FORMULARIUM VOOR VERANTWOORD GEBRUIK VAN ANTIBACTERIELE MIDDELEN IN DE PLUIMVEEHOUDERIJ Eerste Editie versie 1.1, 2014
AMCRA VZW Salisburylaan 133 9820 Merelbeke
AMCRA heeft als doel om te fungeren als kenniscentrum voor alles wat te maken heeft met antibioticagebruik en -resistentie bij dieren. De missie van AMCRA luidt om alle gegevens in verband met het gebruik van en resistentie tegen antibacteriële middelen bij dieren in België te verzamelen en te analyseren. Op basis hiervan willen we op een neutrale en objectieve manier communiceren, sensibiliseren en adviseren, met als doel het vrijwaren van volksgezondheid, dierengezondheid en dierenwelzijn alsook het bereiken van een duurzaam antibioticabeleid in België. AMCRA is operationeel sinds 2 januari 2012 en formuleert adviezen met als doelstelling te komen tot een rationeel gebruik van antibacteriële middelen in de diergeneeskunde in België. AMCRA wordt ondersteund en gefinancierd door volgende partners:
Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV) Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten (FAGG) Belgian Antibiotic Policy Coordination Committee (BAPCOC) Algemene Vereniging van de Geneesmiddelenindustrie (pharma.be) Agrofront: ‘Boerenbond’ (BB), ‘Algemeen Boerensyndicaat’ (ABS) en ‘Fédération Wallonne de l’Agriculture’ (FWA) Beroepsvereniging van Mengvoederfabrikanten (BEMEFA) Nederlandstalige Gewestelijke Raad van de Orde der Dierenartsen (NGROD) Faculteit Diergeneeskunde, Universiteit Gent (UGent) Faculteit Diergeneeskunde, Universiteit Luik (ULg)
Om de missie van AMCRA te kunnen verwezenlijken, werden voor het eerste werkjaar 2012 een aantal strategische objectieven vooropgesteld. Naast deze strategische doelstellingen, werkt AMCRA ook aan andere objectieven, zoals beschreven in het ‘Memorandum of Understanding’, of op vraag van betrokken instanties of partners. Vanaf het tweede semester van 2012 werd gestart met de voorbereidingen voor het opstellen van een formularium voor verantwoord gebruik van antibacteriële middelen in de pluimveehouderij. Dit formularium bevat een aantal specifieke aanbevelingen voor behandeling in functie van de aandoening. Tijdens het vierde kwartaal werd een ontwerp van dit document verspreid. Het finale document (Eerste editie versie 1.0, 2013) werd goedgekeurd op de Raad van Bestuur dd 14/05/2013. In 2014 werd een beperkte revisie gedaan, die resulteerde in onderhavig document (Eerste editie, versie 1.1, 2014).
Disclaimer: Alle documenten opgesteld door het kenniscentrum AMCRA zijn louter adviezen en niet juridisch bindend. AMCRA vzw kan niet garanderen dat deze informatie ten allen tijde juist, volledig en bijgewerkt is, noch aansprakelijk gesteld worden voor rechtstreekse of onrechtstreekse schade die zou voortvloeien uit de gegeven adviezen. De ter beschikking gestelde informatie is van algemene aard en niet aangepast aan specifieke omstandigheden. AMCRA vzw is niet verantwoordelijk voor pagina’s van externe organisaties waarnaar verwezen wordt. U hebt het recht om de informatie in de adviezen te consulteren, voor persoonlijk gebruik te downloaden en te reproduceren, mits bronvermelding.
1
FORMULARIUM VOOR VERANTWOORD GEBRUIK VAN ANTIBACTERIELE MIDDELEN IN DE PLUIMVEEHOUDERIJ
SITUERING De bedoeling van het opstellen van richtlijnen voor antibacteriële behandeling in de pluimveehouderij is het bevorderen van een verantwoord en voorzichtig gebruik van antibacteriële middelen, om op deze manier de selectie en verspreiding van antibacteriële resistentie tegen te gaan. Dit formularium is opgesteld als hulpmiddel en ondersteuning van de dierenarts-practicus bij het rationeel en selectief voorschrijven, verschaffen en toedienen van antibacteriële middelen. De dierenarts is en blijft zelf verantwoordelijk voor de keuze om al dan niet antibacteriële middelen in te zetten, en voor de keuze van het antibacterieel middel, indien antibacteriële therapie noodzakelijk is. In ‘Richtlijnen voor gebruik van antibacteriële middelen per indicatie’ (= formularium) worden een aantal specifieke aanbevelingen voor behandeling gedaan in functie van de aandoening. Dit deel kan als uitgangspunt gebruikt worden voor een bedrijfsspecifiek behandelplan. Dit formularium moet een dynamisch gegeven zijn. Daarom moet dit op regelmatige basis herzien worden. Aanpassingen zijn noodzakelijk in geval van nieuwe wetenschappelijke ontwikkelingen en inzichten m.b.t. gebruik van antibacteriële middelen en resistentieselectie en -spreiding. Ook tussentijdse aanpassingen kunnen nodig zijn in geval van nieuwe vergunningen voor het in de handel brengen (VHB) of aanpassingen van de VHB van antibacteriële middelen. De gebruikers van het AMCRA formularium worden uitgenodigd om eventuele opmerkingen of gefundeerde voorstellen tot aanpassing door te geven aan de auteurs (via email:
[email protected], of via de contactpagina op de website van AMCRA: http://www.amcra.be/nl/contact).
Opgelet: Dit document is uitsluitend bestemd voor raadpleging en gebruik door de dierenarts. Enkel de dierenarts beschikt over de noodzakelijke kennis om de inhoud van dit document correct te interpreteren en toe te passen.
2
INHOUDSOPGAVE I. Richtlijnen voor gebruik van antibacteriële middelen per indicatie
(p. 3)
II. Samenstelling werkgroep
(p. 30)
III. Bijlage: Cascaderegeling of watervalsysteem
(p. 32)
Opgelet: Dit document is uitsluitend bestemd voor raadpleging en gebruik door dierenartsen. Enkel de dierenarts beschikt over de noodzakelijke kennis om de inhoud van dit document correct te interpreteren en toe te passen.
3
I. RICHTLIJNEN VOOR GEBRUIK MIDDELEN PER INDICATIE
VAN
ANTIBACTERIELE
In dit onderdeel worden specifieke behandeladviezen gegeven voor de meest voorkomende combinaties van aandoeningen en pathogenen. Hiertoe werd een lijst van relevante indicaties voor het gebruik van antibacteriële middelen opgesteld, die per orgaansysteem wordt behandeld. Achtereenvolgens komen volgende aandoeningen/indicaties aan bod:
Colibacillosis in al zijn klinische vormen Mycoplasmose ORT (Ornithobacterium rhinotracheale) infecties in al hun klinische vormen Coryza Vogelcholera Vlekziekte Bacteriële Enteritis (Dysbacteriosis) Necrotiserende en Ulceratieve Enteritis Enterococcose in al zijn klinische vormen
(p. 7) (p. 10) (p. 13) (p. 16) (p. 18) (p. 20) (p. 22) (p. 25) (p. 28)
Classificatie van antibacteriële middelen: werkwijze De vergunde antibacteriële geneesmiddelen voor pluimvee werden in deze gids ingedeeld in eerste, tweede en derde keuze middelen per aandoening of pathogeen. Deze indeling gebeurde op basis van wetenschappelijke onderbouwing (literatuurgegevens), rekening houdend met o.a. antibacteriële gevoeligheidsgegevens, farmacokinetiek en -dynamiek, effectiviteit, klinische uitgebreidheid van ziekte. Verder werd aan iedere molecule een kleur- en lettercode toegekend, gebaseerd op het belang van de molecule voor volks- en dierengezondheid, volgens de gepubliceerde lijsten van respectievelijk de Wereldgezondheidsorganisatie (http://apps.who.int/iris/bitstream/10665/77376/1/9789241504485_eng.pdf) en de ‘Office Internationale d’Epizooties’ (http://www.oie.int/fileadmin/Home/eng/Our_scientific_expertise/docs/pdf/OIE_List_antimicrobials.p df). Hierbij werd voorkeur gegeven aan het humaan belang boven het veterinair belang. Voor het toekennen van de kleur- en lettercodes werd tevens rekening gehouden met de richtlijn van de Werkgroep Veterinair Antibioticabeleid (http://wvab.knmvd.nl) op basis van het Gezondheidsraadadvies van Nederland (www.gr.nl/nl/adviezen/preventie/antibiotica-de-veeteelt-enresistente-bacterien-bij-mensen). De kleur- en lettercodes hebben betrekking op de gebruiksvoorwaarden van de molecules, nl. A Geel : zijn antibacteriële middelen die mogen ingezet worden voor curatieve of metafylactische behandeling. Deze antibacteriële middelen mogen door de dierenarts, in overeenstemming met de huidige wettelijke bepalingen hierover, verschaft of voorgeschreven worden aan de veehouder. De diagnose wordt bij voorkeur ondersteund door aanvullend laboratoriumonderzoek* (bacteriologisch onderzoek en/of PCR, serologie, …) én antibacteriële gevoeligheidsbepaling* van de pathogene kiem, tenzij recente bedrijfsresultaten (van maximaal 1 jaar oud) beschikbaar zijn die aangeven dat het
Opgelet: Dit document is uitsluitend bestemd voor raadpleging en gebruik door dierenartsen. Enkel de dierenarts beschikt over de noodzakelijke kennis om de inhoud van dit document correct te interpreteren en toe te passen.
