FORMULARIUM VOOR VERANTWOORD GEBRUIK VAN ANTIBACTERIELE MIDDELEN IN DE VARKENSHOUDERIJ Eerste Editie versie 1.1, 2014
AMCRA VZW Salisburylaan 133 9820 Merelbeke
AMCRA heeft als doel om te fungeren als kenniscentrum voor alles wat te maken heeft met antibioticagebruik en -resistentie bij dieren. De missie van AMCRA luidt om alle gegevens in verband met het gebruik van en resistentie tegen antibacteriële middelen bij dieren in België te verzamelen en te analyseren. Op basis hiervan willen we op een neutrale en objectieve manier communiceren, sensibiliseren en adviseren, met als doel het vrijwaren van volksgezondheid, dierengezondheid en dierenwelzijn alsook het bereiken van een duurzaam antibioticabeleid in België. AMCRA is operationeel sinds 2 januari 2012 en formuleert adviezen met als doelstelling te komen tot een rationeel gebruik van antibacteriële middelen in de diergeneeskunde in België. AMCRA wordt ondersteund en gefinancierd door volgende partners:
Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV) Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten (FAGG) Belgian Antibiotic Policy Coordination Committee (BAPCOC) Algemene Vereniging van de Geneesmiddelenindustrie (pharma.be) Agrofront: ‘Boerenbond’ (BB), ‘Algemeen Boerensyndicaat’ (ABS) en ‘Fédération Wallonne de l’Agriculture’ (FWA) Beroepsvereniging van Mengvoederfabrikanten (BEMEFA) Nederlandstalige Gewestelijke Raad van de Orde der Dierenartsen (NGROD) Faculteit Diergeneeskunde, Universiteit Gent (UGent) Faculteit Diergeneeskunde, Universiteit Luik (ULg)
Om de missie van AMCRA te kunnen verwezenlijken, werden voor het eerste werkjaar 2012 een aantal strategische objectieven vooropgesteld. Naast deze strategische doelstellingen, werkt AMCRA ook aan andere objectieven, zoals beschreven in het ‘Memorandum of Understanding’, of op vraag van betrokken instanties of partners. Vanaf het tweede semester van 2012 werd gestart met de voorbereidingen voor het opstellen van een formularium voor verantwoord gebruik van antibacteriële middelen in de varkenshouderij. Dit formularium bevat een aantal specifieke aanbevelingen voor behandeling in functie van de aandoening. Tijdens het vierde kwartaal werd een ontwerp van dit document verspreid. Het finale document (Eerste editie versie 1.0, 2013) werd goedgekeurd op de Raad van Bestuur dd 26/02/2013. In 2014 werd een beperkte revisie gedaan, die resulteerde in onderhavig document (Eerste editie, versie 1.1, 2014).
Disclaimer: Alle documenten opgesteld door het kenniscentrum AMCRA zijn louter adviezen en niet juridisch bindend. AMCRA vzw kan niet garanderen dat deze informatie ten allen tijde juist, volledig en bijgewerkt is, noch aansprakelijk gesteld worden voor rechtstreekse of onrechtstreekse schade die zou voortvloeien uit de gegeven adviezen. De ter beschikking gestelde informatie is van algemene aard en niet aangepast aan specifieke omstandigheden. AMCRA vzw is niet verantwoordelijk voor pagina’s van externe organisaties waarnaar verwezen wordt. U hebt het recht om de informatie in de adviezen te consulteren, enkel voor persoonlijk gebruik te downloaden en te reproduceren, mits bronvermelding.
1
FORMULARIUM VOOR VERANTWOORD GEBRUIK VAN ANTIBACTERIELE MIDDELEN IN DE VARKENSHOUDERIJ
SITUERING De bedoeling van het opstellen van richtlijnen voor antibacteriële behandeling in de varkenshouderij is het bevorderen van een verantwoord en voorzichtig gebruik van antibacteriële middelen, om op deze manier de selectie en verspreiding van antibacteriële resistentie tegen te gaan. Dit formularium is opgesteld als hulpmiddel en ondersteuning van de dierenarts-practicus bij het rationeel en selectief voorschrijven, verschaffen en toedienen van antibacteriële middelen. De dierenarts is en blijft zelf verantwoordelijk voor de keuze om al dan niet antibacteriële middelen in te zetten, en voor de keuze van het antibacterieel middel, indien antibacteriële therapie noodzakelijk is. In ‘Richtlijnen voor gebruik van antibacteriële middelen per indicatie’ (= formularium) worden een aantal specifieke aanbevelingen voor behandeling gedaan in functie van de aandoening. Dit deel kan als uitgangspunt gebruikt worden voor een bedrijfsspecifiek behandelplan. Dit formularium moet een dynamisch gegeven zijn. Daarom moet dit op regelmatige basis herzien worden. Aanpassingen zijn noodzakelijk in geval van nieuwe wetenschappelijke ontwikkelingen en inzichten m.b.t. gebruik van antibacteriële middelen en resistentieselectie en -spreiding. Ook tussentijdse aanpassingen kunnen nodig zijn in geval van nieuwe vergunningen voor het in de handel brengen (VHB) of aanpassingen van de VHB van antibacteriële middelen. De gebruikers van het formularium worden uitgenodigd om eventuele opmerkingen of gefundeerde voorstellen tot aanpassing door te geven aan de auteurs (via email:
[email protected], of via de contactpagina op de website van AMCRA: http://www.amcra.be/nl/contact).
Opgelet: Dit document is uitsluitend bestemd voor raadpleging en gebruik door de dierenarts. Enkel de dierenarts beschikt over de noodzakelijke kennis om de inhoud van dit document correct te interpreteren en toe te passen.
2
INHOUDSOPGAVE I. Richtlijnen voor gebruik van antibacteriële middelen per indicatie
(p. 3)
II. Samenstelling werkgroep
(p. 60)
III. Bijlage: Cascaderegeling of watervalsysteem
(p. 62)
Opgelet: Dit document is uitsluitend bestemd voor raadpleging en gebruik door dierenartsen. Enkel de dierenarts beschikt over de noodzakelijke kennis om de inhoud van dit document correct te interpreteren en toe te passen.
3
I. RICHTLIJNEN VOOR GEBRUIK MIDDELEN PER INDICATIE
VAN
ANTIBACTERIELE
In dit onderdeel worden specifieke behandeladviezen gegeven voor de meest voorkomende combinaties van aandoeningen en pathogenen. Hiertoe werd een lijst van relevante indicaties voor het gebruik van antibacteriële middelen opgesteld, die per orgaansysteem wordt behandeld. Achtereenvolgens komen volgende aandoeningen/indicaties aan bod:
Atrofische rhinitis Enzoötische pneumonie Bronchopneumonie Pleuropneumonie Neonatale diarree Clostridium infectie Slingerziekte / speendiarree Salmonellose Dysenterie Intestinaal adenomatosis complex Mastitis (Endo)metritis Urineweginfecties Artritis Exsudatieve epidermitis (roetbiggen) Wond- en huidinfecties Meningo-encephalitis Polyserositis Vlekziekte Streptokokkensepticemie
(p. 8) (p. 12) (p. 15) (p. 18) (p. 22) (p. 25) (p. 27) (p. 30) (p. 33) (p. 35) (p. 37) (p. 40) (p. 43) (p. 45) (p. 47) (p. 59) (p. 51) (p. 53) (p. 56) (p. 58)
Classificatie van antibacteriële middelen: werkwijze De vergunde antibacteriële geneesmiddelen voor varkens werden in deze gids ingedeeld in eerste, tweede en derde keuze middelen per aandoening of pathogeen. Deze indeling gebeurde op basis van wetenschappelijke onderbouwing (literatuurgegevens), rekening houdend met o.a. antibacteriële gevoeligheidsgegevens, farmacokinetiek en -dynamiek, effectiviteit, kliniek van de dieren. Verder werd aan iedere molecule een kleur- en lettercode toegekend, gebaseerd op het belang van de molecule voor volks- en dierengezondheid, volgens de gepubliceerde lijsten van respectievelijk de Wereldgezondheidsorganisatie (http://apps.who.int/iris/bitstream/10665/77376/1/9789241504485_eng.pdf) en de ‘Office Internationale d’Epizooties’ (http://www.oie.int/fileadmin/Home/eng/Our_scientific_expertise/docs/pdf/OIE_List_antimicrobials.p df). Hierbij werd voorkeur gegeven aan het humaan belang boven het veterinair belang. Voor het toekennen van de kleur- en lettercodes werd tevens rekening gehouden met de richtlijn van de Werkgroep Veterinair Antibioticabeleid (http://wvab.knmvd.nl) op basis van het Opgelet: Dit document is uitsluitend bestemd voor raadpleging en gebruik door dierenartsen. Enkel de dierenarts beschikt over de noodzakelijke kennis om de inhoud van dit document correct te interpreteren en toe te passen.
4 Gezondheidsraadadvies van Nederland (www.gr.nl/nl/adviezen/preventie/antibiotica-de-veeteelt-enresistente-bacterien-bij-mensen). De kleur- en lettercodes hebben betrekking op de gebruiksvoorwaarden van de molecules, nl. A Geel : zijn antibacteriële middelen die mogen ingezet worden voor curatieve of metafylactische behandeling. Deze antibacteriële middelen mogen door de dierenarts, in overeenstemming met de huidige wettelijke bepalingen hierover, verschaft of voorgeschreven worden aan de veehouder. De diagnose wordt bij voorkeur ondersteund door aanvullend laboratoriumonderzoek* (bacteriologisch onderzoek en/of PCR, serologie, …) én antibacteriële gevoeligheidsbepaling van de pathogene kiem, tenzij recente bedrijfsresultaten (van maximaal 1 jaar) beschikbaar zijn die aangeven dat het gekozen antibacterieel middel de meest optimale therapeutische keuze is voor de betreffende indicatie of aandoening. B Oranje : zijn antibacteriële middelen die mogen ingezet worden voor curatieve of metafylactische behandeling. Daarnaast mogen deze antibacteriële middelen door de dierenarts, in overeenstemming met de huidige wettelijke bepalingen hierover, verschaft of voorgeschreven worden aan de veehouder, op voorwaarde dat aanvullend laboratoriumonderzoek* (bacteriologisch onderzoek en/of PCR, serologie, …) de diagnose ondersteunt en bij voorkeur ook een antibacteriële gevoeligheidstest van de pathogene kiem wordt aangelegd, tenzij recente bedrijfsresultaten (van maximaal 1 jaar oud) beschikbaar zijn die aangeven dat gele middelen niet werkzaam zijn bij de betreffende indicatie of aandoening, en dat het gekozen antibacterieel middel de meest optimale therapeutische keuze is. C Rood : zijn antibacteriële middelen die enkel mogen ingezet worden voor curatieve of metafylactische behandeling indien aanvullend laboratoriumonderzoek* (bacteriologisch onderzoek, eventueel aangevuld met andere laboratoriumtesten) de diagnose ondersteunt, én indien antibacteriële gevoeligheidsbepaling van de pathogene kiem aangeeft dat gele en oranje middelen niet werkzaam zijn bij de betreffende indicatie of aandoening, of indien recente bedrijfsresultaten (van maximaal 1 jaar oud) aangeven dat dit het geval is, en dat het gekozen antibacterieel middel de meest optimale therapeutische keuze is. Ze kunnen niet verschaft worden aan de veehouder in het kader van de bedrijfsbegeleiding en mogen dus niet aanwezig zijn in de voorraad van 2 maanden. Ze mogen wel voorgeschreven of verschaft worden voor het verderzetten van een reeds ingezette behandeling, en dit voor maximum 5 dagen. De antibacteriële middelen met een rode kleurcode omvatten de quinolones en systemisch actieve 3de-4de generatie cephalosporines, die behoren tot de kritisch belangrijkste klassen van antibacteriële middelen voor de volksgezondheid (‘World Health Organization’) en dus met sterke terughoudendheid moeten aangewend worden in de diergeneeskunde.
*staal genomen voor aanvang van therapie Nota 1: Recente bedrijfsresultaten kunnen in dit kader zowel resultaten zijn van aanvullend laboratoriumonderzoek en/of antibacteriële gevoeligheidsresultaten, als in vivo resultaten (klinische resultaten van therapie), eventueel aangevuld met wetenschappelijke literatuurgegevens m.b.t. effectiviteit, resistentie, enz. Nota 2: Het is aangewezen dat (veterinaire) laboratoria, in samenspraak met de firma’s die diagnostica produceren, hun aangeboden gamma aan antibacteriële gevoeligheidstesten (m.a.w. de
Opgelet: Dit document is uitsluitend bestemd voor raadpleging en gebruik door dierenartsen. Enkel de dierenarts beschikt over de noodzakelijke kennis om de inhoud van dit document correct te interpreteren en toe te passen.
5 geteste antibiotica/chemotherapeutica) aanpassen aan de behandelingsopties voorzien in het formularium. De antibacteriële middelen met een gele (A) en oranje (B) kleurcode werden als eerste, tweede of derde keuze geklasseerd voor de betreffende aandoeningen/pathogenen, gebaseerd op wetenschappelijke bronnen. De antibacteriële middelen met een rode (C) kleurcode, nl. de quinolones en derde/vierde generatie cephalosporines, werden enkel als derde keuze geklasseerd, mede vanwege het belang van deze middelen als ‘last resort’ in de humane geneeskunde. Volgende bronnen werden gebruikt voor classificatie in eerste, tweede of derde keuze: A1-bronnen: fundamenteel en epidemiologisch wetenschappelijke studies, en experimentele (klinische of veld-) studies binnen België en Europa (of overzichten van dergelijke studies), behalve indien geen Belgische of Europese studies beschikbaar zijn. In dit geval kon eventueel beroep gedaan worden op studies uit andere continenten. Deze laatste konden ook gebruikt worden als aanvulling op Belgische en/of Europese studies. Ook handboeken gebaseerd op A1-bronnen konden als referentie aangewend worden. A2-bronnen: resultaten van surveillance studies of -protocols met betrekking tot resistentie (in indicatorkiemen en pathogenen) voor België en Europa. A3-bronnen: expert-rapporten of -adviezen met betrekking tot het gebruik van antibacteriële middelen, zoals bv. ‘reflection papers’ van de ‘European Medicines Agency’, ‘scientific opinion’ van de European Food Safety Autherity (EFSA), ‘formularia’ of specifieke richtlijnen voor gebruik van antibacteriële middelen bij varkens in andere Europese landen. Aanbevelingen voor de dierenarts bij therapiekeuze Aan het oplossen van een bedrijfsprobleem moet altijd een adequate diagnostiek ten grondslag liggen. Op grond hiervan is het veelal mogelijk een gefundeerd advies te formuleren voor een aantal structurele, preventieve maatregelen in de bedrijfsvoering. Preventieve dierengezondheidszorg is immers de meest effectieve strategie om een voorzichtig gebruik van antibacteriële middelen te garanderen. Antibacteriële middelen mogen niet ingezet worden ter compensatie van slechte leef-, productie- en bioveiligheidsomstandigheden. Indien ondanks de adequate uitvoering van preventieve maatregelen ter voorkoming van ziekte, antibacteriële therapie toch noodzakelijk blijkt, moet logischerwijze de indeling in eerste, tweede en derde keuze middelen gerespecteerd worden, waarbij voorrang gegeven moet worden aan een eerste keuze middel boven een tweede keuze middel en aan een tweede keuze middel boven een derde keuze middel. Indien antibacteriële middelen met verschillende kleurcodes geklasseerd zijn binnen één bepaalde keuze (eerste, tweede of derde keuzecategorie) en indien er op basis van laboratoriumonderzoek (gevoeligheidsbepalingen) of recente bedrijfsresultaten (van maximaal 1 jaar oud) meerdere behandelingsmogelijkheden zijn, wordt bij voorkeur gekozen voor het antibacterieel middel dat het minst van belang is voor de volksgezondheid op basis van de kleurcodes (eerst geel, dan oranje, dan rood). Indien meerdere antibacteriële middelen eenzelfde kleurcode hebben binnen de categorie, werden deze in alfabetische volgorde weergegeven, m.a.w. zonder een specifieke rangorde, Opgelet: Dit document is uitsluitend bestemd voor raadpleging en gebruik door dierenartsen. Enkel de dierenarts beschikt over de noodzakelijke kennis om de inhoud van dit document correct te interpreteren en toe te passen.
