Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam Jaarverslag 2005
foto omslag: Kunstlinie te Almere. In het Weerwater te Almere wordt hard gewerkt aan de Kunstlinie, het theaterannex kunstencentrum. Het gebouw is een schepping van Kazuyo Seijma, medeoprichtster van het Tokiose architectenbureau SANAA, dat onder meer ook het Museum for Modern Art in New York heeft ontworpen.
Jaarverslag 2005
Bouw van het een pompgemaal in het Winsumerdiep. De bestaande sluiskolk uit 1200 is gerenoveerd.
Bedrijfsrestaurant in Admiraal II.
2
Inhoud
Bestuursverslag
4
Kerncijfers
8
Jaarrekening
17
Overige gegevens
34
Resultatenontwikkeling over de laatste 5 jaar
36
Ontwikkelingen over de laatste 5 jaar
38
Personalia
39
Begrippenlijst
40
Nieuwegein, 29 juni 2006
3
Bestuursverslag over het 77ste boekjaar
Voorwoord Terugblik op 2005 Voor het Pensioenfonds was 2005 een jaar van verder herstel. Het resultaat is met 13% gestegen van € 27,5 mln in 2004 tot € 30,9 mln. De dekkingsgraad is daardoor gestegen van 112,1% in 2004 tot 117,1%. In 2005 is, mede op basis van de ontwikkeling van de financiële positie over het eerste halfjaar 2005, de in 2002 doorgevoerde driejaarsmiddeling teruggebracht tot een tweejaarsmiddeling per 1 januari 2005 en is na twee jaar van niet indexeren een toeslag verleend van 0,5% per 1 januari 2005. Het besluit hiertoe is in het kader van de per 1 januari 2005 gewijzigde pensioenregeling genomen. Pensioenregeling 2005 De Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam (Pensioenfonds) voert de Pensioenregeling 2005 uit die van toepassing is op de stafmedewerkers van Ballast Nedam. De Pensioenregeling 2005 is een collectieve beschikbare premieregeling. Jaarlijks wordt een vaste premie beschikbaar gesteld. Deze vaste premie vermeerderd met de beleggingsopbrengsten vormt het vermogen waaruit de pensioenen worden betaald. De financiële positie van het pensioenfonds is, naast de beschikbare premie, in belangrijke mate afhankelijk van de hoogte van de beleggingsopbrengsten en de ontwikkeling van de rente. In vergelijking met een traditionele eindloonregeling, met een werkgever die in geval van tekorten bijstort en bij overschotten middelen onttrekt, loopt het pensioenfonds, en daarmee uiteindelijk de deelnemer, in een collectief beschikbare premieregeling meer risico, zowel in negatieve als in positieve zin. In de Pensioenregeling 2005 wordt het pensioenvermogen verdeeld volgens het middelloonsysteem, waarbij een jaarlijks opbouwpercentage van 2% wordt gehanteerd. De basis voor het pensioenkapitaal betreft dus het gemiddelde salaris over de deelnemersjaren. De pensioengrondslag is het jaarsalaris verminderd met de franchise welke per 1 januari 2005 € 11.500 bedroeg. In de Pensioenregeling 2005 kan alleen geïndexeerd worden indien er voldoende middelen hiervoor beschikbaar zijn. Door de uitgesproken nul indexatieambitie houdt het Pensioenfonds dan ook geen reserves aan voor de voorwaardelijke indexatie. Voor eventuele indexatieverlening zijn duidelijke regels opgesteld. Voor de berekening van de eventuele indexatie van de reeds opgebouwde pensioenen wordt voor de actieven de indexatie gerelateerd aan de ontwikkeling van de UTA CAO en wordt voor de pensioenontvangers en premievrije deelnemers de indexatie gerelateerd aan de prijsontwikkeling (CPI alle huishoudens). Voor geheel 2005 bedroeg de UTA CAO verhoging 1,25% en bedroeg de CPI alle huishoudens 1,67%.
4
De vaste premie voor de Pensioenregeling 2005 bedraagt 21,2% van de pensioengrondslag. Het werkgeversgedeelte bedraagt 15,0%. Een vaste premie is ook echt vast. Premiekortingen kunnen nooit meer worden verleend en er kan nooit meer een onttrekking door Ballast Nedam plaatsvinden. Het Pensioenfonds kan echter ook nooit meer een beroep doen op Ballast Nedam voor aanvullende betalingen buiten de vaste premie. Dit is een definitief schot tussen het Pensioenfonds en Ballast Nedam. Deze verhouding is vastgelegd in een overeenkomst tussen het Pensioenfonds en Ballast Nedam. In 2005 heeft het Pensioenfonds naast de bovengenoemde ouderdomspensioenregeling tevens de vroegpensioenregeling en de bijspaarregeling uitgevoerd. Per 1 januari 2006 is de mogelijkheid van verdere opbouw voor deze beide regelingen gestopt. Uiteraard blijven de tot deze datum opgebouwde pensioenaanspraken in deze regelingen bestaan. Pensioenregeling 2006 De bedrijfstakpensioenregeling (BPF Bouw Pensioenregeling 2006) is per 1 januari 2006 aangepast aan de afschaffing van de fiscale faciliëring van vroegpensioen en de invoering van de levensloopregeling. Deze nieuwe bedrijfstakpensioenregeling is een middelloonregeling in plaats van een eindloonregeling met een jaarlijkse opbouw van 2,25%, een franchise van € 11.566, een premie van 18,9% en een voorwaardelijke indexatie. Ballast Nedam zal haar Pensioenregeling 2005 met terugwerkende kracht tot 1 januari 2006 moeten aanpassen teneinde de minimale gelijkwaardigheid te kunnen aantonen om de vrijstelling van de verplichte deelname aan de bedrijfstakpensioenregeling te kunnen behouden. De Pensioenregeling 2005 is echter qua opzet al nagenoeg gelijk aan de nieuwe BPF Bouw Pensioenregeling 2006. Naar verwachting kan dan ook worden volstaan met een verhoging van de jaarlijkse opbouw van 2% naar 2,25% en een pro rata verhoogde vaste premie. De nieuwe Pensioenregeling 2006 zal formeel ter goedkeuring worden voorgelegd aan de deelnemers tijdens de deelnemersvergadering van 28 september 2006. Uiteraard zal het Bestuur ook schriftelijk stemmen mogelijk maken. Communicatie In 2005 hoefde beduidend minder te worden gecommuniceerd. Dit was het gevolg van de voorbereiding in 2004 van de invoering van de
Pensioenregeling 2005. Desalniettemin heeft het Bestuur de ambitie om ook de komende jaren de deelnemers actief te informeren. De nieuwe Pensioenwet zal ook een aantal nieuwe vereisten over de communicatie met deelnemers bevatten. Ballast Nedam heeft door middel van nieuwsbrieven de actieve deelnemers geïnformeerd over de vele veranderingen zoals levensloopregeling, beperking van de mogelijkheden van vroegpensioen en het nieuwe ziektekostenstelsel. Er bestaat een pensioenrubriek op het intranet van Ballast Nedam. De website www.bn-pensioenfonds.nl van het Pensioenfonds is voor iedere deelnemer toegankelijk. Resultaat 2005 Het resultaat 2005 bedroeg € 30,9 mln positief. Dit resultaat bestond uit een positief beleggingsresultaat ten opzichte van de benodigde toevoegingen aan de pensioenvoorzieningen van per saldo € 33,7 mln, een positief resultaat op premies van € 2,6 mln en een negatief resultaat op diversen van € 5,4 mln. Het positieve resultaat van € 33,7 mln bestond enerzijds uit fors toegenomen beleggingsresultaten van € 73,5 mln (2004: € 43,0 mln) en anderzijds uit ook fors gestegen toevoegingen aan de voorzieningen pensioenverplichtingen van € 40,3 mln (2004: € 19,9 mln). De beleggingsopbrengsten van € 73,5 mln bestonden voor € 60,5 mln uit indirecte opbrengsten, met een grote bijdrage van € 46,5 mln van de beleggingen in aandelen. De toevoegingen aan de voorzieningen waren ten opzichte van 2004 meer dan verdubbeld tot € 39,8 mln. Dit was als gevolg van een additionele toevoeging van € 20,7 mln voor de omrekening van de pensioenvoorzieningen naar de marktrente van 3,7% in plaats van de in 2004 gehanteerde 4%. De omrekening van de pensioenregeling op basis van een rekenrente van 3,7% is gebeurd op advies van de actuaris. Dit omdat het gebruik van een rekenrente van 4% niet langer voorzichtig genoeg is. Voorzichtigheid (ook wel prudentie genoemd) is een belangrijke voorwaarde bij het opmaken van een financieel verslag. De 3,7% rente is gebaseerd op de rentecurve die de Nederlandsche Bank publiceert. De rentecurve wordt ook wel een rentetermijnstructuur genoemd. Het positieve resultaat op premies van € 2,6 mln ontstond doordat de premies hoger waren dan de voor de opbouw benodigde koopsomstortingen en de kosten van het pensioenbureau. Het negatieve resultaat op diversen van € 5,4 mln was grotendeels het gevolg van de terugdraaiing van de driejaarsmiddeling tot een tweejaarsmiddeling
(€ 4,5 mln negatief), de toeslagverlening van 0,5% (€ 1,6 mln negatief) en overige per saldo positieve technische resultaten. Dekkingsgraad, herstelplan en indexatie De technische voorzieningen, bestaande uit de pensioenverplichtingen en de voorziening voor toekomstige overlevingstafels, zijn met 8% gestegen van € 481 mln in 2004 tot € 521 mln in 2005. Deze stijging was, zoals toegelicht onder het resultaat 2005, voor € 21 mln het gevolg van de herrekening van deze verplichtingen op een lagere nominale marktrente van 3,7% dan de 4% rekenrente die in voorgaande jaren werd gebruikt. De toename van de waarde van de beleggingen was groter dan vorig jaar; de waarde steeg van € 523 mln tot € 595 mln. Het aanwezige vermogen is gestegen van € 539 mln in 2004 tot € 610 mln. De dekkingsgraad is daardoor toegenomen van 112,1% in 2004 tot 117,1 % in 2005. Het pensioenfonds liep daarmee aanzienlijk voor op de dekkingsgraad die voor eind 2005 in het herstelplan van 2002 was opgenomen van 109,8%. Per einde 2005 was er voldoende vermogen om de nominale aanspraken van alle deelnemers in de toekomst na te komen. Het aanwezige vermogen bedroeg meer dan de som van de pensioenverplichtingen verhoogd met een excassovoorziening van 2% en een algemene reserve van 4%. Er bestond derhalve per jaareinde 2005 geen dekkingstekort. Het vereiste vermogen is een zodanig vermogen dat er ook een reserve is om tegenvallende beleggingsopbrengsten te kunnen opvangen. Voor zakelijke waarden moet een waardedaling van minimaal 25% en voor vastrentende waarden moet een waardedaling van minimaal 10% kunnen worden opgevangen. Het vereiste vermogen bedroeg € 647 mln (dekkingsgraad van 124,2%). Er bestond derhalve wel een reservetekort van € 37 mln. De financiële positie van het pensioenfonds is daarom nog steeds onvoldoende. Het reservetekort betekent dat het herstelplan 2002 onverminderd van kracht blijft. In dit herstelplan was het niet verlenen van een toeslag tot en met 2010 opgenomen. Het Bestuur zal over het al dan niet of gedeeltelijk toekennen van een toeslag na het opmaken van de jaarrekening 2005 een besluit nemen. Door het karakter van de Pensioenregeling 2005, (het is een collectieve beschikbare premieregeling), kunnen feitelijk alleen de volgende instrumenten in een herstelplan worden ingezet: beperking van de toeslagverlening, wijziging van de beleggingsmix, herverzekering van alle risico's en eventueel het korten van de pensioenaanspraken.
