FOD Sociale Zekerheid – DG Zelfstandigen
NOTA OVER HET NIEUW STATUUT VOOR MEEWERKENDE ECHTGENOTEN
Vanaf 1 juli 2005 zijn alle meewerkende echtgenoten verplicht onderworpen aan het volledig sociaal statuut (maxi-statuut). Tot nu toe hadden zij de keuze tussen een mini- of maxi-statuut. In het mini-statuut is de meewerkende echtgenoot sinds 1 januari 2003 verplicht verzekerd in geval van arbeidsongeschiktheid, invaliditeit en moederschap. Hij of zij wordt wel nog beschouwd als persoon ten laste van de geholpen zelfstandige. De meewerkende echtgenoot geniet dan slechts afgeleide rechten inzake kinderbijslag en gezondheidszorg. Het maxi-statuut daarentegen, zorgt voor een volwaardige en volledige dekking binnen het sociaal statuut van de zelfstandigen: eigen pensioen, kinderbijslag, gezondheidszorg, arbeidsongeschiktheid, invaliditeit en moederschapsverzekering.
Persdossier Het sociaal en fiscaal statuut voor de meewerkende echtgenoot: naar een volwaardige bescherming
Een echtscheiding, een overlijden, een onverwacht voorval dat het leven overhoop haalt. Stuk voor stuk gebeurtenissen waarbij de meewerkende echtgenoot zonder gezicht, zonder eigen rechten en zonder eigen bestaansmogelijkheden achterblijft. Tal van getuigenissen tonen aan hoezeer het onwaardig is dat binnen onze moderne maatschappij de meewerkende echtgenoten (90% vrouwen) geen recht hebben op een eigen sociaal en fiscaal statuut. Het nieuwe statuut van de meewerkende echtgenoot, dat sinds 1 januari 2003 van toepassing is, houdt een erkenning in van de beroepsactiviteit van de meewerkende echtgenoot en verleent hem/haar eindelijk een volwaardig sociaal en fiscaal statuut.
1. Sociaal statuut Er moet een onderscheid gemaakt worden tussen twee statuten: het mini- en maxistatuut.
In het mini-statuut is de meewerkende echtgenoot sinds 1 januari 2003 verplicht verzekerd in geval van arbeidsongeschiktheid, invaliditeit en moederschap. De meewerkende echtgenoot wordt wel nog beschouwd als persoon ten laste van de geholpen zelfstandige. De meewerkende echtgenoot geniet dan slechts afgeleide rechten inzake kinderbijslag en gezondheidszorg. Het maxi-statuut zorgt daarentegen voor een volwaardige en volledige dekking binnen het sociaal statuut der zelfstandigen: eigen pensioen, kinderbijslag, gezondheidszorg, arbeidsongeschiktheid, invaliditeit en moederschapsverzekering. Tot nu toe konden de meewerkende echtgenoten zich vrij aansluiten bij het volledige statuut voor zelfstandigen. Vanaf 1 juli 2005 wordt deze aansluiting verplicht. Tot nu toe kozen 9.000 meewerkende echtgenoten voor het maxi-statuut, 52.000 anderen zijn aangesloten bij het mini-statuut.
Bijzondere aandacht moet gaan naar : •
het vermijden van pensioenverlies
De verplichte onderwerping van de meewerkende echtgenoot beantwoordt aan de behoefte om eigen rechten inzake pensioenen te waarborgen. Het nieuwe systeem mag evenwel niet tot gevolg hebben dat de som van de geïndividualiseerde pensioenen (pensioenen voor alleenstaanden) of van het gezinspensioen van de geholpen zelfstandige minder bedraagt dan het gezinspensioen in toepassing van de oude wetgeving. Er treedt met andere woorden geen pensioenverlies op ten opzichte van het huidige pensioen. Dit principe en de berekeningswijze van het pensioen van de geholpen zelfstandige is in het door de Ministerraad goedgekeurde ontwerp van wet opgenomen.
• De mogelijkheid tot opbouw van een voldoende pensioenloopbaan voor het bekomen van een minimumpensioen
Voor een bepaalde groep van meewerkende echtgenoten is het niet mogelijk, rekening houdende met hun leeftijd en hun vorige loopbaan, een voldoende loopbaanjaren op te bouwen om te kunnen genieten van een gewaarborgd minimumpensioen. Met het door de Regering goedgekeurd koninklijk besluit, kunnen meewerkende echtgenoten, die geboren zijn vóór 1 december 1970 en die geen 2/3de loopbaan kunnen bewijzen in één of meerdere regimes (werknemer, zelfstandige, openbare sector) bepaalde tijdvakken van vóór de invoering van het sociaal statuut der meewerkende echtgenoten mits het betalen van inhaalbijdragen laten gelijkstellen
met periodes van beroepsactiviteit. Deze tijdvakken komen dan in aanmerking voor de pensioenberekening. Drie hypothesen worden voorzien. Wordt gelijkgesteld met een tijdvak van beroepsbezigheid 1) een periode van maximum twee jaar, gelegen vóór 1 januari 2003, waarin de belanghebbende gehuwd was met een zelfstandige en vrijwillig onderworpen was aan de verplichte regeling voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, sector uitkeringen en moederschapverzekering ten voordele van de zelfstandigen; 2) een periode van maximum twee jaar, gelegen vóór 1 januari 2003, waarin de belanghebbende gehuwd was met een zelfstandige en geen eigen rechten heeft geopend in een verplichte regeling voor pensioenen, kinderbijslag en ziekte- en invaliditeitsuitkeringen uit hoofde van een eigen beroepsactiviteit of het genot heeft van een uitkering in het kader van het sociaal verzekeringsstelsel; de betrokkene moet effectief helper geweest zijn van de hoofdzelfstandige. 3) een periode gelegen vóór 1 januari 2003, waarin de belanghebbende gehuwd was met een zelfstandige en geen eigen rechten heeft geopend in een verplichte regeling voor pensioenen, kinderbijslag en ziekte- en invaliditeitsuitkeringen uit hoofde van een eigen beroepsactiviteit of het genot heeft van een uitkering in het kader van het sociaal verzekeringsstelsel; de betrokkene moet effectief helper geweest zijn van de hoofdzelfstandige. De berekeningswijze van deze inhaalbijdragen die voor iedere hypothese wordt voorzien zal in een uitvoeringsbesluit worden vastgelegd. Als algemene voorwaarde geldt wel dat de gelijkstellingen slechts kunnen toegekend worden voor zover de beroepsinkomsten van de geholpen zelfstandige en van de meewerkende echtgenoot 15.000 € niet overstijgt. De winst wordt immers reeds verzekerd voor personen wiens inkomen hoger is dan 15.000 €. Deze met activiteit gelijkgestelde periodes kunnen niet in aanmerking komen voor de opening van het recht op vervroegd pensioen.
