RECHT voor de zorg- en welzijnsprofessional
Hoofdredactie
Simons
In Recht voor de zorg- en welzijnsprofessional wordt het huidig geldende recht uitgelegd voor de hbo-student van vandaag die zich voorbereidt om zorg- of welzijnsprofessional te worden. Beroepsprofielen zijn bepalend geweest voor wat wel of niet in deze bundel aangeboden wordt.
Bij DEEL 2 en 3 is in ieder hoofdstuk een overzicht van geraadpleegde rechtsbronnen en verwijzingen naar andere delen in het boek te vinden. In de hoofdstukken wordt steeds naar rechtsregels verwezen. Ook een uitgebreid trefwoordenregister ontbreekt niet. Via de webpagina bij het boek op www.academicservice.nl is bovendien een overzicht van literatuur en internetadressen beschikbaar. De student kan zowel met voorgeschreven studieopdrachten als met eigen leervragen tot verdieping van de materie komen. Met dit boek zijn studenten met diverse leerstijlen in staat om tot een beginnend beroepsbeoefenaar uit te groeien. Ook voor de professional blijft deze uitgave een belangrijk en verantwoord naslagwerk.
RECHT voor de zorg- en welzijnsprofessional
Het boek bestaat uit vijf delen. Deze zijn zowel afzonderlijk als in samenhang te gebruiken. Naarmate de student zijn opleiding vordert, zal het pendelen tussen de verschillende delen belangrijker worden. Ieder deel is voorzien van een uitgebreide inhoudsopgave. De indeling is als volgt. DEEL 1 de basisstructuur van het recht en de ‘methodiek van casus oplossen’. DEEL 2 theorie, casuïstiek en rechtsregels geordend naar de levensfase van cliënten/ patiënten: de (on)geborene, het kind/de jongere, de volwassene, de zelfstandig wonende oudere, de stervende en de overledene. DEEL 3 cliënten/patiënten van een bepaalde doelgroep: de gedwongen geholpen cliënt/patiënt, de gedwongen opgenomen patiënt, de gehandicapte, de delinquent en de vreemdeling. DEEL 4 de professional werkend in een zorg- en welzijnsinstelling. DEEL 5 de professional functionerend in de cirkel van cliënt, instelling, samenleving en overheid.
2015 2016 ISBN
978 90 395 2963 8
NUR
163
Recht voor de zorg- en welzijnsprofessional_2014/2015 .indd 1
RECHT voor de zorg- en welzijnsprofessional
EDITIE 2015-2016 Hoofdredactie mr. Peter Simons
www.academicservice.nl
23-03-15 19:38
Recht voor de zorg- en welzijnsprofessional
RvZ voorwerk 2015.indd 1
27-03-15 10:25
Over de redactie: – mr. Carin Graveland-Geijtenbeek (algemene inleiding) Hogeschooldocent recht aan de Christelijke Hogeschool Ede. Lid klachtencommissie Zorggroep Charim – mr. Tineke Klijnstra (sociale zekerheidsrecht) Advocaat te Amsterdam. Tevens hogeschooldocent JO aan de Hogeschool van Amsterdam – mr. Mirjam Kooistra-Holdermans (arbeidsrecht) Jurist arbeid en onderwijs bij de Aeres Groep – mr. Ad van der Linden (familie- en jeugdrecht) Kinderrechter Rechtbank Amsterdam. Raadsheer-plv ’s-Hertogenbosch en ’s-Gravenhage. Medewerker Universiteit Utrecht – mr. Gerard Oosterholt (vreemdelingenrecht – asiel) Juridisch coördinator Raad voor Rechtsbijstand / Legal Aid Aanmeldcentrum Schiphol. Redacteur Journaal Vreemdelingenrecht. Redacteur Nieuwsberichten Migratierecht.nl – mr. Peter Simons (eindredactie/gezondheidsrecht/zorg- en welzijnsinstelling/problemen samenleving) Docent gezondheidsrecht aan het Albeda College en het Zadkine College te Rotterdam. Medewerker Nursing. Voorzitter patiëntenklachtencommissie Parnassia Groep Rijnmond te Rotterdam – mr. Charles Starmans (strafrecht) Strafrechtadvocaat te Utrecht (Starmans en Lamers Advocaten) – mr. Hanneke Verhagen (consumentenrecht) Hogeschooldocent recht aan de Hogeschool van Amsterdam – mr. Martine ten Voorde (huurrecht) Advocaat te Utrecht bij Stadhouders Advocaten, voorzitter Vereniging van Huurrecht Advocaten, voorzitter Geschillencommissie Stedelijk Protocol Utrecht, Lid Klachtencommissies Mitros en Portaal te Utrecht – mr. Florimond Wassenaar (vreemdelingenrecht – regulier) Advocaat te Rotterdam bij Luscuere De Jong Wassenaar Dingenouts – mr. Rianne van der Weijden (kindregelingen, verzekeringen en schulden) Hogeschooldocent recht aan de Hogeschool van Amsterdam
RvZ voorwerk 2015.indd 2
27-03-15 10:25
Recht voor de zorgen welzijnsprofessional Onder eindredactie van: mr. P. Simons Onder redactie van: mr. C.H. Graveland-Geijtenbeek mr. T. Klijnstra mr. M.L.M. Kooistra-Holdermans mr. A.P. van der Linden mr. G. Oosterholt mr. P. Simons mr. C. Starmans mr. H. Verhagen mr. M. ten Voorde mr. F. Wassenaar mr. R. van der Weijden
RvZ voorwerk 2015.indd 3
27-03-15 10:25
Meer informatie over deze en andere uitgaven kunt u verkrijgen bij: BIM Media B.V. Postbus 16262 2500 BG Den Haag tel.: 070 - 304 6777 www.bimmedia.nl
© 2015, BIM Media B.V., Den Haag Academic Service is een imprint van BIM Media B.V. Dertiende herziene druk 2015 Omslagontwerp: Agraphics Design, Apeldoorn Opmaak: Trendsco., Goes ISBN: 978 90 395 2963 8 NUR: 825 Alle rechten voorbehouden. Alle auteursrechten en databankrechten ten aanzien van deze uitgave worden uitdrukkelijk voorbehouden. Deze rechten berusten bij BIM Media B.V. Behoudens de in of krachtens de Auteurswet gestelde uitzonderingen, mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16 h Auteurswet, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (postbus 3051, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich te wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl). Voor het overnemen van een gedeelte van deze uitgave ten behoeve van commerciële doeleinden dient men zich te wenden tot de uitgever. Hoewel aan de totstandkoming van deze uitgave de uiterste zorg is besteed, kan voor de afwezigheid van eventuele (druk)fouten en onvolledigheden niet worden ingestaan en aanvaarden de auteur(s), redacteur(en) en uitgever deswege geen aansprakelijkheid voor de gevolgen van eventueel voorkomende fouten en onvolledigheden. All rights reserved. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted in any form or by any means, electronic, mechanical, photocopying, recording or otherwise, without the publisher’s prior consent. While every effort has been made to ensure the reliability of the information presented in this publication, BIM Media B.V. neither guarantees the accuracy of the data contained herein nor accepts responsibility for errors or omissions or their consequences.
