BULLETIN
VAN HET
BEROEPSINSTITUUT
VAN ERKENDE
BOEKHOUDERS
FISCALISTEN
EN
Nieuw stelsel van de v.z.w.’s en de stichtingen : naar een gemeenschappelijk recht voor de vennootschappen en de verenigingen? TWEEDE DEEL: NIEUW STELSEL VAN DE STICHTINGEN
voortvloeit uit een combinatie van de wil van verscheidene stichters1. Het ontbreken van een algemene vergadering van de vennoten om het beheer te controleren, heeft tot gevolg dat de interne controle van het beheer wordt vervangen door externe controlemechanismen die kunnen worden ingesteld door de statuten en die voortvloeien uit de wet die bijzondere bevoegdheden toekent, zoals die om de bestuurders te benoemen en nalatige bestuurders af te zetten of te beschikken over de goederen van de stichting in strijd met de bestemming ervan of voor doeleinden die strijdig zijn met de statuten (artikel 43).
I. Essentiële bestanddelen van de stichting 1. Private stichting 1- De stichting, die geregeld wordt door titel II van de wet betreffende de V.Z.W.’s, de I.V.Z.W.’s en de stichtingen, is een rechtspersoon die voortvloeit uit een eenzijdige rechtshandeling (1) waardoor een of meer stichters, natuurlijke of rechtspersonen een vermogen aanwenden (2) ter verwezenlijking van een bepaald belangeloos doel (3).
1.1. Een eenzijdige rechtshandeling 2- Artikel 27 van de wet onderstreept dat de stichting “geen leden noch vennoten kent”. In tegenstelling met de V.Z.W. is de stichting geen contract dat voortvloeit uit de toestemming van ten minste drie personen (artikel 2, lid 1,3 ° en lid 2). Zij blijft het resultaat van een eenzijdige wilsverklaring, zelfs indien zij 1
I
N ° 1 3 6
B I B F
-
I P C F
H
O
U
D
• Flash
1
• Nieuw stelsel van de v.z.w.’s en de stichtingen : naar een gemeenschappelijk recht voor de vennootschappen en de verenigingen? 1
P. NICAISE en I. BANMEYER, “Les fondations” in Le nouveau droit des A.S.B.L. et fondations, la loi du 2 mai 2002, Uitgeverij BRUYLANT 2002, blz. 239; PH. T'KINT, “Les fondations comparées aux A.S.B.L. d'après la loi du 2 mai 2002 sur les associations sans but lucratif, les associations internationales sans but lucratif et les établissements d'utilité” in Non-marchands, la nouvelle législation sur les A.S.B.L., Uitgeverij DE BOECK 2002, nr. 10, blz. 78.
P A C I O L I
N
1
• Seminaries
7
• Contact
8
1 5
F E B R U A R I
2 0 0 3
Afgiftekantoor Luik X • Tweewekelijks
FLASH
Beste leden en stagiairs Naar aanleiding van zijn tiende verjaardag heeft het BIBF het genoegen U uit te nodigen op een studiedag die zal doorgaan op 28 maart 2003 te Brussel met als thema: "De plaats van de erkende boekhouder-fiscalist in het socio-economisch landschap : actualia en toekomstperspectieven". Als bijlage vindt U een uitnodiging voor deze studiedag. Hierin vindt U alle praktische informatie. Ook op onze website "www.bibf.be" berichten we over deze manifestatie. We hopen U daar te mogen ontmoeten.
De stichting kan worden gecreëerd onder levenden of wegens overlijden2. De eenzijdige handeling waarbij de stichting wordt opgericht kan zowel uitgaan van een natuurlijk persoon als van een rechtspersoon. In haar nieuwe versie zou de Belgische wet de oprichting kunnen aanmoedigen van private stichtingen door burgerlijke en handelsvennootschappen, openbare ondernemingen, V.Z.W.’s of ziekenfondsen zoals de Franse wetgever met succes heeft gedaan door de “fondations d’entreprises” op te richten naast de stichtingen erkend als zijnde van openbaar nut 3.
De kwalificatie als inbreng om niet sui generis wordt het best weerspiegeld in de gevallen die werden beoogd bij de parlementaire voorbereiding inzake de private stichtingen; zo: - is in het geval van een stichting die wordt opgericht door de ouders van een gehandicapt kind met de bedoeling te voorzien in de behoeften van het kind de begunstigde van de handeling niet de stichting zelf, wat de vrijgevige intentie uitsluit. Het gaat hier trouwens niet om een wederkerige handeling bij gebrek aan tegenprestatie ten bate van de ouders zelf die voor rekening van de stichting komt; - is er in het geval van een stichting die wordt opgericht met het doel het voortbestaan of het goede beheer van een familiaal vermogen of van een onderneming te verzekeren evenmin een vrijgevige intentie, maar enkel de wens dat dit gedeelte van het vermogen niet wordt versnipperd.