5
Het Financieel Toetsingskader Naar verwachting zal het Financieel Toetsingskader (FTK) per 1 januari 2007 van kracht worden. Dit houdt onder meer in dat de solvabiliteitstoets op andere grondslagen dan die van de huidige toereikendheidstoets zal gaan plaatsvinden. Het Pensioenfonds zal dan ook een nieuw herstelplan moeten opstellen indien eind 2006 nog sprake is van een reservetekort onder het FTK. Zowel de voorziening pensioenverplichtingen (VPV), het vereiste vermogen en de hieruit volgende reservepositie zullen onder het FTK veranderen ten opzichte van deze onder de huidige grondslagen. Voor eind 2005 zou het vereiste vermogen onder het FTK € 636 mln bedragen ten opzichte van een VPV van € 558 mln (vereiste dekkingsgraad van 114%). Eind 2005 bedroeg het aanwezige vermogen € 610 mln. Dit zou onder het FTK resulteren in een reservetekort van afgerond € 25 mln (huidige FTK dekkingsgraad van 110%). Het reservetekort eind 2005 zou onder de grondslagen van het komende Financieel Toetsingskader € 10 mln lager zijn dan het reservetekort bedroeg onder de huidige grondslagen van de jaarrekening. Het renterisico Als op 1 januari 2007 het Financieel Toetsingskader (FTK) van toepassing zal zijn betekent dit ook dat zowel de beleggingen als de verplichtingen op actuele waarde moeten worden gewaardeerd. De verplichtingen worden dan niet meer op basis van een vaste rekenrente van 4%, of lagere marktrente zoals in 2005 het geval was, maar moeten altijd op basis van marktrentes worden gewaardeerd. Voor het Pensioenfonds betekent dit dat de korte termijn meer van belang wordt als de rekenrente fluctueert. Dit belang wordt nog groter als het een daling van de rente betreft zoals in 2005 het geval was. Door de dalende rente neemt de actuele waarde van onze verplichtingen toe, terwijl de absolute rendementen van de vastrentende beleggingen juist dalen indien rekening wordt gehouden met de verschillen in looptijden van onze verplichtingen en van de beleggingen. De dekkingsgraad zal dan dalen. Ten opzichte van de gemiddelde looptijd van de verplichtingen van ongeveer 14 jaar, bedraagt de looptijd van de beleggingen ongeveer 6 jaar. Dit betekent dat als de rentestanden absoluut met 1% dalen de verplichtingen ongeveer met 14% stijgen. Op basis van de huidige technische voorzieningen van € 521 mln zou dat een toename van de verplichtingen van € 73 mln betekenen. Zo lang de verschillen in looptijden tussen de beleggingen en de verplichtingen bestaan, zal de dekkingsgraad de komende jaren onder de actuele waarde meer gaan schommelen als de marktrente wijzigt. Het renterisico dat het Pensionfonds loopt is dus het risico dat het saldo van de beleggingen en de pensioenverplichtingen verandert door veranderingen in de marktrente. Deze sterkere schommelingen van de dekkingsgraden maken de kans op onderdekking gemiddeld groter.
6
De oplossing hiervoor is het verkleinen van deze verschillen in de looptijden. Dit betekent echter ook het opgeven van mogelijke indexatieruimte in de komende jaren. Meer zekerheid ten aanzien van de dekkingsgraad op de korte termijn kan ten koste gaan van de lange termijn rendementen en derhalve de indexatiemogelijkheden voor de komende jaren beperken. Hoewel het Pensioenfonds op de lange termijn is gericht, moest daarbij het belang op de korte termijn gegeven de dekkingsgraad en de dalende rente in 2005 nadrukkelijker worden gewogen. Het Bestuur heeft besloten om de verschillen in de looptijden tussen de beleggingen en de verplichtingen te verkleinen, maar niet het gehele daarmee samenhangende renterisico van de beleggingen te matchen met de verplichtingen. Zodoende kan ook nog worden geprofiteerd van een eventuele rentestijging en kunnen de beleggingen in aandelen en vastgoed in stand worden gehouden om op de langere termijn een hogere indexatie te kunnen bewerkstelligen. Het Bestuur heeft besloten om gedurende een aantal jaren geleidelijk de looptijden van de beleggingen te verhogen van 5 jaar naar 10 jaar in 2009 door de beleggingsverhouding binnen het vastrentende gedeelte te veranderen. Hierdoor is niet de rente van maar 1 jaar bepalend voor het dichten van een groot gedeelte van het renterisico. Beleggingen Het rendement op de beleggingen is toegenomen van 8,5% in 2004 tot 13,4% in 2005. Met name de indirecte beleggingsresultaten van de zakelijke waarden (zowel de aandelen als het vastgoed) droegen positief bij aan het goede beleggingsresultaat. De normverdeling van de beleggingen over de verschillende categorieën volgens het beleggingsbeleid is 65% in vastrentende waarden en 35% in zakelijke waarden. Op deze normverdeling wordt een marge naar beneden en boven aan de vermogensbeheerder toegestaan. De verdeling van de beleggingen van € 595 mln eind 2005 bedroeg 59% in vastrentende waarden en 41% in zakelijke waarden. De beleggingen in vastrentende waarden bedroegen eind 2005 € 351 mln (59,0%) en bestonden uit een obligatieportefeuille van € 251 mln (42,2%), units ING Fixed Income All Grade Long Duration Basis Fonds van € 79 mln (13,3%) en leningen aan Ballast Nedam en op schuldbekentenis tezamen van € 21 mln (3,5%). In 2005 werd een aanvang gemaakt met het verlengen van de looptijd van de beleggingen door het beleggen in het ING Fixed Income All Grade Long Duration Basis Fonds. Dit is een fonds dat belegt in langdurige obligaties en daarnaast een aantal interest rate swaps afsluit om zodoende de looptijd te verlengen naar de extra hoge looptijd van ongeveer 25 jaar. Door deze eerste stap is de looptijd van de totale beleggingen met ongeveer 1½ jaar toegenomen tot ongeveer 6 jaar.
De beleggingen in zakelijke waarden bedroegen € 244 mln (41,0%) eind 2005 en bestonden uit Units ING Aandelen Fonds van € 192 mln (32,4%), aandelen Ballast Nedam N.V. van € 7 mln (1,1%) en units Nationale Nederlanden Vastgoed Fonds van € 45 mln (7,5%). De totale beleggingen in Ballast Nedam, bestaande uit aandelen en een lening, bedroegen € 22,4 mln, hetgeen 3,7 % van de totale beleggingen was (2004: 4,4%) Deelnemers Het aantal deelnemers bedroeg 6.336 per jaareinde 2005 (2004: 6.294) en bestond uit 1.877 actieven (30%), 3.065 premievrijen (48%) en 1.394 pensioengerechtigden (22%). De technische voorzieningen bedroegen € 521 mln en bestonden uit de voorzieningen pensioenverplichtingen (€ 517 mln) en uit een voorziening voor herziening van toekomstige overlevingstafels (€ 4 mln). De voorziening pensioenverplichtingen had betrekking op de actieven (34%), premievrijen (19%) en gepensioneerden (47%). De uitbetaalde pensioenen zijn met € 2,5 mln (14%) gestegen tot € 19,9 mln (2004: € 17,4 mln) en waren voor het eerst in jaren nagenoeg gelijk aan de ontvangen premiebijdragen. De toename van de uitkeringen was grotendeels het gevolg van toegenomen uitkeringen aan vroegpensioenen (€ 1,2 mln) en aan pensioenen (€ 1,1 mln). Bestuur Het Bestuur van 12 leden telt 2 gepensioneerden en 1 vroeggepensioneerde. In 2006 is de heer M. de Jong als gekozen bestuurslid de heer J. Preesman opgevolgd die te kennen had gegeven niet meer herkiesbaar te zijn. Het Bestuur is de heer Preesman zeer erkentelijk voor zijn bijdrage aan het Pensioenfonds gedurende een periode van 3 jaar. De heer S. Bijpost is in 2006 voor een nieuwe periode van 4 jaar herkozen.
