebied. bron REGIS-II en Stiboka
Bodem en grondgebruik Het maaiveld van de Kraanlannen ligt gemiddeld op hoogte van NAP 1,00 meter. Langs de gehele zuidzijde ligt een kade met een hoogte van NAP -0,10 meter. De omliggende gronden hebben een agrarisch grondgebruik. De gronden ten zuidwesten en oosten hebben een gemiddelde maaiveldhoogte van NAP -1,00 meter. De gronden ten zuidwesten van de Kraanlannen hebben een gemiddelde maaiveldhoogte van NAP -1,60 meter.
Uitwerking compensatie en mitigatie Polderhoofdkanaal Concept rapport
9R5914.E0/R011/HPK/RDEVE/Stee - 33
15 mei 2009
Waterkwaliteit In de Kraanlannen zijn verschillende parameters van de kwaliteit van het water gemeten, waaronder de zuurgraad (pH), het elektrisch geleidend vermogen (verder; EGV), fosfaatgehaltes en de hoeveelheid chlorofyl-a. Deze parameters geven een indicatie van in hoeverre de watergangen in de Kraanlannen geschikt habitat vormen voor de Gestreepte waterroofkever. De waarden die hier worden gegeven hebben betrekking op de gemiddelde waarden voor twee locaties (brede sloot hooilandpolder en nieuw petgat). De gemiddelde zuurgraad is 7,13 tot 7,34. Bij een zuurgraad van 7,10 tot 7,50 werd door Cuppen et al. (2006) in 40-50% van de monsters Gestreepte waterroofkevers aangetroffen. Het EGV is een maat voor de ionenrijkdom of de hoeveelheid opgeloste stoffen in het water. Hoe hoger het EGV, hoe meer zouten in het water. De gemiddelde meetwaarden voor de EGV in het gebied variëren van 28,60 tot 33,80 mS/m. Deze EGV waarden zijn zeer gunstig voor de Gestreepte waterroofkever. Cuppen et al. (2006) vonden veruit de meeste kevers (ruim 70% van de monsters) bij EGV waarden van 20 tot 40 mS/m.
Groot blaasjeskruid en Kikkerbeet (beide 1,5 mg/l) (zie Witteveen + Bos 2007). Het is onduidelijk hoe het voorkomen van Krabbescheer zich verhoudt tot de gemeten fosfaatgehaltes in de Kraanlannen. Krabbescheer heeft een hoge fosfaatbehoefte en groeit vaak in (matig) voedselrijke wateren (Weeda et al. 1991). Witteveen + Bos (2007) geven aan dat krabbescheer voorkomt bij fosfaatgehalten lager dan 0,16 mg/l in het oppervlaktewater. Andere bronnen geven echter uiteenlopende waarden (zie De Jong & Verbeek 2001, p. 18). De hoeveelheid chlorofyl-a is een maat voor de hoeveelheid algen in het water. De gemiddelde waarden in de Kraanlannen liggen tussen 66,4 en 75,2 g/l. Hoewel niet extreem hoog zijn de gemeten waarden chlorofyl-a duidelijk hoger dan de waarden gevonden in de Veenhoop. Dit reflecteert de relatief hoge fosfaatgehaltes in het water in de Kraanlannen. De gegeven waarden zijn gebaseerd op metingen die gedaan zijn op verschillende tijdstippen in het jaar. Het betreft dus gemiddelden over (mogelijk) verschillende seizoenen.
Er zijn geen gegevens bekend over sulfaat- en bicarbonaatgehaltes in de Kraanlannen. Het risico op interne eutrofiëring57is daardoor onbekend. Op dit moment zijn echter de fosfaatgehaltes in de Kraanlannen redelijk hoog, met gemiddelde waarden van 0,25 tot 0,35 mg/l (of 2,66 tot 3,72 mol/l). De gemeten fosfaatgehaltes liggen beneden de kritieke waarden voor Glanzig fonteinkruid (0,86 mg/l), 5
Verhoogde concentraties van nutriënten (sulfaat, fosfaat, bicarbonaat) en daarmee het verschijnsel eutrofiering in een bepaald systeem, kunnen het gevolg zijn van afbraak van organisch materiaal in het systeem zelf. Uitwerking compensatie en mitigatie Polderhoofdkanaal Concept rapport
9R5914.E0/R011/HPK/RDEVE/Stee - 34 -
15 mei 2009
Profiel 1 zie pagina 29
Profiel 2 zie pagina 29
Profiel 3 zie pagina 29
6.2 Profiel 4 zie pagina 29
Uitwerking compensatie en mitigatie Polderhoofdkanaal Concept rapport
9R5914.E0/R011/HPK/RDEVE/Stee - 35
15 mei 2009
•
6.2 Compenserende maatregelen Uitgangspunten De uitgangspunten voor de hydrologische overwegingen zijn de biotoopeisen van de Gestreepte waterroofkever en andere hierboven genoemde beschermde soorten. Hieronder hebben we biotoopeisen samengevat:
• • • •
Steile oevers. Geringe stroming (geen matige of sterke stroming), dit is afgeleid uit de ecologische eisen van de waterplanten in de verspreidingsgebieden van de kever. Er worden tussenpeilen gecreëerd waardoor kwel en wegzijging ontstaat. Er is een waterdiepte van 1,30 meter nodig.
Maatregelen: De huidige watergang ten zuiden van de Kraanlannen wordt verbreed naar een breedte van 15 meter. Vanwege het maaiveldhoogteverschil en het daarmee samenhangende waterpeil in de zuidoostelijk gelegen agrarische gronden, zal de te verbreden watergang hier aansluiten op de petgaten in het bestaande natuurgebied en vervolgens aansluiten op de te verbreden watergang (figuur blz. 30). De watergang:
• • • •
Zal een ideale waterdiepte van 1,30 meter diep krijgen.
De fosfaatrijke baggerlaag zal verwijderd moeten worden door gefaseerd te baggeren. Vooraf dienen metingen van de waterkwaliteit (bicarbonaat, sulfaat) plaats te vinden om de eventuele nalevering van fosfaat door versnelde veenafbraak (interne eutrofiëring) in te schatten. Uit monitoring zal moeten blijken hoe de nutriëntengehalten verlopen en of interne eutrofiëring een probleem blijkt te zijn. Indien nodig zullen in overleg met de betrokken partijen maatregelen worden genomen.
Een aanzienlijk deel van de compensatieopgave zal worden gerealiseerd in de Kraanlannen. De watergang ten zuiden van het gebied zal gedeeltelijk ten zuiden worden verbreed tot 15 meter en worden aangesloten op zowel de Veenhoopstervaart als het PHK. Hierdoor ontstaat een open verbinding waardoor soorten vrij kunnen migreren. Het waterpeil zal op NAP -1,05 meter (zp) en -0,95 meter (wp). komen te liggen, wat gelijk is aan het Polderhoofdkanaal. Door de peilverandering zal kwel vanuit de Kraanlannen de watergang stromen en vervolgens richting het agrarische gebied. Hierdoor wordt een nutriëntenstroom naar de nieuwe watergang voorkomen. Het kwel water wordt opgevangen in een nieuw te graven kwelsloot met een huidig peil in de aanliggende agrarische gronden om de gewenste drooglegging te waarborgen. Tevens zal er een 3,5 ha nieuwe natuur gerealiseerd als uitbreiding van de Kraanlannen.
Zal een breedte van 15 meter krijgen. Wordt op een ideaal peil aangelegd, in verschillende varianten ten behoeve van kwel en wegzijging. De watergang zal steile oevers krijgen ten behoeve van de Gestreepte waterroofkever en Waterspitsmuis.
