SKP
1.
1/8
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Fluvoxamine Sandoz 100 mg filmomhulde tabletten 2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Actief bestanddeel: fluvoxaminemaleaat. Elke filmomhulde tablet van Fluvoxamine Sandoz bevat 100 mg fluvoxaminemaleaat. Voor hulpstoffen, zie rubriek 6.1
3.
FARMACEUTISCHE VORM filmomhulde tablet 100 mg: witte tot gebroken witte, ronde biconvexe tabletten, ingesneden met een scheidingslijn aan beide zijden. De tabletten zijn aan één zijde gemarkeerd met “FLM 100”.
4.
KLINISCHE GEGEVENS 4.1
Therapeutische indicaties
-
Episodes van depressie in engere zin Obsessieve-compulsieve stoornis (OCS).
4.2
Dosering en wijze van toediening
Depressie. Volwassenen De aanbevolen aanvangsdosering is 50 of 100 mg, als eenmaaldaagse gift, ’s avonds. Het is aan te bevelen de dosering geleidelijk te verhogen totdat een werkzame dosering is bereikt. De werkzame dosering is gewoonlijk 100 mg per dag en moet aangepast worden in verhouding met de individuele reactie van de patiënt. De dosering kan verhoogd worden tot 300 mg per dag. Een dosering van meer dan 150 mg dient in meerdere giften verdeeld te worden. Conform de consensus tekst van de WHO moet anti-depressieve medicatie minstens 6 maanden na herstel van de depressie worden voortgezet. Een dosis van 100 mg per dag kan voor dit doel voldoende zijn. Kinderen/ adolescenten jonger dan 18 jaar Fluvoxamine Sandoz 100mg filmomhulde tabletten dient niet te worden gebruikt bij de behandeling van kinderen en adolescenten jonger dan 18 jaar met episodes van depressies. De doeltreffendheid en de veiligheid van fluvoxamine werd niet aangetoond bij de behandeling van pediatrische episodes van depressie in de engere zin (zie 4.4). Obsessieve-compulsieve stoornis (OCS) Volwassenen De aanbevolen aanvangsdosering is 50 mg per dag gedurende 3 tot 4 dagen. De werkzame dosering ligt gewoonlijk tussen de 100 en 300 mg per dag. De dosering dient geleidelijk te worden verhoogd totdat de werkzame dosering is bereikt. De maximale dagdosering is 300 mg voor volwassenen. Doseringen tot 150 mg kunnen als eenmaaldaagse gift, bij voorkeur ’s avonds gegeven worden. Een dagdosering van meer dan 150 mg dient in 2 à 3 giften over de dag verdeeld te worden.
SKP
2/8
Bij een goede therapeutische respons kan de behandeling voorgezet worden met de individueel vastgestelde dosering. Indien na 10 weken geen verbetering van de symptomen wordt waargenomen dient de behandeling met fluvoxamine te worden gereëvalueerd. Er zijn geen studies verricht om na te gaan hoe lang de behandeling met fluvoxamine moet worden voortgezet. Gezien het chronische karakter van OCS is het aan te raden om de behandeling na 10 weken voort te zetten bij een goede therapeutische respons. Hiervoor dient de patiënt te worden behandeld met de laagst mogelijke dosis en de noodzaak tot het vervolgen van de therapie dient regelmatig te worden beoordeeld. Gelijktijdige gedragstherapie kan worden overwogen voor patiënten die goed reageren op farmacotherapie. Kinderen/adolescenten jonger dan 18 jaar Er zijn beperkte gegevens beschikbaar omtrent de behandeling van kinderen ouder dan acht jaar en adolescenten met een dosering tot tweemaal daags 100 mg gedurende 10 weken. De aanvangsdosering is 25 mg per dag. Deze dosering wordt elke 4-7 dagen met 25 mg verhoogd, zolang dit wordt verdragen, totdat een werkzame dosering is bereikt. Bij kinderen dient een maximum dosering van 200 mg/dag niet overschreden te worden. (zie ook 5.1 en 5.2). Het is aangewezen dat een totale dagelijkse dosis van meer dan 50mg gegeven moet worden in twee gescheiden dosissen. Als de twee gescheiden dosissen niet gelijk zijn, moet de hoogste dosis worden gegeven bij