Kersentelers van Limburg en Hageland Forfaitaire grondslagen van aanslag vastgesteld voor de kersentelers van Limburg en Hageland Aanslagjaar 2007 ( inkomsten 2006 ) I. SEMI-BRUTOWINST - PER HA : A. SEMI-BRUTOWINST - LAAGSTAM vanaf het negende groeijaar : vanaf het achtste groeijaar : vanaf het zevende groeijaar : vanaf het zesde groeijaar :
16.218,00 EUR 13.315,00 EUR 10.412,00 EUR 8.477,00 EUR
B. SEMI-BRUTOWINST - HOOGSTAM Voor wat de kersen van HOOGSTAMBOOMGAARDEN betreft dient er als volgt gehandeld : •
Er dient een berekening gemaakt met : in de teller de werkelijk geleverde kilo’s hoogstamkersen en in de noemer 5.220 kilo. Bijvoorbeeld : 9.000 kg geleverde hoogstamkersen is 9.000 kg / 5.220 kg = 1,72. Het aldus bekomen getal moet vermenigvuldigd worden met een semi-brutowinst van 12.187,00 EUR. Voor het berekenen van deze semi-brutowinst werd er rekening gehouden met de ontvangsten ten belopen van 14.866,56 €, met variabele kosten ten belopen van 1.112,64 €, en met vaste kosten ten belopen van 1.566,44 € . Deze regeling is steeds per geleverde hoeveelheid toe te passen ( de 1,72 van hierboven ) en niet per oppervlakte. Het resultaat van deze berekening ( de 1,72 van hierboven ) is de oppervlakte die dient aangegeven als hoogstamkersen (dus in dit voorbeeld 1,72 ha hoogstamkersen).
•
De reële oppervlakte moet worden aangegeven als landbouw akkerbouw. Evenwel mag, wanneer die boomgaarden ten minste 1 ha groot zijn, voor de weiden zelf een geringere winst per ha worden aangenomen, indien rekening houdend met de oppervlakte van deze boomgaarden, voor de fruitteelt een normale winst (die niet in het landbouwforfait begrepen is) wordt aangegeven. De vermindering bedraagt 25% en slaat op de semi-brutowinst en op de in de schalen vermelde lonen; zij mag 50% bereiken wanneer aan de bomen speciale zorgen worden besteed, hetgeen moet blijken uit de voor het fruit aangegeven inkomsten. De geleverde netto-kilo’s worden dus in de teller geplaatst en de forfaitaire productie
van hoogstamkersen (5.220 kg) in de noemer. Het resultaat van deze berekening is de oppervlakte waarvoor een seizoenloon kan worden afgetrokken, toepassing makend van de seizoenlonen bepaald voor hoogstamkersen. II. FICTIEVE OPPERVLAKTE Er werd een systeem uitgewerkt dat de teler verplicht “fictieve oppervlaktes “ aan te geven in geval van behaalde meerwinsten. Deze fictieve oppervlakte moet berekend worden per fruitsoort. De fictieve oppervlakte wordt geacht overeen te stemmen met het resultaat dat bekomen wordt door de werkelijke hoeveelheid geproduceerd fruit te delen door de forfaitaire productie per ha vermenigvuldigd met de coëfficiënt 1,25. Van dit resultaat dient het aantal ha volle opbrengst aan 100% en het aantal ha zonder volledige opbrengst aan de hieronder vermelde percentages te worden afgetrokken. De aldus bekomen fictieve oppervlakte heeft recht op de aftrek van een seizoenloon aan de volle opbrengst. De formule is als volgt : Werkelijke productie (kg) Forfaitaire productie (xx) * 1,25
– (ha vanaf 9de jaar + (ha andere groeijaren * x %))
Waarbij : Kersen: xx = x=
6.075 kg 8ste groeijaar = 85% 7de groeijaar = 70% 6de groeijaar = 60% 5de groeijaar = 50% 4de groeijaar = 40% 3ste groeijaar = 20% 2de groeijaar = 10%
Voorbeeld : Bedrijf 10 ha laagstamkersen waarvan 8 ha – 9de groeijaar en 2 ha – 5de groeijaar. werkelijke productie 80.000 kg 80.000 kg 6.075 kg x 1,25 80.000 kg 7.593,75 kg
- (8 ha + (2 ha x 50%))
- (8 ha + 1 ha) = 1,53 ha fictieve oppervlakte
De aan te geven oppervlakte bedraagt : 8 ha + 1,53 ha = 9,53 ha.
