BULLETIN
BEROEPSINSTITUUT
VAN HET
VAN ERKENDE
BOEKHOUDERS
EN
FISCALISTEN
FLASH Vanaf 1 december is het BIBF niet langer bereikbaar via het oude E-mailadres
[email protected] noch via de oude webpagina www.bib-ipc.be. Onze website is enkel nog bereikbaar via www.bibf.be en onze mail is definitief overgeschakeld naar de extensie "bibf.be". Het algemene mailadres is dus voortaan nog enkel
[email protected]
Nieuw stelsel voor de v.z.w.’s en de stichtingen in de startblokken (1) De volledige herwerking van de Wet van 27 juni 1921, thans de “Wet betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen” genoemd, die sinds 2 mei 2002 is uitgevaardigd, is in principe, samen met de wetgeving betreffende de Kruispuntbank van ondernemingen, op 1 juli 2003 in werking getreden. Gelet op de bijzondere modaliteiten inzake de inwerkingtreding en de verschillende aanpassingstermijnen, die hierna worden besproken, zal de nieuwe regeling voor de V.Z.W.’s en de stichtingen effectief van kracht worden op 1 januari 2004, nl. de datum vanaf wanneer de nieuwe V.Z.W.’s de nieuwe boekhoudregels moeten toepassen. Aan het Koninklijk Besluit van 26 juni 2003 betreffende de vereenvoudigde boekhouding van de kleine V.Z.W.’s werd reeds eerder in Pacioli een commentaar gewijd (zie Pacioli nr. 151, 20 oktober – 2 november 2003, “Boekhouding van de V.Z.W.’s” door Stéphane MERCIER). Het koninklijk besluit betreffende de boekhouding van de grote V.Z.W.’s zou binnenkort moeten worden bekend gemaakt, aangezien voor de nieuwe V.Z.W.’s die na 1 januari 2004 rechtspersoonlijkheid zullen krijgen, het eerste boekjaar waarop de nieuwe boekhoukundige regeling van toepassing zal zijn, het boekjaar zal zijn dat aanvangt op 1 januari 2004.
der winstoogmerk, die na 1 januari 2004 rechtspersoonlijkheid zullen verkrijgen. Het overgangsrecht betreffende de oude v.z.w.’s die al rechtspersoonlijkheid bezitten, zal worden uiteengezet in hoofdstuk 2 dat betrekking heeft op de aanpassingstermijnen.
1.1. Inwerkingtreding van de nieuwe boekhoudkundige regeling van de V.Z.W.’s en stichtingen (3) De door de hervorming gewijzigde artikelen 17, 37 en 53 van de Wet van 27 juni 1921, treden voor het eerst in werking in het boekjaar dat aanvangt op 1 januari 2004 of na die datum. Deze bepaling zal slechts van toepassing zijn op de V.Z.W.’s of stichtingen die geen rechtspersoonlijkheid hebben verkregen vóór 1 janu-
I
N
H
O
U
D
• Nieuw stelsel voor de v.z.w.’s en de stichtingen in de startblokken
1
• Rubriek 01 – Persoonlijke zekerheden gesteld voor rekening van derden
5
1. Wat zijn de data van inwerkingtreding van de bepalingen van de wet van 27 juni 1921, zoals gewijzigd door de wet van 2 mei 2002?
• Voor U beantwoord
7
• Voor U gelezen
8
(2) De algemene modaliteiten betreffende de inwerkingtreding van de Wet van 2 mei 2002 hebben in beginsel slechts betrekking op de nieuwe v.z.w.’s, de stichtingen en de internationale verenigingen zon-
• Seminaries
8
• Contact
8
P A C I O L I
N ° 1 5 4
B I B F
-
I P C F
1
1 - 1 4
D E C E M B E R
2 0 0 3
Afgiftekantoor 2800 Mechelen 1 • Tweewekelijks • NL : P309340
Tijdens de eindejaarsperiode zal het Instituut gesloten zijn op de volgende data : - van 24 december 12.00 uur tot en met 28 december en - van 31 december 12.00 uur tot en met 4 januari.
ari 2004. Dit zal het geval zijn voor de v.z.w.’s en de stichtingen die na 1 januari 2004 worden opgericht, maar ook voor de v.z.w.’s die zijn opgericht vóór 1 juli 2003, maar waarvan de statuten vóór die datum nog niet werden bekendgemaakt in het Staatsblad en die tussen 1 juli 2003 en 1 januari 2004 niet de formaliteit hebben vervuld, bepaald in artikel 3, § 1 van de Wet, namelijk de neerlegging ter griffie van de rechtbank van koophandel van de statuten en van de akten betreffende de benoeming van de bestuurders.
uitsluiting van de toegetreden leden, bedoeld in artikel 2 ter. Een andere interpretatie zou absurde gevolgen hebben aangezien in bepaalde v.z.w..’s de hoedanigheid van toegetreden lid gewoon volgt uit ondertekening van een steunkaart, wat kan gebeuren door duizenden personen die ermee kunnen volstaan een bijdrage te betalen om de hoedanigheid van toegetreden lid te behouden.
1.3. Inwerkingtreding van de andere bepalingen van de Wet van 1921, zoals gewijzigd door de Wet van 2 mei 2002
Dit zal ook het geval zijn voor de v.z.w.’s en stichtingen die na 1 juli 2003 worden opgericht, maar waarvan de statuten niet vóór 1 januari 2004 zullen zijn neergelegd.
1.3.1. behoudens uitzonderingen treden alle gewijzigde bepalingen van de wet van 1921 in werking op 1 juli 2003
Het eerste boekjaar waarop de nieuwe bepalingen van toepassing zullen zijn, zal datgene zijn dat aanvangt op of na 1 januari 2004. De eerste jaarrekening die de grote v.z.w.’s zullen moeten opstellen overeenkomstig de Wet van 17 juli 1975 op de boekhouding van de ondernemingen, zou de regeling van de eerste toepassing moeten genieten, zoals die voor de handelsvennootschappen is bepaald in artikel 83, lid 3 van het Koninklijk Besluit van 30 januari 2001.
