Formulier ten behoeve van het indienen van schriftelijke vragen als bedoeld in artikel 37 van het Reglement van Orde Verenigde Vergadering Delfland
Chemische waterkwaliteit in Delfland moet beter! De AWP Delfland, Partij voor de Dieren en WaterNatuurlijk steunen al jaren het College om het programma Schoon Water slagvaardiger te maken. Vooral de chemische waterkwaliteit schiet nog behoorlijk tekort, blijkt uit de Waterkwaliteitsrapportage 2012, en dat trekken wij ons aan. AWP, PvdD en WaterNatuurlijk hebben de volgende vragen:
Vragen De stikstof- en fosfaatconcentraties zijn in de jaren ’90 flink gedaald, maar die daling heeft zich na het jaar 2000 niet doorgezet. Als oorzaak wordt o.a. de bufferende werking van de waterbodem aangegeven. Het college wil de waterkwaliteit verbeteren door extra te baggeren. Stikstof ontwijkt aan de lucht en fosfaat slaat neer in slecht oplosbare verbindingen, die niet meer gemakkelijk opnieuw in oplossing gaan. Volgens ons is de bufferende werking van bagger voor N en P beperkt. 1. Zijn er metingen gedaan naar N en P in de bagger van waterbodems? Zo ja, wat zijn daarvan de uitkomsten? Zo nee, waarom niet? Ja, er zijn metingen gedaan in het kader van het project BAGGERNUT, waaraan Delfland heeft deelgenomen in het kader van het KRW-onderzoeksprogramma. De projectresultaten laten zien dat stikstof (N) en fosfaat (P) dat is vastgelegd in de waterbodems van Delfland kunnen vrijkomen in de waterkolom, waarbij vooral de P-nalevering relatief hoog is. De gemeten P-nalevering in de haarvaten van het Westland is de hoogst gemeten P-nalevering in BAGGERNUT (project besloeg heel Nederland). Met een in BAGGERNUT ontwikkelde methodiek zijn de afgelopen jaren binnen Delfland aanvullende metingen verricht om nalevering te kwantificeren, onder meer als input voor de watersysteemanalyses voor de KRW. 2. Is er recent STOWA-onderzoek naar de uitwisseling van N en P in de waterfase, of relevante ervaringen met kwaliteitsbaggeren bij andere waterschappen? Kunt u de conclusies hier met ons delen? Ja, het project BAGGERNUT is een STOWA-onderzoek. Het eindrapport van het project is te vinden op de website van STOWA (http://www.stowa.nl/thema_s/thema/watermozaiek). Voor de hoofdconclusies, zie vraag 1. Zowel bij andere waterschappen als bij Delfland is er kennis over het effect van -kwaliteits- baggeren op de waterkwaliteit. Kwaliteitsbaggeren in lijnvormige wateren (sloten en kanalen) heeft 1 á 2 groeiseizoenen een positief effect op de waterkwaliteit, als bronnen van meststoffen nog niet of onvoldoende zijn gesaneerd (het effect vervalt daarna door de belasting met meststoffen vanuit de bronnen). Ervaringen in plassen laten zien dat baggeren onder de juiste omstandigheden een duurzaam effect kan hebben op de waterkwaliteit. Wij informeren u hier nader over in het voorstel aan de hand waarvan de VV kan besluiten over kwaliteitsbaggeren. Er wordt ingezet op een duurzaam effect. Op de korte termijn verbetert vaak de waterkwaliteit na baggeren, en ook het doorzicht wordt beter. Maar vaak duren die effecten maar 1-2 jaar. Extra baggeren kost ook extra geld. 3. Op welke informatie baseert het College de veronderstelling dat de bufferende werking van bagger zo groot is, dat extra kwaliteitsbaggeren een kosten-effectieve extra uitgave is?