Uitwerking compensatie en mitigatie Polderhoofdkanaal Concept rapport
9R5914.E0/R011/HPK/RDEVE/Stee - 36 -
15 mei 2009
Effecten Er zullen door de maatregelen over een groot deel van het traject geen effecten op de drooglegging plaatsvinden. Echter alleen op het noordoostelijke traject. Hier vindt een peilverhoging plaats van NAP 1,60 naar NAP -1,05 meter (zp) en -0,95 meter (wp). De reikwijde van een peilverandering zal tot 100m zijn met hier een verhoging van 5 cm of minder. Hiervoor zal de agrarische grond opgehoogd worden om de drooglegging te compenseren.
Tevens is er vanuit het Wetterskip aangegeven dat het niet wenselijk is om de watergang die het natuurgebied begrenst in het oosten Polderhoofdkanaal peil meter te brengen, vanwege de grote peilverschillen met de aangrenzende zuidoostelijke agrarische gronden (mv NAP -2,00/ wp NAP -3.10 meter). De watergnag zal dan ook een peilverhoging krijgen maar door de kwelsloot zal het huidige peil behouden worden om de negatieve effecten voor het grondgebruik (minder drooglegging) tegen te gaan.
Wat de invloeden zijn op de reikwijdte van de ontwatering van de aanliggende gronden is door middel van verkennende berekeningen en ‘expert judgement’ bepaald. De huidige drooglegging in de aangrenzende gronden zal veranderen, deze is afhankelijk van de Voordeel is dat de ophoging van waterpeilen zal zorgen voor kwelstromen uit de Kraanlannen en wegzijging richting het agrarische gebied, door de wegzijging kunnen er geen nutriënten richting het nieuw gegraven kanaal stromen. Uitgangspunt is om de gehele watergang op het Polderhoofdkanaal peil te brengen om zo voor een betere migratie van de Gestreepte waterroofkever, Bittervoorn en andere reeds genoemde soorten te zorgen.
Uitwerking compensatie en mitigatie Polderhoofdkanaal Concept rapport
9R5914.E0/R011/HPK/RDEVE/Stee - 37
15 mei 2009
Toekomstige situatie waterpeilen en maaiveldhoogtes Compensatie-ontwerp Kraanlannen
Uitwerking compensatie en mitigatie Polderhoofdkanaal Concept rapport
9R5914.E0/R011/HPK/RDEVE/Stee - 38 -
15 mei 2009
Uitwerking compensatie en mitigatie Polderhoofdkanaal Concept rapport
9R5914.E0/R011/HPK/RDEVE/Stee - 39
15 mei 2009
7
COMPENSATIEGEBIED ALDDJIP De oude meanders van het Alddjip (ook wel Boorne of Ouddiep genoemd) liggen aan beide zijden van het Polderhoofdkanaal. Het Alddjip aan de westzijde van het Polderhoofdkanaal heeft tot 2 km na het Polderhoofdkanaal een meanderend karakter. Vervolgens loopt het Alddjip in een rechte lijn naar Piershiem en buigt af naar het zuiden, waarna deze door een duiker onder de Domela Nieuwenhuisweg na circa 300 meter door middel van een stuw afwatert op een lager peil in de Binnenringfeart. Deze Binnenringfeart maakt deel uit van een robuuste verbinding zone in het kader van de EVZ. Het Alddjip staat in verbinding met het Polderhoofdkanaal en wordt via het Rippervennen gemaal gevoed met het water uit de Nieuwe vaart via het Polderhoofdkanaal. Vanuit Nij Beets vertrekt er een praam door het Polderhoofdkanaal en Alddjip richting Piershiem (Restaurant) waarna hij vervolgens terugvaart. Het Alddijp is niet toegankelijk voor andere boten.
De benodigde compensatie vergt het maken van een verbinding naar het Polderhoofdkanaal en het natuurgebied Piershiem alsmede het aanleggen van steile oevers in het westelijk deel van het Alddjip. In dat kader worden de volgende maatregelen voorgesteld: Het verbreden en baggeren van het Alddjip en na het meanderende deel een Bypass aanleggen waardoor er een verbinding ontstaat met Petgatengebied Piershiem. Deze petgaten worden uitgediept en onderling verbonden. Daarnaast zal er een voorde (overstroombare dam) aangelegd worden om de stroomrichting van het water te beïnvloeden, zodat er doorstroming in het petgatengebied ontstaat.
Het petgatengebied Piershiem is grotendeels in eigendom van Staatsbosbeheer. Dit is een natuurontwikkelingsgebied waar in het kader van de EVZ enkele ondiepe petgaten aangelegd zijn.
Uitwerking compensatie en mitigatie Polderhoofdkanaal Concept rapport
9R5914.E0/R011/HPK/RDEVE/Stee - 40 -
15 mei 2009
Huidige situatie waterpeilen en maaiveldhoogtes Compensatie-ontwerp Alddjip
Uitwerking compensatie en mitigatie Polderhoofdkanaal Concept rapport
9R5914.E0/R011/HPK/RDEVE/Stee - 41
15 mei 2009
Huidige Situatie Ecologie In het westelijke deel van het Alddjip, welke in verbinding staat met het Polderhoofdkanaal, zijn bij veldonderzoek enkele Gestreepte waterroofkevers gevangen (de Boer 2007). De aanpalende oevers bieden op dit traject tevens veel mogelijkheden voor versterking van de habitat voor Gestreepte waterroofkevers en vissen. In het natuurontwikkelingsgebied Piershiem zijn in het kader van een EVZ enkele ondiepe petgaten aangelegd. Deze petgaten zijn nu grotendeels verland en geïsoleerd. Enkele staan in verbinding met het Alddjip maar er vindt geen doorstroming plaats. Het gebied biedt goede mogelijkheden voor de compensatie van habitat voor de Gestreepte waterroofkever. Naast de Gestreepte waterroofkever zijn de compenserende maatregelen ook gunstig voor andere bedreigde soorten die (mogelijk) in het gebied voorkomen, zoals de Groene glazenmaker, Bittervoorn en Waterspitsmuis (Altenburg et al. 2008).
Bodem en grondgebruik De gronden rond het Alddjip hebben voornamelijk een agrarisch grondgebruik. De percelen in de polder hebben een maaiveldhoogte van gemiddeld NAP -2,00 meter. Het petgatengebied Piershiem heeft een gemiddelde maaiveldhoogte van NAP -0,50 meter. De bodemopbouw bestaat voornamelijk uit veen op zandgronden met een deklaag van klei. Op de gronden aangrenzend aan het Alddjip zijn er vaak dikkere kleilagen afgezet door inundatie van de rivier in het verleden.
Hydrologie Het waterpeil van het Alddjip ligt op -1,05 m (zp) en -0,95 m (wp).. Dit peil komt overeen met het peil van het Polderhoofdkanaal. Het westelijke deel van het Alddjip heeft eerst een breedte van 20 meter, vervolgens versmalt deze naar een breedte van 15 meter tot 10 meter op het rechte traject. Het water stroomt bij Piershiem onder de Domela Nieuwenhuisweg, door middel van een duiker, richting de Binnenringvaart. Door middel van een stuw op 300 meter vanaf de duiker verandert het waterpeil naar NAP -2,10 meter. Het Alddjip heeft geen belangrijke waterhuishoudkundige functie voor het omliggende gebied. Het Zilverkanaal, ten zuiden van het Alddjip, heeft dit echter wel. Dit kanaal zorgt voor de ontwatering van de lager gelegen agrarische gebieden. Uitwerking compensatie en mitigatie Polderhoofdkanaal Concept rapport
9R5914.E0/R011/HPK/RDEVE/Stee - 42 -
15 mei 2009
Ecologische verbindingszone Het Alddjip vormt een provinciale natte ecologische verbindingszone (zie Figuur 7). De doelsoorten voor deze natte EVZ zijn de Otter, Grote vuurvlinder en Zilveren maan. Voor de Otter bestaan de inrichtingseisen voor de verbindingszones uit moerasland, plasdras oeverzones met ruigte en riet, boezemland en overstromingsgrasland. Ook een goede waterkwaliteit is essentieel voor de Otter. Voor de Grote vuurvlinder en Zilveren maan bestaan de inrichtingseisen uit verlandings- en moerasvegetatie, kruiden- of bloemrijke vegetatie en nat schraal grasland. Door verbetering van de waterkwaliteit in het Alddjip en de ontwikkeling van moerasnatuur bij de petgaten bij Piershiem krijgt het Alddjip door dit compensatieplan ook een duidelijke meerwaarde als natte EVZ. Door kruidenrijke vegetaties te ontwikkelen in graslanden bij bijvoorbeeld de petgaten kunnen ook dagvlinders als de Zilveren maan profiteren. De compensatie- en EVZ-opgave zijn dus goed te combineren en kan dus een meerwaarde hebben.