1.2. De aanwending van een vermogen i. Aard van de inbreng van goederen in een stichting 3- In tegenstelling met V.Z.W.’s impliceren stichtingen noodzakelijkerwijze de aanwending van een materieel of immaterieel roerend of onroerend vermogen ter verwezenlijking van een bepaald belangeloos doel. Het betreft hier een essentieel bestanddeel waarvan het bestaan moet worden nagegaan door de notaris die belast is met het opstellen van de authentieke akte (artikel 27). De wet bepaalt geen minimum voor de gift en eist niet dat zij de inkomsten genereert die nodig zijn voor de werking van de rechtspersoon. Het is een stichting trouwens niet verboden andere middelen te gebruiken dan de inkomsten die worden opgebracht door het kapitaal. In tegenstelling met de V.Z.W. mag de stichting daarentegen als hoofdactiviteit industriële of commerciële activiteiten uitoefenen, op voorwaarde dat de opbrengsten ervan worden aangewend voor haar belangeloos doel4. De wet staat dus toe zowel “kapitaalstichtingen” als “ondernemingsstichtingen” op te richten, waarvan de inkomsten die nodig zijn ter verwezenlijking van het doel niet door het kapitaal worden gegenereerd maar door hun activiteiten die industrieel of commercieel kunnen zijn5-6. De inbreng van goederen in een stichting is noch een inbreng in een vennootschap - de inbrenger ontvangt geen aandelen of andere vennootschapsrechten in ruil voor zijn inbreng - noch een schenking in de zin van artikel 894 van het Burgerlijk Wetboek, bij gebrek aan aanvaarding vanwege de begunstigde en van animus donandi in hoofde van de stichter. De overdracht wordt beschouwd als een handeling om niet sui generis7. 2
3
4
5
6
7
1 5
ii. Beding van terugkeer van het vermogen 4- De aanwending van het vermogen dat in de stichting is ingebracht is niet noodzakelijk onherroepelijk. Artikel 28 betreffende de verplichte vermeldingen in de statuten bevat in feite een belangrijke basisregel, met name in het geval van private stichtingen die worden opgericht met het doel een nalatenschap te plannen door het volgende te bepalen: "6°. De bestemming van het vermogen bij ontbinding, dat tot een ideëel doel moet worden aangewend. De statuten kunnen evenwel erin voorzien dat, wanneer het belangeloos doel van de stichting is verwezenlijkt, de stichter of zijn rechthebbenden een bedrag gelijk aan de waarde van de goederen of de goederen zelf terugnemen die de stichter aan de verwezenlijking van dat doel heeft besteed". De onttrekking van het vermogen aan zijn vroegere bestemming en de terugkeer ervan kunnen dus gebeuren hetzij ten bate van de stichter zelf, hetzij van zijn rechthebbenden en dit voor zover de beide voorwaarden, bepaald door artikel 28-6° zijn vervuld, namelijk enerzijds dat deze onttrekking aan de vroegere bestemming uitdrukkelijk door de statuten is voorzien en anderzijds dat het belangeloos doel van de stichting is verwezenlijkt. Enkel de stichtingen waarvan het doel in de tijd kan worden beperkt, zullen dus een dergelijke onttrekking aan de vroegere bestemming kunnen voorzien, wat niet het geval zal zijn voor het merendeel van de stichtingen die zijn opgericht met het oog
De mogelijkheid om een stichting op te richten via een eigenhandig geschreven testament, bepaald in het vroegere artikel 27 van de wet van 27 juni 1921 betreffende de openbare instellingen is geschrapt. De testamentaire stichting vereist voortaan een authentieke akte. Loi n° 90-559 du 4 juillet 1990 créant les fondations d'entreprises et modifiant les dispositions de la loi n° 87-571 du 23 juillet 1987 sur le développement du mécénat relative aux fondations, JO nr. 155 van 6 juli 1990. T'KINT, op. cit., blz. 69; de administratieve praktijk voor de instellingen van openbaar nut die werd geregeld door de wet van 1921 in haar vroegere versie legde een oorspronkelijke gift op met een minimumwaarde van 25.000 € (1.000.000 BEF). Deze terminologie die een onderscheid maakt tussen ondernemingsstichtingen en kapitaalstichtingen mag niet worden verward met de terminologie van de Franse wet die in een verschillend wetgevend kader een onderscheid maakt tussen ondernemingsstichtingen en stichtingen die zijn erkend als zijnde van openbaar nut (loi n° 90-559 du 4 juillet 1990 créant les fondations d'entreprises et modifiant les disposions de la loi n° 87-571 du 23 juillet 1987 sur le développement du mécénat relative aux fondations, JO nr. 155 van 6 juli 90). De zogenaamde regel van “de dode hand” die de instellingen van openbaar nut verbood in eigendom of anderszins andere onroerende goederen te bezitten dan diegene welke tot het vervullen van hun opdracht nodig waren (vroeger artikel 35 van de wet van 27 juni 1921) is afgeschaft. De wet staat dus toe dat de onroerende goederen onrechtstreeks worden aangewend voor het belangeloos doel, op voorwaarde dat deze onrechtstreekse aanwending door de statuten is toegestaan. Teneinde dienaangaande elke betwisting te voorkomen, moet in de statuten speciaal de mogelijkheid worden voorzien om de inkomsten van de onroerende goederen onrechtstreeks aan te wenden voor het bepaalde belangeloos doel. Het valt te betreuren dat de uitsluiting van de kwalificatie als gift niet formeel is voorzien door de fiscale bepalingen van de wet van 2 mei 2002 en er dienaangaande een bepaalde onzekerheid blijft bestaan. De toepassing van een schenkingsrecht tegen een tarief van 30 à 80 % zou de inbrengen om niet vanwege natuurlijke personen of vennootschappen in private stichtingen immers elk economisch belang ontnemen. Zie dienaangaande J. MALHERBE en M. DE LA SERNA, “Fondation belge trust et fondations étrangère- régime fiscal” in Le nouveau droit des A.S.B.L. et les fondations, la loi du 2 mai 2002, Uitgeverij BRUYLANT, blz. 353. Deze auteurs analyseren onder meer de draagwijdte van artikel 140, 3° bis dat door de wet van 2 mei 2002 is opgenomen in het Wetboek der Registratierechten.
F E B R U A R I
2 0 0 3
2
P A C I O L I
N ° 1 3 6
B I B F
-
I P C F
De stichting kan dus als hoofdactiviteit een industriële of commerciële activiteit uitoefenen, op voorwaarde dat de opbrengst van deze activiteit wordt aangewend voor de verwezenlijking van haar doel. De toelating om een stoffelijk voordeel te verschaffen aan een derde wanneer het de verwezenlijking zelf betreft van het belangeloos doel wordt in de parlementaire voorbereiding verantwoord door het in aanmerking nemen van het geval van de oprichting van en stichting door de ouders van een gehandicapt kind met het doel te voorzien in de behoeften van dat kind. Zodoende zal het de stichting zijn toegestaan aan de persoon, die handelingsonbekwaam is, een rente uit te keren11.
op de verwezenlijking van een werk van liefdadige, wetenschappelijke of artistieke aard. Deze bepaling beoogt met name het geval van de private stichting die is opgericht door de ouders van een gehandicapt kind, waarvan het doel zal worden verwezenlijkt in geval van het vooroverlijden van de gehandicapte persoon. Dit zal ook het geval zijn voor de stichting die is opgericht om tijdens een bepaalde termijn het familiale karakter of de samenhang van een onderneming te behouden8.