Voor dezelfde oppervlakte zijn seizoenlonen verrekenbaar onder aftrek van de franchise voor eigen werk. Voorbeeld van een bedrijf waar en laagstam en hoogstamkersen aanwezig zijn : Bedrijf van 13 ha waarvan 10 ha laagstamkersen (8 ha volle opbrengst en 2 ha aan het 5de groeijaar) en 3 ha waar hoogstamkersen op staan geplant. Veronderstel dat er 90.000 kg afkomstig is van laagstamkersen en 10.000 kg van hoogstamkersen. Er moet dus 1,92 ha aangegeven worden als hoogstamkersen : namelijk 10.000 kg / 5.220 kg (forfait) DUS : 100.000 kg 6.075 x 1,25
- (8 ha + (2 ha x 50%) + 1,92 ha hoogstam) = 2,25 ha fictieve oppervlakte
Aangifte wordt : • • • •
3 ha landbouw aan semi-brutowinst van 75%, of 50% als er speciale zorgen aan de bomen worden besteed; 1,92 ha hoogstamkersen; 8 ha laagstamkersen 9de groeijaar; 2,25 ha meerwinst laagstamkersen.
III. AFTREKBARE BEROEPSKOSTEN Van de aldus bepaalde semi-brutowinsten mogen uitsluitend volgende bedrijfsuitgaven worden afgetrokken : 1. De betaalde pacht. 2. De in 2006 betaalde premies voor verzekering tegen hagelschade, met dien verstande dat de eventueel in 2006 opgetrokken schadevergoeding bij de belastbare inkomsten dient gevoegd te worden. 3. De kosten van grondontsmetting bij het aanleggen van een nieuwe aanplanting. Die kosten dienen door de nodige bewijsstukken te worden gestaafd en mogen worden afgeschreven over een periode van 15 jaar vanaf het jaar van aanplanting. 4. SEIZOENLONEN a ) De aftrekbare lonen zijn : • •
de gewone forfaitaire lonen met betrekking tot de gewone landbouwoppervlakte (berekend volgens de modaliteiten van de landbouwforfait) ; lonen met betrekking tot de werkelijke oppervlakte speciale teelten = SEIZOENLONEN.
b ) Die seizoenlonen omvatten enerzijds gewone gerechtvaardigde lonen en anderzijds globaal te verantwoorden lonen d.w.z. lonen die worden betaald aan gelegenheidswerkers in de tuinbouw. Onder seizoenlonen wordt verstaan lonen betaald aan kinderen, familie, losse medewerkers, jobstudenten, PWA-ers, interim- arbeid, vast personeel, enz.... Zij bedragen voor laagstamkersen : vanaf het 9de groeijaar : vanaf het 8ste groeijaar : vanaf het 7de groeijaar : vanaf het 6de groeijaar :
7.319 EUR / ha 6.308 EUR / ha 5.297 EUR / ha 4.624 EUR / ha
Zij bedragen voor hoogstamkersen : 8.956 EUR / ha Deze seizoenlonen worden niet toegepast op de eerste 25 aren indien de exploitant (en zijn echtgenote) normaal op zijn bedrijf meewerkt. De aldus vrijgestelde oppervlakte wordt proportioneel verhoogd of verlaagd indien door meerdere exploitanten wordt uitgebaat, of indien de exploitant niet effectief aan de bedrijfswerkzaamheden meewerkt en wordt bij voorrang aangerekend op de oppervlakte in volle opbrengst. De regeling aangaande de franchise van 25 aren geldt niet voor bedrijven waar de totale oppervlakte kersenteelt meer dan 3 ha bedraagt. Deze seizoenlonen kunnen worden verhoogd door de aangifte van de “fictieve oppervlakte”, zoals berekend onder rubriek II c) De seizoenlonen zijn aftrekbaar ten belopen van het in titel III.4b) vastgestelde bedrag mits verantwoording door : 1. gerechtvaardigde lonen ; 2. globaal verantwoorde lonen, door betaling van bedrijfsvoorheffing t.b.v. 20,20 pct. (gelegenheidsarbeid). Het gedeelte van de seizoenlonen dat aldus niet is verantwoord, is niet aftrekbaar. d) De gewone gerechtvaardigde lonen zijn als volgt aan te rekenen : - eerst op de gewone forfaitaire lonen m.b.t. de landbouwoppervlakte ; - vervolgens op de seizoenlonen. e) De bedrijfsvoorheffing met betrekking tot de sub. c) 2. bedoelde lonen wordt aangegeven in een aangifte 274.3 AUT. en uiterlijk op 15 januari van het jaar volgend op dat van de betaling of de toekenning gestort bij de ontvanger waarvan van de gemeente afhangt die de taxatiedienst bepaalt waar de aangifte inzake inkomstenbelastingen moet worden ingediend. Indien de betrokken belastingplichtige tegen de voormelde datum een gewone aangifte 274.3 AUT. van gerechtvaardigde lonen indient, mogen de globaal te verantwoorden seizoenlonen en de desbetreffende bedrijfsvoorheffing in deze aangifte 274.3 Aut. worden opgetekend. f) De globaal te verantwoorden seizoenlonen en de desbetreffende bedrijfsvoorheffing moeten worden vermeld in een samenvattende opgave 325.10 of, in voorkomend geval, in de opgave 325.10 betreffende de gewone lonen. In de plaats van de namen van de genieters wordt in kol. 2 vermeld : “globaal verantwoorde seizoenlonen kersenteelt”. g) Het gedeelte van de gerechtvaardigde lonen dat de als hiervoor bepaalde forfaitaire gewone en seizoenlonen (of de wegens in het landbouwforfait opgegeven bijzondere omstandigheden verhoogde forfaitaire lonen) overtreft, is niet aftrekbaar. h) De kersentelers die worden belast volgens de forfaitaire grondslagen van aanslag moeten