4 gekozen antibacterieel middel de meest optimale therapeutische keuze is voor de betreffende indicatie of aandoening. B Oranje : zijn antibacteriële middelen die mogen ingezet worden voor curatieve of metafylactische behandeling. Daarnaast mogen deze antibacteriële middelen door de dierenarts, in overeenstemming met de huidige wettelijke bepalingen hierover, verschaft of voorgeschreven worden aan de veehouder, op voorwaarde dat aanvullend laboratoriumonderzoek* (bacteriologisch onderzoek en/of PCR, serologie, …) de diagnose ondersteunt en bij voorkeur ook een antibacteriële gevoeligheidstest* van de pathogene kiem wordt aangelegd, tenzij recente bedrijfsresultaten (van maximaal 1 jaar oud) beschikbaar zijn die aangeven dat antibacteriële middelen met een gele kleurcode niet werkzaam zijn bij de betreffende indicatie of aandoening, en dat het gekozen antibacterieel middel de meest optimale therapeutische keuze is. C Rood : zijn antibacteriële middelen die enkel mogen ingezet worden voor curatieve of metafylactische behandeling indien aanvullend laboratoriumonderzoek* (bacteriologisch onderzoek, eventueel aangevuld met andere laboratoriumtesten) de diagnose ondersteunt, én indien antibacteriële gevoeligheidsbepaling* van de pathogene kiem aangeeft dat antibacteriële middelen met een gele en oranje kleurcode niet werkzaam zijn bij de betreffende indicatie of aandoening, of indien recente bedrijfsresultaten (van maximaal 1 jaar oud) aangeven dat dit het geval is, en dat het gekozen antibacterieel middel de meest optimale therapeutische keuze is. Ze kunnen niet verschaft worden aan de veehouder in het kader van de bedrijfsbegeleiding en mogen dus niet aanwezig zijn in de voorraad van 2 maanden. Ze mogen wel voorgeschreven of verschaft worden voor het verderzetten van een reeds ingezette behandeling, en dit voor maximum 5 dagen. De antibacteriële middelen met een rode kleurcode omvatten de quinolones, die behoren tot de kritisch belangrijkste klassen van antibacteriële middelen voor de volksgezondheid (‘World Health Organization’) en dus met sterke terughoudendheid moeten aangewend worden in de diergeneeskunde.
*staal genomen voor aanvang van therapie Nota 1: Recente bedrijfsresultaten (van maximaal 1 jaar oud) kunnen in dit kader zowel resultaten zijn van aanvullend laboratoriumonderzoek en/of antibacteriële gevoeligheidsresultaten, als in vivo resultaten (klinische resultaten van therapie), eventueel aangevuld met wetenschappelijke literatuurgegevens m.b.t. effectiviteit, resistentie, enz. Nota 2: Het is aangewezen dat (veterinaire) laboratoria, in samenspraak met de firma’s die diagnostica produceren, hun aangeboden gamma aan antibacteriële gevoeligheidstesten (m.a.w. de geteste antibiotica/chemotherapeutica) aanpassen aan de behandelingsopties voorzien in het formularium. De antibacteriële middelen met een gele (A) en oranje (B) kleurcode werden als eerste, tweede of derde keuze geklasseerd voor de betreffende aandoeningen/pathogenen, gebaseerd op wetenschappelijke bronnen. De antibacteriële middelen met een rode kleurcode, nl. de quinolones, werden enkel als derde keuze geklasseerd, mede vanwege het belang van deze middelen als ‘last resort’ in de humane geneeskunde. Volgende bronnen werden gebruikt voor classificatie in eerste, tweede of derde keuze:
Opgelet: Dit document is uitsluitend bestemd voor raadpleging en gebruik door dierenartsen. Enkel de dierenarts beschikt over de noodzakelijke kennis om de inhoud van dit document correct te interpreteren en toe te passen.
5 A1-bronnen: fundamenteel en epidemiologisch wetenschappelijke studies, en experimentele (klinische of veld-) studies binnen België en Europa (of overzichten van dergelijke studies), behalve indien geen Belgische of Europese studies beschikbaar zijn. In dit geval kon eventueel beroep gedaan worden op studies uit andere continenten. Deze laatste konden ook gebruikt worden als aanvulling op Belgische en/of Europese studies. Ook handboeken gebaseerd op A1-bronnen konden als referentie aangewend worden. A2-bronnen: resultaten van surveillance studies of -protocols met betrekking tot resistentie (in o.a. indicatorkiemen en pathogenen) voor België en Europa. A3-bronnen: expert-rapporten of -adviezen met betrekking tot het gebruik van antibacteriële middelen, zoals bv. ‘reflection papers’ van de ‘European Medicines Agency’, ‘scientific opinion’ van de European Food Safety Autherity (EFSA), ‘formularia’ of specifieke richtlijnen voor gebruik van antibacteriële middelen bij pluimvee in andere Europese landen.
Aanbevelingen voor de dierenarts bij therapiekeuze Aan het oplossen van een bedrijfsprobleem moet altijd een adequate diagnostiek ten grondslag liggen. Op grond hiervan is het veelal mogelijk een gefundeerd advies te formuleren voor een aantal structurele, preventieve maatregelen in de bedrijfsvoering. Preventieve dierengezondheidszorg is immers de meest effectieve strategie om een voorzichtig gebruik van antibacteriële middelen te garanderen. Antibacteriële middelen mogen niet ingezet worden ter compensatie van slechte leef-, productie- en bioveiligheidsomstandigheden. Indien ondanks de adequate uitvoering van preventieve maatregelen ter voorkoming van ziekte, antibacteriële therapie toch noodzakelijk blijkt, moet logischerwijze de indeling in eerste, tweede en derde keuze antibacteriële middelen gerespecteerd worden, waarbij voorrang gegeven moet worden aan een eerste keuze middel boven een tweede keuze middel en aan een tweede keuze middel boven een derde keuze middel. Indien antibacteriële middelen met verschillende kleurcodes geklasseerd zijn binnen één bepaalde keuze (eerste, tweede of derde keuzecategorie) en indien er op basis van laboratoriumonderzoek (gevoeligheidsbepalingen) of recente bedrijfsresultaten (van maximum 1 jaar oud) meerdere behandelingsmogelijkheden zijn, wordt bij voorkeur gekozen voor het product dat het minst van belang is voor de volksgezondheid op basis van de kleurcodes (eerst geel, dan oranje, dan rood). Indien meerdere antibacteriële middelen eenzelfde kleurcode hebben binnen de categorie, werden deze in alfabetische volgorde weergegeven, m.a.w. zonder een specifieke rangorde, en kan op basis van laboratorium- of recente bedrijfsgegevens (van maximum 1 jaar oud) geoordeeld worden welk product binnen diezelfde kleurcode het meest geschikt is. De behandelingsmogelijkheden zijn weergegeven op basis van de stofnaam van de actieve substantie. De dierenarts kiest voor de aangewezen actieve substantie het product (merknaam) dat vergund is voor die diersoort/diercategorie en indicatie. Voor een volledig overzicht van de vergunde antibacteriële middelen die een bepaalde actieve substantie bevatten, kan u terecht op http://www.bcfi-vet.be (informatie over antibacteriële middelen die in de handel zijn gebracht in een bepaald jaartal), http://www.fagg.be (de site van de overheid) of op http://www.e-compendium.be (de site van pharma.be; bevat enkel informatie van pharma.be leden).
Opgelet: Dit document is uitsluitend bestemd voor raadpleging en gebruik door dierenartsen. Enkel de dierenarts beschikt over de noodzakelijke kennis om de inhoud van dit document correct te interpreteren en toe te passen.
6 Nota 1: In het formularium worden de verschillende behandelingsmogelijkheden weergegeven per indicatie. Hierbij dient opgemerkt dat voor actieve substanties, vergund vóór de jaren ’90, de geldende indicatie in de bijsluiter en de SKP (Samenvatting van de Kenmerken van het Product) vaak ruim is, nl. voor ‘behandeling van alle infecties veroorzaakt door kiemen die gevoelig zijn voor de betreffende actieve substantie’ bij de betreffende doeldiersoorten. Dit staat in contrast met de vergunningen van recentere antibacteriële diergeneesmiddelen, waarbij de indicaties vaak gelimiteerd zijn tot ‘infecties veroorzaakt door gevoelige stammen van één of enkele bacteriesoorten’. Deze discrepantie tussen oudere en recente vergunningen is het gevolg van Europese regelgeving in voege vanaf de jaren ’90. Nota 2: De dierenarts is verantwoordelijk voor het correct volgen van de informatie vermeld op de bijsluiters en de verpakking. Hierbij moet onder andere rekening gehouden worden met de doeldieren (of diercategorieën) waarvoor de vergunning geldt (bv. ‘enkel voor kalkoenen’, of ‘niet voor eierleggende dieren’). Contra-indicaties en waarschuwingen moeten gerespecteerd worden. De regelgeving aangaande toepassing van de cascade voor voedselproducerende dieren moet steeds gerespecteerd worden (zie document en figuur in bijlage van het formularium). Enkel en alleen indien voor bepaalde indicaties en/of diercategorieën bij pluimvee (bv. eierleggende dieren) geen actieve substanties vergund zijn, kan beroep gedaan worden op de cascaderegeling. Elk gebruik van antibacteriële middelen creëert een selectiedruk voor resistentiegenen met spreiding van resistentie als potentieel gevolg. Met betrekking tot de selectie van ‘Extended spectrum beta-lactamase’ (ESBL)/AmpC producerende organismen gebeurt dit niet alleen door het gebruik van (amino)penicillines. Ook het gebruik van andere antibacteriële middelen kan via co-selectie de selectie en spreiding van ESBL/AmpC producerende organismen in de hand werken. Daarom is een verantwoord gebruik van alle klassen van antibacteriële middelen uiterst belangrijk teneinde het risico voor resistentieselectie en -spreiding te reduceren. Nota 3: Met de term ‘antibacteriële middelen’ worden zowel antibiotica als chemotherapeutica bedoeld. Beide zijn werkzaam tegen bacteriën. Antibiotica (bv. penicillines) zijn natuurlijke producten die oorspronkelijk geïsoleerd werden uit schimmels of bacteriën. Achteraf werden sommige van deze stoffen synthetisch nagemaakt of gewijzigd. Chemotherapeutica (bv. sulfonamiden) zijn zuiver synthetische producten, die niet door schimmels of bacteriën worden geproduceerd. Doorgaans worden zowel de natuurlijke antibiotica als de synthetische producten onder dezelfde noemer ‘antibiotica’ gebruikt. Ook in het verdere vervolg van de tekst moet de term ‘antibioticum’ in deze bredere betekenis geïnterpreteerd worden. De termen ‘antibacteriële middelen’ en ‘antibiotica’ worden beiden gehanteerd en zijn in dit formularium te beschouwen als synoniemen. Referenties European Food Safety Authority (EFSA) Panel on Biological Hazards (BIOHAZ). Scientific opinion on the public health risks of bacterial strains producing extended-spectrum β-lactamases and/or AmpC β-lactamases in food and food-producing animals. EFSA Journal 2011, 9: 2322. Accessed at http://www.efsa.europa.eu/en/efsajournal/pub/2322.htm.