Het Bestuur heeft zich in 2005 kort beraden over de wijze waarop het Pensioenfonds wordt bestuurd. Hierbij is in overweging genomen de belangstelling die in de maatschappij bestaat inzake transparantie, verantwoording en samenstelling van het Bestuur, alsmede het karakter van de Pensioenregeling 2005. Het Bestuur heeft zich op het standpunt gesteld eventuele veranderingen door te voeren op het moment dat de nieuwe Pensioenwet van kracht wordt. De verwachting is dat de Pensioenwet nog in 2006 zal worden aangenomen en dat de meeste bepalingen op 1 januari 2008 in zullen gaan. In 2006 zal door het Bestuur een aanvang worden gemaakt met de voorbereidingen zodat eventuele veranderingen tijdens de deelnemersvergadering van 2007 aan de deelnemers kunnen worden voorgelegd. Naast de nieuwe Pensioenwet zullen de aanbevelingen over Pension fund governance (regels voor het goed besturen van pensioenfondsen) in het conceptadvies hierover van de Stichting van de Arbeid onderwerp van bespreking zijn. Contract met Nationale Nederlanden en ING Het Pensioenfonds heeft een overeenkomst met Nationale Nederlanden tot en met 2009 met een zogenaamde stop loss dekking. Dit houdt in dat het Pensioenfonds grotendeels eigen risicodrager is en dat alleen voor excessieve afwijkingen van de sterfteverwachtingen, voor het meerdere, een verzekering is afgesloten. ING Investment Management beheert alle beleggingen (2005: € 595,0 mln) van het Pensioenfonds met uitzondering van de 200.000 aandelen Ballast Nedam N.V. (2005: € 6,6 mln) en de lening aan Ballast Nedam Nederland B.V. (2005: € 15,8 mln), op basis van een vermogensbeheercontract via Nationale Nederlanden dat maandelijks kan worden opgezegd.
Het Bestuur heeft in 2005 9 keer vergaderd en de beleggingscommissie is in 2005 6 keer bijeengekomen.
7
Kerncijfers (bedragen in ¤ x 1.000)
2005
2004
aantal rechthebbenden - deelnemers - premievrijen - pensioengerechtigden
1.877 3.065 1.394
1.931 3.022 1.341
Totaal
6.336
6.294
premies (inclusief koopsommen)
20.056
27.052
directe beleggingsopbrengsten indirecte beleggingsopbrengsten
14.026 60.473
15.174 28.306
uitkeringen
23.160
21.676
521.353
480.600
89.102
58.167
17,1
12,1
594.944
523.353
13,4
8,5
30.935
27.464
technische voorzieningen algemene reserve algemene reserve in % technische voorzieningen beleggingen rendement in % resultaat boekjaar
8
Rechthebbenden per 31 december 2005 deelnemers - actieven - wao’ers - vutters/vroegpensioengerechtigden
Aantal
2004 %
1.684 77 116
premievrijen pensioengerechtigden
Aantal
%
1.750 75 106 1.877 3.065 1.394
30 48 22
1.931 3.022 1.341
31 48 21
6.336
100
6.294
100
2005
2004
In 2005 kwamen 38 (2004: 40) personen voor wezenpensioen in aanmerking. Dit aantal is niet verwerkt in het overzicht van rechthebbenden.
Leeftijdsopbouw deelnemers
Leeftijd
< - 34 jaar 35-54 jaar 55-59 jaar 60-64 jaar Totaal
aantal
%
aantal
%
478 923 240 236
25 49 13 13
521 930 264 216
27 48 14 11
1.877
100
1.931
100
9
Premies De premiebaten bedroegen in 2005 ¤ 20,1 miljoen, inclusief ¤ 1,8 miljoen koopsommen en ¤ 3,0 miljoen premie vroegpensioen. Vanaf 2004 is het niet meer mogelijk om een premiekorting te verlenen.
Doorsneepremie (inclusief koopsommen)
Het verschil tussen de totale premie-inkomsten in 2004 en 2005 wordt hoofdzakelijk veroorzaakt doordat er minder gebruik is gemaakt van de bijspaarregeling (2004: 3,3 miljoen, 2005: 0,8 miljoen) en door de uittreding van enkele werkmaatschappijen in de loop van 2004.
10
Uitkeringen Aan pensioenen werd in het verslagjaar een bedrag van ¤ 23,2 miljoen, exclusief eenmalige uitkeringen, uitbetaald (2004: ¤ 21,7 miljoen).
Uitbetaalde pensioenen Ballast Nedam regelingen (aantal pensioengerechtigden inclusief vroeggepensioneerden)
Specificatie uitkeringen 2005
vroegpensioen ouderdomspensioen nabestaandenpensioen wezenpensioen
subtotaal uitkeringen u.h.v. aktes van cessie Cordares inclusief herverzekering Overige (o.a. compensatie ziektekostenverzekeringen 2004) totaal
2004
x € 1.000
%
x € 1.000
%
3.264
16,4
2.069
11,9
12.628
63,6
11.495
66,1
3.863
19,4
3.693
21,2
126
0,6
131
0,8
19.881
100,0
17.388
100,0
3.229 50
2.708 1.580
23.160
21.676
11
Technische voorzieningen - algemene reserve De technische voorzieningen stegen in 2005 tot ¤ 521,4 miljoen. Van de pensioenverplichtingen van ¤ 517,6 miljoen heeft 34 % betrekking op deelnemers, 19 % op premievrijen en 47 % op pensioengerechtigden. Eind 2005 bedraagt de algemene reserve 17,1 % van de totale technische voorzieningen, tegenover 12,1 % in 2004.
Technische voorzieningen en algemene reserve
Directe en indirecte beleggingsopbrengsten De interest- en dividendopbrengsten bedroegen in 2005 ¤ 14,0 miljoen (2004: ¤ 15,2 miljoen). Na aftrek van 4 % rekenrente en de beheerskosten resteert een netto opbrengst van negatief ¤ 6,0 miljoen (2004: negatief ¤ 3,3 miljoen). Ten opzichte van de totale beleggingsopbrengst resteert een positief bedrag van ¤ 54,6 miljoen. (2004: positief ¤ 18,0 miljoen) De indirecte beleggingsopbrengsten (koersresultaat op beleggingen) bedroegen in 2005 ¤ 60,5 miljoen (2004: ¤ 28,3 miljoen).
12
Beleggingen (rendement in procenten)
Beleggingen De totale waarde van de beleggingen steeg in het verslagjaar met ¤ 71,5 miljoen tot ¤ 594,9 miljoen. Het rendement op het gemiddeld totaal belegd vermogen bedroeg 13,4 %. In 2004 was dit 8,5 %.
De totale portefeuille was per jaareinde als volgt belegd (tegen marktwaarde): 2005
- aandelen Ballast Nedam N.V.
2004
1,1 %
0,5 %
- units ING Aandelenfonds
32,4 %
28,0 %
- units NN Vastgoedfonds
7,5 %
7,5 %
zakelijke waarden
41,0 %
36,0 %
- obligaties
42,2 %
58,8 %
- units ING F.I. All Grade Long Duration
13,3 %
-
- leningen op schuldbekentenis
0,9 %
1,3 %
- lening Ballast Nedam Nederland B.V.
2,6 %
3,9 %
vastrentende waarden
59,0 %
64,0 %
100,0 %
100,0 %
13
Beleggingsopbrengst
* Inclusief beheerskosten. ** De rekenrente is tot 1 januari 2005 gelijk aan 4%. Voor 2005 is deze gesteld op een marktconforme rente van 3,7%.
Onderstaand overzicht geeft het verloop van de rente op de kapitaalmarkt. Deze wordt weerspiegeld in het gemiddelde rendement op nieuwe beleggingen voor het fonds. Bij de beoordeling van de rendementen op het gemiddeld belegd vermogen moet bedacht worden dat wijzigingen in de actuele rente door lange looptijden altijd naijlen.
jaar
14
gemiddeld rendement op 5-7 jarige staatsleningen %
gemiddeld rendement op nieuwe obligaties
gemiddelde looptijd van nieuwe obligaties
rendement op het gemiddeld belegd vermogen incl. koersresultaat op aandelen %
%
jaar
2001
4,62
4,68
13,7
0,1
2002
4,53
4,46
6,19
-7,2
2003
3,54
3,53
5,15
8,2
2004
3,53
3,14
5,03
8,5
2005
2,99
2,82
5,29
13,4
Renteverloop Het verloop van de rente op de kapitaalmarkt over de afgelopen 6 jaar blijkt uit de bovenste van onderstaande grafieken van het renteverloop voor staatsobligaties met een gemiddelde looptijd van 5 tot 7 jaar. De onderste grafiek geeft het renteverloop van dezelfde staatsobligaties weer, maar dan over de afgelopen 2 jaar waarbij de horizontale lijnen het gemiddelde rendement op nieuwe fondsbeleggingen aangeven.
Kapitaalmarktrente 2000 - 2005 Rente staatsobligaties 5 - < 7 jaar
Kapitaalmarktrente 2004 - 2005
15
Vermogenspositie en toereikendheidstoets
Sedert 1997 dient de actuaris van het Pensioenfonds jaarlijks een toets uit te voeren, waaruit moet blijken in welke mate het Pensioenfonds toereikend is gefinancierd. De actuaris geeft bij het uitvoeren van de toets op grond van zijn eigen vaktechnische inzichten invulling aan de te hanteren uitgangspunten. Hij neemt daarbij onder meer de risico’s van waardedaling van beleggingen en de ontwikkeling van de levenskansen in zijn overwegingen mee. Het Bestuur van het Pensioenfonds zoekt bij de beoordeling van de toereikendheid van de financiële positie aansluiting bij de toets van de actuaris. De Nederlandsche Bank (voorheen de Pensioen- en Verzekeringskamer) heeft in een brief van 30 september 2002 de te hanteren uitgangspunten expliciet vastgelegd (hierna te noemen PVK-toets). Daarnaast is DNB bezig met het ontwikkelen van een nieuw financieel toetsingskader, waarvan de contouren inmiddels zichtbaar beginnen te worden. De actuaris van het Pensioenfonds heeft, daar waar mogelijk, bij het uitvoeren van zijn toereikendheidstoets reeds aansluiting gezocht bij het in ontwikkeling zijnde financiële toetsingskader. ■ Dekkingsgraad De Stichting heeft eind 2005 een positief eigen vermogen van ¤ 89,1 miljoen. Dit resulteert in een zogenoemde traditionele dekkingsgraad (eigen vermogen plus technische voorzieningen uitgedrukt in een percentage van de technische voorzieningen) van 117,1% (eind 2004: 112,1%). ■ PVK-toets De PVK-toets onderscheidt een dekkingstekort ten opzichte van de verplichte reserve en een reservetekort ten opzichte van de aan te houden buffers voor mogelijke waardedaling van beleggingen. Het Pensioenfonds heeft eind 2005 geen dekkingstekort. Eind 2005 is er wel sprake van een reservetekort van ¤ 37,4 miljoen (7,1 %). De bepaling van dit bedrag is nader uitgewerkt in de actuariële verklaring, die is opgenomen in de Overige gegevens in dit jaarverslag. In 2003 is door het Pensioenfonds bij DNB een herstelplan ingediend, waaruit blijkt dat bij de gehanteerde veronderstellingen, waaronder het achterwege blijven van de premiekorting, het niet toekennen van indexaties en het beperken van de opbouw van pensioenen, het reservetekort in 2010 zal zijn opgeheven. De huidige dekkingsgraad van 117,1 % loopt vóór op de dekkingsgraad voor 2005 uit het herstelplan. ■ Toereikendheidstoets van de actuaris Uit de door de actuaris ontwikkelde toets blijkt, dat het vermogen eind 2005 naar verwachting voldoende was om de nominale, niet-geïndexeerde uitkeringsverplichtingen na te komen. Het vermogen is echter naar verwachting onvoldoende om de verplichtingen volledig geïndexeerd te kunnen afwikkelen.
