Reader Masterclass Energietransitie voor wethouders Handreikingen voor een succesvolle collegeperiode 2014 - 2018
1
2
Foto: Dong Energy Solar Challenge
Vaart maken met energietransitie
Inleiding Reader: de rode draad naar energietransitie Van de één op de andere dag bent u wethouder geworden van uw gemeente. Of u bent gebleven, maar werkt nu in een nieuw college. Samen met uw collega’s binnen uw gemeente en met uw collega’s in uw regio staat u aan de lat om de komende vier jaar vaart te maken. Vaart te maken met de oh zo nodige transitie naar een duurzame energievoorziening in Nederland. Vele bedrijven en inwoners in uw gemeente staan te springen om hieraan bij te dragen. Wij raden u dan ook aan om de energie uit de samenleving te benutten. De samenleving ziet u, als gemeente, als een belangrijke en betrouwbare speler in deze transitie, en met name u als wethouder kunt een verbindende rol spelen om samenwerkingen tot stand te brengen. Zoals staatssecretaris Mansveld regelmatig aanhaalt ‘alleen ga je sneller, samen kom je verder’. Onze gereedschapskist voor energietransitie bestaat uit drie onderdelen: de Masterclasses Energietransitie van het Klimaatverbond met bijbehorende reader, de website met daarop de inhoud van deze reader plus naslagwerk en verwijzingen én natuurlijk het netwerk hier aanwezig bij de masterclass en te benaderen via Klimaatverbond. Deze reader is gemaakt voor Drenthe, voor andere provincies zijn andere versies gemaakt. Alle versies verschijnen ook online. De inhoud van deze reader is samengesteld met input van alle partners -zoals het ministerie van Infrastructuur en Milieu, Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, Unie van Waterschappen, provincies en regio’s. Van Beek adviesbureau en Stichting Oikos geven een bijdrage vanuit hun praktijkervaringen met gemeenten en energieke samenleving. SKAO en HIVOS laten zien hoe het werkt met duurzaam inkopen en duurzame datacenters. De basis komt vanuit de kennis van het Klimaatverbond zelf: als vereniging van, voor en door gemeenten al tweeëntwintig jaar bezig met klimaatbeleid. Ook zijn meegenomen de conclusies van belangrijkste artikelen over klimaatbeleid uit de landelijke media en Binnenlands Bestuur van de afgelopen maanden (tot begin mei 2014). Een redactieraad bestaand uit een aspirant wethouder en bestuursleden van Klimaatverbond hebben de redactie bijgestaan in het maken van onderwerpkeuzes en opbouw. We hopen dat dit geheel u een stevige basis verschaft voor uw belangrijke en uitdagende taak de komende vier jaar: uw gemeente helpen aan een nieuwe duurzame energie basis, en daarmee aan een nieuwe basis voor uw economie! Wij wensen u veel succes in de komende collegeperiode. Voor vragen en advies staan wij graag voor uw klaar. Namens het Klimaatverbond, Carolien van Merksteijn en Tjitske Ypma, projectleiders Masterclasses Energietransitie Anna Schoemakers, directeur Klimaatverbond
3
Leeswijzer De reader begint met een inleiding vanuit het Klimaatverbond, een persoonlijk woord van oud wethouder Mirjam de Rijk van Utrecht, en een actualiteitenoverzicht. Daarna komen we bij deel 1: beleid en energieke samenleving. Succesvol energie- en klimaatbeleid begint bij de juiste kaders. Die bestaan uit een positieve grondhouding ten aanzien van de energieke samenleving, een heldere missie, visie en strategie vanuit de gemeente, een goede relatie met burgerinitiatieven, oog voor financieringsmogelijkheden en ruimte in wet- en regelgeving. Daarbij is een regioscan onontbeerlijk: wat voor vraag en aanbod zit er op energiegebied, waar is ruimte voor windmolens en zonnepanelen en op wiens terrein? Deel 1 gaat geheel over deze voorwaardenscheppende omstandigheden. Deel 2 zoomt vervolgens in op energiebronnen: zon, wind, biomassa, maar ook warmtenetten en bodemenergie komen aan bod. Deel 3 gaat over besparing op gebruik van fossiele brandstoffen en klimaatadaptatie. Energie besparen in de bestaande bouw komt aan bod, evenals elektrisch vervoer. Het hoofdstuk klimaatadapatie gaat over het omgaan met klimaatverandering. Deel 4 gaat over meten en communiceren: vervolgstappen, die cruciaal zijn om vaart te gaan maken. Meten is weten en weten is besparen, en geen draagvlak zonder communicatie. Tot slot is er nog deel 5: het netwerk. Bij welke organisaties moet je aanhaken, wie kan wat voor je betekenen? En waar moet je zijn op social media? Misschien is dit wel het belangrijkste hoofdstuk: stapt u ook in ons netwerk en fietst u mee? Hier staat ook de presentatie van de provincie Drenthe. Feedback op de reader is welkom via
[email protected] Online updates zijn te vinden op de website.
4
Inhoudsopgave Inleiding 3 Leeswijzer 4 Woord vooraf 6
Het actuele debat in de media
7
1 Beleid en energieke samenleving 1 Missie, visie, strategie 8 - Uit de praktijk: 2013: Jaar van de duurzaamheid in de gemeente Aa en Hunze 10 - Uit de praktijk: Drenthe gaat voor energietransitie vanuit de samenleving 11 - Uit de praktijk: Energiezuinige wijk Nieuwveense Landen 12 2 Samenwerken met de energieke samenleving 13 DEEL 1 3 Samenwerken met lokale enegiecoöperaties 15 - Uit de praktijk: Drentse energie via Drentse KEI en NLD Energie 17 4 Financiële ruimte 18 5 Ruimte door kennis en netwerk 20 6 Ruimte door wet- en regelgeving 23 7 Ruimte door duurzaam in te kopen 25 - Uit de praktijk: Samen optrekken in duurzaam terreinbeheer 28 8 Fysieke ruimte 29
Energiebronnen 1 Windenergie 34 2 Zonne-energie 36 DEEL 2 3 Biomassa 38 4 Bodemenergie 42 5 Warmtenetten 43 - Uit de praktijk: Provincie Drenthe stimuleert WKO 43
Energiebesparing en klimaatadaptatie 1 Energiebesparing in bestaande bouw 44 2 Duurzame scholen 45 3 Mobiliteit 46 DEEL 3 - Uit de praktijk: Groene brandstoffen tanken bij Green Planet Pesse 48 4 Duurzame datacentra 49 5 Klimaatadaptatie 50 - Uit de praktijk: Duurzame en integrale herinrichting Darp 51
Communicatie 1 Uitwisselen en campagne voeren 52 DEEL 4 2 CO2-Prestatieladder helpt bij duurzaam aanbesteden 53 3 Klimaatmonitor en duurzaamheidsmeter van even groot belang 54 Netwerk en kennis delen 1 Overzicht organisaties 56 DEEL 5 2 Scholingsmogelijkheden 57 3 Social media 58 Presentatie Energietransitie Drenthe 59
5
Woord vooraf Mirjam de Rijk: Laat energiebeleid grootschalig én sexy zijn Een gemeente(raad) die zichzelf een beetje serieus neemt heeft tegenwoordig een mooie klimaatdoelstelling: X procent minder CO2 in 2020, Y procent duurzame energie in ..., klimaatneutraal in .... Het stellen van dat doel was niet zo moeilijk, maar nu moet het waargemaakt worden. En 2020 was ooit ver weg, maar komt steeds dichterbij... De doelstelling is in veel gemeenten met een grote raadsmeerderheid aangenomen, maar nu is het de kunst die raadsmeerderheid ook achter de noodzakelijke maatregelen te krijgen. Veel mensen realiseren zich niet wat die breed aangenomen doelstelling vergt. Want ga maar na: zelfs een tussendoel van dertig procent minder CO2 in 2020 betekent dat álle woningen gemíddeld dertig procent zuiniger zijn, én alle auto’s (wat ongeveer betekent dat iedereen de komende zes jaar op een all-electric overstapt, of op de fiets) én alle bedrijven. Als wethouder verantwoordelijk voor klimaatbeleid sta je vaak voor de keuze: ga je voor de grote CO2besparing, of meer voor de snelle, zichtbare en ‘sexy’ resultaten? Als we de door gemeenteraden gestelde doelstellingen (en die zijn er niet voor niets, klimaatverandering blijkt zelfs sneller te gaan dan gedacht) serieus nemen, zijn we de tijd van de pilot en het etalageproject eigenlijk al lang voorbij. Het zou nu moeten gaan over de helft van de bestaande woningen vrijwel klimaatneutraal maken, over een massale omslag naar ov en fiets, over een totaal ander productieproces bij bedrijven (zelfs in een dienstenstad als Utrecht, vrijwel zonder zware industrie, zijn bedrijven verantwoordelijk voor zestig procent van de CO2uitstoot). Ga er maar aan staan.... De kunst is het ene -de grootschalige uitrol- te doen, en het andere, het sexy etalageproject, niet te laten. En bij die grootschalige uitrol zo goed mogelijk samen te werken met alle collega-wethouders. De meeste wielen zijn inmiddels uitgevonden, dus (uit) rollen maar!
6
Het Rijk geeft, oa in het energie-akkoord, de gemeenten een enorme verantwoordelijkheid voor klimaatbeleid.
Europese ambities luiden: • 20 procent vermindering van de uitstoot van broeikasgassen (dit kan oplopen tot 30 procent wanneer er een internationaal klimaatakkoord wordt gesloten) • 20 procent minder energieverbruik • 20 procent van het totale energiegebruik moet afkomstig zijn uit hernieuwbare energie, zoals wind- en zonne-energie. Dit vertaalt Nederland in het SER Energieakkoord naar: • energiebesparing van jaarlijks 1,5% resulterend in een 100 Petajoule besparing van energieconsumptie in 2020; • 14% ipv 4,4% van het energieverbruik moet afkomstig zijn van hernieuwbare bronnen in 2020, en 16% in 2013; • stijging van 15.000 fulltime banen.
Maar daar waar gemeenten belemmerd worden door gebrek aan landelijk beleid, of door het verkeerde landelijke beleid, moet het Rijk toch echt zelf over de brug komen. Wethouders kunnen daar met concrete voorbeelden in de hand voor pleiten in Den Haag. Liefst samen met partners in de gemeente die staan te popelen. Te popelen om bv al hun bedrijfsdaken vol te leggen met zonnepanelen maar dat nu niet doen omdat dat, door rijksregels, financieel niet uit kan. Kortom, het is een prachtig portefeuille-onderdeel, duurzaamheid. En het is hard werken. Mirjam de Rijk, oud wethouder gemeente Utrecht
Het actuele debat in de media Burger zoekt richting Gedrag Veel kennis over duurzame energie ontbreekt. Mensen weten vaak niet hoeveel energie zij nu precies verbruiken bij de dagelijkse dingen die zij doen. Hoeveel energie kost een warm bad? Hoeveel energie bespaar ik met betere isolatie? Aan de overheid de schone taak om de mensen bewust te maken van dit gebruik. Vanaf 2015 krijgen alle woningen een indicatief energie-label en weet men hoeveel energie zij verdoen in relatie tot andere woningen. De gemeente Utrecht ging al een stapje verder door ongevraagd de warmte-uitstraling van 60.000 huizen in de stad te meten en de resultaten te communiceren met de bewoners. Volgens de Raad voor Leefomgeving (RLI) kan de overheid milieubeleid veel effectiever maken door gebruik te maken van kennis over gedrag en motieven van mensen (Binnenlands Bestuur 5 maart jl.). Gemeenten kunnen tal van maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat burgers beter afval scheiden, hun woning isoleren en minder voedsel verspillen. Meer dan windmolens Wanneer je weet hoeveel energie je nodig hebt, dan kun je als overheid op zoek naar een toepasselijke energiebron. Windmolens zijn nu het symbool van duurzame hernieuwbare energie. Windmolens wekken ook veel weerstand op. Tenzij de burger mede-eigenaar is, stelt Jos Duindam, windmolenondernemer in Pingjum in Zuidwest-Friesland in de Volkskrant van 12 april. Verschillende burgerinitiatieven steken dan ook de kop op. Betrokken burgers zetten een eigen duurzame energiecoöperatie op met plannen voor windmolenparken en velden voor zonne-energie. Volgens een reportage in het Financieel Dagblad van 17 februari zijn de eerste initiatieven al druk bezig, maar het is geen vetpot. Er zijn ook veel onderbelichte alternatieven. Volgens sommigen zet de inzet van biomassa meer zoden aan de dijk. “Plas en poep is het nieuwe goud”, zegt dijkgraaf Tanja Klip-Martin enthousiast in de Binnenlands Bestuur van 17 maart. Waterschappen transformeren zichzelf in energie- en grondstofleveranciers door rioolinstallaties om te bouwen naar biomassaverwerkers. Voor veel bedrijven en overheden is elektrisch vervoer een waardevolle bijdrage aan een beter klimaat.
Politiek, burger en markt Op Europees niveau is het onderwerp energiebeleid een heikel punt. `Als we niets veranderen, importeert de EU 80% van haar energie in 2030’ kopte het Financieel Dagblad op 18 februari naar aanleiding van een interview met Eurocommisaris voor Klimaat Connie Hedegaard. Volgens sommigen gaan de ambities van de EU op het gebied van hernieuwbare energie niet ver genoeg, volgens anderen schaden de duurzame ambities de economie. NRC Handelsblad constateerde op 2 februari dat het Duitse energieplan is mislukt; de subsidies voor groene stroom verstoort de energiemarkt waardoor de reguliere leveranciers overstappen op goedkope steenkool en daarmee de CO2 van het land vergroten. Anderzijds zijn de landen in de EU steeds meer afhankelijk van energie-import met alle onwenselijke gevolgen van dien. Ondertussen stuwen de groei van de wereldbevolking en economische groei de uitstoot van kooldioxide verder omhoog. Van wie moeten we een duurzaam energiebeleid verwachten; van de politiek, de burger of van de markt? Energie kost geld “Beste burger, u komt er niet door eens per jaar een uurtje het licht uit te doen, uw telefoonadapter na gebruik uit het stopcontact te trekken en uw tv niet op standby te laten staan. U bewijst het klimaat pas een dienst door te stoppen met zeuren over horizonvervuiling als aan uw einder nieuwe windmolens worden gepland. U helpt het klimaat door flink meer belasting te betalen voor grijze stroom.” stelt wetenschapsjournalist Bart van der Weijer in De Volkskrant van 29 maart. Volgens hem is het duidelijk: uiteindelijk gaat het om de (radicale) keuzes die gemaakt moeten worden. Zijn we bereid om te investeren in projecten waarvan wij pas op de lange termijn de vruchten kunnen plukken? Energiebesparende maatregelen kosten de maatschappij geld. Of ze toch moeten worden doorgevoerd, hangt af van de waarde die wordt gehecht aan vermindering van CO2-uitstoot. Het levert uiteindelijk ook geld op en veel bedrijven, burgers en gemeentes werken nu al enthousiast aan de meest uiteenlopende energieprojecten. Met de juiste kennis de beste keuzes maken, is nu de uitdaging.
7
DEEL 1
Beleid en energieke samenleving Voor je als wethouder aan de slag kunt, is het noodzakelijk op de hoogte te zijn van de randvoorwaarden. Daarvoor is het nodig om een duidelijke visie te hebben, draagvlak, en te weten hoe je ruimte creëert, zowel economisch als beleidsmatig. Vandaar dat deze reader begint bij het begin: beleid, ruimte creëren en samenwerken.
1 Missie, visie, strategie Van missie, visie naar concrete strategie voor de klimaatneutrale gemeente
De begrippen strategie, missie en visie worden geregeld door elkaar gehaald. Door middel van je missie geef je aan wie je bent, wat je doet en wat je wil bereiken. Je missie is tijdloos, maar wel toe te passen op dit moment. Een missie staat dus, in tegenstelling tot een visie, niet voortdurend ter discussie. Een visie geeft een visionaire en ambitieus beeld van wat een organisatie wil zijn. In de definitie van de visie kijk je naar de wereld van nu en de kansen in de toekomst en beschrijf je de gewenste droomsituatie. In het strategisch plan beschrijft hoe de in de visie gestelde inzichten en doelstellingen bereikt gaan worden en geeft een samenhangende reeks stappen aan voor het handhaven van de continuïteit op langere termijn. Missie, visie en strategie schrijf je niet ‘alleen’. Het proces om met elkaar de stappen te zetten is zeker zo belangrijk. Het zijn belangrijke begrippen. De missie kan heel goed klimaatneutraliteit zijn. En als je het wat verbreed, dan voeg je daar de circulaire economie en een actief betrokken en open samenleving bij. Het is je fundament, waar je ook als bestuur continuïteit uit kan halen. De tijdelijkheid van het wethouderschap wordt door de missie niet doorbroken. Het is een fundament waaraan de gemeenteraad en de samenleving de overheid kan toetsen, ook als je periode van wethouder lang voorbij is. En dat is belangrijk, want de verandering naar een klimaatneutrale samenleving, of circulaire economie, is een werkelijke transitie van vele jaren. Je opvolgers hebben dat fundament nodig. De visie sluit wel aan op het ‘verleidelijk verhaal’. De visie kan je heel goed met elkaar maken. Ze is meer veranderlijk en moet steeds weer worden bijgesteld. Hoe zie jij, de ambtenaren, het maatschappelijk
8
middenveld, het bedrijfsleven, die route naar een klimaatneutrale gemeente? Hoe ziet zo’n samenleving er uit en wie draagt bij aan deze wenselijke en noodzakelijke verandering? Wat is de betekenis van de ‘energieke samenleving’ in dit proces. Wat zegt je visie over je partners? En kan je vanuit je visie ook andere partners uitnodigen die op hun beurt, hún visie uitspreken? Uiteraard verandert dit verleidelijk verhaal. Zonneenergie wordt goedkoper, er zal energieopslag komen, misschien stijgt de gasprijs zo er een enorme versnelling in het verduurzamen van de bestaande bouw komt. Dan stel je de visie bij.
Het strategisch plan is actiegericht. Je weet, vanuit je visie, met wie je de plannen wilt en kan verwezenlijken. Met die partners zoek je uit wat nodig is, om het ‘verleidelijk verhaal’ realiteit te maken. Welke stappen kan je met elkaar zetten, hoe steun je elkaar, wat doe je als resultaten tegen vallen, of je kan versnellen? Welke randvoorwaarden wil je garanderen, zoals professionaliteit en betrouwbaar, transparantie en breed draagvlak? In mijn gemeente, Lochem, waren al deze aspecten van cruciaal belang. Zo legde de gemeenteraad het fundament door klimaatneutraliteit als basis te nemen, en voegde daar onderweg het verduurzamen van de economie aan toe. Een welkome verbreding. En met elkaar deelden we de visie dat onze rol, als overheid, vooral die van aanjager, verbinder, coach, ondersteuner moest zijn, omdat in de lokale samenleving een enorme kracht beschikbaar is, die we als overheid alleen nooit kunnen evenaren. En zo ontstonden ideeën over klimaatneutrale dorpen, werd LochemEnergie geboren. Je moet als gemeente voorzichtig zijn met sturen van de maatschappij. Wat wel belangrijk is om te sturen is de overheid zelf. Want die vormt zelf vaak een obstakel. In haar besluiten, regels, randvoorwaarden. Een verleidelijk verhaal ontstond, van een energieke samenleving waarin LochemEnergie de meerderheid van de bevolking van lokaal opgewekte duurzame energie zou voorzien, zou helpen met energiebesparing, en de rendementen zou laten revolveren in de samenleving. Breed, voor duurzame ontwikkeling. En met elkaar hebben we daar een plan voor gemaakt, dat we regelmatig evalueren en bijstellen. Het resultaat, in 4 jaar, is indrukwekkend. Want nu hebben we een macht en kracht van vele vrijwilligers, zelfs professionals, die sterker is dan onze Lochemse overheid ooit kon zijn. En dit is maar het begin.
Foto: PDK Foto
Thijs de la Court, ex-wethouder van de gemeente Lochem, bestuurslid van het Klimaatverbond, de federatie E-decentraal en HierOpgewekt.