het slapengaan. Lever - of nierinsufficiëntie Bij patiënten met lever- of nierinsufficiëntie dient de behandeling met een lage dosis onder zorgvuldige begeleiding te worden begonnen. Wijze van toediening De tabletten dienen zonder kauwen en met water te worden ingenomen. Ontwenningssymptomen die worden gezien bij stopzetting van fluvoxamine Abrupte stopzetting moet worden vermeden. Bij stopzetting van een behandeling met fluvoxamine moet de dosering geleidelijk worden verlaagd over een periode van minstens een tot twee weken om het risico op ontwenningsreacties te verkleinen (zie rubriek 4.4 Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik en rubriek 4.8 Bijwerkingen). Als ondraaglijke symptomen optreden na een verlaging van de dosering of stopzetting van de behandeling, kan worden overwogen de laatst voorgeschreven dosering te hervatten. Daarna kan de arts de dosering verder verlagen, maar minder snel. 4.3
Contra-indicaties
-
-
Fluvoxamine Sandoz tabletten mogen niet in combinatie met MAO-remmers worden gebruikt. De behandeling met fluvoxamine kan worden geïnitieerd: -tenminste twee weken na staken van het gebruik van een irreversibele MAO-remmer, of -de dag na het staken van het gebruik van een reversibele MAO-remmer (bijv. moclobemide). Na het staken van de therapie met fluvoxamine dient ten minste een week te worden gewacht alvorens met een behandeling met MAO-remmers kan worden begonnen. Overgevoeligheid voor fluvoxaminemaleaat of een van de hulpstoffen.
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Gebruik bij kinderen en adolescenten jonger dan 18 jaar. Fluvoxamine Sandoz dient niet te worden gebruikt bij de behandeling van kinderen en adolescenten jonger dan 18 jaar, behalve bij patiënten met obsessieve-compulsieve stoornissen (OCS). In klinische studies werden suïcidaal gedrag (zelfmoordpogingen en zelfmoordgedachten) en
SKP
3/8
vijandigheid (voornamelijk agressie, oppositioneel gedrag en woede) vaker waargenomen bij kinderen en adolescenten die behandeld werden met antidepressiva dan bij degenen die behandeld werden met placebo. Indien, op grond van een klinische noodzaak, een besluit wordt genomen om te behandelen, dan dient de patiënt zorgvuldig gecontroleerd te worden op het optreden van suïcidale symptomen. Daarnaast ontbreken lange-termijn veiligheidsgegevens bij kinderen en adolescenten over groei, maturatie en cognitieve en gedragsontwikkeling.
Zelfmoord/zelfmoordgedachten of klinische verergering Depressie gaat gepaard met een hoger risico op zelfmoordgedachten, zelfbeschadiging en zelfmoord (aan zelfmoord gerelateerde evenementen). Dat risico houdt aan tot er een significante remissie intreedt. Aangezien het enkele weken kan duren voordat er een verbetering optreedt, moeten de patiënten van dichtbij worden gemonitord tot een dergelijke verbetering plaatsvindt. Het is een algemene klinische ervaring met alle antidepressieve behandelingen dat het zelfmoordrisico kan toenemen in de vroege stadia van herstel. Andere psychiatrische aandoeningen waarvoor fluvoxamine wordt voorgeschreven, kunnen ook gepaard gaan met een hoger risico op aan zelfmoord gerelateerde evenementen. Bovendien kunnen die aandoeningen samen voorkomen met een ernstige depressie. Bij de behandeling van patiënten met andere psychiatrische stoornissen moeten dan ook dezelfde voorzorgen worden genomen als bij de behandeling van patiënten met een ernstige depressie. Patiënten met een voorgeschiedenis van aan zelfmoord gerelateerde gebeurtenissen of patiënten die een significante mate van zelfmoordgedachten hebben voor het begin van de behandeling, lopen een hoger risico op zelfmoordgedachten of zelfmoordpogingen en moeten zorgvuldig worden gemonitord tijdens