16
Jaarrekening 2005
Op de A4 ter hoogte van Leiderdorp, op het trace richting Hoogmade wordt een nieuwe asfaltlaag aangebracht.
17
Balans per 31 december (¤ x 1.000)
ACTIVA 2005
2004
Beleggingen Units NN Vastgoedfonds Units ING Aandelenfonds Aandelen Ballast Nedam N.V. Obligaties Units ING F.I. All Grade Long Duration Leningen op schuldbekentenis Lening Ballast Nedam Nederland B.V.
44.576 192.474 6.650 250.997 79.110 5.364 15.773
Aandeel herverzekeraars in de technische voorzieningen
39.407 146.398 2.488 307.771 6.662 20.627 594.944
523.353
3.412
2.910
Vorderingen en overlopende activa Lopende interest Premiedebiteuren Overige vorderingen
Liquide middelen
Totaal
18
6.588 1.583 1.050
8.583 1.932 2.392 9.221
12.907
6.190
2.516
613.767
541.686
PASSIVA 2005
2004
Eigen Vermogen Stichtingskapitaal
p.m.
p.m.
Algemene reserve
89.102
58.167
Technische voorzieningen Pensioenverplichtingen Toekomstige overlevingstafels
517.553 3.800
478.600 2.000 521.353
480.600
Kortlopende schulden Technische resultaat Overigen
Totaal
3.312
684 2.235 3.312
2.919
613.767
541.686
19
Resultatenrekening (¤ x 1.000)
2005
Premiebaten
20.056
27.052
Beleggingsopbrengsten
73.497
42.984
Inkomende waardeoverdrachten
735
1.060
Uitkeringen u.h.v. herverzekering
3.786
2.708
-
2.653
98.074
76.457
Resultaatdeling herverzekeringscontract
Wijziging technische voorzieningen
-40.251
-19.879
-
-563
-82
-9
-23.160
-21.676
Uitgaande waardeoverdrachten
-2.270
-5.637
Kosten pensioenbureau
-1.364
-1.258
Technisch resultaat herverzekeringsdepot
Premies herverzekering
Uitkeringen
20
2004
-67.127
-49.022
Diverse baten en lasten
-12
29
Resultaat boekjaar
30.935
27.464
Kasstroomoverzicht (¤ x 1.000)
2005
2004
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Aankoop beleggingen Interest en dividendopbrengsten Verkopen en aflossingen van beleggingen Aflossing lening Ballast Nedam Nederland B.V.
-380.520 13.846 366.789 4.853
-341.079 15.080 311.986 4.853 4.968
-9.160
Kasstroom uit pensioenactiviteiten Ontvangen premies Uitkeringen herverzekering Ontvangen van derden inzake waardeoverdrachten Uitkeringen Betaald aan derden inzake waardeoverdrachten Betaalde kosten pensioenbureau Diversen
20.405 3.786 858 -23.160 -2.270 -1.154 241
26.615 2.708 1.050 -21.676 -5.641 -1.293 -640 -1.294
1.123
Mutatie liquide middelen
3.674
-8.037
Saldo liquide middelen per 1 januari
2.516
10.553
Saldo liquide middelen per 31 december
6.190
2.516
21
(¤ x 1.000)
Grondslagen voor de waardering en resultaatbepaling
Algemeen
Algemeen
Toelichting behorende tot de jaarrekening 2005
Inleiding Het doel van Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam, gevestigd te Amsterdam (hierna ‘het fonds’) is het nu en in de toekomst verstrekken van uitkeringen aan gepensioneerden en nabestaanden ter zake van ouderdom en overlijden.
Korte omschrijving van de pensioenregeling De pensioenregeling bestaat uit drie onderdelen: - Pensioenregeling; - Vroegpensioenregeling; - Pensioenbijspaarregeling. Pensioenregeling De pensioenregeling kan worden gekenmerkt als een collectieve beschikbare premieregeling met als verdeelsleutel een middelloonregeling. De pensioenleeftijd is 65 jaar. Het uitgangspunt van de pensioenregeling is een beschikbare premie ter grootte van 21,2% (2005) van de in dat jaar geldende pensioengrondslag. De pensioengrondslag is gelijk aan 13 maal het periodesalaris vermeerderd met 8% vakantietoeslag onder aftrek van de franchise. De franchise wordt jaarlijks vastgesteld en is in 2005 gelijk aan € 11.500,-. Jaarlijks wordt een aanspraak op ouderdomspensioen opgebouwd van 2% van de in dat jaar geldende pensioengrondslag. Het nabestaandenpensioen wordt jaarlijks opgebouwd en bedraagt 70% van het ouderdomspensioen. Bij overlijden voor de pensioendatum bedraagt het nabestaandenpensioen 70% van het op de pensioendatum te bereiken ouderdomspensioen. Daarnaast is er recht op wezenpensioen. Indien er voldoende middelen zijn, zoals omschreven in het pensioenreglement, worden de actieven geïndexeerd op basis van de loonindex geldend voor de bouwnijverheid en de inactieven (gepensioneerden en premievrijen) op basis van de consumentenprijsindex alle huishoudens (CPI). Vroegpensioenregeling De vroegpensioenregeling kan worden gekenmerkt als een middelloonregeling op basis van een collectief beschikbare premie met een vroegpensioenleeftijd van 62 jaar. Het uitgangspunt van de vroegpensioenregeling is een beschikbare premie ter grootte van 3,9% van het pensioengevendsalaris. Het pensioengevendsalaris is gelijk aan 13 maal het periodesalaris vermeerderd met 8% vakantietoeslag. De opbouw van het vroegpensioen is per 1 januari 2006 gestopt. Pensioenbijspaarregeling De pensioenbijspaarrregeling voorziet in de mogelijkheid om bij te sparen binnen de hiervoor geldende fiscale grenzen.
22
De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving. Het bestuur heeft op 29 juni 2006 de jaarrekening opgemaakt. Alle bedragen zijn vermeld in euro’s. Alle activa en passiva worden gewaardeerd tegen nominale waarde, tenzij anders vermeld. Baten en lasten worden toegerekend aan het boekjaar waarop deze betrekking hebben. De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en hiermee verbonden veronderstellingen zijn gebaseerd op ervaringen uit het verleden en verschillende andere factoren die gegeven de omstandigheden als redelijk worden beschouwd. De uitkomsten hiervan vormen de basis voor het oordeel over de boekwaarde van activa en verplichtingen die niet op eenvoudige wijze uit andere bronnen blijkt. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien, indien de herziening alleen voor die periode gevolgen heeft, of in de periode van herziening en toekomstige perioden, indien de herziening gevolgen heeft voor zowel de verslagperiode als toekomstige perioden.
Verwerking Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het fonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Baten worden in de rekening van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld.
Indien een transactie ertoe leidt dat alle of nagenoeg alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg hiervan kan er sprake zijn van een post ‘nog af te wikkelen transacties’. Deze post kan zowel een actief als een passief zijn.
Saldering Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien er sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen.
Waardering Waardeveranderingen Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van financiële instrumenten. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de rekening van baten en lasten opgenomen. Waardeveranderingen van andere financiële activa en financiële verplichtingen worden separaat eveneens direct in de rekening van baten en lasten verantwoord. Vreemde valuta Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar de rapporteringsvaluta euro tegen de koers per balansdatum. Deze waardering is onderdeel van de waardering tegen reële waarde. Baten en lasten voortvloeiende uit transacties in vreemde valuta worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum.
Beleggingen Algemeen Participaties in beleggingsinstellingen, die gespecialiseerd zijn in een bepaald soort beleggingen worden gerubriceerd en gewaardeerd volgens de grondslagen voor die soort beleggingen. Hieronder zijn participaties in vastgoedfondsen opgenomen.
Vastgoed Participaties in vastgoedmaatschappijen (indirect vastgoed) en deelnemingen in niet-beursgenoteerde vastgoedparticipatiemaatschappijen worden gewaardeerd tegen het evenredige deel van de nettovermogenswaarde waartoe het pensioenfonds gerechtigd is, c.q. de opbrengstwaarde van het onroerend goed in verband met voorgenomen verkoop.