1
Het college baseert dit op de resultaten van het project BAGGERNUT. De resultaten laten zien dat kwaliteitsbaggeren op bepaalde locaties effectief kan zijn om nutriëntennalevering vanuit de waterbodem te reduceren. Kwaliteitsbaggeren is echter alleen effectief op locaties waar de nutriëntenbelasting verder relatief laag is (bronnen grotendeels gesaneerd) en waar de onderliggende waterbodem zeer beperkt nutriënten kan naleveren. Het effect zou anders maar kort zichtbaar zijn (1 á 2 jaar). In het voorstel over kwaliteitsbaggeren wordt beschreven of en waar extra kwaliteitsbaggeren (naast de reguliere baggercyclus) binnen Delfland effectief kan zijn en welke risico’s en kosten hieraan verbonden zijn. Op basis hiervan kan de VV besluiten al dan niet tot baggeren over te gaan. Het betreffende voorstel wordt in de tweede helft van 2014 aan de VV ter besluitvorming aangeboden. 4. Omdat Delfland het hele gebied baggert in een cyclus van 8 jaar, kan betrekkelijk eenvoudig in korte tijd een pseudo-tijdreeks van metingen worden verzameld. Is dit misschien al gebeurd, en bleek daaruit dat extra baggeren ook kosten-effectief is? Zo nee, heeft het College dan de ambitie om de effecten van baggeren op P en N concentraties in de waterkolom te onderzoeken in 2014? Delfland verricht in de baggercyclus metingen aan de waterbodem. De metingen zijn gericht op het bepalen van de kwaliteitsklasse van het te verwijderen slib, om de bestemming te bepalen (op de kant, hergebruik, depot). Nutriënten zijn geen parameter bij het bepalen van de kwaliteitsklasse en worden dan ook niet routinematig gemeten. In het voorstel over kwaliteitsbaggeren wordt aandacht besteed aan monitoring van de effecten van baggeren op N- en P-concentraties in de waterkolom. Het aantal normoverschrijdende bestrijdingsmiddelen gevonden in 2012 is vrijwel gelijk gebleven ten opzichte van 2011: van 30 naar 28 verschillende bestrijdingsmiddelen. Wij vinden dat nauwelijks een verbetering. Volgens de Waterkwaliteitsrapportage 2012 is de glastuinbouw de belangrijkste bron van de bestrijdingsmiddelen. Het College heeft meermalen aangegeven in overleg met alle betrokkenen het aantal normoverschrijdende bestrijdingsmiddelen in het oppervlaktewater terug te willen dringen. 5. Welke concrete afspraken zijn er inmiddels gemaakt, en met welke partijen, of wanneer worden die afspraken naar verwachting gemaakt? Wat gebeurt er als de meetresultaten en normoverschrijdingen in de komende jaren toch weer tegenvallen? Delfland is initiatiefnemer van het "Afsprakenkader regionale samenwerking op weg naar een emissieloze kas 2027" dat naar verwachting eind februari 2014 zal worden ondertekend door de gemeenten Westland, Pijnacker-Nootdorp, Midden-Delfland, Lansingerland en Zuidplas, LTONoord Glaskracht en de hoogheemraadschappen van Delfland en Schieland en de Krimpenerwaard. Als uitwerking van dit afsprakenkader worden er in 2014 concrete afspraken gemaakt om in 2027 een (nagenoeg) nulemissie te realiseren vanuit de glastuinbouw naar het oppervlaktewater. Een cruciale pijler bij de uitwerking van dit afsprakenkader is de voortgangsmonitoring. Een belangrijk punt hierbij is hoe wordt geacteerd bij tegenvallende meetresultaten. Hiermee wordt de succesvolle werkwijze van het project Juist (nu) aansluiten voortgezet. Succesfactoren daarbij waren de gezamenlijke aanpak, met een positieve houding zaken aanpakken, afspraken SMART maken (wat willen we wanneer bereikt hebben) en deze monitoren. Deze succesfactoren worden ook toegepast in het "Afsprakenkader regionale samenwerking op weg naar een emissieloze kas 2027". 6. Hoe wordt in Delfland het terugdringen van de verspreiding van bestrijdingsmiddelen naar het oppervlaktewater vormgegeven in het gezamenlijke Deltaplan Agrarisch Waterbeheer van de LTO en de Waterschappen? Het DAW krijgt (voor de glastuinbouw) in Delfland vorm door het opstellen, uitwerken en imple-
2