1.3. Een bepaald belangeloos doel i. Winstoogmerk en belangeloos doel
ii. Belangeloos doel en economische activiteit van de stichting
5- Het ontbreken van een winstoogmerk dat kenmerkend is voor de V.Z.W. mag niet worden verward met het belangeloze doel van de stichting. Volgens artikel 1 van de wet is de vereniging zonder winstoogmerk deze die geen industriële of commerciële activiteiten uitoefent en die er niet naar streeft aan haar leden een stoffelijk voordeel te verschaffen. Deze twee criteria zijn cumulatief en impliceren dat de uitoefening door een V.Z.W. van een industriële of commerciële activiteit afhankelijk is van drie voorwaarden: - de middelen die voor deze activiteiten worden aangewend, moeten bijkomstig zijn in vergelijking met die welke worden aangewend voor de niet-economische activiteiten; - de industriële of commerciële activiteiten moeten noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van het belangeloze doel of op zijn minst verband houden met de hoofdactiviteit; - de winst die daaruit voortvloeit, moet worden aangewend voor de belangeloze doelstellingen die door de vereniging worden nagestreefd9-10. Artikel 27 van de wet bepaalt wat onder het belangeloos doel van de stichting moet worden verstaan door enkel het tweede criterium van artikel 1 betreffende de V.Z.W.’s te behouden, namelijk het verbod om een stoffelijk voordeel te verschaffen “aan de stichters, de bestuurders, of enig ander persoon, behalve, in dit laatste geval, indien dit kadert in de verwezenlijking van het belangeloos doel”.
8
9
10
11 12
13
6- Bij het opstellen van de statuten dient men zich te richten naar artikel 28-3° door een zorgvuldig onderscheid te maken tussen de doeleinden waarvoor de stichting is opgericht en haar voorwerp, namelijk “de activiteiten die zij beoogt om die doeleinden te bereiken”12.
2. Stichting van openbaar nut 7- De stichting van openbaar nut wordt geregeld door de basisvoorwaarden die wij hiervoor hebben onderzocht voor de private stichtingen: eenzijdige handeling, aanwending van een vermogen voor een bepaald belangeloos doel. In vergelijking met de private stichting vertoont zij de volgende specifieke kenmerken: - om te worden erkend als zijnde van openbaar nut moet de stichting een doel hebben dat van algemeen belang is en moet zij gericht zijn op “de verwezenlijking van een werk van filantropische, levensbeschouwelijke, religieuze, wetenschappelijke, artistieke, pedagogische of culturele aard”13 ; - terwijl de private stichting rechtspersoonlijkheid verkrijgt vanaf de dag dat haar statuten en de akten betreffende de benoeming van de bestuurders worden neergelegd, verkrijgt
Men kan ook het geval beschouwen van de stichter en hoofdaandeelhouder van een vennootschap die de effecten welke het kapitaal vertegenwoordigen zou inbrengen in een stichting met het oog op de uitgifte van certificaten die tot bij zijn overlijden in het bezit zijn van bepaalde leden van zijn familie. De stichting die op dat ogenblik geen doel meer heeft, zou dan kunnen worden ontbonden en de effecten zouden niet worden aangewend tot een belangeloos doel maar terugkeren naar de rechthebbenden van de stichter. Deze drie voorwaarden stemmen overeen met de meerderheidsstelling die berust op de rechtspraak van het Hof van Cassatie: Cass., 3 oktober 1996, Pas. 96, I, 350. De definitie van de V.Z.W. blijft echter een uiterst controversiële problematiek. Sommige auteurs zijn van oordeel dat een V.Z.W. als hoofdactiviteit commerciële of industriële activiteiten mag uitoefenen, met als enige voorwaarde dat de opbrengst van die activiteiten wordt aangewend ter verwezenlijking van het belangeloos doel. Met andere woorden, de commerciële activiteit moet niet bijkomstig zijn in vergelijking met een niet-commerciële hoofdactiviteit, maar in vergelijking met het doel en met de verwezenlijking van de doelstellingen van de vereniging. M. COIPEL, “Le rôle économique des A.S.B.L. au regard du droit des sociétés et de la comestibilité” in Les A.S.B.L. – Evaluation critique d'un succès, in Story Sciencia 1985, blz. 109 en 110; M. DAVALGE, Memento des A.S.B.L. 2002, Uitgeverij KLUWER, blz. 53; Luik, 22 december 2000, R.P.S. 2001, 307; Koophandel Brussel, 7 november 2000, R.P.S. 2001, blz. 398. Deze stelling maakt het mogelijk de definitie van de V.Z.W. te verzoenen met de praktijk op het terrein want tal van verenigingen oefenen in feite commerciële activiteiten uit die niet bijkomstig zijn zoals de exploitatie van een rusthuis of van een sportcomplex. De tweede voorwaarde, bepaald door artikel 1 - het verbod om een stoffelijk voordeel te verschaffen aan de leden - wordt doorgaans geïnterpreteerd als het verbod om een winst in de strikte betekenis van het woord uit te keren, dat wil zeggende rechtstreekse vermogensvoordelen. Aan de leden mag echter wel een onrechtstreekse vermogensvoordeel worden uitgekeerd. Dit is bijvoorbeeld het geval met een club die het mogelijk maakt een sport te beoefenen in minder dure omstandigheden of met een vereniging die haar leden de kans geeft een korting te genieten op de uitgaven inzake beroepsopleiding. Ph. T'KINT, “Les associations sans but lucratif”, Répertoire Notarial, T. XIV, Livre IX, Uitgeverij Larcier 1999, nr. 55, blz. 83. De verschillende interpretaties bestaan echter ook aangaande het verbod om de leden een stoffelijk voordeel te verschaffen. Bepaalde auteurs zijn voorstander van een beperkende opvatting van het toepassingsgebied van de wet betreffende de V.Z.W.’s door de mogelijkheid uit te sluiten voor de leden om een onrechtstreeks voordeel te genieten (P. VAN OMMESLAGHE en X. DIEUX, Examen de jurisprudence “Les sociétés commerciales”, R.C.J.B. 1992, nr. 1, blz. 582. P. NICAISE en I. BANMEYER, op. cit. blz. 240; Parl. St. Senaat 2000-2001, 283/13, blz. 35 van 74. Een private stichting die is opgericht met het oog op de planning van een nalatenschap kan bijgevolg als doel de verkrijging en het behoud hebben van de eigendom van effecten waarvoor zij certificaten uitgeeft. De activiteit van de stichting zal samenvallen met haar hoedanigheid van emittent van certificaten, namelijk in hoofdzaak behalve de verrichtingen inzake de uitgifte van certificaten, de uitoefening van alle rechten die aan de effecten verbonden zijn en de uitkering van de dividenden. Deze activiteit mag niet worden verward met het belangeloze doel dat kan bestaan in het behoud van het familiale karakter van de onderneming. De wet van 2 mei 2002 voegt enkel de werken van levensbeschouwelijke en culturele aard toe aan diegene die voorzien waren in het vroegere artikel 27 betreffende de instellingen van openbaar nut.