6 en kan op basis van laboratorium- of recente bedrijfsgegevens (van maximaal 1 jaar oud) geoordeeld worden welk antibacterieel middel binnen diezelfde kleurcode het meest geschikt is. De behandelingsmogelijkheden zijn weergegeven op basis van de stofnaam van de actieve substantie. De dierenarts kiest voor de aangewezen actieve substantie het antibacterieel middel (merknaam) dat vergund is voor die diersoort/diercategorie en indicatie. Voor een volledig overzicht van de vergunde antibacteriële middelen die een bepaalde actieve substantie bevatten, kan u terecht op http://www.bcfivet.be (informatie over antibacteriële middelen die in de handel zijn gebracht in een bepaald jaartal), http://www.fagg.be (de site van de overheid) of op http://www.e-compendium.be (de site van pharma.be; bevat enkel informatie van pharma.be leden). Nota 1: In het formularium worden de verschillende behandelingsmogelijkheden weergegeven per indicatie. Hierbij dient opgemerkt dat voor actieve substanties, vergund vóór de jaren ’90, de geldende indicatie in de bijsluiters en de SKP (Samenvatting van de Kenmerken van het Product) vaak ruim is, nl. voor ‘behandeling van alle infecties veroorzaakt door kiemen die gevoelig zijn voor de betreffende actieve substantie’ bij de betreffende doeldiersoorten. Dit staat in contrast met de vergunningen van recentere antibacteriële diergeneesmiddelen, waarbij de indicaties vaak gelimiteerd zijn tot ‘infecties veroorzaakt door gevoelige stammen van één of enkele bacteriesoorten’. Deze discrepantie tussen oudere en recente vergunningen is het gevolg van Europese regelgeving in voege vanaf de jaren ’90. Nota 2: De dierenarts is verantwoordelijk voor het correct volgen van de informatie vermeld op de bijsluiters en de verpakking. Hierbij moet onder andere rekening gehouden worden met de doeldieren (of diercategorieën) waarvoor de vergunning geldt. Contra-indicaties en waarschuwingen voor goed gebruik moeten gerespecteerd worden. Het is aangewezen individuele therapie te verkiezen boven groepsbehandeling. Indien er voor groepsbehandelingen voor eenzelfde molecule, geneesmiddelen vergund zijn voor zowel parenterale als perorale toediening, worden bij voorkeur de parenterale aangewend. Er is wereldwijd vermoeden dat oraal toegediende antibacteriële middelen een grotere selectiedruk kunnen uitoefenen op intestinale populaties resistente bacteriën dan parenteraal toegediende middelen (MAF, 2011; FDA). Voor bepaalde actieve substanties en indicaties (infecties/pathogenen) bij mens en dier, werd dit vermoeden al bevestigd via wetenschappelijke studies bij rundvee (Checkley et al., 2010) en muizen (Zhang et al., 2013). Het formularium zal in de komende jaren verder verfijnd worden naarmate meer uitgebreide wetenschappelijke gegevens beschikbaar komen. Elk gebruik van antibacteriële middelen creëert een selectiedruk voor resistentiegenen met spreiding van resistentie als potentieel gevolg. Met betrekking tot de selectie van ‘Extended spectrum beta-lactamase’ (ESBL)/AmpC producerende organismen gebeurt dit niet alleen door het gebruik van cefalosporines of (amino)penicillines. Ook het gebruik van andere antibacteriële middelen kan via co-selectie de selectie en spreiding van ESBL/AmpC producerende organismen in de hand werken. Daarom is een verantwoord gebruik van alle klassen van antibacteriële middelen uiterst belangrijk teneinde het risico voor resistentieselectie en -spreiding te reduceren.
Opgelet: Dit document is uitsluitend bestemd voor raadpleging en gebruik door dierenartsen. Enkel de dierenarts beschikt over de noodzakelijke kennis om de inhoud van dit document correct te interpreteren en toe te passen.
7 Referenties Checkley et al. Associations between antimicrobial use and the prevalence of antimicrobial resistance in fecal Escherichia coli from feedlot cattle in western Canada. Canadian Veterinary Journal 2010, 51: 853-861. Zhang et al. Antibiotic administration routes significantly influence the levels of antibiotic resistance in gut microbiota. Antimicrobial Agents and Chemotherapy 2013, 57: 3659-3666. Department of Health and Human Services, Food and Drug Administration, Center for Veterinary Medicine. Judicious use of antimicrobials for dairy cattle veterinarians. Brochure developed in cooperation with the American Veterinary Medical Association. Accessed at http://www.fda.gov/downloads/AnimalVeterinary/SafetyHealth/AntimicrobialResistance/JudiciousUs eofAntimicrobials/UCM095571.pdf. Ministry of Agriculture and Forestry, New Zealand. Antibiotic Resistance - Review and update on New Zealand regulatory control of antimicrobial agricultural compounds with regard to antimicrobial resistance. April 2011. Accessed at http://www.foodsafety.govt.nz/elibrary/industry/antibioticresistance.pdf. European Food Safety Authority (EFSA) Panel on Biological Hazards (BIOHAZ). Scientific opinion on the public health risks of bacterial strains producing extended-spectrum β-lactamases and/or AmpC β-lactamases in food and food-producing animals. EFSA Journal 2011, 9: 2322. Accessed at http://www.efsa.europa.eu/en/efsajournal/pub/2322.htm.
Opgelet: Dit document is uitsluitend bestemd voor raadpleging en gebruik door dierenartsen. Enkel de dierenarts beschikt over de noodzakelijke kennis om de inhoud van dit document correct te interpreteren en toe te passen.
8
ATROFISCHE RHINITIS
Pasteurella multocida, Bordetella bronchiseptica
Indicaties en opmerkingen
Atrofische rhinitis (AR) is een aandoening waarbij afwijkingen in de neusconchae leiden tot ernstige neusmisvorming met daaruit voortvloeiende letsels in de longen en groeidaling. De aandoening wordt veroorzaakt door de toxines van Pasteurella multocida (progressieve AR) en Bordetella bronchiseptica (niet-progressieve AR), waarbij de eerste de meest ernstige botafwijkingen veroorzaken. Er moet rekening gehouden worden met voeding en omgevingsfactoren, aangezien deze een rol kunnen spelen in het ontstaan van de letsels. Ook genetica kan van invloed zijn hierop. De voorkeur wordt gegeven aan een vaccinatiestrategie om atrofische rhinitis in te perken op bedrijfsniveau. Maternale immuniteit na vaccinatie van de zeug geeft een sterke reductie van de aantasting van de biggen. Het is aangetoond dat gebruik van antibacteriële middelen bij de zeug voor het werpen en bij biggen gedurende de eerste weken de infectiedruk van P. multocida en B. bronchiseptica verlaagt en op bedrijfsniveau het aantal aangetaste dieren vermindert. Behandeling van aangetaste dieren heeft enkel invloed op de kiemuitscheiding en lokale mucosaontsteking, niet op genezing van de atrofie-letsels, en wordt derhalve vooral als tijdelijk preventiemiddel op bedrijfsniveau toegepast tot er voldoende maternale immuniteit is opgebouwd.
Keuze van het antibioticum/chemotherapeuticum
Eerste keuze(s) Er worden geen eerste keuze antibacteriële middelen voorzien aangezien bij voorkeur preventieve maatregelen genomen worden die de noodzaak tot behandelingen met antibacteriële middelen vermijden. Tweede keuze(s) Florfenicol
A*
IM, PO
Trimethoprim + sulfonamiden B Amoxicilline IM, PO B Ampicilline IM B Chloortetracycline PO
A
IM, PO
Opgelet: Dit document is uitsluitend bestemd voor raadpleging en gebruik door dierenartsen. Enkel de dierenarts beschikt over de noodzakelijke kennis om de inhoud van dit document correct te interpreteren en toe te passen.
9
Doxycycline
B
Gentamicine
PO
B
Oxytetracycline
IM B
IM, PO
Procaïne benzylpenicilline + neomycine B Tildipirosine IM B* Tulathromycine IM
B
IM
Derde keuze(s) Lincomycine + spectinomycine C* Enrofloxacine IM, PO C* Flumequine PO C* Marbofloxacine IM
B
IM, PO
* Geen vergunde claim voor Bordetella Aanvullingen: Indien men opteert voor behandeling kan dit via molecules waarbij voor beide kiemen een goede gevoeligheid te verwachten is en die een goede concentratie ter hoogte van de bovenste ademhalingswegen vertonen. Door de betere orale beschikbaarheid van doxycycline, geniet deze molecule de voorkeur op de andere molecules van de tetracycline-groep bij orale toediening. In de literatuur wordt melding gemaakt van hoge minimum inhibitorische concentraties (MICs) van penicillines voor B. bronchiseptica. De combinatie lincomycine + spectinomycine werd als derde keuze gerangschikt omwille van de hoge aantallen resistente stammen. Gebruik van aminopenicillines kan selectie van ‘Extended spectrum beta-lactamase’ (ESBL)/AmpC producerende organismen bevorderen. Deze molecules werden daarom als tweede keuze gerangschikt.
Referenties
A1-bronnen Abatih et al. Impact of antimicrobial usage on the transmission dynamics of antimicrobial resistant bacteria among pigs. Journal of Theoretical Biology 2009, 256: 561-573. Alban et al. A human health risk assessment for macrolide-resistant Campylobacter associated with the use of macrolides in Danish pig production. Preventive Veterinary Medicine 2008, 83: 115-129. Opgelet: Dit document is uitsluitend bestemd voor raadpleging en gebruik door dierenartsen. Enkel de dierenarts beschikt over de noodzakelijke kennis om de inhoud van dit document correct te interpreteren en toe te passen.
10 Alban et al. Possible impact of the "yellow card" antimicrobial scheme on meat inspection lesions in Danish finisher pigs. Preventive Veterinary Medicine 2012, in press, http://dx.doi.org/10.1016/j.prevetmed.2012.11.010. De Jong. Progressive and nonprogressive atrophic rhinitis. In Straw et al., Diseases of Swine, 8th ed. 1999: 355-384, Blackwell Science. Gois et al. Long-acting oxytetracycline for control of induced Pasteurella multocida rhinitis in swine. Journal of the American Veterinary Medical Association 1983, 183: 445-447. Kadlec et al. Antimicrobial susceptibility of Bordetella bronchiseptica isolates from porcine respiratory tract infections. Antimicrobial Agents and Chemotherapy 2004, 48: 4903–4906. Kadlec et al. Studies on the mechanism of β-lactam resistance in Bordetella bronchiseptica. Journal of Antimicrobial Chemotherapy 2007, 59: 396-402. Kaspar et al. Quantitative resistance level (MIC) of Pasteurella multocida isolated from pigs between 2004 and 2006: National Resistance Monitoring by the BVL. Berliner und Münchener Tierärztliche Wochenschrift 2007, 120: 442-451. Lizarazo et al. Evaluation of changes in antimicrobial susceptibility patterns of Pasteurella multocida subsp. multocida isolates from pigs in Spain in 1987–1988 and 2003–2004. American Journal of Veterinary Research 2006, 67: 663-668. Smith et al. Stretching the mutant prevention concentration (MPC) beyond its limits. Journal of Antimicrobial Chemotherapy 2003, 51:1323-1325. Zhao et al. Antimicrobial susceptibility of Bordetella bronchiseptica isolates from pigs with respiratory diseases on farms in China. Journal of Veterinary Medical Science 2011, 73: 103-106. A2-bronnen de Jong et al. VetPath Study Group, Centre Européen d’Etudes pour la Santé Animale (CEESA), Brussels, Belgium. Antimicrobial susceptibility monitoring of respiratory tract pathogens isolated from diseased cattle and pigs across Europe. 22nd European Congress of Clinical Microbiology and Infectious Diseases (ECCMID) 2012. Klein et al. VetPath Study Group, Centre Européen d’Etudes pour la Santé Animale (CEESA), Brussels, Belgium. Antimicrobial susceptibility monitoring of respiratory and enteric tract pathogens isolated from diseased swine across Europe between 2004 and 2006. 4th European Symposium of Porcine Health Management (ESPHM) 2012. Gegevens antibiogrammen DGZ 2009-2011. A3-bronnen EMA CVMP Scientific Advisory Group on Antimicrobials (SAGAM). Reflection paper on the use of macrolides, lincosamides and streptogramins (MLS) in food-producing animals in the European Union: development of resistance and impact on human and animal health. European Medicines Agency 2011. Accessed at Opgelet: Dit document is uitsluitend bestemd voor raadpleging en gebruik door dierenartsen. Enkel de dierenarts beschikt over de noodzakelijke kennis om de inhoud van dit document correct te interpreteren en toe te passen.
11 http://www.ema.europa.eu/docs/en_GB/document_library/Scientific_guideline/2011/11/WC50011823 0.pdf. Werkgroep Veterinair Antibioticum Beleid. Koninklijke Diergeneeskunde. Formularium varken. Juli http://wvab.knmvd.nl/wvab/formularia/formularia.
Nederlandse 2012.
Maatschappij Accessed
voor at
Opgelet: Dit document is uitsluitend bestemd voor raadpleging en gebruik door dierenartsen. Enkel de dierenarts beschikt over de noodzakelijke kennis om de inhoud van dit document correct te interpreteren en toe te passen.
12
ENZOOTISCHE PNEUMONIE
Mycoplasma hyopneumoniae
Indicaties en opmerkingen
Mycoplasma hyopneumoniae ondermijnt de mucociliaire afweer ter hoogte van het ademhalingsstelsel en veroorzaakt naast pneumonie ook grote economische schade door groeidaling. Daarnaast fungeert M. hyopneumoniae als primaire ingangspoort voor andere bacteriën in de longen. De ziekte ontwikkelt zich traag waardoor de meeste symptomen van enzoötische pneumonie gezien worden in de afmestfase. Overdracht gebeurt vooral van zeug naar big maar aërogene spreiding tussen bedrijven is eveneens beschreven. Naast de longletsels zijn ook de groeiachterstand van de aangetaste dieren en de noodzaak tot behandeling van secundaire longklachten een economische verliespost. Tal van managementfactoren zijn belangrijk bij de aanpak van enzoötische pneumonie: “all in/all out” systemen, meer-week productiesystemen, hokbezetting, klimaat, .... Ook vaccinatie kan toegepast worden. Indien ondanks de genomen maatregelen, antibacteriële therapie toch noodzakelijk blijkt, mede door het optreden van secundaire bacteriële longontstekingen, kan men zich wenden tot een behandeling met één van volgende antibacteriële middelen.
Keuze van het antibioticum/chemotherapeuticum
Eerste keuze(s) Er worden geen eerste keuze antibacteriële middelen voorzien aangezien bij voorkeur preventieve maatregelen genomen worden die de noodzaak tot behandelingen met antibacteriële middelen vermijden. Tweede keuze(s) B Chloortetracycline PO B Doxycycline PO B Gentamicine IM B Lincomycine IM, PO
Lincomycine + spectinomycine B Oxytetracycline IM, PO B Tilmicosine PO B Tulathromycine IM B Tylosine IM, PO
B
IM, PO
Opgelet: Dit document is uitsluitend bestemd voor raadpleging en gebruik door dierenartsen. Enkel de dierenarts beschikt over de noodzakelijke kennis om de inhoud van dit document correct te interpreteren en toe te passen.
13
Tylvalosine
B
PO
Derde keuze(s) Enrofloxacine
C
IM, PO C Marbofloxacine IM Aanvullingen: De macroliden werden als tweede keuze middelen behouden omwille van hun goede weefseldistributie in de longen. Desalniettemin is het sterk aanbevolen op aangetaste bedrijven een vaccinatieprogramma te starten om de letsels in te perken en behandelingen van secundaire longpathologie in te perken. Aangezien enzoötische pneumonie veelal gepaard gaat met secundaire infecties met o.a. Pasteurella, streptokokken, werd ook hiermee rekening gehouden. Om die reden werd lincomycine ondanks de lage minimum inhibitorische concentraties (MICs) voor M. hyopneumoniae, bij tweede keuze ingedeeld. Tiamuline en valnemuline werden niet behouden voor classificatie, omdat men deze molecules wil voorbehouden voor behandeling van dysenterie.