RvZ voorwerk 2015.indd 4
27-03-15 10:25
Voorwoord
Het boek Recht voor de zorg- en welzijnsprofessional, voor het eerst verschenen in 2003 (opvolger van de losbladige editie ‘Recht voor de Welzijnspraktijk en Gezondheidszorg’) sluit goed aan bij de eisen van het hbo anno 2015. Landelijk vastgestelde opleidingskwalificaties van de opleidingen MWD/SPH en hbo-V hebben als uitgangspunt gediend. Met name die, waar juridische elementen een belangrijke rol spelen (zie kader in leeswijzer). Zo krijgt de student ook op juridisch gebied de gelegenheid om het niveau van startende beroepsprofessional te behalen. Dit boek is ingedeeld aan de hand van de drie segmenten, die in de opleidingskwalificaties te onderscheiden zijn (zie kader in leeswijzer). De delen 2 en 3 zijn georiënteerd op het cliëntsysteem. Deel 4 spitst zich toe op de arbeidsomgeving en deel 5 heeft de professionele beroepsuitoefening tot kern. Het boek begint in deel 1 met een inleiding op het recht. Het boek is bij de diverse leerstijlen waarover studenten beschikken te gebruiken en kan bij diverse werkvormen worden gebruikt. Er wordt ook met praktijksituaties gewerkt. In het boek wordt ook extra aandacht gegeven aan het oplossen van casussen. Daarbij wordt een methodiek van het casusoplossen behandeld en gehanteerd. In de tekst van het boek wordt verwezen naar wetgeving die opgenomen is in de bundel Wetgeving Zorg en Welzijn (MWD, SPH, HBO-V, CMW 2015-2016), uitgegeven bij Sdu Uitgevers. Zowel dit boek als de wetgeving worden ieder jaar helemaal geactualiseerd. Er is per 1 januari 2015 veel veranderd in wetgeving en die wijzigingen zijn voor de zorg- en welzijnsprofessional van groot belang. Denk hierbij aan de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de Jeugdwet en de Participatiewet die niet alleen de rechtspositie van cliënten hebben veranderd, maar ook de organisatie van de zorg- en welzijnssector. Auteurs zijn verbonden aan hogescholen en/of staan midden in de juridische praktijk. Voor professionals is dit boek een belangrijk en verantwoord naslagwerk. Opmerkingen en suggesties met betrekking tot de inhoud van het boek zijn hartelijk welkom bij de eindredacteur. Rotterdam, 2015 Eindredactie: Mr. Peter Simons
V
RvZ voorwerk 2015.indd 5
27-03-15 10:25
Leeswijzer
Opzet van het boek: realistische situaties als uitgangspunt Het boek bestaat uit vijf delen. Deze delen zijn zowel afzonderlijk als in samenhang te behandelen. Naarmate de opleiding vordert wordt de samenhang tussen de delen belangrijker. Deel 1 omvat de basisstructuur van het recht en de ‘methodiek van casus oplossen’. Deel 2 en 3 groepeert de aangeboden stof rondom de zorg- en welzijnsrelatie, met andere woorden de cliënt/patiënt/klant in relatie tot de zorg- en welzijnsprofessional. In deel 2 is de stof aangereikt vanuit de levenslijn van de mens. In deel 3 staat de cliënt dan wel patiënt in gedwongen hulpverlening of zeer specifieke situaties, zoals gehandicapten, centraal. Het is als het ware een bepaalde doelgroep met haar specifieke problematiek. Deel 4 stelt de professional werkend in en vanuit een arbeidsomgeving centraal. Deel 5 behandelt situaties waarin de professional enerzijds zijn autonomie wil handhaven, maar anderzijds ook gebonden is aan de normen van overheid, samenleving, arbeidsorganisatie en beroepsvereniging. Deel 1 In deel 1 wordt het basisrecht (inleiding recht) besproken. Dit deel heeft het bijbrengen van basiskennis tot doel. In dit deel wordt naast praktische tips voor het lezen van wetgeving en jurisprudentie ook de methodiek van het casusoplossen besproken. Deel 2 In deel 2 staat de cliënt/patiënt/klant in een bepaald