P A C I O L I
N ° 1 3 6
B I B F
-
I P C F
3
1 5
F E B R U A R I
2 0 0 3
De emittent van de certificaten is de enige eigenaar van de gecertificeerde effecten. De certificatie omvat dus geen enkele splitsing van de eigendom19. Zij leidt tot een economische splitsing van de gecertificeerde effecten tussen enerzijds de uitoefening van de rechten - en met name van het stemrecht - die aan de effecten zijn verbonden en anderzijds de inning van elke opbrengst of inkomen van de effecten. Behoudens andersluidende bepaling kan de emittent van certificaten de effecten waarop de certificaten betrekking hebben, niet overdragen (artikel 503 van het Wetboek van Vennootschappen). Behoudens andersluidende bepalingen kunnen de certificaten op ieder ogenblik worden omgewisseld tegen aandelen of deelbewijzen waarop zij betrekking hebben. De omwisseling of de omzetting leidt tot de “decertificatie” van de effecten en maakt dus een einde aan de overeenkomst. Niettegenstaande enige andersluidende bepaling kan de omwisseling op ieder ogenblik worden verkregen door elke houder van een certificaat indien de emittent zijn verplichtingen jegens hem niet nakomt of zijn belangen op ernstige wijze worden verwaarloosd (artikel 503, § 1 in fine van het Wetboek van Vennootschappen). Bedingen die de omwisseling verbieden, moeten beperkt zijn in de tijd. De wet bepaalt geen termijn die aanvaardbaar wordt geacht. Op het vlak van de planning van een nalatenschap zou een termijn in de orde van dertig jaar helemaal niet abnormaal zijn, gelet op het oogmerk van de verrichting20. Bij gebrek aan enige precisering in de wet zou men moeten aannemen dat een beding dat de omwisseling tijdens het leven van een persoon verbiedt, geoorloofd is21.
de stichting van openbaar nut pas rechtspersoonlijkheid op de datum van het koninklijk besluit waarbij zij wordt erkend (artikel 29, § 2) ; - stichtingen van openbaar nut staan onder de controle van de Minister van Justitie, die belast is met het goedkeuren van de oorspronkelijke statuten en van de statutaire wijzigingen, bedoeld door artikel 30, § 2 en met het bijhouden van het dossier van de stichting14(artikel 31, § 2); - enkel de grote private stichtingen moeten hun jaarrekening neerleggen bij de Nationale Bank (artikel 37, § 6). De stichtingen erkend als zijnde van openbaar nut moeten hun jaarrekening enkel neerleggen bij de Minister van Justitie15.
II. Private stichting en certificatie van effecten 1. Vormt de private stichting het geschikte middel voor de certificatie van effecten ? 1.1. De techniek van de certificatie 8- De techniek van de certificatie van effecten werd ingevoerd door de wet van 15 juli 1998 die de Nederlandse praktijk van “het administratiekantoor” omzette in Belgisch recht. Het betreft hier een contract, gesloten tussen een rechtspersoon, “de emittent” genoemd die zich ertoe verbindt aan een persoon, "de houder", alle opbrengsten en inkomsten te bezorgen van de effecten in een naamloze vennootschap of een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, die hij al in zijn bezit heeft of waarvan de toonder hem de eigendom overdraagt. Een instrument, het certificaat genoemd, constateert de schuldvordering van de houder op de emittent en wordt aan de houder overhandigd. Dit certificaat kan aan toonder, op naam of gedematerialiseerd zijn16. Deze wet streefde een tweeledig doel na: - de planning van de nalatenschap: een juridisch kader creëren dat het mogelijk maakt het voortbestaan van de kleine en middelgrote ondernemingen te verzekeren en te voorkomen dat zij verdwijnen - met name ingeval de ondernemer overlijdt - door de controle over de onderneming los te koppelen van de inkomsten die eruit voortvloeien17 ; - de bescherming van de controle: namelijk de controle en de stabiliteit van de aandeelhoudersstructuur van de beursgenoteerde vennootschappen te verzekeren door ze te beschermen tegen openbare overnameaanbiedingen of andere vijandige verkrijgingen van de controle18.
14 15
16
17 18 19 20 21 22
1 5
1.2. De private stichting als “administratiekantoor” van gecertificeerde effecten 9- In het Belgische arsenaal van wetten en reglementen ontbreekt een fiduciaire structuur die het geschikte middel kan vormen voor de certificatie van effecten, namelijk een instelling die de stabiliteit en de onafzetbaarheid garandeert van de entiteit die de certificaten uitgeeft. In zijn advies betreffende het wetsontwerp was de Raad van State van oordeel dat de certificatie van effecten van vennootschappen naar het voorbeeld van de “stichting” naar Nederlands recht niet het doeleinde kon zijn van een private stichting met als reden dat in geval van ontbinding van de stichting het netto-actief moest vervallen volgens het beginsel van de bestemming van de betrokkenen 22.