Opgelet: Dit document is uitsluitend bestemd voor raadpleging en gebruik door dierenartsen. Enkel de dierenarts beschikt over de noodzakelijke kennis om de inhoud van dit document correct te interpreteren en toe te passen.
7
COLIBACILLOSIS IN AL ZIJN KLINISCHE VORMEN Escherichia coli Indicaties en opmerkingen
Colibacillosis is een gelokaliseerde of systemische aandoening bij pluimvee veroorzaakt door Aviaire Pathogene Escherichia coli (APEC) stammen. Stammen geïsoleerd bij uitbraken behoren vaak tot de serotypes O1, O2 en O78. Bij pluimvee zijn enkel groepsbehandelingen via drinkwater van praktisch nut inzake het snelle en virulente karakter van de aandoening. Alle leeftijden kunnen worden aangetast: ééndagskuikens, mestkuikens zowel als volwassen dieren. Een levend verzwakt vaccin is sinds 2012 beschikbaar en kan gebruikt worden bij mestkuikens en volwassen dieren, en een geïnactiveerd vaccin kan ingezet worden voor preventie van colibacillosis bij nakomelingen van ouderdieren, waarbij het vaccin in de opfokperiode tweemaal moet toegediend worden. Bij wederkerende problemen op bedrijfsniveau (bij > 50% van opgezette koppels noodzaak tot behandeling ten gevolge van indicatie colibacillosis, en dit tijdens de laatste 6 opgezette koppels) geniet het vaccineren de voorkeur, zowel voor mestkuikens als volwassen dieren. Colibacillosis is één van de belangrijkste veroorzakers van mortaliteit bij pluimvee. Er dient opgemerkt dat er secundaire factoren gekend zijn die de gevolgen ernstiger maken zoals infectieuze oorzaken (virale en Mycoplasma infecties) alsook managementproblemen (ventilatie, strooiselkwaliteit). Aandacht voor deze aandoeningen en problemen is dan ook belangrijk om colibacillosis preventief aan te pakken.
Keuze van het antibioticum/chemotherapeuticum
Eerste keuze(s) Trimethoprim + sulfonamiden B Colistine
A
Tweede keuze(s) Chloortetracycline B Doxycycline
B
Lincomycine + spectinomycine
B
Derde keuze(s) B Amoxicilline C Difloxacine Opgelet: Dit document is uitsluitend bestemd voor raadpleging en gebruik door dierenartsen. Enkel de dierenarts beschikt over de noodzakelijke kennis om de inhoud van dit document correct te interpreteren en toe te passen.
8
Enrofloxacine C Flumequine
C
Aanvullingen: Tegen tetracyclines, trimethoprim + sulfonamiden en amoxicilline wordt vaak resistentie vastgesteld bij E. coli. Door de betere orale beschikbaarheid van doxycycline, geniet deze molecule de voorkeur boven de andere molecules van de tetracycline-groep. Binnen de combinatie lincomycine + spectinomycine heeft enkel de component spectinomycine een Gram-negatief werkingsspectrum. Spectinomycine is echter enkel vergund als combinatiepreparaat met lincomycine. Spectinomycine vertoont een trage darmresorptie en slechts een matige weefseldistributie. Resistentiepercentages voor spectinomycine zijn variabel. Gebruik van aminopenicillines kan selectie van ‘Extended spectrum beta-lactamase’ (ESBL)/AmpC producerende organismen bevorderen. Amoxicilline werd daarom als derde keuze gerangschikt. Ten opzichte van fluoroquinolones werd resistentie of verminderde gevoeligheid waargenomen bij Belgische en Europese E. coli isolaten van pluimvee.
Referenties
A1-bronnen Barnes et al. Colibacillosis. Diseases of Poultry, 11th Edition 2003, 631-656. de Jong et al. Fluoroquinolone resistance of Escherichia coli and Salmonella from healthy livestock and poultry in the EU. Journal of Applied Microbiology 2012, 112: 239–245. Gyles. Antimicrobial resistance in selected bacteria from poultry. Animal Health Research Reviews 2008, 9: 149-158. Huang et al. Increased prevalence of plasmid-mediated quinolone resistance determinants in chicken Escherichia coli isolates from 2001 to 2007. Foodborne Pathogens and Disease 2009, 6: 1203-1209. Huang et al. Antimicrobial susceptibility and resistance of chicken Escherichia coli, Salmonella spp., and Pasteurella multocida isolates. Avian Diseases 2009, 53: 89-93. Matthijs. The pathogenesis of colibacillosis in broilers infected with virulent or vaccine strains of infectious bronchitis virus. Proefschrift 2008, Universiteit Utrecht. Persoons et al. Prevalence and persistence of antimicrobial resistance in broiler indicator bacteria. Microbial Drug resistance 2010, 16: 67-74. Persoons et al. Risk factors for ceftiofur resistance in Escherichia coli from Belgian broilers. Epidemiology and Infection 2011, 139: 765-771.
Opgelet: Dit document is uitsluitend bestemd voor raadpleging en gebruik door dierenartsen. Enkel de dierenarts beschikt over de noodzakelijke kennis om de inhoud van dit document correct te interpreteren en toe te passen.
9 A2-bronnen de Jong et al. EASSA Study Group, Centre Européen d’Etudes pour la Santé Animale (CEESA), Brussels, Belgium. Antimicrobial susceptibility of commensal Escherichia coli from cattle, pigs and chickens (2002-2006) recovered from 8 EU countries (EASSA program). International Conference on Emerging Infectious Diseases (ICEID) 2012. de Jong et al. EASSA Study Group, Centre Européen d’Etudes pour la Santé Animale (CEESA), Brussels, Belgium. Antimicrobial susceptibility of Escherichia coli from cattle, pigs and chickens in 10 EU countries (EASSA study). 52nd Interscience Conference on Antimicrobial Agents and Chemotherapy (ICAAC) 2012. Marlier. Secteur Médecine des Oiseaux, Lagomorphes et Rongeurs, Département des Maladies Infectieuses et Parasitaires, Université de Liège, Belgique. Comparaison de l’antibiorésistance vis-àvis de la fluméquine et de l’enrofloxacine chez des souches d’Escherichia coli d’oiseaux de compagnie ou d’oiseaux de production. Thomas et al. EASSA Study Group, Centre Européen d’Etudes pour la Santé Animale (CEESA), Brussels, Belgium. Characterisation of mechanisms of resistance and determination of plasmid incompatability group of E. coli (Ec) and Salmonella spp. (Sal) strains isolated from healthy animals with decreased susceptibility to cefotaxime. 22nd European Congress of Clinical Microbiology and Infectious Diseases (ECCMID) 2012. Gegevens antibiogrammen DGZ 2008-2011. A3-bronnen European Food Safety Authority (EFSA) Panel on Biological Hazards (BIOHAZ). Scientific opinion on the public health risks of bacterial strains producing extended-spectrum β-lactamases and/or AmpC β-lactamases in food and food-producing animals. EFSA Journal 2011, 9: 2322. Accessed at www.efsa.europa.eu/efsajournal.
Opgelet: Dit document is uitsluitend bestemd voor raadpleging en gebruik door dierenartsen. Enkel de dierenarts beschikt over de noodzakelijke kennis om de inhoud van dit document correct te interpreteren en toe te passen.
10
MYCOPLASMOSE Mycoplasma gallisepticum (MG), M. synoviae (MS), M. iowae (MI), M. meleagridis (MM) Indicaties en opmerkingen
Mycoplasmose bij pluimvee omvat respiratoire en systemische aandoeningen veroorzaakt door Mycoplasma spp. MG wordt in de vleeskuikenhouderij bestreden op ketenniveau. Omdat de facto vooral in de legsector er een noodzaak kan zijn om MG te bestrijden, wordt bij de verdere indeling van de beschikbare antibacteriële middelen rekening gehouden met de wachttijden voor gebruik bij leggende dieren. Alle leeftijden kunnen worden aangetast: mestkuikens zowel als volwassen dieren. Een levend verzwakt vaccin is sinds 2012 beschikbaar voor MS voor enten van dieren tijdens de opfok, en voor MG kan een geïnactiveerd vaccin ingezet worden tijdens de opfok voor preventie van mycoplasmose bij volwassen dieren. Bij wederkerende problemen van mycoplasmose op een bepaald bedrijf, bij meerleeftijden-bedrijven en bij mestkuikens is er een voorkeur voor vaccineren van de koppels en/of voor het betrekken van dieren van gevaccineerde ouderkoppels. Mycoplasmose kan zowel verticaal als horizontaal worden overgedragen en aandacht voor de status van de ouderdierkoppels is hierdoor een belangrijke factor in de bestrijding van de aandoening. MG is een belangrijke primaire pathogeen die naast directe pathologie ook colibacillosis in de hand kan werken. MS is een belangrijke primaire pathogeen met naast een directe pathologie bij kip en kalkoen (respiratoire symptomen, eiproductieproblemen en eischaalkwaliteitsproblemen zoals ‘Glazige Punt Eieren’, synovitis) ook een heel belangrijke predisponerende rol in andere respiratoire aandoeningen zoals colibacillosis en Ornithobacterium rhinotracheale infecties. Daarom is dit een kiem die ook bij ontbreken van directe symptomen vaak metafylactisch aangepakt moet worden. Er dient opgemerkt dat er secundaire factoren gekend zijn die de gevolgen ernstiger maken zoals infectieuze oorzaken (virale zoals Infectieuze Bronchitis). Aandacht voor deze aandoeningen is dan ook belangrijk om mycoplasmose preventief aan te pakken.