Financiële beleggingen Aandelen en niet-vastrentende waardepapieren Onder dit hoofd zijn aandelen opgenomen, alsmede participaties in aandelenfondsen. Resultaten door wijziging in reële waarde worden in de staat van baten en lasten verantwoord. • Beursgenoteerd Aandelen zijn gewaardeerd tegen actuele waarde, zijnde de per balansdatum geldende beurskoers. • Niet-beursgenoteerd Voor niet-beursgenoteerde beleggingen vindt waardebepaling plaats op basis van de geschatte toekomstige nettokasstromen die uit de beleggingen zullen voortvloeien, contant gemaakt tegen de geldende marktrente en rekening houdend met het risicoprofiel en de looptijd van de belegging. Vastrentende waarden Onder dit hoofd zijn obligaties, hypotheken en leningen op schuldbekentenis opgenomen. • Niet-beursgenoteerd Indien beleggingen niet beursgenoteerd zijn, vindt waardebepaling plaats op basis van de geschatte toekomstige nettokasstromen die uit de beleggingen zullen voortvloeien, contant gemaakt tegen de geldende marktrente en rekening houdend met het risicoprofiel en de looptijd van de belegging. Indien deze informatie niet beschikbaar is, wordt gewaardeerd tegen het evenredige deel van de nettovermogenswaarde waartoe het pensioenfonds is gerechtigd. • Leningen op schuldbekentenis Leningen op schuldbekentenis worden gewaardeerd tegen de contante waarde van de toekomstige termijnen van rente en aflossing. De contante waarde wordt bepaald op basis van een rentevoet die gelijk is aan de geldende marktrente van soortgelijke leningen met een gelijke looptijd, onder aftrek van een eventuele voorziening voor oninbaarheid
Herwaarderingsreserve Rechtpersonen die hun jaarrekening opmaken op basis van de bepalingen van Boek 2 Titel 9 van het Burgerlijk Wetboek moeten uit oogpunt van kapitaalbescherming een herwaarderingsreserve vormen ter grootte van de niet gerealiseerde positieve waardeverschillen van activa, waarvoor geen frequente marktnoteringen bestaan. Hierdoor wordt voorkomen dat schuldeisers kunnen worden benadeeld door dividenduitkeringen uit niet uitkeerbaar vermogen.
23
De belanghebbenden bij een pensioenfonds worden beschermd door regels die aan het vermogen worden gesteld op basis van het geldende Financiële Toetsingskader. In verband hiermee is geen herwaarderingsreserve opgenomen omdat de met de herwaarderingsreserve beoogde bescherming geacht kan worden te zijn begrepen in de op grond van het Financiële Toetsingskader aan te houden reserve algemene risico's.
Herverzekeringen Herverzekeringscontracten worden opgenomen voor de actuarieel bepaalde contante waarde van de herverzekerde aanspraken, berekend volgens de grondslagen van de voorziening pensioenverplichtingen.
Vorderingen en overlopende activa Voor zover noodzakelijk, is hierop een voorziening voor oninbaarheid in mindering gebracht.
Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen Bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen is uitgegaan van het op de balansdatum geldende pensioenreglement en van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. Jaarlijks wordt door het bestuur besloten of de opgebouwde pensioenaanspraken worden geïndexeerd. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen. De berekeningen zijn uitgevoerd op basis van de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen: • Rekenrente: maximaal 4% of lagere marktrente. • Sterftetafels: GBM/GBV 1995-2000 met een leeftijdterugstelling van 2 jaar voor mannen en 1 jaar voor vrouwen. • Onbepaaldepartnersysteem. • Voor partnerpensioen is aangenomen dat de partner 3 jaar jonger is dan de verzekerde man en 3 jaar ouder dan de verzekerde vrouw. • Rentetermijnstructuur: 3,7% op basis van de rentecurve van De Nederlandsche Bank Toekomstige overlevingstafels De voorziening voor aanpassing sterftegrondslagen wordt gevormd ter financiering van de omrekening van de pensioenverplichtingen naar de nieuwste sterftetafels. De voorziening wordt elke 5 jaar herrekend en over die periode lineair opgebouwd. Kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is conform de indirecte methode opgesteld. Dit houdt in dat alle ontvangsten en uitgaven ook als zodanig worden gepresenteerd. Onderscheid wordt gemaakt tussen kasstromen uit pensioenuitvoeringsactiviteiten en die uit beleggingsactiviteiten.
24
Risicobeheer Inleiding Het fonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico’s. De belangrijkste doelstelling van het fonds is het uitvoeren van de pensioenregeling. Voor het realiseren van deze doelstelling wordt gestreefd naar een toereikende solvabiliteit op basis van de marktwaarde van de reële pensioenverplichtingen. Het belangrijkste risico voor het fonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het fonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten zowel op basis van algemeen geldende normen als ook naar de specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. Beleggingsrisico Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van deze risico’s. Deze beleidsinstrumenten betreffen het beleggingsbeleid en het herverzekeringsbeleid. De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien van te verwachten ontwikkelingen van de verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt onder meer gebruikgemaakt van ALM-studies. Een ALM-studie is een analyse van de structuur van de pensioenverplichtingen en van verschillende beleggingsstrategieën en de ontwikkeling daarvan in diverse economische scenario’s. De uitkomsten van deze analyses vinden hun weerslag in door het bestuur vast te stellen beleggingsrichtlijnen als basis voor het uit te voeren beleggingsbeleid. De beleggingsrichtlijnen geven normen en limieten aan waarbinnen de uitvoering van het beleggingsbeleid moet plaatsvinden. Ze zijn gericht op het beheersen van de volgende belangrijkste (beleggings) risico’s. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid kan worden gebruikgemaakt van derivaten. Verplichtingenrisico (actuarieel risico) De pensioenverplichtingen kunnen in de tijd worden weergegeven door middel van een schatting van de toekomstige uitgaande kasstromen. Het verplichtingenrisico uit zich in: • indexatieresultaten, waarbij het gevoerde indexatiebeleid afwijkt van de aannamen in de kasstroomprojectie. Loonen prijsstijgingen c.q. de franchiseontwikkeling wijken af van de verwachting; • actuariële resultaten, indien de actuariële aannamen en veronderstellingen niet overeenstemmen met de werkelijkheid. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan het periodiek aanpassen van de levensverwachting van de deelnemers (het langlevenrisico) of wijzigingen in invaliderings- en revalideringskansen;
• premieresultaten, indien de premie niet gelijk is aan de marktwaarde van de kasstromen die voortvloeien uit de nieuwe pensioentoezeggingen. Dit betreft bijvoorbeeld verschillen tussen de ‘kostprijs’ en de daadwerkelijk ontvangen bijdrage voor nieuwe pensioenaanspraken. Solvabiliteitsrisico en mismatchrisico Het solvabiliteitsrisico is de combinatie van het beleggingsen actuariële risico’s. Om de risico’s te beperken worden de looptijden van de beleggingen vergeleken met de looptijden van de pensioenverplichtingen om het renterisico in kaart te brengen. De duration is de met de contante waarde van rente en aflossing gewogen gemiddelde looptijd in jaren. Dit betekent dat indien de rente met 1% (100 basispunten) daalt, de waarde van de verplichtingen met 14% toeneemt. Bij een rentestijging geldt het omgekeerde. Een rentedaling (-stijging) zal dan ook leiden tot een verslechtering (verbetering) van de dekkingsgraad. De huidige looptijd van de beleggingen bedraagt ongeveer 6 jaar. Het risico wordt beheerst door het beleid om de looptijden van de beleggingen te verhogen. Het beleggingsrisico is dat de opbrengsten niet geheel overeenstemmen met de kasstroomprojectie voor de pensioenverplichtingen.
Financiële instrumenten en gerelateerde risico’s Overeenkomstig het beleggingsbeleid houdt het fonds posities aan in een breed scala van directe en afgeleide (derivaten) financiële instrumenten. Dit betreft zowel marktgenoteerde als niet-marktgenoteerde beleggingen. Als gevolg van de beleggingsactiviteiten wordt het fonds geconfronteerd met risico’s gerelateerd aan de financiële instrumenten en de markten waarin het fonds actief is. De belangrijkste financiële risico’s zijn marktrisico, kredietrisico en liquiditeitsrisico. Marktrisico Marktrisico omvat de mogelijkheden voor winst of verlies en omvat het prijs(koers)risico, het valutarisico en het renterisico. De strategie van het fonds met betrekking tot het beleggingsrisico wordt bepaald door de beleggingsdoelstellingen. Het marktrisico wordt beheerst door te beleggen in overeenstemming met de aanwezige beleidskaders en richtlijnen. De overall marktposities worden periodiek gerapporteerd aan het bestuur.
Prijsrisico Prijsrisico is het risico van waardewijzigingen door de ontwikkeling van marktprijzen, dat wordt veroorzaakt door factoren gerelateerd aan een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Omdat alle beleggingen worden gewaardeerd tegen reële waarde met waardewijzigingen onmiddellijk in het saldo van baten en lasten, zijn alle wijzigingen in marktomstandigheden direct zichtbaar in het beleggingsresultaat. Het prijsrisico kan worden gemitigeerd door diversificatie. In aanvulling hierop kan het prijsrisico worden gehedged door het gebruik van afgeleide financiële instrumenten (derivaten), zoals opties en futures. Renterisico De beheersing van het renterisico is voor het fonds van groot belang vanwege het feit dat bij de waardering van de pensioenverplichtingen gebruik wordt gemaakt van 4% rekenrente of de lagere actuele rentetermijnstructuur. Een daling van de rente leidt tot een hogere waardering van de verplichtingen. Voor het fonds is het daarom belangrijk dat het beleggingsbeleid optimaal is afgestemd op de rentegevoeligheid van de verplichtingen, met inachtneming van de overige risico’s van het fonds (premierisico en indexatierisico). De in het beleggingsbeleid opgenomen strategische en tactische normen en limieten naast een adequate bewaking van de uitvoering van het beleggingsbeleid zijn daarbij zeer belangrijk. Kredietrisico Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het fonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het fonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito’s worden geplaatst, marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)-derivatenposities worden aangegaan, etc. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico is het settlementrisico. Dit heeft betrekking op het risico dat partijen waarmee het fonds transacties is aangegaan niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het fonds financiële verliezen lijdt. Beheersing van dit risico vindt plaats door het stellen van limieten aan tegenpartijen op totaal niveau, dat wil zeggen met inachtneming van alle posities die een tegenpartij heeft jegens het fonds, zoals onderpand en dergelijke bij hypothecaire geldleningen en het uitlenen van effecten, het hanteren van prudente verstrekkingsnormen bij hypothecaire geldleningen. Ter afdekking van het settlementrisico wordt door het fonds enkel belegd in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert.