9
Uit de praktijk
Gemeente Aa en Hunze
2013: Jaar van de duurzaamheid in de gemeente Aa en Hunze In januari 2012 heeft de gemeenteraad in Aa en Hunze een duurzaamheidsvisie vastgesteld. In deze visie zijn concrete doelstellingen opgenomen op het gebied van duurzaamheid. Een belangrijke onderdeel van deze duurzaamheidsvisie was het realiseren van het Jaar van de Duurzaamheid. Een jaar dat volledig in het teken stond van duurzame activiteiten en initiatieven. Toch moet het Jaar van de Duurzaamheid niet worden gezien als een losstaand initiatief. Het is eerder de opmaat geweest naar een ontwikkeling die nog jaren moet duren. Werkgroep Na het vaststellen van de duurzaamheidsvisie is de gemeente Aa en Hunze druk bezig geweest met de voorbereidingen voor het Jaar van de Duurzaamheid. Allereerst is er met belangstellende bewoners uit de gemeente die hadden gereageerd op een oproep daartoe, een brainstormsessie gehouden over de invulling daarvan. Naar aanleiding van de daar aan de orde gestelde onderwerpen en ideeën hebben zich een vijftiental mensen aangemeld, om binnen de werkgroep Duurzaam Aa en Hunze van de gemeente hier nader invulling aan te geven. De werkgroep bestond uit inwoners van de gemeente en is dus vanaf begin af aan betrokken geweest om mee te werken aan het Jaar van de Duurzaamheid. Bewoners Wat hebben de bewoners van de gemeente Aa en Hunze ervan gemerkt? Een belangrijke rol was weggelegd voor het zoeken naar duurzame oplossingen voor de toekomst. Via het delen van kennis over duurzaamheid, of aan de hand van voorbeelden zijn bewoners van de gemeente Aa en Hunze bewust gemaakt wat zij zelf aan een duurzamere toekomst konden bijgedragen. Door het stimuleren van zich hieruit ontwikkelende initiatieven, zijn mogelijke nieuwe oplossingen voor een duurzamere toekomst zichtbaar geworden. Om dit verder te bereiken en uit te dragen zal, is via onder meer de gemeentelijke website, Facebook en Twitter, een zo breed mogelijk publiek voortdurend van alle activiteiten en ontwikkelingen van het Jaar van de Duurzaamheid op de hoogte gehouden. Ook in het huis-aan-huis nieuwsblad ‘De Schakel’ werd hieraan wekelijks door de gemeente aandacht besteed. Uitgangspunt bij dit
10
alles was, dat alleen een gezamenlijke aanpak en betrokkenheid van de inwoners van de gemeente Aa en Hunze het Jaar van de Duurzaamheid Aa en Hunze 2013 tot een werkelijk succes konden maken. Projectleider Paul Sloot: “Het Jaar van de Duurzaamheid was voornamelijk een opstartjaar om duurzaamheid hoger op ieders agenda te krijgen. Een aantal initiatieven is dit jaar gestart, maar verdient nog wel een follow up. Er is nog veel te doen aan bewustwording en tegengaan van verspilling en vervuiling. Voor mij is het themajaar dus zeker nog niet afgelopen”.
In het Jaar van de Duurzaamheid zijn meerdere activiteiten ondernomen. Hieronder volgt een greep uit het brede scala van gestarte initiatieven: • • • • •
Energiebureau DorpsEnergiePlan Expositie Duurzaamheid Kinderuniversiteit Energie Duurzame Streekmarkt
Kinderen leren op de kinderuniversiteit over energieopwekking. Foto: Mary Ritsema
Uit de praktijk
Provincie Drenthe
Drenthe gaat voor energietransitie vanuit de samenleving Energiestrategie In het najaar van 2013 publiceerde de provincie Drenthe de Energiestrategie. In deze beleidsnota werd nader ingegaan op het verbruik en de productie van energie in Drenthe. De knelpunten en mogelijkheden op dit gebied zijn uitvoerig geanalyseerd en beschreven in de Energiestrategie: het huiswerk was gedaan. Tegelijkertijd was de Energiestrategie toch een klassiek overheidsdocument – een rapport dat uiteindelijk ergens in een kast zou verdwijnen. Mede daarom is de Energiestrategie ingestoken als een gespreksdocument. Het moest leiden tot een vervolg. Een vervolg dat vernieuwend moet zijn, en anders. Anders vanwege het feit dat de wereld om ons heen aan het veranderen is. De verhouding tussen overheid, markt en samenleving was en is duidelijk aan verandering onderhevig. Dit betekende voor de provincie en de gemeenten ook dat er van hen een andere rol met andere antwoorden werd verwacht. Het was precies deze rol die in de Energiestrategie gesignaleerd werd en waar men met de Energietransitie Drenthe op wil inspelen. Interactieve beleidsvorming Een centrale notie in de aanpak van de Drentse Energietransitie is de totstandkoming van interactieve beleidsvorming. “In het verleden zagen we vaak dat de overheid van bovenaf bepaalde wat er moest gebeuren zonder dat men wist wat er speelde. Die neiging zie ik nog steeds veel in overheidsland en dat is precies wat wij willen veranderen. Wij hebben niet de illusie dat wij precies weten hoe de weg naar een duurzame energiehuishouding in Drenthe eruit ziet. De kennis en expertise loopt niet (alleen) bij de gemeenten en de provincie rond, maar juist daar buiten. Daar zit de kracht. Het enige wat wij doen is dat proces faciliteren en ondersteunen. Wij streven naar beleid dat niet achter een bureau bedacht is, maar uit de Drentse samenleving komt”, aldus projectleider Marcel van Vulpen. Loslaten Beleid dat niet achter een bureau bedacht is, maar uit de Drentse samenleving komt. Een mooi streven, maar is dat überhaupt mogelijk? En zo ja, hoe realiseer je dat dan? Eén van de antwoorden uit de Drentse koker is het inrichten van een aantal transitie-arena’s. In deze arena’s zullen de maatschappelijke koplopers uit de Drentse samenleving op het
gebied van duurzame energie – dus niet de beleidsambtenaren – een toekomstbeeld van Drenthe neerzetten. Vervolgens zal er worden gekeken wat er nú gedaan moet worden qua experimenten en projecten om dat uiteindelijke toekomstbeeld van Drenthe te realiseren. Deze toekomstvisie en de uitgestippelde route daar naar toe zullen worden verwoord en samengevat in de uiteindelijke transitieagenda van Drenthe. Hiermee wordt er dus ook daadwerkelijk beleid gemaakt wat uit de Drentse samenleving komt. De eerste transitie-arena zal in het najaar van 2014 van start gaan.
Leerlingen meten de opbrengst van zonnecellen. Foto: Mary Ritsema
Platform voor co-creatie Het inzetten van transitie-arena’s is niet de enige manier waarop de Drentse overheden de regie als het ware uit handen geven. Ook wordt er een online participatieplatform opgericht waarop maatschappelijke uitdagingen worden gekoppeld aan het oplossingsvermogen van de samenleving. Het is als het ware een platform voor co-creatie waarop burgers, overheden, bedrijven en kennisinstellingen samenwerken aan een duurzame Drentse energiehuishouding en de uitdagingen die dat met zich meebrengt. Hier worden de beste ideeën en oplossingen uit de Drentse samenleving gehaald, met elkaar gedeeld om vervolgens te kijken welke partijen er nodig zijn om het beste idee ook daadwerkelijk uit te voeren. Verder biedt het platform de mogelijkheid om met elkaar de dialoog aan te gaan, van elkaar te leren en kennis met elkaar te delen. Het platform zal in het najaar van 2014 online zijn.
11
Uit de praktijk
Meppel
Energiezuinige wijk Nieuwveense Landen Een klimaat neutrale gemeente, geen uitstoot van CO2 meer en in hoge mate zelfvoorzienend. Dat is de opdracht en het doel waar Meppel voor staat. Met dat in het achterhoofd is in 2011 het “Duurzaam EnergiePlan, van klimaatgevoelig naar klimaatrobuust” ontwikkeld. Hierin wordt als het ware de route uitgestippeld dmet alle elementen uit de energie-mix. Dus van energiebesparing in de gebouwde omgeving, tot gemeentelijk transport. En van participatie in windmolens op zee tot het bouwen van een energie-neutrale wijk.
ook gebruikt om met behulp van warmtepompen warmte en koude te leveren aan een ander deel van de huizen. Ook is er een WKO, oftewel een Warmte Koude Opslag. De koude lucht wordt in de zomer gebruikt om woningen te koelen, de zogenaamde comfortkoeling. De warme lucht wordt in de winter gebruikt om woningen te verwarmen. De warmtepompen zijn eigendom van MeppelEnergie die zorg draagt voor installatie, onderhoud én vervanging. Een belangrijk uitgangspunt bij de ontwikkeling van
Nieuwveense Landen, aangenaam duurzaam is zo’n nieuwe wijk. De gemeente wil de nieuwe wijk zo klimaatvriendelijk mogelijk maken en de benodigde energie lokaal opwekken. Al sinds 2009 bestaan er plannen om een dergelijke wijk te realiseren, in 2014 is daadwerkelijk met de bouw gestart.
deze wijk is dat de toekomstige bewoners optimaal wooncomfort krijgen tegen de laagste kosten. De wijk biedt ruimte voor zo’n 3.400 huur- en koopwoningen in verschillende prijsklassen en kavelgrootten op 400 hectare grond. Gezien de huidige economische situatie worden vooralsnog ruim 2.100 woningen gerealiseerd.
Energiemaatregelen De gemeente Meppel en RENDO Duurzaam hebben samen een energie-exploitatiemaatschappij opgericht, genaamd MeppelEnergie. De warmtebron wordt een biogas-WKK, die bovendien stroom en warm tapwater levert. De elektriciteit wordt niet alleen benut in het eigen huishouden, maar wordt
12
“De Nieuwveense Landen zijn een mooi voorbeeld van waar beleid en uitvoering samen komen”, aldus gemeentelijk strategisch adviseur duurzaamheid Kees Offringa. “Deze unieke woonwijk is slechts een onderdeel van een bredere strategie, maar we merken duidelijk dat het realiseren van een icoonproject als dit bijdraagt aan de borging van je beleid”.
2 Samenwerken met de energieke samenleving Plasterk: ‘Gemeenten cruciaal in stimuleren doe democratie’
Burgers nemen het heft in handen en gaan zelf aan de slag in hun leefomgeving. Ze organiseren zich, en nemen stappen op weg naar duurzaamheid. Ze kopen samen zonnepanelen, regelen deelauto’s en leggen buurtmoestuinen aan. Ook in het sociale domein ontstaan burgerinitiatieven: van buurtbus rijden tot jeugdzorg. Deze trend (de doe democratie, energieke samenleving) is door verschillende overheidsorganisaties opgepikt: PBL kwam in 2011 met ‘De Energieke Samenleving. Op zoek naar een sturingsfilosofie voor een schone economie’. Daarna volgden nog vele rapporten (SCP, RMO, WRR, ROB) over de beweging van de overheid om zeggenschap over te dragen aan burgers. Minister Plasterk van Binnenlandse zaken geeft in een kamerbrief aan dat hij de ontwikkelingen ook ziet. Hij kent een grote rol toe aan lokale overheden: ‘Belangrijker (dan de rol van de rijksoverheid) is echter nog de rol van het lokaal bestuur, omdat verreweg de meeste voorbeelden van doe democratie zich op dat niveau afspelen. Burgers zijn, met hun toegenomen opleidingsniveau en sterk verbeterd organiserend vermogen, het meest gemotiveerd zich in te zetten voor hun directe leefomgeving.’
Gemeenten Voor gemeenten is het overdragen van verantwoordelijkheden nog een zoektocht. Decennialang was werken volgens structuurplannen en met meerjarenbeleid het uitgangspunt. Wanneer burgers met hun idee bij de overheid aanklopten voor ondersteuning, werd de aanvraag langs de reeds uitgestippelde paden behandeld. Initiatieven buiten die geijkte paden vielen buiten de boot. Erg jammer, want alle energie, en vooral ook burgerenergie, is nodig om te werken aan maatschappelijke vraagstukken zoals klimaatverandering, biodiversiteitsverlies, maar ook sociale vraagstukken als armoede en eenzaamheid. Hoe kunnen gemeenten deze kansen pakken? Het programma Duurzaam Door, van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, ontwikkelde handvaten voor lagere overheden om goed om te gaan met de energieke samenleving, bestaande uit burgers, onderwijs, ondernemers organisaties, en andere overheden. Als een van de partners van het Klimaatverbond bij de organisatie van de Masterclasses, brengt ze graag haar kennis in. Zo publiceerde ze een handvest, genaamd ‘tien
Transition Town Zutphen licht mensen voor over klimaatverandering, peak oil en lokale veerkracht. Foto: TTZ
13
kansen voor de energieke ambtenaar.’ Die variëren van ‘wees nieuwsgierig’, ‘zet een systeembril op’ en ‘werk op meerdere niveaus’ tot het geven handvatten voor wat je kunt doen en hoe je intervenieert. De laatste twee kansen gaan over borgen van kwaliteit. Veranderende rol overheid Programma-adviseur Irma Straathof: “De duurzaamheidsopgave is te groot voor alleen de overheden. Samenwerken met andere partijen is essentieel en biedt ook nieuwe kansen. De overheid wordt daarmee één van de partijen, wat consequenties heeft voor de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de overheid. Het is belangrijk om je dit als ambtenaar en bestuurder te realiseren. De overheid zit niet meer aan het stuur, en zal ook processen los moeten laten. Maar de lokale overheden kunnen wel een rol spelen in het faciliteren van initiatieven. Met kennis en kunde, een vergaderruimte, het stroomlijnen van vergunningstrajecten of ondersteuning in de communicatie, zijn veel initiatieven geholpen.” Toekomstateliers Stichting Oikos, ook partner in de Masterclasses Energietransitie, brengt daarbij haar praktijkervaring mee van vijf Toekomstateliers, gehouden in drie gemeenten in Midden-Nederland. Deze bijeenkomsten waren geïnitieerd door de gemeente en platforms van initiatieven. Stakeholders op het gebied
van duurzaamheid in brede zin bezochten deze Toekomstateliers. Begeleidster Irene Karssiens-Tom: ”Gemeentelijk succes hangt af van het loslaten van het resultaat. Gemeenten moeten een proces gaan begeleiden waarin de mensen zelf eigenaar zijn van de stappen die ze zetten. De gemeente kan daarin zelf ook een partij zijn, en opgepakte kansen faciliteren en samenwerkingen bevorderen.” Haar ervaring is dat gemeenten zo’n losse aanpak lastig kunnen vinden.“Zij hebben jarenlang zelf gewerkt aan programma’s, en zijn gewend te sturen, maar het past bij de huidige tijd. Wij raden aan te beginnen bij het begin: luisteren.” Ook goede ontwikkelingen in de maatschappij komen aan bod. “Waar ben je trots op, wat gaat goed? Daar komt energie bij vrij. Die wordt ingezet om verbeterpunten te noemen en om gezamenlijke beelden van een gewenste duurzame toekomst te creëren. Die geven richting aan verdere stappen.”Nieuwe samenwerkingen ontstaan en de faciliterende rol van de gemeente wordt duidelijk. Bijzonder is, dat mensen niet betaald hoeven te worden voor hun inzet. “Het samen werken aan iets wat je belangrijk vindt is voor veel mensen genoeg: er hoeft niet nog een beloning tegenover te staan. Erkenning in de vorm van een prijs bijvoorbeeld is wel heel stimulerend.” Meer informatie: RVO:
[email protected] of Oikos:
[email protected]
Uitreiking van de Zutphense Toekomstprijs. Een stimulans voor duurzame initiatieven. Foto: Tjitske Ypma
14
3 Samenwerken met lokale energiecoöperaties Hoe verstevig je als gemeente de positie van lokale energie coöperaties?
Gelderland is met 43 lokale en regionale energiebedrijven koploper lokale energie in Nederland. De provincie en gemeenten zijn daar trots op. Deze lokale energiebedrijven richten zich op de opwekking en levering van zon, wind, warmte en / of energiebesparing. Het belang van de lokale gemeenschap, uitgaan van eigen kracht, eigen energie, winst terug in de gemeenschap, lokale werkgelegenheid en sociale cohesie staan hierbij centraal. Enkele coöperaties bewegen zich breder, bijvoorbeeld op gebied van zorg, stadslandbouw en mobiliteit.
3 Ruimte geven: - Fysiek: denk ook aan (tijdelijk) anders bestemmen - Juridisch: vergunningen, regelruimte - Financieel: bijvoorbeeld startsubsidie, werk neer leggen bij coöperaties ikv ondersteuningsstructuur, uitvoering regelingen, communicatie energiebeleid. - Symbolisch: laat zien dat je het initiatief onder steunt, als serieuze partner ziet. Dat helpt enorm.
Zowel de Rijksoverheid, via onder andere het energieakkoord, provincie als ook veel gemeenten verwachten veel van deze energieke samenleving en ondersteunen en faciliteren dan ook deze initiatieven. De provincie doet dat ook door ondersteuning van een Community of Practice (CoP) van de koplopers en verdergevorderde initiatieven. In deze CoP wordt kennis gedeeld en ontwikkeld in Masterclasses, zijn 2 werkgroepen (postcoderoos zon en burgerinitiatieven wind) actief. De postcoderoos is een regeling die inhoudt dat burgers ook de geproduceerde stroom op andersmans dak mogen verrekenen met hun eigen energierekening, mits dat dak binnen dezelfde of in een aangrenzende postcode ligt. Salderen heet dit verrekeningsprincipe, dit is financieel gunstiger dan alleen leveren. Windvogel, een organisatie van windenergiecoöperaties, pleit ook voor salderingsmogelijkheden voor aandeelhouders. Ook wordt er vanuit de Community of Practice gewerkt aan een gezamenlijk uitvoeringsprogramma, waarvoor mogelijk een beroep op Europese middelen zal worden gedaan. Startende initiatieven kunnen terecht bij het Steunpunt Hier Opgewekt. De lokale initiatieven kunnen bij de provincie een beroep doen op subsidie voor haalbaarheidsonderzoeken, businesscases en investeringen in hernieuwbare energieprojecten die geheel of gedeeltelijk met crowdfunding worden gefinancierd.Ook kunnen de coöperaties terecht bij het Investerings- en Innovatiefonds bij PPM Oost. Gemeenten ondersteunen initiatieven door: 1 Visie neer te leggen op duurzame energie ontwikkeling en de rol van lokale initiatieven hierin. Coöperaties zouden bijvoorbeeld voorrang kunnen krijgen bij aanbestedingen. 2 Verbinden van de lokale initiatieven met partijen die het initiatief verder kunnen versterken
Koolzaad brengt olie, en energie. Foto: Colzaco
Meer info: www.energiecooperatiesgelderland.nl www.hieropgewekt.nl Onderzoek iov Planbureau voor de Leefomgeving “Energiecoöperaties: ambities, handelingsperspectief en interactie met gemeenten” www.rwsleefomgeving.nl/onderwerpen/lokaal_klimaatbeleid/publicaties/downloads/handreiking-rol
15
Sven Pluut van Zonnepanelen delen (1miljoenwatt)
Nederlander welwillend tegenover lokale duurzame energie-initiatieven De helft van de Nederlanders staat welwillend tegenover deelname aan lokale duurzame energie-initiatieven. De opkomst van deze samenwerkingsverbanden zal dan ook, gezien deze voedingsbodem, ongetwijfeld doorzetten. Dit blijkt uit de USP Energie Monitor, een maandelijks terugkerend consumentenonderzoek van USP Marketing Wanneer een lokaal duurzaam energie initiatief aan consumenten wordt voorgelegd, geeft 50% van 300 ondervraagden boven de 18 aan deel te willen nemen (9% zeker wel, 41% waarschijnlijk wel). Een kwart van de consumenten heeft hier geen interesse in (8% zeker niet, 17% waarschijnlijk niet) of vindt het moeilijk om hierover te oordelen (25%). Gezien het grote aandeel Nederlanders (50%) wat open staat voor dergelijke initiatieven, zal het aantal van deze lokale samenwerkingsverbanden ongetwijfeld verder doorgroeien. Door deze toename zal de rol van energieleveranciers en de eisen die aan de netten worden gesteld van de netbeheerders veranderen.
Lokale initiatieven: rijp en groen In heel het land ontstaan kleinschalige duurzame energie initiatieven. De diversiteit is enorm. Ze verschillen in grootte, zitten in verschillende ontwikkelingsfasen, hebben verschillende rechtsvormen en ook de ambities zijn uiteenlopend. HIER opgewekt, het kennisplatform voor lokale duurzame energie initiatieven, hanteert voorlopig de volgende ruwe indeling, gebaseerd op initiatiefnemer en motivatie. Productiecapaciteit Initiatieven gericht op ontwikkelen van productiecapaciteit van duurzame energie. De initiatiefnemers nemen het heft in eigen hand bij verduurzaming van de (eigen) energievoorziening. Zij worden gedreven door duurzaamheid. In stedelijk gebied hebben initiatieven vaak dit karakter. Denk aan Energie U in Utrecht. Lokale veerkracht Initiatieven waarbij duurzame energie een van de aandachtspunten is. Met name in kleinere kernen ontstaan initiatieven die gericht zijn op het (re) vitaliseren van de lokale gemeenschap. De opbrengst
16
van de energieproductie willen zij investeren in lokale voorzieningen. Soms richten zij zich niet exclusief op energie maar bijvoorbeeld ook op voedsel of zorg. Voorbeelden zijn de dorpsmolen in Reduzum en Duurzaam Hoonhorst. Collectieve inkoop Buurtinitiatieven gericht op collectieve inkoop van onder andere pv. Vaak hebben initiatiefnemers niet de ambitie om een echt energiebedrijf op te zetten, maar begint het met een collectieve inkoopactie van zonnepanelen of gezamenlijke isolatieprojecten. Het kan zijn dat ze de smaak te pakken krijgen en iets meer structureels willen organiseren, maar dat hoeft niet. Voorbeeld: Bewonersvereniging Biesland, Den Haag. Ondernemers Soms zijn het niet bewoners die initiatief nemen maar ondernemers. Dat kunnen agrariërs zijn, bijvoorbeeld in kassengebieden of melkveehouders (Stichting Groene energie Kromme Rijn en Heuvelrug). Maar ook andere ondernemers zoals bij Adem Houten.