(5) Met uitzondering van de artikelen 10, lid 2, 17, 37 en 53 (zijnde het onderzoeksrecht van de leden en de boekhoudkundige bepalingen) treden de door de hervorming gewijzigde artikelen 1 tot 58 van de Wet van 1921 in werking op 1 juli 2003. Hetzelfde geldt voor de fiscale bepalingen en de overgangsbepalingen van de wet van 2 mei 2002 (de artikelen 1 tot 4, 42 tot 65, 67 tot 68 van de wet van 2 mei 2002 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen zijn in werking getreden op 1 juli 2003 ).
1.2. Inwerkingtreding van artikel 10, lid 2, betreffende de individuele onderzoeksbevoegdheid van de leden 1.2.1 Inwerkingtreding en toepassingsmodaliteiten
1.3.2. De private stichting bestaat naar belgisch recht sinds 1 juli 20033
(4) Deze bepaling betreffende het raadplegen door alle leden op de zetel van de vereniging van het ledenregister van de leden, alsmede van de verenigings- en boekhoudkundige documenten treedt in werking op 1 januari 2005.
(6) De datum van 1 juli 2003 kan dus als “historisch” worden beschouwd voor de nieuwgeborene van het Belgische recht: de private stichting. Indien de oprichters van een private stichting de aanpassingstermijnen willen genieten, moet de rechtspersoonlijkheid van de private stichting worden verkregen vóór 1 januari 2004 en dit door neerlegging van de statuten en van de akten betreffende de benoeming van de bestuurders.
De toepassingsmodaliteiten van deze bepaling die een werkelijk recht van indringing in de boekhouding en in het geheel van de verenigingsdocumenten verleent, dat in het vennootschapsrecht geen gelijke kent, werden enigszins verengd door het Koninklijk Besluit van 26 juni 2003 op de openbaarmaking van akten en stukken van verenigingen zonder winstoogmerk en van private stichtingen (B.S., 27 juni 2003).
2. Welke zijn de v.z.w.’s en de stichtingen die de aanpassingstermijnen kunnen genieten?
Artikel 9 van dat Koninklijk Besluit luidt als volgt: “De leden van een vereniging bepaald in artikel 2 ter van de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen, kunnen de stukken bepaald in artikel 10, tweede lid, van dezelfde wet, ter zetel van de vereniging raadplegen.
2.1. In strijd met artikel 63 van de Wet bepaalt het koninklijk besluit dat de aanpassingstermijnen gelden voor die v.z.w.’s opgericht na de inwerkingtreding van de Wet en vóór 1 januari 2004.
Daartoe richten zij een schriftelijk verzoek aan de raad van bestuur met wie zij een datum en het uur van de raadpleging van de documenten en stukken overeenkomen. Deze kunnen niet worden verplaatst.”
(7) Dienaangaande stelt men een verschil vast tussen de overgangsbepalingen van de Wet van 2 mei 2002 en het Koninklijk Besluit van 2 april 2003 tot vaststelling van de termijnen voor de inwerkingtreding van de nieuwe bepalingen.
1.2.2. Enkel de effectieve leden genieten dit “indringingsrecht” De formulering van deze bepaling is een beetje onhandig omdat artikel 2 ter van de wet van 27 juni 1921 net betrekking heeft op het statuut van de toegetreden leden en hierbij in het bijzonder bepaalt dat de door deze wet omschreven rechten en verplichtingen van de leden niet van toepassing zijn op de toegetreden leden.
Artikel 63 van de Wet van 2 mei 2002 bepaalt dat de v.z.w.’s en de stichtingen van openbaar nut opgericht vóór de datum van inwerkingtreding van de Wet (d.i. vóór 1 juli 2003) één of meer aanpassingstermijnen zullen genieten die bij koninklijk besluit moeten worden bepaald en die niet korter mogen zijn dan één jaar en niet langer dan vijf jaar, te rekenen van de datum van inwerkingtreding van deze Wet (d.i. vanaf 1 juli 2003).
Bijgevolg moet de verwijzing naar artikel 2 ter worden geïnterpreteerd als de bevestiging van de beperking van de onderzoeksbevoegdheid, bepaald in artikel 10, tot de effectieve leden van de vereniging, met
Artikel 63 voorziet dus enkel in de mogelijkheid om door middel van een koninklijk besluit aanpassingstermijnen te bepalen ten bate van de v.z.w.’s en de stichtingen van openbaar nut die zijn opgericht vóór
1 - 1 4
D E C E M B E R
2 0 0 3
2
P A C I O L I
N ° 1 5 4
B I B F
-
I P C F
1 juli 2003. Het is dus in strijd met de wet dat het Koninklijk Besluit van 2 april 2003 aanpassingstermijnen voorziet ten gunste van de v.z.w.’s, de i.v.z.w.’s en de stichtingen die vóór 1 januari 2004 rechtspersoonlijkheid hebben verkregen.
invoert inzake openbaarmaking van documenten door neerlegging in het dossier van de v.z.w. dat wordt bijgehouden op de griffie van de rechtbank van koophandel. Dienaangaande is het vrij onlogisch dat de v.z.w.’s die zijn opgericht tussen 1 juli 2003 en 31 december 2003 een aanpassingstermijn genieten, aangezien deze v.z.w.’s overeenkomstig artikel 26 novies maar rechtspersoonlijkheid kunnen verkrijgen door het neerleggen van de statuten. In een streven naar samenhang moet artikel 5 van het Koninklijk Besluit van 2 april 2003 wat de v.z.w.’s betreft die zijn opgericht vanaf 1 januari 2003 dus worden geïnterpreteerd alsof het niet de neerlegging beoogt van de statuten en akten, bedoeld in artikel 3, § 1.