menteren van het bovengenoemde "Afsprakenkader regionale samenwerking op weg naar een emissieloze kas 2027". Voor nutriënten en het graslandgebied is het DAW uitgewerkt in een “Bestuursovereenkomst nutriënten in Veenweiden Rijn-West”. Hierin zijn afspraken gemaakt met de LTO om de waterkwaliteit in veenweidegebieden te verbeteren. LTO Noord afdeling Delflands Groen en Delfland werken het akkoord in 2014 gebiedsgericht uit in een concreet uitvoeringsprogramma. Handhaving op naleving: Het afgelopen jaar is zowel binnen de gemeente Westland als in de gemeente Den Haag de naleving van de milieuregels door bedrijven slecht geweest: in sommige categorieën hield 70% zich niet aan de regels (bericht in AD). In het jaarverslag van de gemeente Westland werd het tekort aan (gezamenlijke) milieuhandhaving geweten aan Delfland, dat de nadruk legde op het project: ‘Aansluiten Juist Nu’1. 7. Welke stappen onderneemt HH Delfland in 2014 om in samenwerking met de verschillende gemeenten nu tot een betere naleving van de milieuregels te komen? De tekst in het milieujaarverslag van de gemeente Westland geeft een onjuiste weergaven van zaken. Het genoemde nalevingspercentage is afhankelijk van de gecontroleerde bedrijven en wet- en regelgeving. Door risicogestuurd toezicht is het geconstateerde naleefgedrag niet representatief voor de doelgroep. Het gaat hier om Wabo-gerelateerd toezicht, dat niets zegt over naleving van watergerelateerde wetgeving. Overigens is iedere instantie zelf primair verantwoordelijk voor het toezicht. Waar mogelijk wordt gebruik gemaakt van elkaars ogen en oren in het veld. In het kader van juist (nu) aansluiten zijn in korte tijd alle (glastuinbouw)bedrijven gecontroleerd. Hier heeft intensieve samenwerking plaatsgevonden met de rioleringsafdeling van de gemeente Westland. Deze gegevens zijn niet opgenomen in bovenstaande rapportage. Naast het beëindigen van de lozing op oppervlaktewater ging het in het project om het realiseren van een juiste aansluiting op de gemeente riolering. De afdeling milieutoezicht van de gemeente zag hierin voor zichzelf geen rol. De daadwerkelijke handhaving op het juist gebruik is door de rioleringsafdeling zelf opgepakt. Bij constateren van watergerelateerde (milieu)overtredingen waar de gemeente bevoegd gezag is zijn de bevindingen als signaaltoezicht doorgegeven/overgedragen. Samengevat heeft er meer toezicht plaatsgevonden dan in voorgaande jaren Verder werkt Delfland met verschillende gemeenten in samenwerkingsprojecten waarbij altijd de verbetering van de naleving en het opsporen van ongewenste situaties voorop staat. In het kader van het terugdringen van onjuist gebruik van bestrijdingsmiddelen is de samenwerking met de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit geïntensiveerd. Naast afstemming met gemeenten, vindt ook regelmatig afstemming plaats met LTO-Glaskracht 1
Zie pag 11, Milieu Jaarrapportage Westland:
“2.12.1. Hoogheemraadschap van Delfland Met het Hoogheemraadschap van Delfland zijn in 2004 afspraken gemaakt over het voor elkaar uitvoeren van signaal toezicht bi j glastuinbouwbedrijven. In 2011 zijn ruim 300 integrale milieucontroles uitgevoerd. Bi j de helft heeft Westland signaal toezicht uitgevoerd op de lozingen voor het Hoogheemraadschap. Bij de andere helft heeft het Hoogheemraadschap controles uitgevoerd waarbij signaal toezicht voor de gemeente is uitgevoerd. De schaalgrootte van dit project is uniek in Neder land. Nergens worden zo veel controles integraal uitgevoerd. In 2011 heeft Delfland in de loop van het jaar zijn inzet verlegd naar het aansluiten van tuinbouwbedrijven op het riool . Hierdoor zijn er veel controles vervallen. Dit project " juist nu aansluiten" loopt door in 2012. Hierdoor is in de planning van 2012 aanzienlijk minder integraal toezicht geraamd dan in voorgaande jaren. Uiteindelijk is in 2012 alleen door Westland invulling gegeven aan integraal toezicht bi j zo’n 125 locaties. Delfland heeft zich voornamelijk gericht op het aansluiten van tuinbouwbedrijven op de riolering. Dat had prioriteit vanwege de kwaliteit van het oppervlaktewater. Ook in 2013 zal rekening worden gehouden met een beperktere invulling van het signaal toezicht door het Hoogheemraadschap. Er worden enkele gerichte toezichtprojecten uitgevoerd en door de ODH zullen voor Westland circa 300 glastuinbouwcontroles worden uitgevoerd.”