moment van zijn levenslijn centraal. Deze levenslijn vangt aan voor de geboorte, vervolgt zich via de geboorte, naar het kind dan wel de jongere, om vervolgens via de volwassene bij de oudere en tenslotte het overlijden te komen. De cliënt/patiënt/klant wordt wanneer hij zich in die bepaalde levensfase bevindt op verschillende deelterreinen met daarin juridische componenten gevolgd. Daarbij is te denken aan de samenlevingsvorm waarin hij zich bevindt; zijn gezondheid; arbeid; uitkeringssituatie; positie als consument en zijn hulpvraag die hij heeft. Deel 3 In deel 3 worden specifieke doelgroepen uitgelicht. Het zijn zij die worden geconfronteerd met gedwongen hulpverlening dan wel gedwongen opname, gehandicapt zijn, delinquent of vreemdeling. Deze aandacht is nodig zodat de zorg- en hulpverlener zo goed als mogelijk kan omgaan met de problematiek van de verschillende doelgroepen, waarvan het zich kunnen inleven in deze problematiek en het doorverwijzen een wezenlijk onderdeel is. In zowel deel 2 als deel 3 begint ieder hoofdstuk met een (vrij grote) casus. De student kan hiermee inzicht krijgen in situaties waarin cliënten/patiënten/klanten in de praktijk van alle dag verzeild kunnen raken. Na het bestuderen van de inhoud van het hoofdstuk kan de student de casus, aan de hand van de ‘methodiek van casus oplossen’ zoals in deel 1 aangegeven, in behandeling nemen. De student kan zich tot slot zelf corrigeren doordat aan het einde van ieder hoofdstuk een voorbeeldoplossing getoond wordt. Los van de casus wordt door de gehele tekst van deel 2 en 3 vaak met voorbeelden gewerkt. VII
RvZ voorwerk 2015.indd 7
27-03-15 10:25
leeswijzer
Deel 4 In deel 4 wordt aandacht besteed aan de randvoorwaarden/condities waaronder de instelling het primaire proces van zorg- en hulpverlening kan laten plaatsvinden. Bij het ontwikkelen en vaststellen van deze randvoorwaarden moet de instelling rekening houden met de juridische regels die bestaan. Kennis van deze regels geeft de beroepsbeoefenaar inzicht in de mogelijkheden en onmogelijkheden van zijn instelling om het primaire zorg- en hulpverleningsproces te beïnvloeden. Omgekeerd is zij beter in staat om het beleid van de instelling ten behoeve van het primaire proces te beïnvloeden. Om de student als beroepsbeoefenaar in deze situaties te leren handelen worden eerst de juridische aspecten van de organisatiestructuur van de instelling en de externe actoren waarmee de organisatie te maken heeft behandeld. Daarna wordt in hoofdlijnen het wettelijk kader waarbinnen de instelling haar beleid dient te maken aangegeven. Tot slot wordt aan de hand van de beleidscyclus getoond hoe het beleid van de instelling, niet alleen met betrekking tot de zorg- en hulpverlening, maar ook m.b.t. personeel en de financiering van instellingsactiviteiten beïnvloed kan worden. Ook dit gebeurt weer aan de hand van voor de beroepspraktijk relevante thema’s. Deel 5 In dit deel draait het niet alleen om de professional die met zijn arbeidsomgeving te maken heeft (deel 4), maar hij dient ook rekening te houden met de eisen van de samenleving, de politiek, het juridische kader van zorg en welzijn en het juridische toetsingskader van zijn beroepsuitoefening. Het kader kan voor de professional knellen. De professional dient met deze spanning om te kunnen omgaan. Voorbeeld 1: De instelling waar de beroepsprofessional werkt, verwacht van hem dat hij het beleid van de instelling (bijvoorbeeld het werken volgens protocol) uitvoert. Hoe moet/mag de beroepsbeoefenaar zich opstellen, als hij vindt dat het beleid van de instelling slechte hulpverlening tot gevolg heeft? Voorbeeld 2: De overheid