Figuur 7. De ecologische verbindingszone rond het Alddjip (Bron:. Provincie Fryslan)
Uitwerking compensatie en mitigatie Polderhoofdkanaal Concept rapport
9R5914.E0/R011/HPK/RDEVE/Stee - 43
15 mei 2009
7.1 Profiel 1 zie pagina38
Profiel in petgatengebied
Profiel 2 zie pagina 38
Profiel 3 zie pagina 38
Uitwerking compensatie en mitigatie Polderhoofdkanaal Concept rapport
9R5914.E0/R011/HPK/RDEVE/Stee - 44 -
15 mei 2009
Compenserende maatregelen Uitgangspunten De uitgangspunten voor de hydrologische overwegingen zijn de biotoopeisen van de Gestreepte waterroofkever en andere soorten:
• • •
Steile oevers. Geringe stroming (geen matige of sterke stroming), dit is afgeleid uit de ecologische eisen van de waterplanten in de verspreidingsgebieden van de Gestreepte waterroofkever. Er is een waterdiepte van 1,30 meter nodig.
Daarnaast speelt er het aspect dat er een Praam één keer per maand moet aanleggen bij Piershiem. Dit wordt tevens als randvoorwaarde meegenomen in het ontwerp. Er is bekend dat er een verontreinging ligt in het petgatengebied. Deze locatie is bekend en hier zal omheen gewerkt worden. Maatregelen Voor het compensatiegebied Alddjip zullen er aanpassingen gedaan worden aan het Alddjip en aan het Petgatengebied Piershiem. Voor het Alddjip wordt het volgende voorgesteld: Het Alddjip moet gefaseerd uitgebaggerd worden om het slib te verwijderen tot 1,50 meter diepte. Hiermee zal de waterkwaliteit verbeteren en wordt er een beter milieu voor de onderwatervegetatie gecreëerd. Door gefaseerd te baggeren buiten de winterrust van de Gestreepte waterroofkever, vissen, e.a. kunnen de dieren wegkomen en zich verplaatsen, waardoor ze niet opgebaggerd worden. Vooraf dient echter eerst te worden vastgesteld wat de gehaltes aan bicarbonaat en sulfaat in het water zijn om de effecten van interne eutrofiëring in te schatten. Uitwerking compensatie en mitigatie Polderhoofdkanaal Concept rapport
Voor het Alddjip zal er op twee locaties een bypass aangelegd worden. De eerste meanderende bypass is gelegen voor het petgatengebied Piershiem langs het rechte deel van het Alddjip (pagina 39). De tweede bypass is gelegen na het petgatengebied tot na de aanlegsteiger van de rondvaartboot. Hier zal de bypass weer aansluiten op het Alddjip. De bypasses:
• • •
Zullen een ideale waterdiepte van 1,30 meter diep krijgen met een breedte van 15 meter. Krijgen hetzelfde peil als het Alddjip en Polderhoofdkanaal. De oevers van het huidige Alddjip zullen een steil oplopend talud behouden om geschikt habitat voor de Gestreepte waterroofkever te behouden;
Door middel van de bypass te noorden van het Alddjp (zie pag. 39) zal er een verbinding ontstaan met het petgatengebied om zo een betere migratie tussen het petgatengebied en Polderhoofdkanaal/Alddjip te realiseren en het gezuiverde water van het Alddjip en Polderhoofdkanaal in het petgatengebied te laten stromen. De petgaten in het natuurgebied zullen met elkaar verbonden worden en door de tweede bypass aangesloten worden op het huidige traject van het Alddjip. Op deze wijze zal er waterstroming ontstaan om verlanding van de petgaten tegen te gaan en afvoer van nutriënten mogelijk te maken. Om de stroomrichting naar het petgaten gebied te stimuleren zal er na de aanlegsteiger van de praam een voorde aangelegd worden.
9R5914.E0/R011/HPK/RDEVE/Stee - 45
15 mei 2009
Voor de petgaten geldt:
•
•
• •
•
•
De oevers zullen een steil (1:1) respectievelijk flauw (1:10 of 1:15) oplopend talud krijgen. Het flauwe talud en plasdras bermen dienen voornamelijk voor de ontwikkeling van riet- en oevervegetaties, ondiepe gedeelten kunnen gebruikt worden als paaiplaats voor vissen (Bittervoorn e.d.). Door variatie in oevers worden het compensatiegebied optimaal ingericht voor meerdere doelsoorten waaronder de Gestreepte waterroofkever. Er wordt een breedte van maximaal 15 meter nagestreefd. Dit hangt ook af van de gewenste oeverinrichting en de breedte van de rietkragen. De breedte van 15 meter is niet leidend. Als de oevers in goede staat verkeren en het juiste talud hebben, maar de breedte is minder dan 15 meter wordt de watergang niet verbreed.
•
De petgaten worden op een dusdanige wijze aangelegd dat het water niet in aanraking met de oude vuilstort zal komen. De verontreiniging wordt op deze manier ontweken en kan er toch nog op een relatief makkelijke manier een verbinding ontstaan.
In de bocht naar het zuiden zullen de huidige waterlopen, het Alddjip en het Zilverkanaal, omgelegd moeten worden vanwege de bypass. Daarom zal tevens een klein gedeelte van het Zilverkanaal omgelegd worden op particulier terrein met agrarisch grondgebruik.
De petgaten zullen verdiept worden tot 1,30 meter om algehele verlanding te voorkomen, hoewel lokale verlandingsplekken gunstig zijn voor soorten als de Grote modderkruiper. Door het aansluiten van de bypass op de petgaten zal het water van het Alddjip door het gebied stromen, dit helpt bij het tegengaan van verlanding en het afvoeren van nutriënten. De stroming moet echter gering zijn (circa 0,1m/s). Door de aanwezige helofyten op de flauwe taluds zal er een extra zuivering van het water plaatsvinden. Het ‘schone’ water wordt, zoals de huidige situatie, ingelaten in de Binnenringfeart (zie pag. 39), waardoor de waterkwaliteit voor de robuuste ecologische verbindingzone wordt verbeterd. Voor de bevordering van natuurontwikkeling en een geschikt habitat voor de Gestreepte waterroofkever e.a. te creëren zal het petgatengebied afgesloten zijn voor vaarbewegingen om vertroebeling tegen te gaan.