Referenties
A1-bronnen Abatih et al. Impact of antimicrobial usage on the transmission dynamics of antimicrobial resistant bacteria among pigs. Journal of Theoretical Biology 2009, 256: 561-573. Alban et al. A human health risk assessment for macrolide-resistant Campylobacter associated with the use of macrolides in Danish pig production. Preventive Veterinary Medicine 2008, 83: 115-129. Alban et al. Possible impact of the "yellow card" antimicrobial scheme on meat inspection lesions in Danish finisher pigs. Preventive Veterinary Medicine 2012, in press, http://dx.doi.org/10.1016/j.prevetmed.2012.11.010. Maes et al. Control of Mycoplasma hyopneumoniae infections in pigs. Veterinary Microbiology 2008, 126: 297-309. Smith et al. Stretching the mutant prevention concentration (MPC) beyond its limits. Journal of Antimicrobial Chemotherapy 2003, 51:1323-1325. Ter Laak et al. Comparison of methods for in vitro testing of susceptibility of porcine Mycoplasma species to antimicrobial agents. Antimicrobial Agents and Chemotherapy 1991, 35: 228-233. Vicca et al. In vitro susceptibilities of Mycoplasma hyopneumoniae field isolates. Antimicrobial Agents and Chemotherapy 2004, 48: 4470–4472.
Opgelet: Dit document is uitsluitend bestemd voor raadpleging en gebruik door dierenartsen. Enkel de dierenarts beschikt over de noodzakelijke kennis om de inhoud van dit document correct te interpreteren en toe te passen.
14 Villareal et al. The effect of vaccination on the transmission of Mycoplasma hyopneumoniae in pigs under field conditions. The Veterinary Journal 2011, 188: 48-52. A2-bronnen A3-bronnen EMA CVMP Scientific Advisory Group on Antimicrobials (SAGAM). Reflection paper on the use of macrolides, lincosamides and streptogramins (MLS) in food-producing animals in the European Union: development of resistance and impact on human and animal health. European Medicines Agency 2011. Accessed at http://www.ema.europa.eu/docs/en_GB/document_library/Scientific_guideline/2011/11/WC50011823 0.pdf. EMA CVMP Scientific Advisory Group on Antimicrobials (SAGAM). Reflection paper on use of pleuromutilins in food-producing animals in the European Union: development of resistance and impact on human and animal health (Draft for consultation). European Medicines Agency 2012. Accessed at http://www.ema.europa.eu/docs/en_GB/document_library/Scientific_guideline/2012/12/WC50013641 8.pdf. Werkgroep Veterinair Antibioticum Beleid. Koninklijke Diergeneeskunde. Formularium varken. Juli http://wvab.knmvd.nl/wvab/formularia/formularia.
Nederlandse 2012.
Maatschappij Accessed
voor at
Opgelet: Dit document is uitsluitend bestemd voor raadpleging en gebruik door dierenartsen. Enkel de dierenarts beschikt over de noodzakelijke kennis om de inhoud van dit document correct te interpreteren en toe te passen.
15
BRONCHOPNEUMONIE
Pasteurella multocida
Indicaties en opmerkingen
Hoewel nog steeds bediscussieerd, wordt aantasting van de longen door Pasteurella multocida meestal als secundair beschouwd na virale aandoeningen, na Mycoplasma hyopneumoniae letsels of andere longbeschadigingen (wormletsels, ammoniakconcentratie, ...). Managementaanpassingen kunnen noodzakelijk zijn om het infectierisico met primaire longpathogenen te beperken. Door de sterk purulente ontsteking die door P. multocida geïnduceerd wordt, is behandeling met antibacteriële middelen noodzakelijk om blijvende longschade en ernstige productieverliezen te voorkomen.
Keuze van het antibioticum/chemotherapeuticum
Eerste keuze(s) Florfenicol
A
IM, PO
Procaïne benzylpenicilline
A
IM A Trimethoprim + sulfonamiden IM, PO B Tilmicosine PO Tweede keuze(s) B Amoxicilline IM, PO B Ampicilline IM B Chloortetracycline PO B Doxycycline PO B Gentamicine IM B Oxytetracycline IM, PO
Procaïne benzylpenicilline + neomycine B Tildipirosine IM B Tulathromycine IM
B
IM
Opgelet: Dit document is uitsluitend bestemd voor raadpleging en gebruik door dierenartsen. Enkel de dierenarts beschikt over de noodzakelijke kennis om de inhoud van dit document correct te interpreteren en toe te passen.
16 Derde keuze(s) Lincomycine + spectinomycine B Tylosine IM, PO C Cefquinome IM C Ceftiofur IM C Danofloxacine IM C Enrofloxacine IM, PO C Flumequine PO C Marbofloxacine IM
B
IM, PO
Aanvullingen: Gebruik van aminopenicillines en cefalosporines kan selectie van ‘Extended spectrum beta-lactamase’ (ESBL)/AmpC producerende organismen bevorderen. Deze molecules werden daarom als respectievelijk tweede en derde keuze gerangschikt. Tegen tetracyclines werd verhoogde resistentie vastgesteld. De resistentiepercentages tegen doxycycline zijn lager dan tegen de andere molecules van de tetracycline-groep. Gentamicine en neomycine zijn nefro- en ototoxisch. Aminosiden vertonen een minder goede orale opname. Tylosine en de combinatie lincomycine + spectinomycine werden als derde keuze gerangschikt omwille van de hogere aantallen resistente stammen. Tiamuline werd niet behouden voor classificatie, omdat men deze molecule wil voorbehouden voor behandeling van dysenterie.
Referenties
A1-bronnen Abatih et al. Impact of antimicrobial usage on the transmission dynamics of antimicrobial resistant bacteria among pigs. Journal of Theoretical Biology 2009, 256: 561-573. Alban et al. A human health risk assessment for macrolide-resistant Campylobacter associated with the use of macrolides in Danish pig production. Preventive Veterinary Medicine 2008, 83: 115-129. Alban et al. Possible impact of the "yellow card" antimicrobial scheme on meat inspection lesions in Danish finisher pigs. Preventive Veterinary Medicine 2012, in press, http://dx.doi.org/10.1016/j.prevetmed.2012.11.010.
Opgelet: Dit document is uitsluitend bestemd voor raadpleging en gebruik door dierenartsen. Enkel de dierenarts beschikt over de noodzakelijke kennis om de inhoud van dit document correct te interpreteren en toe te passen.
17 Davies et al, Characterization and comparison of Pasteurella multocida strains associated with porcine pneumonia and atrophic rhinitis. Journal of Medical Microbiology (2003), 52, 59–67. Kaspar et al. Quantitative resistance level (MIC) of Pasteurella multocida isolated from pigs between 2004 and 2006: National Resistance Monitoring by the BVL. Berliner und Münchener Tierärztliche Wochenschrift 2007, 120: 442-451. Lizarazo et al. Evaluation of changes in antimicrobial susceptibility patterns of Pasteurella multocida subsp. multocida isolates from pigs in Spain in 1987–1988 and 2003–2004. American Journal of Veterinary Research 2006, 67: 663-668. Smith et al. Stretching the mutant prevention concentration (MPC) beyond its limits. Journal of Antimicrobial Chemotherapy 2003, 51:1323-1325. A2-bronnen de Jong et al. VetPath Study Group, Centre Européen d’Etudes pour la Santé Animale (CEESA), Brussels, Belgium. Antimicrobial susceptibility monitoring of respiratory tract pathogens isolated from diseased cattle and pigs across Europe. 22nd European Congress of Clinical Microbiology and Infectious Diseases (ECCMID) 2012. Klein et al. VetPath Study Group, Centre Européen d’Etudes pour la Santé Animale (CEESA), Brussels, Belgium. Antimicrobial susceptibility monitoring of respiratory and enteric tract pathogens isolated from diseased swine across Europe between 2004 and 2006. 4th European Symposium of Porcine Health Management (ESPHM) 2012. Gegevens antibiogrammen DGZ 2009-2011. A3-bronnen EMA CVMP Scientific Advisory Group on Antimicrobials (SAGAM). Reflection paper on the use of macrolides, lincosamides and streptogramins (MLS) in food-producing animals in the European Union: development of resistance and impact on human and animal health. European Medicines Agency 2011. Accessed at http://www.ema.europa.eu/docs/en_GB/document_library/Scientific_guideline/2011/11/WC50011823 0.pdf. EMA CVMP Scientific Advisory Group on Antimicrobials (SAGAM). Reflection paper on use of pleuromutilins in food-producing animals in the European Union: development of resistance and impact on human and animal health (Draft for consultation). European Medicines Agency 2012. Accessed at http://www.ema.europa.eu/docs/en_GB/document_library/Scientific_guideline/2012/12/WC50013641 8.pdf. Werkgroep Veterinair Antibioticum Beleid. Koninklijke Diergeneeskunde. Formularium varken. Juli http://wvab.knmvd.nl/wvab/formularia/formularia.
Nederlandse 2012.
Maatschappij Accessed
voor at
Opgelet: Dit document is uitsluitend bestemd voor raadpleging en gebruik door dierenartsen. Enkel de dierenarts beschikt over de noodzakelijke kennis om de inhoud van dit document correct te interpreteren en toe te passen.
18
PLEUROPNEUMONIE
Actinobacillus pleuropneumoniae
Indicaties en opmerkingen
Actinobacillus pleuropneumoniae (APP) wordt overgedragen via dragerdieren of aërogeen. De kiem wordt ingedeeld in twee biotypes en verschillende serotypes waarbij een verschillende graad van pathogeniciteit wordt vastgesteld naargelang het serotype. In de long produceert de kiem verschillende toxines die zorgen voor een necrose van alveoli en vaatwand met een hemorraghisch necrotiserende pneumonie tot gevolg. Veelal bevindt zich aan het longoppervlak ook pleuritis. De kiem veroorzaakt een scala van klinische uitingen afhankelijk van het serotype, infectiedruk en uitlokkende factoren (klimaat, ...), gaande van acute sterfte tot dyspnee en dieren die chronische longletsels ontwikkelen met longabcessen. Het is van belang uitlokkende factoren, zoals intercurrente longziekten, te beperken. Aandacht moet besteed worden aan goed management: klimaatregeling, hokbezetting, e.a. Bij aanslepende problemen kan ook vaccinatie helpen om de letsels te beperken. De economische schade veroorzaakt door pleuropneumonie kan groot zijn. Bij een uitbraak moet daarom direct ingegrepen worden. Therapie met een antibacterieel middel is in dit geval aangewezen.
Keuze van het antibioticum/chemotherapeuticum
Eerste keuze(s) Florfenicol
A
IM, PO
Procaïne benzylpenicilline
A
IM A Trimethoprim + sulfonamiden IM, PO B Tilmicosine PO Tweede keuze(s) B Amoxicilline IM, PO B Ampicilline IM B Chloortetracycline PO B Doxycycline PO B Gentamicine IM
Procaïne benzylpenicilline + neomycine
B
IM
Opgelet: Dit document is uitsluitend bestemd voor raadpleging en gebruik door dierenartsen. Enkel de dierenarts beschikt over de noodzakelijke kennis om de inhoud van dit document correct te interpreteren en toe te passen.
19
Tildipirosine
B
IM B Tulathromycine IM Derde keuze(s) B Oxytetracycline IM, PO B Tylosine IM, PO C Cefquinome IM C Ceftiofur IM C Danofloxacine IM C Enrofloxacine IM C Marbofloxacine IM
Aanvullingen: De eerste keuze middelen hebben niet alleen een goede werkzaamheid tegen APP maar vertonen ook een goede weefseldistributie ter hoogte van de longen. Amoxicilline en ampicilline werden bij de tweede keuze ingedeeld omwille van eventuele selectie voor ‘Extended spectrum beta-lactamase’ (ESBL)/AmpC producerende organismen. Tegen tetracyclines (oxy- and chloortetracycline) en tylosine wordt de laatste jaren meer resistentie waargenomen. Tegen doxycycline wordt minder resistentie vastgesteld en het is beter oraal beschikbaar. Vanwege de betere biologische beschikbaarheid en het lipofieler karakter heeft doxycycline de voorkeur boven chloortetracycline. Aminosiden vertonen een minder goede orale opname. Tiamuline werd niet behouden voor classificatie, omdat men deze molecule wil voorbehouden voor behandeling van dysenterie.
Referenties
A1-bronnen Abatih et al. Impact of antimicrobial usage on the transmission dynamics of antimicrobial resistant bacteria among pigs. Journal of Theoretical Biology 2009, 256: 561-573. Alban et al. A human health risk assessment for macrolide-resistant Campylobacter associated with the use of macrolides in Danish pig production. Preventive Veterinary Medicine 2008, 83: 115-129. Alban et al. Possible impact of the "yellow card" antimicrobial scheme on meat inspection lesions in Danish finisher pigs. Preventive Veterinary Medicine 2012, in press, http://dx.doi.org/10.1016/j.prevetmed.2012.11.010. Opgelet: Dit document is uitsluitend bestemd voor raadpleging en gebruik door dierenartsen. Enkel de dierenarts beschikt over de noodzakelijke kennis om de inhoud van dit document correct te interpreteren en toe te passen.
20 Archambault et al. Antimicrobial susceptibilities and resistance genes of Canadian isolates of Actinobacillus pleuropneumoniae. Antimicrobial Susceptibilities and Resistance Genes 2012, 18: 198. Chiers et al. Virulence factors of Actinobacillus pleuropneumoniae involved in colonization, persistence and induction of lesions in its porcine host. Veterinary Research 2010, 41: 65. del Castillo et al. Pharmacokinetic modeling of in-feed tetracyclines in pigs using a meta-analytic compartmental approach. Swine Health and Production 1998, 6: 189-202. del Castillo et al. Comparative pharmacokinetics and efficacy of aureomycin chlortetracycline granular premix and an oxytetracycline premix against experimental pleuropneumonia in pigs. American Association of Swine Practitioners 2000, 89-93. Kucerova et al. Antimicrobial susceptibility of Actinobacillus pleuropneumoniae isolates from clinical outbreaks of porcine respiratory diseases. Veterinary Microbiology 2011, 150: 203–206. Smith et al. Stretching the mutant prevention concentration (MPC) beyond its limits. Journal of Antimicrobial Chemotherapy 2003, 51:1323-1325. Vanni et al. Antimicrobial resistance of Actinobacillus pleuropneumoniae isolated from swine. Veterinary Microbiology 2012, 156: 172–177. A2-bronnen de Jong et al. VetPath Study Group, Centre Européen d’Etudes pour la Santé Animale (CEESA), Brussels, Belgium. Antimicrobial susceptibility monitoring of respiratory tract pathogens isolated from diseased cattle and pigs across Europe. 22nd European Congress of Clinical Microbiology and Infectious Diseases (ECCMID) 2012. Klein et al. VetPath Study Group, Centre Européen d’Etudes pour la Santé Animale (CEESA), Brussels, Belgium. Antimicrobial susceptibility monitoring of respiratory and enteric tract pathogens isolated from diseased swine across Europe between 2004 and 2006. 4th European Symposium of Porcine Health Management (ESPHM) 2012. Gegevens antibiogrammen DGZ 2009-2011. A3-bronnen EMA CVMP Scientific Advisory Group on Antimicrobials (SAGAM). Reflection paper on the use of macrolides, lincosamides and streptogramins (MLS) in food-producing animals in the European Union: development of resistance and impact on human and animal health. European Medicines Agency 2011. Accessed at http://www.ema.europa.eu/docs/en_GB/document_library/Scientific_guideline/2011/11/WC50011823 0.pdf. EMA CVMP Scientific Advisory Group on Antimicrobials (SAGAM). Reflection paper on use of pleuromutilins in food-producing animals in the European Union: development of resistance and impact on human and animal health (Draft for consultation). European Medicines Agency 2012. Accessed at
Opgelet: Dit document is uitsluitend bestemd voor raadpleging en gebruik door dierenartsen. Enkel de dierenarts beschikt over de noodzakelijke kennis om de inhoud van dit document correct te interpreteren en toe te passen.
21 http://www.ema.europa.eu/docs/en_GB/document_library/Scientific_guideline/2012/12/WC50013641 8.pdf. Werkgroep Veterinair Antibioticum Beleid. Koninklijke Diergeneeskunde. Formularium varken. Juli http://wvab.knmvd.nl/wvab/formularia/formularia.
Nederlandse 2012.
Maatschappij Accessed
voor at
Opgelet: Dit document is uitsluitend bestemd voor raadpleging en gebruik door dierenartsen. Enkel de dierenarts beschikt over de noodzakelijke kennis om de inhoud van dit document correct te interpreteren en toe te passen.