In afwachting van een eventuele vernietiging erga omnes van artikel 5 van het Koninklijk Besluit van 2 april 2003 door de Raad van State en rekening houdend met de controle op de wettelijkheid waarover de hoven en rechtbanken beschikken, is voorzichtigheid geboden voor de v.z.w.’s die zijn opgericht tussen 1 juli 2003, datum van inwerkingtreding van de Wet en 1 januari 2004. Deze v.z.w.’s zullen rechtspersoonlijkheid verkrijgen vanaf de datum van neerlegging van de statuten en van de akten betreffende de benoeming van de bestuurders of andere organen van de vereniging, aangezien artikel 3 in werking treedt op 1 juli 2003. Indien de neergelegde statuten niet de vermeldingen bevatten die op straffe van nietigheid zijn voorgeschreven door artikel 3 bis zou de tegenspraak tussen het Koninklijk Besluit van 2 april 2003 en artikel 63 van de Wet de Rechtbank er kunnen toe machtigen de nietigheid van deze v.z.w. uit te spreken, terwijl zij krachtens het koninklijk besluit over een aanpassingstermijn beschikt, die loopt tot 1 januari 2005.
3.1.2. In de praktijk: wat moet er worden gewijzigd aan de vroegere statuten (10) In de praktijk impliceert deze eerste aanpassingstermijn voor alle “vroegere v.z.w.’s” een omvangrijke omwerking van de statuten en niet louter een “opknapbeurt”. Er zal onder meer een bijzondere aandacht moeten worden besteed aan de volgende bestanddelen: a) Vermelding van het gerechtelijk arrondissement in de statuten: artikel 2 – 2 van de Wet legt voortaan de verplichting op het gerechtelijk arrondissement te vermelden waaronder de zetel ressorteert. Aangezien deze vermelding is voorgeschreven op straffe van nietigheid (artikel 3 bis – 1) moet er worden op toegezien dat het artikel van de statuten betreffende de aanduiding van de maatschappelijke zetel wordt gewijzigd door toevoeging van deze vermelding;
2.2. Noodzaak de statuten neer te leggen vóór 1 januari 2004 (8) Zoals hiervoor werd aangeduid, genieten een v.z.w. en een stichting enkel van de aanpassingstermijnen indien zij rechtspersoonlijkheid verkrijgen vóór 1 januari 2004. Dit zal bijgevolg niet het geval zijn voor de v.z.w.’s en stichtingen die zullen hebben nagelaten of die niet in staat zullen zijn geweest hun statuten vóór die datum neer te leggen.
b) Verplaatsing van de maatschappelijke zetel voorbehouden aan de algemene vergadering: de vroegere praktijk die erin bestond aan de raad van bestuur de bevoegdheid te verlenen om de maatschappelijke zetel te verplaatsen, is niet langer aanvaardbaar. Indien zij nog in de statuten is voorzien, moet deze bevoegdheidsdelegatie worden geschrapt.
3. Welke zijn de aanpassingstermijnen die de v.z.w.’s en stichtingen genieten indien zij voor 1 januari 2004 rechtspersoonlijkheid hebben verkregen?
c) Nauwkeurige omschrijving van de statutaire doeleinden: aangezien de nauwkeurige omschrijving van het doel of van de doeleinden met het oog waarop de vereniging wordt opgericht, thans op straffe van nietigheid is voorgeschreven (artikel 2 – 4 en artikel 3 bis – 1) moet(en), indien dit nog niet het geval is, het doel of de doeleinden van de vereniging worden vermeld, waarbij moet worden voorkomen dat er verwarring ontstaat met het voorwerp van de vereniging, namelijk de activiteiten die zij verwezenlijkt om haar fundamentele doeleinden te halen;
3.1. Eerste aanpassingstermijn betreffende onder meer het in orde brengen van de statuten van de vroegere v.z.w.’s en de nieuwe formaliteiten inzake neerlegging en openbaarmaking 3.1.1.
d) Beheer van onroerende goederen: de afschaffing van de zogenaamde regel van de dode hand (vroeger artikel 15 van de Wet) maakt het voortaan mogelijk in de statuten van de v.z.w. te voorzien in het rechtstreeks of onrechtstreeks gebruik van de onroerende goederen voor de verwezenlijking van haar maatschappelijk doel, onder meer door ze te verhuren;
Principe
(9) De verenigingen zonder winstoogmerk, de stichtingen en de internationale verenigingen zonder winstoogmerk die vóór 1 januari 2004 rechtspersoonlijkheid hebben verkregen, beschikken vanaf die datum over een termijn van één jaar (d.i. tot 31 december 2004) om zich te richten naar de verplichtingen die voortvloeien uit de artikelen 2, 2 bis, 2 ter, 3 bis, 3 ter, 10, lid 1, 11, 13, 13 bis, 16, 26, 26 novies, 28, 31, 32, 33, 47, 48, 51 en 54 van de Wet van 27 juni 1921, zoals gewijzigd door de wet van 2 mei 2002.