Uitwerking compensatie en mitigatie Polderhoofdkanaal Concept rapport
9R5914.E0/R011/HPK/RDEVE/Stee - 46 -
15 mei 2009
Oppervlaktewater Alddjip:
Petgaten
Voorde
Polderhoofdkanaal
Stuw
Figuur 8: Schematische weergave van het toekomstige watersysteem Alddjip
Het profiel van de waterloop door de petgaten is circa 15 meter breed en 1,30 meter diep. De aanwezige voorde in de bestaande loop heeft tot doel om het water door de petgaten te dwingen. Bij grotere afvoeren zal de waterstand stijgen en zal er meer water over de voorde stromen. De hoogte van deze voorde is afhankelijk van de hoeveelheid water die nog door de bestaande meander loopt. Indien al het water onder normale omstandigheden door de petgaten loopt dan dient de voorde op waterpeil te liggen. Moet er nog circa 0,2m3/s door het bestaande Alddjip te voeren dan ligt de voorde op circa 0,06 meter onder bestaand waterpeil (uitgaande van een breedte van 8 meter) (benaderd op basis van een stuw). Het is afhankelijk van het profiel van het Alddjip wat het verhang is tussen de Voorde en het Polderhoofdkanaal en daarmee wat de exacte hoogte is van de voorde. De eindstuw zou vervangen moeten worden door een automatische stuw rekening houdend met het noodzakelijke verhang in de waterlijn. Uitgaande van een breedte van 8 meter is een overstort nodig van circa 0,30 meter.
Uitwerking compensatie en mitigatie Polderhoofdkanaal Concept rapport
Effecten Het waterpeil zal niet veranderen, dus aan het grondwaterstand en hiermee samenhangende drooglegging zullen geen veranderingen ontstaan. Hierdoor zal het agrarisch grondgebruik geen nadelige gevolgen ondervinden. Echter zal er wel grondaankoop noodzakelijk zijn. De voorde krijgt een geschikt ontwerp om een geschikte waterstroming in de onderling verbonden petgaten te realiseren. Hierdoor ontstaat er een geringe stroming in het petgatengebied om verlanding tegen te gaan. Daarnaast zullen de helofyten een zuiverende werking hebben en de waterkwaliteit verbeteren. Zoals ook voor de andere gebieden geldt, zal ook hier het gebied voor de Gestreepte waterroofkever optimaal worden gemaakt. Door creëren van steile oevers en flauwe oevers worden zowel de kever als andere diersoorten bediend. De waterdiepte wordt 1,30 meter zodat waterplanten zich goed kunnen vestigen. Aangezien de kever al is aangetroffen in het Alddjip bestaat er een goede kans dat de populatie zich door de maatregelen kan uitbreiden. De aansluiting tussen de petgaten zullen om de verontreiniging aangelegd worden waardoor er geen verontreiniging in het water komen.
9R5914.E0/R011/HPK/RDEVE/Stee - 47
15 mei 2009
Toekomstige situatie waterpeilen en maaiveldhoogtes Compensatie-ontwerp Alddjip
8
Uitwerking compensatie en mitigatie Polderhoofdkanaal Concept rapport
9R5914.E0/R011/HPK/RDEVE/Stee - 48 -
15 mei 2009
ALTERNATIEF DE VEENHOOP Het natuurgebied de Veenhoop (56 ha), ook wel bekend als de Bonnebus Petten, is in eigendom en beheer van It Fryske Gea. Het gebied bestaat uit een aantal petgaten met struwelen, moeras en open water. Dit gebied biedt mogelijkheden als compensatiegebied mocht compensatie in de Kraanlannen niet voldoende tot ontwikkeling komen. In de petgaten komt naast open water met plaatselijk ondergedoken waterplanten, veel ruigte en rietmoeras voor. Daarnaast zijn er stukken moerasbos en verlandingen met Pluimzegge. In de sloten komen kwelsoorten als Holpijp, Kleine watereppe en Anavelzegge voor. Hoewel het aanbod aan Krabbescheer in de petgaten beperkt is, komt de Groene glazenmaker in het gebied voor. De Gestreepte waterroofkever is aangetroffen in de ringvaart ten westen van het petgatengebied. De toegankelijkheid van het gebied voor de Gestreepte waterroofkever moet zo groot mogelijk gemaakt worden. Dit kan bijvoorbeeld door mogelijkheden te creëren om de peilverschillen te overbruggen. Verder moet worden voldaan aan de habitateisen van de kever en andere soorten zoals beschreven in dit rapport, zoals een waterdiepte van circa 1,30 m, geringe stroming en geschikte water- en overvegetatie.
Uitwerking compensatie en mitigatie Polderhoofdkanaal Concept rapport
Figuur 8: Alternatief de Veenhoop
9R5914.E0/R011/HPK/RDEVE/Stee - 49
15 mei 2009
9
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
9.1
Conclusie
zijn in nauw overleg met de beherende instanties en grondeigenaren opgesteld.
De slagingskans van het hier voorgestelde mitigatie- en compensatieontwerp om de negatieve effecten van de openstelling van het Polderhoofdkanaal tegen te gaan is groot. Er blijven echter altijd onzekerheden over het gewenste resultaat. De natuur en de gewenste ontwikkelingen daarin zijn nooit exact te voorspellen. De aanpassingen en inrichting ten behoeve van de ecologische eisen van de Gestreepte waterroofkever (waterdiepte, oeverinrichting enz.) zijn uitvoerbaar. Met name die gebieden waar de Gestreepte waterroofkevers al zijn aangetroffen, zoals het Alddjip, bieden goede kansen voor uitbreiding van de populatie en dus als compensatiegebied. Daarnaast zullen er door het realiseren van obstakelvrije verbindingen tussen de waterlopen meer migratiemogelijkheden ontstaan wat de uitbreiding van soorten bevorderd. Door de verbindingen in het plangebied zal het Polderhoofdkanaal als versterkte verbinding dienen tussen natuurgebieden en watergangen en functioneren als nieuwe verbinding in het Friese merentraject.
Voor alle compenserende en mitigerende maatregelen is het uiterst belangrijk en tevens verplicht vanuit de Flora- en Faunawet om de daadwerkelijke ontwikkelingen van de Gestreepte waterroofkever d.m.v. monitoring te volgen, zodat indien noodzakelijk de genomen maatregelen kunnen worden bijgestuurd. Zowel de compensatie gebieden als het Polderhoofdkanaal zelf, dienen te worden onderzocht. De compensatie gebieden moeten daadwerkelijk functioneel zijn, aangezien de ontheffing kan worden ingetrokken indien dit niet het geval is. De functionaliteit van de maatregelen dient te worden vastgesteld door middel van monitoring van de effecten. Altenburg en Wymenga hebben hiervoor een monitoringsplan (concept) opgesteld. In hoofdstuk 12 wordt een opsomming gegeven van de voorwaarden waaraan de monitoring moet voldoen. Deze randvoorwaarden komen uit de oplegnotitie van Noordtij (15 mei 2008).
Een samenvatting van de voorgestelde compensatiemaatregelen met knelpunten en kansen is in tabel 3 (blz. 5152) weergeven. De hoeveelheden compensatie en mitigatie zijn in de tabel 4 weergegeven (blz. 5253). Voor iedere maatregel wordt de compensatie in km oeverlengte of ha wateroppervlak weergegeven. Belangrijkste conclusie is, dat met dit ontwerp de mitigatie en compensatieopgave (het aantal km’s en ha’s compensatiegebied) wordt gerealiseerd. De mitigerende en compenserende maatregelen
Uitwerking compensatie en mitigatie Polderhoofdkanaal Concept rapport
9R5914.E0/R011/HPK/RDEVE/Stee - 50 -
15 mei 2009
Gebied
Compensatie maatregelen Kenmerken
Kansen
Aandachtspunten
Polderhoofdkanaal
Mitigerende maatregelen
Palenrijen 1.500 mVerdiepen Watervegetatie 1.000 m
Soorten
Opwoeling slibdelen beperken Waterkwaliteit neemt toe Watervegetatie wordt beschermd
Interne eutrofiëring
Kadeherstel PHK
Nieuwe watergang (nevengeul)
Lengte 400 m, breedte 15 m, Gestreepte diepte 1,30 m. Waterroofkever Steile oevers.