Keuze van het antibioticum/chemotherapeuticum
Eerste keuze(s) Tiamuline
A
Lincomycine + spectinomycine B Tilmicosine B Tylosine B Tylvalosine
B
Opgelet: Dit document is uitsluitend bestemd voor raadpleging en gebruik door dierenartsen. Enkel de dierenarts beschikt over de noodzakelijke kennis om de inhoud van dit document correct te interpreteren en toe te passen.
11 Tweede keuze(s) Chloortetracycline B Doxycycline
B
Derde keuze(s) Difloxacine
C
Enrofloxacine
C
Aanvullingen: Gevoeligheidsonderzoek bij mycoplasmata geïsoleerd uit pluimvee is tijdrovend en slechts enkele laboratoria voeren deze testen uit in Europa. Daarom wordt er beter afgegaan op literatuurgegevens of een bedrijfsresistentieprofiel (op basis van recente bedrijfsresistentiegegevens van maximum 1 jaar oud) om de keuze van het antibacterieel middel te maken. Voor chloortetracycline en doxycycline wordt veel resistentie vastgesteld. Tylvalosine en doxycycline hebben een betere penetratie in de weefsels in vergelijking met andere macroliden respectievelijk tetracyclines en kunnen hierdoor de voorkeur genieten. Tiamuline werd bij eerste keuze ingedeeld ondanks interactie met ionophore anticoccidiosemiddelen, die heel frequent bij zowel kalkoenen als mestkuikens worden ingezet. Bij leggende dieren worden echter nooit ionophoren toegediend, en daarenboven is tiamuline beschikbaar met een 0 dagen wachttijd bij leggende dieren, vandaar dat het werd opgenomen als eerste keuze. Er moet echter gewezen worden op het gevaar bij gebruik van tiamuline in combinatie met ionophoren.
Referenties
A1-bronnen Hurd et al. Public health consequences of macrolide use in food animals: a deterministic risk assessment. Journal of Food Protection 2004, 67: 980-992. Hurd and Malladi. A stochastic assessment of the public health risks of the use of macrolide antibiotics in food animals. Risk Analysis 2008, 28: 695-710. Kleven et al. Mycoplasmosis. Diseases of Poultry, 11th Edition 2003, 719-774. Marien. Mixed respiratory infections in turkeys, with emphasis on avian metapneumovirus, Ornithobacterium rhinotracheale, Escherichia coli and Mycoplasma gallisepticum, Proefschrift 2007, Universiteit Gent. A2-bronnen A3-bronnen
Opgelet: Dit document is uitsluitend bestemd voor raadpleging en gebruik door dierenartsen. Enkel de dierenarts beschikt over de noodzakelijke kennis om de inhoud van dit document correct te interpreteren en toe te passen.
12 EMA CVMP Scientific Advisory Group on Antimicrobials (SAGAM). Reflection paper on the use of macrolides, lincosamides and streptogramins (MLS) in food-producing animals in the European Union: development of resistance and impact on human and animal health. European Medicines Agency 2011. Accessed at http://www.ema.europa.eu/docs/en_GB/document_library/Scientific_guideline/2011/11/WC50011823 0.pdf.
Opgelet: Dit document is uitsluitend bestemd voor raadpleging en gebruik door dierenartsen. Enkel de dierenarts beschikt over de noodzakelijke kennis om de inhoud van dit document correct te interpreteren en toe te passen.
13
ORT INFECTIES IN AL HUN KLINISCHE VORMEN Ornithobacterium rhinotracheale (ORT) Indicaties en opmerkingen
ORT infecties zijn gelokaliseerde of systemische aandoeningen bij pluimvee veroorzaakt door Ornithobacterium rhinotracheale. Bij pluimvee zijn enkel groepsbehandelingen via het drinkwater van praktisch nut inzake het snelle en virulente karakter van de aandoening. ORT komt vooral voor bij mestkuikens ouder dan 3 weken, en bij kalkoenen vanaf 3 weken tot slachtleeftijd. Een geïnactiveerd vaccin kan ingezet worden voor preventie van ORT infecties bij nakomelingen. Bij wederkerende problemen op bedrijfsniveau (bij > 50% van opgezette koppels noodzaak tot behandeling ten gevolge van indicatie ORT, en dit tijdens de laatste 6 opgezette koppels) wordt afgeraden nog antibacteriële middelen in te zetten en geniet het de voorkeur om kuikens te betrekken van gevaccineerde moederdieren. Veldstudies die in ons land werden uitgevoerd toonden een lagere sterfte bij kuikens die uit ORT gevaccineerde moederdieren geboren werden. Er dient opgemerkt dat er secundaire factoren gekend zijn die de gevolgen ernstiger maken zoals infectieuze oorzaken (virale en Mycoplasma infecties) alsook managementproblemen (ventilatie, strooiselkwaliteit). Aandacht voor deze aandoeningen is dan ook belangrijk om ORT preventief aan te pakken. ORT vertoont een grote (regionale en stamafhankelijke) variatie aan gevoeligheid voor verschillende antibacteriële middelen en therapie is daarom bij voorkeur gebaseerd op resistentie-onderzoek. Echter, het acuut karakter van de aandoening en de trage groei van de kiem zorgen ervoor dat vaak een therapie ingezet moet worden vooraleer het resultaat van het resistentie-onderzoek gekend is. Het opstellen van een bedrijfsresistentieprofiel op basis van recente resistentiedata van minder dan één jaar oud wordt om deze reden sterk aangeraden om het basisformularium te verfijnen.
Keuze van het antibioticum/chemotherapeuticum
Eerste keuze(s) Trimethoprim + sulfonamiden B Doxycycline
A
Tweede keuze(s) Chloortetracycline
B
Derde keuze(s) Amoxicilline
B
Opgelet: Dit document is uitsluitend bestemd voor raadpleging en gebruik door dierenartsen. Enkel de dierenarts beschikt over de noodzakelijke kennis om de inhoud van dit document correct te interpreteren en toe te passen.
14 Aanvullingen: Er moet rekening mee gehouden worden dat de graad van verworven resistentie van O. rhinotracheale isolaten van vleeskuikens hoog kan zijn. Vaak treden ook menginfecties op van O. rhinotracheale en andere ziekteverwekkers zoals bv. Escherichia coli. Het succes van een behandeling met antibacteriële middelen is niet gegarandeerd. Resistentie van O. rhinotracheale aan trimethoprim, sulfonamiden en de combinatie trimethoprim + sulfonamiden komt vaak voor. Trimethoprim/sulfonamiden in voldoende hoge dosering kan bij kalkoenen tot drinkwateropname-problemen leiden. Tetracyclines en amoxicilline behoren tot de therapeutische mogelijkheden, maar resistentie ten opzichte van deze antibacteriële middelen is mogelijk en therapiesucces is niet gegarandeerd. Door de betere orale beschikbaarheid van doxycycline, geniet deze molecule de voorkeur boven chloortetracycline. Omwille van het belang van penicillines voor de humane geneeskunde werd amoxicilline bij derde keuze ingedeeld. Gebruik van aminopenicillines kan selectie van ‘Extended spectrum beta-lactamase’ (ESBL)/AmpC producerende organismen bevorderen.
Referenties
A1-bronnen Cauwerts et al. The effect of Ornithobacterium rhinotracheale vaccination of broiler breeder chickens on the performance of their progeny. Avian pathology 2002, 31: 619-624. Chin et al. Ornithobacterium rhinotracheale infection. Diseases of Poultry, 11th Edition 2003, 683690. De Herdt et al. Improved broiler performance associated with Ornithobacterium rhinotracheale vaccination in breeders. Avian Diseases 2012, 56: 365-368. Devriese et al. Antibiotic sensitivity and resistance in Ornithobacterium rhinotracheale strains from Belgian broiler chickens. Avian Pathology 2001, 197-200. Malik et al. In vitro antibiotic resistance profiles of Ornithobacterium rhinotracheale strains from Minnesota turkeys during 1996-2002. Avian Diseases 2003, 47: 588-593. Marien. Mixed respiratory infections in turkeys, with emphasis on avian metapneumovirus, Ornithobacterium rhinotracheale, Escherichia coli and Mycoplasma gallisepticum. Proefschrift 2007, Universiteit Gent. Persoons et al. Risk factors for ceftiofur resistance in Escherichia coli from Belgian broilers. Epidemiology and Infection 2011, 139: 765-771. Soriano et al. In vitro susceptibility of Ornithobacterium rhinotracheale to several antimicrobial drugs. Avian Diseases 2003, 47: 476-480.
Opgelet: Dit document is uitsluitend bestemd voor raadpleging en gebruik door dierenartsen. Enkel de dierenarts beschikt over de noodzakelijke kennis om de inhoud van dit document correct te interpreteren en toe te passen.
15 A2-bronnen Van Mullem et al. In vitro susceptibility of ORT strains isolated from turkeys in Germany and the Netherlands. Proceedings of the working group 10, Berlin 2011. A3-bronnen European Food Safety Authority (EFSA) Panel on Biological Hazards (BIOHAZ). Scientific opinion on the public health risks of bacterial strains producing extended-spectrum β-lactamases and/or AmpC β-lactamases in food and food-producing animals. EFSA Journal 2011, 9: 2322. Accessed at www.efsa.europa.eu/efsajournal.
Opgelet: Dit document is uitsluitend bestemd voor raadpleging en gebruik door dierenartsen. Enkel de dierenarts beschikt over de noodzakelijke kennis om de inhoud van dit document correct te interpreteren en toe te passen.