25
Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Beheersing: in het strategische en tactische beleggingsbeleid wordt voldoende ruimte aangehouden voor de liquiditeitsposities. Rekening wordt gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies.
Overige niet-financiële risico’s Operationeel risico Het operationeel risico is het risico vanwege de onjuiste afwikkeling van transacties, fouten in de verwerking van gegevens, het verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. Dergelijke risico’s worden door het fonds beheerst door het stellen van kwaliteitseisen aan de organisaties die bij de uitvoering betrokken zijn op gebieden zoals interne organisatie, procedures, processen en controles, kwaliteit geautomatiseerde systemen enzovoorts. Systeemrisico Het systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het fonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen is dit risico voor het fonds niet beheersbaar.
26
Toelichting op de balans (¤ x 1.000)
ACTIVA
Beleggingen In de beleggingscategorieën, vonden de volgende mutaties plaats:
Totaal Leningen Units ING F.I. All Grade op schuld- Beleggingen bekentenis / Long overig Duration
Units NN Vastgoedfonds
Units ING Aandelenfonds
Aandelen Ballast Nedam
Obligaties
Stand per 1 januari Aankopen/stortingen
39.407 624
146.398 3.750
2.488 -
307.771 293.599
77.819
27.289 -
523.353 375.792
Verkopen en lossingen Koersresultaat
40.031 3.004 7.549
150.148 42.326
2.488 4.162
601.370 355.776 5.403
77.819 1.291
27.289 6.079 -73
899.145 364.859 60.658
Stand per 31 december
44.576
192.474
6.650
250.997
79.110
21.137
594.944
In de leningen op schuldbekentenis / overig is opgenomen de lening van Ballast Nedam Nederland B.V. van ¤ 15.8 miljoen (2004: ¤ 20,6 miljoen).
Aandeel herverzekeraars in de technische voorzieningen Dit bedrag betreft de contante waarde van de bij Delta Lloyd en Generali herverzekerde pensioenverplichtingen.
Lopende Interest Betreft de te ontvangen interest over obligaties, leningen op schuldbekentenis.
Premiedebiteuren Betreft de nog te ontvangen premiebedragen.
Overige vorderingen
2005
Te ontvangen waardeoverdrachten van derden Te ontvangen intrest op lening Te ontvangen van Ohra Overige Saldo per 31 december
2004
72 978
123 94 1.672 503
1.050
2.392
Liquide middelen Betreft direct opeisbare tegoeden bij de ABN AMRO Bank en de Bank of New York.
27
PASSIVA
Stichtingskapitaal Dit bedraagt ¤ 45,38 en is p.m. opgenomen
Algemene reserve
2005
2004
Saldo per 1 januari Saldo resultaat boekjaar
58.167 30.935
30.703 27.464
Saldo per 31 december
89.102
58.167
Ultimo 2005 bedraagt de algemene reserve 17,1 % van de technische voorzieningen (ultimo 2004: 12,1 %).
Pensioenverplichtingen Saldo per 1 januari Bij: 4 % rekenrente Extra rekenrente op basis van rentetermijnstructuur (3,7%) Stortingskoopsommen Eenmalige koopsommen Individueel bijsparen Herverzekerd bij derden Aanpassing overlevingstafels Technisch resultaat
2004
478.600 19.038 20.714 14.892 7.998 1.157 -1.958
451.866 17.989 12.701 9.783 3.332 3 6.725 -563
540.441
501.836
19.522 3.366
17.192 6.044
Saldo per 31 december
517.553
478.600
De specificatie van het saldo per 31 december is als volgt: Deelnemers Premievrijen Pensioengerechtigden
175.303 101.282 240.968
176.849 95.484 206.267
517.553
478.600
Af:
28
2005
Uitkeringen Afkopen
Voorziening pensioenverplichtingen
Voorziening toekomstige overlevingstafels
2005
2004
Saldo per 1 januari Dotatie ten laste van resultatenrekening
2.000 1.800
8.168 557
Aanpassing overlevingstafels 1995-2000
3.800 -
8.725 -6.725
Saldo per 31 december
3.800
2.000
In 2005 zijn de overlevingstafels 1995-2000 (bron: G.B.M./V.) van toepassing.
Technische resultaat Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam is een verzekeringscontract met Nationale-Nederlanden overeengekomen met een stop-loss dekking. Dit contract loopt tot en met 2009. Een onderdeel van de overeenkomst is de technische resultaat. Indien de som van de in de contractsperiode behaalde resultaten positief is, komt deze winst voor 100% ten gunste van Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam. Indien de som van de behaalde resultaten negatief is en dit bedrag hoger is dan 125% van de risicopremies, dan komt het meerdere voor rekening van Nationale-Nederlanden.
Overigen
2005
2004
Premies & Loonheffing Crediteuren Nationale-Nederlanden rekening courant Overigen
493 442 1.071 1.306
455 232 516 1.032
Saldo per 31 december
3.312
2.235
29
Toelichting op de resultatenrekening (¤ x 1.000)
Omzet De omzet is gelijk aan de som van directe beleggingsopbrengsten (na aftrek van beheerkosten en overige kosten) en bijdragen van werkgever en werknemers. Deze bedraagt ¤ 31.716 (2004: ¤ 40.472).
Premiebaten
2005
2004
Werkgevers Werknemers Vroegpensioen Individueel bijsparen
10.805 4.466 2.954 1.511
12.886 5.369 3.178 3.332
Bij: Koopsommen ineens Vrijval voorziening inkoop verhoging slapers
19.736 320 -
24.765 1.470 817
20.056
27.052
2005
2004
12.948 2 1.006 70
13.467 24 1.392 291
14.026
15.174
7.544 42.326 4.162 5.331 1.110 -
8.957 11.433 1.528 7.018 -630
60.473
28.306
Beheerskosten
74.499 -1.002
43.480 -496
Saldo
73.497
42.984
Beleggingsopbrengsten Directe beleggingsopbrengsten Interest op beleggingen Rente rekening-courant Nationale-Nederlanden Rente lening Ballast Nedam Nederland B.V. Overige rente
Indirecte beleggingsopbrengsten Units NN Vastgoedfonds Units ING Aandelenfonds Aandelen Ballast Nedam Obligaties/leningen op schuldbekentenis Units ING F.I. All Grade Long Duration Valutatermijntransacties
Het koersresultaat inclusief de aan- en verkoopkosten is gelijk aan de indirecte beleggingsopbrengsten.
30
Resultatendeling herverzekering In 2005 is een nieuwe overeenkomst afgesloten met Nationale Nederlanden op basis van een stop-loss dekking.
2005
2004
Technische winst
-
563
Saldo technische winst t/m jaareinde
-
3.337
Aandeel Pensioenfonds
-
2.653
Het hierboven berekende aandeel van het Pensioenfonds over de jaren 1999 t/m 2004 is in 2004 in de resultatenrekening verwerkt.
Actuariële Analyse Het technische resultaat over het boekjaar kan op de volgende wijze worden gespecificeerd.
2005
Kort-leven resultaat Lang-leven resultaat Premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid Resultaat op gehuwdheid Resultaat op uitkeringen Resultaat op diverse mutaties Technisch resultaat
2004
3.792 -1.553 891 -405 -843 76
1.263 -1.511 482 504 -209 34
1.958
563
Specificatie uitkeringen
2005
2004
Ouderdomspensioen Nabestaandenpensioen Wezenpensioen Vroegpensioen
12.628 3.863 126 3.264
11.495 3.693 131 2.069
Uitkeringen u.h.v. aktes van cessie Cordares inclusief herverzekering Overige (o.a. compensatie ziektekostenverzekeringen 2004)
19.881 3.229 50
17.388 2.708 1.580
23.160
21.676
31
Kosten Pensioenbureau Administratiekosten Accountant Actuaris Overige kosten
Kosten herverzekeraar
In de administratiekosten zijn begrepen Salariskosten Sociale lasten Pensioenpremies
32
2005
2004
514 110 280 378
575 66 309 247
1.282
1.197
82
61
1.364
1.258
2005 271 45 31
2004 268 51 31
Ensemble Westraven in Nieuwegein ondergaat een ingrijpende facelift.
33
Overige gegevens
Accountantsverklaring Opdracht Wij hebben de in dit verslag op pagina 17 tot en met pagina 32 opgenomen jaarrekening 2005 van Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam, te Amsterdam gecontroleerd. De jaarrekening is opgesteld onder verantwoordelijkheid van het bestuur van de stichting. Het is onze verantwoordelijkheid een accountantsverklaring inzake de jaarrekening te verstrekken.
Werkzaamheden Onze controle is verricht overeenkomstig in Nederland algemeen aanvaarde richtlijnen met betrekking tot controleopdrachten. Volgens deze richtlijnen dient onze controle zodanig te worden gepland en uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen onjuistheden van materieel belang bevat. Een controle omvat onder meer een onderzoek door middel van deelwaarnemingen van informatie ter onderbouwing van de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. Tevens omvat een controle een beoordeling van de grondslagen voor financiële verslaggeving die bij het opmaken van de jaarrekening zijn toegepast en van belangrijke schattingen die het bestuur van de stichting daarbij heeft gemaakt, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat onze controle een deugdelijke grondslag vormt voor ons oordeel.
Oordeel Wij zijn van oordeel dat de jaarrekening een getrouw beeld geeft van de grootte en de samenstelling van het vermogen op 31 december 2005 en van het resultaat over 2005 in overeenstemming met in Nederland algemeen aanvaarde grondslagen voor financiële verslaggeving en voldoet aan de wettelijke bepalingen inzake de jaarrekening zoals opgenomen in Titel 9 Boek 2 BW. Tevens zijn wij nagegaan dat het jaarverslag voorzover wij dat kunnen beoordelen verenigbaar is met de jaarrekening. Amsterveen, 29 juni 2006 KPMG ACCOUNTANTS N.V. M.J. Vredenduin RA
Actuariële verklaring Opdracht Ingevolge de mij door het bestuur van Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam te Nieuwegein toevertrouwde opdracht tot certificering is de financiële positie per 31 december 2005 van het fonds door mij beoordeeld, en zijn de overige taken, voor de certificerend actuaris voortvloeiend uit de wet, door mij vervuld. Gegevens De gegevens, waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door het pensioenfonds. De administratieve basisgegevens, die aan de vaststelling van de verzekeringstechnische voorzieningen ten grondslag liggen, waaronder begrepen de opgebouwde pensioenrechten, zijn door de accountant van het pensioenfonds, in het kader van diens controle van de jaarrekening, gecontroleerd. Bij de bedoelde basisgegevens is een accountantsverklaring verstrekt. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de financiële positie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens uit de jaarrekening, waarbij een accountantsverklaring is verstrekt.