Gemeenten Er zijn gemeenten die zelf een initiatief starten. Voorbeelden zijn Tilburg (MOED), De Bilt en Diekendamme (Duurzaam Diekendamme). VVE’s VVE’s vatten soms het plan op om samen zonnepanelen te installeren of het eigen gebouw te verduurzamen. Dat is onder de huidige regelgeving ingewikkeld en daarom biedt HIER opgewekt graag ondersteuning. Voorbeelden zijn VVE’s die gesteund worden door de gemeente Amsterdam en Wij Krijgen Kippen of Vondelparc in Utrecht.
Uit de praktijk
Woningcorporaties Voor corporaties geldt min of meer het zelfde. Het is qua wet- en regelgeving ingewikkeld om gezamenlijk zonnepanelen of energiebesparende maatregelen te organiseren. Corporaties hebben evenwel ook de mogelijkheid nog een stap verder te gaan, bijvoorbeeld eigen biomassaprojecten. Voorbeeld hiervan is DEVO in Veenendaal. Kijk voor een uitgebreide inventarisatie op www. hieropgewekt.nl/initiatieven. Hier zijn de initiatieven per provincie gerangschikt en kunt u zoeken en selecteren op een aantal criteria.
Drenthe
Drentse energie via Drentse KEI en NLD Energie De Drentse Koepel Energie Initiatieven (KEI) heeft één doelgroep: alle lokale Drentse energie-initiatieven. Voor de aangesloten initiatieven behartigt de Drentse KEI de belangen op het gebied van lokale opwekking en levering van duurzame energie. Dit doet zij door adviezen en kennis beschikbaar te stellen over energie besparen, lokaal energie opwekken en het in stand houden van duurzame energiecoöperaties.
Dichtbij de mensen en vanuit eigen betrokkenheid. NLD is opgericht om de gehele winst naar de plaatselijke initiatieven terug te sluizen. Zij kunnen dit goed herinvesteren, zij weten immers als geen ander waar lokaal behoefte aan is. Zo wordt de transitie naar duurzaamheid volgens het Cittaslow principe optimaal gestimuleerd.
Samen met haar zuster-koepelorganisaties uit Groningen en Friesland heeft Drentse KEI het initiatief genomen om als eigen coöperatieve energieleverancier te fungeren: NLD Energie. NLD Energie is de fatsoenlijke coöperatieve energiepartner voor het noorden en levert duurzaam opgewekte stroom en CO2-gecompenseerd gas tegen aantrekkelijke tarieven. Leden van Drentse KEI leveren niet alleen energie aan, maar kunnen ook wederverkoper worden van NLD Energie. Zij krijgen dan een eigen pagina op de website van NLD Energie en ontvangen een jaarlijkse financiële vergoeding voor de leden die zij aanmelden bij NLD Energie. NLD Energie is opgericht om de duurzame ambities van lokale initiatieven in het noorden te ondersteunen en versnellen. Niet van bovenaf opgelegd, maar van onderop georganiseerd. De leden zijn de drie provinciale koepelcoöperaties: Ús Koöperaasje (FR), Drentse KEI (DR) en GrEK (GR). Elke koepelcoöperatie vertegenwoordigt weer alle initiatieven uit de desbetreffende provincie. Dus NLD energie is eigenlijk een soort coöperatie voor coöperaties. NLD energie gelooft dat de toekomst van onze energievoorziening voor een belangrijk deel op lokale schaal ligt: lokaal opgewekt en lokaal afgenomen.
“Toch moet de nadruk niet al te veel komen te liggen op NLD Energie als instrument”, vindt projectleider Pieter Wittenberg. “Ik ga ervan uit dat NLD Energie over tien jaar niet meer nodig is. Het is slechts een manier om een beweging op gang te brengen.” Meer informatie Meer informatie is te vinden op www.drentsekei.org en www.nldenergie.com
17
4 Financiële ruimte Subsidies en leningen voor energietransitie
Zonnepanelen zijn door particulieren en kleine bedrijven al zonder subsidie rendabel te plaatsen, met terugverdientijden van 8 tot 10 jaar. Op wind zit 3 cent subsidie: de laagste categorie, omdat dit bijna zonder subsidie kan. De terugverdientijd voor zonne energie is kort vanwege de salderingsregeling, dat wil zeggen dat de eigen productie mag worden verrekend met het gebruik. Voor zonne-energie op eigen dak is dit al zo, en ook voor zonnepanelen die in dezelfde postcoderoos liggen.
Landelijk Ook zijn er landelijke regelingen zoals de SDE+ regelingen, die onrendabele toppen wegnemen. En er bestaan fiscale maatregelen voor ondernemers. Zie website www.rvo.nl/subsidies-regelingen Voor particuliere woningeigenaren heeft de overheid in samenwerking met ASN Bank, Rabobank en het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting een voordelige Energiebespaarlening beschikbaar gesteld: www.ikinvesteerslim.nl
Bij biomassa fluctueert de opbrengst (het rendement) met de kosten van de grondstof, die stevig kunnen schommelen. Langjarige contracten voor bijvoorbeeld afname van snoeihout geven enige zekerheid. Energiebesparing in de bestaande bouw betaalt zich vaak ook binnen een termijn van vijf tot tien jaar terug. Warmtenetten kunnen rendabel zijn, wanneer vraag en aanbod dichtbij elkaar liggen. Grootschaliger projecten met bodemenergie kunnen rendabel zijn, maar ook helemaal niet. Risico’s zijn groot, banken terughoudend. Bij geothermie, aardwarmte, warmte en koude opslag en warmtepompen is goede technische kennis nodig om het systeem goed te beheren. Kortom, vaak is er een duwtje in de rug nodig.
Provinciaal Drenthe heeft voor grote investeringen in energieprojecten (€ 50.000 - € 1.000.000) de Drentse Energie Organisatie (DEO) opgericht. Daarnaast zijn er zowel op gemeentelijk als op provinciaal niveau verschillende leningen en subsidies beschikbaar. De nadruk bij deze leningen en subsidies ligt voornamelijk op de energiebesparingskant. Zo hebben meerdere gemeenten bijvoorbeeld een Duurzaamheidslening waarbij tegen een zeer lage rente geld geleend kan worden om te investeren in het energiezuinig maken van een woning. Kijk op uw eigen gemeentelijke website om te achterhalen of uw gemeente ook een soortgelijke regeling beschikbaar heeft. Op de website van het Samenwerkingsverband Noord Nederland (SNN) is een overzicht te vinden van de verschillende leningen die door SNN worden uitgevoerd voor de Drentse gemeenten en provincie: www.snn.eu/subsidies/particulieren. Tenslotte heeft de provincie een subsidieloket waar al haar subsidies en regelingen te vinden zijn: www.provincie.drenthe.nl/loket/subsidieloket
Europa Zie in het kader een eerste lijst met tips, van Hezelburcht subsidie-advies. Kijk voor meer tips en informatie en een opsomming van Europese subsidies op www.masterclassenergietransitie.nl/reader.
Europese subsidie heeft de meeste kans als het gaat om: • Innovatieve, multidisciplinaire projecten met een voorbeeldwerking; • Hoe beter de doelstellingen van uw project (en organisatie) aansluiten bij de doel stellingen van het betreffende subsidieprogramma, hoe hoger uw slaagkans; • Een afgebakend project dat uitvoeringsgereed is, biedt de meeste kans op financiering; • Er zijn nauwelijks subsidies of fondsen beschikbaar voor projecten gericht op exploitatie of onderhoud van bepaalde zaken. Ook projecten die gericht zijn op het uitvoeren van een (wettelijk) verplichte taak zijn niet subsidiabel. Slechts wanneer een bovenwettelijke verplichting wordt uitgevoerd, behoort subsidie tot de mogelijkheden. • Informatie is te vinden op de website van het Europese financieringsprogramma Horizon2020. Dit programma heeft een looptijd van 2014 – 2020: http://ec.europa.eu/programmes/horizon2020/en
18
Beeld: Duurzame Transportcorridor Betuwe
SER Energieakkoord en VNG Ondersteuningsprogramma voor gemeenten 2014-2016 Op 6 september 2013 ondertekenden ruim 45 partijen, waaronder VNG en Klimaatverbond, het SER Energieakkoord. Daarmee ging een nieuwe periode van start waarin overheid, maatschappelijke organisaties, bedrijven en branche organisaties gezamenlijk optrekken. Een borgingscommissie komt een aantal jaar bijeen en bewaakt en stimuleert de voortgang van de gezamenlijk geformuleerde doelstellingen. Namens de decentrale overheden hebben VNG (directie) en Klimaatverbond (voorzitter) zitting in de borgingscommissie. Bezien vanuit het Energieakkoord werken decentrale overheden ook mee aan een bijdrage: • aan een besparing van het finale energieverbruik met gemiddeld 1,5 procent per jaar; • aan 100 Petajoule aan energiebesparing in het finale energieverbruik van Nederland per 2020; • aan een toename van het aandeel hernieuwbare energieopwekking (nu 4 procent) naar 14 procent in 2020; • aan een verdere stijging van dit aandeel naar 16 procent in 2023; • aan ten minste 15.000 voltijdsbanen, voor een belangrijk deel in de eerstkomende jaren te creëren. Op basis van het Energieakkoord heeft VNG namens en in samenwerking met gemeenten, ministeries en reeds bestaande klimaatprogramma’s (zoals de Lokale Klimaatagenda) het Ondersteuningsprogram-
ma Energie 2014-2016 opgesteld en gepubliceerd in maart 2014. Het ondersteuningsprogramma Energie voor gemeenten bestaat uit twee onderdelen. Ten eerste: het deelprogramma gebouwde omgeving (particuliere woningeigenaren). Dit betreft een ondersteuningsstructuur voor lokale en regionale energiebesparing en opwekking in de gebouwde omgeving. Hiervoor heeft het ministerie van Binnenlandse Zaken voor de periode 2014-2016 aan de VNG €15 miljoen beschikbaar gesteld. Dit bedrag wordt met name ingezet voor regionale ondersteuning en voor expertise- en competentieontwikkeling. Gemeenten zijn op dit moment druk bezig met het indienen van voorstellen om in aanmerking te komen voor een subsidiebijdrage. Ten tweede bestaat het Ondersteuningsprogramma Energie uit het deelprogramma bedrijven, huur- en vastgoedsector, mobiliteit en duurzame energieproductie. Dit betreft de ondersteuning van gemeenten bij de overige ambities uit het Energieakkoord. Het gaat daarbij om het stimuleren en handhaven van energiebesparing bij bedrijven (Wet Milieubeheer), maatregelen ten behoeve van verduurzaming van de sociale huurvoorraad, het maatschappelijk vastgoed (oa. schoolgebouwen), openbare verlichting, mobiliteit en transport en duurzame energieopwekking. De klimaatmonitor en de duurzaamheidsmeter spelen beide een rol in de monitoring. Zie hiervoor deel 4: Communicatie. Informatie en updates zijn beschikbaar via www.vng.nl/energie
19
5 Ruimte door kennis en netwerk Programma DuurzaamDoor van RVO Nederland bevordert samenwerking
Met meer mensen ontstaan meer mogelijkheden. Het is daarom verstandig regionale samenwerking te creëren, zoals al beschreven stond in het hoofdstuk over samenwerken met de energieke samenleving. Achterin deze reader staan de belangrijkste landelijke partners op een rij, en een overzicht van online community’s en scholingsmogelijkheden. Kennis en netwerken opbouwen zijn cruciaal voor energietransitie. In dit hoofdstuk een bijdrage van het kennisprogramma DuurzaamDoor, Sociale innovatie voor een groene economie van RVO Nederland. Kennisprogramma DuurzaamDoor DuurzaamDoor is een interbestuurlijk en interdepartementaal kennisprogramma. Staatssecretaris Dijksma (EZ) noemt DuurzaamDoor in de brief aan de Tweede Kamer van juni 2013; ‘de paraplu voor educatieve activiteiten op het gebied van natuur, milieu en duurzaamheid’. DuurzaamDoor heeft als doel de ontwikkeling naar een groene, duurzame economie te helpen versnellen en om doorbraken te helpen realiseren. Centraal staan maatschappelijke vraagstukken over energie, water, biodiversiteit, grondstoffen en voedsel. DuurzaamDoor vergroot betrokkenheid en bewustwording én bevordert samenwerking en leren van elkaar, via sociaal instrumentarium: sociale innovatie voor een groene economie. In DuurzaamDoor werken “de vijf O’s“ met elkaar samen: ondernemers, overheden, onderwijsinstellingen, onderzoeksinstellingen en (burger)organisaties. GDO De gemeenten worden in DuurzaamDoor vertegenwoordigd door de Vereniging van Gemeenten voor Duurzame Ontwikkeling (GDO). GDO is een landelijk netwerk van gemeentebestuurders dat zich vanaf 2014 vooral richt op ondersteuning en versterking van Natuur- en Milieu Educatie (NME) - organisaties. Ruim 100 gemeenten zijn lid. Meer info: www.vereniginggdo.nl Samenwerking met de Provincies Ook de provincies zijn aan de slag met DuurzaamDoor. Alle provincies hebben hun aanpak beschreven in het Provinciaal Ambitie Statement (PAS). Op de website van DuurzaamDoor zijn deze ambitiedocumenten en de provinciale contactpersonen te vinden.
20
Landelijke partners van DuurzaamDoor: • Vereniging van Gemeenten voor Duurzame Ontwikkeling (GDO) • NME-Platform • IVN Nederland • Stichting Veldwerk Nederland • SME-advies en de samenwerkende NME-Diensten • MVO Nederland • Onderwijsnetwerk duurzame pabo • Onderwijsnetwerk VO ‘The Sustainable Chain Gang’ • New World Campus • NCDO • Het Groene Brein • De Groene Zaak • Groen Gelinkt
In uitvoering Centraal staan de ondersteuning van regionale duurzaamheidsnetwerken en het sluiten van Kennisen Educatiedeals rond de centrale thema’s. Hiermee versterkt DuurzaamDoor de verbinding tussen de beleidsagenda’s van een aantal departementen en lokale/regionale initiatieven en maatschappelijke opgaven. Partnerschap, co-creatie en cofinanciering zijn hierbij de leidende principes. Uitvoering van de ‘deals’ leidt tot betere kennisdeling, meer groene professionaliteit, meer samenhang en opschaling van initiatieven. Dit komt ten goede aan de groene economie, de leefbaarheid en aan de concurrentiekracht van Nederland. DuurzaamDoor zet sociaal instrumentarium in DuurzaamDoor zet sociaal instrumentarium in bij organisaties en netwerken. Daarmee organiseert ze leerprocessen die bijdragen aan versnelling van de weg naar een groene, duurzame economie. Het gaat dan om kennis, vaardigheden en methodieken die leerprocessen op gang brengen en die kennisverspreiding bevorderen. Sociaal instrumentarium ondersteunt partijen bij het effectief innoveren. Het zorgt voor de omstandigheden waarin een creatieve zoektocht kan ontstaan naar innovatieve oplossingen. Duurzaamheid is immers mensenwerk en daarom is het cruciaal om van en met elkaar te leren. Waarom sociaal instrumentarium? Veel van de huidige maatschappelijke vraagstukken
(klimaat, globalisering) zijn zo complex en hardnekkig, dat geen eenvoudige oplossingen voorhanden zijn. Hiërarchische beleidssturing heeft veel van haar kracht verloren, want problemen gaan over grenzen heen en de burger bedenkt zelf vaak betere oplossingen. Onze netwerksamenleving vraagt om ondersteuning bij het op gang brengen van initiatieven die gericht zijn op verduurzamen. Sociaal instrumentarium kan daar in voorzien. Voordelen van de inzet van sociaal instrumentarium t.o.v. traditionele beleidsinstrumenten: • Hogere inhoudelijke kwaliteit van voorstellen • Meer draagvlak • Snellere en (kosten)efficiëntere beleidsuitvoering • Grotere beleidseffecten De kracht van Sociale innovatie Sociale innovatie zorgt voor dynamiek, experimenteerdrift, innovatieve verdienmodellen en actieve betrokkenheid bij de publieke zaak. Nederland loopt achter op het vooruitstrevende beleid van andere landen. “Een overheid moet mensen ruimte geven innovatief te zijn. Dat betekent: nieuwe paden durven betreden, vernieuwende initiatieven een kans geven en waar nodig ondersteunen”, aldus Uri Rosenthal, voorzitter van de AWT. (persbericht 31 januari 2014, Adviesraad voor het Wetenschaps- en techniekbeleid)
Aansluiting bij beleid DuurzaamDoor sluit aan op het Nederlandse Topsectorenbeleid. Onder meer door de focus op de gekozen thema’s, maar ook door het verbinden van verschillende maatschappelijke stakeholders. En
door het centraal stellen van de ondernemingsgeest en het leervermogen van de energieke samenleving is er ook een duidelijke koppeling met de Groene Groeistrategie. En er is aansluiting met opgaven in Europese en mondiale verdragen rond duurzame ontwikkeling. Lokaal/regionaal spelen veelal dezelfde DuurzaamDoor thema’s (zoals water, biodiversiteit en energie), maar kent de uitwerking een meer integrale benadering. Regionale duurzaamheidsnetwerken Steeds vaker komen in onze samenleving duurzaamheidsinitiatieven tot stand door bundeling van krachten en competenties in een bepaalde regio. Overheden, burgers, ondernemers en andere partijen verenigen zich daarbij in regionale duurzaamheidsnetwerken. DuurzaamDoor richt zich op versterking en verbreding van dergelijke regionale netwerken. Bij ondersteuning van regionale netwerken door DuurzaamDoor gaat het steeds om maatwerk. Er vindt altijd afstemming plaats met de trekkers van het netwerk en met lokale en regionale overheden (DuurzaamDoor is immers een interbestuurlijk programma). Mogelijke vormen van ondersteuning zijn: de inzet van sociaal instrumentarium, verbinden van netwerken, een koppeling realiseren met landelijke netwerken of expertisecentra, competentieontwikkeling, kennisinstrumenten als GroenGelinkt op maat inzetten. Echter, DuurzaamDoor kent geen projectsubsidies. DuurzaamDoor organiseert zelf geen regionale netwerken, maar richt zich op de energie die er al in de regio is.
Community of practice verbindt en versnelt. Beeld: DuurzaamDoor
21
DUURZAAMDOOR IN DE PRAKTIJK Regionale netwerken in de Zuidwestelijke Delta In West-Brabant en Zeeland opereert de Strategic Board Delta Region: een ‘klassieke gouden driehoek’ waarin overheden, ondernemers en (in dit geval hoger) onderwijs met elkaar samenwerken om de regio economisch vitaal en duurzaam te maken. Economische speerpunten zijn logistiek, maintenance en agro-food/ bio-based. Onderliggend uitgangspunt is om zoveel mogelijk kringlopen te sluiten (circulaire economie).
daartoe langdurig geïnvesteerd in het versterken van de ‘energieke samenleving’. Waarbij burgers, maatschappelijke organisaties, onderwijsinstellingen en bedrijven zelf het initiatief nemen om hun eigen woon-, werk- en leefomgeving vorm te geven.
In dezelfde regio is er ook het netwerk Waterpoort: een samenwerkingsverband van een 20-tal partijen, waaronder gemeenten, provincies (Brabant, Zeeland, Zuid-Holland), waterschappen, MKB en maatschappelijke organisaties rond Zoommeer-Volkerak. Het doel van dit netwerk is om de vitaliteit en leefbaarheid van het gebied te versterken door (kleinschalige) bedrijvigheid te stimuleren op gebieden als zilte teelt, watersport en recreatie, toerisme, kleinschalige energieopwekking etc.
In de gemeenteraad van Lochem werd daartoe door alle raadsfracties een nieuw beleidsdocument aangenomen, die de nieuwe rol expliciteert en het College opdracht geeft dit te realiseren. Een andere rol van de overheid betekent echter ook dat ‘overheidsdienaren’ zich anders moeten opstellen en andere competenties moeten ontwikkelen. In voorkomende gevallen kan dat personele consequenties met zich meebrengen.
Ondersteuning Regionale netwerken komen in aanmerking voor ondersteuning indien ze: • gebruik maken van sociaal instrumentarium • zich actief richten op ondersteuning van maatschappelijk initiatief • al een basis hebben gelegd met het netwerk • werken op het snijvlak van landelijk en regionaal beleid; • de 5 O’s verbinden of daartoe de potentie hebben • werken met meerdere duurzaamheidsthema’s en • aanhaken bij procesthema’s van het programma • een natuurlijke geografische begrenzing hebben
Beide netwerken opereren echter los van elkaar. DuurzaamDoor neemt initiatieven om deze (en andere) netwerken met elkaar te verbinden en wederzijds vruchtbaar te maken, kennisontwikkeling en –deling te versterken (intern, maar ook van binnen naar buiten en vice versa) en de netwerken te verbreden door maatschappelijke organisaties en de gehele onderwijskolom te betrekken. Wat dit laatste betreft: op korte termijn is de focus vaak gericht op betrokkenheid van het hoger en wetenschappelijk onderwijs/onderzoeksinstellingen, op de lange termijn is betrokkenheid van de gehele onderwijskolom noodzakelijk. Gemeente Lochem als voorbeeld De gemeente Lochem mag je gerust een koploper noemen waar het de lokale ontwikkeling van duurzaamheid betreft. Het College van B&W heeft
22
Waar de klassieke overheid zelf beleid formuleert, uitvoert en sanctioneert, is de rol van de lokale overheid in de nieuwe situatie in toenemende mate gericht op ondersteunen, faciliteren en regisseren van deze initiatieven.