e) Rechten en verplichtingen van de toegetreden leden: krachtens artikel 2 ter moeten de rechten en verplichtingen van de toegetreden leden door de statuten worden bepaald. Het betreft doorgaans enkel de verplichting een bijdrage te bepalen; f) Maximumbedrag van de bijdragen: de Wet voorziet voortaan in de verplichting in de statuten het maximumbedrag te preciseren van de bijdragen die door de leden moeten worden betaald (effectieve of toegetreden, artikel 2 – 8);
Deze aanpassingsperiode betreft in hoofdzaak de nieuwe statutaire vermeldingen zoals die op straffe van nietigheid worden bedoeld door artikel 3 bis (opgave van het gerechtelijk arrondissement waaronder de maatschappelijke zetel van de vereniging ressorteert en precieze omschrijving van het doel of van de doeleinden met het oog waarop zij wordt opgericht), het opmaken van een ledenregister, voorzien door artikel 10, lid 1 en artikel 26 novies dat de nieuwe regeling
P A C I O L I
N ° 1 5 4
B I B F
-
I P C F
g) Aantal bestuurders: de statuten moeten voortaan bepalen dat het aantal bestuurders in elk geval altijd lager moet zijn dan het aantal personen dat lid is van de vereniging;
3
1 - 1 4
D E C E M B E R
2 0 0 3
h) Clausules inzake vertegenwoordiging of “dubbele handtekening”: de vroegere clausules inzake vertegenwoordiging in en buiten rechte moeten eventueel aangepast worden de nieuwe regeling voorzien in artikel 13, lid 4;
3.1.3. IN DE PRAKTIJK, WAT ZIJN DE NIEUWE FORMALITEITEN DIE MOETEN WORDEN VERVULD (11) a) Openbaarmaking van de jaarrekening ◆ De kleine v.z.w.’s, bedoeld in artikel 17, § 2 van de Wet moeten ieder jaar de jaarrekening neerleggen ter griffie van de Rechtbank van koophandel (artikel 26 novies, § 1, lid 2, 5°). De wet bepaalt niet binnen welke termijn vanaf de goedkeuring ervan de jaarrekening moet worden neergelegd. Indien de jaarrekening niet wordt neergelegd, kan de v.z.w. de sancties oplopen waarin de Wet voorziet (ontbinding van de v.z.w. die gedurende 3 opeenvolgende boekjaren nalaat haar jaarrekening neer te leggen (artikel 18, 4°), opschorting van de rechtsvorderingen die worden ingesteld door de V.Z.W. (artikel 26) en weigering van de toelating om giften te ontvangen (artikel 16, laatste lid). De neergelegde stukken moeten opgemaakt worden conform artikel 5, § 2 van het Koninklijk Besluit van 26 juni 2003 op de openbaarmaking van akten en stukken van verenigingen zonder winstoogmerk en van private stichtingen (B.S., 27 juni 2003). De neerlegging kan op 3 manieren gebeuren: elektronisch, ter griffie en per gewone of per aangetekende brief (artikel 6, § 1 van het koninklijk besluit van 26 juni 2003).
i) Delegatie van het dagelijks bestuur: de statuten kunnen, overeenkomstig artikel 13 bis van de Wet, voortaan aan één of meer personen, als orgaan, het dagelijks bestuur opdragen; j) Statuut van de commissaris – kwijting aan de commissarissen en bestuurders: de statuten moeten de nieuwe bevoegdheden van de algemene vergadering om de commissarissen te benoemen, af te zetten, hun bezoldiging te bepalen en kwijting te verlenen aan de bestuurders en de commissarissen uitwerken (artikel 4 – 3° - 4°). Er heerst enige twijfel over de interpretatie van de nieuwe wetsbepalingen wat het statuut betreft van de commissarissen van een V.Z.W. die worden aangewezen op vrijwillige basis wanneer de drempel, bepaald in artikel 17, § 5 niet wordt gehaald. In het vennootschapsrecht moet de commissaris die benoemd wordt door een van deze verplichting vrijgestelde vennootschap, ook lid zijn van het I.B.R. (artikelen 130 tot 140 en 165 van het Wetboek van vennootschappen). In het v.z.w.-recht is de interpretatie van artikel 17, § 5 onzeker. De wet zegt niet uitdrukkelijk dat de op vrijwillige basis aangewezen commissaris lid moet zijn van het I.B.R.
◆
Voorts rijst de vraag of het verslag van de op vrijwillige basis aangewezen commissaris moet worden neergelegd overeenkomstig artikel 17, § 6 wanneer de aanstelling van een commissaris niet verplicht is op grond van artikel 17, § 5. Om elke discussie te voorkomen, lijkt het bijgevolg verkieslijk de titel van “commissaris” voor te behouden aan diegene die lid moet zijn van het I.B.R. en in het geval van een aanstelling op vrijwillige basis te voorzien in de neerlegging van het verslag van de commissaris, samen met de jaarrekening.
Worden tegelijk met de jaarrekening neergelegd een document dat de namen en voornamen van de bestuurders bevat en eventueel van de commissarissen in functie en eventueel het verslag van de commissaris.
De op vrijwillige basis aangestelde personen die niet voldoen aan het statuut van commissaris, dat wordt georganiseerd door artikel 17, zouden een andere titel moeten dragen zoals “verificateur van de rekeningen” of “censor”.
b) Andere nieuwe formaliteiten die moeten worden vervuld door het bestuursorgaan van de v.z.w. Zonder daarom volledig te zijn, herinneren wij hier aan de nieuwe formaliteiten die moeten worden vervuld: ◆ Behalve de vroegere ledenlijst (artikel 26 novies, § 1 voorziet in de bijwerking ervan op de verjaardag van de neerlegging van de statuten), moet de raad van bestuur op de zetel van de vereniging een ledenregister bijhouden dat daar door alle leden kan worden geraadpleegd (artikel 10). Dit register moet tevens worden neergelegd ter griffie van de rechtbank van koophandel (artikel 26 novies, § 1 – 3°);
Artikel 2, 7° - d. bepaalt dat de statuten de wijze van benoeming van de commissarissen bepalen. In geen geval kan het bevoegde orgaan vrijuit bepaald worden, want dat is noodzakelijkerwijze de algemene vergadering (artikel 4 – 3°) die over een exclusieve bevoegdheid beschikt inzake de benoeming en de afzetting van de commissarissen en de bepaling van hun bezoldiging, ingeval een bezoldiging wordt toegekend. Het betreft dus enkel de duur van het mandaat, dat niet door de Wet werd vastgelegd. k) Nieuwe bijzondere meerderheid: de meerderheid die vereist is om de ontbinding uit te spreken is deze welke voorzien is voor de wijziging van het doel of van de doeleinden van de vereniging (vier vijfde meerderheid, artikelen 8 en 20). Deze opsomming is natuurlijk niet volledig en beoogt enkel de aandacht te vestigen op sommige wijzigingen die zijn vereist in het kader van deze aanpassing die een echte omwerking van de statuten impliceren.
1 - 1 4
D E C E M B E R
2 0 0 3
De grote v.z.w.’s, bedoeld in artikel 17, § 3, namelijk diegene die voldoen aan 2 van de 3 wettelijke criteria, leggen hun jaarrekening neer bij de Nationale Bank. Artikel 17, § 6 van de Wet preciseert de termijn hiervoor 30 dagen bedraagt, te rekenen vanaf de goedkeuring van de jaarrekening door de algemene vergadering.