de behandeling. Een meta-analyse van placebogecontroleerde klinische studies van antidepressiva bij volwassen patiënten met psychiatrische stoornissen wijst op een hoger risico op zelfmoordgedrag met antidepressiva dan met een placebo bij patiënten jonger dan 25 jaar. Een nauwgezette supervisie van de patiënten en vooral van hoogrisicopatiënten is geïndiceerd tijdens de behandeling, vooral in het begin van de behandeling en na aanpassing van de dosering. Patiënten (en de hulpverleners van de patiënten) moeten weten dat ze moeten worden gemonitord op een klinische verergering, zelfmoordgedrag of -gedachten en ongewone gedragsveranderingen en dat ze onmiddellijk medisch advies moeten vragen als die symptomen optreden. Akathisie Het gebruik van fluvoxamine werd in verband gebracht met de ontwikkeling van akathisie, gekenmerkt door een subjectief onaangename of vervelende rusteloosheid en bewegingsdrang die vaak gepaard gaan met een onvermogen om stil te zitten of te staan. De kans daarop is het grootst de eerste weken van de behandeling. Bij patiënten die deze symptomen ontwikkelen, kan een verhoging van de dosering schadelijk zijn. Bij patiënten met lever- of nierinsufficiëntie dient de behandeling met een lage dosis onder zorgvuldige begeleiding te worden begonnen. In enkele gevallen is er bij gebruik van fluvoxamine een verhoging van leverenzymwaarden geconstateerd, die over het algemeen gepaard ging met klinische symptomen. In dergelijke gevallen dient de behandeling met fluvoxamine te worden gestaakt.
SKP
4/8
De glycemische controle kan verstoord raken, vooral tijdens het begin van de behandeling. Aanpassing van de dosering van anti-diabetica kan nodig zijn. Hoewel fluvoxamine in dierexperimenten geen proconvulsieve eigenschappen vertoonde, is voorzichtigheid geboden bij patiënten met een voorgeschiedenis van epilepsie. Toepassing van fluvoxamine bij patiënten met instabiele epilepsie dient vermeden te worden en patiënten met onder controle gebrachte epilepsie moeten nauwkeurig opgevolg worden. Indien convulsies optreden of indien de frequentie van de aanvallen toeneemt, dient de behandeling met fluvoxamine te worden gestaakt. In uitzonderlijke gevallen zijn het ontstaan van het serotonerg syndroom of het neuroleptisch syndroom gerelateerde verschijnselen gemeld tijdens de behandeling met fluvoxamine, in het bijzonder in combinatie met andere serotonerge middelen en/of neuroleptica. Aangezien deze syndromen aanleiding kunnen geven tot levensbedreigende situaties, dient de behandeling met fluvoxamine te worden gestaakt als klachten (gekarakteriseerd door clusters symptomen zoals koorts, rigiditeit, myoclonie, instabiliteit van het autonome zenuwstelsel met mogelijk snelle fluctuaties van de vitale kenmerken, verandering in de mentale status inclusief verwardheid, geïrriteerdheid, extreme agitatie overgaand in delirium en coma) zich voordoen en ondersteunende symptomatische behandeling dient te worden gestart. Evenals bij andere SSRIs is hyponatriëmie zelden gemeld en blijkt reversibel te zijn na discontinuering van de behandeling met fluvoxamine. Enkele gevallen waren mogelijk het gevolg van het syndroom van inadequate antidiuretisch-hormoonsecretie (SIADH). De meerderheid van de meldingen had betrekking op oudere patiënten. Huidbloedingen zoals ecchymosen en purpura zijn tijdens de behandeling met serotonineheropnameremmers (SSRI’s) gemeld. Voorzichtigheid wordt daarom aanbevolen bij patiënten die (SSRI’s) gebruiken, in het bijzonder in combinatie met geneesmiddelen die de functie van de bloedplaatjes kunnen beïnvloeden (b.v. atypische antipsychotica, fenothiazines, de meeste tricyclische antidepressiva, aspirine en NSAID’s) en bij patiënten met een