verwacht van de beroepsprofessional dat hij handelt binnen de grenzen van de wet. Wat moet/mag de beroepsprofessional doen als hij vindt dat de wettelijke regels moreel verwerpelijk zijn? Aan de hand van de inhoud van deel 5 kan de student vaardigheden opdoen om daarbinnen als professional de juiste keuzes te maken. Hij krijgt handvatten aangereikt om zijn omgeving (het kader) te kunnen beïnvloeden. Dit is bijvoorbeeld mogelijk via actierecht, het lid worden van een beroepenorganisatie of kennisvergroting middels onderzoek. Op deze wijze ontwikkelt hij zijn professionaliteit en houdt hij zich bezig met professionalisering. Na deel 5 volgt een uitgebreid trefwoordenregister. Literatuur en internetadressen zijn beschikbaar via de website www.academicservice.nl. Deze overzichten worden frequent geactualiseerd. Te gebruiken bij verschillende leerstijlen en werkvormen Het ligt voor de hand dat al vanaf het eerste moment in de propedeuse deel 2 en/of deel 3 al dan niet in relatie tot deel 1 aan de orde gesteld wordt. De student wordt immers eerst dikwijls op microniveau in het beroep ingeleid, om pas in de hoofd- en afstudeerfase bij het meso- en macroniveau uit te komen. Er zullen opleidingen/docenten zijn die eerst wat basisstructuur van het vak willen aanleggen, andere verkiezen direct een bepaalde context op microniveau en daarvoor zijn deel 2 en deel 3 zeer geschikt. Als daar bepaalde begrippen naar voren komen die verdere uitleg nodig hebben kan een verwijzing naar deel 1 plaatsvinden. Ieder hoofdstuk van deel 2 en deel 3 begint met een bepaalde casus. Daarmee krijgt de student inzicht in een bepaalde concrete situatie waarin kennis van recht van belang is. Aan het einde VIII
RvZ voorwerk 2015.indd 8
27-03-15 10:25
recht voor de zorg- en welzijnsprofessional
van het hoofdstuk wordt aan de hand van de ‘methodiek van casusoplossen’ beschreven hoe tot beantwoording van de casus gekomen kan worden. Op grond hiervan kan zowel docent als student zelf nieuw casusmateriaal maken en wederom aan de hand van de methodiek oplossen. Hiermee krijgt de student inzicht in het gegeven dat niet alleen de zorg- dan wel hulpverlening methodisch verantwoord moet gebeuren maar ook het oplossen van juridische elementen in een bepaalde casus. Aangezien beroepshandelen steeds verantwoord handelen is wordt de student steeds in staat gesteld om de wetstekst in relatie tot het aan de orde zijnde thema te brengen. Dit is mogelijk doordat wetsartikelen steeds tussen haakjes aangegeven worden. In deel 2 en 3 worden bij aanvang van elk hoofdstuk de geraadpleegde rechtsbronnen genoemd. Ook wordt verwezen naar andere gedeelten in het boek, zodat heen en weer gependeld kan worden. Op zich is ieder deel apart te behandelen. De inhoud van deel 4 en 5 zal hoogstwaarschijnlijk pas in het laatste gedeelte van de hoofdfase dan wel afstudeerfase aan de orde komen. Mogelijkheid voor eigen opdrachten en verdieping Het boek geeft een overzicht van geraadpleegde rechtsbronnen. Via de website academicservice.nl zijn overzichten van literatuur en internetadressen beschikbaar. Daarmee kan de student aan de hand van door de docent gestelde studieopdrachten maar eveneens op grond van eigen leervragen tot beantwoording of verdieping van de materie komen. Zowel voor de student die wil experimenteren, dan wel theoretiseren of overdenken of toepassen zijn voldoende mogelijkheden aanwezig. Gebruikte indeling Binnen een paragraaf wordt op drie niveaus geschreven: 1. De vette letter is het hoogste niveau. 2. De schuine letter is een onderverdeling van de vette letter. 3. De grote letter is een onderverdeling van de cursieve letter.