Dat in tegenstelling met de private stichtingen dus niet wordt bijgehouden op de griffie van de Rechtbank van Eerste Aanleg. Deze verschillende behandeling is verbazingwekkend aangezien men zou kunnen denken dat deze stichtingen, gelet op hun karakter van openbaar nut, onderworpen zouden zijn aan strengere controlemaatregelen dan die welke van toepassing zijn op de private stichtingen. P. NICAISE en I. BANMEYER, op. cit., blz. 261. Het certificaat dat betrekking heeft op aandelen op naam kan niet de vorm aannemen van een certificaat aan toonder (artikel 503, lid 1 van het Wetboek van Vennootschappen). Memorie van toelichting van de wet van 15 juli 1998, Parl. St. Kamer 1997 – 1430/1, blz. 1. H.P. LEMAÎTRE en M. DALLE, “La certification du titre émis par des sociétés commerciales”, J.T., 1999, blz. 417. Memorie van toelichting, Parl. St. Kamer, 97/98, 1430/1, blz. 5. M. VAN BEIRS, “La certification de titres” in IDEFISC, dossier thématique, blz. 7. M. VAN BEIRS, “La certification de titres” in IDEFISC, dossier thématique, blz. 7. Advies van de Raad van State betreffende het wetsontwerp van februari 1998, Parl. St. Kamer 1998-1999, nr. 1854/1, blz. 69; F. DE BAUW, Séminaire skyroom events van 18 november 1998, “La procédure belge de certification de titres – aspects des droits des sociétés”, nr. 35, blz. 11.
F E B R U A R I
2 0 0 3
4
P A C I O L I
N ° 1 3 6
B I B F
-
I P C F
De wetgever heeft tijdens de hele parlementaire voorbereiding echter zijn duidelijke en vaststaande wil bevestigd om van de private stichting dat fameuze “geschikte middel” te maken voor de certificatie van effecten23. Aan het bezwaar van de Raad van State werd tegemoetgekomen in de definitieve tekst van de wet, die zoals wij hiervoor al aanstipten, in artikel 28-6° de mogelijkheid voorziet om in de statuten een beding van terugkeer van het vermogen op te nemen ten bate van de stichter of van zijn rechthebbenden wanneer het belangeloos doel van de stichting is verwezenlijkt. Niets verbiedt dus in het geval van een private stichting die is opgericht met het oog op de planning van een nalatenschap te voorzien in een beding van terugkeer van de volle eigendom van de gecertificeerde effecten ten bate van de stichter of van zijn rechthebbenden. Het belangeloos doel van de private stichting impliceert overigens enkel het verbod om een rechtstreeks stoffelijk voordeel te verschaffen en niet om als hoofdactiviteit een industriële of commerciële activiteit uit te oefenen. De notaris die belast is met het opstellen van de authentieke akte zal echter moeten nagaan of de successieplanning wordt verantwoord door een belangeloos doel in de zin van artikel 27 van de wet 24. Daar de private stichting geen leden of vennoten heeft, is zij weldegelijk de geschikte fiduciaire structuur voor de techniek van de certificatie van effecten. De stabiliteit van de aandeelhoudersstructuur is verzekerd door het verbod voor de emittent van certificaten om de onderliggende effecten over te dragen en de samenhang van het beheer vloeit voort uit het feit dat het stemrecht dat door de emittent wordt uitgeoefend verenigd is in één enkele hand. De statuten van een stichting waarvan het voorwerp bestaat in het beheer van gecertificeerde effecten en waarvan het belangeloos doel het behoud is van het familiale karakter van een onderneming zullen de volgende specifieke bedingen moeten bevatten: - overeenkomstig artikel 28 – 6° moeten de statuten een beding van terugkeer van het aangewende vermogen bevatten nadat het doel van de stichting is verwezenlijkt. Voorts moeten ook de modaliteiten worden bepaald van de terugname van de gecertificeerde effecten door de stichter of door zijn rechthebbenden; - teneinde te verzekeren dat de rechten die aan de aandelen zijn verbonden derwijze gebruikt worden dat de belangen van de vennootschap gegarandeerd worden, kan in de statuten een mechanisme tot controle van het door de bestuurders van de stichting uitgeoefende beheer worden ingesteld (artikel 28 – 5° a, b, c)25. 23 24 25
26 27
III. Belastingstelsel van de stichting 1. Andere stichting dan de stichting - administratiekantoor van de gecertificeerde effecten 1.1. Taks tot vergoeding van de successierechten 10- De wet van 2 mei 2002 wijzigt de artikelen 147 en volgende van het Wetboek der Successierechten teneinde de private stichtingen te onderwerpen aan de jaarlijkse taks tot vergoeding van de successierechten die al van toepassing is op de V.Z.W.’s (artikel 148 - 3° W. Succ.)26. De taks van 0,17% (artikel 152 W. Succ.) is verschuldigd op het geheel van de bezittingen van de private stichting. De wet wijzigt zodoende de grondslag van de belasting die enkel verschuldigd was op de boedel van de in BELGIË bezeten goederen (artikel 150 W. Succ.). Blijven echter uitgesloten de belastbare bezittingen, de onroerende goederen die in het buitenland zijn gelegen (artikel 150 - 4° W. Succ.)27.
1.2. Stelsel van de inbreng om niet van goederen in een stichting 11- Een tussenkomst van de wetgever is vereist om het probleem op te helderen van de rechten die verschuldigd zijn ter gelegenheid van de overdracht van vermogen ten bate van een private stichting teneinde te garanderen dat deze verrichting niet wordt onderworpen aan de registratierechten betreffende de schenkingen, waarvan de tarieven liggen tussen 30 en 80%, wat het belang van de nieuwe instelling die is opgericht krachtens de wet van 2 mei 2002 volledig zou ondermijnen. Die wet creëert zelf de onzekerheid door in artikel 140 - 3° bis W. Reg. te bepalen dat de schenkingsrechten, bepaald in artikel 131 W. Reg. worden verminderd tot het algemeen vast recht “voor de inbrengen om niet aan private stichtingen en stichtingen van openbaar nut of aan rechtspersonen als bedoeld onder 2°, indien de inbrenger zelf een private stichting of stichting van openbaar nut of een dezer rechtspersonen is”. Deze vermindering is enkel van toepassing wanneer de inbreng gebeurt door een stichting van openbaar nut, een V.Z.W., een ziekenfonds, een beroepsvereniging of een internationale vereniging met wetenschappelijk doel. Bijgevolg rijst de vraag of dit betekent dat de inbrengen om niet aan een stichting door natuurlijke personen, vennootschappen of private stichtingen ten bate van een private stichting onderworpen zijn aan de registratierechten, bepaald in artikel 138 W. Reg. Dit is beslist niet de bedoeling van de wetgever die bij de parlementaire voorbereiding een onderscheid heeft willen maken tussen de inbreng om niet aan een stichting en de schenking.