3
over het terugdringen van emissies, verbeteren van naleefgedrag en gebieds-/teeltgerichte aandachtspunten. 8. Nu het project ‘Aansluiten Juist Nu’ is afgesloten, hoeveel menskracht (fte) is in 2014 beschikbaar voor handhaving op bestrijdingsmiddelen? Delfland houdt integraal toezicht op alle aspecten waarvoor Delfland bevoegd gezag is. Het toezicht op bestrijdingsmiddelen is daar een onderdeel van. Voor gericht toezicht op de glastuinbouwsector is circa 5,5 fte beschikbaar. Voor opsporing wordt indien nodig capaciteit vrijgemaakt. Hierbij wordt altijd een afweging gemaakt ten opzichte van de andere kernactiviteiten. 9. Hoe is de controle door HH Delfland georganiseerd? Welke stappen worden in 2014 gezet om naleving van regels te verscherpen en het lozen/verspreiden van gevaarlijke stoffen te verminderen. Waar focus in de afgelopen jaren was gericht op het aansluiten van glastuinbouwbedrijven op de riolering, zal de inzet in 2014 meer gericht zijn op het aangesloten houden en het opsporen van overtredingen. Dit betekent een andere mix/verhouding van activiteiten. Belangrijke elementen daarin zijn: Gebiedssurveillance; Intensieve aanpak “top 10 bedrijven/activiteiten”; Gebiedsgerichte monitoring en handhaving; Analyse van registratieverplichtingen; Risicogestuurde bedrijfscontroles (o.b.v. analyse registratieverplichtingen, gewasgroep, ziektedruk en seizoen); Regulier toezicht. Imidacloprid vertoonde de meeste norm-overschrijdingen in 2012: op 28 van de 36 meetlocaties. Inmiddels is breed bekend dat Imidacloprid een desastreus effect heeft op macrofauna2 en daarmee op de ecologische waterkwaliteit c.q. een slechtere KRW-score. 10. Is het college samen met ons van mening dat het terugdringen van Imidacloprid en verwante bestrijdingsmiddelen topprioriteit moet zijn voor Delfland als waterkwaliteitsbeheerder? Ja, het terugdringen van de emissies naar het oppervlaktewater van bestrijdingsmiddelen en nutriënten is een speerpunt in het Delflandse waterkwaliteitsbeleid. Delfland richt zich daarbij op het terugdringen van alle typen bestrijdingsmiddelen. 11. Welke ambitie heeft het College met betrekking tot handhaving voor het terugdringen van Imidacloprid in het oppervlaktewater? Welke extra inspanningen zijn mogelijk, als de vv hiervoor middelen beschikbaar wil stellen? Delfland zet toezicht en handhaving in voor het terugdringen van emissies van alle bestrijdingsmiddelen op het oppervlaktewater. Specifiek inzetten op één middel is daarbij niet effectief. De onder 9 beschreven aanpak kent een duidelijke accentverschuiving ten opzichte van eerdere jaren, om de effectiviteit van de inzet te maximaliseren. Voor 2014 is vooralsnog geen aanvullende inzet voorzien, omdat de meerwaarde van de inzet van extra middelen niet duidelijk is. Wanneer is aangetoond dat de inzet van extra middelen de effectiviteit significant verhoogt, zullen we de inzet van extra middelen voorstellen aan de VV. Overigens wordt de discussie over de toelating van het gebruik van bestrijdingsmiddelen gevoerd op landelijk niveau. Delfland draagt bij aan deze discussie door het actief verspreiden en 2
http://pers.uu.nl/superinsecticide-imidacloprid-heeft-dramatische-gevolgen-voor-insectenrijkdomin-en-om-het-water/
4
agenderen van de jaarlijkse waterkwaliteitsrapportages. Ook heeft Delfland de bestrijdingsmiddelenproblematiek geagendeerd in het RBO Rijn-West, waarin ook het rijk is vertegenwoordigd. De recente landelijke beleidsontwikkelingen op het gebied van bestrijdingsmiddelen in het oppervlaktewater zijn hierdoor mede beïnvloed. Dat geldt voor bestrijdingsmiddelen in het algemeen, maar ook voor imidacloprid in het bijzonder. Delfland zal blijven inzetten op beleidsbeïnvloeding zo lang de waterkwaliteitsresultaten daar aanleiding toe geven en beleidsbeïnvloeding effectief kan zijn. 12. Is het College in overleg