34
Werkzaamheden Bij de beoordeling van de financiële positie zijn conform artikel 10b van de Pensioen- en Spaarfondsenwet expliciet de aangehouden voorziening pensioenverplichtingen (VPV) en de overige verzekeringstechnische voorzieningen gecontroleerd. Voorts zijn de uitgangspunten, grondslagen en methoden, die zijn toegepast bij de vaststelling van de verzekeringstechnische voorzieningen, respectievelijk bij de voorbereiding van de uitgevoerde toetsen van de toereikendheid van de fondsmiddelen, beoordeeld. De berekeningen voor de vaststelling van de voorzieningen en die voor de uitgevoerde toetsen zijn zowel globaal als steekproefsgewijs door mij beoordeeld. Deze controles zijn zodanig gepland en uitgevoerd, dat met een redelijke mate van zekerheid kan worden gesteld dat de betreffende berekeningsresultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Daarnaast heb ik de financiële opzet van het pensioenfonds beoordeeld.
De mate van zekerheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum opgebouwde pensioenverplichtingen zal kunnen nakomen is door mij geëvalueerd. Naar mijn mening vormen de beschreven controles en toetsen een deugdelijke grondslag voor het hierna te geven oordeel. Oordeel De strekking van de accountantsverklaring, afgegeven bij de algemene basisgegevens, is zodanig dat die gegevens door mij als uitgangspunt van de daarop voortbouwende en door mij beoordeelde berekeningen zijn aanvaard. Voorzieningen Hiermede verklaar ik mij te kunnen verenigen met de in de jaarrekening vermelde methoden en grondslagen voor de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen en de overige verzekeringstechnische voorzieningen. Deze voorzieningen zijn getoetst uitgaande van door mij realistisch geachte grondslagen. Naar mijn oordeel is de hoogte van de in de jaarrekening genoemde en de overige verzekeringstechnische voorzieningen, als geheel bezien, per balansdatum afdoende. Toetsing van de fondsmiddelen aan criteria van DNB De toets conform de richtlijnen van DNB wijst uit dat de op balansdatum aanwezige middelen van het pensioenfonds ten minste gelijk zijn aan de voor de ondergrens gestelde norm. Gemeten naar deze maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, dus sprake van dekking. De totale reserves bij het pensioenfonds zijn per balansdatum lager dan de daartoe door DNB gestelde norm. Er is daarom sprake van een reservetekort conform de definitie van DNB. De reserves bevinden zich per balansdatum op het niveau, met DNB in het plan tot opheffen van reservetekort voor die datum overeengekomen. Financiële positie van het pensioenfonds De financiële positie van Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam is naar mijn mening onvoldoende vanwege het geconstateerde reservetekort. Bij handhaving van het tot dusverre gevoerde beleid zal het pensioenfonds waarschijnlijk – uitgaande van de door mij op het beoordelingsmoment relevant en realistisch geachte veronderstellingen – binnen de in het door DNB goedgekeurde herstelplan genoemde termijn - het reservetekort inlopen. Daarbij is in aanmerking genomen het aan verzekerden gespecificeerde algemeen beleid inzake indexatie. Amstelveen, 29 juni 2006 Drs. P.L.J. Janssen AAG Watson Wyatt Brans & Co.
Statutaire bepalingen omtrent de bestemming van het resultaat. Er zijn in de statuten geen specifieke bepalingen omtrent de bestemming van het resultaat opgenomen.
Bestemming van het resultaat Het Bestuur stelt voor het resultaat over het boekjaar ten gunste te brengen van de algemene reserve.
Informatie over de financieringsovereenkomst met Ballast Nedam N.V. Met Ballast Nedam N.V. is in 2005 een nieuwe financieringsovereenkomst gesloten, waarin de wederzijdse financiële rechten en verplichtingen zijn vastgelegd.
35
Resultatenontwikkeling over de laatste 5 jaar (bedragen in ¤ x 1.000)
2004
2005
Premiebaten Beleggingsopbrengsten Af: Rekenrente
20.056 73.497 -39.752
42.984 -17.989
Netto resultaat op beleggingen
33.745
24.995
Af: Premiekorting Indexatie pensioenen
-1.596
-
Uitkering herverzekering Pensioenopbouw Af: Vrijval voorziening optrekking pensioenverplichtingen
Stortingen / onttrekkingen werkgever Aandeel technisch resultaat Kosten pensioenbureau Diverse baten en lasten Resultaat boekjaar
24.995
19.522
17.193 -21.094
-
Dotatie voorziening toekomstige overlevingstafels Waarde-overdrachten Inkomende waarde-overdrachten Uitgaande waarde-overdrachten
32.149
-14.219
Uitkeringen
36
27.052
-14.219
-21.094
-23.160
-21.676
-1.800
-557
86 -323
-280 407 -237
127
-1.364
2.653 -1.258
-12
29
30.935
27.464
2003
2002
25.545
2001
28.538
26.464
36.094 -17.193
-41.221 -16.479
73 -14.878
18.901
-57.700
-14.805
-
-8.098 -
-7.598 -7.941
18.901
-65.798
-30.344
15.253
13.462
11.750
-16.827
-41.490
-
-35.588
7.941
3.657
-16.827
-33.549
-31.931
-17.921
-15.336
-12.884
-544
-546
-544
-179 381
-101 270
-79 365
202
169
286
-1.185
29.120 -1.034
-992
470
-9
109
23.894
-44.983
-38.086
37
Ontwikkelingen over de laatste 5 jaar (bedragen in ¤ x 1.000)
2005 Aantal deelnemers - actieven - wao’ers - vutters/vroegpensioengerechtigden
2003
2002
2001
1.684 77 116
1.750 75 106
2.093 89 129
2.341 88 104
2.428 94 98
1.877
1.931
2.311
2.533
2.620
Aantal premievrijen
3.065
3.022
2.778
2.669
2.577
Aantal pensioengerechtigden
1.394
1.341
1.245
1.196
1.125
Totaal
6.336
6.294
6.334
6.398
6.322
19.881
17.388
15.246
13.785
11.778
521.353
480.600
460.034
441.069
403.963
89.102
58.167
30.703
6.809
51.792
17,1
12,1
6,7
1,5
12,8
594.944
523.353
472.309
401.961
444.454
13,4
8,5
8,2
-7,2
0,1
4,6
2,6
4,0
4,18
8,40
11.500
17.670
17.195
16.608
15.728
0,5
-
-
4,44
2,27
Uitkeringen (exclusief eenmalige uitkeringen) Technische voorzieningen Algemene reserve Algemene reserve in % van de technische voorzieningen Beleggingen Rendement in % Vijfjaarsgemiddelden (rendement in %). Franchise Indexatie gepensioneerden en premievrijen in %
38
2004
Personalia
Bestuur* Benoemd door Ballast Nedam N.V. Disciplines
Werkmaatschappij
T.A.C.M. Bruijninckx **
voorzitter
Financiën
Ballast Nedam
A.C. de Geus
lid
Techniek
Ballast Nedam Infra
A. Kok **
lid
Financiën
Ballast Nedam International
T. Post
lid
Personeel
Gepensioneerd
Mevr. M.G. van Westerop
plv. voorzitter
Personeel
Ballast Nedam
M.J.L. Heitman
secretaris
Juridisch
Ballast Nedam Bouw en Ontwikkeling
H.P. van der Meer **
plv. secretaris
Financiën
Ballast Nedam Infra
C.W.M. Kloosterman
lid
Financiën
Vroeggepensioneerd
M.N.M. de Jong
lid
Personeel
Ballast Nedam Infra
B.M. Meerman **
lid
Financiën
Gepensioneerd
S.J.A. Bijpost
lid
Techniek
Ballast Nedam Bouw en Ontwikkeling
F.L. van Oorschot
lid
Personeel
Ballast Nedam Bouw en Ontwikkeling
Gekozen door de deelnemers
* situatie per 29 juni 2006 ** lid van de beleggingscommissie
Administrateur
T.J.M. Meulemans
Accountant
KPMG Accountants N.V.
Actuaris
Watson Wyatt Brans & Co.
39
Begrippenlijst A-factor
De A-factor is de jaarlijkse pensioenaangroei die door het pensioenfonds aan de deelnemer wordt doorgegeven. Deze factor wordt gebruikt in de berekening van de fiscale jaarruimte die beschikbaar is voor aftrek van lijfrentepremies vanwege een tekort aan pensioenopbouw.
ABTN
Afkorting van Actuariële en bedrijfstechnische nota Pensioenfondsen dienen te werken volgens een actuariële bedrijfstechnische nota. Hier zijn de financiële opzet van een pensioenfonds en de grondslagen waarop deze berust, gemotiveerd omschreven.
APP
Actuariële Principes Pensioenfondsen Pensioenfondsen moeten voldoende voorzichtigheid (prudentie) in acht nemen bij de financiële opzet van het fonds en bij de invulling die hier in de praktijk aan wordt gegeven. De Nederlandsche bank heeft in de actuariële principe pensioenfondsen aangegeven wanneer hieraan volgens haar is voldaan. In de toekomst zullen de actuariële principes worden vervangen door een financieel toetsingskader, waarin nieuw te hanteren waarderingsmethoden zijn aangegeven.
ALM
ALM betekent Asset Liability Management, het afstemmen van de beleggingsmix op verplichtingen. Het uitvoeren van een ALM-studie kan een pensioenfonds helpen bij het kiezen van een juiste beleggingsmix. Een ALM-studie kent de volgende aspecten. -overzicht van de financiële stromen in het Pensioenfonds -inzicht in de toekomstige verplichtingen t.o.v. de beleggingen -beoordelen van de financiële positie versus economische omstandigheden -doorrekenen van mogelijke beleidsalternatieven om daaruit te kunnen kiezen.