Memorie van toelichting, Parl. St. Kamer, 1854 / 1-1998-1999, blz. 24; Parl. St. Senaat, 2000-2001, 283/13, blz. 36. Handelingen Senaat, gewone zitting 2000-2001, nr. 2-123, blz. 8. De certificatieovereenkomst zal ook moeten voldoen aan deze doelstellingen qua stabiliteit en samenhang. Zij mag de overdracht van de effecten door de emittent niet toestaan. Het verbod van omwisseling moet in de tijd worden beperkt. Deze periode moet worden bepaald volgens het nagestreefde doel. Zoals al eerder aangestipt, zal zij mogen overeenstemmen met de levensduur van de stichter. TH. T'KINT, op. cit., nr. 2.2, blz. 67. Krachtens artikel 148 bis zijn de private stichtingen waarvan de bezittingen niet meer bedragen dan 25.000 € niet onderworpen aan de taks. Bijgevolg zijn de in het buitenland gedeponeerde effecten aan toonder dus in principe onderworpen aan de taks tot vergoeding van de successierechten.. J. MALHERBE en M. DE LA SERNA, op. cit., blz. 347; K. VAN DUYSE, “Het Belgisch administratiekantoor geen doodgeboren kind ?”, T.F.R. 2000, nr. 175, blz. 107.
P A C I O L I
N ° 1 3 6
B I B F
-
I P C F
5
1 5
F E B R U A R I
2 0 0 3
Hij heeft geoordeeld bevoegd te zijn inzake de inbrengen om niet, terwijl de bevoegdheid inzake de schenkingen op 1 januari 2002 werd overgedragen aan de Gewesten, overeenkomstig het Polycarpusakkoord28. Niet wat de inbrengen om niet betreft ter gelegenheid van de oprichting van de stichting maar met betrekking tot de echte schenkingen aan die stichting zouden de verschillende gewestelijke wetgevers moeten beslissen tot een vermindering van het tarief van de schenkingsrechten 29.
2.1. Rechtspersonenbelasting - Toepassingsvoorwaarden
13- Volgens artikel 150 - 5° van het Wetboek der Successierechten zoals gewijzigd door de wet van 2 mei 2002 zijn niet begrepen in het vermogen dat onderworpen is aan de taks tot vergoeding van de successierechten: “de effecten uitgegeven door handelsvennootschappen waarvan de vereniging of stichting als bezitter-emittent wordt aangemerkt krachtens artikel 3 van de wet van 15 juli 1998 betreffende de certificatie van effecten uitgegeven door handelsvennootschappen, op voorwaarde dat de certificaten krachtens artikel 13, § 1, eerste lid, van dezelfde wet voor de toepassing van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 gelijkgesteld worden met de effecten waarop ze betrekking hebben”. Door enkel te verwijzen naar artikel 3 van de wet van 15 juli 1998 en niet naar de artikelen 3 en 9, sluit de wetgever van de belastinggrondslag enkel de effecten uit die zijn uitgegeven door een NV en niet diegene die zijn uitgegeven door een BVBA. Het betreft hier klaarblijkelijk een gewone vergetelheid en niet een opzettelijke bedoeling om de vrijstelling te beperken tot de stichtingen die de effecten van een NV certificeren32
2. Belastingstelsel van de stichting - administratie gecertificeerde effecten 2.1. Rechtspersonenbelasting - Toepassingsvoorwaarden 12- De wet van 2 mei 2002 vult artikel 181, lid 1 W.I.B./92 als volgt aan: “Aan de vennootschapsbelasting zijn ook niet onderworpen, verenigingen zonder winstoogmerk en andere rechtspersonen die geen winstoogmerk nastreven en … 8° opgericht zijn met toepassing van de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen, voor zover hun activiteit louter bestaat in certificatie in de zin van de wet van 15 juli 1998 betreffende de certificatie van effecten uitgegeven door handelsvennootschappen, en de door hen uitgegeven certificaten, krachtens artikel 13, § 1, eerste lid van dezelfde wet voor de toepassing van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 gelijkgesteld worden met de effecten waarop ze betrekking hebben”. De stichtingen zijn onderworpen aan de rechtspersonenbelasting en niet aan de vennootschapsbelasting (220- 3° W.I.B./92) voor zover de volgende voorwaarden zijn vervuld : 1°. de stichting moet zijn opgericht met toepassing van de wet van 25 juni 1921 betreffende de V.Z.W.’s, de I.V.Z.W.’s en de stichtingen30. 2°. de stichting moet als uitsluitend doel een activiteit inzake de certificatie van effecten hebben in de zin van de wet van 15 juli 1998 betreffende de certificatie van effecten uitgegeven door handelsvennootschappen; 3°. de certificaten moeten fiscaal gelijkgesteld worden met de onderliggende effecten. Dit transparantiebeginsel, bepaald door artikel 13, § 1 van de wet van 15 juli 1998 is niet van toepassing wanneer de certificatieovereenkomst afwijkt van de regel van de onmiddellijke betaalbaarstelling van de opbrengsten of inkomsten van de gecertificeerde effecten31. 28 29 30
31
32
1 5
2.3. Inbrengen van effecten om niet in een stichting Administratiekantoor van gecertificeerde effecten 14- De inbreng van effecten om niet met het oog op de certificatie kan niet worden gekwalificeerd als een schenking die moet worden onderworpen aan de registratierechten, voorzien in artikel 131 W. Reg., aangezien deze verrichting bestaat in de uitvoering van een certificatieovereenkomst krachtens welke de inbrenger certificaten ontvangt in ruil voor zijn aandelen. Het betreft dus geen handeling om niet. In afwijking van artikel 44 W.I.B./92 worden de meerwaarden die verkregen of vastgesteld worden bij de omwisseling van effecten van binnenlandse vennootschappen tegen certificaten, bij de omwisseling van deze certificaten tegen effecten waarop zij betrekking hebben of bij de nietigverklaring van deze certificaten geacht niet te zijn verwezenlijkt. Daaruit vloeit voort dat voor de latere berekening van meerwaarden of minderwaarden de vroegere fiscale waarde van de effecten behouden blijft (artikel 13, § 2 van de wet van 15 juli 1998).