DuurzaamDoor heeft de afdeling Bestuurskunde van de Technische Universiteit Twente gevraagd de ontwikkelingen in Lochem te onderzoeken. Hoe heeft dit proces zich tot nu toe heeft voltrokken? Wat waren/zijn de succes- en faalfactoren? Hoe permanent is deze ontwikkeling? Welke instrumenten zijn ingezet? De kennis en ervaring die in Lochem is opgedaan wordt beschreven en komt daarmee beschikbaar voor andere lokale overheden en studenten op de opleiding Bestuurskunde. GroenGelinkt ‘’Welk educatief aanbod op welk moment het beste past is iets dat alleen scholen, naschoolse opvang, leerlingen en ouders zelf kunnen bepalen. Wat aanbieders van natuur en milieu educatie kunnen doen is hen helpen passende keuzes te maken. Voorwaarde is een overzichtelijk en inzichtelijk informatiesysteem.” Dit biedt GroenGelinkt. GroenGelinkt is een onderdeel van het Programma DuurzaamDoor van RVO.nl. Meer informatie: www.groengelinkt.nl Meer informatie Meer informatie over het kennisprogramma DuurzaamDoor kunt u vinden op www.duurzaamdoor.nl
6 Ruimte door wet- en regelgeving Wet Milieubeheer helpt gemeenten en bedrijven bij energiebesparing
Energiebesparing: wat is het? Energiebesparing is stap 1 in de Trias Energetica. U kunt energiebesparing stimuleren door middel van subsidies of revolverende fondsen, het goede voorbeeld te geven door uw gemeentehuis en –werken energie-efficient in te richten en door uitvoering te geven aan de energiebesparingsbepaling van de Wet Milieubeheer. Veel gemeenten bewandelen een stimulerend en toezichthoudend spoor en behalen daar goede resultaten mee. Uit onderzoek blijkt echter dat er nog veel potentieel te benutten is. In de doorrekening van het SER Energie-akkoord blijkt er 4-36 PJ te realiseren door middel van toezicht op de energiebesparingsbepaling. Wat levert het op? Het realiseren van deze PJ besparingen is goed voor het klimaat, maar ook goed voor de lokale groene economie. Venlo heeft bijvoorbeeld door laten rekenen dat de investeringen in de lokale groene economie zich dik terugverdienen. Als er geen energiebeleid gevoerd zou worden, zouden de energiekosten voor de regio tot en met 2030 oplopen tot 6 miljard euro. Met actief energiebeleid komen de kosten uit op 3 miljard. Investeringskosten: 1,5 miljard. Er wordt dus niet alleen flink bespaard op die energiekosten, maar van de investeringen die er plaats vinden, komt een groot deel in de lokale economie terecht: groene groei in de regio. Wat staat er in het Activiteitenbesluit art 2.15? In artikel 2.15 van het Activiteitenbesluit1 is de wettelijke plicht voor een ondernemer vastgelegd om alle energiebesparende maatregelen te realiseren die zich binnen 5 jaar terugverdienen. In eerste instantie moet een ondernemer zelfstandig aan de slag gaan met het realiseren van energiebesparende maatregelen in de bedrijfsvoering (zelfredzaamheid). Door stimulering van een actief toezicht op het naleefgedrag van ondernemers, kan het bevoegd gezag een bijdrage leveren aan energie-efficiëntieverbetering bij bedrijven. Om welke bedrijven en maatregelen gaat het? Deze wettelijke plicht is alleen van toepassing als aan de onderstaande toetsingscriteria wordt voldaan: • een minimaal jaarlijks elektriciteitsverbruik van 50 000 kWh; of • een minimaal jaarlijks verbruik van 25000 m3 aan aardgasequivalenten aan brandstoffen • een terugverdientijd van vijf jaar (of minder) per energiebesparende maatregel
Op grond van artikel 2.15 zijn drie typen energiegebruikers te onderscheiden: - Kleingebruikers, bijvoorbeeld een café of een kleine winkel - Middelgrote gebruikers, bijvoorbeeld super markten en zorginstellingen - Grootgebruikers bijvoorbeeld een tuinderij of groot kantoor
Fernwärme Wien brengt warmte vanuit een afvalverbrander in Spittelau naar de stad Wenen. Ontwerp van Hundertwasser. Voorbeeld van verduurzaming warmtevoorziening. Foto: Tjitske Ypma
Afhankelijk van de grootte van de bedrijven gaat het dan over de volgende maatregelen Meerjaren Energie-efficiency overeenkomsten (MJA’s) tussen bedrijven en overheden. Stimuleren van energiebesparing door kleingebruikers te wijzen op relevante (generieke) energiebesparende maatregelen. Het door de grootverbruikers laten doen van onderzoek en opstellen van een plan van aanpak gericht op energiebesparing en het desnoods afdwingen dat dat onderzoek wordt gedaan of het plan wordt uitgevoerd. Het met behulp van landelijk vastgestelde maatregelenlijsten per branche bevorderen en desnoods afdwingen dat bedrijven maatregelen treffen. In het SER energieakkoord is afgesproken dat er nieuwe, erkende maatregellijsten komen per branche, in overleg met de branche. De eerste lichting is bijna afgerond en zal in de zomer van 2015 inwerkingtre-
23
er naar de uitvoering te vereenvoudigen (o.a. met de genoemde maatregelenlijsten en opleidingen), maar we zullen vooral insteken op de bereidheid bij bevoegd gezag om in de (milieu)jaarprogramma’s en/ of de werkafspraken tussen gemeenten en regionale uitvoeringsdiensten, tijd te reserveren voor deze belangrijke taak. Het Rijk biedt ook de mogelijkheid om een eenmalige financiële bijdrage te verkrijgen en daarmee de opstart van deze (voor velen) nieuwe prioriteit in het werkpakket mogelijk te maken (bijvoorbeeld in de vorm van een Green Deal).
Fernwärme Wien. Foto: Tjitske Ypma
den. De komende tijd zullen de nieuwe lijsten getest worden en van een handleiding worden voorzien, in samenwerking met bevoegd gezag. Ook wordt er een opleidingsmodule ontwikkeld voor toezichthouders om met de nieuwe lijsten en regelgeving aan de slag te gaan. De milieuinspecteur zou daarbij in eerste instantie een stimulerende en adviserende rol kunnen vervullen: de milieuinspecteur als energieambassadeur. Wat is de eerste stap? De eerste stap is het dat de Regionale Uitvoeringsdienst in overleg met de opdrachtgevers bepaalt hoe en waarop men de komende jaren haar activiteiten gaat richten en dat daarvoor capaciteit ter beschikking zal worden gesteld. Het rijk zal hiertoe – indien gewenst - ondersteuning bieden. Hoe ziet het vervolgtraject eruit? Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu en de Vereniging Nederlandse Gemeenten hebben de handen ineengeslagen om gemeenten behulpzaam te zijn bij de uitvoering van het SER Energieakkoord. In de tweede helft van 2014 zal in veel bijeenkomsten voor en gesprekken met bestuurders en RUD’s verteld worden over de mogelijkheden en het belang van energiebesparing bij bedrijven door middel van stimulering, toezicht en handhaving. We streven
24
Hoe kan ik bedrijven helpen? Bedrijven hebben energiebesparing meestal niet als prioriteit. Toch kan er veel geld mee bespaard worden, structureel. Het is zaak dat bedrijven daarvan bewust worden gemaakt, meestal door het inzichtelijk maken van de kansen die er liggen en het financiële voordeel wat behaald kan worden. Hoe eerder een investering zich terugverdient, hoe eerder men bereid is tot het nemen van maatregelen. U kunt bedrijven in uw regio stimuleren inzicht te krijgen in de winst die te behalen valt met het nemen van energiebesparende maatregelen. Dat zijn directe besparingen, en belastingvoordelen zoals met EIA en VAMIL. Ook kunnen bedrijven en branche-organisaties aanspraak maken op begeleiding vanuit RVO, via de programma’s MJA3/MEE (via www.rvo.nl/subsidies-regelingen/deelnemen-mja3/mee). De omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid maakte een filmpje van adviserend toezicht op energiebesparing bij een school: www.youtube.com/watch?v=62AzrnatlO0 Tot slot Meer informatie over het energieverbruik in uw regio kunt u vinden op: http://klimaatmonitor.databank.nl Meer informatie over energiebesparing bij bedrijven kunt u vinden op de website van het Kenniscentrum Info: www.infomil.nl/onderwerpen/duurzame/energie/praktijkvoorbeelden http://wetten.overheid.nl/BWBR0022762/ Contactpersoon bij Ministerie van I&M is Stef Strik:
[email protected], 06 52 09 68 86 Contactpersoon bij VNG: Programmateam energie, Lian Merkx,
[email protected]
7 Ruimte door duurzaam in te kopen Duurzame infrastructuur: hoe pak je dat aan?
Het Rijk heeft, net als provincies, gemeenten en waterschappen onder meer voor de Spoor- en GWW-sector ingezet op duurzaam inkopen. Het is nu aan opdrachtgevers en de markt om samen na te denken over het aanbestedingsproces op het gebied van duurzaamheid en hier handen en voeten aan te geven. Ze hebben hun krachten gebundeld in het Samenwerkingsverband Duurzaam GWW en een uniforme werkwijze ontwikkeld: de Aanpak Duurzaam GWW: een uniforme aanpak voor een eenduidige marktbenadering. De Aanpak Duurzaam GWW is een praktische werkwijze om duurzaamheid in GWW-projecten concreet te maken. Maar wel zonder vooraf generiek voor te schrijven wat de duurzaamheidseisen zijn. De Aanpak wil juist per project de kansen op duurzaamheidswinst maximaal benutten. Met deze werkwijze kan een projectorganisatie (opdrachtgevers/ingenieursbureaus) in elk stadium van een project een stappenplan volgen en daarmee duurzame ambities formuleren, vastleggen en doorgeven naar de volgende projectfase. Door duurzaamheid zo vroeg mogelijk in het project te borgen, worden de kansen optimaal benut. Dit gebeurt via het Ambitieweb, waarmee de ambities op de belangrijkste GWW-thema’s beeldend worden weergegeven (zie figuur 1).
Figuur 1: Het ambitieweb biedt een kapstok om gedurende alle fases van het bouwproces de ambities op bepaalde thema’s (bijv. energie, materialen etc.) goed voor ogen te blijven houden.
• Ambitieniveau 1: Inzicht in duurzaamheidsbelasting op deze thema’s en/of minimaal duurzaamheidsniveau is behaald (oa. de 100% duurzaam inkopencriteria van de overheid); • Ambitieniveau 2: Significante verbetering is bereikt op dit thema; • Ambitieniveau 3: Toegevoegde waarde: De belasting op mens/milieu is nihil, of er wordt zelfs een positieve bijdrage geleverd (bv. energieneutraal of energieleverend, C2C). Structurele Aanpak via het stappenplan De Aanpak draait om ambities formuleren, afwegen, concreet maken, uitvoeren en doorgeven naar de volgende projectfase. Om dit gestructureerd en consequent te doen is een stappenplan ontwikkeld (zie figuur 2). Er is gekozen voor een aanpak die op alle fases in een aanbestedingsproces aangrijpt en die ruimte biedt aan duurzame innovatie. Uitgangspunt hierbij is het meewegen van de duurzaamheidsaspecten van de hele levenscyclus van een werk. Of het nu gaat om een innovatief aanbestedingstraject of een meer traditioneel bestek, de werkwijze is toepasbaar voor alle aanbestedingsmethoden. Belangrijke gezamenlijk geformuleerde uitgangspunten in de Aanpak zijn: • Het zo vroeg mogelijk in het project starten met de Aanpak Duurzaam GWW, liefst al in het stadium van integrale gebiedsontwikkeling. In de planfase liggen immers de grootste duurzaamheidskansen; • Per project te focussen op de duurzaamheidsthema’s waar de meeste duurzaamheidswinst te behalen is; • Ruimte creëren voor innovaties door zoveel mogelijk oplossingsvrij te specificeren. En dat niet alleen voor opdrachtnemers, maar ook in het eigen ontwerpproces. Zo krijgen markt en innovaties meer kans; • Gebruik maken van een gezamenlijk instrumentarium zoals DuboCalc, CO2-Prestatieladder en Omgevingswijzer. Dit om duurzaamheid op consistente wijze te kunnen meten, toetsen en borgen. Wat levert werken met de Aanpak Duurzaam GWW u op? • u krijgt praktische handvatten om duurzaamheid op een weloverwogen manier een plek te geven in projecten; • u kunt per project eigen duurzaamheidsambities formuleren en aansluiten bij de ambities van de eigen organisatie;
25
• u weet dat de markt op deze Aanpak anticipeert en voorstellen doet; • u kunt gebruik maken van kennis en ervaringen bij andere GWW projecten; • u draagt bij aan een duurzame samenleving. Waarom een Aanpak Duurzaam GWW? Als opdrachtgevers en -nemers ondersteunt het samenwerkingsverband Duurzaam GWW de ambitie van de rijksoverheid om 100% duurzaam in te kopen. De inkoopcriteria* die in het verleden hiertoe zijn ontwikkeld, hebben dus ook een plek in de Aanpak Duurzaam GWW (zie ambitieweb niveau 1). Maar het samenwerkingsverband wil daarnaast een betere aansluiting op functioneel aanbesteden met oplossingsvrije criteria en meer ambitie inbrengen in duurzaamheid in de GWW-sector in het algemeen. Naast de Aanpak, werkt het samenwerkingsverband Duurzaam GWW ook aan een gezamenlijke langetermijnvisie: wat kan de sector bijdragen aan een duurzame samenleving in 2040, welke innovatieprojecten hebben prioriteit, en welke ambities stelt de sector zichzelf? Green Deal Duurzaam GWW Op zowel 10 juni 2013 als op 10 februari 2014 is de Green Deal Duurzaam GWW ondertekend. Meer duurzame innovatie, meer energiebesparing en meer doen met minder budget in de GWW-sector. Dat willen deelnemende partijen aan de Green Deal ‘Duurzaam GWW’ bereiken. De Green Deal moet zorgen voor een versnelde verduurzaming van de spoor-, grond-, weg- en waterbouwsector. Met de Green Deal ‘Duurzaam GWW’ willen deelnemende partijen
26
zorgen dat de aanpak breed geïmplementeerd wordt in de GWW-sector en de verduurzaming versnellen. Hoewel iedere deelnemer eigen doelstellingen heeft binnen de Green Deal, gaat er een groot gevoel van saamhorigheid van uit. Partijen zijn partners, willen met elkaar meedenken, kennis delen en gezamenlijk duurzaamheid op de kaart zetten. Dat biedt mensen de ruimte om vanuit eigen drijfveren aan de slag te gaan, in plaats van aan verplichtingen voldoen. Wat houdt de deal in? Naast de eigen doelstellingen zijn de volgende gezamenlijke doelstellingen afgesproken. ‘Doen’: Partijen gaan in 2013 tot en met 2015 een gecontroleerde, praktijkgerichte implementatie laten plaatsvinden bij Partijen of bij de leden van Partijen; ‘Verbreden toepassing’: Partijen zorgen ervoor dat in 2015 het merendeel van de partijen in de GWW-sector op de hoogte is van de ‘Aanpak Duurzaam GWW’ en het nut van de toepassing ervan. ‘Ontwikkelen’: Partijen gaan de ‘Aanpak Duurzaam GWW’ doorontwikkelen, concretiseren en werkbaar houden / maken voor de gehele GWW-sector. Gezamenlijk wordt het volgende gerealiseerd in 2013: • Alle opdrachtgevende partijen tezamen minimaal 34 projecten met (onderdelen van de) Aanpak Duurzaam GWW + 3 boegbeeldprojecten Rijk • In 2015: alle Rijksopdrachtgevers in de GWW
samen: bij 30 of 50% van de opdrachten Aanpak toegepast • Opdrachtnemers: via koepels allemaal stimuleren toepassen van de Aanpak, kennis uitwisseling, CoP,s, Building Changes, etc etc samen goed voor meer dan 90 % van de GWW bouwketen • 40% van opdrachtgevers in volume gaat er nu meteen mee aan de gang, doel van de green deal dus de andere 60% zsm te betrekken zodat effect echt 100% duurzaam is
land, Provincie Overijssel, Provincie Utrecht, Railforum Nederland, Stichting SBRCURnet, Uneto-VNI en de Unie van Waterschappen.
Betrokken partijen De volgende partijen hebben de Green Deal Duurzaam GWW op 10 juni 2013 ondertekend: Aannemersfederatie Nederland, Bouwend Nederland, Stichting CROW, FME-CWM, Gemeente Molenwaard, Gemeente Rotterdam, Koninklijke Metaalunie, Ministerie van Defensie, Dienst Vastgoed, Ministerie van Economische Zaken/Dienst Landelijk Gebied, Ministerie van Infrastructuur en Milieu en Rijkswaterstaat, MKB Infra, NLingenieurs, Nederlands Verbond Toelevering Bouw (NVTB), ProRail, Provincie Gelder-
Partijen die geïnteresseerd zijn kunnen zich te allen tijde aansluiten.
De Green Deal is op 10 februari 2014 door de volgende partijen ondertekend: provincie Zuid-Holland, provincie Noord-Holland, provincie Zeeland, provincie Flevoland, provincie Drenthe, provincie Groningen, TNO en de Vereniging van Waterbouwers
Ook u kunt meedoen met Duurzaam GWW. U kunt hiervoor contact opnemen met het Samenwerkingsverband via
[email protected]. Voor meer informatie: Samenwerkingsverband Duurzaam GWW www.duurzaamgww.nl
[email protected]
Bij aanleg infrastructuur zijn veel kansen voor duurzaamheid door slimme combinaties te maken en door partijen er in een vroeg stadium bij te betrekken. Foto: Tjitske Ypma
27
Uit de praktijk
Drenthe
Samen optrekken in duurzaam terreinbeheer Een provincie, twee waterbedrijven, een waterschap en vijf gemeenten onderkenden het belang van duurzaam terreinbeheer. Zij zochten een samenwerking op dit gebied en wilden hun duurzame terreinbeheer borgen door middel van een certificaat. Daarom werd het initiatief genomen voor een gezamenlijke aanmelding voor certificering voor de Barometer Duurzaam Terreinbeheer. De eerste resultaten zijn behaald: Waterbedrijf Groningen, Waterleidingmaatschappij Drenthe en de gemeente Westerveld zijn op
gecombineerd met het gegeven dat we nog steeds onkruidbestrijdingsmiddelen aantreffen in het gronden oppervlaktewater, maakte dat we een actieplan hebben opgesteld voor het verduurzamen van ons terreinbeheer.“ Wanneer je deze verduurzaming goed wilt oppakken, moet het breed aangepakt worden, zo meent Dries. “Het terugdringen van chemische onkruidbestrijdingsmiddelen is een taak voor alle partijen: van over-
Duurzaam Terreinbeheer van Waterleidingmaatschappij Drenthe (WMD). Foto: Rudy Leukfeldt
het gouden niveau van de Barometer gecertificeerd; de provincie Drenthe en het Waterschap Reest en Wieden zijn op het zilveren niveau gecertificeerd; de gemeenten Coevorden en Midden-Drenthe ontvingen het bronzen certificaat. Overheid heeft een voorbeeldfunctie Beleidsmedewerker Anton Dries van de provincie Drenthe schreef in 2009 een notitie mede naar aanleiding van het EU-toelatingsbeleid voor gewasbeschermingsmiddelen en de EU-Kaderrichtlijn Pesticiden. “Terwijl ik die notitie schreef, zag ik uit het raam van het provinciehuis dat er tegen onkruiden werd gespoten op het voorplein”, zegt hij. “Dit,
28
heden tot waterschappen en van bedrijven tot particulieren. Als overheid moeten wij het goede voorbeeld geven en de zaak op orde hebben. Ik ben er dan ook blij mee dat er commitment is vanuit onze organisatie én dat andere partijen meedoen met de Barometer Duurzaam Terreinbeheer. Het idee daarachter is dat niet iedere organisatie het wiel zelf hoeft uit te vinden.” Meer informatie Alle informatie over de verschillende niveaus van certificering en de verschillende organisatie en bedrijven die inmiddels gecertificeerd zijn is te vinden op www.barometerduurzaamterreinbeheer.nl.
8 Fysieke ruimte Waterschappen: benut de ruimte
Ruimte is op twee manieren een belangrijke factor in energietransitie. Ten eerste is het belangrijk ruimtelijk te kijken: waar is vraag naar bijvoorbeeld warmte en is er ergens restwarmte? Waar komt snoeihout vandaan, waar kan het worden gebruikt? Hoe vang je de meeste zonne-energie met een zonnepaneel? Kijk naar zonatlas. En waar is goed wind om te zetten in energie, en kunnen elektrische auto’s erop rijden?
bestaande infrastructuur en de aanwezigheid van bedrijven. Het vraagt om een helikopterview om de kansen voor duurzame energie te zien en te herkennen. “De gemeente is als gebiedsregisseur bij uitstek geschikt om deze helikopterview te ontwikkelen. En om de relevante partijen met elkaar te verbinden en de kansen ook daadwerkelijk te verzilveren”, vindt Lazaroms.