Arbeidsongeschiktheid
Wanneer een deelnemer na 2 jaar ziekte, arbeidsongeschikt blijft, wordt de premiebetaling door werknemer en werkgever gestopt. De pensioenopbouw gaat in bepaalde situaties geheel of gedeeltelijk welvaartsvast door, nu voor rekening van het Pensioenfonds.
Backservice
Dit begrip wordt gebruikt in verschillende betekenissen: - het pensioengedeelte dat betrekking heeft op achterliggende dienstjaren; - de koopsom voor het hierboven omschreven pensioengedeelte, dan wel voor de verhoging van dit pensioen als uitvloeisel van een stijging van de pensioengrondslag; - de eventuele achterstand in de over achterliggende jaren gefinancierde pensioenen respectievelijk de daarvoor benodigde kosten of reserve. Is in de pensioenregeling die in 2005 is ingevoerd niet meer van toepassing.
Benchmark
Maatstaf ter vergelijking van de behaalde rendementen.
Bijzonder nabestaandenpensioen
Premievrije aanspraak van de huwelijkspartner met wie de (gewezen) deelnemer gehuwd is geweest. De dienstjaren gelegen voor de ontbinding van het huwelijk tellen mee. Bij volgende huwelijken telt diensttijd vanaf de ontbinding van het vorig huwelijk.
BPF 2000
De regeling van de bedrijfstak bouw die in 2000 is ingevoerd.
Circuit van waarde-overdrachten Een op initiatief van een aantal ondernemingspensioenfondsen en verzekeraars tot stand gekomen samenwerkingsverband waarbinnen aangesloten pensioenfondsen zich bereid verklaard hebben om, ter verzachting van pensioenbreuk, door deelnemers opgebouwde pensioenreserves over te dragen. Momenteel wordt gebruik gemaakt van twee waarde-overdrachtcircuits te weten het 4%-circuit en het reeds bestaande SDS-circuit. Dit circuit is per 1 juni 2005 opgeheven.
40
Collectieve beschikbare premieregeling
Een pensioensysteem waarbij de werkgever zich er uitsluitend toe verplicht een vaste premie te betalen. Bij een collectief beschikbare premieregeling wordt het risico van een tekort door de pensioendeelnemers gezamelijk gedragen. Het verschil met een individuele beschikbare premieregeling is dat het collectieve element bewaard blijft.
Comingservice
Dit is het pensioengedeelte dat betrekking heeft op toekomstige dienstjaren. Ook worden de daarmee gepaard gaande kosten wel met deze term aangeduid.
Dekkingsgraad
De verhouding tussen enerzijds de contante waarde van de op dat moment geldende pensioenaanspraken en anderzijds het aanwezige vermogen. Het aanwezige vermogen is de som van de contante waarde van pensioenaanspraken die op dat moment zijn gefinancierd, en de eventuele algemene en extra reserve.
DNB
De Nederlandsche Bank
Eindloonsysteem
Bij de opbouw van het pensioen wordt het laatste salaris als pensioengevend salaris over de gehele duur van het deelnemerschap bij de berekening betrokken.
Franchise
Het deel van het pensioengevend salaris dat in verband met AOW-aanspraken bij de pensioenberekening buiten beschouwing blijft.
FTK
Afkorting van Financieel Toetsingskader. De benaming van het nieuwe toezichtregime dat van toepassing zal zijn op de financiële positie en financiële beleid van pensioenfondsen en verzekeringsmaatschappijen. De nieuwe waarderingsmethoden zullen de huidige actuariële principes pensioenfondsen vervangen. Het nieuwe toezichtregime wordt ook verankerd in de pensioenwet.
Hoog-Laag
Het voor de pensioendatum bepalen of het ouderdomspensioen eerst enige jaren hoog en daarna levenslang lager wordt genoten.
Kapitaaldekkingsstelsel
Individuele opbouw door premiebetaling, van een kapitaal dat groot genoeg is om het beoogde (vroeg)pensioen aan te kunnen kopen.
Korting op premies
Korting op voor (en door) deelnemers en werkgevers periodiek te betalen premies. Deze korting kan met ingang van 1 januari 2005 niet meer worden verstrekt.
Middelloonsysteem
Pensioenregeling waarin de hoogte van het pensioen gebaseerd is op het gemiddelde salaris dat men gedurende de gehele diensttijd heeft verdiend.
Nabestaandenpensioen
Aanspraak van de partner bij overlijden van de deelnemer, ter grootte van 70% van het bereikbare ouderdomspensioen op pensioenleeftijd vanaf datum overlijden.
Omslagstelsel
De uitkeringen aan de VUT-gerechtigde in enig jaar worden betaald via een vast percentage op het salaris in dat jaar van alle werkende deelnemers.
Ouderdomspensioen
Aanspraak bij het bereiken van de pensioenleeftijd welke jaarlijks wordt opgebouwd met 2% van de pensioengrondslag met ingang van 1 januari 2005.
41
Pensioen
Pensioen is een periodieke uitkering die verkregen wordt in verband met ouderdom, of na overlijden van de werknemer. Historisch gezien is het pensioenbegrip dan ook nauw verbonden met de arbeidsovereenkomst. Juridisch is het te beschouwen als een secundaire arbeidsvoorwaarde. Periodieke uitkeringen in de privé-sfeer worden in het algemeen niet met de term pensioen, maar met lijfrente aangeduid. Ook de fiscale regels zijn op deze tweedeling afgestemd.
Pensioenbreuk Pensioenverlies
De breuk in de pensioenopbouw die kan ontstaan als gevolg van het uittreden uit een pensioenregeling voor pensioeningangsdatum. De breuk kan bestaan uit: - een carrièrebreuk. Bijvoorbeeld een persoon wisselt op 45-jarige leeftijd van baan en heeft in de pensioenregeling van zijn nieuwe werkgever, als gevolg van een salarisstijging, een hogere pensioengrondslag; - pensioenverlies als gevolg van inflatie. Dit ontstaat bijvoorbeeld als opgebouwde pensioenen niet worden geïndexeerd.
Pensioenbijsparen
Vrijwillig regelmatig een bedrag storten, dat belegd wordt in het Pensioenfonds. Eenmalig kan ook en onder bepaalde voorwaarden kan het tevens door het inleveren van vrije dagen. Op het spaarsaldo wordt een rendement gegeven dat gelijk is aan het over de afgelopen vijf jaar gemiddelde behaalde rendement van het fonds met een minimum garantie van 4%. Op de (vroeg)pensioendatum wordt het opgespaarde kapitaal plus het bijgeschreven rendement omgezet in extra (vroeg)pensioen. Sinds 23 september 2004 geldt een rendement over de vanaf die datum ingelegde spaarbedragen dat gelijk is aan het behaalde rendement van het fonds van het voorafgaande jaar.
Pensioengevend salaris
13 maal het periodesalaris (in de eerste periode van het jaar) vermeerderd met 8% vakantietoeslag (14,04 x periodesalaris).
Pensioengrondslag
Het deel van het pensioengevend salaris dat overblijft na aftrek van de franchise, dus pensioengevend salaris minus franchise.
Pensioenwet
Nieuwe wet in voorbereiding ter vervanging van de huidige Pensioen- en spaarfondsenwet. Als datum van inwerkingtreding wordt vooralsnog 1 januari 2007 aangehouden.
Premies
Door (en voor) deelnemers periodiek te betalen vaste bijdragen. Werkgeversbijdrage: 15% van de pensioengrondslag. Werknemersbijdrage: 6,2% van de pensioengrondslag.
Premievrije pensioenen
Deze uitdrukking wordt in twee betekenissen gebruikt, te weten: a. pensioenen die verkregen worden bij beëindiging van het dienstverband; b. pensioenen krachtens een pensioenregeling waarvoor de deelnemers zelf geen bijdrage hoeven te betalen.
Technische voorzieningen
Bedrag benodigd om aan reeds verworven pensioenverplichtingen jegens de verzekerden te voldoen, rekening houdend met gemiddelde levensduur en 4% rente per jaar (rekenrente) en voor 2005 een marktconforme rente van 3,7%.
Tijdelijk nabestaandenpensioen Extra aanspraak tot 65 jaar voor de partner bij overlijden van de deelnemer. Jaarlijks 10% van het laatste jaarsalaris.
Uitruil
42
Het met toestemming van de eventuele partner inruilen van nabestaandenpensioen voor extra ouderdomspensioen
Waarde-overdracht
Het overdragen van de contante waarde van pensioenaanspraken om pensioenverlies te voorkomen wanneer een werknemer van pensioenregeling wisselt. Pensioenaanspraken worden daartoe afgekocht door de instelling die de pensioenregeling van de oude werkgever uitvoert, en het afkoopbedrag wordt vervolgens rechtstreeks overgedragen aan de instelling die de pensioenregeling van de oude werkgever uitvoert. De werknemer koopt daarmee bij die instelling pensioenaanspraken in.
Waardevastheid
Een pensioenuitkering is waardevast indien deze gekoppeld is aan een prijsindex. Gewoonlijk kiest men hiervoor één van de bekende reeksen van het Centraal Bureau voor de Statistiek.
Welvaartsvastheid
Een pensioenuitkering is welvaartsvast indien deze gekoppeld is aan de loonindex.
Wezenpensioen
Aanspraak van één of meer kinderen bij overlijden van de deelnemer. Over maximaal 5 kinderen: tot 18 jaar 14% per kind van het bereikbare ouderdomspensioen bij overlijden van de deelnemer; 28% per kind van het bereikbare ouderdomspensioen bij overlijden van beide ouders (studerende kinderen tot 27 jaar).
43
Slaan van eerste paal OWEZ (windmolenpark in de Noordzee)
44
Adres: Ringwade 71 3439 LM Nieuwegein Postadres: Postbus 1339 3430 BH Nieuwegein Telefoon: (030) 2 85 41 25 Telefax: (030) 2 85 49 06
Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam statutair gevestigd te Amsterdam Opgericht: 12 augustus 1929