22
NEONATALE DIARREE
Escherichia coli
Indicaties en opmerkingen
Enterotoxigene Escherichia coli veroorzaken diarree bij biggen op verschillende leeftijden door aanhechting aan het darmepitheel via adhesines en productie van enterotoxines. De aandoening komt frequent voor bij neonatale biggen. Het is van belang de aandoening snel te behandelen aangezien een gestoorde darmfunctie op jonge leeftijd veel uitval veroorzaakt en een weerslag heeft op de algemene conditie van de big. Er moet veel aandacht besteed worden aan uitlokkende factoren: hygiëne, te lage biestopname, te lage temperatuur van het ligbed, andere darmaandoeningen zoals coccidiose, ..., alle invloeden die een weerslag hebben op de algemene toestand van de biggen en hun melkopname. Preventie door vaccinatie van de zeugen (voornamelijk eerste worps) blijkt heel efficiënt te zijn en is dan ook een aanbevolen standaardvaccinatie. Indien men ondanks de genomen maatregelen te kampen krijgt met de ziekte kan men zich wenden tot een behandeling met een antibacterieel middel.
Keuze van het antibioticum/chemotherapeuticum
Eerste keuze(s) Er worden geen eerste keuze antibacteriële middelen voorzien aangezien bij voorkeur preventieve maatregelen genomen worden die de noodzaak tot behandelingen met antibacteriële middelen vermijden. Tweede keuze(s) Colistine
B
PO B Gentamicine IM Lincomycine + spectinomycine
B
IM, PO B Procaïne benzylpenicilline + neomycine IM Derde keuze(s) Trimethoprim + sulfonamiden B Oxytetracycline IM, PO C Danofloxacine IM C Enrofloxacine IM, PO
A
IM, PO
Opgelet: Dit document is uitsluitend bestemd voor raadpleging en gebruik door dierenartsen. Enkel de dierenarts beschikt over de noodzakelijke kennis om de inhoud van dit document correct te interpreteren en toe te passen.
23
Marbofloxacine
C
IM
Aanvullingen: Behandeling van neonatale diarree bij biggen gebeurt hetzij intramusculair, hetzij via aangepaste orale preparaten. Een eerste keuze preparaat is moeilijk te geven. Spectinomycine en neomycine zijn elkeen vergund in combinatie met respectievelijk lincomycine en procaïne benzylpenicilline. Binnen deze combinaties vormen spectinomycine en neomycine de werkzame componenten tegen E. coli. Deze species is immers intrinsiek resistent tegen lincosamiden en penicilline G. Een hoge graad van resistentie van E. coli vindt men tegen trimethoprim + sulfonamiden en tetracyclines, die derhalve bij derde keuze werden ingedeeld. Aan colistine in ‘pig-pump’ is er een goede gevoeligheid, maar dit antibacterieel middel is de laatste jaren sterk in de belangstelling is gekomen in de humane geneeskunde als laatste redmiddel ter behandeling van multiresistente Pseudomonas aeruginosa en Acinetobacter infecties en carbapenemase-producerende Enterobacteriaceae, en moet daarom met terughoudendheid aangewend worden in de diergeneeskunde. Vandaar dat colistine bij tweede keuze werd ingedeeld. Tegen spectinomycine is de resistentiegraad hoger dan tegen neomycine en gentamicine. Aminosiden hebben een minder goede distributie in de darm na IM toediening. Tegen fluoroquinolones wordt weinig resistentie waargenomen. Tegen aminopenicillines is er bij E. coli veel resistentie. Bovendien is er een aanzienlijk risico op selectie van ‘Extended spectrum beta-lactamase’ (ESBL)/AmpC producerende organismen bij gebruik van deze molecules. Deze molecules werden derhalve niet behouden voor classificatie.
Referenties
A1-bronnen de Jong et al. Fluoroquinolone resistance of Escherichia coli and Salmonella from healthy livestock and poultry in the EU. Journal of Applied Microbiology 2012, 112: 239–245. Dowling. Aminoglycosides. In Giguère et al, Antimicrobial Therapy in Veterinary Medicine, 4th ed. 2006: 207-229. Fairbrother. Neonatal Escherichia coli diarrhea. In Straw et al, Diseases of Swine, 1999: 433. Giguère. Lincosamides, pleuromutilins, and streptogramins. In Giguère et al, Antimicrobial Therapy in Veterinary Medicine, 4th ed. 2006: 179-190. Prescott. Beta-lactam antibiotics: penam penicillins. In Giguère et al, Antimicrobial Therapy in Veterinary Medicine, 4th ed. 2006: 121-137.
Opgelet: Dit document is uitsluitend bestemd voor raadpleging en gebruik door dierenartsen. Enkel de dierenarts beschikt over de noodzakelijke kennis om de inhoud van dit document correct te interpreteren en toe te passen.
24 Schröer et al. Quantitative resistance level (MIC) of Escherichia coli isolated from calves and pigs suffering from enteritis: National Resistance Monitoring by the BVL 2004/2005. Berliner und Münchener Tierärztliche Wochenschrift 2007, 120: 431-441. Schwarz et al. Susceptibility of bacterial pathogens against lincomycin/spectinomycin (1/2), penicillin G/neomycin (1/1), and penicillin G/dihydrostreptomycin (1/1) as determined in the BfT-GermVet monitoring program 2004-2006. Berliner und Münchener Tierärztliche Wochenschrift 2007, 120: 363371. A2-bronnen de Jong et al. EASSA Study Group, Centre Européen d’Etudes pour la Santé Animale (CEESA), Brussels, Belgium. Antimicrobial susceptibility of commensal Escherichia coli from cattle, pigs and chickens (2002-2006) recovered from 8 EU countries (EASSA program). International Conference on Emerging Infectious Diseases (ICEID) 2012. Klein et al. VetPath Study Group, Centre Européen d’Etudes pour la Santé Animale (CEESA), Brussels, Belgium. Antimicrobial susceptibility monitoring of respiratory and enteric tract pathogens isolated from diseased swine across Europe between 2004 and 2006. 4th European Symposium of Porcine Health Management (ESPHM) 2012. Vallé et al. EASSA Study Group, Centre Européen d’Etudes pour la Santé Animale (CEESA), Brussels, Belgium. European Antimicrobial Susceptibility Surveillance in Animals (EASSA) programme: results on enteric bacteria from healthy pigs in the EU. Conference of the American Society for Microbiology (ASM) 2012. Gegevens antibiogrammen DGZ 2009-2011. A3-bronnen
Opgelet: Dit document is uitsluitend bestemd voor raadpleging en gebruik door dierenartsen. Enkel de dierenarts beschikt over de noodzakelijke kennis om de inhoud van dit document correct te interpreteren en toe te passen.
25
CLOSTRIDIUM INFECTIE
Clostridium perfringens
Indicaties en opmerkingen
Clostridium enteritis bij varkens veroorzaakt ernstige darmschade door inwerking van zijn toxines, dikwijls gepaard met sterfte. Vooral neonatale biggen zijn gevoelig maar ook bij oudere dieren kan de ziekte voorkomen. Clostridium perfringens type C veroorzaakt de meest ernstige letsels en noodzaakt snel ingrijpen. Ook type A wordt met enteritis geassocieerd maar de diagnose is moeilijker omdat de kiem ook als normale darmbewoner voorkomt en men dus ook de letsels moet aantonen. Aandacht moet besteed worden aan hygiëne (sporevormende kiem), een goede biestopname, en bij oudere dieren de samenstelling van het voeder. Tegen type C kunnen de zeugen ook gevaccineerd worden om de biggen meer maternale immuniteit mee te geven. Indien antibacteriële behandeling noodzakelijk is, kan één van volgende antibacteriële middelen aangewend worden.
Keuze van het antibioticum/chemotherapeuticum
Eerste keuze(s) Procaïne benzylpenicilline
A
IM
Tweede keuze(s) B Amoxicilline IM, PO B Ampicilline IM B Lincomycine IM, PO
Lincomycine + spectinomycine B Oxytetracycline IM, PO
B
IM, PO
Procaïne benzylpenicilline + neomycine
B
IM
Derde keuze(s) /
Opgelet: Dit document is uitsluitend bestemd voor raadpleging en gebruik door dierenartsen. Enkel de dierenarts beschikt over de noodzakelijke kennis om de inhoud van dit document correct te interpreteren en toe te passen.
26 Aanvullingen: Er is een zeer goede gevoeligheid aan penicillines en aminopenicillines in tegenstelling tot cefalosporines. Binnen de combinaties lincomycine + spectinomycine en procaïne benzylpenicilline + neomycine, zijn enkel lincomycine en procaïne benzylpenicilline actief tegen anaërobe kiemen. Het werkingsspectrum van de aminosiden omvat Gram-negatieve aërobe kiemen, sommige Gram-positieve aëroben en mycoplasmen; anaëroben zoals Clostridium zijn resistent. Resistentiegenen tegen lincomycine en tetracyclines zijn beschreven bij C. perfringens van zowel pluimvee als varkens. C. perfringens wordt tevens beschouwd als reservoir van resistentiegenen voor andere darmbacteriën. Er zijn weinig relevante gegevens over de gevoeligheid van C. perfringens stammen van varkens.
Referenties
A1-bronnen Dowling. Aminoglycosides. In Giguère et al, Antimicrobial Therapy in Veterinary Medicine, 4th ed. 2006: 207-229. Gholamiandehkordi et al. Antimicrobial resistance in Clostridium perfringens isolates from broilers in Belgium. Veterinary Research Communications 2009, 33: 1031-1037. Giguère. Lincosamides, pleuromutilins, and streptogramins. In Giguère et al, Antimicrobial Therapy in Veterinary Medicine, 4th ed. 2006: 179-190. Lyras et al. tISCpe8, an IS1595-family lincomycin resistance element located on a conjugative plasmid in Clostridium perfringens. Journal of Bacteriology 2009, 191: 6345-6351. Martel et al. Susceptibility of Clostridium perfringens strains from broiler chickens to antibiotics and anticoccidials. Avian Pathology 2004, 33: 3. Prescott. Beta-lactam antibiotics: penam penicillins. In Giguère et al, Antimicrobial Therapy in Veterinary Medicine, 4th ed. 2006: 121-137. Slavic et al. Antimicrobial susceptibility of Clostridium perfringens isolates of bovine, chicken, porcine, and turkey origin from Ontario. The Canadian Journal of Veterinary Research 2011, 75: 8997. Songer et al. Clostridial enteric infections in pigs. Journal of Veterinary Diagnostic Investigation 2005, 17: 528-536. A2-bronnen A3-bronnen
Opgelet: Dit document is uitsluitend bestemd voor raadpleging en gebruik door dierenartsen. Enkel de dierenarts beschikt over de noodzakelijke kennis om de inhoud van dit document correct te interpreteren en toe te passen.
27
SLINGERZIEKTE / SPEENDIARREE
Escherichia coli
Indicaties en opmerkingen
Verotoxigene en enterotoxigene Escherichia coli veroorzaken diarree bij biggen op verschillende leeftijden door kiemaanhechting aan het darmepitheel via adhesines en productie van enterotoxines. Bij productie van vasotoxines veroorzaken ze veralgemeende schade aan de bloedvaten en uittreden van vocht (oedeemziekte). De aandoening komt frequent voor na het spenen (overgang voeder, verandering hok, stress-factoren, ...). Vaccins tegen slingerziekte of speendiarree zijn niet voorhanden. Aandacht moet besteed worden aan uitlokkende factoren: vroeg spenen (speen-stress), voedersamenstelling en -opname, klimaat, hokbezetting en hergroepering, ... Het toedienen van ZnO in farmacologische dosering in de eerste 14 dagen na het spenen, kan speendiarree voorkomen. Ter preventie van slingerziekte, kunnen de biggen gevaccineerd worden. Indien toch ziekte optreedt, is het van belang de aandoening snel te behandelen aangezien de ziekte veel uitval veroorzaakt en een weerslag heeft op de algemene conditie van de big.
Keuze van het antibioticum/chemotherapeuticum
Eerste keuze(s) Er worden geen eerste keuze antibacteriële middelen voorzien aangezien bij voorkeur preventieve maatregelen genomen worden die de noodzaak tot behandelingen met antibacteriële middelen vermijden. Tweede keuze(s) B Apramycine PO B Colistine PO B Gentamicine IM
Lincomycine + spectinomycine B Paromomycine PO
B
IM, PO
Procaïne benzylpenicilline + neomycine B Spectinomycine IM, PO
B
IM
Derde keuze(s) Trimethoprim + sulfonamiden B Oxytetracycline IM, PO
A
IM, PO
Opgelet: Dit document is uitsluitend bestemd voor raadpleging en gebruik door dierenartsen. Enkel de dierenarts beschikt over de noodzakelijke kennis om de inhoud van dit document correct te interpreteren en toe te passen.
28
Danofloxacine Enrofloxacine
C
IM
C
IM, PO C Marbofloxacine IM Aanvullingen: Tegen colistine wordt weinig resistentie waargenomen en dit antibioticum wordt weinig geresorbeerd waardoor het zeer geschikt is om de kiem die aan het oppervlak van de villi zit te neutraliseren. Apramycine vertoont dezelfde eigenschappen. Tegen apramycine zijn de resistentiepercentages doorgaans laag, maar in een studie uitgevoerd in Denemarken werd aangetoond dat apramycine gebruik op bedrijfsniveau het reservoir van E. coli stammen met kruisresistentie tegen apramycine en gentamicine (= kritisch belangrijk antibacterieel middel voor de humane geneeskunde) kan verhogen. Tegen spectinomycine is de resistentie iets hoger. Voor paromomycine zijn geen recente gevoeligheidsdata beschikbaar. Spectinomycine en neomycine zijn elkeen vergund in combinatie met respectievelijk lincomycine en procaïne benzylpenicilline. Binnen deze combinaties vormen spectinomycine en neomycine de werkzame componenten tegen E. coli. Deze species is immers intrinsiek resistent tegen lincosamiden en penicilline G. Tegen trimethoprim + sulfonamiden en tetracyclines wordt frequent resistentie waargenomen. Tegen aminopenicillines is er bij E. coli veel resistentie. Bovendien is er een aanzienlijk risico op selectie van ‘Extended spectrum beta-lactamase’ (ESBL)/AmpC producerende organismen bij gebruik van deze molecules. Deze molecules werden derhalve niet behouden voor classificatie.
Referenties
A1-bronnen de Jong et al. A pan-European survey of antimicrobial susceptibility towards human-use antimicrobial drugs among zoonotic and commensal enteric bacteria isolated from healthy food-producing animals. Journal of Antimicrobial Chemotherapy 2009, 63: 733-744. de Jong et al. Fluoroquinolone resistance of Escherichia coli and Salmonella from healthy livestock and poultry in the EU. Journal of Applied Microbiology 2012, 112: 239-245. Dowling. Aminoglycosides. In Giguère et al, Antimicrobial Therapy in Veterinary Medicine, 4th ed. 2006: 207-229. Giguère. Lincosamides, pleuromutilins, and streptogramins. In Giguère et al, Antimicrobial Therapy in Veterinary Medicine, 4th ed. 2006: 179-190. Moxley. Edema disease. The Veterinary Clinics of North America. Food Animal Practice 2000, 16: 175-185. Opgelet: Dit document is uitsluitend bestemd voor raadpleging en gebruik door dierenartsen. Enkel de dierenarts beschikt over de noodzakelijke kennis om de inhoud van dit document correct te interpreteren en toe te passen.
29 Prescott. Beta-lactam antibiotics: penam penicillins. In Giguère et al, Antimicrobial Therapy in Veterinary Medicine, 4th ed. 2006: 121-137. Schröer et al. Quantitative resistance level (MIC) of Escherichia coli isolated from calves and pigs suffering from enteritis: National Resistance Monitoring by the BVL 2004/2005. Berliner und Münchener Tierärztliche Wochenschrift 2007, 120: 431-441. Schwarz et al. Susceptibility of bacterial pathogens against lincomycin/spectinomycin (1/2), penicillin G/neomycin (1/1), and penicillin G/dihydrostreptomycin (1/1) as determined in the BfT-GermVet monitoring program 2004-2006. Berliner und Münchener Tierärztliche Wochenschrift 2007, 120: 363371. Vibeke et al. Correlation between apramycin and gentamicin use in pigs and an increasing reservoir of gentamicin-resistant Escherichia coli. Journal of Antimicrobial Chemotherapy 2006, 58: 101-107. A2-bronnen de Jong et al. EASSA Study Group, Centre Européen d’Etudes pour la Santé Animale (CEESA), Brussels, Belgium. Antimicrobial susceptibility of commensal Escherichia coli from cattle, pigs and chickens (2002-2006) recovered from 8 EU countries (EASSA program). International Conference on Emerging Infectious Diseases (ICEID) 2012. Klein et al. VetPath Study Group, Centre Européen d’Etudes pour la Santé Animale (CEESA), Brussels, Belgium. Antimicrobial susceptibility monitoring of respiratory and enteric tract pathogens isolated from diseased swine across Europe between 2004 and 2006. 4th European Symposium of Porcine Health Management (ESPHM) 2012. Vallé et al. EASSA Study Group, Centre Européen d’Etudes pour la Santé Animale (CEESA), Brussels, Belgium. European Antimicrobial Susceptibility Surveillance in Animals (EASSA) programme: results on enteric bacteria from healthy pigs in the EU. Conference of the American Society for Microbiology (ASM) 2012. Gegevens antibiogrammen DGZ 2009-2011. A3-bronnen
Opgelet: Dit document is uitsluitend bestemd voor raadpleging en gebruik door dierenartsen. Enkel de dierenarts beschikt over de noodzakelijke kennis om de inhoud van dit document correct te interpreteren en toe te passen.