de hier bedoelde loonregeling in haar geheel toepassen. Dit wil inzonderheid zeggen dat het in aanmerking te nemen bedrag van de globaal verantwoorde seizoenlonen nooit hoger kan zijn dan de in januari in de bedrijfsvoorheffing aangegeven bedrag waarop die voorheffing werd gestort (dat bedrag wordt dus niet aangepast indien een later ingesteld onderzoek uitwijst dat de werkelijk geëxploiteerde oppervlakte groter is dan de in de aangifte inkomstenbelastingen aangegeven oppervlakte). De kosten wegens snoeien en sproeien die met regelmatige facturen worden gestaafd, worden als verantwoorde lonen aangemerkt ten belopen van : • •
loonsnoei : geheel loonsproei : 50%
5. Verder zijn nog de hiernavolgende beroepskosten aftrekbaar, dit volgens het gewone stelsel of overeenkomstig de normen van het landbouwforfait : • • • • •
sociale lasten op lonen en sociale bijdragen van zelfstandigen en bijdragen verzekering gewaarborgd inkomen ; de taksen ; de interesten van leningen ; de beroepsbijdragen ; aan belastingconsulenten betaalde honoraria ;
6. Zijn individueel aftrekbaar, mits overlegging van de passende bewijsstukken, de RSZbijdragen voor gelegenheidsarbeiders (seizoenarbeiders) betreffende het jaar 2006,zover ze niet meer bedragen dan 10 pct. van de daadwerkelijk aangetrokken seizoenlonen. 7. Zijn ook individueel aftrekbaar, mits voorlegging van de passende bewijsstukken, de afschrijvingen van de bergruimte. Deze afschrijvingen mogen geen dubbel gebruik vormen met deze die reeds in mindering werden gebracht van de ontvangsten van andere teelten. 8. Zijn eveneens individueel aftrekbaar, mits voorlegging van de passende bewijsstukken, de afschrijvingen van regenkappen en van vogelafweer (netten, kanon, …) van beregening en vorstbestrijding. 9. Bedrijfsverzekeringen : individueel. 10. Kosten voor beregening en vorstbestrijding behalve kosten voor water en diesel. 11. Kosten voor huisvestiging van seizoenarbeiders. Hieronder worden de volgende kosten rubrieken verstaan: De in 2006 gedragen afschrijvingen op investeringen die verricht werden in het kader van de tijdelijke huisvesting van buitenlandse seizoenarbeiders. De in 2006 betaalde huurgelden voor de tijdelijke huisvesting van buitenlandse seizoenarbeiders. Indien de goederen niet uitsluitend gebruikt werden voor de huisvesting van buitenlandse seizoenarbeiders (bv. bij verhuur of bij eigen gebruik in de periode dat er geen buitenlandse seizoenarbeiders gehuisvest worden) dienen de afschrijvingen en/of betaalde huurgelden beperkt te worden rekening houdend met de periode dat het goed effectief gebruikt werd voor de huisvestiging van de buitenlandse personen die seizoenarbeid verrichtten. Met de kosten van huisvesting worden in geen geval bedoeld de uitgaven die verricht werden in het kader van de watervoorziening, elektriciteit of verwarming. Een gedetailleerde opgave van de bedoelde gedragen kosten, die gestaafd moet worden met de nodige bewijsstukken, dient bijgevoegd te worden. Ook de identiteit van de gehuisveste
buitenlandse seizoenarbeiders alsmede de periode van huisvesting, dient in deze opgave vermeld te worden. Een afschrift van het arbeidscontract dient te worden voorgelegd. Ingeval de gevraagde vergoeding minder dan 50,00 euro per maand per seizoenarbeider bedraagt, moet een voordeel van alle aard - te beschouwen als seizoenloon - berekend worden van 50,00 euro verminderd met de gevraagde vergoeding. De gevraagde vergoeding moet in mindering gebracht worden van de huisvestingskosten. 12. De in 2006 betaalde FAVV-heffing. Deze heffing is forfaitair bepaald en bedraagt voor 2006 100 € voor alle personen die onderworpen zijn aan de controle van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV). Naast deze forfaitaire heffing is een jaarlijkse variabele heffing per vestigingseenheid verschuldigd van 87 €.