voorgeschiedenis van bloedingstoornissen of stollingsstoornissen. Voorzichtigheid is geboden indien fluvoxamine wordt toegepast bij patiënten met een voorgeschiedenis van manie/hypomanie. De behandeling met fluvoxamine dient gestopt te worden indien een patiënt in een manische fase geraakt. De plasmaconcentraties van terfenadine, astemizol of cisapride kunnen verhogen als ze gecombineerd worden met fluvoxamine met als gevolg een toegenomen risico op QTprolongatie/Torsade de Pointes. Daarom zou fluvoxamine niet met deze middelen gecombineerd moeten worden. Wegens gebrek aan klinische ervaring wordt speciale aandacht aanbevolen bij de status na een acuut myocard infarct. Er is beperkte klinische ervaring opgedaan met toedienen van fluvoxamine en ECT, daarom is voorzichtigheid geboden. Ervaringen opgedaan bij ouderen geven geen aanwijzing voor significante verschillen in de normale dagdosis in vergelijking met die bij jongere patiënten. Dosisverhoging dient bij ouderen echter langzamer en altijd voorzichtiger te geschieden. Ontwenningsverschijnselen die worden gezien bij stopzetting van de behandeling met fluvoxamine Vaak treden ontwenningsverschijnselen op wanneer de behandeling wordt stopgezet, in het bijzonder wanneer dat plots gebeurt (zie rubriek 4.8 Bijwerkingen). In klinische studies werden bij het stoppen van de behandeling bijwerkingen vastgesteld bij ongeveer 12% van de patiënten die werden behandeld met fluvoxamine. Op dit ogenblik is er ter vergelijking geen incidentie beschikbaar voor patiënten die werden behandeld met placebo. Het risico van ontwenningsverschijnselen kan afhankelijk zijn van verschillende factoren, met inbegrip van de duur en de dosis van de behandeling en de snelheid van de dosisvermindering.
SKP
5/8
Duizeligheid, gevoelstoornissen (met inbegrip van paresthesie, gezichtstoornissen en een gevoel van elektrische schokjes), slaapstoornissen (met inbegrip van insomnia en levensechte dromen), agitatie of angst, prikkelbaarheid, verwardheid, emotionele onstabiliteit, nausea en/of braken en diarree, zweten en palpitaties, hoofdpijn en tremor zijn de bijwerkingen die het vaakst werden gemeld. Over het algemeen zijn de symptomen mild tot matig, hoewel ze bij sommige patiënten erg intens kunnen zijn. Ze treden meestal op tijdens de eerste paar dagen na de behandelingsstop, maar er waren ook zeer zeldzame meldingen van dit soort symptomen bij patiënten die per ongeluk een dosis hadden gemist. Over het algemeen is dit soort symptomen zelflimiterend en verdwijnen ze meestal binnen 2 weken, alhoewel ze bij sommige personen langer kunnen duren (2-3 maanden of langer). Daarom wordt aangeraden om bij behandelingsstop fluvoxamine geleidelijk af te bouwen over een periode van verschillende weken tot maanden, afhankelijk van de behoefte van de patiënt (zie "Ontwenningsverschijnselen die worden gezien na stoppen van fluvoxamine", Rubriek 4.2 Dosering en wijze van toediening). 4.5 Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie Fluvoxamine mag niet gebruikt worden in combinatie met MAO-remmers (zie ook contraindicaties). Fluvoxamine is een potente remmer van het CYP1A2 en in mindere mate van het CYP2C en CYP3A4. Farmaca, die voornamelijk gemetaboliseerd worden door deze iso-enzymen, worden langzamer geëlimineerd en de plasmaspiegels ervan kunnen hoger zijn bij gelijktijdig gebruik met fluvoxamine. Dit is vooral van belang voor farmaca met een nauwe therapeutische index. Patiënten dienen zorgvuldig bewaakt te worden en indien nodig wordt aanpassing van de dosering van deze geneesmiddelen aanbevolen. Fluvoxamine heeft een marginaal remmend effect op CYP2D6 en lijkt het niet-oxidatieve metabolisme of renale uitscheiding niet te beïnvloeden. CYP1A2 