16
CORYZA Avibacterium paragallinarum (Haemophilus paragallinarum) Indicaties en opmerkingen
Acuut snot komt voor bij kip, fazant en parelhoen. Het aantal gevallen is sinds 2010 in stijgende lijn. De aandoening komt vooral bij oudere dieren voor, maar alle leeftijden kunnen aangetast zijn. De morbiditeit is hoog. Typische symptomen zijn conjunctivitis, neusvloei (‘snot’), oedeem van de kop, zwelling van de infra-orbitale sinussen. De ademhalingssymptomen kunnen enkele weken aanhouden. Keuze van het antibioticum/chemotherapeuticum
Eerste keuze(s) Trimethoprim + sulfonamiden Lincomycine + spectinomycine
A B
Tweede keuze(s) Chloortetracycline B Doxycycline
B
Derde keuze(s) Amoxicilline
B
Enrofloxacine
C
Aanvullingen: Gepotentialiseerde sulfonamiden (trimethoprim + sulfonamiden) behoren tot de ‘drugs of choice’ voor deze aandoening. Zeer weinig gegevens zijn beschikbaar met betrekking tot de gevoeligheid van Avibacterium paragallinarum aan antibacteriële middelen. Voor isolaten buiten Europa werd onder andere resistentie gerapporteerd tegen aminoglycosiden, macroliden en lincosamiden. Ook tegen tetracyclines en gepotentialiseerde sulfonamiden kan resistentie optreden. Het belang van deze data moet echter gerelativeerd worden, aangezien slechts weinig stammen werden onderzocht. Door de betere orale beschikbaarheid van doxycycline, geniet deze molecule de voorkeur boven chloortetracycline. Gebruik van aminopenicillines kan selectie van ‘Extended spectrum beta-lactamase’ (ESBL)/AmpC producerende organismen bevorderen. Amoxicilline werd daarom als derde keuze gerangschikt.
Opgelet: Dit document is uitsluitend bestemd voor raadpleging en gebruik door dierenartsen. Enkel de dierenarts beschikt over de noodzakelijke kennis om de inhoud van dit document correct te interpreteren en toe te passen.
17 Referenties
A1-bronnen Blackal and Matsumoto. Infectious Coryza. Diseases of Poultry, 11th Edition 2003, 691-703. Chukiatsiri et al. Serovar identification, antimicrobial sensitivity, and virulence of Avibacterium paragallinarum isolated from chickens in Thailand. Avian Diseases 2012, 56: 359-364. Fernández et al. Characterization of Haemophilus paragallinarum isolates from Mexico. Avian Pathology 2000, 29: 473-476. Hsu et al. Antimicrobial susceptibility, plasmid profiles and haemocin activities of Avibacterium paragallinarum strains. Veterinary Microbiology 2007, 124: 209-218. Persoons et al. Risk factors for ceftiofur resistance in Escherichia coli from Belgian broilers. Epidemiology and Infection 2011, 139: 765-771. Poernomo et al. Characterisation of isolates of Haemophilus paragallinarum from Indonesia. Australian Veterinary Journal 2000, 78: 759-762. A2-bronnen A3-bronnen European Food Safety Authority (EFSA) Panel on Biological Hazards (BIOHAZ). Scientific opinion on the public health risks of bacterial strains producing extended-spectrum β-lactamases and/or AmpC β-lactamases in food and food-producing animals. EFSA Journal 2011, 9: 2322. Accessed at www.efsa.europa.eu/efsajournal.
Opgelet: Dit document is uitsluitend bestemd voor raadpleging en gebruik door dierenartsen. Enkel de dierenarts beschikt over de noodzakelijke kennis om de inhoud van dit document correct te interpreteren en toe te passen.
18
VOGELCHOLERA Pasteurella multocida Indicaties en opmerkingen
Pasteurella multocida komt voor in de neus- en mondholte van ogenschijnlijk gezonde dragers. Dragers die een infectie overleefd hebben, spelen een belangrijke rol in de overdracht van P. multocida. Er kunnen ook dragers zijn zonder de aanwezigheid van een ziekte-uitbraak in het verleden. De infectie komt binnen via de luchtwegen en huidwonden. Na het binnentreden van de kiem volgt een septicemische fase. Naargelang de gevoeligheid van de gastheer en de virulentie van de stam verloopt de ziekte acuut of chronisch. Vooral bij de kip verloopt de ziekte meestal chronisch, met neusvloei, oedeem van de kop, ontsteking van de kinlellen en abcedatie - ‘Wattle disease’. Bij kalkoenen kan de sterfte bij uitbraken oplopen van 5% tot 87%. Volgorde van gevoeligheid van pluimvee: eend, gans, kalkoen, kip en parelhoen. Volwassen dieren zijn gevoeliger dan kuikens. Een geïnactiveerd vaccin kan aangewend worden ter preventie van de aandoening.
Keuze van het antibioticum/chemotherapeuticum
Eerste keuze(s) Trimethoprim + sulfonamiden B Doxycycline
A
Tweede keuze(s) Chloortetracycline
B
Derde keuze(s) B Amoxicilline C Difloxacine C Enrofloxacine C Flumequine
Aanvullingen: Er zijn weinig literatuurgegevens ter beschikking met betrekking tot de gevoeligheid van P. multocida isolaten van pluimvee. De in vitro gevoeligheid ten opzichte van antibacteriële middelen van deze species is doorgaans goed, hoewel resistentie kan voorkomen (o.a. tegen tetracyclines). Het uitvoeren
Opgelet: Dit document is uitsluitend bestemd voor raadpleging en gebruik door dierenartsen. Enkel de dierenarts beschikt over de noodzakelijke kennis om de inhoud van dit document correct te interpreteren en toe te passen.
19 van een gevoeligheidstest vóór of gelijklopend met het inzetten van therapie is daarom steeds aangewezen, aangezien vogelcholera tot aanzienlijke sterfte kan leiden bij kalkoenen. Door de betere orale beschikbaarheid van doxycycline, geniet deze molecule de voorkeur boven chloortetracycline. Gebruik van aminopenicillines kan selectie van ‘Extended spectrum beta-lactamase’ (ESBL)/AmpC producerende organismen bevorderen. Amoxicilline werd daarom als derde keuze gerangschikt.
Referenties
A1-bronnen Christensen and Bisgaard. Fowl cholera. Revue Scientifique et Technique 2000, 19: 626-637. Huang et al. Antimicrobial susceptibility and resistance of chicken Escherichia coli, Salmonella spp., and Pasteurella multocida isolates. Avian Diseases 2009, 53: 89-93. Kehrenberg et al. Antimicrobial resistance in Pasteurella and Mannheimia: epidemiology and genetic basis. Veterinary Research 2001, 32: 323-339. Persoons et al. Risk factors for ceftiofur resistance in Escherichia coli from Belgian broilers. Epidemiology and Infection 2011, 139: 765-771. Sellyei et al. Antimicrobial susceptibility of Pasteurella multocida isolated from swine and poultry. Acta Veterinaria Hungarica 2009, 57: 357-367. Stokholm et al. Causes of mortality in commercial organic layers in Denmark. Avian Diseases 2010, 54: 1241-1250. A2-bronnen A3-bronnen European Food Safety Authority (EFSA) Panel on Biological Hazards (BIOHAZ). Scientific opinion on the public health risks of bacterial strains producing extended-spectrum β-lactamases and/or AmpC β-lactamases in food and food-producing animals. EFSA Journal 2011, 9: 2322. Accessed at www.efsa.europa.eu/efsajournal.
Opgelet: Dit document is uitsluitend bestemd voor raadpleging en gebruik door dierenartsen. Enkel de dierenarts beschikt over de noodzakelijke kennis om de inhoud van dit document correct te interpreteren en toe te passen.
20
VLEKZIEKTE Erysipelothrix rhusiopathiae Indicaties en opmerkingen
Vlekziekte is een acute septicemische ziekte vooral bij oudere kalkoenen maar ook bij leghennen, vooral met buitenbeloop, omdat Erysipelothrix rhusiopathiae een tellurische kiem is. De infectie gebeurt per os of via huidwonden. Bij acuut infectieverloop ziet men plotse sterfte, met sepsisbeeld en vooral sterk vergrote milt, petechiën in de spieren en op het hart. De behandeling bestaat uit toediening van antibiotica (groepsbehandeling). Vaccinatie is een belangrijke preventieve maatregel: hiertoe kan een geïnactiveerd vaccin (niet vergund bij pluimvee) aangewend worden. Een langdurige immuniteit kan slechts opgewekt worden door de dieren allen tweemaal te vaccineren met een interval van vier weken. Na diagnose kan ook een autovaccin aangemaakt worden.
Keuze van het antibioticum/chemotherapeuticum
Eerste keuze(s) / Tweede keuze(s) / Derde keuze(s) Amoxicilline
B
Chloortetracycline
B
Aanvullingen: Bij gebruik van aminopenicillines is er een aanzienlijk risico op selectie van ‘Extended spectrum betalactamase’ (ESBL)/AmpC producerende organismen. Vandaar dat amoxicilline bij derde keuze werd ingedeeld. Chloortetracycline is vergund voor de behandeling en controle van systemische infecties bij kippen veroorzaakt door gevoelige organismen. Omdat penicillines in de literatuur vermeld worden als voorkeursbehandeling voor vlekziekte werd chloortetracycline als actieve substantie met ruime vergunningsbeschikking pas als derde keuze gerangschikt.
Opgelet: Dit document is uitsluitend bestemd voor raadpleging en gebruik door dierenartsen. Enkel de dierenarts beschikt over de noodzakelijke kennis om de inhoud van dit document correct te interpreteren en toe te passen.
21 Referenties
A1-bronnen Stokholm et al. Causes of mortality in commercial organic layers in Denmark. Avian Diseases 2010, 54: 1241-1250. Bricker and Saif. Erysipelas. Diseases of Poultry, 11th Edition 2003, 812-826. Guardabassi et al. Guidelines for antimicrobial use in poultry (Löhren et al.). Guide to Antimicrobial Use in Animals, 1st Edition 2008, Chapter 8: 126-142. Persoons et al. Risk factors for ceftiofur resistance in Escherichia coli from Belgian broilers. Epidemiology and Infection 2011, 139: 765-771. A2-bronnen A3-bronnen European Food Safety Authority (EFSA) Panel on Biological Hazards (BIOHAZ). Scientific opinion on the public health risks of bacterial strains producing extended-spectrum β-lactamases and/or AmpC β-lactamases in food and food-producing animals. EFSA Journal 2011, 9: 2322. Accessed at www.efsa.europa.eu/efsajournal.