IV. TOEPASSINGSMODALITEITEN 1. De ontvangen rooi- en reconversiepremies moeten worden aangegeven overeenkomstig de normen die door de Administratie zijn vastgesteld in de circ. van 25/11/1971, Ci. R.H. 241/252.231 en circ. 27/04/1978, nr. R.H. 241/252.231. 2. De semi-brutowinst werd vastgesteld in de veronderstelling dat de aanplanting gebeurde met éénjarige laagstambomen. Ingeval van aanplanting met halfstambomen (te bewijzen door de telers) wordt de volle opbrengst één jaar later aangerekend. 3. Bij omgriffeling of vernieuwing wordt de semi-brutowinst aangepast aan de toestand van de plantage, in de mate dat die aanpassingen door de belastingplichtige worden verantwoord en zij ter kennis van de Administratie worden gebracht op het ogenblik dat zij werden gedaan. 4. Bij het bepalen van de veilingkosten werd er reeds rekening gehouden met de meerprijs die door de veilingen betaald werd aan de producenten. 5. Voor de opbrengst van de jongere jaren dient er geen winst aangegeven, daar de uitgaven verondersteld worden gelijk te zijn aan de ontvangsten voor deze jongere jaren. Dit sluit de verplichting niet uit dat deze jongere groeijaren van in het begin dienen vermeld op een bijlage bij de aangifte in de personenbelasting, in de semi-brutowinst berekening met vermelding van het desbetreffende groeijaar. V. EXCEPTIONELE VERLIEZEN 1. Bij het bepalen van de semi-brutowinst is rekening gehouden met alle algemeen voorkomende verliezen en minderopbrengsten, zelfs die wegens abnormale weersomstandigheden. 2. Exceptionele verliezen die te wijten zijn aan feiten (bv. wervelwind, hagel, enz.) die enkel in sommige gemeenten of in sommige bedrijven verwoestingen hebben aangericht, kunnen slechts worden afgetrokken op voorlegging van de processen-verbaal opgemaakt door de “Commissie tot vaststelling van schade aan teelten” op het ogenblik dat de schade wordt veroorzaakt en bij het oogsten. De aftrek van exceptionele verliezen mag slechts worden toegestaan op voorlegging van bewijskrachtige bescheiden (door de teler) waaruit blijkt dat er geen normale productie aan
een gemiddelde prijs (cfr. gemiddelden barema) en dit per fruitsoort, werd gehaald. Hierbij is van belang dat de belastingplichtige zelf bewijst dat hij, te wijten aan voormeld exceptioneel verlies, een productie heeft gehaald die minder is dan 80% van de forfaitaire productie (zie barema). Wanneer blijkt dat de productie niet afwijkt van de gemiddelden, vermeld in het barema, doch ingevolge de exceptionele omstandigheden (vb. hagelschade) de behaalde omzet meer dan 20% lager ligt dan de gemiddelden van het barema, is het eveneens aan de teler om dit aan te tonen door middel van voorlegging van alle bewijskrachtige bescheiden (veilingborderellen, verkoopsfacturen). Er moet dus een verlies zijn in omzet van minstens 20%. Een P.V. van de schattingscommissie dient steeds voorgelegd. 3. Om tot een uniforme regeling van de aftrek van exceptionele verliezen te komen, dient volgende werkwijze te worden gevolgd die overeenstemt met die welke door de forfaitaire taxatie van de landbouwers wordt toegepast : a) de oppervlakte waarvan de opbrengst werd geteisterd, moet vermenigvuldigd worden met het vastgestelde verliespercent, vooraf verminderd met 20 punten, om ze tot een als totaal verloren te beschouwen terug te brengen ; b) de semi-brutowinst wordt bepaald met inachtneming van de totale oppervlakte van de