Een verhoging van eerder stabiele plasmaconcentraties van tricyclische antidepressiva (bijv. clomipramine, imipramine, amitriptyline) en neuroleptica (bijv. clozapine, olanzapine) die voornamelijk gemetaboliseerd worden door cytochroom P450 1A2, is waargenomen bij gelijktijdig gebruik met fluvoxamine. Een verlaging van de dosering van deze producten dient overwogen te worden als met een behandeling met fluvoxamine gestart wordt. Gecombineerd gebruik van fluvoxamine en farmaca met een smalle therapeutische index, die via CYP1A2 gemetaboliseerd worden (zoals tacrine, theophylline, methadon, mexiletine), dient zorgvuldig bewaakt te worden en indien nodig wordt dosisaanpassing aanbevolen. Toen fluvoxamine toegevoegd werd, steeg de plasmaconcentratie van warfarine significant en werd de protrombinetijd verlengd. Geïsoleerde gevallen van cardiale toxiciteit zijn gerapporteerd bij gebruik van fluvoxamine in combinatie met thioridazine. Als de plasmaconcentraties van propanolol verhoogd zijn in combinatie met fluvoxamine, kan het nodig zijn de propanololdosis te verlagen. Plasmaspiegels van cafeïne kunnen verhoogd zijn bij gelijktijdig gebruik van fluvoxamine. Patiënten die grote hoeveelheden cafeïnehoudende dranken gebruiken, wordt aangeraden om hun cafeïne inname te beperken tijdens de behandeling met fluvoxamine, indien bijwerkingen van cafeïne (tremor, palpitaties, misselijkheid, rusteloosheid, slapeloosheid) optreden. Aangezien de plasmaconcentratie van ropinirol verhoogd kan zijn bij gecombineerd gebruik met fluvoxamine waardoor het risico van overdosering toeneemt, kan bewaking en dosisverlaging van ropinirol gewenst zijn gedurende en na het stoppen van de behandeling. CYP2C Patiënten, waarbij fluvoxamine gecombineerd wordt met geneesmiddelen die via CYP2C gemetaboliseerd worden en die een smalle therapeutische index hebben (zoals fenytoïne), dienen zorgvuldig bewaakt te worden en indien nodig wordt dosisaanpassing aanbevolen. CYP3A4
SKP
6/8
Terfenadine, astemizol, cisapride: zie ook bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik. Patiënten, waarbij fluvoxamine gecombineerd wordt met geneesmiddelen die via CYP3A4 gemetaboliseerd worden en die een smalle therapeutische index hebben (zoals carbamazepine, ciclosporine), dienen zorgvuldig bewaakt te worden en indien nodig wordt dosisaanpassing aanbevolen. De plasmaconcentraties van benzodiazepines, die oxidatief worden gemetaboliseerd (bijv. triazolam, midazolam, alprazolam en diazepam), kunnen worden verhoogd bij gelijktijdig gebruik met fluvoxamine. De dosering van deze benzodiazepines dient te worden verlaagd bij gecombineerd gebruik met fluvoxamine. Glucuronidering Fluvoxamine heeft geen invloed op de plasmaspiegels van digoxine. Renale uitscheiding Fluvoxamine heeft geen invloed op de plasmaspiegels van atenolol. Pharmacodynamische interacties Serotonerge effecten kunnen versterkt worden wanneer fluvoxamine in combinatie met andere serotonerge geneesmiddelen wordt gebruikt (met inbegrip van de triptans, tramadol, SSRIs en preparaten die St Janskruid bevatten)(zie ook bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik). Fluvoxamine is toegepast in combinatie met lithium bij de behandeling van ernstig zieke medicatieresistente patiënten. Lithium (en mogelijk tryptofaan) versterken de serotonerge effecten van fluvoxamine echter. Bij toepassing van deze combinatie bij patiënten met ernstige medicatieresistente depressies is voorzichtigheid geboden. Bij patiënten die zowel met orale coagulantia als fluvoxamine behandeld worden, kan het risico op bloedingen verhoogd zijn en deze patiënten dienen daarom zorgvuldig bewaakt te worden. Net als bij het gebruik van andere psychotrope geneesmiddelen, wordt geadviseerd om het gebruik van alcohol te vermijden tijdens de behandeling met fluvoxamine. 4.6