‘Schoon’ water kan uit PHK worden ingelaten Kade wordt hersteld Creëren natuurvriendelijke oevers Korte afstand tussen PHK en nieuwe geul
Nutriëntenaanvoer agr/ gebied Interne eutrofiëring
Kraanlannen
Nieuwe watergang
Breedte 15 m, diepte 1,30 m Afwisselende watervegetatie van krabbescheer, fonteinkruiden enz.
Gestreepte Aansluiting bij bestaande natuur Waterroofkever Verbinding met Veenhoopstervaart en Groene glazenmaker Polderhoofdkanaal Grote modderkruiper Breedte en oevers opnieuw in te richten Bittervoorn Kwel en wegzijging Ideaal waterdiepte
Grond aankoop Nutriëntenaanvoer Interne eutrofiëring Ophoging waterpeilen Kwel in agrarisch gebied Bestemmingsplan wijziging Barrières diverse waterpeilen
Alddjip
Verbeteren waterkwaliteit
Verwijderen sliblaag
Gestreepte Waterroofkever Bittervoorn
Interne eutrofiëring
Alddjip
Ontwikkeling petgatengebied Steile en flauwe oevers of plasbermen (diepte 0,30 m) Diepte 1,30 m Doorstroming water Afwisselende watervegetatie
Waterkwaliteit neemt toe Oevers zullen verbeteren
Aansluiting bij bestaande natuur Gestreepte Waterstroming tegen verlanding Waterroofkever Helofyten hebben zuiverende werking (Groene Beschermde soorten kunnen migreren glazenmaker) Grote modderkruiper Ideaal waterdiepte Wegzijging Waterspitsmuis Meerdere soorten kunnen worden ontwikkeld Breedte en oevers opnieuw in te richten Schoon water gaat naar robuuste EHS
Nutriëntenaanvoer Interne eutrofiëring Grondaankoop
Tabel 3: Overzicht maatregelen, kansen en knelpunten per compensatie of mitigatie gebied.
Uitwerking compensatie en mitigatie Polderhoofdkanaal Concept rapport
9R5914.E0/R011/HPK/RDEVE/Stee - 51
15 mei 2009
Lengte ontgr. / 1 baggeren (m )
Maatregel Mitigatie Polderhoofdkanaal
Compensatie Kadeherstel PHK
Aanbrengen Palenrij Ulesprong Aanbrengen Palenrij Nij Beets Aanbrengen Palenrij Kraanlannen Aanbrengen Palenrij De Veenhoop Verdiepen watergang Nij Beets - De Ulesprong (middenstrook van 3-4m) Verdiepen watergang Veenhoop Nij Beets (middenstrook van 3-4m) Beperking maximale vaardiepte tot 90 cm Beperking vaarsnelheid tot 6 km/u (Beperking aantal vaarbewegingen) Aanleggen nieuwe watergang (15 meter breed) Kadeherstel
Lengte oever 1 verbetering (m ) 250 320 230 715
Oppervlakte 2 water (m )
500 500
400 400
800
6.000
Compensatie Alddjip
Baggeren huidige watergang Alddjip (15m breed) Aanleggen nieuwe watergang Bypass 1 (15m breed) Aanleggen nieuwe watergang Bypass 2 (15m breed) Verbreden en verdiepen petgatengebied
1.440 435 265 2390
2.880 870 530 4.780
21.555 6.525 3.975 55.630
Compensatie Kraanlannen
Aanleggen nieuwe watergang (15 m breed) 3,5 ha nieuwe natuur
1880
3760
28.200 35.000
16.465 15.000 + 1,465
175.885 120.000 + 36.885
Totaal Compensatie en mitgatie Opgave Compensatie en mitigatie Tekort / extra
Tabel 4 Te realiseren compensatie en mitigatie opgave.
Uitwerking compensatie en mitigatie Polderhoofdkanaal Concept rapport
9R5914.E0/R011/HPK/RDEVE/Stee - -- 53 52--
15 mei 2009
•
10 RANDVOORWAARDEN UITVOERING In het Projectplan Polderhoofdkanaal (Den Held, 2007) wordt omschreven op welke wijze de inrichtingswerkzaamheden worden uitgevoerd. Hiermee moet tijdens de uitvoering van de werkzaamheden rekening gehouden worden. Omdat er in en rond waardevolle natuurgebieden gewerkt wordt moet er aan een aantal randvoorwaarden/voorzorgsmaatregelen worden voldaan tijdens de uitvoering van de werkzaamheden8
•
•
•
•
8
Onder toezicht van terzake kundige dienen de werkzaamheden in het Polderhoofdkanaal en de aanleg van de compensatie gebieden plaats te vinden buiten het voortplanting- en larven seizoen van de Gestreepte waterroofkever (mei tot en met september).
• • • •
Bagger controleren op eventueel aanwezige vissen en zoetwater mosselen opvangen om vervolgens terug te plaatsen. Werkstroken zo smal mogelijk houden, in één richting werken; Zoveel mogelijk buiten het vogelbroedseizoen werken. Binnen het broedseizoen worden werkterreinen voorafgaand aan het broedseizoen ongeschikt gemaakt voor broedende vogels. Zo min mogelijk in de grond roeren i.v.m. vertroebeling en interne eutrofiering; Gefaseerd baggeren.
Krabbescheervegetaties worden ontzien. Bestaande krabbescheervegetaties dienen in de zomer te worden gemarkeerd. Tijdens werk in het winterseizoen, wanneer de vegetaties ondergedoken zijn, is dan duidelijk te zien waar ze groeien. Om schade aan soorten te voorkomen dient een ter zake deskundige het werk in de winter in de gaten te houden of op het land of in de oeverzone overwinterende dieren aanwezig zijn. Aanwezige soorten dienen te worden verplaatst naar een biotoop in de directe omgeving waar geen werk (meer) plaatsvindt. Baggerwerkzaamheden zodanig uitvoeren dat de verstoring minimaal is. Het werk buiten kwetsbare perioden uitvoeren (voortplantingsseizoen).
Projectplan Polderhoofdkanaal Royal Haskoning, A&W Rapport 1066):
Uitwerking compensatie en mitigatie Polderhoofdkanaal Concept rapport
9R5914.E0/R011/HPK/RDEVE/Stee 54- - -53
15 mei 2009
11 BEHEER Inleiding Voor het verkrijgen van de ontheffing van de Flora- en Faunawet is het noodzakelijk dat het beheer van het plangebied en de compensatiegebieden geregeld is. Hiervoor stellen wij dan ook onderstaand beheerplan voor, dat door de beheerders van de gebieden geïmplementeerd dient te worden. It Fryske Gea is beheerder van de Kraanlannen en Staatbosbeheer is beheerder van het Alddijp en Piershiem. De beheerplannen van beide organisaties zijn uitgangspunt geweest bij het opstellen van dit beheerplan (It Fryske Gea, 2004 en Staatsbosbeheer, 2008). De doelstelling voor de compensatie- en mitigatiegebieden is het creëren en/of verder ontwikkelen van geschikt habitat voor de doelsoorten in dit compensatieplan. Hierbij kan onderscheid gemaakt worden in de volgende vegetatietypen:
• • •
Moeras- en rietland. Waterplanten en oevervegetatie. Kruiden- of bloemrijk grasland.
Door het ontwikkelen en instandhouden van deze vegetatietypen kan het gebied geschikt(er) gemaakt worden voor het vestigen of uitbreiden van de gewenste flora en fauna. Naast de gestreepte waterroofkever zijn ook veel andere zeldzame soorten gebaat bij een goede ontwikkeling en beheer van de natuurwaarden in het Polderhoofdkanaal en de compensatiegebieden. Voorbeelden zijn de groene glazenmaker bij krabbenscheer (watervegetatie), de zilveren maan in bloemrijk grasland en moerasvogels in rietland.