2. Fiscaal statuut Het nieuwe statuut voor de meewerkende echtgenoot heeft eveneens een belangrijk fiscaal luik. Wanneer in 2005 de meewerkende echtgenoot gedurende het hele jaar of een deel van het jaar (6 maanden vanaf 1 juli 2005) bijdragen betaald heeft voor het maxistatuut, zal hij ook op het nieuwe fiscale statuut van de meewerkende echtgenoot aanspraak kunnen maken.
Deze nieuwe regeling kent de meewerkende echtgenoot voor zijn beroepsactiviteit een volwaardige vergoeding toe. Daarvan kunnen dan zowel eigen sociale bijdragen als zijn reële of forfaitair op 5% van het inkomen vastgestelde beroepskosten worden afgetrokken. De meewerkende echtgenoot zal, in voorkomend geval en binnen bepaalde inkomensgrenzen, ook van een belastingkrediet van 200 euro ( momenteel na indexering: 240 euro) kunnen genieten. Daarnaast wordt er een omzendbrief naar de controleurs gestuurd waardoor de inkomstenverdeling van 70/30 als norm beschouwd wordt en dat 50/50 aanvaard wordt mits voorlegging van bewijsstukken. Overeenkomstig de algemene regels inzake belastingkrediet, wordt dit niet toegepast wanneer de inkomsten op forfaitaire belastingsbasissen worden berekend (noch voor de geholpen echtgenoot, noch voor de meewerkende echtgenoot). Oud belastingstelsel
Nieuw belastingstelsel
De geholpen echtgenoot kent een evenredig bedrag van zijn NETTO inkomen toe aan zijn meewerkende echtgenoot (norm 70/30).
De geholpen echtgenoot kent aan zijn meewerkende echtgenoot een vergoeding toe die onder zijn beroepskosten valt (zoals de vergoeding van andere personeelsleden) (norm 70/30).
De sociale bijdragen die voor de meewerkende echtgenoot worden gestort (ministatuut) worden van de inkomsten van de geholpen echtgenoot afgetrokken.
De sociale bijdragen van de meewerkende echtgenoot worden in mindering van de ontvangen vergoeding gebracht.
De eigen beroepskosten van de meewerkende echtgenoot zijn in de beroepskosten van de geholpen echtgenoot begrepen.
De meewerkende echtgenoot kan zijn reële kosten of, indien hij dit wenst, forfaitair berekende kosten (5% van de vergoeding verminderd met de sociale bijdragen) aftrekken.
Indien aan de voorwaarden is voldaan, kon de geholpen echtgenoot aanspraak maken op belastingkrediet op basis van de inkomsten van de activiteit (max. 540 €). De meewerkende echtgenoot had daar nooit recht op.
Indien aan de voorwaarden is voldaan, heeft de geholpen echtgenoot nog steeds recht op het integrale belastingkrediet, maar op basis van zijn eigen inkomsten binnen de activiteit (max. 540 €), en zal de meewerkende echtgenoot ook op een belastingkrediet op zijn vergoeding (max. 240 euro) aanspraak kunnen maken.
Brengt het iets op of kost het geld? Afgezien van de toegang tot de geïndividualiseerde rechten die in de filosofie van het plan een belangrijk element is, zal dit nieuwe stelsel van bijdragen slechts in zeer weinig gevallen een negatieve financiële weerslag hebben. Voorbeelden: 1. Landbouwersgezin dat op forfaitaire belastingsbasis wordt belast. Inkomen uit de beroepsactiviteit: 20.000 euro Winst aan sociale bijdragen: 176 euro Bijkomende belasting: 244 euro Totale supplement: 68 euro 2. Landbouwersgezin belast op basis van de boekhouding. Inkomen uit de beroepsactiviteit: 20.000 euro Winst aan sociale bijdragen: 176 euro Winst aan belastingen: 284 euro Totale winst: 460 euro 3. Julie is wijnhandelaarster. Haar man, Filip, helpt haar daarbij (30%) Netto-inkomen uit de beroepsactiviteit: 50.000 euro Winst voor het gezin: in sociale bijdragen: 164 euro in belastingen: 256 euro Totale winst: 420 euro 4. Stefaan is zelfstandig advocaat. Zijn echtgenote, Sofie, doet het secretariaat, de boekhouding, enz. Inkomen uit de beroepsactiviteit: 70.000 euro bijkomende sociale bijdragen: 910 euro winst aan belastingen: 735 euro Totale supplement: 175 euro 5. Didier en Sabine zijn handelaars. Inkomen uit de beroepsactiviteit: 30.000 euro winst aan sociale bijdragen: 264 euro winst aan belastingen: 97 euro Totale winst: 361 euro