IX
RvZ voorwerk 2015.indd 9
27-03-15 10:25
leeswijzer
SEGMENTEN EN OPLEIDINGSKWALIFICATIES De beginnend beroepsbeoefenaar dient als zorg- of welzijnsprofessional de volgende kwalificaties te demonstreren. SEGMENT 1 – MICRONIVEAU ZORG- EN WELZIJNSPROFESSIONAL versus CLIËNT-PATIËNT-KLANT: – De aankomend beroepsbeoefenaar kan relevante wet/regelgeving voor de verschillende cliënt/patiënt/klant-groepen weergeven (1.1). – De aankomend beroepsbeoefenaar kan de situatie van cliënt/patiënt/klant verkennen en al dan niet samen met hen de situatie ontrafelen en daarin de juridische elementen benoemen en onderscheiden van de overige, waarna vervolgens overgegaan kan worden tot het formuleren van deelhulpvragen (1.2). – De aankomend beroepsbeoefenaar kan de cliënt/patiënt zo mogelijk voorlichten over de juridische noties (1.3). – De aankomend beroepsbeoefenaar kan de cliënt/patiënt zo mogelijk adviseren m.b.t. noodzakelijk te nemen juridische stappen (1.4). – De aankomend beroepsbeoefenaar kan de cliënt zo mogelijk verwijzen naar voor desbetreffende juridische problematiek deskundige instanties of personen en daartoe de zaak bepleiten bij derden (1.5). – De aankomend beroepsbeoefenaar kan doelgroepen in probleemsituaties signaleren en factoren opsporen die problemen kunnen veroorzaken en onder de aandacht brengen van verantwoordelijke instanties en personen (1.6). – De aankomend beroepsbeoefenaar kan in de directe zorg-/hulpverleningsrelatie op een juridisch verantwoorde wijze handelen (1.7). SEGMENT 2 – MESONIVEAU WERKEN IN EN VANUIT EEN ARBEIDSOMGEVING: – De aankomend beroepsbeoefenaar kan als werknemer binnen de instelling instellingsgerichte wet- en regelgeving raadplegen en hanteren zodat met name optimaal een bijdrage aan de kwaliteitszorg geleverd kan worden en binnen de grenzen van het beroep en eisen van arbo, cao, etc. gewerkt kan worden en signaleringsprocessen opgang gebracht kunnen worden en een bijdrage aan beleid geleverd kan worden (2.8). SEGMENT 3 – MACRONIVEAU WERKEN AAN PROFESSIONALITEIT EN PROFESSIONALISERING: – De aankomend beroepsbeoefenaar kan omgaan met grenzen van beroepsprofessionaliteit (3.9). – De aankomend beroepsbeoefenaar kan omgaan met veranderingen binnen de samenleving die via de politiek, uiteindelijk vertaald worden in juridische termen en vervolgens de beroepspraktijk zullen beïnvloeden en zelf ook die veranderingen opgang brengen (3.10).
X
RvZ voorwerk 2015.indd 10
27-03-15 10:25
Gebruikte afkortingen
ABU Algemene Bond voor Uitzendondernemingen AC Aanmeldcentrum ACM Autoriteit Consument en Markt ADL Algemene dagelijkse levensverrichtingen AG Advocaat-Generaal AKW Algemene Kinderbijslagwet ALV Algemene ledenvergadering amv Alleenstaande minderjarige vreemdeling AMHK Advies- en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling AMvB Algemene maatregelen van bestuur AMW Algemeen maatschappelijk werk AMW-vergunning Vergunning voor Verblijf als Minderjarige Vreemdeling Anw Algemene nabestaandenwet AOW Algemene Ouderdomswet APV Algemene Plaatselijke Verordening ARAR Algemeen Rijksambtenarenreglement Arbo Arbeidsomstandigheden Arbobesluit Arbeidsomstandighedenbesluit Arbowet Arbeidsomstandighedenwet ATW Arbeidstijdenwet AVAS Afwezigheid van alle schuld AVP Aansprakelijkheidsverzekering Particulieren avv Algemeen verbindend voorschrift AW Ambtenarenwet Awb Algemene wet bestuursrecht AWBZ Algemene wet Bijzondere Ziektekosten AWGB Algemene wet gelijke behandeling Awir Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen AWR Algemene wet inzake rijksbelastingen AZC Asielzoekerscentrum BAC Bezwaar en Advies Commissie BBA Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen BBSH Besluit Beheer Sociale Huursector BJG Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens Bjji Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen BKR Bureau Krediet Registratie BKZ Budgettair Kader Zorg BOB Wet bijzondere opsporingsbevoegdheden Bpv Breed platform voor verzekerden en werk bso Buitenschoolse opvang BTW Belasting toegevoegde waarde BUPO/IVBP Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten bv Besloten vennootschap XI