Zwangerschap en borstvoeding
Gegevens over gebruik van fluvoxamine in een beperkt aantal zwangerschappen, hebben geen schadelijke effecten aangetoond op de zwangerschap. Op dit moment zijn er geen andere relevante epidemiologische gegevens beschikbaar. In dierproeven zijn met hoge doseringen fluvoxamine geen tekenen van verminderde vruchtbaarheid, reproductiviteit of teratogene effecten bij de nakomelingen gevonden. Voorzichtigheid is geboden bij voorschrijven aan zwangeren. In enkele gevallen zijn ontwenningsverschijnselen bij de pasgeborene waargenomen nadat aan het eind van de zwangerschap fluvoxamine werd gebruikt. Fluvoxamine wordt in kleine hoeveelheden in de moedermelk uitgescheiden. Daarom dient fluvoxamine niet gebruikt te worden door vrouwen die borstvoeding geven. 4.7 Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen Bij een dagdosering tot 150 mg heeft fluvoxamine geen of verwaarloosbare invloed op de rijvaardigheid en het bedienen van werktuigen. Bij gezonde vrijwilligers is geen effect aangetoond op de psychomotorische vaardigheden die nodig zijn bij autorijden en bedienen van machines. Er is echter slaperigheid gemeld gedurende de behandeling met fluvoxamine. Daarom is voorzichtigheid geboden totdat de individuele respons op het geneesmiddel is vastgesteld. 4.8
Bijwerkingen
Misselijkheid, soms met braken, is de meest voorkomende bijwerking van fluvoxamine. Deze verdwijnt gewoonlijk binnen de eerste twee weken van de behandeling. De
SKP
7/8
bijwerkingen hieronder zijn in de genoemde frequenties gezien in klinische studies.Deze bijwerkingen hangen meestal samen met de ziekte en zijn niet noodzakelijkerwijs gerelateerd aan het de behandeling. Vaak (frequentie 1-10%): Lichaam: asthenie, hoofdpijn, malaise Cardiovasculair: palpitaties/tachycardie Spijsverteringskanaal: buikpijn, anorexie, obstipatie, diarree, droge mond, dyspepsie Zenuwstelsel: agitatie, angst, duizeligheid, slapeloosheid, nervositeit, slaperigheid, tremor Huid: zweten Soms (frequentie < 1%): Cardiovasculair: (posturale) hypotensie Skelet en spierweefsel: arthralgie, myalgie Zenuwstelsel: ataxie, verwardheid, extrapiramidale symptomen, hallucinaties Urogenitaal: abnormale (vertraagde) ejaculatie Huid: Cutane overgevoeligheidsreacties (inclusief rash, pruritis, angioedema) Zelden (frequentie < 0.1%): Spijsverteringskanaal: leverfunctiestoornissen Zenuwstelsel: convulsies, manie Urogenitaal: galactorrhoe Huid: fotosensitiviteit Psychomotorische onrust/acathisie (zie rubriek 4.4 Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik) Frequentie niet bekend Er werden gevallen van zelfmoordgedachten en zelfmoordgedrag gerapporteerd tijdens of kort na stopzetting van de behandeling met fluvoxamine (zie rubriek 4.4). Andere bijwerkingen die na het op de markt komen zijn waargenomen: Gewichtstoe- of afname zijn gemeld. Het serotonine syndroom, maligne neuroleptica-syndroomachtige klachten, hyponatriëmie en SIADH zijn zelden gemeld (zie ook bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik). Hemorragie: (zie ook bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik) Zeer zelden zijn paresthesie, anorgasmie en verstoring in smaak gemeld. In een 10 weken durend placebo-gecontroleerd onderzoek bij kinderen en adolescenten met OCS, werden de volgend bijwerkingen frequent en in een hogere incidentie dan placebo gemeld: slapeloosheid, asthenie, agitatie, hyperkinesie, slaperigheid en dyspepsie. In deze studie zijn agitatie en hypomanie als ernstige bijwerkingen gemeld. Bij kinderen en adolescenten zijn convulsies tijdens het gebruik buiten het kader van klinisch onderzoek