30
SALMONELLOSE
Salmonella spp.
Indicaties en opmerkingen
Naast de bezorgdheid voor voedselveiligheid van producten afkomstig van varkens, komt Salmonellose ook klinisch voor bij varkens. In Europa wordt vooral kliniek gezien ingevolge nietgastheerspecifieke types waaronder vooral Salmonella Typhimurium. Salmonellose uit zich vooral als een invasieve enteritis, soms gepaard met septicemie of endotoxineshock. De aandoening wordt vooral gezien bij jonge vleesvarkens, frequent naar aanleiding van voederovergangen. De ernstige darmschade die Salmonella veroorzaakt, leidt dikwijls tot blijvende letsels ter hoogte van de darmmucosa met slechte groei of darmstenose tot gevolg. Er moet in eerste instantie aandacht besteed worden aan infectiedruk (hygiëne, hokbezetting, ...), ongeschikt maken van het darmmilieu (aanzuren, …), voedersamenstelling (meel vs. korrelvoer, ...) en management. Bij een klinische uitbraak kan gebruik gemaakt worden van één van volgende antibacteriële middelen.
Keuze van het antibioticum/chemotherapeuticum
Eerste keuze(s) Apramycine Gentamicine
B B
PO IM
Lincomycine + spectinomycine
B
IM, PO B Procaïne benzylpenicilline + neomycine IM Tweede keuze(s) Colistine
B
PO
Paromomycine
B
PO
Derde keuze(s) Trimethoprim + sulfonamiden B Oxytetracycline IM, PO C Enrofloxacine IM C Flumequine PO
A
IM, PO
Opgelet: Dit document is uitsluitend bestemd voor raadpleging en gebruik door dierenartsen. Enkel de dierenarts beschikt over de noodzakelijke kennis om de inhoud van dit document correct te interpreteren en toe te passen.
31 Aanvullingen: Spectinomycine en neomycine zijn elkeen vergund in combinatie met respectievelijk lincomycine en procaïne benzylpenicilline. Binnen deze combinaties vormen spectinomycine en neomycine de werkzame componenten tegen Salmonella. Salmonella spp. zijn immers intrinsiek resistent tegen lincosamiden en penicilline G. Er is weinig resistentie gerapporteerd tegen aminosiden. Daarnaast zijn deze molecules goed beschikbaar ter hoogte van het darmmilieu. Ze vertonen doorgaans een minder goede distributie in de darm na IM toediening. Voor paromomycine zijn geen gegevens beschikbaar qua gevoeligheid van Salmonella. Salmonella is regelmatig resistent (> 50%) tegen trimethoprim + sulfonamiden en tetracyclines. Deze molecules werden derhalve bij derde keuze ingedeeld. De fluoroquinolones bezitten een goede werkzaamheid tegen Salmonella. Tegen aminopenicillines is er bij Salmonella veel resistentie. Bovendien is er een aanzienlijk risico op selectie van ‘Extended spectrum beta-lactamase’ (ESBL)/AmpC producerende organismen bij gebruik van deze molecules. Deze molecules werden derhalve niet behouden voor classificatie.
Referenties
A1-bronnen de Jong et al. A pan-European survey of antimicrobial susceptibility towards human-use antimicrobial drugs among zoonotic and commensal enteric bacteria isolated from healthy food-producing animals. Journal of Antimicrobial Chemotherapy 2009, 63: 733–744. de Jong et al. Fluoroquinolone resistance of Escherichia coli and Salmonella from healthy livestock and poultry in the EU. Journal of Applied Microbiology 2012, 112: 239–245. Dowling. Aminoglycosides. In Giguère et al, Antimicrobial Therapy in Veterinary Medicine, 4th ed. 2006: 207-229. Giguère. Lincosamides, pleuromutilins, and streptogramins. In Giguère et al, Antimicrobial Therapy in Veterinary Medicine, 4th ed. 2006: 179-190. Prescott. Beta-lactam antibiotics: penam penicillins. In Giguère et al, Antimicrobial Therapy in Veterinary Medicine, 4th ed. 2006: 121-137. Schwarz et al. Susceptibility of bacterial pathogens against lincomycin/spectinomycin (1/2), penicillin G/neomycin (1/1), and penicillin G/dihydrostreptomycin (1/1) as determined in the BfT-GermVet monitoring program 2004-2006. Berliner und Münchener Tierärztliche Wochenschrift 2007, 120: 363371. A2-bronnen
Opgelet: Dit document is uitsluitend bestemd voor raadpleging en gebruik door dierenartsen. Enkel de dierenarts beschikt over de noodzakelijke kennis om de inhoud van dit document correct te interpreteren en toe te passen.
32 de Jong et al. Antimicrobial susceptibility monitoring of non-typhoidal Salmonella from healthy pigs and poultry in Belgium 2008-2011. 22nd European Congress of Clinical Microbiology and Infectious Diseases (ECCMID) 2012. Morrissey et al. EASSA Study Group, Centre Européen d’Etudes pour la Santé Animale (CEESA), Brussels, Belgium. Antimicrobial susceptibility of Salmonella enterica from healthy cattle, pigs and chickens across the EU: European Antimicrobial Susceptibility Surveillance in Animals (EASSA). 52nd Interscience Conference on Antimicrobial Agents and Chemotherapy (ICAAC) 2012. Moyaert et al. EASSA Study Group, Centre Européen d’Etudes pour la Santé Animale (CEESA), Brussels, Belgium. Antimicrobial susceptibility of zoonotic Salmonella enterica from cattle, pigs and poultry isolated in 8 European countries over a four year period (2002-2006) (EASSA program). 22nd European Congress of Clinical Microbiology and Infectious Diseases (ECCMID) 2012. Vallé et al. EASSA Study Group, Centre Européen d’Etudes pour la Santé Animale (CEESA), Brussels, Belgium. European Antimicrobial Susceptibility Surveillance in Animals (EASSA) programme: results on enteric bacteria from healthy pigs in the EU. Conference of the American Society for Microbiology (ASM) 2012. Gegevens antibiogrammen DGZ 2009-2011. Salmonella rapport CODA 2011. A3-bronnen
Opgelet: Dit document is uitsluitend bestemd voor raadpleging en gebruik door dierenartsen. Enkel de dierenarts beschikt over de noodzakelijke kennis om de inhoud van dit document correct te interpreteren en toe te passen.
33
DYSENTERIE
Brachyspira hyodysenteriae
Indicaties en opmerkingen
Brachyspira hyodysenteriae is een spirilvormige anaërobe kiem die gedijt in het colon van varkens. De bacterie veroorzaakt een verstoring van de darmbarrière en daarmee gepaard gaand van de waterhuishouding van het dier. Een colitis met bijmenging van bloed en slijm alsook sterke deshydratatie en zelfs sterfte zijn het gevolg. De bacterie overleeft in dragerdieren, in mest en in knaagdieren en zorgt op die manier voor continue herbesmetting van gevoelige dieren. Door herhaalde infectiegolven op aangetaste bedrijven stijgt de kost van antibacteriële behandelingen en dalen de groei van de varkens en het economisch rendement. Een adequate aanpak van dysenterie is noodzakelijk. Ongediertebestrijding en hygiëne moeten geoptimaliseerd worden. Op vermeerderingsbedrijven is eliminatie aanbevolen, op vleesvarkensbedrijven moet, naast het onder controle houden van de kliniek, leegstand voorzien worden voor de opzet van een volgende batch. Ongeschikt maken van het colonmilieu door voederaanpassingen kan eveneens bijdragen tot reductie van de kliniek. Volgende antibacteriële middelen kunnen aangewend worden in de strijd tegen dysenterie.
Keuze van het antibioticum/chemotherapeuticum
Eerste keuze(s) Tiamuline
A
IM, PO A Valnemuline PO B Tylvalosine PO Tweede keuze(s) Lincomycine
B
IM, PO
Lincomycine + spectinomycine
B
IM, PO
Derde keuze(s) Tylosine
B
IM, PO
Aanvullingen: Resistentie van B. hyodysenteriae komt veelvuldig voor. Tegen tylosine wordt bijna 100% resistentie waargenomen, deze molecule werd dus bij derde keuze ingedeeld. Ook tegen lincomycine is er veel
Opgelet: Dit document is uitsluitend bestemd voor raadpleging en gebruik door dierenartsen. Enkel de dierenarts beschikt over de noodzakelijke kennis om de inhoud van dit document correct te interpreteren en toe te passen.
34 resistentie. Beide molecules geven soms klinische verbetering door veranderen van de darmflora waardoor het milieu minder geschikt wordt voor Brachyspira. Ook tegen de eerste keuzemiddelen wordt er frequent resistentie vastgesteld. Gevoeligheid aan beide pleuromutilines loopt veelal parallel. Het is aangetoond dat door langdurig gebruik resistentie tegen pleuromutilines geïnduceerd wordt. Een gunstig effect van de combinatie tiamuline - doxycycline werd niet alleen beschreven voor ademhalingspathogenen maar eveneens voor Brachyspira. Tiamuline is toxisch in combinatie met ionoforen. Eliminatie op bedrijfsniveau is mogelijk via gebruik van beide pleuromutilines alsook via gebruik van tylvalosine mits de bacteriestam gevoelig is aan deze antibacteriële middelen en mits een strikt hygiëneprotocol.
Referenties
A1-bronnen Burch et al. The synergistic activity of tiamulin and chlortetracycline: in-feed treatment of bacterially complicated enzootic pneumonia in fattening pigs. Veterinary Record 1986, 119: 108-112. Karlsson et al. Genetic basis of macrolide and lincosamide resistance in Brachyspira hyodysenteriae. FEMS Microbiology Letters 1999, 172: 255-260. Vyt et al. A practical approach to the elimination of swine dysentery (Brachyspira hyodysenteriae) from single-site, farrow-to-finish herds. Flemish Veterinary Journal 2007, 76: 124-129. Vyt et al. In vitro susceptibility of Brachyspira hyodysenteriae to a tiamulin-doxycyclin combination. Proceedings IPVS Vancouver - Canada 2010: 729. Vyt. Antimicrobial resistance in Brachyspira hyodysenteriae: an increasing problem. The Pig Journal 2011, 65: 5-8. Vyt et al. The use of tylvalosin (AivlosinR) in the successful elimination of swine dysentery on a farrow-to-finish herd. Flemish Veterinary Journal 2012, 81: 205-209. A2-bronnen Gegevens Minimum Inhibitorische Concentraties (MICs) DGZ 2006-2012. A3-bronnen EMA CVMP Scientific Advisory Group on Antimicrobials (SAGAM). Reflection paper on use of pleuromutilins in food-producing animals in the European Union: development of resistance and impact on human and animal health (Draft for consultation). European Medicines Agency 2012. Accessed at http://www.ema.europa.eu/docs/en_GB/document_library/Scientific_guideline/2012/12/WC50013641 8.pdf.
Opgelet: Dit document is uitsluitend bestemd voor raadpleging en gebruik door dierenartsen. Enkel de dierenarts beschikt over de noodzakelijke kennis om de inhoud van dit document correct te interpreteren en toe te passen.
35
INTESTINAAL ADENOMATOSIS COMPLEX
Lawsonia intracellularis
Indicaties en opmerkingen
Lawsonia intracellularis is een bacterie die leeft in de crypten van de dunne darm. Ze veroorzaakt proliferatie van de cryptencellen ter hoogte van het ileum met verdikking van de mucosa en invloed op de vertering van nutriënten tot gevolg. Er worden verschillende ziektebeelden beschreven: de PIAvorm (porciene intestinale adenomatose) die vooral gekenmerkt is door ongelijke groei in het koppel en soms platte mest; de PHE-vorm (proliferatieve hemorraghische enteropathie) waarbij een plotse verbloeding in het ileum optreedt, soms met sterfte; de necrotiserende enteritis vorm en de regionale ileïtis vorm, waarbij respectievelijk necrose en lokale verdikking van het ileum aangetroffen worden. Een vaccin voor orale toediening is voorhanden. Lawsonia wordt vooral geassocieerd met verminderde en ongelijke groei bij biggen en vleesvarkens, en antibacteriële therapie is veelal gericht om dit te voorkomen.
Keuze van het antibioticum/chemotherapeuticum
Eerste keuze(s) Er worden geen eerste keuze antibacteriële middelen voorzien aangezien bij voorkeur preventieve maatregelen genomen worden die de noodzaak tot behandelingen met antibacteriële middelen vermijden. Tweede keuze(s) Lincomycine + spectinomycine B Oxytetracycline IM, PO B Tylosine PO B Tylvalosine PO
B
IM, PO
Derde keuze(s) / Aanvullingen: Er zijn weinig gegevens over de gevoeligheid van Lawsonia aangezien de bacterie moeilijk in vitro te kweken is. De beste activiteit gaat uit van de pleuromutilines, maar deze worden als eerste keuze voorbehouden voor dysenterie.
Opgelet: Dit document is uitsluitend bestemd voor raadpleging en gebruik door dierenartsen. Enkel de dierenarts beschikt over de noodzakelijke kennis om de inhoud van dit document correct te interpreteren en toe te passen.
36 Referenties
A1-bronnen Wattanaphansak et al. In vitro antimicrobial activity against 10 North American and European Lawsonia intracellularis isolates. Veterinary Microbiology 2009, 134: 305–310. A2-bronnen A3-bronnen EMA CVMP Scientific Advisory Group on Antimicrobials (SAGAM). Reflection paper on use of pleuromutilins in food-producing animals in the European Union: development of resistance and impact on human and animal health (Draft for consultation). European Medicines Agency 2012. Accessed at http://www.ema.europa.eu/docs/en_GB/document_library/Scientific_guideline/2012/12/WC50013641 8.pdf.
Opgelet: Dit document is uitsluitend bestemd voor raadpleging en gebruik door dierenartsen. Enkel de dierenarts beschikt over de noodzakelijke kennis om de inhoud van dit document correct te interpreteren en toe te passen.
37
Escherichia coli, …
MASTITIS Indicaties en opmerkingen
Mastitis bij zeugen wordt vooral gezien de eerste dagen na de partus. Oorzakelijke kiemen die op dat moment de uier koloniseren zijn in hoofdzaak coliformen, streptokokken en stafylokokken. De aandoening gaat naast lokale zwelling, dikwijls gepaard met temperatuurstijging en heeft uiteraard een gevolg op de biggen door daling van de melkproductie. Soms zijn er ook gevolgen voor een volgende lactatie indien er veel schade in de melkklier is. Het is van belang tussenkomende factoren, zoals de hygiëne in het kraamhok, het klimaat, de voedingstoestand van de zeugen en het voederschema rond de partus, te optimaliseren. Aangetaste zeugen moeten behandeld worden met antibacteriële middelen en ontstekingsremmers. De in dit document voorgestelde antibacteriële middelen zijn gericht op de behandeling van mastitis veroorzaakt door coliformen.
Keuze van het antibioticum/chemotherapeuticum
Eerste keuze(s) Er worden geen eerste keuze antibacteriële middelen voorzien aangezien bij voorkeur preventieve maatregelen genomen worden die de noodzaak tot behandelingen met antibacteriële middelen vermijden. Tweede keuze(s) Trimethoprim + sulfonamiden B Doxycycline PO Lincomycine + spectinomycine B Oxytetracycline IM, PO
A
B
IM, PO
IM, PO
Procaïne benzylpenicilline + neomycine
B
IM
Derde keuze(s) Cefquinome
C
IM C Enrofloxacine IM C Marbofloxacine IM
Opgelet: Dit document is uitsluitend bestemd voor raadpleging en gebruik door dierenartsen. Enkel de dierenarts beschikt over de noodzakelijke kennis om de inhoud van dit document correct te interpreteren en toe te passen.