RvZ voorwerk 2015.indd 11
27-03-15 10:25
gebruikte afkortingen
BW Burgerlijk Wetboek CAK Centraal Administratie Kantoor cao Collectieve arbeidsovereenkomst CBB College van Beroep voor het bedrijfsleven CBG College ter Beoordeling van Geneesmiddelen CBZ College Bouw Zorginstellingen CCMO Centrale Commissie Mensgebonden Onderzoek CCE Centrum voor consultatie en expertise CGB Commissie Gelijke Behandeling CGR Code Geneesmiddelenreclame CIZ Centrum indicatiestelling zorg CJG Centrum voor Jeugd en Gezin CNV Christelijk Nationaal Vakverbond COA Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers COL Centrale ontvangstlocatie CRvB Centrale Raad van Beroep CRM College voor de Rechten van de Mens CTR Centraal Testamentenregister CTZ College Toezicht Zorgverzekeringen CvI Commissie voor indicatiestelling CVS-JC Cliëntvolgsysteem Jeugdcriminaliteit CvZ College voor zorgverzekeringen DBC Diagnose-behandelingscombinatie DJI Dienst Justitiële Inrichtingen DOT DBC’s/diagnosebehandelcombinaties op weg naar transparantie DUO Dienst Uitvoering Onderwijs EEG Europese Economische Gemeenschap EG Eerste gehoor EGKS Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal EMD Elektronisch medicijnendossier EPD Elektronisch patiëntendossier ESF Europees Sociaal Fonds EVRM Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden FML Functionele mogelijkhedenlijst FNV Federatie Nederlandse Vakbeweging Fw Faillissementswet GBL Geletterdheid en Begrijpend Lezen GBM Gedragsbeïnvloedende maatregel GC A Gezondheidscentrum Asielzoekers Gem.wet Gemeentewet GGD Gemeentelijke Gezondheidsdiensten GI Gecertificeerde instelling Gmw Geneesmiddelenwet GR Gezondheidsraad GS Gedeputeerde Staten GVO Gezondheidsvoorlichting en -opvoeding GVS Geneesmiddelenvergoedingssysteem gvt Gezinsvervangend tehuis GW Grondwet GZK Geschillencommissie Zelfstandige Klinieken XII
RvZ voorwerk 2015.indd 12
27-03-15 10:25
gebruikte afkortingen
HALT Het Alternatief hasa Herhaalde asielaanvraag HJL Het Juridisch Loket HKZ-norm Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling in de Zorgsector Huisvw Huisvestingswet IBS Inbewaringstelling ID-baan Instroom- en doorstroombaan IGZ Inspectie voor de Gezondheidszorg IMC Intramurale motivatiecentra iMMO Instituut voor Mensenrechten en Medisch Onderzoek IOAW Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte werkloze werknemers IOAZ Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen IOM Internationale Organisatie voor Migratie IOW Inkomensvoorziening voor oudere werklozen IPO Interprovinciaal overleg ISD Inrichting voor stelselmatige daders I-SWZ Inspectiedienst van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid IVF In vitro fertilisatie ivir Instituut voor informatierecht IVRK Internationaal verdrag inzake de rechten van het kind Jac Jongerenadviescentra JCS Justitieel Complex Schiphol JDS Justitieel Documentatiesysteem JGZ Jeugdgezondheidszorg jji Justitiële jeugdinrichting JustID Justitiële Informatiedienst JW Jeugdwet KB Koninklijk Besluit KBvG Koninklijke Beroepsorganisatie van gerechtsdeurwaarders KI Kunstmatige inseminatie KID Kunstmatige