gemeld. Ontwenningsverschijnselen die worden gezien bij stopzetting van de behandeling met fluvoxamine Stopzetting van de behandeling met fluvoxamine (in het bijzonder plots stoppen) geeft vaak aanleiding tot ontwenningsverschijnselen. Duizeligheid, gevoelstoornissen (met inbegrip van paresthesie, gezichtstoornissen en een gevoel van elektrische schokjes), slaapstoornissen (met inbegrip van insomnia en levensechte dromen), agitatie en angst, prikkelbaarheid, verwardheid, emotionele labiliteit, nausea en/of braken en diarree, zweten en palpitaties, hoofdpijn en tremor zijn de reacties die het vaakst worden gemeld.
SKP
8/8
Over het algemeen zijn deze symptomen mild tot matig ernstig en zijn ze zelflimiterend, hoewel ze bij sommige patiënten ernstig kunnen zijn en/of lang kunnen duren. Daarom wordt, wanneer de behandeling met fluvoxamine niet langer nodig is, aangeraden geleidelijk te stoppen door de dosis af te bouwen (zie rubriek 4.2 Dosering en wijze van toediening en rubriek 4.4 Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik). 4.9. Overdosering Symptomen De meest gebruikelijke symptomen zijn: gastro-intestinale klachten (misselijkheid, braken, diarree), slaperigheid en duizeligheid. In enkele gevallen zijn cardiale symptomen (tachycardie, bradycardie, hypotensie), leverfunctiestoornissen, convulsies en coma ook waargenomen. Fluvoxamine heeft een grote veiligheidsmarge bij overdosering. Meldingen van dood uitsluitend veroorzaakt door een overdosering met fluvoxamine zijn bijzonder zeldzaam. Bij de hoogst gemelde overdosering met 12 gram fluvoxaminemaleaat werd volledig herstel bereikt. In sommige gevallen werden ernstigere complicaties waargenomen na opzettelijke overdosering met fluvoxamine in combinatie met andere geneesmiddelen. Behandeling Er is geen specifiek antidotum tegen fluvoxamine bekend. In geval van overdosering dient de maag zo snel mogelijk na tabletinname te worden geledigd en dient een symptomatische behandeling gegeven te worden. Het herhaaldelijk gebruik van actieve kool, indien nodig gecombineerd met een osmotisch laxans, wordt ook aanbevolen. Het is niet waarschijnlijk dat geforceerde diurese of dialyse een positief effect zullen hebben.
5.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN 5.1
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: antidepressiva, selectieve serotonine heropname remmers (SSRI) ATC code: N06A B08 Het werkingsmechanisme van fluvoxamine berust waarschijnlijk op de specifieke serotonine heropname remming in de hersenneuronen. De interferentie met noradrenerge processen is minimaal. In receptorbindingsstudies is aangetoond dat fluvoxamine nagenoeg geen affiniteit heeft voor alpha-adrenerge, beta-adrenerge, histaminerge, muscarine cholinerge, dopaminerge en serotonerge receptoren. In een placebo-gecontroleerde studie met 120 OCS-patiënten tussen de 8 en 17 jaar oud was er een statistisch significante verbetering bij de totale populatie te zien ten gunste van fluvoxamine bij 10 weken. Een verdere subgroep analyse gaf verbetering te zien op de C-YBOCS rating schaal bij kinderen terwijl er geen effect te zien was bij pubers. De gemiddelde dosering was respectievelijk 158 mg en 168 mg per dag. 5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Absorptie Na orale toediening wordt fluvoxaminemaleaat volledig opgenomen. Binnen 3-8 uur na toediening worden maximale plasmaspiegels bereikt. Door het “first-pass” metabolisme is de absolute biologische beschikbaarheid 53%. De farmacokinetische eigenschappen van Fluvoxamine Sandoz worden niet beïnvloed door gelijktijdige inname van voedsel. Distributie In vitro is de plasma-eiwitbinding van fluvoxamine 80%. Het distributievolume in mensen is 25 l/kg.