4
◆
Conform de nieuwe regeling van artikel 13, moeten de v.z.w.’s voortaan overgaan tot de openbaarmaking van de akten betreffende de benoeming van de personen die gemachtigd zijn om de vereniging te vertegenwoordigen (dit moet worden neergelegd ter griffie en gepubliceerd worden in het Belgisch Staatsblad (artikel 26 novies, § 1 – 2 en 26 novies, § 2);
◆
Ingeval de statuten worden gewijzigd, moet, naast de wijzigingen, de gecoördineerde tekst van de statuten neergelegd worden (artikel 26 novies, § 1 – 7°).
◆
Tot slot zijn ook de akten betreffende de benoeming of de ambtsbeëindiging van de afgevaardigden bij het dagelijks bestuur en van de commissarissen voortaan onderworpen aan de openbaarmaking (artikel 26 novies, § 1 – 2°).
P A C I O L I
N ° 1 5 4
B I B F
-
I P C F
3.2. Tweede aanpassingstermijn voor de bestaande v.z.w.’s en stichtingen betreffende de boekhoudkundige bepalingen
(13) Een andere interpretatie, die enigszins afwijkt van de tekst van artikel 6, maar die meer overeenstemt met artikel 63 van de Wet die voorziet in een aanpassingstermijn van minimum één jaar te rekenen van 1 juli 2003, bestaat erin er voor de v.z.w.’s waarvan het boekjaar begint na 1 januari 2004, van uit te gaan dat het eerste boekjaar waarop de nieuwe bepalingen moeten worden toegepast dat van het volgende jaar zal zijn. Indien het eerste boekjaar begint op 1 april 2004 zou de nieuwe wetgeving maar worden toegepast vanaf het boekjaar dat loopt van 1 april 2005 tot 31 maart 2006. Indien het koninklijk besluit niet wordt gewijzigd, is dit een onzekere oplossing.
(12) De v.z.w.’s, de stichtingen en de i.v.z.w.’s die vóór 1 januari 2004 rechtspersoonlijkheid hebben verkregen, beschikken vanaf 1 januari 2004 over een termijn van één jaar om zich te richten naar de boekhoudkundige verplichtingen die voortvloeien uit de artikelen 17, 37 en 53 van de wet van 27 juni 1921, gewijzigd door de Wet van 2 mei 2002. Deze termijn van één jaar die verstrijkt op 31 december 2004 stelt een praktisch probleem voor de v.z.w.’s waarvan het boekjaar wordt afgesloten op 30 juni of op een andere datum en niet op 31 december van het kalenderjaar. Op grond van de tekst van artikel 6 van het besluit van 2 april 2003 moet de v.z.w. waarvan het boekjaar begint op 1 juli 2004 en eindigt op 30 juni 2005 bij de afsluiting van dat boekjaar, beschikken over een boekhouding die is opgesteld overeenkomstig de nieuwe wetsbepalingen. Indien het een van de grote v.z.w.’s betreft in de zin van artikel 17, § 3 zou deze boekhouding moeten zijn opgesteld overeenkomstig de Wet van 17 juli 1975.
3.3. Derde aanpassingstermijn betreffende de onderzoeksbevoegdheid van de leden (14) De v.z.w.’s die rechtspersoonlijkheid hebben verkregen vóór 1 januari 2004 beschikken vanaf 1 januari 2005 over een termijn van één jaar die verstrijkt op 31 december 2005 om zich te richten naar de verplichtingen die voortvloeien uit artikel 10, lid 2 van de Wet van 27 juni 1921, zoals gewijzigd door de Wet van 2 mei 2002.
Om deze moeilijkheid te voorkomen, zou het volstaan hebben te bepalen dat voor deze v.z.w.’s de boekhoudkundige bepalingen voor het eerst in werking treden met betrekking tot het boekjaar dat begint op 1 januari 2005 of na die datum (artikel 6 betreffende de bestaande v.z.w.’s neemt jammer genoeg niet de bewoordingen over van artikel 2 dat van toepassing is op de nieuwe v.z.w.’s.
François MOÏSES Advocaat, lid van ELEGIS – HANNEQUART & RASIR
Rubriek 01 – Persoonlijke zekerheden gesteld voor rekening van derden Definitie
Wettelijke positie
In deze rubriek worden de persoonlijke zekerheden geboekt die door de onderneming ten behoeve van derden zijn gesteld of onherroepelijk beloofd als waarborg voor de voldoening van actuele of potentiële schulden en verplichtingen die deze derden hebben aangegaan jegens andere schuldeisers dan de onderneming zelf. De wisselverplichtingen zijn die welke voor de onderneming voortvloeien uit door haar getrokken, geëndosseerde of voor aval getekende wissels in omloop, met uitzondering van de door de onderneming getrokken bankaccepten.
Krachtens de wetgeving op de wisselbrief (handelsrecht) zijn allen die hun handtekening geplaatst hebben op een handelswissel, en dit als trekker, als getrokkene, als endosseerder of als aval of alle andere geëngageerde, hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de wissel jegens de laatste toonder van de wissel : – indien de betaling op de vervaldag niet heeft plaatsgevonden ; – indien, voor de vervaldag, : • er weigering plaatsvindt ; • de getrokkene of de trekker zich in staat van stopzetting van betaling bevindt. Deze hoofdelijke aansprakelijkheid van trekker, endosseerder of borg (avalist) heeft voor hen een verbintenis tot gevolg in de vorm van voor rekening van derden gestelde waarborgen.
Onderscheid Deze rubriek omvat twee categorieën van verschillende verplichtingen. Derhalve wordt zij in twee groepen onderverdeeld. A. De rekeningen die betrekking hebben op verplichtingen uit wissels 010 Debiteuren wegens verplichtingen uit wissels in omloop 011 Crediteuren wegens verplichtingen uit wissels in omloop 0110 Door de onderneming geëndosseerde, overgedragen wissels 0111 Andere verplichtingen uit wissels in omloop
Toepassing De onderneming die van haar klant een wisselbrief ontvangt, heeft drie mogelijkheden : 1. Zij houdt de wissel in portefeuille en legt die voor aan de klant (de getrokkene) op de vervaldag.