Hiervoor zijn verschillende tools ontwikkeld. Er is een warmtekaart, een energieatlas, een zonatlas. Het zijn fantastische hulpmiddelen, om samen met bewoners en gebruikers van de ruimte de mogelijkheden te ontdekken. Rafael Lazaroms van de Unie van Waterschappen: “Ga bijeen zitten rond een kaart, en pak een stel prikkers. Zet een prikker op iedere plek waar iets mee kan, en start vervolgens het gesprek.”
Eén van die relevante partijen is het waterschap in uw gebied. De waterschappen beschikken over veel biomassa en terreinen. Zij zijn zelf ook uitvoerder van bedrijfsmatige processen (afvalwaterzuivering). De waterschappen zijn zowat de grootste producent van biogas. Dit is alleen niet zichtbaar, omdat het merendeel daarvan tot nu toe nog zelf wordt gebruikt voor het zuiveringsproces. De biogasproductie wordt de komende jaren flink opgeschroefd. Daarnaast verkennen de waterschappen de mogelijkheden om andere duurzame energiebronnen toe te passen, zoals wind- en zonne-energie, warmteterug-
De mogelijkheden voor lokale duurzame energie zijn sterk verbonden met de mogelijkheden van de
Uit: Visiebrochure - Routekaart afvalwaterketen
29
Kansenkaart Afvalwaterketen
winning en waterkracht. Waarom vinden de waterschappen dit zo belangrijk? 1 Klimaatverandering wordt steeds meer zichtbaar en voelbaar Waterschappen hebben in hun dagelijks werk veel last van de klimaatverandering. Dijken moeten worden versterkt en watersystemen robuust gemaakt om Nederland veilig en leefbaar te houden. Wateroverlast ligt op de loer, ook in het stedelijk gebied. De waterschappen willen daarom ook maatregelen nemen om de (eigen) uitstoot van broeikasgassen zoveel mogelijk te beperken. Dit is een gemeenschappelijke basis voor samenwerking met de gemeente aan lokaal klimaatbeleid. 2 Waterschap als producent van duurzame energie De Unie van Waterschappen heeft vorig jaar samen met het Klimaatverbond en de VNG het Energieakkoord ondertekend. De waterschappen hebben getekend voor scherpe ambities: 40% van het energieverbruik wordt in 2020 zelf duurzaam geproduceerd. Overschotten worden bij voorkeur lokaal ingezet en geleverd aan gemeenten en bedrijven. 3 Duurzaam is niet duur Uit vele voorbeelden blijkt dat duurzaamheid goed samen kan gaan met kostenefficiency. Veel projecten verdienen zich na enige tijd terug, welk voordeel weer ten goede komt aan de burger (via de belastingen). Bij samenwerking tussen waterschap en gemeente kunnen kosten en voordelen worden gedeeld. 1 + 1 wordt dan 3. Er wordt in het kader van het Bestuursakkoord Water al intensief samengewerkt om de kostenefficiency te vergroten, maar de kansen voor duurzame energie en besparing zijn tot nu toe nog wat onderbelicht
30
gebleven. Wist u dat 60 PJ energie aan warmte eenvoudigweg verdwijnt via het afvalwater in riolering en oppervlaktewater? Dit is evenveel als het elektriciteitsverbruik van bijna anderhalf miljoen huishoudens. Deze warmte kan via warmtewisselaars in de badkamer, in de riolering of op de rioolwaterzuivering worden hergebruikt, bijvoorbeeld voor woonwijken, kantoren of zwembaden. Er zijn veel mogelijkheden de energie uit rioolwater beter te benutten, zie ook hoofdstuk biomassa. Deze en vele andere kansen zijn opgenomen in de Kansenkaart Afvalwaterketen. Zie voor meer informatie over deze voorbeelden www.samenwerkenaanwater.nl of www.uvw.nl voor de visiebrochure en andere mooie projecten. Samenwerking met burgercoöperaties voor zonneweiden Een aantal waterschappen onderzoekt mogelijkheden om terreinen ter beschikking te stellen aan burgercoöperaties voor de plaatsing van zonnepanelen. Daarbij wordt gedacht aan rioolwaterzuiveringen, waterbergingsterreinen en (slaper)dijken. Deze mogelijkheid is sterk afhankelijk van de fiscale salderingsregeling die in het Energieakkoord is overeengekomen. De Unie van Waterschappen, het Klimaatverbond en Triodosbank onderzoeken momenteel de mogelijkheden voor toepassing van deze fiscale regeling. Medio dit jaar zal een onderzoeksrapport ter beschikking komen. Er zitten nogal wat haken en ogen aan de fiscale regeling en postcode-roos pakt niet overal goed uit. Desalniettemin lijken er onder omstandigheden kansen te zijn. Afstemming en samenwerking met de gemeente zijn bij deze initiatieven wenselijk. Dus: nieuwe wethouder, kom kennismaken bij uw lokale waterschap en bespreek de mogelijkheden!
De Routekaart afvalwaterketen 2030 van VNG en Unie van Waterschappen bevat inspirerende voorbeelden voor energietransitie.12 kansen uitgelicht.
31
32
Voor meer informatie kunt u terecht op de website www.samenwerkenaanwater.nl en www.uvw.nl Uit: Kansenkaart afvalwaterketen van Unie van Waterschappen
33
DEEL 2
Energiebronnen Er zijn verschillende vormen van duurzame energie. Zon, wind, biomassa, waterkracht, aardwarmte en waterkracht. De verschillende vormen hebben ieder hun eigen voor- en nadelen, maar uiteindelijk hebben we ze allemaal nodig om zonder fossiele brandstoffen en met behoud van welvaart te kunnen leven. Zie ook www.masterclassenergietransitie.nl
1 Windenergie: veel voor weinig Steeds meer burgercoöperaties enthousiast
Naar Deens voorbeeld beginnen ook in Nederland steeds meer burgercollectieven warm te lopen voor windmolens. In Nederland zijn tientallen windcoöperaties van burgers actief. Ze investeren samen in windmolens, en nemen hier de stroom van af. Dat gebeurt nu nog tegen een normaal tarief van 22 cent per kilowattuur (Windvogel). Met een salderingsregeling (zie hoofdstuk samenwerken met lokale energiecoöperaties) en zonder subsidie zou dit 5 cent goedkoper kunnen zijn. Maar de financiën zijn bij wind niet het grootste struikelblok. Veel mensen vinden windmolens horizonvervuiling. Uit onderzoek blijkt dat mensen een windmolen minder lelijk vinden als die van henzelf is. Dat is ook de ervaring van Rescoop, een organisatie uit België die lokale energiecoöperaties in WestEuropa bijstaat. Siward Zomer: “Een windpark is
34
goed voor de gemeenschap, zeker wanneer het door de eigen burgers op een coöperatieve manier ontwikkeld wordt, levert het een positieve maatschappelijke en economische ontwikkeling op.Voorbeelden zijn Meerwind in de Haarlemmermeer en Coöperatie Windenergie Waterland in Marken.” “Windmolens ziet de Nederlander niet graag. Tenzij hij mede-eigenaar is.” 12-04-2014 de Volkskrant
Windenergie is vaak onderwerp van hevige discussies, ook in Drenthe. Daarover leest u dagelijks in de krant. Het beleid van de provincie ten aanzien van windenergie is te lezen op www.provincie.drenthe.nl/ onderwerpen/natuur-milieu/windenergie.
35
2 Zonne-energie Zonnepanelen: Goud op je dak!
Eindelijk iets dat je zelf kunt doen, energie uit zonoogsten van je eigen dak. Tenminste als je een eigen dak hebt, dat gunstig ligt ten opzichte van de zon. Nederland zit in een stijgende lijn wat betreft de aanschaf van zonnepanelen door particulieren en wat betreft grootschaliger zonne-energie projecten op grotere daken of braakliggende stukken land.
In 2013 is de hoeveelheid opgestelde zonnepanelen in Nederland verdubbeld ten opzichte van 2012, terwijl 2012 ook al een verdubbeling te zien gaf ten opzichte van 2011. Vorig jaar was er voor 665 megawatt aan vermogen. In 2012 was dit nog 365 megawatt. Dit blijkt uit cijfers van de Nederlandse netbeheerders. Die explosieve groei komt niet uit de lucht vallen. Sinds enkele jaren is het voor particulieren en sommige bedrijven goedkoper om met zonnepanelen op het dak energie op te wekken, dan om stroom van het net te kopen. Zonnestroominstallaties hebben een rendement (“return on investment”) van 8 – 11%. “De maatschappelijke acceptatie van zonnepanelen is merkbaar toegenomen. Ze beginnen normaal te worden.” Gerard van Amerongen van branchevereniging Holland Solar - 26-04-2014 de Volkskrant
Er is een golf aan initiatieven ontstaan waarbij consumenten alleen of gezamenlijk zonnepanelen kunnen aanschaffen. En er is steeds meer onafhankelijke informatie op maat beschikbaar over de zonne-energiepotentie van daken op websites zoals Zonatlas.nl, Zonnekaart.com en Zonnepanelencalculator.nl. De zonPV installatiebranche speelt daarop in. Momenteel is er keuze uit zo’n 80 verschillende typen zonnepanelen. Ook de samenleving springt er op in en organiseert zich in een rap tempo in coöperaties die als collectief zonne-energie projecten organiseren. Klimaatverbond voelde in 2011 deze ontwikkelingen aan en maakt een vertaalslag van het Duitse Solar Potenzialkataster naar de Nederlandse Zonatlas.
Woningstichting Sint Joseph in Boxtel plaatst zonnepanelen. Bekostigd door huurverhoging, maar met lagere maandlasten tot gevolg. Foto: PDK Foto
36
Zonatlas De Zonatlas is uniek, omdat de geschiktheid voor zonne-energie van alle daken in een gemeente nauwkeurig wordt berekend, iedereen in een oogopslag kan zien welke daken in een gemeente geschikt zijn voor het opwekken van zonne-energie én de variabelen waarmee de berekeningen worden uitgevoerd kunnen worden aangepast. Van de hele gemeente wordt een 3D model gemaakt op basis van onder andere de zeer gedetailleerde hoogtekaart van Rijkswaterstaat (AHN2). Zonatlas houdt rekening met de hoogte van gebouwen, hellingshoeken, bomen, objecten op het dak en de hoeveelheid zon. Met behulp van historische weerdata van de KNMI is de zoninstraling per dakdeel geanalyseerd en berekend.
Het gemeentehuis in Gieten is volgens de Zonnekaart heel geschikt voor het leggen van zonnepanelen.
Iedereen kan zien met welke variabelen de Zonatlas rekent. De Zonatlas is interactief: de meeste variabelen kunnen worden aangepast en gebruikers kunnen ook een eigen ontwerp maken en de terugverdientijd hiervan zien. Inwoners rekenen met de meest actuele gegevens, Klimaatverbond houdt samen met o.a. Holland Solar en Milieucentraal de variabelen waarmee de terugverdientijd wordt bepaald, scherp in de gaten. Zonnekaart Inmiddels beschikken meer dan 203 gemeenten en 4 provincies als geheel over de Zonatlas. Naast de Zonatlas zijn nu ook de Zonnekaart (MapGear) en de Zonnescan (Aerdodata) op de markt. Drenthe werkt met de Zonnekaart. Klimaatverbond ondersteunt lagere overheden graag bij de inzet van deze instrumenten om ervoor te zorgen dat we geboekte successen bij de inzet van deze tools kunnen delen. Volgens ECN is de exponentiele groei van zonneenergie in Nederland vooral te danken aan de collectieve inkoopacties. De rol van gemeenten
(als onafhankelijke afzender en autoriteit) bij een verdere groei van zonne- energie is cruciaal. Tips: Attendeer uw lokale stakeholders (zoals installateurs) op de Zonnekaart en zet lokale zonne-energie opwekkers (inclusief uzelf) in het zonnetje. Want: zonnepanelen zijn besmettelijk! Meer informatie • Zonatlas Overzicht alle gemeenten en provincies: www.zonatlas.nl • www.klimaatverbond.nl/projecten/zonatlas • Zonnekaart Overzicht alle gemeenten en provincies: www.zonnekaart.com • Zonnescan: http://aerodata.kaartviewer.nl/breda en www.zonnescanbrabant.nl en www.amersfoort.nl/zonnescan.html De Toolkit ‘met de Buurt’ is beschikbaar voor elke zonatlasgemeente, om collectieve acties te stimuleren. Op de homepagina van elke lokale zonatlas staat de link rechts in de hoek Volg ook op twitter: @zonatlas @zonnekaart @zonnescan
Het totaal aantal geïnstalleerde zonnepanelen in Nederland komt dit jaar waarschijnlijk op 5 miljoen, verdeeld over 180 duizend woningen, bedrijven en andere locaties. Samen leveren ze een half procent van het stroomgebruik van alle Nederlandse bedrijven en huishoudens. Bron: 26-04-2014 de Volkskrant
37
3 Biomassa Biomassa en de biobased economy
Een van de vele publicaties over biomassa die de afgelopen jaren zijn verschenen, draagt de titel Groen goud uit landschapsonderhoud. Toch laat ook deze publicatie zien, dat er goed beleid nodig is voor een duurzame aanpak. Wat is biomassa? Biomassa zijn alle organische stoffen die door dier en plant wordt geproduceerd. Eenvoudiger gezegd, alle mest, takken, bladeren, gras en gft dat vrijkomt. Het wordt helder als we de drie hoofdstromen scheiden, omdat voor ieder van die stromen een andere visie en aanpak nodig is. • Natte biomassa (mest) • Droge biomassa (takken en gras) • GFT.
die voor deze specifieke toepassing is omgedoopt in biobased industry. Voorbeelden zijn de productie van plastic en grondstoffen voor medicijnen en voedsel. Pas als biomassa wordt verbrand, bestaan de verbindingen niet meer en komt CO2 vrij. Het is dus zaak om de biomassa zo lang mogelijk in de keten te houden voordat het moet worden verbrand. Iedere stap in de keten leidt tot een eind- of restproduct dat weer laagwaardiger in de keten kan worden ingezet, totdat het eindigt als brandstof. Een eenvoudig voorbeeld is een boom waarvan de planken eerst tot een tafel worden gemaakt, voordat hij via de boomhut voor de kinderen in de open haard verdwijnt. Grafisch wordt dit weergegeven in de piramide van toegevoegde waarde biobased. (Bron: BiobasedEconomy.nl)
Waarom is biomassa zo belangrijk Biomassa is de basis van alle fossiele brandstoffen. Het bestaat uit organische stof. Een samenspel van koolstof , waterstof en zuurstofhoudende verbindingen. Wanneer biomassa lang in de grond zit, kan er olie, kolen en gas ontstaan. Deze fossiele brandstoffen zijn in onze huidige economie de basis voor brandstof en voor de chemische industrie. Wanneer we fossiele brandstoffen vervangen door (verse) biomassa, scheelt dit in de uitputting van eindige fossiele grondstoffen en voorkomen we toename van CO2 in de atmosfeer. De in olie opgeslagen CO2 zit al miljoenen jaren in de grond. Biomassa kan dus worden ingezet als brandstof, of als basis voor chemische/synthetische producten,
Kenmerkend is dat hoe hoger de toegevoegde waarde, hoe minder biomassa hiervoor geschikt is.
Energiefabriek van Waterschap Reest en Wieden in Echten. Foto: PDK Foto
38
Biomassa visie Veel lokale visies op biomassa gaan uit van de inzet van biomassa voor de opwekking van energie. Dat is een goed uitgangspunt, wanneer in het beleid geen of minder belang wordt gehecht aan de stimulering van de lokale economie, het behoud van goede landbouwgronden of aan energietransitie. Beslaat de visie een langere termijn of wordt lokale economie hierin geïntegreerd, dan zal de visie op biomassa zich meer richten op het inzetten van de biomassa voor de biobased industry. Een eerste stap is vaak wel lokale biomassa eerst als brandstof te gebruiken, voor er meer waarde in wordt gezien. Lokale biomassa kan van akkers komen, maar dan gaat het ten koste van de voedselproductie. In alle gemeenten ontstaat echter ook biomassa in de vorm van snoeiafval. De bijdrage van deze biomassa aan verduurzaming van de energievoorziening kan verschillen van enkele procenten bedragen met uitschieters voor landelijke gemeenten tot 10 à 15%. Op de mogelijkheden die biomassa daarvoor biedt en de ervaringen hierbij gaan we verder in op basis van de drie hoofdstromen. GFT Het inzetten van GFT maakt onderdeel uit van het gemeentelijk afval beleid. GFT komt vrij bij bedrijfsvoering, maar vooral bij particulieren. GFT is een grondstof voor compostering, maar wordt ook verbrand in huisvuilverbrandingsinstallaties. Gemeentelijk beleid zet in op het verminderen van de groene afvalstroom door scheiding en het stimuleren van compostering bij de bewoner. In deze notitie wordt deze stroom verder buiten beschouwing gelaten, omdat de samenstelling en aanlevering te divers is. Natte biomassa/mest Sommige boeren halen energie uit mest. Hiervoor gebruiken ze in de meeste gevallen naast mest ook co-stromen, zoals energiemais of reststromen uit de levensmiddelenindustrie. Nadat er biogas is gewonnen, blijft er digestaat over. Dit kan als meststof op het land worden uitgereden. Mestverwerkers zijn ook bezig om er kunstmest van te maken, maar dit is nog niet erkend (en helpt dus niet bij het wegzetten van de mest: in Nederland een dure aangelegenheid). Biogas, het product van mestvergisting, is een interessante optie voor regio’s die streven naar energieof CO2 neutraliteit. Belangrijk is dat het biogas voldoet aan de eisen van de gebruiker, of anders kan worden opgewerkt tot groen aardgas en op het net kan worden ingevoed of LBG (de biogas vorm van LPG). Biogas/aardgas/LBG is ook een goede grondstof voor de chemische industrie. Een dergelijke omzetting past goed bij de transitie naar biobased toepassingen. Er zijn projecten in voorbereiding waarbij vergistingsinstallaties aan een biogasleiding worden gekoppeld
Waterschappen bezig met vergisting rioolslib en winning grondstoffen Afvalwater is een bron van energie en grondstoffen. Dat blijkt uit de visie die de Unie van Waterschappen samen met de VNG hebben ontwikkeld over de toekomst van de afvalwaterketen op weg naar 2030. Deze visie laat zien dat afvalwaterzuivering kostbaar is, maar dat het ook een waardevolle bron is van duurzame energie en grondstoffen. De mooiste kansen liggen in de goede lokale samenwerking met gemeente, waterschap en bedrijven. Nu al produceren de waterschappen produceren bij elkaar ruim 100 miljoen kuub biogas (ongeveer 2,3 PJ). Dat is ongeveer 25% van het totale energieverbruik van de waterschappen en ongeveer 30% van de afvalwaterzuivering. In aantallen: in totaal zijn er 350 RWZI’s. Op een kwart wordt biogas geproduceerd, met name op de grotere installaties. In totaal wordt de helft van al het Nederlandse slib vergist. Het geproduceerde gas wordt momenteel vrijwel volledig ingezet voor het eigen zuiveringsproces. Er zijn op dit moment 6 energiefabrieken (rioolwaterzuiveringen die energieneutraal zijn of energie leveren, meestal in de vorm van elektriciteit en/of warmte). “In 2015 willen we nog 6 extra energiefabrieken realiseren. Deze zijn nu in aanbouw/ombouw”, zegt Lazaroms. Naar verwachting wordt het overschot aan biogas steeds vaker ingezet voor lokale toepassing, bijvoorbeeld aan bedrijven of groen gas voor mobiliteit (voor toepassing eigen auto’s, voor bussen OV of vuilnisvrachtwagens van gemeenten). Op 6 rioolwaterzuiveringen wordt nu struviet teruggewonnen voor toepassing van meststof in de landbouw (kleine 1.000 zuiver fosfaat). Dit gaat nu naar Duitsland, want het is nog niet toegestaan in Nederland (aanpassing regelgeving is in voorbereiding). Dit aantal wordt sterk uitgebreid. In 2015 verwachten we in totaal 12 terugwinlocaties. De komende jaren verwachten we ook terugwinning van vezels, alginaat en C02. Zie voor meer informatie www.grondstoffenfabriek.com en www.energiefabriek.com
39
die het gas kan transporteren naar afnemers die dit kunnen verwerken. Hiervoor worden subsidies binnen de SDE+ regeling ter beschikking gesteld. De markt is bezig met monovergisting, mestraffinage en mestvergassing. Met de hoeveelheden gas die dan worden geproduceerd, lijkt de boer uit de voeten te kunnen voor de eigen bedrijfsvoering. De op dit moment kansrijke optie voor een biogasleiding is wanneer bedrijven op deze leiding worden aangekoppeld die een industriële vergister hebben of willen bouwen, zoals slachterijen of zuiveringsinstallaties van de waterschapen. Die kunnen de basisvraag naar biogas voor hun rekening nemen en de agrariërs hun surplus daar aan toevoegen. In de Stedendriehoek en de Achterhoek zijn dergelijke projecten in ontwikkeling. De Energiefabriek Door met een nieuwe bril naar het traditionele waterzuiveringsproces te kijken, kwamen de waterschappen tot een nieuw, uniek concept: de Energiefabriek. Een slimme combinatie van bestaande en nieuwe technieken maakt het mogelijk energie te winnen uit afvalwater. Energie die de waterschappen kunnen inzetten om hun waterzuiveringen van energie te voorzien. En energie die geleverd kan worden aan burgers en bedrijven. De waterschappen verwachten in 2015 twaalf energiefabrieken te hebben gerealiseerd. Bij elkaar produceren de waterschappen nu meer dan 100 miljoen kuub biogas per jaar. Er zijn innovatieve onderzoeken gestart om na te gaan hoe nog meer energie uit afvalwater benut kan worden. De waterschappen denken vooral aan lokale toepassing voor mobiliteit. Zo zouden zij lokaal gemeenten kunnen voorzien in hun behoefte aan groen gas voor bijvoorbeeld vuilnisvrachtwagens of bussen voor het openbaar vervoer. Zie voor meer informatie hierover www.energiefabriek.com
Droge biomassa (hout en gras) Groot verschil met mest is dat gemeenten (en provincies en waterschappen) zelf producent zijn van de droge biomassa. Hierdoor kan beter worden gestuurd. Tevens is de afzet van plantsoenafval meestal een kostenpost, waardoor er budget is. Houtige biomassa kan bijdragen aan de lokale duurzame energievoorziening, het sluiten van kringlopen en van biobased industry. Voor alle drie is het van belang om die biomassa aan te leveren in de gewenste kwaliteit, zoals een goede leverancier betaamt. Als een zwembad houtsnippers (chips) wil verstoken voor de verwarming dan moet er voor worden gezorgd dat de chips het gewenste formaat hebben, niet teveel vocht bevatten en vrij zijn van verontreinigingen zoals zand en blad. Is die niet het geval, dan zal de verwarmingsinstallatie veel storingen hebben en de uitstoot niet altijd voldoen aan de normen. In het algemeen zijn de gemeentelijke diensten hier niet op ingericht, hier ligt een uitdaging. Biomassa is een kwestie van vraag en aanbod. Gemeenten hebben een aanbod, zij besteden het afvoeren en verwerken uit en betalen hiervoor een bedrag per ton. De ontvangende partij gaat vervolgens de stormen scheiden en zo nodig opwerken en verkoopt deze aan een partij dit als grondstof nodig heeft. Winst is er te behalen door transport en opslag te verminderen, oftewel dat scheiding, sortering, bundeling zo dicht mogelijk plaats vindt bij de plaats waar de biomassa vrijkomt en/of waar deze moet worden verwerkt. De markt bepaalt vervolgens waar in de piramide de betreffende biomassa kan worden ingezet. Aan de andere kant kan een gemeente met een duidelijk aanbod aan lokale biomassa lokale bedrijven stimuleren om verwerkingsbedrijfjes op te zetten. Een voorbeeld is het in licentie nemen en opzetten van een fabriekje volgens het NewFoss procedé dat (berm)gras omzet in nuttige grondstoffen voor veevoeder en chemische industrie. In zijn algemeenheid geldt dat hout op dit moment rendabel kan worden gestookt en dat de potentie zit in de technologie van vergassing of het omzetten naar olie. Gras kent naast composteren nog weinig andere rendabele toepassingen. Er wordt geëxperimenteerd met papierproductie, melkzuurwinning en de toepassing als co-substraat voor mestvergisting. Studies laten verschillende uitkomsten zien, onder meer omdat de kosten voor het maaien en aanleveren per gemeente of wegbeheerder aanzienlijk blijken te verschillen. Vooralsnog is de focus gericht op het goedkoper aanbesteden, waardoor de opbrengsten bij het aanbieden aan een duurzaam proces, lager worden.