38 Aanvullingen: Aangezien het in de meeste gevallen individuele dieren betreft en een groepsbehandeling niet noodzakelijk is, zijn vooral parenteraal toedienbare preparaten aangewezen. Aangezien bij Escherichia coli frequent resistentie aangetroffen wordt tegen trimethoprim+ sulfonamiden werd deze combinatie niet bij eerste keuze ingedeeld. Tegen tetracyclines is er frequent resistentie bij E. coli. Spectinomycine en neomycine zijn elkeen vergund in combinatie met respectievelijk lincomycine en procaïne benzylpenicilline. Binnen deze combinaties vormen spectinomycine en neomycine de werkzame componenten tegen E. coli. Deze species is immers intrinsiek resistent tegen lincosamiden en penicilline G. Tegen aminopenicillines en cefalosporines is er bij E. coli veel resistentie. Deze molecules werden derhalve niet behouden, maar kunnen wel zinvol zijn na diagnose van gevoelige kiemen. Er zijn weinig recente gevoeligheidsgegevens over E. coli isolaten uit mastitis. Een goede distributie van enrofloxacine in de melk wordt beschreven. Sommige van bovenvermelde antibacteriële middelen bereiken onvoldoende werkzame concentraties in de melk na systemische toediening. Dit geldt in het bijzonder voor sulfonamiden en aminosiden.
Referenties
A1-bronnen Bertschinger. Coliform mastitis. In Straw et al, Diseases of Swine, 9th ed. 1999: 457. Dowling. Aminoglycosides. In Giguère et al, Antimicrobial Therapy in Veterinary Medicine, 4th ed. 2006: 207-229. Giguère. Lincosamides, pleuromutilins, and streptogramins. In Giguère et al, Antimicrobial Therapy in Veterinary Medicine, 4th ed. 2006: 179-190. Grobbel et al. Antimicrobial susceptibility of Escherichia coli from swine, horses, dogs and cats as determined in the BfT-GermVet monitoring program 2004-2006. Berliner und Münchener Tierärztliche Wochenschrift 2007, 120: 391-401. Klopfenstein et al. Diseases of the mammary gland and lactation problems. In Straw et al, Diseases of Swine, 9th ed. 1999: 833. Prescott. Beta-lactam antibiotics: penam penicillins. In Giguère et al, Antimicrobial Therapy in Veterinary Medicine, 4th ed. 2006: 121-137. Schwarz et al. Susceptibility of bacterial pathogens against lincomycin/spectinomycin (1/2), penicillin G/neomycin (1/1), and penicillin G/dihydrostreptomycin (1/1) as determined in the BfT-GermVet
Opgelet: Dit document is uitsluitend bestemd voor raadpleging en gebruik door dierenartsen. Enkel de dierenarts beschikt over de noodzakelijke kennis om de inhoud van dit document correct te interpreteren en toe te passen.
39 monitoring program 2004-2006. Berliner und Münchener Tierärztliche Wochenschrift 2007, 120: 363371. A2-bronnen Gegevens antibiogrammen DGZ 2009-2011. A3-bronnen
Opgelet: Dit document is uitsluitend bestemd voor raadpleging en gebruik door dierenartsen. Enkel de dierenarts beschikt over de noodzakelijke kennis om de inhoud van dit document correct te interpreteren en toe te passen.
40
(ENDO)METRITIS
Escherichia coli, …
Indicaties en opmerkingen
Endometritis bij zeugen komt vooral voor op twee tijdstippen. Enerzijds komt het voor in aansluiting op de partus: vooral bij een langdurige partus en veelvuldige geboortehulp stijgt het risico op endometritis. Anderzijds ziet men frequent endometritis in aansluiting op inseminatie, vooral bij slecht geplande inseminatiemomenten. Puerperale endometritis moet behandeld worden om agalactie te beperken. Zeugen maken dan soms koorts en zijn ziek. De aandoening gaat soms hand in hand met mastitis. Post-inseminatie endometritis wordt dikwijls pas gezien bij de volgende bronst en heeft vooral een effect op de efficiëntie van de productie (drachtpercentage). Het etiologisch agens is meestal een ‘ingesleepte kiem’, vooral coliformen (Escherichia coli) en streptokokken of stafylokokken. Aandacht moet besteed worden aan respectievelijk hygiëne rond de partus, en de inseminatie en het inseminatiemoment. Op probleembedrijven wordt regelmatig behandeld met antibacteriële middelen, mede om de infectiedruk te verlagen, hetzij rond de partus, hetzij in groepsbehandeling bij witvuilen. De in dit document voorgestelde antibacteriële middelen zijn gericht op de behandeling van metritis veroorzaakt door coliformen.
Keuze van het antibioticum/chemotherapeuticum
Eerste keuze(s) Er worden geen eerste keuze antibacteriële middelen voorzien aangezien bij voorkeur preventieve maatregelen genomen worden die de noodzaak tot behandelingen met antibacteriële middelen vermijden. Tweede keuze(s) Trimethoprim + sulfonamiden B Doxycycline PO Lincomycine + spectinomycine B Oxytetracycline IM, PO
A
B
IM, PO
IM, PO
Procaïne benzylpenicilline + neomycine
B
IM
Opgelet: Dit document is uitsluitend bestemd voor raadpleging en gebruik door dierenartsen. Enkel de dierenarts beschikt over de noodzakelijke kennis om de inhoud van dit document correct te interpreteren en toe te passen.
41 Derde keuze(s) Cefquinome
C
IM C Enrofloxacine IM C Marbofloxacine IM Aanvullingen: Eenzelfde spectrum werd vooropgesteld als bij mastitis. Aangezien bij E. coli frequent resistentie aangetroffen wordt tegen trimethoprim + sulfonamiden werd deze combinatie niet bij eerste keuze ingedeeld. Tegen tetracyclines is er frequent resistentie bij E. coli. Spectinomycine en neomycine zijn elkeen vergund in combinatie met respectievelijk lincomycine en procaïne benzylpenicilline. Binnen deze combinaties vormen spectinomycine en neomycine de werkzame componenten tegen E. coli. Deze species is immers intrinsiek resistent tegen lincosamiden en penicilline G. Tegen aminopenicillines en cefalosporines is er bij E. coli veel resistentie. Deze molecules werden derhalve niet behouden, maar kunnen wel zinvol zijn na diagnose van gevoelige kiemen.
Referenties
A1-bronnen Dowling. Aminoglycosides. In Giguère et al, Antimicrobial Therapy in Veterinary Medicine, 4th ed. 2006: 207-229. Giguère. Lincosamides, pleuromutilins, and streptogramins. In Giguère et al, Antimicrobial Therapy in Veterinary Medicine, 4th ed. 2006: 179-190. Grobbel et al. Antimicrobial susceptibility of Escherichia coli from swine, horses, dogs and cats as determined in the BfT-GermVet monitoring program 2004-2006. Berliner und Münchener Tierärztliche Wochenschrift 2007, 120: 391-401. Kaeoket et al. The effect of post-ovulatory insemination on the subsequent embryonic loss, oestrous cycle length and vaginal discharge in sows. Reproduction in Domestic Animals 2005, 40: 492-494. Prescott. Beta-lactam antibiotics: penam penicillins. In Giguère et al, Antimicrobial Therapy in Veterinary Medicine, 4th ed. 2006: 121-137. Schwarz et al. Susceptibility of bacterial pathogens against lincomycin/spectinomycin (1/2), penicillin G/neomycin (1/1), and penicillin G/dihydrostreptomycin (1/1) as determined in the BfT-GermVet monitoring program 2004-2006. Berliner und Münchener Tierärztliche Wochenschrift 2007, 120: 363371. Opgelet: Dit document is uitsluitend bestemd voor raadpleging en gebruik door dierenartsen. Enkel de dierenarts beschikt over de noodzakelijke kennis om de inhoud van dit document correct te interpreteren en toe te passen.
42 A2-bronnen Gegevens antibiogrammen DGZ 2009-2011. A3-bronnen
Opgelet: Dit document is uitsluitend bestemd voor raadpleging en gebruik door dierenartsen. Enkel de dierenarts beschikt over de noodzakelijke kennis om de inhoud van dit document correct te interpreteren en toe te passen.
43
URINEWEGINFECTIES
coliformen
Indicaties en opmerkingen
Urineweginfecties komen frequent voor bij zeugen, vooral bij oudere zeugen. Verschillende bacteriën worden teruggevonden met als belangrijkste Escherichia coli. Vooral het contact van de vulva met mest, de korte urethra die meer doorgankelijk is door sfincterrelaxatie op het einde van de dracht zorgen ervoor dat de blaas kan gekoloniseerd worden. Urineweginfecties kunnen eveneens voorkomen naar aanleiding van blaassteenvorming. In veel gevallen gaan urineweginfecties vooral gepaard met vage symptomen, minder goede conditie van de dieren, beperkte uitvloei en biochemische afwijkingen in de urine, maar hebben ze wel invloed op de economische rendabiliteit door meer terugkomers, soms kleinere nesten, vroeger op te ruimen zeugen, … In de literatuur wordt vaak een link gelegd tussen urineweginfecties en mastitis en metritis. Aandacht voor hygiëne en voldoende wateropname zijn van belang. In geval urineweginfecties voorkomen naar aanleiding van blaassteenvorming, moet ook aandacht besteed worden aan het aanzuren van de urine om kristalvorming te beperken. Behandeling met antibacteriële middelen, vooral groepsbehandeling, wordt frequent toegepast maar geeft niet steeds het gewenste resultaat waardoor men frequent recidieven ziet.
Keuze van het antibioticum/chemotherapeuticum
Eerste keuze(s) Er worden geen eerste keuze antibacteriële middelen voorzien aangezien bij voorkeur preventieve maatregelen genomen worden die de noodzaak tot behandelingen met antibacteriële middelen vermijden. Tweede keuze(s) Trimethoprim + sulfonamiden B Doxycycline PO Lincomycine + spectinomycine B Oxytetracycline IM, PO
A
B
IM, PO
IM, PO
Procaïne benzylpenicilline + neomycine
B
IM
Derde keuze(s) Enrofloxacine
C
IM
Opgelet: Dit document is uitsluitend bestemd voor raadpleging en gebruik door dierenartsen. Enkel de dierenarts beschikt over de noodzakelijke kennis om de inhoud van dit document correct te interpreteren en toe te passen.
44 Aanvullingen: Eenzelfde spectrum werd vooropgesteld als bij mastitis en metritis. Aangezien bij E. coli frequent resistentie aangetroffen wordt tegen trimethoprim + sulfonamiden werd deze combinatie niet bij eerste keuze ingedeeld. Tegen tetracyclines is er frequent resistentie bij E. coli. Spectinomycine en neomycine zijn elkeen vergund in combinatie met respectievelijk lincomycine en procaïne benzylpenicilline. Binnen deze combinaties vormen spectinomycine en neomycine de werkzame componenten tegen E. coli. Deze species is immers intrinsiek resistent tegen lincosamiden en penicilline G. Tegen aminopenicillines en cefalosporines is er bij E. coli veel resistentie. Deze molecules werden derhalve niet behouden, maar kunnen wel zinvol zijn na diagnose van gevoelige kiemen.
Referenties
A1-bronnen Dowling. Aminoglycosides. In Giguère et al, Antimicrobial Therapy in Veterinary Medicine, 4th ed. 2006: 207-229. Giguère. Lincosamides, pleuromutilins, and streptogramins. In Giguère et al, Antimicrobial Therapy in Veterinary Medicine, 4th ed. 2006: 179-190. Grobbel et al. Antimicrobial susceptibility of Escherichia coli from swine, horses, dogs and cats as determined in the BfT-GermVet monitoring program 2004-2006. Berliner und Münchener Tierärztliche Wochenschrift 2007, 120: 391-401. Prescott. Beta-lactam antibiotics: penam penicillins. In Giguère et al, Antimicrobial Therapy in Veterinary Medicine, 4th ed. 2006: 121-137. Schwarz et al. Susceptibility of bacterial pathogens against lincomycin/spectinomycin (1/2), penicillin G/neomycin (1/1), and penicillin G/dihydrostreptomycin (1/1) as determined in the BfT-GermVet monitoring program 2004-2006. Berliner und Münchener Tierärztliche Wochenschrift 2007, 120: 363371. Wanyoike et al. Concurrent pathological and bacteriological findings in the urogenital organs and mammary glands of sows culled because of chronic vulvovaginal discharge and swine urogenital disease (SUGD): a case study. Tijdschrift voor Diergeneeskunde 2006, 131: 686-691. A2-bronnen Gegevens antibiogrammen DGZ 2009-2011. A3-bronnen
Opgelet: Dit document is uitsluitend bestemd voor raadpleging en gebruik door dierenartsen. Enkel de dierenarts beschikt over de noodzakelijke kennis om de inhoud van dit document correct te interpreteren en toe te passen.
45
ARTRITIS
streptokokken
Indicaties en opmerkingen
Bacteriële gewrichtsontsteking komt vooral voor bij biggen. Het gaat daarbij veelal om letsels die primair veroorzaakt worden door bacteriën met een tropisme voor het gewrichtskapsel o.a. streptokokken. In veel gevallen gaat het om infecties vanuit de bloedbaan aangezien varkens vaak drager zijn van deze kiemen ter hoogte van de neus. Bij onderdrukking van de afweer (stress, klimaat, ...) of bij hoge infectiedruk komen de kiemen in het bloed met aantasting van verschillende serosae. Bacteriële artritis naar aanleiding van traumata (huidlesies bij ruwe ondergrond, ...) wordt frequent gezien bij jonge biggen. De ontstane gewrichtsletsels kunnen gekoloniseerd worden door stafylokokken of Trueperella pyogenes waardoor de letsels verergeren. Er moet aandacht besteed worden aan uitlokkende factoren (stress, hokbezetting, ondergrond, klimaat, ...). Artritisletsels bij varkens worden systemisch behandeld met antibacteriële middelen.
Keuze van het antibioticum/chemotherapeuticum
Eerste keuze(s) Procaïne benzylpenicilline
A
IM
Tweede keuze(s) Trimethoprim + sulfonamiden B Amoxicilline IM, PO B Ampicilline IM
A
IM, PO
Procaïne benzylpenicilline + neomycine
B
IM
Derde keuze(s) Lincomycine
B
IM, PO B Oxytetracycline IM, PO C Cefquinome IM C Ceftiofur IM
Opgelet: Dit document is uitsluitend bestemd voor raadpleging en gebruik door dierenartsen. Enkel de dierenarts beschikt over de noodzakelijke kennis om de inhoud van dit document correct te interpreteren en toe te passen.
46 Aanvullingen: Streptokokken bezitten een zeer goede gevoeligheid aan beta-lactamantibiotica. Minimum inhibitorische concentraties (MICs) van trimethoprim + sulfonamiden voor Streptococcus suis zijn in de literatuur doorgaans laag, hoewel verschillen in gevoeligheid kunnen optreden naargelang het serotype. Een hoge graad van resistentie daarentegen wordt aangetroffen tegen lincomycine en tetracyclines. Deze molecules werden derhalve bij de derde keuze ingedeeld.
Referenties
A1-bronnen Hendriksen et al. Occurrence of antimicrobial resistance among bacterial pathogens and indicator bacteria in pigs in different European countries from year 2002 – 2004: the ARBAO-II study. Acta Veterinaria Scandinavica 2008, 50: 19. Marie et al. Antimicrobial susceptibility of Streptococcus suis isolated from swine in France and from humans in different countries between 1996 and 2000. Journal of Antimicrobial Chemotherapy 2002, 50: 201-209. Schwarz et al. Antimicrobial susceptibility of streptococci from various indications of swine, horses, dogs and cats as determined in the BfT-GermVet monitoring program 2004-2006. Berliner und Münchener Tierärztliche Wochenschrift 2007, 120: 380-390. Wisselink et al. Quantitative susceptibility of Streptococcus suis strains isolated from diseased pigs in seven European countries to antimicrobial agents licensed in veterinary medicine. Veterinary Microbiology 2006, 113: 73-82. A2-bronnen Gegevens antibiogrammen DGZ 2009-2011. A3-bronnen
Opgelet: Dit document is uitsluitend bestemd voor raadpleging en gebruik door dierenartsen. Enkel de dierenarts beschikt over de noodzakelijke kennis om de inhoud van dit document correct te interpreteren en toe te passen.