SKP
9/8
Metabolisme Fluvoxamine wordt voornamelijk gemetaboliseerd in de lever. Hoewel fluvoxamine in vitro vooral wordt afgebroken door het iso-enzym CYP2D6, zijn de fluvoxamine plasmaconcentraties bij trage metaboliseerders voor CYP2D6 niet veel hoger dan die bij snelle metaboliseerders. De gemiddelde plasma-halfwaardetijd is ongeveer 13-15 uur na een enkelvoudige dosis en iets langer (17-22 uur) na meervoudige dosering. Bij gelijkblijvende dosering wordt na 10-14 dagen een constante plasmaspiegel bereikt. Fluvoxamine wordt in de lever, voornamelijk via oxidatieve demethylering, omgezet in tenminste negen metabolieten, die door de nieren worden uitgescheiden. De twee belangrijkste metabolieten vertonen een verwaarloosbare farmacologische activiteit. Van de overige metabolieten is niet te verwachten dat ze farmacologisch actief zijn. Fluvoxamine is een potente remmer van het CYP1A2 en in mindere mate van het CYP2C en CYP3A4 en heeft vrijwel geen remmend effect op CYP2D6. Fluvoxamine vertoont een lineaire farmacokinetiek na toediening van een enkelvoudige dosis. De “steady-state” plasmaspiegels zijn hoger dan verwacht op grond van de gegevens na de enkelvoudige dosis en ze nemen onevenredig toe bij een hogere dagelijkse dosering. Speciale patiëntgroepen De farmacokinetiek bij gezonde vrijwilligers, ouderen en patiënten met nierinsufficiëntie is vergelijkbaar. Het metabolisme is verminderd bij patiënten met leverinsufficiëntie. “Steady-state” plasmaspiegels van fluvoxamine zijn bij kinderen (6-11 jaar) twee keer zo hoog als bij adolecenten (12-17 jaar). Plasmaspiegels bij adolescenten zijn vergelijkbaar met de plasmaspiegels bij volwassenen. 5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Er zijn geen aanwijzingen voor carcinogeniteit, mutageniteit of vermindering van vruchtbaarheid door fluvoxamine. Bij dieren zijn in studies met hoge doseringen, geen aanwijzingen gevonden voor verminderde vruchtbaarheid, veranderingen in reproductiviteit of teratogene effecten bij de nakomelingen. De potentie voor misbruik, tolerantie en fysische afhankelijkheid zijn bestudeerd bij niet humane primaten. Geen aanwijzingen voor afhankelijkheid zijn gevonden.
6.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS 6.1
Lijst van hulpstoffen
Kern Maïszetmeel, colloïdaal anhydrisch silica, gepregelatiniseerd zetmeel, natriumstearylfumaraat mannitol (E 421) Coating Talk (E553b), titaniumdioxide (E 171), hypromellose (E464), macrogol 6000 6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Niet van toepassing. 6.3
Houdbaarheid
4 jaar. 6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
SKP
10/8
Bewaren beneden 25°C. Bewaren in de oorspronkelijke verpakking. 6.5
Aard en inhoud van de verpakking
10, 20, 30, 50, 60, 90 en 100 tabletten in PVC/PVDC/Aluminium blisterverpakking. Het is mogelijk dat niet alle presentaties gecommercialiseerd zijn. 6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen
Geen bijzondere vereisten.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN Sandoz NV Telecom Gardens Medialaan 40 B-1800 Vilvoorde
8.
NUMMER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN BE212292
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/HERNIEUWING VAN VERGUNNING
10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST 08/2008