uitbating, niet verminderd met de als totaal verloren te beschouwen oppervlakte ; c) de seizoenlonen worden bepaald rekening houdend met de totale oppervlakte van de uitbating, vooraf verminderd met de als totaal verloren beschouwen oppervlakte ; d) als exceptioneel verlies mag de normale semi-brutowinst worden afgetrokken : de forfaitair bepaalde ontvangsten, verminderd met de forfaitair bepaalde verkoop- en bewaarkosten, in verband met de als verloren te beschouwen oppervlakte ; Voor het aanslagjaar 2007 bedraagt het aldus in aanmerking te nemen exceptioneel verlies voor een volgens vorenstaand a) als totaal verloren te beschouwen oppervlakte van 1 ha (er kunnen geen exceptionele verliezen worden afgetrokken voor groeijaren waarvoor geen semi-brutowinst wordt belast) : •
vanaf 9de groeijaar: 20.800,80€ (ontvangsten)-1.450,27€ (variabele kosten) = 19.350,53€
•
vanaf 8ste groeijaar: 19.350,53€ x 85% = 16.447,95 €
•
vanaf 7de groeijaar: 19.350,53€ x 70% = 13.545,37 €
•
vanaf 6de groeijaar: 19.350,53€ x 60% = 11.610,32 €
VI. BIJZONDERE BEPALINGEN 1. Een forfait is niet van toepassing ingeval de individueel aftrekbare uitgaven in zulke mate de forfaitaire semi-brutowinst overtreffen dat de compensatie van het daarboven uitgaande saldo van die uitgaven met de winsten uit andere speciale teelten of uit gewone landbouw, het totale resultaat van het landbouwbedrijf (gewone en speciale teelten samen) negatief maakt.
In zulk geval dient het totale resultaat van het landbouwbedrijf (gewone en speciale teelten samen) op nul te worden bepaald, tenzij wel te verstaan het juiste bedrag van het totale verlies aan de hand van bewijskrachtige bescheiden wordt aangetoond. 2. Indien in het barema voor de gewone landbouw andere uitgavenposten individueel aftrekbaar zouden gesteld worden, dient onderhavige winstschaal in dezelfde zin te worden aangepast. VII. TOEPASSING VAN DE FORFAITAIRE GRONDSLAGEN VAN AANSLAG De forfaitaire grondslagen van aanslag zijn slechts van toepassing bij gebreke van bewijskrachtige gegevens geleverd, hetzij door de belastingplichtige, hetzij door de administratie. Indien de belastingplichtige in zijn aangifte de forfaitaire aanslag verkiest, drukt hij, door het feit zelf, zijn wil uit in te stemmen met de gezamenlijke toepassingsregelen van de in overleg met de betrokken bedrijfsgroeperingen vastgestelde forfaitaire grondslagen. Bovendien zal hij, als bijlage aan de aangifte, een gedetailleerd teeltplan van de volledige uitbating toevoegen, met aanduiding van de kadastrale gegevens van alle geëxploiteerde percelen eigendom of met aanduiding van naam en adres van de eigenaar van de gehuurde gronden alsmede de gehuurde oppervlakte per eigenaar. Indien de belastingplichtige daarentegen oordeelt er niet mee te kunnen instemmen, moet hij, onder controle van de administratie het bedrag vaststellen en aangeven van de door hem werkelijk behaalde winsten. De aanslagambtenaar mag zijnerzijds de toepassing van het forfait weigeren : a) indien hij in staat is te bewijzen dat de werkelijke winst aanzienlijk hoger is dan de forfaitair bepaalde winst ; b) indien hij vaststelt, hetzij dat de belastingplichtige de bescheiden inzake B.T.W. voor verrichtingen met betrekking tot zijn beroepswerkzaamheden zijn voorgeschreven, niet geëist of uitgereikt heeft, hetzij dat de betrokkene zijn verplichtingen inzake het houden van boeken en bescheiden niet is nagekomen.