47
EXSUDATIEVE EPIDERMITIS (ROETBIGGEN)
Staphylococcus hyicus
Indicaties en opmerkingen
Exsudatieve epidermitis wordt veroorzaakt door Staphylococcus hyicus. Deze bacterie is een normale bewoner van de huid bij varkens maar wanneer toxine-producerende stammen de huid binnendringen kunnen ze een exsudatieve ontsteking veroorzaken (loslaten van de cellagen in stratum spinosum en verlies van weefselvocht). Klinisch ziet men circulaire tot landkaartvormige letsels waarin stalstof kleeft. In erge gevallen is het ganse lichaamsoppervlak aangetast. Vooral jonge biggen kunnen ernstige letsels ontwikkelen. Aangetaste biggen vertonen een duidelijke groeiachterstand. Door drainage via de lymfe worden soms ook inwendige lokalisaties gezien. De letsels spreiden zeer snel van big tot big. Snel ingrijpen is van belang. Alle ingangspoorten moeten zoveel mogelijk vermeden worden (ectoparasieten bestrijden, tanden slijpen, vechtletsels vermijden, ...). Volgende antibacteriële middelen komen in aanmerking voor de behandeling.
Keuze van het antibioticum/chemotherapeuticum
Eerste keuze(s) Procaïne benzylpenicilline
A
IM
Tweede keuze(s) Trimethoprim + sulfonamiden B Amoxicilline IM, PO B Ampicilline IM
A
IM, PO
Procaïne benzylpenicilline + neomycine
B
IM
Derde keuze(s) Lincomycine
B
IM, PO B Oxytetracycline IM, PO C Cefquinome IM
Opgelet: Dit document is uitsluitend bestemd voor raadpleging en gebruik door dierenartsen. Enkel de dierenarts beschikt over de noodzakelijke kennis om de inhoud van dit document correct te interpreteren en toe te passen.
48 Aanvullingen: Er wordt veel resistentie waargenomen bij S. hyicus. Vooral tegen lincomycine en tetracyclines zijn veel stammen resistent.
Referenties
A1-bronnen Aarestrup et al. Trends in antimicrobial susceptibility in relation to antimicrobial usage and presence of resistance genes in Staphylococcus hyicus isolated from exudative epidermitis in pigs. Veterinary Microbiology 2002, 89: 83–94. Futagawa-Saito et al. Antimicrobial susceptibilities of exfoliative toxigenic and non-toxigenic Staphylococcus hyicus strains in Japan. Journal of Veterinary Medical Science 2009, 71: 681–684. Wegener et al. Antimicrobial susceptibility of Staphylococcus hyicus isolated from exudative epidermitis in pigs. Journal of Clinical Microbiology 1994, 32: 793-795. A2-bronnen Gegevens antibiogrammen DGZ 2009-2011. A3-bronnen
Opgelet: Dit document is uitsluitend bestemd voor raadpleging en gebruik door dierenartsen. Enkel de dierenarts beschikt over de noodzakelijke kennis om de inhoud van dit document correct te interpreteren en toe te passen.
49
WOND- EN HUIDINFECTIES Indicaties en opmerkingen
Wond- en huidinfecties bij varkens komen frequent voor, meestal in aansluiting met huidletsels zoals vechtwonden, schuurletsels, trauma ten gevolge van ruwe ondergrond en injecties. Een scala aan bacteriën kan dergelijke letsels koloniseren: Bacteroides, Clostridia, stafylokokken, Trueperella pyogenes, streptokokken, Actinobacillus suis, enz. Aandacht moet besteed worden aan de oorzaak (stalinfrastructuur, injectietechniek, vermengen van biggen, …). Afhankelijk van de aard van het letsel kunnen lokale behandeling of systemische behandeling met antibacteriële middelen aangewezen zijn. Een abces moet eerst geopend en gedraineerd worden voordat een eventuele behandeling wordt ingezet.
Keuze van het antibioticum/chemotherapeuticum
Eerste keuze(s) A Procaïne benzylpenicilline IM B Chloortetracycline spray B Oxytetracycline spray, IM
Tweede keuze(s) Trimethoprim + sulfonamiden B Amoxicilline IM, PO B Ampicilline IM B Lincomycine IM, PO Lincomycine + spectinomycine
A
IM, PO
B
IM, PO B Procaïne benzylpenicilline + neomycine IM Derde keuze(s) C Cefquinome IM C Ceftiofur IM
Opgelet: Dit document is uitsluitend bestemd voor raadpleging en gebruik door dierenartsen. Enkel de dierenarts beschikt over de noodzakelijke kennis om de inhoud van dit document correct te interpreteren en toe te passen.
50 Aanvullingen: Aangezien het veelal individuele dieren betreft wordt de voorkeur gegeven aan lokale of parenterale behandeling. Voor anaëroben zijn weinig gevoeligheidsgegevens voorhanden. De meeste anaëroben zijn goed gevoelig. Evenwel moet rekening gehouden worden met mogelijke inactiviteit in vivo van trimethoprim + sulfonamiden bij anaërobe kiemen. Bacteroides is soms resistent aan penicilline en tetracycline. Fluoroquinolones hebben een minder goede werking tegen anaëroben. Lokale behandeling verdient de voorkeur. Enkel in geval systemische uitbreiding te verwachten is, kan men parenteraal behandelen.
Referenties
A1-bronnen Cameron. Diseases of the skin. In Straw et al, Diseases of Swine, 9th ed. 1999: 941. Even et al. Investigations into the occurrence and the antibiotic susceptibility of gram negative anaerobes of the genera Bacteroides, Prevotella, Porphyromonas and Fusobacterium in specimens obtained from diseased animals. Berliner und Münchener Tierärztliche Wochenschrift 1998, 111: 379386. Prescott. Sulfonamides, diaminopyrimidines, and their combinations. In Giguère et al, Antimicrobial Therapy in Veterinary Medicine, 4th ed. 2006: 249-262. A2-bronnen Gegevens antibiogrammen DGZ 2009-2011. A3-bronnen
Opgelet: Dit document is uitsluitend bestemd voor raadpleging en gebruik door dierenartsen. Enkel de dierenarts beschikt over de noodzakelijke kennis om de inhoud van dit document correct te interpreteren en toe te passen.
51
MENINGO-ENCEPHALITIS
Streptococcus suis
Indicaties en opmerkingen
Meningo-encephalitis bij biggen wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door Streptococcus suis. Er komen verschillende serotypes voor die verschillen in virulentie. Meningo-encephalitis ingevolge S. suis wordt veelal gezien na het spenen en tot 30 kg. S. suis is een frequente bewoner van de neus en tonsillen. Onder invloed van stress-factoren kan de kiem een sepsis veroorzaken en de meningen aantasten wat leidt tot zenuwstoornissen en sterfte. Preventief moet in eerste instantie aandacht besteed worden aan het vermijden van stressfactoren, klimaat, hokbezetting, enz. De stress-invloeden in de moderne varkenshouderij (speenleeftijd, hergroeperen, ...) zijn echter dikwijls van die aard dat bij spenen van biggen preventief gemedicineerd wordt om uitbraken van streptokokken te voorkomen. Voor zieke dieren is onmiddellijk ingrijpen met antibacteriële middelen noodzakelijk. Daarbij worden best ook de naburige dieren behandeld omdat bij verhoogde infectiedruk de andere biggen een groot risico op kliniek lopen.
Keuze van het antibioticum/chemotherapeuticum
Eerste keuze(s) Procaïne benzylpenicilline
A
IM
Tweede keuze(s) Trimethoprim + sulfonamiden B Amoxicilline IM, PO B Ampicilline IM
A
IM, PO
Procaïne benzylpenicilline + neomycine
B
IM
Derde keuze(s) Lincomycine
B
IM, PO B Oxytetracycline IM, PO C Cefquinome IM C Ceftiofur IM
Opgelet: Dit document is uitsluitend bestemd voor raadpleging en gebruik door dierenartsen. Enkel de dierenarts beschikt over de noodzakelijke kennis om de inhoud van dit document correct te interpreteren en toe te passen.
52 Aanvullingen: Streptokokken bezitten een zeer goede gevoeligheid aan beta-lactamantibiotica. Minimum inhibitorische concentraties (MICs) van trimethoprim + sulfonamiden voor S. suis zijn in de literatuur doorgaans laag, hoewel verschillen in gevoeligheid kunnen optreden naargelang het serotype. Een hoge graad van resistentie daarentegen wordt aangetroffen tegen lincomycine en tetracyclines. Deze molecules werden derhalve bij de derde keuze ingedeeld.
Referenties
A1-bronnen Hendriksen et al. Occurrence of antimicrobial resistance among bacterial pathogens and indicator bacteria in pigs in different European countries from year 2002 – 2004: the ARBAO-II study. Acta Veterinaria Scandinavica 2008, 50:19. Marie et al. Antimicrobial susceptibility of Streptococcus suis isolated from swine in France and from humans in different countries between 1996 and 2000. Journal of Antimicrobial Chemotherapy 2002, 50: 201-209. Wisselink et al. Quantitative susceptibility of Streptococcus suis strains isolated from diseased pigs in seven European countries to antimicrobial agents licensed in veterinary medicine. Veterinary Microbiology 2006, 113: 73-82. A2-bronnen Gegevens antibiogrammen DGZ 2009-2011. A3-bronnen
Opgelet: Dit document is uitsluitend bestemd voor raadpleging en gebruik door dierenartsen. Enkel de dierenarts beschikt over de noodzakelijke kennis om de inhoud van dit document correct te interpreteren en toe te passen.
53
POLYSEROSITIS
Haemophilus parasuis
Indicaties en opmerkingen
Haemophilus parasuis is een normale bewoner van de neus en tonsillen. Onder invloed van stressfactoren kan de kiem in de bloedbaan komen en verschillende serosae en gewrichtskapsels aantasten. Er ontwikkelt zich dan een fibrineuze ontsteking typisch voor ‘Glässer disease’. De ontstoken serosae zullen in een latere fase veelal vergroeien met stoornissen in darmperistaltiek en belemmering van long- en hartfunctie tot gevolg. Naast sterfte wordt dan ook een groeiachterstand frequent waargenomen. In de literatuur wordt aangenomen dat biggen die met de bacterie in aanraking komen onder dekking van de maternale immuniteit minder klinische Glässer disease ontwikkelen dan naïeve dieren. Ook bij oudere dieren die geen immuniteit hebben treft men frequent Glässer disease of pneumonie ten gevolge van H. parasuis aan. Ook het serotype, gekoppeld aan virulentie, intercurrente ademhalingsziekten en de infectiedruk zijn van belang voor het ontwikkelen van kliniek. Het vermijden van uitlokkende factoren (stress,…) en het zorgen voor een goede immuniteit zijn van groot belang om letsels te voorkomen. Een beschermende immuniteitsstatus tegen serotype 5 of serotypes 4 en 5 kan bekomen worden door vaccinatie. Antibacteriële behandeling is vooral effectief in de beginfase van de ziekte. Vergroeiingen kunnen niet meer behandeld worden.
Keuze van het antibioticum/chemotherapeuticum
Eerste keuze(s) Procaïne benzylpenicilline
A
IM A Trimethoprim + sulfonamiden IM, PO Tweede keuze(s) B Amoxicilline IM, PO B Ampicilline IM B Chloortetracycline PO B Doxycycline PO B Gentamicine IM
Lincomycine + spectinomycine
B
IM, PO
Opgelet: Dit document is uitsluitend bestemd voor raadpleging en gebruik door dierenartsen. Enkel de dierenarts beschikt over de noodzakelijke kennis om de inhoud van dit document correct te interpreteren en toe te passen.
54
Oxytetracycline
B
IM, PO
Procaïne benzylpenicilline + neomycine B Tildipirosine IM B Tulathromycine IM B Tylosine IM, PO
B
IM
Derde keuze(s) C Cefquinome IM C Ceftiofur IM C Enrofloxacine IM
Aanvullingen: H. parasuis vertoont een goede gevoeligheid aan de meeste antibacteriële middelen. Occasionele resistentie tegen sulfonamiden + trimethoprim en penicilline is beschreven in Europa. Vaccinatie is een zeer belangrijke ‘tool’ om te voorkomen dat onbeschermde dieren in contact komen met virulente types.
Referenties
A1-bronnen Aarestrup et al. Antimicrobial susceptibility of Haemophilus parasuis and Histophilus somni from pigs and cattle in Denmark. Veterinary Microbiology 2004, 101: 143-146. Abatih et al. Impact of antimicrobial usage on the transmission dynamics of antimicrobial resistant bacteria among pigs. Journal of Theoretical Biology 2009, 256: 561-573. Alban et al. A human health risk assessment for macrolide-resistant Campylobacter associated with the use of macrolides in Danish pig production. Preventive Veterinary Medicine 2008, 83: 115-129. Alban et al. Possible impact of the "yellow card" antimicrobial scheme on meat inspection lesions in Danish finisher pigs. Preventive Veterinary Medicine 2012, in press, http://dx.doi.org/10.1016/j.prevetmed.2012.11.010. de la Fuente et al. Antimicrobial susceptibility patterns of Haemophilus parasuis from pigs in the United Kingdom and Spain. Veterinary Microbiology 2007, 120: 184-191. Olvera et al. Dynamics of Haemophilus parasuis genotypes in a farm recovered from an outbreak of Glässer's disease. Veterinary Microbiology 2007, 123: 230-237.
Opgelet: Dit document is uitsluitend bestemd voor raadpleging en gebruik door dierenartsen. Enkel de dierenarts beschikt over de noodzakelijke kennis om de inhoud van dit document correct te interpreteren en toe te passen.
55 Smith et al. Stretching the mutant prevention concentration (MPC) beyond its limits. Journal of Antimicrobial Chemotherapy 2003, 51:1323-1325. A2-bronnen A3-bronnen EMA CVMP Scientific Advisory Group on Antimicrobials (SAGAM). Reflection paper on the use of macrolides, lincosamides and streptogramins (MLS) in food-producing animals in the European Union: development of resistance and impact on human and animal health. European Medicines Agency 2011. Accessed at http://www.ema.europa.eu/docs/en_GB/document_library/Scientific_guideline/2011/11/WC50011823 0.pdf. Werkgroep Veterinair Antibioticum Beleid. Koninklijke Diergeneeskunde. Formularium varken. Juli http://wvab.knmvd.nl/wvab/formularia/formularia.
Nederlandse 2012.
Maatschappij Accessed
voor at
Opgelet: Dit document is uitsluitend bestemd voor raadpleging en gebruik door dierenartsen. Enkel de dierenarts beschikt over de noodzakelijke kennis om de inhoud van dit document correct te interpreteren en toe te passen.
56
VLEKZIEKTE
Erysipelothrix rhusiopathiae
Indicaties en opmerkingen
Erysipelothrix rhusiopathiae komt voor als normale bewoner van de tonsillen. De kiem overleeft bovendien goed in mest. Infectie gebeurt vooral oraal maar ook huidletsels zijn een ingangspoort. De kiem veroorzaakt een septicemie met koorts en veralgemeende vaatschade en thrombusvorming. Ook hemolyse wordt gezien. In acute gevallen ziet men septicemie-symptomen met huidletsels of zelfs sterfte en in subacute vormen vallen vooral de huidletsels op. Daarnaast worden ook de gewrichten aangetast. Een synovitis kan dan evolueren tot chronische, fibrineuze, proliferatieve letsels die moeilijk te behandelen zijn. Endocarditis ter hoogte van de hartkleppen is eveneens een frequent voorkomend letsel. Van E. rhusiopathiae kent men een groot aantal serotypes. De meeste stammen die geïsoleerd worden bij varkens behoren tot de serotypes 1 of 2. Preventief kan gevaccineerd worden. Behandeling met antibacteriële middelen is belangrijk bij de acute en subacute vorm maar heeft weinig effect bij chronische artritis of endocarditis.
Keuze van het antibioticum/chemotherapeuticum
Eerste keuze(s) Procaïne benzylpenicilline B Lincomycine IM, PO
A
IM
Lincomycine + spectinomycine
B
IM, PO B Procaïne benzylpenicilline + neomycine IM Tweede keuze(s) B Amoxicilline IM, PO B Ampicilline IM B Doxycycline PO B Oxytetracycline IM, PO B Tilmicosine PO B Tylosine IM, PO
Derde keuze(s) / Opgelet: Dit document is uitsluitend bestemd voor raadpleging en gebruik door dierenartsen. Enkel de dierenarts beschikt over de noodzakelijke kennis om de inhoud van dit document correct te interpreteren en toe te passen.