François MOÏSES Advocaat Lid van ELEGIS – HANNEQUART & RASIR
Wet van 13 juli 2001. A. HAELTERMAN, “Private stichting : dringende wetsaanpassing noodzakelijk”, Fiscoloog 2002/862, blz. 3. De stichtingen behoren beslist tot de “andere rechtspersonen die geen winstoogmerk nastreven”, als bedoeld door artikel 181, W.I.B./92, zelfs al valt het begrip “winstoogmerk” niet volmaakt samen met dat van het belangeloos doel. Wij herinneren eraan dat inzake de inkomstenbelastingen de certificatie van effecten wordt geregeld door de beginselen van transparantie en neutraliteit. Voor de toepassing van het W.I.B./92 wordt de houder van de certificaten en niet de emittent van die certificaten in ieder opzicht beschouwd als aandeelhouder of vennoot en als rechtstreekse rechthebbende op de dividenden en andere uitkeringen of toebedelingen en de certificaten worden gelijkgesteld met de effecten waarop zij betrekking hebben. Deze regel is enkel van toepassing in geval van onmiddellijke retrocessie van de inkomsten. Artikel 13, § 1 van de wet van 15 juli 1998 wettigt alleen maar het standpunt dat door de belastingadministratie wordt ingenomen wat betreft de certificatie van Belgische vennootschappen door een administratiekantoor naar Nederlands recht. Volgens het tweede neutraliteitsbeginsel worden de meerwaarden die verkregen of vastgesteld worden bij de ruil van effecten van binnenlandse vennootschappen tegen certificaten, bij de omwisseling van de certificaten of bij de nietigverklaring van deze certificaten, in afwijking van artikel 44 van het W.I.B./92 geacht niet te zijn verwezenlijkt (artikel 13, § 2 van de wet van 15 juli 1998). J. MALHERBE en M. DE LA SERNA, op. cit., blz. 347.
F E B R U A R I
2 0 0 3
6
P A C I O L I
N ° 1 3 6
B I B F
-
I P C F
Seminaries 25/02/2003
Zemst Elewijt
Consolidatie - Mevr. Sadi Podewijn Wetenschappelijk medewerker vakgroep Accountancy UG
ACC VER LBC-NVK Tel : 03/220.87.53 - Fax : 03/231.66.64
25/02/2003
Waregem
Het bestuur van Vennootschappen & belangenconflicten Frans Hellemans & David Napolitano, Gegradueerden Vennootschapsrecht
BBB Tel : 056/70 02 34 - Fax : 056/72 56 58
25/02/2003
Brugge
Controle en verweer BTW De Heer Patrick Wille, Medewerker van "Het BTW Huis"
KVABB Tel : 0900/10.465 - Fax : 09.231 2120
26/02/2003
Geel
Deontologie - Dhr. Paul Ledent, voorzitter BIBF
ACC VER LBC-NVK Tel : 03-2208753 - Fax : 03-2316664
26/02/2003
Leuven
Het bestuur van Vennootschappen & belangenconflicten Frans Hellemans & David Napolitano, Gegradueerden Vennootschapsrecht
BBB Tel : 056/70 02 34 - Fax : 056/72 56 58
Europese uitdagingen van het accountantsberoep De heer Karel Van Hulle, Head of Unit Financial Reporting and Company Law - Europese Commissie
LVAB Tel : 011/238776 - Fax : 011/238867
26/02/2003
27/02/2003
27/02/2003
Hasselt
Dendermonde 80 %-regel: bedrijfsleider- en groepsverzekering Dhr. Wim Van Kerchove, Eerstaanwezend Inspecteur Min. FInanciën Ruddervoorde
ACC VER LBC-NVK Tel : 03-2208753 - Fax : 03-2316664
Het bestuur van vennootschappen & belangenconflicten Frans Hellemans & David Napolitano, Gegradueerden Vennootschapsrecht
BBB Tel : 056/70 02 34 - Fax : 056/72 56 58
27/02/2003
Gent
Controle en verweer BTW - De Heer Patrick Wille Medewerker van " Het BTW Huis"
KVABB Tel : 0900/10.465 - Fax : 09.231 2120
06/03/2003
Antwerpen
Algemene vergadering - strafrechter De Heer Luc Stolle advokaat
KVABB Tel : 0900/10.465 - Fax : 09/231.21.20
10/03/2003
Aalst
BTW-actualiteit - Eddy Soenen, e.a. Inspecteur Ministerie van Financiën Diensthoofd AOIF Kortrijk
BBB Tel : 056/70 02 34 - Fax : 056/72 56 58
BTW-actualiteit - Eddy Soenen e.a. Inspecteur Ministerie van Financiën Diensthoofd AOIF Kortrijk
BBB Tel : 056/70 02 34 - Fax : 056/72 56 58
BTW-actualiteit - Eddy Soenen, e.a. Inspecteur Ministerie van Financiën Diensthoofd AOIF Kortrijk
BBB Tel : 056/70 02 34 - Fax : 056/72 56 58
11/03/2003
12/03/2003
Waregem
Leuven
13/03/2003
Dendermonde De Vlaamse successierechten - Mevr. Mireille Vranckx, Jurist, Kandidaat-notaris
13/03/2003
Ruddervoorde
13/03/2003
P A C I O L I
Kasterlee
N ° 1 3 6
ACC VER LBC-NVK Tel : 03-2208753 - Fax : 03-2316664
BTW-actualiteit - Eddy Soenen, e.a. Inspecteur Ministerie van Financiën Diensthoofd AOIF Kortrijk
BBB Tel : 056/70 02 34 - Fax : 056/72 56 58
Updating Boekhoudrecht Dhr. Jan Verhoeye, accountant, lid van de Commissie Boekhoudkundige Normen
KBAB Tel : 014/41.61.46 - Fax : 014/71.02.67
B I B F
-
I P C F
7
1 5
F E B R U A R I
2 0 0 3
13/03/2003
Leuven
Algemene vergadering - strafrechter De Heer Luc Stolle advokaat
KVABB Tel : 0900/10.465 - Fax : 09/231.21.20
17/03/2003
Aalst
Correct boeken & boekingstopics William Wils, Accountant
BBB Tel : 056/70 02 34 - Fax : 056/72 56 58
18/03/2003
Wilrijk
De commissie voor boekhoudkundige normen Drs. Ivo Dierickx, MBA, accountant
ACC VER LBC-NVK Tel : 03-2208753 - Fax : 03-2316664
18/03/2003
Hasselt
Algemene vergadering - strafrechter De Heer LUC STOLLE
KVABB Tel : 0900/10.465 - Fax : 09/231.21.20
Contact • Boekhoudkantoor zoekt bekwame partners voor samenwerking, uitbouw en/of samenvoeging van kantoor, toetreding of oprichting vennootschap, filiaalhouder, kortom alle samenwerkingsvormen en voorstellen zijn vrijblijvend bespreekbaar. Discretie verzekerd. Tevens interesse in overname. Afstand geen probleem.