B. Rekeningen met betrekking tot andere persoonlijke verplichtingen 012 Debiteuren wegens andere persoonlijke zekerheden 013 Crediteuren wegens andere persoonlijke zekerheden
P A C I O L I
N ° 1 5 4
B I B F
-
I P C F
4010
Te innen wissels
400
aan
100
Klanten lopende schuldvorderingen
100
In dit geval is er geen verbintenis aangezien de waarde op het actief van de balans blijft.
5
1 - 1 4
D E C E M B E R
2 0 0 3
2. De onderneming maakt de wissel over aan de bank die dit in dossier bewaart tot aan de vervaldag, zonder evenwel de wissel te verdisconteren.
012 Debiteuren wegens andere persoonlijke zekerheden - Bestuurders Z 013 aan Crediteuren wegens andere persoonlijke zekerheden Belastingadministraties
De bank gaat over tot de inning en houdt een prestatiecommissie in. 54
Te incasseren vervallen waarden
4010
aan
100
Te innen wissels
Opmerkingen 100
1) Solidariteitsverbintenis Band van personen (natuurlijke of rechtspersonen) waardoor ze gebonden zijn. Collectieve waarborg gegeven aan de crediteuren van de hoofdelijk aansprakelijke co-debiteuren. Dit is gewoonlijk het geval voor de geassocieerde onderneming, associatie in een tijdelijke vereniging of in een participatieonderneming
Ook in dit geval is er geen verbintenis en hoeft de verrichting niet geregistreerd te worden in verbintenissenrekening buiten balans. 3. De onderneming maakt de wissel ter discontering over aan haar bankier en int het bedrag van de wissel, na aftrek van de disconto. Op het ogenblik van de overhandiging van de wissel, verdwijnt deze als dusdanig van het actief. De onderneming moet in een verbintenissenrekening buiten balans het lopende risico (van de overname) opnemen. 550
Kredietinstellingen
653
Discontokosten op vorderingen
4011
aan
2) Intentiebrief Het betreft een document waarmee een persoon zijn voornemen uitdrukt om zijn hulp te verlenen aan een andere persoon die moeilijkheden ondervindt om zijn (gewoonlijk vanwege een bank) verkregen krediet terug te betalen. De intentiebrief vormt een feitelijke waarborg die kan leiden tot een gewone morele verbintenis of tot een potentiële borgstelling.
95 5
Wissels overgemaakt ter discontering
100
Wanneer de onderneming een wissel ter discontering overmaakt aan een bank, blijft haar aansprakelijkheid volledig tot aan de vervaldag.
Voorstelling in de toelichting
De aansprakelijkheid van de tussenkomende partijen zal ophouden door de betaling van de klant op de vervaldag. Deze aansprakelijkheid wordt vastgesteld door het volgende geschrift : 010
Debiteuren wegens verplichtingen uit wissels in omloop –
Bank die de wissel verdisconteerd heeft
100
XVII. RECHTEN EN VERBINTENISSEN BUITEN BALANS
Codes
Boekjaar
Persoonlijke waarborgen gesteld of onherroepelijk beloofd door de onderneming voor zekerheid van schulden of verbintenissen van de r d e n..
9149
010 - 012
9150
0110
9151
0111
9153
013
Waarvan : . Handelswissels in omloop geëndosseerd door de onderneming......................................................... . Handelswissels in omloop getrokken of voor aval getekend door de onderneming ................................ . Maximumbedrag ten belope van hetwelk andere verbintenissen van derden gewaarborgd worden door de onderneming................................................
011.0 aan Door de onderneming geëndosseerde, overgedragen wissels 100
Handtekening voor aval De verbintenis, gegeven door de ondertekening van aval op een handelswissel, wordt als volgt geregistreerd : 010 Debiteuren wegens verplichtingen uit wissels in omloop (Aval op wissels)
Welk bedrag boeken ?
0111 aan Andere verplichtingen uit wissels in omloop (Aval op wissels)
De waarde van de waarborg wordt bepaald door het maximumbedrag waarvoor de onderneming zich verbonden heeft, d.w.z. het bedrag van de schuld dat nog betaald moet worden of van de verplichting van de derde voor wie me zich borg stelt. Het is dus heel belangrijk de solvabiliteit te kennen van de derde. Immers, in geval van twijfel volstaat het niet de verbintenis in rekening 01 vast te stellen, maar moet een voorziening worden aangelegd.
De andere zekerheden De andere zekerheden worden geregistreerd onder de rekeningen 012 en 013, en zijn hoofdzakelijk : borg, waarborgen doordat men solidair gebonden is (die niet hernomen zijn op andere rekeningen) of waarborgen op eerste vraag. Rekening 012 wordt in debet geopend voor het registreren van de zekerheden gegeven voor rekening : – van een verbonden onderneming; – van een onderneming waarmee een deelnemingsverhouding bestaat; – van een bestuurder of een zaakvoerder van de onderneming. Rekening 013 wordt in credit geopend voor de waarborgen gegeven ten gunste van : – belastingadministraties; – overheidsinstellingen of -diensten; – kredietinstellingen; – overige instanties, klanten, leveranciers.
Aanleg van een voorziening Deze voorziening zal enkel worden aangelegd indien de onderneming vaststelt dat er risico’s bestaan waardoor zij financieel zal moeten tussen komen in haar hoedanigheid van borg en waarvan de terugvordering moeilijk zal zijn gezien de wankele solvabiliteit van het derde pand.