57 Aanvullingen: Er zijn weinig recente gegevens van gevoeligheid bij stammen uit Europa. Een goede gevoeligheid van de bacterie aan beta-lactamantibiotica, tetracyclines en macroliden wordt vermeld. E. rhusiopathiae is gewoonlijk resistent tegen aminoglycosiden, zoals neomycine. Op bedrijfsniveau is het belangrijk om vaccinatie toe te passen en niet alleen de zeugen te beschermen maar ook de biggen een goede maternale bescherming mee te geven.
Referenties
A1-bronnen Coutinho et al. Phenotypic and molecular characterization of recent and archived Erysipelothrix spp. isolated from Brazilian swine. Diagnostic Microbiology and Infectious Disease 2011, 69: 123-129. Derosa et al. In vitro susceptibility of porcine respiratory pathogens to tilmicosin. Journal of Veterinary Diagnostic Investigation 2000, 12: 541–546. Dowling. Aminoglycosides. In Giguère et al, Antimicrobial Therapy in Veterinary Medicine, 4th ed. 2006: 207-229. Wood. Erysipelas. In Straw et al, Diseases of Swine, 9th ed. 1999: 419. A2-bronnen A3-bronnen
Opgelet: Dit document is uitsluitend bestemd voor raadpleging en gebruik door dierenartsen. Enkel de dierenarts beschikt over de noodzakelijke kennis om de inhoud van dit document correct te interpreteren en toe te passen.
58
STREPTOKOKKENSEPTICEMIE Indicaties en opmerkingen
Septicemie bij biggen wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door Streptococcus suis, maar ook andere streptokokken kunnen dergelijke letsels veroorzaken. Streptokokken zijn bewoners van de neus en tonsillen. Onder invloed van stress-factoren kan de kiem een sepsis veroorzaken eventueel in combinatie met aantasting van organen of serosae. Preventief moet in eerste instantie aandacht besteed worden aan het vermijden van stressfactoren, klimaat, hokbezetting, enz. De stress-invloeden in de moderne varkenshouderij (speenleeftijd, hergroeperen, ...) zijn echter dikwijls van die aard dat bij spenen van biggen preventief gemedicineerd wordt om uitbraken van streptokokken te voorkomen. Voor zieke dieren is onmiddellijk ingrijpen met antibacteriële middelen noodzakelijk. Daarbij worden best ook de naburige dieren behandeld omdat bij verhoogde infectiedruk de andere biggen een groot risico op kliniek lopen.
Keuze van het antibioticum/chemotherapeuticum
Eerste keuze(s) Procaïne benzylpenicilline
A
IM
Tweede keuze(s) Trimethoprim + sulfonamiden B Amoxicilline IM, PO B Ampicilline IM
A
IM, PO
Procaïne benzylpenicilline + neomycine
B
IM
Derde keuze(s) Lincomycine
B
IM, PO B Oxytetracycline IM, PO C Cefquinome IM C Ceftiofur IM
Opgelet: Dit document is uitsluitend bestemd voor raadpleging en gebruik door dierenartsen. Enkel de dierenarts beschikt over de noodzakelijke kennis om de inhoud van dit document correct te interpreteren en toe te passen.
59 Aanvullingen: Streptokokken bezitten een zeer goede gevoeligheid aan beta-lactamantibiotica. Minimum inhibitorische concentraties (MICs) van trimethoprim + sulfonamiden voor S. suis zijn in de literatuur doorgaans laag, hoewel verschillen in gevoeligheid kunnen optreden naargelang het serotype. Een hoge graad van resistentie daarentegen wordt aangetroffen tegen lincomycine en tetracyclines. Deze molecules werden derhalve bij de derde keuze ingedeeld.
Referenties
A1-bronnen Hendriksen et al. Occurrence of antimicrobial resistance among bacterial pathogens and indicator bacteria in pigs in different European countries from year 2002 – 2004: the ARBAO-II study. Acta Veterinaria Scandinavica 2008, 50:19. Marie et al. Antimicrobial susceptibility of Streptococcus suis isolated from swine in France and from humans in different countries between 1996 and 2000. Journal of Antimicrobial Chemotherapy 2002, 50: 201-209. Wisselink et al. Quantitative susceptibility of Streptococcus suis strains isolated from diseased pigs in seven European countries to antimicrobial agents licensed in veterinary medicine. Veterinary Microbiology 2006, 113: 73-82. A2-bronnen Gegevens antibiogrammen DGZ 2009-2011. A3-bronnen
Opgelet: Dit document is uitsluitend bestemd voor raadpleging en gebruik door dierenartsen. Enkel de dierenarts beschikt over de noodzakelijke kennis om de inhoud van dit document correct te interpreteren en toe te passen.
60
II. SAMENSTELLING WERKGROEP Deze gids kwam tot stand in overleg tussen de verschillende leden van de werkgroep varkens, de voorzitter van deze werkgroep, en de permanente staf van AMCRA, die instond voor de redactie. De Raad van Bestuur en Staf van AMCRA wensen de heer Dominiek Maes, voorzitter van de werkgroep, en alle leden te bedanken voor hun medewerking en constructieve bijdragen. Voorzitter Dominiek Maes (Voorzitter Werkgroep Varkens): Universiteit Gent, Faculteit Diergeneeskunde, Vakgroep Verloskunde, Voortplanting en Bedrijfsdiergeneeskunde, Hoogleraar Werkgroepleden Josy Arendt: Union Professionnelle Vétérinaire, Dierenarts Bart Balis: MSD Animal Health, Scientific Manager Bert Bohnen: Boerenbond, Adviseur dierlijke veredeling, Studiedienst Boerenbond Filip Boyen: Universiteit Gent, Faculteit Diergeneeskunde, Vakgroep Pathologie, Bacteriologie en Pluimveeziekten Frans Castryck: voormalig Unit Manager Dierengezondheidszorg (DGZ) Vlaanderen Guy Cluydts: Boehringer Ingelheim, Business Manager Swine Ann Daems: MSD Animal Health, Technical Advisor Varkens Stephaan De Bie: Belbeef, Kwaliteitsverantwoordelijke Paul De Letter: Vlaamse Dierenartsenvereniging (VDV) Stefaan Demarez: Dierenartsenpraktijk Curavet; Actief lid van Intérêts Vétérinaires Dierenartsenbelangen (IV-DB) / Dierenartsen in de Voedselketen (DVK) - Afdeling varkens
–
Katrien De Smet: R&D, Product Development Ruminants, Nutritionist Nuscience Group Jeroen Dewulf: Universiteit Gent, Faculteit Diergeneeskunde, Vakgroep Verloskunde, Voortplanting en Bedrijfsdiergeneeskunde, Hoofddocent; Voorzitter Raad van Bestuur AMCRA Frederik Dieryckxvisschers: Vanden Avenne (VDA) - Ooigem, Nutritionist-dierenarts Harm Ebbens: Eurovet Animal Health, Product Manager Martin Fockedey: Dierenartsenpraktijk Vedanko BVBA, BU manager Varkensproductie, Kwaliteitsmanager, afgevaardigd door de Beroepsvereniging van de Mengvoederfabrikanten (BEMEFA) Dominique Gevaert: Bayer, Business Unit Manager Livestock Benelux Ana Granados Chapatte: Fédération Wallonne de l’Agriculture, Conseillère Service d’Etudes
61 Martine Laitat: Université de Liège, Faculté de Médecine Vétérinaire, Chef de travaux en Clinique porcine Tom Meyns: Merial Belgium, Technical Services Manager Production Animals Sam Millet: Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek (ILVO), Eenheid Dier, Groepsleider varkenshouderij Willem Neirynck: Pfizer Animal Health SA, Technical Services Manager Swine Larissa Pletinckx: Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen (KATHO) / Associatie KU Leuven Walter Stragier: Dierenarts, Intérêts Vétérinaires – Dierenartsenbelangen (IV-DB) / Dierenartsen in de Voedselketen (DVK) Thierry Tramasure: Conseil régional francophone de l’Ordre des Médecins Vétérinaires P. J. Uyttenbroeck: VMD, Country Manager Belgium Steven Van Colen: Hoofd Diergeneeskunde AVEVE Veevoeding Marianne Vandenberghe: De Vereniging voor Varkenshouders (VEVA) vzw, Voorzitter Joany Vandendriessche: Clinical development at Medicem NV, R&D division of the Kela Group Tamara Vandersmissen: Dierengezondheidszorg (DGZ) Vlaanderen, Teamleider gezondheidszorg varkens Luc Van Dommelen: Algemeen Boerensyndicaat (ABS), Provinciaal voorzitter Antwerpen Merijn Vanhee: Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen (KATHO) / Associatie KU Leuven Philip Vyt: DiaLab, zaakvoerder Permanente staf AMCRA Dr. Evelyne De Graef, Coördinator AMCRA Bénédicte Callens, Wetenschappelijk medewerkster AMCRA
62
III. BIJLAGE: CASCADEREGELING OF WATERVALSYSTEEM (2012)
Wat is cascade? Het watervalsysteem wordt beschouwd als een uitzondering op de regel van het strikte gebruik van geneesmiddelen in België en heeft de bedoeling om tegemoet te komen aan de noden van beschikbaarheid van diergeneesmiddelen1. Dit systeem laat toe om – mits het naleven van de wettelijke voorwaarden - een geneesmiddel voor een andere diersoort of voor een andere aandoening te gebruiken. Deze regeling geeft de dierenarts zelfs de mogelijkheid om een diergeneesmiddel vergund in een andere Europese lidstaat, een geneesmiddel voor humaan gebruik of een magistrale bereiding2 voor te schrijven. Voorwaarden Om beroep te kunnen doen op de cascaderegeling moeten enkele strikte cumulatieve voorwaarden vervuld zijn:
Het betreft een absoluut noodzakelijke behandeling teneinde onaanvaardbaar lijden te vermijden; Er is geen vergund therapeutisch diergeneesmiddel beschikbaar in België voor de betrokken diersoort of aandoening; Het betreft een uitzonderlijke situatie waarbij economische motieven in geen geval mogen meespelen. Regeling 1) aandoening van een niet voor de productie van levensmiddelen bestemde diersoort3 a) Indien de bovengestelde voorwaarden vervuld zijn, mag de dierenarts het betrokken dier behandelen met een vergund geneesmiddel, dat bestemd is voor een andere diersoort of voor een andere aandoening bij dezelfde diersoort. b) Indien een onder a) bedoeld geneesmiddel niet bestaat, mag de dierenarts: i. hetzij een in België voor menselijk gebruik vergund geneesmiddel toedienen. Om deze geneesmiddelen te kunnen gebruiken, moet de dierenarts de bestelling plaatsen bij een officina-apotheker; ii. hetzij een geneesmiddel, vergund in een andere Lidstaat, voor dezelfde of een andere diersoort voor de betrokken aandoening of voor een andere aandoening toedienen.
1
De cascaderegeling is voorzien door art. 230, 231 en 232 van het KB van 14 december 2006 betreffende geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik (B.S. 22 december 2006) 2 De magistrale of ex tempore bereidingen zijn voorzien door art. 12 bis, §1, derde lid van de wet op 2 De magistrale of ex tempore bereidingen zijn voorzien door art. 12 bis, §1, derde lid van de wet op de geneesmiddelen van 25 maart 1964 en door art. 235 van het KB van 14 december 2006 betreffende geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik (B.S. 22 december 2006) 3 Ook de paarden behoren tot deze groep, op voorwaarde dat overeenkomstig het KB van 16 juni 2005 verklaard is dat het dier niet is bedoeld als slachtdier voor menselijke consumptie.
63 Hij moet deze bestelling dan plaatsen bij een vergunde groothandelaar-verdeler of een officina-apotheker. c) Indien een onder b) bedoeld geneesmiddel niet bestaat, mag de dierenarts een geneesmiddel toedienen, dat door de apotheker overeenkomstig een voorschrift ex tempore wordt bereid. In dit geval maakt de dierenarts een voorschrift dat de verantwoordelijke van het dier aan de officinaapotheker moet overhandigen. Dergelijke bereidingen mogen niet bewaard worden in het depot van de dierenarts. 2) aandoening van een voor de productie van levensmiddelen bestemde diersoort a) Indien de bovengestelde voorwaarden vervuld zijn, mag de dierenarts het betrokken dier behandelen met een vergund geneesmiddel, dat bestemd is voor een andere diersoort of voor een andere aandoening bij dezelfde diersoort. b) Indien een onder a) bedoeld geneesmiddel niet bestaat, mag de dierenarts: i. hetzij een in België voor menselijk gebruik vergund geneesmiddel toedienen. Om deze geneesmiddelen te kunnen gebruiken, moet de dierenarts de bestelling plaatsen bij een officina-apotheker; ii. hetzij een geneesmiddel, vergund in een andere Lidstaat, voor dezelfde of een andere voor de productie van levensmiddelen bestemde diersoort, voor de betrokken aandoening of voor een andere aandoening, toedienen. Hij moet deze bestelling dan plaatsen bij een vergunde groothandelaar-verdeler of een officina-apotheker. c) Indien een onder b) bedoeld geneesmiddel niet bestaat, mag de dierenarts een geneesmiddel toedienen, dat door de apotheker overeenkomstig een voorschrift ex tempore wordt bereid. De dierenarts maakt een voorschrift, dat de verantwoordelijke van het dier aan de officina-apotheker moet overhandigen. Dergelijke bereidingen mogen niet bewaard worden in het depot van de dierenarts. 3) specifiek voor paarden die bestemd zijn als voedselproducerend dier4 Indien een geneesmiddel onder a), b) of c) niet even doeltreffend zou zijn voor de behandeling van het dier, voor het voorkomen van onnodig lijden van het dier of voor de bescherming van de gezondheid van degene die het dier behandelt, kan een geneesmiddel worden gekozen dat een stof bevat behorend tot de lijst van essentiële stoffen van Verordening EU/122/2013. Wachttijden Tenzij het gebruikte geneesmiddel al een wachttijd voor de bestemde diersoort voorziet, mag de opgegeven wachttijd niet minder bedragen dan: -
4
7 dagen: voor eieren 7 dagen: voor melk 28 dagen: voor vlees van pluimvee en van zoogdieren, met inbegrip van vet en afval 500 graaddagen: voor visvlees
Een paardachtige wordt in België automatisch beschouwd als voedselproducerend dier, tenzij bij identificatie of door mutatie het dier uitgesloten wordt voor consumptie. Deze beslissing is eenmalig en onomkeerbaar.
64 Voor homeopathische geneesmiddelen waarvan de werkzame stof(fen) opgelijst zijn in tabel 1 van de Verordening (EU) N° 37/2010 van de Commissie en de kolom MRL “geen MRL nodig”, bedraagt de wachttijd 0. Bij een toepassing van 3) geldt een minimale forfaitaire wachttijd van 6 maanden. Verantwoordelijkheid van de dierenarts De dierenarts is rechtstreeks en persoonlijk verantwoordelijk. Hij kan het geneesmiddel persoonlijk toedienen of het iemand anders laten doen, maar het gebruik van het door hem voorgeschreven geneesmiddel blijft onder zijn verantwoordelijkheid. De bestelling van deze geneesmiddelen moet de dierenarts plaatsen bij een vergunde groothandelaar-verdeler of bij een officina-apotheker (enkel deze laatste in geval humaan geneesmiddel). Hij moet een register bijhouden met alle relevante gegevens, zoals de datum waarop de dieren werden onderzocht, de gegevens van de eigenaar, het aantal behandelde dieren, de diagnose, de voorgeschreven geneesmiddelen, de toegediende dosis, de duur van de behandeling en de door hem vastgestelde wachttijden. Hij moet deze gegevens ten minste vijf jaar voor inspectie ter beschikking stellen van het FAGG. Controle en sancties De groothandelaar-verdeler en de officina-apotheker moeten driemaandelijks een overzicht van de geleverde hoeveelheden geneesmiddelen voorleggen aan het FAGG. Het FAGG zal op haar beurt instaan voor de opvolging ervan en optreden tegen eventuele misbruiken. De Provinciaal Geneeskundige Commissie en de inspectiediensten van het FAGG en het FAVV zullen de driemaandelijkse overzichten evalueren en bij vermoeden van misbruiken de dierenarts, die het watervalsysteem toepast, om verantwoording vragen. Ook de Orde der Dierenartsen kan een dierenarts, die misbruik maakt van de therapeutische vrijheid, ter verantwoording roepen.
65