Opgelet: Dit document is uitsluitend bestemd voor raadpleging en gebruik door dierenartsen. Enkel de dierenarts beschikt over de noodzakelijke kennis om de inhoud van dit document correct te interpreteren en toe te passen.
22
BACTERIELE ENTERITIS (DYSBACTERIOSIS) Clostridiaceae spp. en andere kiemen Indicaties en opmerkingen
Bacteriële enteritis (BE) is sinds 2001 in België de voornaamste indicatie waarvoor antibacteriële behandelingen ingezet worden bij pluimvee. Het is een relatief jonge aandoening waarbij het onderzoek naar oorza(a)k(en) en preventie volop aan de gang is. Bij pluimvee zijn enkel groepsbehandelingen via drinkwater van praktisch nut inzake het snelle karakter van de aandoening. BE komt typisch voor vanaf 14 dagen bij mestkuikens en mestkalkoenen. Er zijn geen vaccins beschikbaar maar vaak worden voedingssupplementen (zuren, probiotica) ingezet ter preventie van de aandoening en bij minder erge uitbraken. Er dient opgemerkt dat er secundaire factoren gekend zijn die de gevolgen ernstiger maken zoals infecties en infestaties (coccidiose), alsook managementproblemen (bv. het gehalte aan nietzetmeel polysacchariden (NSP) in het voeder, ventilatie, strooiselkwaliteit). Aandacht voor deze aandoeningen en aandacht voor het management zijn dan ook belangrijk om BE preventief aan te pakken. BE veroorzaakt geen directe mortaliteit, maar ernstige welzijns-, economische en kwaliteitsproblemen bij pluimvee door de impact op de water/voederverhouding en bijkomende impact op strooiselkwaliteit. Hierdoor ontstaan ernstige problemen van voetzoolletsels en stress. Bijkomend worden ook meer respiratoire aandoeningen verwacht door nefaste invloed van de strooiselkwaliteit op het luchtwegapparaat. Er worden meer borstblaren vastgesteld in het slachthuis. Indirect kunnen deze problemen tot een hogere sterfte door secundaire aandoeningen leiden. De diagnose kan niet eenduidig gesteld worden zonder autopsie op dieren van het verdacht koppel uit te voeren en er wordt aangedrongen om enkel therapie in te zetten na onderzoek van de darmen via macroscopische scoring. BE is een multifactoriële aandoening met een complexe achtergrond. Vast staat dat door antibacteriële therapie de gevolgen sterk beperkt kunnen worden. Hierbij blijken middelen met een Gram-positief spectrum een goede werking te hebben, waarschijnlijk door de werking van deze middelen tegen Clostridiaceae. Er is echter een duidelijk onderscheid in ziektebeeld en etiologie met Necrotische Enteritis (NE) veroorzaakt door bepaalde stammen van Clostridium perfringens. Door het bovenstaand beschreven complex karakter van de aandoening is het onmogelijk met de huidige wetenschappelijke kennis (2012) een antibiogram of andere gevoeligheidstesten aan te leggen. De aandoening BE werd nog maar recent wetenschappelijk beschreven. Wetenschappelijke bijsluiters van antibacteriële middelen vermelden dan ook niet specifiek de indicatie BE. Evenwel zijn er een aantal vergunde antibacteriële middelen waarbij de indicatie ruim beschreven is (‘behandeling van infecties door gevoelige micro-organismen’). Bij de classificatie van de vergunde antibacteriële middelen (zie verder) worden enkel molecules vermeld met een dergelijke ruime registratiebeschikking.
Opgelet: Dit document is uitsluitend bestemd voor raadpleging en gebruik door dierenartsen. Enkel de dierenarts beschikt over de noodzakelijke kennis om de inhoud van dit document correct te interpreteren en toe te passen.
23
Keuze van het antibioticum/chemotherapeuticum
Eerste keuze(s) / Tweede keuze(s) Trimethoprim + sulfonamiden B Doxycycline
A
Derde keuze(s) Amoxicilline
B
Aanvullingen: Bovenstaande molecules worden vernoemd als therapeutische opties. Door het ontbreken van uitgebreide wetenschappelijke bronnen in verband met BE wordt ondermeer afgegaan op empirische kennis in binnen- en buitenland, en beschikbare literatuurgegevens met betrekking tot de antibioticagevoeligheid van Clostridium spp. Er werd geen eerste keuze actieve substantie vermeld. De gevoeligheid van Clostridium spp. aan tetracyclines is variabel. Macroliden (die goed werkzaam zijn ten opzichte van Clostridium spp.) zijn niet vergund voor deze indicatie. De combinatie trimethoprim + sulfonamiden wordt niet vermeld in de schaarse beschikbare data als ‘drugs of choice’ voor de indicatie BE, noch voor behandeling van infecties veroorzaakt door Clostridium spp. Er moet rekening gehouden worden met mogelijke resistentie bij Clostridium spp. Behandeling met trimethoprim + sulfonamiden kan wel overwogen worden als ook coccidiose werd vastgesteld, wegens de goede werkzaamheid tegen deze aandoening. Penicillines zijn goed werkzaam tegen Clostridium spp., maar het gebruik ervan wordt ten stelligste afgeraden voor deze indicatie wegens het belang van penicillines voor de volksgezondheid, het ontbreken van de mogelijkheid voor praktisch haalbare individuele behandelingen bij pluimvee en het veelvuldig voorkomen van deze indicatie. Aangezien antibiogrammen niet opgemaakt kunnen worden voor deze indicatie (kiem(en) (nog) niet isoleerbaar) wordt aangeraden de efficaciteit van de inzetbare molecules via macroscopische scoringssystemen te onderzoeken. Enkel en alleen indien vastgesteld kan worden door middel van dergelijke onderzoeken dat de genoemde tweede keuze middelen niet voldoende werkzaam zijn (geen significante verbetering van de darmgezondheidsstatus na behandeling in vergelijking met voor behandeling), kan behandeling met amoxicilline als derde keuze middel overwogen worden. Gebruik van aminopenicillines kan selectie van ‘Extended spectrum beta-lactamase’ (ESBL)/AmpC producerende organismen bevorderen. Amoxicilline werd daarom als derde keuze gerangschikt.
Opgelet: Dit document is uitsluitend bestemd voor raadpleging en gebruik door dierenartsen. Enkel de dierenarts beschikt over de noodzakelijke kennis om de inhoud van dit document correct te interpreteren en toe te passen.
24 Referenties
A1-bronnen Gholamiandehkordi et al. Antimicrobial resistance in Clostridium perfringens isolates from broilers in Belgium. Veterinary Research Communications 2009, 33: 1031-1037. Giguère et al. Sulfonamides, diaminopyrimidines, and their combinations (Prescott). Antimicrobial Therapy in Veterinary Medicine, 4th Edition 2006, Chapter 16: 249-262. Martel et al. Susceptibility of Clostridium perfringens strains from broiler chickens to antibiotics and anticoccidials. Avian Pathology 2004, 33: 3-7. Persoons et al. Risk factors for ceftiofur resistance in Escherichia coli from Belgian broilers. Epidemiology and Infection 2011, 139: 765-771. Slavić et al. Antimicrobial susceptibility of Clostridium perfringens isolates of bovine, chicken, porcine, and turkey origin from Ontario. The Canadian Journal of Veterinary Research 2011, 75: 8997. Teirlynck et al. Morphometric evaluation of dysbacteriosis in broilers. Avian Pathology 2011, 40: 139144. A2-bronnen De Gussem. Macroscopic scoring system for bacterial enteritis in broiler chickens and turkeys. In World Veterinary Poultry Association (WVPA) Meeting 2010, Merelbeke, Belgium. De Gussem et al. Evaluation and comparison of efficacy of tylvalosin and amoxicillin in treatment of bacterial enteritis (dysbacteriosis) in broiler chickens. Proceedings Fachgesprach für Geflugelkunde, Spring Meeting 2011, Hannover, Germany. A3-bronnen European Food Safety Authority (EFSA) Panel on Biological Hazards (BIOHAZ). Scientific opinion on the public health risks of bacterial strains producing extended-spectrum β-lactamases and/or AmpC β-lactamases in food and food-producing animals. EFSA Journal 2011, 9: 2322. Accessed at www.efsa.europa.eu/efsajournal.
Opgelet: Dit document is uitsluitend bestemd voor raadpleging en gebruik door dierenartsen. Enkel de dierenarts beschikt over de noodzakelijke kennis om de inhoud van dit document correct te interpreteren en toe te passen.
25
NECROTISERENDE EN ULCERATIEVE ENTERITIS Clostridium perfringens (NetB+) Clostridium colinum Indicaties en opmerkingen
Necrotische Enteritis (NE) is een acute aandoening veroorzaakt door Clostridium perfringens stammen die in staat zijn bepaalde toxines te produceren. Ulceratieve Enteritis (UE) (Kwartelziekte) is een vergelijkbare acute aandoening veroorzaakt door bepaalde C. colinum stammen. Bij pluimvee zijn enkel groepsbehandelingen via het drinkwater van praktisch nut inzake het snelle en het heel virulente karakter van de aandoening, waarbij een hoge mortaliteit optreedt. NE kan vanaf 14 dagen bij mestkuikens en mestkalkoenen voorkomen, maar wordt het vaakst vastgesteld bij ouderdieren en leghennen, vaak bij het in de leg komen. UE komt voor bij ouderdieren en leghennen. Coccidiose gaat vaak vooraf aan een NE of UE uitbraak. Als preventieve maatregel, en om hervallen te voorkomen, wordt aangeraden deze parasitaire aandoening goed onder controle te houden.