40
Voor een goede visie en aanpak zijn een aantal punten cruciaal. 1 Weet wat je hebt Wat produceer je als gemeente en in welke vormen aan plantsoenafval, waar en hoe komt het vrij en welke kosten zijn er aan verbonden. De gemeenten van de regio Stedendriehoek hebben dit geïnventariseerd. Zij kwamen tot de conclusie dat er nogal wat prijsverschillen waren. De eerste stap is het waar mogelijk gezamenlijk aanbesteden van deze stromen. Dat levert al een besparing op van meer dan 100.000 euro. Tevens creëren zij hiermee een overzichtelijk en groter aanbod aan biomassa, dat aantrekkelijk wordt voor lokale/regionale bewerkers. 2 Weet wat je wilt Zijn de hoeveelheid en kwaliteit voldoende voor die doelen. Zo niet, wat kan ik doen om deze te halen. Samenwerking met waterschap en provincie en de buurgemeenten kan schaalvoordeel geven, eventueel aangevuld met particuliere grondeigenaren, zoals landgoederen, agrarische natuurverenigingen en natuurbeheerders. De gemeenten in het Groene Hart van Brabant hebben een intentieverklaring gesloten om te komen tot een gemeenschappelijk biomassaplein, waar de houtige biomassa (snippers, tak- en tophout) wordt verzameld en gesorteerd en geschikt gemaakt voor energieopwekking. De opbrengst/mindere kosten komt ten goede aan een landschapsfonds. 3 Biomassa is meer dan energie Biomassa verwijderen betekent verschraling van de bodem, omdat organische stof uit het systeem wordt onttrokken. De verwachting is dat binnen 10 jaar zelfs in Nederland de eerste landbouwgronden uitgeput raken door een tekort aan organische stof en/of aan mineralen. 4 Een gemeente kan in het aanbod sturen, door het aanplanten van bijvoorbeeld energiebosjes op braakliggende terreinen en bij aankleding van het landschap. Deze bosjes van bijvoorbeeld wilgen gaan na 5-7 jaar hout leveren voor stookinstallaties. Na 10-15 jaar is het break even point bereikt. De gronden moeten zo lang beschikbaar blijven en er moet worden afgezien van pacht. De extra opbrengst is dan mede te halen, omdat de omgeving van het te ontwikkelen gebied aantrekkelijker wordt voor uitgifte. In het buitengebied van de gemeente Apeldoorn wordt het landschappelijk karakter versterkt door het aanplanten van wilgenbosjes. Deze gaat de Agrarische Natuurvereniging exploiteren. Het lokale duurzame energiebedrijf gaat zorgen voor stookinstallaties waar de wilgen nuttige warmte kunnen leveren. 5 Door het groen anders te beheren kan ook worden gestuurd op de productie van biomassa. Later snoeien, anders snoeien of op een ander tijdstip of eerder of later verjongen zijn voorbeelden. Voor gras geldt dit voor het verschralend beheer van bermen. Gras kan worden afgevoerd of juist blijven liggen. De groenbeheerders worden graag uitgedaagd om vanuit hun vakkennis mee te denken.
Een gemeente in de Achterhoek heeft vanaf de vijftiger jaren intensief bomen geplant langs de wegen in het buitengebied ter vervanging van alles wat in WOII verloren is gegaan. Tachtig procent hiervan is eik. Deze bomen beginnen het einde van hun groeicyclus te bereiken, die langs de weg circa 80 jaar is. Er zal de komende jaren verjonging moeten plaatsvinden. “Een ambiteus klimaatbeleid kan niet zonder flinke inzet van biomassa. Dat zet meer zoden aan de dijk dan wind- of zonne-energie.” 31-01-2014 de Volkskrant
Het huidige beleid is om voor de veiligheid slechte bomen te kappen. Dit is kostbaar, want kost relatief veel tijd per individuele boom, inclusief wegafzetting en andere veiligheidsmaatregelen, terwijl het hout nauwelijks waarde heeft. Onderzocht is wat het oplevert, wanneer naast de veiligheidskap en het vervangen van slechte lanen, periodiek een deel van de laanbomen wordt verjongd. Dit levert lage kosten en een hoge opbrengst op voor het hout. Tevens wordt het gebied aantrekkelijker door ook andere boomsoorten aan te planten. De houtopbrengsten lijken zodanig dat hiermee de kosten van het jaarlijkse beheer en de nieuwe aanplant de komende twintig jaar kunnen worden gedekt. En dan? Na deze punten in kaart te hebben gebracht, is het tijd voor actie. De meest logische stap is het bij elkaar brengen van vraag en aanbod en dan de markt het spel verder te laten spelen, afhankelijk van de secundaire doelstellingen in de biomassavisie. De gemeente kan de eerste regie voeren en door de inzet van haar eigen biomassa sturing geven aan deze ontwikkeling. Mei 2014, Sjaak de Ligt Trekker biobased industry, regio Stedendriehoek
[email protected] Meer lezen: http://bio-energiedevallei.nl/cms/wp-content/uploads/2011/10/DEC_brochure_Bio-energie_een_ kans_voor_uw_gemeente_tcm24-285796.pdf
41
4 Bodemenergie Warmte en Koude Opslag
Bodemenergie is thermische energie: dat wil zeggen warmte. De aarde is van binnen heel heet, en wanneer je water uit de diepe bodem haalt is dit een warmtebron. Tegelijkertijd is het vlak onder de grond koel: hier kun je koude vandaan halen voor het koelen van gebouwen. Ook bestaat de mogelijkheid warmte ‘op te slaan’ in de bodem: de warmte die in de zomer wordt opgevangen, kan in de winter dienen ter verwarming. In de zomer kan water warmte opvangen en zorgen voor koude. Een elektrische warmtepomp schroeft de temperatuur van het water in de winter op tot bruikbare temperaturen (40 voor laagemperaturverwarming, 60 of meer voor hoge temperatuurverwarming). Dit kost elektriciteit, maar naar verhouding veel minder energie (Joules) dan het verwarmen van leidingwater met gas. Bodemenergie heeft nu een aandeel van ongeveer 30% in alle duurzame thermische energie. De totale inzet van duurzame warmte en koude kan en moet echter fors omhoog om de genoemde overheidsdoelstelling te behalen.
Uit onderzoek naar het maximaal realiseerbare potentieel van duurzame warmte en koude (onderzoek werd uitgevoerd door Ecofys in opdracht van het ministerie van Economische Zaken) werd duidelijk dat met name de toepassing van warmte/koudeopslag in de bodem, gecombineerd met warmtepompen, een forse bijdrage aan de toepassing van duurzame warmte en koude kunnen leveren. In de utiliteitsbouw en de glastuinbouw kan bodemenergie tegen de laagste maatschappelijke meerkosten 2/3 van de duurzame warmte- en koudepotentieel invullen. Geothermie is een andere manier om energie (warmte) uit de bodem te benutten. Hiervoor wordt een pijpleiding minstens 1,5 kilometer de grond ingebracht. De risico’s die hiermee gemoeid zijn zijn enorm, maar het winstpotentieel ook. Zie op het platform voor Geothermie een inzichtelijk stappenplan: http://geothermie.nl/fileadmin/user_upload/ documents/bestanden/Stappenplan_Aardwarmte_12-2013.pdf Zie voor meer informatie over WKO: www.bodemenergienl.nl
Bron: www.degroenemug.nl/pages/posts/miniconferentie-bodemenergie-waarderpolder-424.php
42
5 Warmtenetten Warmtenetten zetten zoden aan de dijk
Warmtenetten transporteren warmte in de vorm van warm water van een warmtebron (bijvoorbeeld een afvalverbrander) naar -meestal- woningen. Aangezien in Nederland de meeste energie (40%) wordt gebruikt voor de verwarming en koeling van gebouwen en er tegelijk warmte genoeg voor 10 miljoen huishoudens wordt weggegooid, zet verwarming via warmtenetten enorme zoden aan de dijk als het gaat om besparing op fossiele brandstoffen en CO2. Vaak is restwarmte goedkoop te krijgen, maar ma-
Uit de praktijk
ken de benodigde leidingsystemen zo’n investering kostbaar. Net zoals gasnetten aanleggen overigens kostbaar is. Gemeenten kunnen de komst van warmtenetten stimuleren door vraag en aanbod bij elkaar te brengen. Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland onderhoudt een warmtekaart van Nederland, waar vraag en aanbod opstaan. Zie de Warmtekaart: http://agentschapnl.kaartenbalie.nl/gisviewer
Provincie Drenthe
Provincie Drenthe stimuleert WKO Warmte Koude Opslag (WKO), waarbij de bodem wordt benut voor koeling en verwarming, is steeds meer in opkomst. Vooral voor gebouwen met een aanzienlijke koudevraag is WKO economisch interessant. De provincie Drenthe stimuleert de toepassing van WKO-systemen op een actieve en praktische manier. Gemeenten en bedrijven kunnen praktische informatie krijgen én persoonlijke ondersteuning van een WKO-coach. In Drenthe kan Warmte Koude Opslag een grote bijdrage leveren aan CO2-reductiedoelstellingen. Daarom is het beleid van de provincie gericht op een versnelde groei van open en gesloten WKOsystemen. Drentse gemeenten en lokale (potentiële) initiatiefnemers kunnen profiteren van een stimuleringstraject met nieuw beleid en regelgeving. Een speciale WKO-website bevat alle benodigde informatie en formulieren. Handig is ook de webapplicatie, waarmee belangstellenden met een online quickscan een eerste idee krijgen van de kansen en kosten van WKO. Brochures en WKO-kaart In een serie van drie brochures geeft de provincie een korte inleiding op verschillende WKO-systemen en de mogelijkheden. Een WKO-kaart geeft geschikte plaatsen weer in Drenthe. Na een overzicht van de benodigde vergunningen en meldingen volgt een stappenplan, dat gebruikt kan worden voor het realiseren van een WKO-systeem. De brochures zijn in digitale vorm beschikbaar op de website www.drenthe.nl/WKO.
Warmte gaat in de zomer in de bodem en komt er in de winter weer uit.
WKO-coaches Naast initiatieven om het gebruik van WKO te stimuleren, heeft de provincie de ambitie om nieuwe WKO-projecten te realiseren. Daarvoor is de ‘WKOcoach Drenthe’ in het leven geroepen. Twee coaches begeleiden komend jaar Drentse gemeenten bij WKO-projecten. Rutger Wierikx van IF Technology en Marcel van Vulpen van de provincie Drenthe helpen kansen te benutten door kennisoverdracht en ondersteuning bij mogelijke projecten. Samen met gemeenten en marktpartijen wil de provincie Drenthe WKOsystemen op die manier een verantwoorde plaats geven in de Drentse ondergrond. Meer informatie Alle informatie over WKO in Drenthe vindt u op de website www.drenthe.nl/wko. Wilt u vrijblijvend contact opnemen met een WKO-coach? U kunt uw vraag per e-mail sturen naar
[email protected].
43
DEEL 3
Energiebesparing en klimaatadaptie Deel drie besteedt aandacht aan energiebesparing in de gebouwde omgeving en aan het stimuleren van elektrisch vervoer en duurzame datacentra, omdat deze thema’s naar verwachting hot worden, en de gemeente als facilitator een cruciale rol speelt. Ook energieneutrale scholen zijn een thema. Tenslotte een hoofdstuk over klimaatadaptatie, omdat de ingezette klimaatverandering nu al bepaalde gevolgen heeft waar we rekening mee moeten houden.
1 Energiebesparing in bestaande bouw Grote winst te behalen door gedifferentieerde aanpak
Energieneutrale nieuwbouwwoningen neerzetten is niet heel moeilijk, maar zet geen zoden aan de dijk. Het energieverbruik van de bestaande bouw reduceren wel: alleen al onze warmtevraag bedraagt 40% van de totale energievraag. Niet vreemd dat veel organisaties hierbij betrokken zijn en verschillende vindingen zijn gedaan. Woningisolatie bijvoorbeeld is een belangrijk aspect. Het vindt soms plaats op eigen houtje, door particulieren, soms wordt het ingegeven door een gemeentelijke subsidieregeling of een landelijke campagne, zoals van Milieu Centraal. Vanuit het Klimaatverbond wordt in samenwerking met Meer met Minder gewerkt aan een Masterclass Kansrijke aanpakken, om kansen samen te voegen en een vliegwieleffect te bereiken. In Kansrijke Aanpakken speelt de metafoor van de draaimolen een belangrijke rol In kleinere speeltuinen zien we vaak een draaimolen met een ring aan de buitenkant, waaraan verschillende ouders kunnen draaien. Dat gaat het beste als iedereen een zetje geeft naar vermogen, in de juiste richting. Als dit goed gebeurt krijg je vliegwielwerking: het gaat steeds beter en makkelijker. Draaien ouders verschillende kanten uit, dan gaat het mis. Draaien er te weinig ouders, dan wordt het zwoegen. Zoals iedere draaimolen op iedere schaal zijn eigen optimale aanduwconfiguratie heeft, zo geldt dat ook bij een gemeentelijke of regionale taak. Dr. Henk Diepenmaat legt uit: “Ook energiebesparing heeft zijn eigen draaimolens. Nu wil het geval dat verschillende soorten energiebesparing geheel verschillende spelers aan de ring vereisen. Neem de volgende drie voorbeelden van energiebesparing:
44
1 introductie van eenvoudige laagdrempelige besparingen in huishoudens, 2 het laten aanbrengen van isolering, HR ketels en duurzame energieopwekking 3 het volledig op energie-0 niveau laten brengen van huur- en particuliere woningen. Hoewel de draaimolenmetafoor in alle drie de gevallen onverkort op zijn plaats is, zijn zowel de bewonersdoelgroep, de aanbodspelers als de vereiste facilitatie anders. Dit onderstreept dat verschillende draaimolens ook apart moeten worden ontwikkeld, in nauwe samenwerking en samenspraak tussen bewonersdoelgroep, aanbod en facilitatie. Samenwerking vergt dus maatwerk. De energiebesparingsaanpak zal vooral succesvol zijn wanneer vraag en aanbod elkaar rechtstreeks ontmoeten. De lokale overheid vervult daar een faciliterende rol bij. Binnen een gemeente of regio zien we bovendien veel diversiteit in de vraag en het aanbod. Een grote groep woningeigenaren zal in het begin alleen geïnteresseerd zijn in een enkele laagdrempelige maatregel die direct en gegarandeerd resultaat oplevert. Andere woningeigenaren willen echter juist hun huis in één keer volledig transformeren naar energieneutraal. En daartussen zijn nog verschillende varianten mogelijk. Ontwikkeling van een uitgekiend spectrum is cruciaal: de makkelijkste variant als instapmodel, een tussenvariant, en de uiterste variant om te laten zien wat mogelijk is. Sommige varianten passen bij lokale ondernemers, maar soms blijkt het beter te zijn zaken op grotere schaal te organiseren. In de masterclass Kansrijke aanpakken wordt samen met regio’s zo’n spectrum ontworpen. Heeft u ook interesse? Neem dan contact op via
[email protected]. Een uitgebreid artikel over Kansrijke aanpakken is te vinden op www.masterclassenergietransitie.nl
2 Duurzame scholen Gebouwen duurzamer door verschuiving geldstromen
Het Klimaatverbond heeft in 2012 het initiatief genomen om een Green Deal (groene overeenkomst tussen publieke en private partners) te ontwikkelen voor verduurzaming van scholen. De focus daarbij is energie (besparen en zelf opwekken). Ter voorbereiding van deze Green Deal is een onderzoek uitgevoerd naar belemmeringen voor energiebesparing bij scholen. In de afgelopen jaren hebben veel mensen hieraan gewerkt, maar er is nog geen grootschalige aanpak. Doel van het onderzoek was naast het vinden van de belemmeringen ook te onderzoeken waar de vraag ligt. Belangrijkste conclusies van het onderzoek zijn: - Er is sprake van verdeelde geldstromen rond inves teren, onderhouden en beheren van schoolgebou wen. De gemeente is verantwoordelijk voor inves teringen in nieuwbouw en het buitenonderhoud van bestaande scholen; de school is verantwoorde lijk voor de exploitatie. Het is scholen niet toege staan te investeren in het gebouw. Er is dus sprake van een split incentive - Het ontbreekt aan kennis en kunde op het gebied van vastgoedbeheer, zowel bij gemeenten als schoolbesturen. Daardoor is er een gebrek aan professionaliteit bij de opdrachtgevers waardoor zij onvoldoende in staat zijn om de gewenste kwaliteit in schoolgebouwen te realiseren - Duurzaamheid is geen vast onderdeel in de meer jarenonderhoudsplannen (zo die er al zijn) waar door onvoldoende gebruik wordt gemaakt van de
kansen die duurzame maatregelen opleveren voor de verbetering van de kwaliteit van gebouwen - Er zijn tal van financiële knelpunten die kwaliteits verbetering van de gebouwen belemmert. Financiële oplossingen die de markt aanbiedt (b.v. ESCO’s) zijn onvoldoende bekend. Op basis van deze conclusies is het Klimaatverbond in gesprek gegaan met de PO-raad: zij vertegenwoordigen 70-80% van de schoolbesturen. Zij zien de uitdaging ook. Er is een samenwerking ontstaan met Ruimte-OK. Dit is een kennisinstelling op het gebied van huisvesting van lerende kinderen van 0-18 jaar en opgericht door de PO-raad, VO-raad, VNG, Branchevereniging Kinderopvang en het Waarborgfonds Kinderopvang. Deze samenwerking moet leiden tot de Green Deal Verduurzaming Scholen, waarover al gesprekken zijn gevoerd met vier ministeries: OCW, BZK, I&M en EZ. Iedereen vindt dat een Green Deal goed past in diverse beleidsdoelen van het Rijk. Een belangrijke factor in de realisatie is de overheveling van het buitenonderhoud van schoolgebouwen van de gemeenten naar de schoolbesturen. Dit levert een nieuwe verantwoordelijkheid op voor schoolbesturen. In de Green deal is hier aandacht voor, evenals voor energiebesparing in de bestaande omgeving, de Wet milieubeheer en het bevorderen van werkgelegenheid in de bouw. Blijf ons volgen: www.klimaatverbond.nl,
[email protected]
Duurzame basisschool De Karibou in Heemskerk zorgt voor een ideale leeromgeving voor de kinderen in alle opzichten. Foto: SP architecten.