Uitwerking compensatie en mitigatie Polderhoofdkanaal Concept rapport
In dit hoofdstuk wordt overzicht gegeven van de te realiseren vegetatietypes en het beheer wat voor de ontwikkeling en instandhouding nodig is. Voor ieder vegetatietype staat beknopt het proces van ontwikkeling en instandhouding beschreven. Het moet worden benadrukt dat de ontwikkeling en instandhouding van de verschillende vegetatietypes zorgvuldig door een ecoloog moeten worden gevolgd, geëvalueerd en eventueel aangepast. Huidig beheer Kraanlannen Compensatiegebied de Kraanlannen (133 ha) wordt beheerd door It Fryske Gea. In Veeman & Jansen (2004) wordt de beheersvisie voor de Kraanlannen uitgewerkt. Het gebied bestaat uit een ouder petgatengebied met moerasstruweel en een groter deel natuurontwikkelingsgebied, wat bestaat uit open water, moeras en nat grasland. In het oude gebied komt heischrale vegetatie voor met soorten als spaanse ruiter, blauwe knoop en klokjesgentiaan. In de petgaten komen weinig waterplanten voor. De Kraanlannen vormt een belangrijke pleisterplaats voor overwinterende watervogels. Ook komt de zwaar beschermde groene glazenmaker in het gebied voor (voornamelijk vanwege het krabbescheer in de Veenhoopstervaart). Het huidige beheer bestaat voornamelijk uit maaien en afvoeren, en het schonen van de grenssloten. De doelstellingen voor het gebied vanuit It Fryske Gea bestaan uit het ontwikkelen van (1) water, verlandingen, ruigte, struweel en moerasbos, (2) moerasvegetaties en (3) natte grazige vegetaties ten behoeve van weidevogels. Op dit moment vindt nog geen spontane ontwikkeling plaats van ruigte, struweel en moeras. In het nieuwe gedeelte is nog nauwelijks sprake van jonge verlandingen of watervegetaties. 9R5914.E0/R011/HPK/RDEVE/Stee
59- - -54
15 mei 2009
Alddjip en Petgaten Piershiem Zoals beschreven in dit rapport maakt het Alddjip deel uit van een natte ecologische verbindingszone binnen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De doelsoorten voor deze natte EVZ zijn de otter, grote vuurvlinder en zilveren maan. Voor de otter bestaan de inrichtingseisen voor de verbindingszones uit moerasland, plas-dras oeverzones met ruigte en riet, boezemland en overstromingsgrasland. Ook een goede waterkwaliteit is essentieel voor de otter. Voor de grote vuurvlinder en zilveren maan bestaan de inrichtingseisen uit verlandings- en moerasvegetatie, kruiden- of bloemrijke vegetatie en nat schraal grasland. In het natuurontwikkelingsgebied Piershiem zijn in het kader van een ecologische verbindingszone (EVZ) enkele ondiepe petgaten aangelegd. Deze petgaten zijn nu grotendeels verland en geïsoleerd. Enkele staan in verbinding met het Alddjip maar er vindt geen doorstroming plaats. Polderhoofdkanaal De natuurwaarden van het Polderhoofdkanaal worden uitgebreid besproken in de voorgaande hoofdstukken van dit rapport. Beheersmaatregelen zoals periodiek baggeren of schonen kan nodig zijn om dichtgroeien van de watergangen te voorkomen en om organisch materiaal en slib te verwijderen.
Uitwerking compensatie en mitigatie Polderhoofdkanaal Concept rapport
Voorgestelde beheer Vegetatieontwikkeling Uit de voorgaande gebiedsbeschrijvingen blijkt dat de beheersdoelstellingen zich voornamelijk richten op de volgende vegetatietypen:
• • •
Moeras- en rietland. Waterplanten en oevervegetatie. Kruiden- of bloemrijke vegetatie.
De kruiden- of bloemrijke vegetatie valt niet onder de oorspronkelijke compensatieopgave. Deze vegetatie is echter van belang voor enkele doelsoorten voor de EVZ bij het Alddjip. Hierdoor kan een ecologische meerwaarde worden bereikt t.o.v. de compensatieopgave. Hierna wordt voor deze vegetatietypen kort het benodigde beheer beschreven. Het beheer is opgedeeld in het creëren van de juiste randvoorwaarden, het ontwikkelings-beheer en het instandhoudingsbeheer. Moeras- en rietland ontstaat op plaatsen die permanent onder water staan of in de zomer kort droogvallen. De vegetatiestructuur bestaat voornamelijk uit riet, lisdoddes of biezen, en kan zowel lijnvormig (rietkragen) als vlakvormig (riet- en biezenvelden) voorkomen. Om verruiging en opslibbing van organisch materiaal te voorkomen kan wintermaaien noodzakelijk zijn. Het maaien moet niet ieder jaar plaatsvinden en er moet een steeds wisselend deel van de vegetatie (gefaseerd) gemaaid worden, zodat niet alle oevers in één keer kaal
9R5914.E0/R011/HPK/RDEVE/Stee 54- - -55 53
15 mei 2009
zijn. Als richtlijn kan eens in de drie jaar worden gemaaid waarbij steeds een derde van het oppervlak wordt gemaaid. Door een extensief en gefaseerd maaibeheer wordt overjarig riet behouden wat een belangrijk biotoop is voor veel rietvogels, en kan ook enige wilgenopslag zich vestigen, maar verdergaande successie en verruiging wordt tegengegaan. Door het gefaseerd maaien wordt de structuurvariatie en de daarmee gepaard gaande biodiversiteit hoog gehouden. Rietvegetaties al dan niet gecombineerd met wilgenopslag komen voor op de grens van water en land. Het beheer bestaat voornamelijk uit het waarborgen van permanent natte omstandigheden.