• Erkend boekhouder BIBF wenst verder uit te breiden en is geïnteresseerd in de overname van een boekhoudkantoor en/of dossiers in de provincies Oost- en West- Vlaanderen. Ref. : 136/03 • Als erkend boekhouder BIBF in hoofdberoep wens ik mijn activiteiten uit te breiden en had graag een aantal dossiers overgenomen of verricht in onderaanneming in de regio Gent. Ref. : 136/04 • Middelgroot boekhoudkantoor, gelegen te Antwerpen, zoekt een hoofdboekhouder (M/V) om de verdere groei van het kantoor te ondersteunen. U zal rechtstreeks rapporteren aan de vennoten en de afdeling boekhouding ondersteunen en opvolgen. Discretie wordt gewaarborgd. U kan reageren op het telefoonnummer 03/231.68.00 of per e-mail op
[email protected] • Middelgroot kantoor wenst aan te werven voor onbepaalde duur met onmiddellijke of spoedige indiensttreding : Boekhouder A6/A1 of gelijkwaardig door ervaring voor zelfstandig beheer van klantendossiers, diverse mogelijkheden van samenwerking zijn bespreekbaar. Stage BIBF mogelijk. Gelegen aan de rand van Antwerpen- centrum, gemakkelijk bereikbaar met openbaar vervoer of wagen (parkingmogelijkheid). Ref. : 136/05 • Boekhoudkantoor in de Gentse agglomeratie heeft momenteel een vacature voor graduaat boekhouder (m/v). Verantwoordelijkheid schrikt U niet af en U kunt zelfstandig dossiers afwerken. U bezit een rijbewijs. U bent vertrouwd met de computer en U bezit een basiskennis MS Office. Kandidatuur en CV faxen naar het nummer 09/238.38.48 • Boekhoudkantoor (bvba) over te nemen, ligging noorden Brabant- Brussel- Antwerpen. Tél. : 047494.17.84 • Boekhouders gevraagd voor boekhoudkundig kantoor te Hasselt. Statuut : zelfstandige. Mogelijkheid om geleidelijk te participeren in het bedrijf. Ref. : 136/06
Tel. : 089/56.62.56 - Fax : 089/56.23.98 • Boekhoud- en fiscaal kantoor gevestigd regio Turnhout zoekt voor verdere uitbreiding een samenwerking met en/of overname van een bestaand kantoor (zelfde regio). Modaliteiten te bespreken. GSM : 0474/860.777 • Boekhoudkantoor uit Brugse regio zoekt actieve vennoot met beperkte eigen portefeuille om via fusie/inbreng het kantoor verder uit te breiden. Verhouding partnership bespreekbaar. Twee personeelsleden aanwezig. Ref. : 136/01 • Erkend boekhouder BIBF zoekt samenwerking en heeft werk in onderaanneming voor boekhouder BIBF, regio OostVlaanderen en West-Vlaanderen. Ref. : 136/02 • NV Fiscaal Buro Ghesquière te Roeselare zoekt wegens voortdurende uitbreiding van het kantoor twee nieuwe medewerkers, erkende boekhouders of stagiairs (M/V), dossierbeheerders met goede kennis van fiscaliteit en accountancy, voor het zelfstandig verwerken en begeleiden van vennootschapsdossiers. Bij voorkeur een vijftal jaren ervaring in de sector. Goede informaticakennis, vertrouwd zijn met Expert/M is een pluspunt. Minimum diploma graduaat A1 boekhouden met bijkomende opleiding fiscaliteit. BIBF Stage kan aangeboden worden. Stuurt uw C.V. naar NV Fiscaal Buro Ghesquière, t.a.v. Dhr Filip Ghesquière, Meensesteenweg 401 te 8800 Roeselare. Tel. : 051/24.14.44 - Fax : 051/24.42.98 E-mail :
[email protected]
Noch deze publicatie, noch gedeelten van deze publicatie mogen worden gereproduceerd of opgeslagen in een retrievalsysteem, en evenmin worden overgedragen in welke vorm of op welke wijze ook, elektronisch, mechanisch of door middel van fotokopieën, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De redactie staat in voor de betrouwbaarheid van de in haar uitgaven opgenomen info, waarvoor zij echter niet aansprakelijk kan worden gesteld. V e r a n t w o o r d e l i j k e u i t g e v e r: Paul LEDENT, B.I.B.F. - Legrandlaan 45, 1050 Brussel • Tel. 02 626 03 80 • Fax 02 626 03 90 • E-mail:
[email protected] • Url: www.bibf.be. R e d a c t i e : Valérie CARLIER, José HAUSTRAETE, Georges HONORE, Paul LEDENT, Geert LENAERTS, Françoise PHILIPPE. A d v i e s r a a d : Professor P. MICHEL, Ecole d'Administration des Affaires de l'Université de Liège, Professor C. LEFEBVRE, Katholieke Universiteit Leuven.
1 5
F E B R U A R I
2 0 0 3
8
P A C I O L I
N ° 1 3 6
B I B F
-
I P C F