met LTO Glaskracht over Imidacloprid? Op welke wijze kunnen LTO en Delfland elkaar versterken bij het terugdringen van Imidacloprid in het oppervlaktewater in 2014? Het college is in overleg met (onder andere) LTO Glaskracht over het terugdringen van emissies van bestrijdingsmiddelen en nutriënten naar het oppervlaktewater (afsprakenkader emissieloze kas 2027; zie vraag 5 en 6). Daarnaast zijn LTO-Glaskracht en Delfland (namens de Unie) vertegenwoordigd in het Platform Duurzame Glastuinbouw plaats, waarin reductie van emissies een belangrijk onderwerp is. 13. Is het College bekend met de aanpak van Rijnland, die de problematiek rond Imidacloprid breed heeft toegelicht op hun website3, inclusief een kaart met daarop aangegeven waar alle normoverschrijdingen hebben plaatsgevonden? Is het uw ambitie om op vergelijkbare wijze de problematiek rond Imidacloprid in Delfland op de website toe te lichten? Zo nee, waarom niet? Ja, het college is hiermee bekend. De waterkwaliteitsrapportage van Delfland is openbaar en de afgelopen jaren is aandacht besteed aan de leesbaarheid van de rapportage voor een breder publiek (tuinders, burgers). Dit heeft bijgedragen aan de noodzakelijke bewustwording voor het project Juist (nu) aansluiten in 2012 en aan het "Afsprakenkader regionale samenwerking op weg naar een emissieloze kas 2027" (zie vraag 5). Bij het uitwerken van het "Afsprakenkader regionale samenwerking op weg naar een emissieloze kas 2027" wordt gekeken naar de mogelijkheden om waterkwaliteitsgegevens explicieter onder de aandacht te brengen op de website van Delfland. Daarbij zal breder worden gekeken dan één bestrijdingsmiddel. 14. Is het College bekend met in Rijnland uitgevoerde actie “Bezem door de Middelenkast”? Zo ja, is het College bereid een vergelijkbare actie in Delfland uit te voeren? Zo nee, waarom niet? Ja, het college is hiermee bekend. De website van Rijnland over Bezem door de Middelenkast: “Een adviseur van Agropoli of CLM komt langs bij het bedrijf en neemt samen met de kweker de middelenkast door. Vervolgens voert de adviseur een zogenoemde digitale middelencheck uit. Via een programma van CLM wordt per middel bekeken of ze zijn toegestaan. Indien een middel niet meer is toegestaan, kunnen de ondernemers de betreffende middelen gratis afvoeren door middel van een bon die bij het bezoek wordt verstrekt.” De ervaring van Delfland is dat tuinders goed weten welke middelen ze mogen hebben en gebruiken en dat illegaal gebruikte middelen doorgaans niet in de middelenkast worden bewaard. De kosten voor het afvoeren van middelen zijn nihil. De actie “Bezem door de Middelenkast” zal mogelijk goed zijn voor het genereren van publiciteit, maar draagt niet of nauwelijks bij aan het verminderen van emissies. Het college kiest voor het inzetten van gericht toezicht (zie vraag 9),
3
http://www.rijnland.net/rijnland_0/taken/schoon_water/artikelen/imidacloprid_water
5
omdat dit in Delfland meer effect heeft op de waterkwaliteit. 15. Welke andere mogelijkheden ziet het College om de verspreiding van Imidacloprid en andere bestrijdingsmiddelen naar het oppervlaktewater tegen te gaan? Het college zet in op de volgende middelen voor het terugdringen van emissies van bestrijdingsmiddelen naar het oppervlaktewater: toezicht en handhaving (meer specifiek uitgewerkt onder vraag 9), monitoring, beïnvloeding van landelijke beleidsontwikkeling en communicatie/voorlichting. Het laatste draagt bij aan een verdere bewustwording en mentaliteitsverandering in de glastuinbouw. Hans Middendorp, AWP Delfland Bart Canton, Partij voor de Dieren Lars Nanninga, WaterNatuurlijk Dit formulier per email richten aan de voorzitter van de Verenigde Vergadering van Delfland
[email protected] met afschrift aan de griffier
[email protected] Datum en tijdstip ontvangst 23 januari 2014 – 09.45 uur – DMS 1112251
6