Keuze van het antibioticum/chemotherapeuticum
Eerste keuze(s) Fenoxymethylpenicilline B Tylosine
A
Tweede keuze(s) Trimethoprim + sulfonamiden B Doxycycline B Lincomycine
A
Derde keuze(s) Amoxicilline
B
Aanvullingen: Smal spectrum penicillines en macroliden vertonen doorgaans een goede werkzaamheid ten opzichte van Clostridium spp. Indien aangetoond kan worden dat deze actieve substanties niet werkzaam zijn tegen de geïsoleerde kiem kunnen de tweede of derde keuze molecules ingezet worden. Tegen lincosamiden en tetracyclines werd resistentie vastgesteld. Behandeling met trimethoprim + sulfonamiden kan overwogen worden als ook coccidiose werd vastgesteld, wegens de goede werkzaamheid tegen deze aandoening. Er moet wel rekening gehouden Opgelet: Dit document is uitsluitend bestemd voor raadpleging en gebruik door dierenartsen. Enkel de dierenarts beschikt over de noodzakelijke kennis om de inhoud van dit document correct te interpreteren en toe te passen.
26 worden met mogelijke resistentie bij Clostridium spp. Bovendien kan het necrotische aspect van de aandoening de in vivo werkzaamheid van trimethoprim + sulfonamiden in het gedrang brengen. Het gebruik van aminopenicillines wordt afgeraden. Gebruik ervan kan selectie van ‘Extended spectrum beta-lactamase’ (ESBL)/AmpC producerende organismen bevorderen. Amoxicilline werd daarom als derde keuze gerangschikt.
Referenties
A1-bronnen Gholamiandehkordi et al. Antimicrobial resistance in Clostridium perfringens isolates from broilers in Belgium. Veterinary Research Communications 2009, 33: 1031-1037. Giebelen. The efficacy of Drinkmix Penicillin-V in the treatment of Clostridium enteritis in poultry. Proefschrift 1999, Universiteit Maastricht. Giguère et al. Sulfonamides, diaminopyrimidines, and their combinations (Prescott). Antimicrobial Therapy in Veterinary Medicine, 4th Edition 2006, Chapter 16: 249-262. Hurd et al. Public health consequences of macrolide use in food animals: a deterministic risk assessment. Journal of Food Protection 2004, 67: 980-992. Hurd and Malladi. A stochastic assessment of the public health risks of the use of macrolide antibiotics in food animals. Risk Analysis 2008, 28: 695-710. Lyras et al. tISCpe8, an IS1595-family lincomycin resistance element located on a conjugative plasmid in Clostridium perfringens. Journal of Bacteriology 2009, 191: 6345-6351. Martel et al. Susceptibility of Clostridium perfringens strains from broiler chickens to antibiotics and anticoccidials. Avian Pathology 2004, 33: 3-7. Persoons et al. Risk factors for ceftiofur resistance in Escherichia coli from Belgian broilers. Epidemiology and Infection 2011, 139: 765-771. Slavić et al. Antimicrobial susceptibility of Clostridium perfringens isolates of bovine, chicken, porcine, and turkey origin from Ontario. The Canadian Journal of Veterinary Research 2011, 75: 8997. Van Immerseel et al. Clostridium perfringens in poultry: an emerging threat for animal and public health. Avian Pathology 2004, 33: 537-549. A2-bronnen A3-bronnen EMA CVMP Scientific Advisory Group on Antimicrobials (SAGAM). Reflection paper on the use of macrolides, lincosamides and streptogramins (MLS) in food-producing animals in the European Union: development of resistance and impact on human and animal health. European Medicines Opgelet: Dit document is uitsluitend bestemd voor raadpleging en gebruik door dierenartsen. Enkel de dierenarts beschikt over de noodzakelijke kennis om de inhoud van dit document correct te interpreteren en toe te passen.
27 Agency 2011. Accessed at http://www.ema.europa.eu/docs/en_GB/document_library/Scientific_guideline/2011/11/WC50011823 0.pdf . European Food Safety Authority (EFSA) Panel on Biological Hazards (BIOHAZ). Scientific opinion on the public health risks of bacterial strains producing extended-spectrum β-lactamases and/or AmpC β-lactamases in food and food-producing animals. EFSA Journal 2011, 9: 2322. Accessed at www.efsa.europa.eu/efsajournal.
Opgelet: Dit document is uitsluitend bestemd voor raadpleging en gebruik door dierenartsen. Enkel de dierenarts beschikt over de noodzakelijke kennis om de inhoud van dit document correct te interpreteren en toe te passen.
28
ENTEROCOCCOSE IN AL ZIJN KLINISCHE VORMEN Enterococcus spp. Indicaties en opmerkingen
Gelokaliseerde of systemische aandoeningen bij pluimvee veroorzaakt door Enterococcus spp., bij isolatie worden vaak E. cecorum, E. hirae, E. faecium, E. faecalis en andere teruggevonden. Bij pluimvee zijn enkel groepsbehandelingen via drinkwater van praktisch nut inzake het snelle en virulente karakter van de aandoening. Alle leeftijden kunnen worden aangetast: mestkuikens zowel als volwassen dieren. Enterococcus-infecties zijn gekend als sporadische veroorzakers van problemen van het centraal zenuwstelsel. De laatste jaren worden ook vaker problemen van mankheid, arthritis en osteomyelitis gezien vanaf 14 dagen leeftijd en beschouwd als nieuwe ziekte-entiteit. Het metafylactisch toedienen van antibacteriële middelen op probleembedrijven wordt vaak toegepast in binnen- en buitenland voor deze nieuwe ziekte-entiteit. Onderzoek is volop aan de gang en preventief kunnen op dit ogenblik weinig gerichte acties op gebied van management en immunologische middelen ondernomen worden, waardoor antibacteriële therapie voorlopig de belangrijkste maatregel ter bestrijding blijft. Keuze van het antibioticum/chemotherapeuticum
Eerste keuze(s) Trimethoprim + sulfonamiden B Doxycycline
A
Tweede keuze(s) Chloortetracycline
B
Derde keuze(s) Amoxicilline
B
Aanvullingen: Alhoewel met amoxicilline een goed klinisch effect kan verwacht worden, wordt deze molecule omwille van het belang ervan voor de volksgezondheid enkel ingezet als na resistentie-onderzoek blijkt dat de vernoemde eerste en tweede keuze molecules niet werkzaam zijn. Gebruik van aminopenicillines kan selectie van ‘Extended spectrum beta-lactamase’ (ESBL)/AmpC producerende organismen bevorderen. Amoxicilline werd daarom als derde keuze gerangschikt.
Opgelet: Dit document is uitsluitend bestemd voor raadpleging en gebruik door dierenartsen. Enkel de dierenarts beschikt over de noodzakelijke kennis om de inhoud van dit document correct te interpreteren en toe te passen.
29 Resistentie tegen tetracyclines komt vaak voor bij enterokokkenstammen van pluimvee. Door de betere orale beschikbaarheid van doxycycline, geniet deze molecule de voorkeur boven chloortetracycline. Referenties
A1-bronnen Kense and Landman. Enterococcus cecorum infections in broiler breeders and their offspring: molecular epidemiology. Avian Pathology 2011, 40: 603-612. Persoons et al. Prevalence and persistence of antimicrobial resistance in broiler indicator bacteria. Microbial Drug resistance 2010, 16: 67-74. Persoons et al. Risk factors for ceftiofur resistance in Escherichia coli from Belgian broilers. Epidemiology and Infection 2011, 139: 765-771. Schwaiger et al. Comparative analysis on antibiotic resistance characteristics of Listeria spp. And Enterococcus spp. isolated from laying hens and eggs in conventional and organic keeping systems in Bavaria, Germany. Zoonoses and Public Health 2010, 57: 171-180. Van Hoorebeke et al. Antimicrobial resistance of Escherichia coli and Enterococcus faecalis in housed laying-hen flocks in Europe. Epidemiology and Infection 2011, 139: 1610-1620. A2-bronnen de Jong et al. EASSA Study Group, Centre Européen d’Etudes pour la Santé Animale (CEESA), Brussels, Belgium. Antimicrobial susceptibility of commensal Enterococcus faecium and Enterococcus faecalis from healthy cattle, pigs and chickens in eight European countries over a five year period (EASSA program). 3rd ASM (American Society for Microbiology) Conference on Antimicrobial Resistance in Zoonotic Bacteria and Foodborne Pathogens in Animals 2012. Gegevens antibiogrammen DGZ 2008-2011. A3-bronnen European Food Safety Authority (EFSA) Panel on Biological Hazards (BIOHAZ). Scientific opinion on the public health risks of bacterial strains producing extended-spectrum β-lactamases and/or AmpC β-lactamases in food and food-producing animals. EFSA Journal 2011, 9: 2322. Accessed at www.efsa.europa.eu/efsajournal.
Opgelet: Dit document is uitsluitend bestemd voor raadpleging en gebruik door dierenartsen. Enkel de dierenarts beschikt over de noodzakelijke kennis om de inhoud van dit document correct te interpreteren en toe te passen.