D E C E M B E R
2 0 0 3
Voorzieningen voor andere risico’s en kosten - Toevoeging
163
aan
Voorzieningen voor andere risico’s en kosten
Relaties met de verbonden ondernemingen In rekeningen 010/012 wordt een onderscheid gemaakt tussen de zekerheden gegeven voor rekening van een verbonden onderneming, van een onderneming waarmee een deelnemingsverhouding bestaat, van een bestuurder of zaakvoerder van een onderneming. Georges HONORÉ
Voorbeeld Zekerheid gegeven voor rekening van een bestuurder van de vennootschap. 1 - 1 4
637.0
6
P A C I O L I
N ° 1 5 4
B I B F
-
I P C F
Voor U beantwoord “Voor U beantwoord” is een nieuwe rubriek waarin we technische vragen bespreken die ons door leden of stagiaires werden voorgelegd en die een algemeen karakter hebben. Ze kunnen dus meerdere boekhouders tot nut zijn.
49/19
Het voorleggen van vragen is beperkt tot de leden van het BIBF, die met alle verplichtingen in orde zijn (ledenbijdrage, permanente vorming en verzekering). De vragen dienen schriftelijk gesteld te worden en aan het BIBF worden toegestuurd. De vragen worden voorgelegd aan specialisten terzake.
............
Restaurantkosten worden tot de representatiekosten gerekend. Over welke bewijsstukken moet men beschikken om dit soort van kosten te verantwoorden? Moeten de BTW-briefjes worden voorgelegd? Indien men met een creditcard betaalt, kan de desbetreffende uitgavenstaat als bewijs dienen zonder de desbetreffende BTW-briefjes bij te voegen?
Dit bewijs kan worden geleverd door:
“De grondregel is dat enkel aftrekbaar zijn de beroepskosten waarvan de belastingplichtige de echtheid en het bedrag bewijst door middel van bewijsstukken. De belastingdiensten moeten dus normaal een bewijsstuk eisen voor alle beroepskosten, op de aftrek waarvan de belastingplichtige aanspraak maakt.
* elk ander stuk dat door enige wets- of reglementeringbepaling is opgelegd.”
De problematiek van de BTW-briefjes die door de restaurants worden afgegeven, moet opnieuw in zijn algemene context worden geplaatst alvorens eventueel te worden geïnterpreteerd.
Het BTW-briefje is dus wel degelijk een ondubbelzinnig bewijsstuk, aangezien het een document betreft dat door de BTW-reglementering is vereist. Opgemerkt dient echter te worden, dat de verplichting een BTW-briefje af te geven een verplichting voor de restauranthouder is, aangezien de consument in principe niet verplicht is het te bewaren, tenzij hij het achteraf als bewijsstuk moet overleggen.
Artikel 49 W.I.B. 92 luidt als volgt:
De Com.IB 49/20 verstrekt dienaangaande bijkomende informatie en verduidelijkingen, maar houdt ook beperkingen in.
“Als beroepskosten zijn aftrekbaar de kosten die de belastingplichtige in het belastbare tijdperk heeft gedaan of gedragen om de belastbare inkomsten te verkrijgen of te behouden en waarvan hij de echtheid en het bedrag verantwoordt door middel van bewijsstukken of, ingeval zulks niet mogelijk is, door alle andere door het gemeen recht toegelaten bewijsmiddelen, met uitzondering van de eed.”
49/20 “ ............ Deze regel [kosten die niet door bewijsstukken zijn verantwoord te laten aanvaarden door alle andere door het gemeen recht toegelaten bewijsmiddelen, met uitsluiting van de eed] moet omzichtig worden toegepast, vooral om te voorkomen dat de belastingplichtige er systematisch van afziet zijn bewijsstukken volledig of gedeeltelijk te bewaren.
“Als in het belastbare tijdperk gedaan of gedragen worden beschouwd : de kosten die in dat tijdperk werkelijk zijn betaald of gedragen of het karakter van zekere en vaststaande schulden of verliezen hebben verkregen en als zodanig zijn geboekt.”
Als kosten waarvoor er niet noodzakelijkerwijze bewijsstukken zijn vereist, kunnen worden vermeld:
Opdat een uitgave als beroepskosten kan worden beschouwd, moet dus allereerst worden nagegaan of de vier voorwaarden vervuld zijn. Ter herinnering, het betreft de volgende voorwaarden:
1° de kosten die men gewoonlijk rangschikt in de categorie van de representatiekosten; ............”
1. de uitgave moet verband houden met de uitoefening van de beroepsactiviteit;
Tot besluit kan men stellen dat de toepassing stricto sensu van dit artikel van het W.I.B./92 de controlerende ambtenaar gelijk geeft. Toch zou het mogelijk moeten zijn hem de echtheid van de kosten te doen aanvaarden door zich te baseren op de Com.IB 49/20 en hem een uitgavenstaat van een Visa-kaart als bewijsstuk te laten beschouwen. Ik vrees echter dat wanneer de controleur in het hangende geval bij zijn standpunt blijft, zal moeten worden overgestapt naar het volgende stadium van de klacht. Hoe dan ook, naar de toekomst toe zal men zich absoluut moeten richten naar de BTW-reglementering en de BTW-briefjes moeten bewaren die door de restauranthouders worden uitgereikt.
2. de uitgave moet gedaan of gedragen zijn tijdens het belastbare tijdperk; 3. de uitgave moet gedaan of gedragen zijn om de belastbare inkomsten te verkrijgen of te behouden; 4. de belastingplichtige moet de echtheid en het bedrag van de uitgave bewijzen door middel van bewijsstukken. Het probleem stelt zich ogenschijnlijk op het vlak van de vierde voorwaarde. Het antwoord op dit probleem is te vinden in de nrs 49/19 en 49/20 van de Com.IB.