45
3 Mobiliteit Gemeenten hebben sleutelrol bij elektrisch vervoer
Daar waar de overheid het meest actief is met elektrisch rijden, rijden de meeste elektrische auto’s. Gemeenten spelen dus een sleutelrol. Rijksdienst voor Ondernemend Nederland heeft hiervoor een Startgids gemaakt. Daarin staat dat met name ondernemers en leaserijders op dit moment de gebruikers van elektrische voertuigen zijn. Gemeenten stimuleren het elektrisch rijden, omdat het helpt tegen luchtvervuiling en geluidsoverlast en bijdraagt aan klimaatdoelen. Ook kan het bijdragen aan de economie door nieuwe werkgelegenheid te creëren en een gunstig vestigingsklimaat te bieden aan duurzame bedrijven. Elektrische fietsen en scooters helpen verkeersknelpunten op te lossen. Tot slot draagt EV bij aan lange termijn doelstellingen van de Rijksoverheid en de Europese Unie op het gebied van duurzame mobiliteit.
46
Hoe? De voornaamste taak van de gemeente bij het stimuleren van EV is het zorgen voor oplaadpunten in de openbare ruimte. Verder kan de gemeente bij aanbestedingen eisen stellen aan MVO, waarvan duurzame mobiliteit een onderdeel is en zelf elektrisch gaan rijden. Wil een gemeente EV alleen faciliteren, dan kan ze bijvoorbeeld laadpunten opnemen als mogelijkheid in de APV of als kennismakelaar optreden. Ook kan zij ondernemers helpen initiatieven te ontwikkelen door verbindingen te leggen met andere bedrijven en overheden.
Laadpunt in Utrecht. Foto: Tjitske Ypma
Stappenplan Om te beginnen is het goed te weten waarom je aan de slag wil met de ontwikkeling van EV. Als inzichtelijk is welke doelen de gemeente nastreeft is het verstandig na te denken over wie binnen de organisatie met EV aan de slag gaat. Ook kan het meerwaarde bieden samenwerking te zoeken met partners en andere gemeenten in de regio. Er kan voor gekozen worden beleid op te stellen voor het versnellen van de ontwikkeling van EV. Tot slot helpt de ontwikkeling van een laadinfrastructuurnetwerk en het elektrificeren van het eigen
wagenpark. Deze stappen staan allemaal te lezen in de startgids EV voor gemeenten. Een activiteitenlijst uit de startgids, geeft een idee van wat een gemeente kan doen: Gemeenten wisselen ervaringen over elektrisch rijden uit via: www.ROMnetwerk.nl groep elektrisch rijden Bron: www.rvo.nl/sites/default/files/bijlagen/Startgids%20EV%20voor%20gemeenten.pdf
47
Uit de praktijk
Pesse
Groene brandstoffen tanken bij Green Planet Pesse In november 2013 opende het eerste Green Planet Tankstation van Europa haar deuren in Pesse. Langs de A28 is een uniek multifuel tankstation herrezen waarin duurzaamheid centraal staat. Daar biedt Green Planet, naast de gebruikelijke brandstoffen, een breed scala aan groene brandstoffen en energiedragers aan, waaronder biobrandstoffen, biodiesel, ethanolbenzine en groen gas. Laatstgenoemde komt naar het tankstation via een kilometerslange buis, die rechtstreeks van afvalverwerker Attero komt. Groengas wordt namelijk gemaakt van afval. Inwoners van Pesse kunnen op die manier bij Green Planet hun eigen afval tanken. Naast de vele verschillende groene brandstoffen, kunnen ook elektrische auto’s worden opgeladen.
luifel, maar een rond, schuin aflopend dak met een doorsnede van ongeveer zeventig meter. Het doet bijna futuristisch aan. Het meest in het oog springende zijn echter de windturbines die boven het gebouw uitsteken. Met de windmolens wekt Green Planet zoveel mogelijk haar eigen energie op en de stroom die niet verbruikt wordt, wordt weer aan het net teruggeleverd. Meer dan alleen tanken Green Planet is echter meer dan alleen tanken. Een belangrijke doelgroep bestaat uit zzp’ers die behoefte hebben aan een werkplek. Zowel op de begane grond als op de eerste etage zijn meerdere werkruimtes ingericht. Naast een benzinepomp is Green Planet
Green Planet Pesse, Foto: René Stout
Dome Wie langs de A28 rijdt langs Pesse kan er eigenlijk niet omheen: de indrukwekkende ‘dome’ aan de westkant van de snelweg. De vormgeving van het tankstation wijkt behoorlijk af van het gebruikelijke. Het bouwwerk omvat een koepelconstructie die gemaakt is van hout en staal en bekleed wordt met sedum, zodat er een goed geïsoleerd groen dak ontstaat waar vogels en vlinder hun plek vinden. Het tankstation heeft de vorm van een cilinder en is in de koepel geïntegreerd. Dus geen platte, rechthoekige
48
dus ook een ontmoetingsplaats voor werkenden en dagjesmensen. Om dit meer kracht bij te zetten, is aan de achterkant van het tankstation een terras ingericht waar bezoekers uitzicht hebben op het Drentse landschap. Op die manier hoopt Green Planet ook klanten te trekken die niet voor brandstoffen komen. Meer informatie Meer informatie is te vinden op www.greenplanet.nl
4 Duurzame datacentra 100% groene ICT : kansen voor gemeenten
Met het initiatief 100% groene ICT roept ontwikkelingsorganisatie Hivos het bedrijfsleven op mee te helpen bij het terugdringen van broeikasgasemissies. Hivos richt zich op de CO2-uitstoot van de ICT-sector: een grote energiegebruiker in Nederland. Datacentra zijn van groot belang voor de maatschappij en dus ook voor gemeenten, zie bijvoorbeeld de digitale overheid. Het energiegebruik van deze datacentra stijgt, ondanks de vooruitgang die op het gebied van efficiency wordt geboekt. Het exponentieel groeiende dataverkeer is hier een belangrijke oorzaak van. Het verbruik van de totale sector in Nederland is per jaar circa 1,8 TwH, hoger dan dat van de NS. Hivos streeft naar een duurzame energievoorziening van datacentra, zowel intern als extern bij commerciële datacentra. Om aandacht te krijgen voor het belang van groene datacentra doet Hivos onderzoek naar het aanbod van duurzame energieproducten op de Nederlandse zakelijke markt. Daarnaast organiseert Hivos bijeenkomsten en is continu in gesprek met bedrijven, organisaties en de overheid over de mogelijkheden voor een duurzame energievoorziening van de sector. Uit onderzoek (door Hivos) naar het type stroom dat ingekocht wordt door de 23 grootste datacentra van Nederland, blijkt dat er een wereld te winnen is op het gebied van duurzame energievoorziening.
baar, om het handhaven van deze wet voor gemeenten te faciliteren. Tot slot kan bij het toekennen van een locatie voor een datacentrum rekening gehouden worden met het hergebruik van restwarmte en/of het gebruik van surplus energie van andere activiteiten in de nabije omgeving. Meer weten? Aarzel dan niet om contact op te nemen met onze specialiste Marieke Kragten:
[email protected] of 070 376 55 00 Zie ook: www.hivos.nl/Campagnes/Energie/100-Groene-ICT www.duurzaambedrijfsleven.nl/partners/hivos Over Hivos Ontwikkelingsorganisatie Hivos gaat voor 100% duurzame energie wereldwijd. Duurzame energie biedt de enige uitweg uit de huidige klimaatcrisis, waar juist de mensen in ontwikkelingslanden het hardst door worden getroffen. Hivos ziet duurzame energie ook als dé motor voor ontwikkeling voor gezinnen en ondernemers die nu nog geen elektriciteit hebben. In ontwikkelingslanden bouwt Hivos samen met lokale organisaties aan toegang tot duurzame energie. www.hivos.nl/energie
Hoe kunnen gemeenten de groeiende CO2-uitstoot van datacentra beperken? Bij de inkoop van haar eigen data-opslagdiensten of haar eigen interne datacentrum kan een gemeente een duurzame keuze maken (duurzaam inkoop beleid). Daarnaast biedt de wet milieubeheer de mogelijkheid om datacentra aan te spreken op hun verantwoordelijkheid om investeringen te doen op het gebied van energie-efficiency, die in een periode van vijf jaar terugverdiend kunnen worden. In juli 2015 komt hiervoor een maatregelenlijst beschikZo kan een datacentrum duurzaam zijn. Bron: www.geyser-project.eu
49
4 Klimaatadaptie Nieuw aandachtspunt Klimaatverbond
De regering zal naar verwachting in 2016 een nationale adaptatiestrategie vaststellen. Hierin is voor gemeentes, provincies en waterschappen een belangrijke rol weggelegd. De afgelopen jaren zijn al in een klein aantal gemeentes, waterschappen en provincies initiatieven gestart op het gebied van klimaatadaptatie. Ook vanuit de wetenschap, m.n. in het kader van het programma ‘Kennis voor klimaat’ is klimaatadaptatie onderwerp voor een groeiend aantal onderzoeken. Verschillende adviesbureaus hebben zich inmiddels ook op dit onderwerp gespecialiseerd. Het terugdringen van broeikasgassen is niet langer voldoende om het klimaatprobleem te beperken. De gevolgen van klimaatverandering zijn al waarneembaar en deze zullen, ondanks de noodzakelijke acties om de broeikasgassen terug te dringen, de komende decennia nog verder toenemen. Daarom is ook aanpassing aan de gevolgen van klimaatverandering, adaptatie, noodzakelijk voor gemeenten, provincies en waterschappen. Het Klimaatverbond gaat, voortbouwend op de goede relaties van de afgelopen 20 jaar, de komende jaren ook op adaptatiegebied ondersteuning geven aan gemeentes, provincies en waterschappen. Sinds het voorjaar van 2014 is het Klimaatverbond zich aan het oriënteren op de in Nederland en Europa bestaande kennis, initiatieven en beleidsontwikkelingen rondom klimaatadaptatie. Omdat klimaatverandering veel verschillende gezichten zal
hebben op de korte, middellange en lange termijn zal ook klimaatadaptatie veel verschillende acties met een breed spectrum van actoren vergen. Zo heeft het toenemende risico van hittegolven gevolgen voor bijvoorbeeld de ouderenzorg, maar ook voor de omzet van binnenstadondernemers, de stedelijke inrichting en overbelasting van het electriciteitsnet. Zware onweersbuien en overstromingen kunnen gevolgen hebben voor festivals maar ook voor de aanpassing van waterbergingssystemen in een gemeente.Voor onze leden is dit een uitdaging omdat op lokaal niveau de gevolgen van klimaatverandering zich moeilijk laten voorspellen. In de ontwikkeling van het klimaatadaptatie programma zal het Klimaatverbond vooral een risico preventie benadering voorstaan en daarbij aansluiting zoeken bij relevante initiatieven op dit gebied. Daarnaast streeft het Klimaatverbond naar een adaptatiemethode die voor alle gemeentes als uitgangspunt voor adaptatiebeleid kan dienen, zodat ervaringen en kennis efficiënt gedeeld kunnen worden. Omdat iedereen, vroeg of laat, met de gevolgen van klimaatverandering te maken zal krijgen staat het klimaatverbond een adaptatie aanpak voor die inclusief is, waarin zowel burgers, bedrijven als overheden een rol te vervullen hebben. Voor meer informatie: Madeleen Helmer
[email protected] 06-13.55.86.88
Groene daken houden langer vocht vast, wat helpt tegen overstroming en oververhitting
50
Klimaatbestendige steden Het klimaat verandert: het wordt warmer, natter én droger. Straten en kelders staan geregeld blank, omdat het water van hevige regenbuien niet snel genoeg kan worden afgevoerd. Lange perioden van droogte zorgen op andere moment juist voor een tekort aan water. Er komen meer warme dagen, dus vaker een hittegolf. Het effect van zo’n hittegolf is in de stad extra groot, omdat de stad de warmte vasthoudt. Deze problemen nemen naar verwachting alleen maar toe. Zowel door de klimaatverandering, als door het steeds dichter bebouwen van de steden en openbare ruimtes en tuinen die steeds vaker worden bestraat. Om ook in de toekomst prettig te kunnen wonen, werken en recreëren moeten we maatregelen nemen. We moeten toe naar klimaatbestendige steden.
Uit de praktijk
Waterschappen en gemeenten werken samen om de stad aan te passen aan het veranderende klimaat. Maatregelen waaraan je kan denken hoeven niet ingewikkeld te zijn. Zo kan het schone regenwater dat van daken afstroomt van het riool ‘afgekoppeld’ worden en naar een tuin geleid worden om daar in de grond zakken. Groene daken en polderdaken kunnen het regenwater een tijdje vasthouden voor het naar het riool stroomt om zo overbelasting van het riool tegen te gaan. Extra waterberging kan ervoor zorgen dat de straten en kelders niet vollopen bij een flinke regenbui. ‘Groen’ zorgt voor verkoeling in de stad op extreem hete dagen. Ook buiten de stad werk het waterschap aan het hebben en houden van ‘droge voeten’. Daarbij is rekening houden met een veranderend klimaat een heel belangrijk ingrediënt.
Darp Herinrichting Darp. Bron: Dorpsgemeenschap Darp Havelterberg Busselte
Duurzame en integrale herinrichting Darp In de Drentse gemeente Westerveld ligt het kleine dorpje Darp. Kenmerkend voor het dorp is dat het in een grondwaterbeschermingsgebied ligt, omgeven door natuurlijke hoogteverschillen en aan de rand van het waterwingebied. Deze kenmerkende omstandigheden hadden als gevolg dat het afvalwater in dit gebied automatisch richting het waterwingebied stroomde. De consequentie hiervan was dat bij een riooloverstroming zowel het afvalwater als het regenwater rechtstreeks en ongezuiverd het waterwingebied in stroomde. Om tot een oplossing van dit probleem te komen, is er intensief overleg gevoerd en een integrale samenwerking opgestart tussen de gemeente Westerveld, dorpsbelang Darp/Havelterberg/Busselte, provincie Drenthe, Waterleidingbedrijf Vitens, Woningcorporatie Actium en Waterschap Reest en Wieden. Deze sa-
menwerking heeft uiteindelijk geleid tot de oplossing van bovengenoemd knelpunt in het watersysteem. In het dorp is een robuust gescheiden rioolstelsel aangelegd met zowel een vuilwaterriool dat het afvalwater naar de zuivering loodst als een hemelwaterstelsel dat het regenwater naar een wadi (opvangsysteem waar regenwater wordt geborgen) afvoert. Bijzonder is dat deze wadi is aangelegd in het waterwingebied rondom Darp. Naast de praktische oplossing van het probleem is er ook gekeken naar een aantal omgevingsfactoren die konden worden meegenomen. Het resultaat loog er niet om: een complete herinrichting van het dorp. Naast het gescheiden rioolstelsel en de wadi zijn wegen in het dorp heringericht, woningen gerenoveerd, is er nieuw ‘groen’ aangeplant en op verzoek van de dorpsinwoners ook een dorpsplein aangelegd.
51
DEEL 4
Communicatie De belangrijkste motivator voor energietransitie en besparing is bewust zijn. Dit wordt bereikt door te meten, en te communiceren wat er gebeurt. Verschillende meetinstrumenten zijn beschikbaar voor gemeenten, hier komen de klimaatmonitor en de duurzaamheidsmeter aan bod, evenals campagnes en de CO2 prestatieladder. In deel 5 meer over social media.
1 Uitwisselen en campagne voeren Hoog van de toren blazen helpt!
Het Klimaatverbond maakt klimaatbeleid zichtbaar. De zichtbaarheid zit in het continue communiceren website, sociale media en het maandelijks uitsturen van een nieuwsbrief naar leden en geïnteresseerden over voorbeelden en verhalen van decentrale overheden met een koplopend klimaatbeleid. Klimaatverbond voert de afgelopen 22 jaar lobby namens decentrale overheden, biedt procesondersteuning om tot succesvolle samenwerking te komen én voert campagnes. Meestal zijn de campagnes wel bekend bij u, maar is niet bekend dat Klimaatverbond zowel het brein als de uitvoerende organisatie achter de campagne is. De meest bekende campagne is de jaarlijks terugkerende Warme Truiendag. De Warme Truiendag biedt iedereen een handelingsperspectief door op te roepen de thermostaat een graad lager te zetten en zo 7% energie te besparen. “Verwarm jezelf in plaats van de wereld” De Energy Battle faciliteert een strijd tussen wethouder, gemeenteambtenaren en raadsleden om zelf thuis binnen 7 weken een aanzienlijke hoeveelheid energie te besparen. “In een team van collega’s, zelf ervaren wat energie besparen is, motiveert als een speer!” De Zonatlas en de Solar Days zetten ook in op betrokkenheid, draagvlak en activeren van mensen. Dat er panelenweer voorspeld wordt en dat zelf zonne-energie opwekken op je dak meer oplevert dan een spaarrekening motiveert om te gaan nadenken. Sterker is nog, dat daar waar één buurman start met zonne-panelen ontstaat een buurman-buurman effect. Klimaatverbond maakt in alle campagnes gebruik van wetenschappelijke kennis (bv. over energie besparen) en inzichten uit de psychologie voor duurzame gedragsverandering. Projectleider Emke Mol van Klimaatverbond vat op haar persoonlijke blog de
52
belangrijkste inzichten samen. “Het is een inkopper, maar desalniettemin: als je iemand wilt veranderen of beïnvloeden, moet je weten waar de echte, intrinsieke trigger voor gedragsverandering zit. Verdiep je in de mensen die je wilt beïnvloeden en zorg dat je weet wat hun probleem is en waar ze zich zorgen over maken. Grofweg kun je mensen motiveren met 3 zaken: • Beloning (extrinsiek en gedrag stopt zodra beloning stopt) • Betrokkenheid (intrinsiek en langdurig) • Iedereen doet het (de behoefte om bij de groep te horen)” Meer weten: www.molcom.nl/2014/02/11/overtuigen-tot-duurzaam-gedrag-deel-ii
2 CO2-Prestatieladder helpt bij duurzaam aanbesteden Bedrijven beloond voor reduceren uitstoot
De CO2-Prestatieladder is een begrip geworden in Nederland. Het instrument wordt ingezet bij circa 4 miljard aan aanbestedingen per jaar, voornamelijk in de Grond- Weg- en Waterbouw (GWW). Het aantal gecertificeerde bedrijven is inmiddels ruim de 450 gepasseerd en ruim 40 opdrachtgevers gebruiken “de Ladder” reeds bij aanbestedingen. Uit onderzoek van het Economisch Instituut Bouw (EIB) bleek onlangs dat opdrachtgevers sinds de nieuwe aanbestedingswet het vaakst de CO2-Prestatieladder gebruiken als EMVI-criterium. Bij EMVI-criteria worden veelal inschrijvers geselecteerd op basis van een combinatie van prijs én kwaliteit. De CO2-Prestatieladder is een instrument dat bedrijven helpt bij het reduceren van hun CO2-uitstoot en kent 5 treden. Hoe hoger het bedrijf scoort op de ladder, hoe volwassener het bedrijf is in CO2-management. Zo is een bedrijf op niveau 3 bezig met het reduceren van de CO2-uitsoot van het eigen bedrijf, op niveau 4 ook met de CO2-uitstoot van zijn belangrijkste materialen en op niveau 5 maakt het werkt van het reduceren van de CO2- uitstoot van zijn leveranciers. Binnen de eigen bedrijfsvoering, in projecten én in de keten kan nog veel CO2-winst worden behaald in de vorm van energiebesparing, het efficiënt gebruik van materialen en duurzame energie. De bedrijven worden jaarlijks beoordeeld door een Certificerende Instelling die het Ladderniveau vaststelt.
opdrachtgevers en – daarmee samenhangend – een verdere groei van het aantal gecertificeerde bedrijven. Naast landelijke opdrachtgevers ProRail, Rijkswaterstaat en Alliander hebben diverse provincies, waterschappen en gemeenten de ladder al ingezet. Deze ambitie wordt ondersteund door de recente ondertekening van de Green Deal Duurzaam GWW (zie deel 1 H7). De CO2-ladder speelt hierin een belangrijke rol. Daarnaast is het streven dat de ladder in alle GWW-sectoren wordt ingezet, dus bijvoorbeeld ook in de ondergrondse infrastructuur. De netwerkbedrijven zijn hier al mee gestart. Maar ook buiten de infrastructuur liggen er kansen. De ladder is met name interessant in sectoren waarin sprake is van grote aanbestedingen en een breed scala aan mogelijkheden om CO2 te reduceren, die buiten het gezichtsveld van opdrachtgevers liggen. Goede voorbeelden hiervan zijn de ICT-sector en de afvalbranche. Ook het kabinet erkent dit en Mansveld heeft in haar eind 2013 verschenen Klimaatagenda de ambitie uitgesproken om bij meer van de overheidsinkopen de CO2-Prestatieladder in te gaan zetten. Neem contact met ons op voor meer informatie over de inzet van de CO2-Prestatieladder in uw gemeente: Stichting Klimaatvriendelijk Aanbesteden & Ondernemen (SKAO), +31 (0)30 711 6800 Zuilenstraat 7a, 3512 NA Utrecht
[email protected], www.skao.nl
Principe achter de ladder is dat, bedrijven worden gestimuleerd CO2 te reduceren doordat een hogere trede op de ladder een hogere fictieve korting (gunningvoordeel) oplevert in het aanbestedingsproces van opdrachtgevers. De ladder werkt. Gemiddeld hebben de deelnemende bedrijven een reductiedoelstelling van meer dan 2% per jaar. In recent onderzoek van de Vereniging van Beleggers voor Duurzame Ontwikkeling bleek de bouwsector, mede door de inzet van de ladder, het meeste vooruitgang te hebben geboekt in de verduurzaming van zijn productieketens. Dankzij de ladder is duurzaamheid een prioriteit geworden in de ‘traditionele’ bouwsector. Dagelijks bewijst de CO2Prestatieladder zijn waarde voor opdrachtgevers en opdrachtnemers in steeds meer sectoren. Ambities Een belangrijke ambitie van SKAO voor de komende twee jaar is de bredere inzet van de ladder door
Beeld: SKAO
53
3 Klimaatmonitor en duurzaamheidsmeter belicht Ambities en prestaties van even groot belang
“Mijn energierekening is meer gekelderd doordat ik naar de meter ben gaan kijken dan door de zonnepanelen”, zei een van de deelnemers aan de Solarblitz, een Zutphens burgerinitiatief ontstaan vanuit Transition Town Zuthen. Dit is een herkenbaar fenomeen. Als we niet meten, weten we ook niets en hebben we geen impuls ons gedrag te veranderen. Energiebesparing begint dus bij meten. Dit kan op apparaatniveau, op huishoudniveau, op bedrijfsniveau, op gemeente- en regioniveau en zelfs groter. Voor gemeenten is er een aantal meetinsturmenten beschikbaar. We lichten er hier twee toe: de lokale duurzaamheidsmeter en de klimaatmonitor. Het verschil is dat de klimaatmonitor daadwerkelijke uitstoot meet, zoals te zien is in onderstaand schema van de gemente Amersfoort, en de duurzaamheidsmeter gemeentelijke ambities weergeeft. Vanuit het Energieakkoord komt er een monitoringsinstrument bij. Die zal dieper inzoomen op de thematiek van Energie & Klimaat. In dit kader en op initiatief van de VNG Lokale zijn de krachten gebundeld met Duurzaamheidsmeter (FairBusiness), Klimaatverbond, Klimaatmonitor (RWS) en KING om met het bestaande instrumentarium gezamenlijk een monitor - misschien beter te duiden als dashboard - te ontwikkelen welke voor verschillende stakeholders zichtbaar maakt wat gemeenten bij(kunnen)dragen aan de realisatie van het energieakkoord. Het doel van monitoring is drieledig.