30
II. SAMENSTELLING WERKGROEP Deze gids kwam tot stand in overleg tussen de verschillende leden van de werkgroep pluimvee, de voorzitter van deze werkgroep, en de permanente staf van AMCRA, die instond voor de redactie. De Raad van Bestuur en Staf van AMCRA wensen de heer Wouter Wytynck, voorzitter van de werkgroep, en alle leden te bedanken voor hun medewerking en constructieve bijdragen. Voorzitter Wouter Wytynck (Voorzitter werkgroep pluimvee): Boerenbond, Secretaris Sectorvakgroep Pluimvee en Kleinvee Consulent landbouw Werkgroepleden Viviane Aerts: Dierengezondheidszorg (DGZ) Vlaanderen, dierenarts pluimveegezondheidszorg Josy Arendt: Union Professionnelle Vétérinaire, Dierenarts Kris Baert: Dierenarts Kela Veterinaria NV, Registratie - Klinische studies Filip Boel: Belgabroed Barbara Brutsaert: Trouw Nutrition Feed Additives, Dierenarts Els Daeseleire: Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek (ILVO), Eenheid Technologie en Voeding, Groepsleider chemische voedselveiligheid Maarten De Gussem: Degudap, praktiserend pluimveedierenarts Peter De Herdt: MSD Animal Health Belgium, Technical Advisor Poultry Evelyne Delezie: Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek (ILVO), Eenheid Dier - Functionele dierenvoeding, Wetenschappelijk attaché Carl Destrooper: Belgabroed Harm Ebbens: Eurovet Animal Health BV, Product Manager An Garmyn: Universiteit Gent, Faculteit Diergeneeskunde, Vakgroep Pathologie, Bacteriologie en Pluimveeziekten, Praktijkassistent – Wetenschappelijk medewerker Dominique Gevaert: Bayer, Business Unit Manager Livestock Benelux Ana Granados Chapatte: Fédération Wallonne de l’Agriculture, Conseillère Service d’Etudes Marc Heyndrickx: Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek (ILVO), Eenheid Technologie en Voeding, Wetenschappelijk directeur Luc Jansegers: Jansegers Luc BVBA, dierenarts, consultant, bestuurslid World Veterinary Poultry Association Johanna Kruijswijk: Elanco Benelux, Technical and innovation manager Luc Maertens: Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek (ILVO), Eenheid Dier - Functionele dierenvoeding, Wetenschappelijk attaché Didier Marlier: Université de Liège (ULg), Faculté de Médecine Vétérinaire, Médecine des oiseaux, des lagomorphes et des rongeurs Dirk Rubens: Virbac Belgium NV, Commercial Director Luuk Stooker: Pfizer Animal Health, Area Veterinary Manager Poultry Benelux Thierry Tramasure: Conseil régional francophone de l’Ordre des Médecins Vétérinaires
31 Ann Truyen: Vereniging van Industriële Pluimveeslachterijen (VIP) vzw Geert Van den Abeele: Pluimveedierenarts, Vlaamse Dierenartsenvereniging (VDV) Johan Van Erum: Dierenartsenpraktijk Galluvet, praktiserend pluimveedierenarts Sebastiaan Van Hoorebeke: Quartes NV, afgevaardigd door de Beroepsvereniging van de Mengvoederfabrikanten (BEMEFA) Hilde Vanmeirhaeghe: Vetworks BVBA, dierenarts Johan Venken: Landsbond, Adviseur Fien Wijndaele: Belplume vzw, Secretaris Permanente staf AMCRA Dr. Evelyne De Graef: Coördinator AMCRA Bénédicte Callens: Wetenschappelijk medewerkster AMCRA
32
III. BIJLAGE: CASCADEREGELING OF WATERVALSYSTEEM (2012)
Wat is cascade? Het watervalsysteem wordt beschouwd als een uitzondering op de regel van het strikte gebruik van geneesmiddelen in België en heeft de bedoeling om tegemoet te komen aan de noden van beschikbaarheid van diergeneesmiddelen1. Dit systeem laat toe om – mits het naleven van de wettelijke voorwaarden - een geneesmiddel voor een andere diersoort of voor een andere aandoening te gebruiken. Deze regeling geeft de dierenarts zelfs de mogelijkheid om een diergeneesmiddel vergund in een andere Europese lidstaat, een geneesmiddel voor humaan gebruik of een magistrale bereiding2 voor te schrijven. Voorwaarden Om beroep te kunnen doen op de cascaderegeling moeten enkele strikte cumulatieve voorwaarden vervuld zijn:
Het betreft een absoluut noodzakelijke behandeling teneinde onaanvaardbaar lijden te vermijden; Er is geen vergund therapeutisch diergeneesmiddel beschikbaar in België voor de betrokken diersoort of aandoening; Het betreft een uitzonderlijke situatie waarbij economische motieven in geen geval mogen meespelen. Regeling 1) aandoening van een niet voor de productie van levensmiddelen bestemde diersoort3 a) Indien de bovengestelde voorwaarden vervuld zijn, mag de dierenarts het betrokken dier behandelen met een vergund geneesmiddel, dat bestemd is voor een andere diersoort of voor een andere aandoening bij dezelfde diersoort. b) Indien een onder a) bedoeld geneesmiddel niet bestaat, mag de dierenarts: i. hetzij een in België voor menselijk gebruik vergund geneesmiddel toedienen. Om deze geneesmiddelen te kunnen gebruiken, moet de dierenarts de bestelling plaatsen bij een officina-apotheker; ii. hetzij een geneesmiddel, vergund in een andere Lidstaat, voor dezelfde of een andere diersoort voor de betrokken aandoening of voor een andere aandoening toedienen. Hij moet deze bestelling dan plaatsen bij een vergunde groothandelaar-verdeler of een officina-apotheker. 1
De cascaderegeling is voorzien door art. 230, 231 en 232 van het KB van 14 december 2006 betreffende geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik (B.S. 22 december 2006) 2 De magistrale of ex tempore bereidingen zijn voorzien door art. 12 bis, §1, derde lid van de wet op de geneesmiddelen van 25 maart 1964 en door art. 235 van het KB van 14 december 2006 betreffende geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik (B.S. 22 december 2006) 3 Ook de paarden behoren tot deze groep, op voorwaarde dat overeenkomstig het KB van 16 juni 2005 verklaard is dat het dier niet is bedoeld als slachtdier voor menselijke consumptie.
33 c) Indien een onder b) bedoeld geneesmiddel niet bestaat, mag de dierenarts een geneesmiddel toedienen, dat door de apotheker overeenkomstig een voorschrift ex tempore wordt bereid. In dit geval maakt de dierenarts een voorschrift dat de verantwoordelijke van het dier aan de officinaapotheker moet overhandigen. Dergelijke bereidingen mogen niet bewaard worden in het depot van de dierenarts. 2) aandoening van een voor de productie van levensmiddelen bestemde diersoort a) Indien de bovengestelde voorwaarden vervuld zijn, mag de dierenarts het betrokken dier behandelen met een vergund geneesmiddel, dat bestemd is voor een andere diersoort of voor een andere aandoening bij dezelfde diersoort. b) Indien een onder a) bedoeld geneesmiddel niet bestaat, mag de dierenarts: i. hetzij een in België voor menselijk gebruik vergund geneesmiddel toedienen. Om deze geneesmiddelen te kunnen gebruiken, moet de dierenarts de bestelling plaatsen bij een officina-apotheker; ii. hetzij een geneesmiddel, vergund in een andere Lidstaat, voor dezelfde of een andere voor de productie van levensmiddelen bestemde diersoort, voor de betrokken aandoening of voor een andere aandoening, toedienen. Hij moet deze bestelling dan plaatsen bij een vergunde groothandelaar-verdeler of een officina-apotheker. c) Indien een onder b) bedoeld geneesmiddel niet bestaat, mag de dierenarts een geneesmiddel toedienen, dat door de apotheker overeenkomstig een voorschrift ex tempore wordt bereid. De dierenarts maakt een voorschrift, dat de verantwoordelijke van het dier aan de officina-apotheker moet overhandigen. Dergelijke bereidingen mogen niet bewaard worden in het depot van de dierenarts. 3) specifiek voor paarden die bestemd zijn als voedselproducerend dier4 Indien een geneesmiddel onder a), b) of c) niet even doeltreffend zou zijn voor de behandeling van het dier, voor het voorkomen van onnodig lijden van het dier of voor de bescherming van de gezondheid van degene die het dier behandelt, kan een geneesmiddel worden gekozen dat een stof bevat behorend tot de lijst van essentiële stoffen van Verordening EU/122/2013. Wachttijden Tenzij het gebruikte geneesmiddel al een wachttijd voor de bestemde diersoort voorziet, mag de opgegeven wachttijd niet minder bedragen dan: -
7 dagen: voor eieren 7 dagen: voor melk 28 dagen: voor vlees van pluimvee en van zoogdieren, met inbegrip van vet en afval 500 graaddagen: voor visvlees
Voor homeopathische geneesmiddelen waarvan de werkzame stof(fen) opgelijst zijn in tabel 1 van de Verordening (EU) N° 37/2010 van de Commissie en de kolom MRL “geen MRL nodig”, bedraagt de wachttijd 0. 4
Een paardachtige wordt in België automatisch beschouwd als voedselproducerend dier, tenzij bij identificatie of door mutatie het dier uitgesloten wordt voor consumptie. Deze beslissing is eenmalig en onomkeerbaar.
34 Bij een toepassing van 3) geldt een minimale forfaitaire wachttijd van 6 maanden. Verantwoordelijkheid van de dierenarts De dierenarts is rechtstreeks en persoonlijk verantwoordelijk. Hij kan het geneesmiddel persoonlijk toedienen of het iemand anders laten doen, maar het gebruik van het door hem voorgeschreven geneesmiddel blijft onder zijn verantwoordelijkheid. De bestelling van deze geneesmiddelen moet de dierenarts plaatsen bij een vergunde groothandelaar-verdeler of bij een officina-apotheker (enkel deze laatste in geval humaan geneesmiddel). Hij moet een register bijhouden met alle relevante gegevens, zoals de datum waarop de dieren werden onderzocht, de gegevens van de eigenaar, het aantal behandelde dieren, de diagnose, de voorgeschreven geneesmiddelen, de toegediende dosis, de duur van de behandeling en de door hem vastgestelde wachttijden. Hij moet deze gegevens ten minste vijf jaar voor inspectie ter beschikking stellen van het FAGG. Controle en sancties De groothandelaar-verdeler en de officina-apotheker moeten driemaandelijks een overzicht van de geleverde hoeveelheden geneesmiddelen voorleggen aan het FAGG. Het FAGG zal op haar beurt instaan voor de opvolging ervan en optreden tegen eventuele misbruiken. De Provinciaal Geneeskundige Commissie en de inspectiediensten van het FAGG en het FAVV zullen de driemaandelijkse overzichten evalueren en bij vermoeden van misbruiken de dierenarts, die het watervalsysteem toepast, om verantwoording vragen. Ook de Orde der Dierenartsen kan een dierenarts, die misbruik maakt van de therapeutische vrijheid, ter verantwoording roepen.
35