P A C I O L I
N ° 1 5 4
B I B F
-
I P C F
7
1 - 1 4
D E C E M B E R
2 0 0 3
Voor U gelezen : SMET ( Patrick), Handboek roerende voorheffing, Kalmthout, Biblo, 2003, 526p. De roerende voorheffing is bijzonder actueel. Nog maar pas zijn ingrijpende wijzigingen doorgevoerd aan de vrijstellingen voor beursgenoteerde ondernemingen en “intragroeps”-banken (waaronder de coodinatiecentra). De roerende voorheffing is tevens een belangrijke belasting. Voor particulieren werkt ze “bevrijdend. Bij anderen wordt ze “verrekend”. Soms geldt een “vermindering”. En soms een “vrijstelling” of een “verzaking”. Meestal wordt ze “ingehouden”. Maar in verrassend veel gevallen is het de “genieter” van de inkomsten die voor de betaling instaat. De regels zijn bijzonder omslachtig, moeilijk toegankelijk en uitzonderlijk technisch. Zonder ervaring komt men er niet. Het “Handboek” behandelt de roerende voorheffing in al haar facetten. Met grondige beschouwingen over basis -principes. Kunnen roerende inkomsten belastbaar zijn als men geen eigenaar of vruchtgebruiker is? Wat als dividenden geen echte “inkomsten” zijn? Zijn inkomsten van “vastgoedcertificaten” wel belastbaar als intersten”? Wat is de “interest”- component bij automatisch converterende obligaties of bij “synthetische” beleggingsproducten ?
Het “Handboek” is daarnaast bijzonder praktisch. Hoe kunnen Belgische ondernemingen zich financieren op de internationale kapitaalmarkten zonder de kost van de RV te moeten dragen ? Werken “back-to-back” structuren anno 2003 nog? In welke gevallen biedt het X/N systeem een oplossing ? Het “Handboek” behandelt naast de nieuwe beleggingsproducten (trackers, index linked warrants, index participation units, enz…) ook het klassieke spaarboekjes, met inbegrip van de verrassende uitbreiding van de vrijgestelde schijf vanaf 2004. De auteur biedt nauwkeurig beredeneerde oplossingen en toetst die aan (vaak niet gepubliceerde) administratieve beslissingen en aan de karige rechtspraak. Kritische bedenkingen zijn er tevens bij de kwaliteit van de bestaande wetgeving. Op welke punten is het stelsel van de roerende voorheffing discriminerend, of strijdig met het Gemeenschapsrecht ? In welke zin moet de wet worden aangepast ? Een compleet naslagwerk dus, ook voor de toekomst. Prijs : 145 EUR ( incl. BTW) Hoe bestellen ? Uitgeverij Biblo Tel. : 0800.12683. – Fax : 0800.12633
Seminaries 06/01/2004 Universiteit Antwerpen (wilrijk)
Case study: interne meerwaarde, verkoop vruchtgebruik, recht van opstal Dhr. Peter Verbanck – docent Ehsal, fiscaal jurist
LBAB Tel : 0496/272.440 - Fax : 02/426.22.06
20/01/2004 Antwerpen
Aansprakelijkheid van bestuurders en zaakvoerders Dhr. Guy Poppe, advokaat
ACC VER LBC-NVK Tel : 03-2208753 - Fax : 03-2316664
22/01/2004 Kasterlee
De uitbreng in natura Dhr. Gislenus Bats, bedrijfsrevisor, prof. Ehsal, gastprof. U.Gent
KBAB Tel : 014/41.61.46 - Fax : 014/71.02.67
De toelichting bij de jaarrekening. Dhr. Caluwaerts – Dhr. De Puysseleyr Dhr. Ostyn, bedrijfrevisoren
MAB Tel : 015/62 31 10 - Fax : 015/62 18 48
24/01/2004 Sint-Katelijne-Waver
Contact ■ Boekhouder BIBF is op zoek naar een (eventuele beginnende) collega om enkele dossiers in onderaanneming te beheren. Goede kennis Frans noodzakelijk (noordrand Brussel). Tel. : 02/460.23.57 ■ Boekhoudkantoor wenst cliënteel uit te breiden via overname dossiers in de regio Leuven-Mechelen- Aarschot- Heist o/d Berg. Ook mogelijkheid tot samenwerking. Tel. : 0496/23.00.12 ■ Boekhoudkantoor te Brussel zoekt tweetalige en dynamische boekhouder (M/V) voor het beheer van boekhouddossiers. Professionele ervaring gewenst. Schriftelijke sollicitatie verzenden naar : DBM -Tax & Accounting, Louizalaan,453 bus 9 – 1050 Brussel
■ Over te nemen, omgeving Lier, boekhouddossiers eenmanszaken en vennootschappen wegens gezondheidsredenen. Enkel ernstige kandidaten komen in aanmerking. Ref. : 154/02 ■ Boekhoudkantoor wenst cliënteel uit te breiden via de overname van dossiers of klein kantoor. Dendermonde, Aalst, Ninove-Asse, Ternat, Lennik, Dilbeek, Halle en omstreken. Tel. : 053/66.50.28 (9u-12u en 14u30-19u) ■ Boekhoudkantoor zoekt voor uitbreiding van zijn activiteiten overname van een kantoor op de as Antwerpen – Waasland – Gent. Modaliteiten te bespreken. • Tel. : 03/755.34.77 – 0475/825.665
Noch deze publicatie, noch gedeelten van deze publicatie mogen worden gereproduceerd of opgeslagen in een retrievalsysteem, en evenmin worden overgedragen in welke vorm of op welke wijze ook, elektronisch, mechanisch of door middel van fotokopieën, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De redactie staat in voor de betrouwbaarheid van de in haar uitgaven opgenomen info, waarvoor zij echter niet aansprakelijk kan worden gesteld. V e r a n t w o o r d e l i j k e u i t g e v e r: Marcel-Jean PAQUET, B.I.B.F. - Legrandlaan 45, 1050 Brussel • Tel. 02 626 03 80 • Fax 02 626 03 90 • E-mail:
[email protected] • Url: www.bibf.be. R e d a c t i e : Valérie CARLIER, Geert LENAERTS, José PATTYN. A d v i e s r a a d : Professor P. MICHEL, Ecole d'Administration des Affaires de l'Université de Liège, Professor C. LEFEBVRE, Katholieke Universiteit Leuven. 1 - 1 4
D E C E M B E R
2 0 0 3
8
P A C I O L I
N ° 1 5 4
B I B F
-
I P C F