Creëren geschikt biotoop
• • •
flauw talud van 1:20 of vlakker breed/lang talud peildiepte talud <50 cm
Passief ontwikkelingsbeheer: natuurlijke successie van riet- en zeggevegetatie
In onderstaande figuur zijn de verschillende stappen van het beheerproces nader uitgewerkt. Instandhoudingsbeheer:
• • •
Periodiek en gefaseerd wintermaaien: eens in de 3 jaar, per keer 1/3 van de oppervlakte maaien Monitoring van opslibbing organisch materiaal Monitoring vegetatieontwikkeling en biodiversiteit
Watervegetaties van kanaal en vaart. In watergangen als het Polderhoofdkanaal bestaat de vegetatie uit ondergedoken waterplanten (met name fonteinkruiden), drijvende waterplanten en oevervegetatie zoals horsten van pluimzegge. De ontwikkeling van de aquatische vegetaties is afhankelijk van factoren als waterkwaliteit (beperking meststoffen!) en stroming. Naast het waarborgen van een Uitwerking compensatie en mitigatie Polderhoofdkanaal Concept rapport
9R5914.E0/R011/HPK/RDEVE/Stee 61- - -56 54
15 mei 2009
goede waterkwaliteit bestaat het instandhoudingsbeheer uit schonen en baggeren. Beide maatregelen dienen periodiek en gefaseerd te worden uitgevoerd. Schonen van de watergangen Het is van belang dat de watergangen niet dichtgroeien met waterplanten, maar dat het wateroppervlak bestaat uit open plekken afgewisseld met bijvoorbeeld concentraties krabbescheer, fonteinkruiden en andere waterplanten. Indien nodig moeten de watergangen periodiek en gefaseerd worden geschoond. Baggeren Periodiek uitbaggeren van de watergangen heeft ten doel om bezonken dood organisch materiaal en slib te verwijderen. Net als bij het schonen is het najaar de beste periode om te baggeren. Het baggeren dient gefaseerd uitgevoerd te worden om vissen en andere waterfauna een kans te geven te ontsnappen. Het baggeren dient zodanig te gebeuren dat schade aan de oevervegetatie wordt voorkomen. Bij gebruik van een kraan moet de bagger worden onderzocht op aanwezige vissen welke worden teruggezet. Ook moet de aanwezigheid van grote zoetwatermosselen zoals zwanemossel of schildersmossel worden onderzocht. Ook deze moeten worden teruggezet in verband met het mogelijke voorkomen van de bittervoorn. De inrichting van de oevers is van belang om de gewenste oevervegetatie te verkrijgen. Een flauw talud van de oevers helpt waterfauna om aan land te komen en een diepte tot 1,5 m is optimaal voor de vestiging van waterplanten. Uittreedplaatsen voor dieren moeten echter niet dichtgroeien. Zoals in dit rapport beschreven is een combinatie van flauwe en steile oevers optimaal voor de verschillende doelsoorten. Uitwerking compensatie en mitigatie Polderhoofdkanaal Concept rapport
Creëren geschikt biotoop Oevers: Combinatie van flauwe en steile taluds, afhankelijk van deelgebied Watergangen:
• • •
optimale diepte circa 1,3 m geringe stroming (<0,3 m/sec) goede waterkwaliteit (lage concentraties fosfaat, nitraat, sulfaat)
Ontwikkelingsbeheer:
• •
natuurlijke successie van rietvegetaties langs oevers evt. baggeren
Instandhoudingsbeheer:
• •
Periodiek en gefaseerd schonen en baggeren monitoring vegetatie
9R5914.E0/R011/HPK/RDEVE/Stee 54- - -57 53
15 mei 2009
Kruiden- of bloemrijk grasland De dagvlinders zilveren maan en grote vuurvlinder zijn doelsoorten voor de natte ecologische verbindingszone (EVZ) waar o.a. het Alddjip deel van uitmaakt. Naast de aanwezigheid van waardplanten (respectievelijk moerasviooltje en waterzuring) zijn deze vlinders, en veel andere insectensoorten, afhankelijk van een goed ontwikkelde kruiden- of bloemrijke vegetatie. Matig voedselrijke omstandigheden zijn van cruciaal belang voor de ontwikkeling van kruidenrijke graslanden. Afvoer van nutriënten kan worden bereikt door het afgraven van de bovengrond of een verschralingsbeheer van maaien en afvoeren. Na enkele jaren verschralingsbeheer kan waar mogelijk extensieve beweiding zorgen voor de instandhouding van dit vegetatietype. Dit kan plaatsvinden door een graasdruk van minder dan 1,0 grootvee-eenheid (GVE) per hectare. Begrazing kan ook zorgen voor meer heterogeniteit in de structuur van de vegetatie door een afwisseling van grazige plekken en onbegraasde delen. Dit is gunstig voor zowel fauna (insecten) als pioniersoorten in de vegetatie. Ook een gevarieerd of roulerend maairegime, waarbij sommige delen laat in het seizoen of helemaal niet worden gemaaid, draagt bij aan variatie in de vegetatiestructuur en een goed ontwikkelde insectengemeenschap.
Creëren geschikt biotoop afgraven bovengrond waar nodig
Ontwikkelingsbeheer:
• • •
• • Uitwerking compensatie en mitigatie Polderhoofdkanaal
monitoring vegetatieontwikkeling en evt. aanpassing intensiteit van het verschralingsbeheer creëren van mozaïek van ruigtes en grazige plekken
Instandhoudingsbeheer:
• •
Concept rapport
verschraling door maaien (zomer/herfst) en afvoeren, evt. ook afgraven of begrazing
maaien en afvoeren waar mogelijk, extensieve jaarrondbegrazing (<1,0 GVE per ha) monitoring vegetatieontwikkeling en biodiversiteit evt. aanpassing frequentie maaibeheer en intensiteit graasdruk 9R5914.E0/R011/HPK/RDEVE/Stee
63- - -58 54
15 mei 2009
Conclusie Voor de compensatiegebieden zijn een aantal vegetatietypen van belang om de vestiging of uitbreiding van de populaties van de doelsoorten mogelijk te maken. Dit zijn met name moeras- en rietland, water- en overvegetatie, en bloem- of kruidenrijk grasland. Wat betreft het beheer van de compensatiegebieden zijn de belangrijkste beheermaatregelen:
• • • •
Periodiek en gefaseerd schonen van de watergangen (iedere twee jaar circa 30%; Altenburg et al. 2008). Door het periodiek schonen van de watergangen wordt voorkomen dat deze dichtgroeien en zo ongeschikt worden voor bijvoorbeeld de gestreepte waterroofkever. Periodiek en gefaseerd wintermaaien van de rietvegetaties (iedere 3 jaar circa 33% maaien. Hierdoor wordt verruiging tegengegaan maar blijft overjarig riet beschikbaar voor moerasvogels. Periodiek en gefaseerd uitbaggeren van de watergangen (eens in de 10 jaar). Hierdoor wordt opslibbing tegengegaan en de waterkwaliteit verbeterd (afvoer nutriënten) wat gunstig is voor soorten als de gestreepte waterroofkever. Verschraling van graslanden door middel van afgraven, maaien en afvoeren of begrazing. Door ontwikkeling van een bloem- of kruidenrijke vegetatie worden graslanden beter geschikt voor diverse insectensoorten zoals dagvlinders.
Uitwerking compensatie en mitigatie Polderhoofdkanaal Concept rapport
9R5914.E0/R011/HPK/RDEVE/Stee 54- - -59 53
15 mei 2009
12 MONITORING De effecten van de hierboven beschreven mitigerende en compenserende maatregelen zullen nauwkeurig moeten worden onderzocht (dit is tevens een voorwaarde voor de ontheffing Flora- en faunawet). Dit houdt in dat de ontwikkeling van de populatie Gestreepte waterroofkevers, de waterkwaliteit en de watervegetatie goed gevolgd moeten worden. Door een goede monitoring kunnen eventuele inrichtings- of beheermaatregelen achteraf worden bijgesteld, wanneer de ontwikkeling van soorten of habitat niet gaat zoals gewenst. Altenburg en Wymenga heeft een monitoringsplan opgesteld waarin wordt aangegeven welke parameters zullen worden gevolgd. Aan de hand van de resultaten kan indien nodig worden bijgestuurd (hand aan de kraan principe). Bij negatieve ontwikkelingen zullen maatregelen worden besproken met de betrokken partijen. Het monitoringsplan zal op de volgende punten ingaan:9
• • • • • 9
Effecten van verdieping van de vaargeul op vertroebeling en slibvang. Effecten van (de frequentie aan) vaarbewegingen op vertroebeling. Aanwezigheid van waterplantvegetaties en de relevante beschermde diersoorten. Het is nodig de nulsituatie te monitoren met betrekking tot de uiteindelijke toetsingscriteria. Het totaal aantal over Polderhoofdkanaal + Compensatie gebied per soort constant houden is het criterium. Eventuele
Oplegnotitie overheden, Noordtij, 2008
Uitwerking compensatie en mitigatie Polderhoofdkanaal Concept rapport
•
•
•
•
• •
achteruitgang in het Polderhoofdkanaal moet in het compensatiegebied er bij komen. Met betrekking tot de compenserende maatregelen gelden als aandachtspunten. • de 3 meter bemestingsvrije zone langs de oevers. • de nieuwe kaden. Om weersinvloeden en dergelijke uit te kunnen sluiten en de effecten van de heropening vast te kunnen stellen als oorzaak van een afname van soorten, is het nodig om een representatief referentiegebied (de Boorne) mee te nemen bij de monitoring vanaf de nulmeting. Er zijn extra wensen ten aanzien van monitoren die niet direct van belang zijn voor het Polderhoofdkanaal, maar mogelijk wel voor de algemene situatie: • Het meten van waterinlaat en uitlaat is een wens. • Het monitoren van libellen is ook een extra wens en geen eis. • Het monitoren van de aanwezige vissoorten is een wens. In het monitoringsplan wordt ook vastgesteld: • hoe het (de monitoring) uitgevoerd wordt. • welke partijen het (de monitoring) uitvoeren (om discussie over de gemeten waarde te voorkomen). • het aantal metingen. • het criterium en bijbehorende mogelijke maatregelen. • de kosten voor de metingen. De monitoring loopt door tot en met 2015 doch met een minimale looptijd van 5 jaar nadat het Polderhoofdkanaal is geopend voor de recreatievaart. Het compensatiegebied en de andere afgesloten gedeelten van het polderhoofdkanaal dienen periodiek en gefaseerd geschoond te worden om verlanding van het gebied te 9R5914.E0/R011/HPK/RDEVE/Stee
65- - -60 54
15 mei 2009
voorkomen en de variatie van vegetatie te behouden. De monitoringsgroep (genoemd onder 7 en 8) van deze specifieke voorwaarden) begeleidt en stuurt het onderhoud gedurende de eerste 5 jaar.