54
1 Op SER-niveau moet een goed beeld geleverd worden van de voortgang van lokale acties en de lokale resultaten en effecten; 2 Op lokaal en regionaal niveau willen partijen overzicht houden, van elkaar leren, geïnspireerd worden en (evidence based) inzicht krijgen in hun handelingsperspectief; 3 Er moet een goed beeld ontstaan van de (cor)relatie tussen enerzijds lokale acties en anderzijds lokale effecten: welk deel van het effect wordt verklaard door lokaal handelen en welke handelingen zijn dat dan? Welk deel wordt verklaard door omgevingsvariabelen en welke zijn dat dan? Klimaatmonitor De Klimaatmonitor is een handige website voor gemeenten en provincies die op basis van een uitgebreide databank aan gegevens inzicht biedt in de klimaat- en energieprestaties. U selecteert een gemeente, provincie of ander gebied en ziet in één oogopslag welke CO2- en andere broeikasgassen er uitgestoten worden, waar ze vandaan komen en in welke hoeveelheden. Ook zijn er verschillende overzichten beschikbaar van de hoeveelheid energie die gebruikt wordt en hoeveel hernieuwde energie opgewekt wordt. De hoeveelheden worden per branche geregistreerd. Alle beschikbare gegevens kunnen met een druk op de knop in verschillende gebiedsspecifieke rapportages zichtbaar gemaakt worden. U heeft zo snel inzicht in bijvoorbeeld het aantal aardgasauto’s dat in een gemeente rondrijdt of het aantal uitgereikte
energielabels, maar ook effecten als het gasgebruik van woningen per wijk en buurt en de via windenergie opgewekte elektriciteit. De gegevens worden beschikbaar gesteld door verschillende bronnen, zoals het CBS, Emissieregistratie, RVO en RWS, het Productie Installatie Register (PIR), regionale netbeheerders als Liander en Enexis en de Nederlandse Emissieautoriteit. Aanvullende lokale data kunnen eenvoudig aangeleverd worden.
• Inspelen op de veranderende rol van de overheid, van regiserend naar faciliterend en op sommige terreinen zelfs participerend. Dat betekent o.a. meer aandacht voor burgerkracht. Toppers campagne 2013/2014 Zo’n 100 gemeenten hebben voor 1 maart 2014 de vragenlijsten ingevuld. Hoewel de lat in 2013 weer flink omhoog is geschroefd, wisten de volgende gemeenten toch 80% of hoger te scoren:
www.klimaatmonitor.databank.nl Gert Nijsink, RWS.
[email protected]
Lokale Duurzaamheidsmeter De Lokale Duurzaamheidsmeter geeft inzicht in de ambities en initiatieven van gemeenten op het gebied van duurzame ontwikkeling. Ook is het instrument een handvat voor maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven om met gemeenten in gesprek te gaan over duurzame ontwikkeling. Het doel van de Duurzaamheidsmeter is drieledig: 1. Een bron van inspiratie voor de lokale politiek en betrokkenen. 2. Leren en kennisdelen: wie heeft welke stappen al gezet? 3. Uitdagen: wie loopt voorop en is in staat om de reputatie van koploper hoog te houden? Via de website www.duurzaamheidsmeter.nl kunnen de vragenlijsten eenvoudig worden ingevuld. Via dezelfde website zijn en blijven de resultaten voor iedereen toegankelijk. De Lokale Duurzaamheidsmeter bestaat uit drie vragenlijsten, geënt op de drie dimensies van duurzame ontwikkeling: People, Planet en Profit. Gemeenten kunnen de vragenlijsten online invullen, waarna de resultaten zichtbaar worden op deze website. Vragen gaan bijvoorbeeld over duurzaam inkopen: wordt aan leveranciers gevraagd naar hun plaats op de CO2 prestatieladder? En telt de Total Cost of Ownership mee bij aanbestedingen of telt alleen de laagste prijs? Per antwoord is te zien welke gemeenten er wel mee werken en welke niet. Ook zijn totaalscores zichtbaar, met Nijmegen aan kop op nummer 1.
Toppers 2013/2014 Gemeente
Score (%)
1
Nijmegen
97
2
Breda
94
3
Leeuwarden
93
4
Arnhem
89
5
Tytsjerksteradiel
89
6
Tilburg
88
7
‘s-Hertogenbosch
88
8
Eindhoven
88
9
Haarlem
88
10
Boxtel
87
11
Deventer
82
12
Helmond
82
13
Oss
80
14
Bronckhorst
80
Veel koplopers zijn geen onbekenden voor de Duurzaamheidsmeter, gemeenten als Nijmegen, Breda, Leeuwarden en ook Tilburg en Boxtel weten een koplopersrol goed vast te houden. Opvallend is dat de kleinere gemeente Tytsjerksteradiel (32.000 inwoners), net als in de versie van 2009/12, heel hoog scoort. Contactpersoon: Martha Klein 06-53 52 36 46
[email protected] www.duurzaamheidsmeter.nl
Gemeenten hebben de afgelopen jaren flink vooruitgang geboekt. De lat kon in deze nieuwe versie van de Lokale Duurzaamheidsmeter weer omhoog. Belangrijke uitgangspunten die een ad hoc klankbordgroep van experts hierbij aanreikten waren: • Aansluiting zoeken bij de ISO 26000 richtlijn, wat o.a. betekende: meer nadruk op ‘accountability’, de rol van stakeholders en kansen voor nieuwe partnerschappen; • Scherper onderscheid tussen de voorbeeldrol van gemeenten als organisatie en het aansturen voor duurzame ontwikkelingen in de gemeenschap;
55
DEEL55 DEEL
Netwerk en kennis delen De energietransitie is een zaak van iedereen. Gezien de urgentie van de klimaatproblematiek hebben we geen tijd om het wiel opnieuw uit te vinden. Maak gebruik van elkaars kennis en ervaring. Deel deze en stap in de bestaande netwerken. Zoals Wubbo Ockels schreef in zijn afscheidsrede: de mensheid is onscheidbaar. Werk samen.
1 Overzicht organisaties Maak gebruik van het bestaande netwerk
Linken met wie? Regionaal •
Met uw provincie en uw regio;
•
Met de Unie van Waterschappen en het waterschap in uw regio;
•
Met vertegenwoordiging van decentrale overheden in SER Energieakkoord (voorzitter Klimaatverbond) – VNG Ondersteuningsprogramma voor gemeenten, VNG (Lian Merkx, via
[email protected]);
•
Met uw provinciale Natuur- en Milieufederatie;
•
Met uw eigen lokale energiecoöperaties en duurzame bedrijven.
Landelijk •
DuurzaamDoor, een programma van AgentschapNL, contactpersoon programma Irma Straathof,
[email protected]
•
RVO (voorheen AgentschapNL), contactpersoon: Martien Das,
[email protected]
•
RWS, Klimaatmonitor: contactpersoon: Gert Nijsink,
[email protected]
•
Lokale Klimaatagenda Ministerie IenM / Rijkswaterstaat Leefomgeving (
[email protected] tav Ralf Brieskoorn) en de nieuwe, nog te benoemen Klimaatambassadeurs;
•
Platform 31
•
GDO, Gemeenten voor Duurzame Ontwikkeling, contactpersoon: Jean Eigeman, via
[email protected]
•
Urgenda, Samen Sneller Duurzaam, contactpersoon: directeur Marjan Minnesma, via
[email protected]
•
Nudge, Duurzaam Consumentenplatform, contactpersoon: directeur Jan van Betten via
[email protected]
•
ODE, Organisatie voor Duurzame Energie, contactpersoon IJmert Muilwijk, voorzitter@duurzameenergie. org
•
E-decentraal, federatie van en voor lokale en decentrale duurzame energie-initiatieven, contactpersoon: secretaris Ruud de Bruijne,
[email protected]
•
HIERopgewekt, dé website voor lokale duurzame energie-initiatieven, contactpersoon: projectleider Marieke Wagener via
[email protected]
56
•
De groene stad (brancheorganisatie ism VNG), contact via:
[email protected]
•
TEEB The economics of ecosystems and biodiversity, contact via:
[email protected]
•
Voor ambtenaren: meld u aan bij Viadesk Lokaal Klimaatbeleid.
2 Scholingsmogelijkheden Selectie scholingsmogelijkheden voor bestuurders
• Masterclass Kansrijke Aanpakken: Versterking van de regie rol van gemeenten bij opzet en uitvoering (faciliteren van) energiebeleid Klimaatverbond en Meer Met Minder
Ruud van Vliet Ruud.
[email protected]
• Masterclass Framing De workshop bestaat uit drie delen. Allereerst een korte inleiding tot framing. Vervolgens wordt aan de hand van beeldmateriaal een aantal patronen in het spel van framing en reframing opgespoord. Tenslotte wordt met behulp van twee acteurs, die gespecialiseerd zijn in politiek-bestuurlijke role playing, een aantal karakteristieke framing-valkuilen geanalyseerd – en gaan we op zoek naar strategieën om die valkuilen te voorkomen. www.platform31.nl/agenda/masterclass-framing Platform31
Wendy van Schie
[email protected]
• Bijeenkomst Forum Stedelijke Regio’s 19 maart 2014 vinden de gemeenteraadsverkiezingen plaats. Regionale samenwerking is in de meeste verkiezingsprogramma’s geen thema. Het wordt door veel raadsleden en bestuurders ervaren als een noodzakelijk kwaad. Als een hulpconstructie die afbreuk doet aan de democratische legitimiteit van het gemeentebestuur. Platform31 w.platform31.nl/agenda/bijeenkomst-fo-
Marjolein Stamsnijder
[email protected]
rum-stedelijke-regios-leiden • Masterclass wethouderschap Processen verlopen niet altijd zoals u zou willen. Beleid ontwikkelen is complex, vraagt veel tijd en vele stakeholders willen invloed op de uitkomst. Soms wringt het tussen u en een ambtenaar, of lukt het niet om het college mee te krijgen. Ook kunt u worden geconfronteerd met weerstand in gemeenteraad. Kortom, er kan veel misgaan. U kunt er zelf veel aan doen om processen soepeler te laten verlopen. www.vngacademie.nl/producten/college-bw/masterclass-wethouderschap.aspx VNGacademie
[email protected]
57
3 Social media Makkelijk gelinkt met #klimaatbeleid
Klimaatverbond en Klimaatzuster bevelen aan om ook sociale media te betrekken in uw werk. LinkedIn Er bestaat een LinkedIn groep voor Klimaatwethouders: www.linkedin.com/groups/Klimaatwethouders-3159314/about Hier worden ervaringen uitgewisseld en tips gegeven. De beheerder van deze LinkedIn groep is Anna Schoemakers, directeur Klimaatverbond:
[email protected] Twitter Klimaatverbond kijkt bijna dagelijks op Twitter wat de klimaatwethouders, gedeputeerden en partnerorganisaties twitteren. We zoeken naar het belangrijkste nieuws via Twitterlijsten. Op deze manier delen we snel het belangrijkste nieuws uit het netwerk. Onze maandelijkse nieuwsbrief wordt steeds vaker gevuld met nieuws dat ons via Twitter bereikt. Zeker weten dat we belangrijk nieuws uit uw gemeente of regio niet missen? Gebruik in uw tweet #klimaatbeleid: op deze manier lezen al uw collega’s mee. De meeste projecten van het Klimaatverbond hebben een eigen twitteraccount. Zoals @warmetruiendag, @zonatlas, @solardaysNL. Ook de meeste medewerkers hebben hun eigen account. U vindt de namen van deze accounts in de lijsten van het Twitteraccount van Klimaatverbond. Wij bevelen u aan een selectie van de volgende personen en organisaties via twitter te volgen: @eDecentraal @Klimaatverbond @DuurzaamDoor @Klimaatbeleid @PlatformDH @HIERopgewekt @GroeneZaak @Zonatlas @hetgroenebrein @Zonnekaart @energieoverheid @Klimaatagenda @Energie_plus @Klimaatveranda @MVO_NL @Ewaldeng @MeerMetMinder @Leefomgeving @EnergyCities Zoek regelmatig op de hashtags #energietransitie en #klimaatbeleid en #duurzaamheid en volg natuurlijk alle collega wethouders op twitter!
58
Zie hieronder tips voor te volgen organisaties van Anne-Marie Pronk, zelfstandig adviseur klimaatbeleid en al enkele jaren op regelmatige basis werkzaam voor het Klimaatverbond. Ze is te vinden op haar website: www.klimaatzuster.nl en natuurlijk op twitter: @klimaatzuster
Klimaat in onderwijs en wetenschap • Groen Gelinkt • NME podium • Groene Generatie • Het Groene Brein • Duurzaam MBO • Duurzame PABO • Kennis voor Klimaat Favoriete blogs • Skeptical Science • Bart Verheggen • Het Kan Wel • Strawberry Earth • Jan Paul van Soest | Gemeynt • Martijn Jeroen van der Linden • Story of Stuff • Polder PV van eter Segaar: álles over zonne-energie in Nederland • Henri Bontenbal • Thijs de la Court • Paul Luttikhuis NRC • Vincent Dekker (Vincent wil zon, Trouw) • Lowtechmagazine Inspirerende TV programma’s • Power to the people VPRO Tegenlicht • VPRO Klimaatjagers E-books • Signalenrapport Energieke Samenleving Planbureau voor de leefomgeving (2011) • Mijn hemel wat gebeurt er op aarde Jan Juffermans (2012) • Publicatie KNAW Klimaatverandering wetenschap en debat (2011)
59
60
61
Gemeente Nibbixweer wenst nieuwe wethouders veel succes!
Volg ons! Wij zijn te vinden op: @nibbixweer www.nibbixweer.nl
Wethouder Roy Roessink: “Ik wens al mijn nieuwe collega-wethouders veel energie toe in een gezond politiek klimaat. Met commitment ontstaan mogelijkheden en vanuit perspectief komt resultaat. Succes uit Nibbixweer!!”
Gemeente Nibbixweer / verantwoord investeren in een duurzame toekomst.
62
Toekomstateliers voor een energieke samenleving Het bruist in Nederland op lokaal niveau en in allerlei bedrijven. In deze ‘energieke samenleving’ komen veelbelovende oplossingen in beeld. Maar hoe verhoudt uw gemeente zich tot de veelheid aan nieuwe initiatieven? Toekomstateliers zoals Oikos die ‘op maat’ ontwikkelt, bieden een aanknopingspunt voor een (her)nieuw(d)e samenwerking tussen gemeenten, burgerinitiatieven, bedrijven en organisaties om een duurzame samenleving in hun lokale gemeenschappen te laten opbloeien. Energiek samenwerken, hoe doe je dat? Voor alle gemeenten -of zij nu Millenniumgemeente, Fair Trade gemeente of gemeente voor Duurzame Ontwikkeling zijn, lid van het Klimaatverbond of niets van dit alles - zijn de vele initiatieven in de ‘energieke samenleving’ een belangrijk aangrijpingspunt voor samenwerking. Dat vraagt om een overheid die initiatieven van burgers, organisaties en bedrijven kent, deze ruimte en vertrouwen geeft om zich te ontwikkelen en deze waar nodig steunt, zonder het initiatief naar zich toe te trekken. Dat is van beide kanten zoeken én werken. Dat kunt je het beste gezamenlijk doen. Precies dat gebeurt in de Toekomstateliers. Toekomstateliers Een Toekomstatelier brengt mensen van bedrijven, burgerinitiatieven, maatschappelijke organisaties, kerken, overheden – met verschillende rollen als consument, ondernemer, werknemer, politicus, bestuurder e.d. –samen. In een creatief proces-op-maat schetsen zij aan de hand van ‘duurzame’ successen en verbeterpunten een gezamenlijke toekomstvisie en concrete suggesties om die stapsgewijs te realiseren. In samenwerking met VNG-internationaal heeft Oikos rond de Lokale Duurzaamheidsmeter diverse toekomstateliers georganiseerd in Utrecht, Wageningen en Culemborg. Inmiddels heeft de Lokale Duurzaamheidsmeter ook een prominente plek in het Energieakkoord
Ook interesse een toekomstatelier in uw gemeente? Neem contact met ons op: www.stichtingoikos.nl/toekomstateliers
63
Reader als handreiking voor succesvol klimaat- en energiebeleid Deze reader is gemaakt door het Klimaatverbond voor de wethouders duurzaamheid voor de collegeperiode 2014-2018. Dit is de derde versie, voor de provincie Drenthe. Updates voor andere provincies en meer informatie is te vinden op www.masterclassenergietransitie.nl Het Klimaatverbond is een vereniging ‘van, voor en door’ decentrale overheden. Het Klimaatverbond initieert, stimuleert en faciliteert actief beleid van decentrale overheden om de duurzame samenleving te realiseren. Samen met decentrale overheden en hun gemeenschappen werkt het Klimaatverbond gericht aan het voorkomen van (mitigatie) en aanpassen aan (adaptatie) klimaatverandering; ook vanuit een internationale context. Decentrale overheden vervullen hierbij een cruciale rol en de energieke samenleving speelt daarbij in toenemende mate een belangrijke rol. Om de doelstellingen te realiseren sluit het Klimaatverbond actief aan bij de benadering van de Nationale Klimaatagenda met de pijlers ‘Energieke samenleving’, ‘Mitigatie’ en ‘Adaptatie’. Het Klimaatverbond zet in op de wederkerige verbinding tussen (inter-)nationaal beleid en de lokale praktijk. De samenstelling van het bestuur van het Klimaatverbond is een zichtbare uiting van verbinding van netwerken. Klimaatverbond is namens haar leden verbonden met Energy Cities en Climate Alliance. Uw gemeente, waterschap en provincie kan ook lid worden van Klimaatverbond. Neemt u contact op met Klimaatverbond via ofwel
[email protected] ofwel
[email protected] Colofon • Redactie: Tjitske Ypma • Fotografie: Peter de Koning (PDK Foto), Tjitske Ypma, en eigen foto’s partners • Vormgeving en opmaak: Z in beeld - grafisch ontwerp, digitalisering: eva communiceert • Druk: Print Copy Service - Zutphen • Aan deze reader schreven mee: Yannick Wassmer (Provincie Drenthe), Martijn Siemes, Sjaak de Ligt (Klimaatverbond), Anna Schoemakers (Klimaatverbond), Irma Straathof (RVO), Mirjam de Rijk, Rafael Lazaroms (UvW), Brian Heikamp (SKAO), Irene Karssiens-Tom (Oikos), Henk Diepenmaat, Thijs de la Court (Klimaatverbond) en Tjitske Ypma (Klimaatverbond).
De masterclasses vonden plaats dankzij:
Klimaatverbond werkt voor de Energietransitie verder samen met:
64
65