Uitwerking compensatie en mitigatie Polderhoofdkanaal Concept rapport
9R5914.E0/R011/HPK/RDEVE/Stee 54- - -61 53
15 mei 2009
Beschermde soorten
1
2
3 4
Voorwaarden
Te meten parameters in het: -
Polderhoofdkanaal
-
Compensatiegebied
-
Referentiegebied effecten vaarbewegingen op de vertroebeling
Vissen
-
watervegetatie
1.
-
Bittervoorn
-
waterkwaliteit (chemische)
2.
-
Kleine en grote modderkruiper
-
aantallen
Gestreepte waterroofkever
Waterspitsmuis Libellen
-
oever vegetatie
-
watervegetatie
effecten verdiepte deel (middengeul 3 tot 4 m breed, 1,5 m extra verdiept) op de vertroebeling
(associ,
glanzig
fonteinkruid,
3.
effecten van het weer op de vertroebeling
4.
onderwater vegetatie aantallen en soorten
pluimzegge pollen)
5.
aantallen voorkomende beschermde soorten en geografische spreiding
-
waterkwaliteit (chemische)
6.
waterkwaliteit (chemische)
-
aantallen
7.
-
doorzicht water
-
oever inrichting
8.
uitgevoerde beheer maatregelen
-
oever vegetatie
9.
aantallen vaarbewegingen
-
oever vegetatie
10. boot diepten
-
oever inrichting
11. oever vegetatie
-
krabbescheer
12. oever inrichting
referentie gebeid benoemen om effecten van het klimaat en weer uit te sluiten
13. meetmethode
- groene glazenmaker Wens uit te voeren aanvullende metingen: -
hoeveelheid in- en uitgelaten water
-
soorten en aantallen libellen Polderhoofdkanaal en compensatiegebied
-
aanwezige vissoorten Tabel 8: Voorwaarden per soort met te meten parameters (Bron oplegnotitie Noordtij)
Uitwerking compensatie en mitigatie Polderhoofdkanaal Concept rapport
9R5914.E0/R011/HPK/RDEVE/Stee 67- - -62 54
15 mei 2009
LITERATUUR Altenburg & Wymenga (2008). Uitwerkingsplan RBS. Objecten: Deelen, Soarremoarre, Boarnburgum, Langesweach. Periode: 2004 – 2014. A&W rapport 458. Altenburg, W., Wymenga, E. & Schut, J. (2008). Varen in het Polderhoofdkanaal? Verkenning van alternatieven voor mitigatie en compensatie. A&W Rapport 1066, Altenburg & Wymenga Ecologisch Onderzoek, Veenwouden. Bal, D., Beije, H.M., Fellinger, M., Haveman, R., van Opstal, A.J.F.M. & van Zadelhof, F.J. (2001). Handboek Natuurdoeltypen, tweede editie. Expertisecentrum LNV, Wageningen. Cuppen, J., Koese, B. & Sierdsema, H. (2006). Distribution and habitat of Graphoderus bilineatus in the Netherlands (Coleoptera: Dytiscidae). Nederlandse Faunistische Mededelingen 24: 29–40. Cuppen, J., Vorst, O., Koese, B. & Sierdsema, H. (2007). De Gestreepte waterroofkever Graphoderus bilineatus in Nederland: inhaalslag 2006/2007. Stichting European Invertebrate Survey Nederland, Leiden. De Boer, E.P. (2007). De Gestreepte Waterroofkever Graphoderus bilineatus in en rond het Polderhoofdkanaal. Landschapsbeheer Friesland, Beetsterzwaag. De Jong, T. & Verbeek, P. (2001). Beschermingsplan Groene glazenmaker 2002 – 2006. Expertisecentrum LNV, Wageningen.
Uitwerking compensatie en mitigatie Polderhoofdkanaal Concept rapport
Den Held, S.L.M. (2007). Projectplan Polderhoofdkanaal t.b.v. ontheffingsaanvraag Flora- en faunawet. Royal Haskoning, Groningen. Jalving, R. (2008). Resultaten monitoringsonderzoek Gestreepte waterroofkever in het Polderhoofdkanaal 2008. Ongepubliceerde notitie. Kersten, A. (2005). Friese Merenproject Traject M. ‘Polderhoofdkanaal’: Vervolgonderzoek natuurwaarden. Grontmij Nederland B.V., Drachten. Opdrachtgever: Provincie Fryslân en Projectbureau Friese Meren. Lamers, L., Geurts, J., Bontes, B., Sarneel., J., Pijnappel, H., Boonstra, H., Schouwenaars, J., Klinge, M., Verhoeven, J., Ibelings, B., van Donk, E., Verberk, W., Kuijper, B., Esselink, H. & Roelofs, J. (2008). Onderzoek ten behoeve van het herstel en beheer van Nederlandse laagveenwateren: eindrapportage 2003 – 2006 (Fase 1). LNV, 1998. wet van 25 mei 1998, houdende regels ter bescherming van het in het wild levende planten- en diersoorten. Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit, Den Haag.
Noordtij,2008, Oplegnotitie Polderhoofdkanaal, Overheden & Natuurorganisaties, Documentnummer: 08210, bijbehorende A&W Rapport 1066 Varen in het Polderhoofdkanaal?. Schaminee, J.H.J, Stortelder, A.H.F. & Westhoff, V. (1995 – 1999). De vegetatie van Nederland, deel 1 – 5. Opulus Press, Uppsala. Van der Molen, D.T. & Pot, R. (2007). Referenties en maatlatten voor natuurlijke watertypen voor de Kaderrichtlijn Water. Stichting Toegepast Onderzoek Waterbeheer, Utrecht.
9R5914.E0/R011/HPK/RDEVE/Stee 54- - -63 53
15 mei 2009
Veenman, I., & Jansen, H. (2004). beheervisie Gebieden Smellingerân periode 2004-2029. Grontmij / It Fryske Gea, Drachten/Olterterp. Weeda, E.J., Westra, R., Westra, Ch. & Westra, T. (1985 – 1994). Nederlandse oecologische flora: wilde planten en hun relaties, Deel 15. IVN/KNNV Uitgeverij. Witteveen + Bos (2007). Onderzoek knelpunten waterkwaliteit Rijnstrangen. Rapport DTC155-2, Witteveen + Bos, Rotterdam. Zoetendal, J.R. 2005. Friese Merenproject Traject M ‘Polderhoofdkanaal’: Bijlagerapport Verkenning Watertoets. Grontmij Nederland B.V., Drachten. Opdrachtgever: Provincie Fryslân en Projectbureaus Friese Meren.
Uitwerking compensatie en mitigatie Polderhoofdkanaal Concept rapport
9R5914.E0/R011/HPK/RDEVE/Stee 69- - -64 54
15 mei 2009