inseminatie door donor KN Kwaliteitsinstituut Nederland KNMG Koninklijke Maatschappij ter bevordering van de geneeskunde KNS Kennis van de Nederlandse Samenleving KWG Kinder Woon Groep KWZ Kwaliteitswet zorginstellingen LAT Lichte advies toevoeging LBIO Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdrage lgf Leerlinggebonden financiering Lpw Leerplichtwet LVG Lichtverstandelijk gehandicapten LWOO Leerwegondersteunend onderwijs MAPP Meldpunt voor Asielzoekers met Psychische Problemen MBvO Meer Bewegen voor Ouderen MCA Menzis COA Administratie METC Medisch-ethische toetsingscommissie MfN Mediatorsfederatie Nederland MSB Medisch specialistisch bedrijf MTFC Multidimensional treatment foster care XIII
RvZ voorwerk 2015.indd 13
27-03-15 10:25
gebruikte afkortingen
MOA Medische opvang asielzoekers MVV Machtiging tot Voorlopig Verblijf MW Mededingingswet NG Nader gehoor NIBUD Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting NMG Niet-medische gidsfunctie NPB Nationaal Programma Bevolkingsonderzoek NPCF Nederlandse Patiënten en Consumenten Federatie NU’91 Nieuwe Unie 91 nv Naamloze vennootschap NVAVG Nederlandse vereniging van artsen voor verstandelijk gehandicapten NVOG Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie NVVK Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet NVWA Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit NZa Nederlandse Zorgautoriteit OC Opvangcentrum OGGZ Openbare Geestelijke Gezondheidszorg OM Openbaar Ministerie OOGO Op overeenstemming gericht overleg OTP Onderhoud ten parkette OTS Ondertoezichtstelling OVAR Ontslag van alle rechtsvervolging OvJ Officier van justitie PAAZ Psychiatrische afdeling van een algemeen ziekenhuis PAGO Periodiek arbeidsgezondheidskundig onderzoek PBW Penitentiaire Beginselenwet PCL Permanente commissie leerlingenzorg PG Procureur-generaal pgb Persoongebonden budget PGD Pre-implantatie genetische diagnostiek PIJ Plaatsing in een inrichting voor jeugdigen PM Penitentiaire maatregel PND Prenatale diagnostiek POH (A) Praktijkondersteuner huisartsenzorg (asielzoekers) POL Procesopvanglocatie PS Provinciale Staten PTZ Palliatieve terminale zorg Pvp Patiëntenvertrouwenspersoon Pw Participatiewet rc Rechter-commissaris REC Regionale Expertise Centra RI&E Risico-inventarisatie en -evaluatie RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu Rjji Reglement justitiële jeugdinrichtingen RM Rechterlijke machtiging RO Wet op de rechterlijke organisatie ROC Regionaal opleidingscentrum RP/CP Regionaal patiënten/consumentenplatform RSJ Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming Rv Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering RV&S Raad voor de Volksgezondheid en Samenleving XIV
RvZ voorwerk 2015.indd 14
27-03-15 10:25
gebruikte afkortingen
Rva Regeling Verstrekkingen Asielzoekers RvdK Raad voor de Kinderbescherming SBO Speciaal basisonderwijs SER Sociaal Economische Raad SKJ Stichting kwaliteitsregister jeugd SKGZ Stichting Klachten en Geschillen Zorgverzekeringen SKM Stichting Kwaliteit Mediators SO Speciaal onderwijs Sr Wetboek van Strafrecht STP Scholings- en trainingsprogramma Sv Wetboek van Strafvordering SVB Sociale Verzekeringsbank SZ Sociale Zaken TGN Toets Gesproken Nederlands TW Toeslagenwet twv Tewerkstellingsvergunning Uhw Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte umc Universitair medisch centrum Umo Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 UWV Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen Vb Vreemdelingenbesluit 2000 VBL Vrijheidsbeperkende locatie Vc Vreemdelingencirculaire VFN Vereniging van Financieringsondernemingen in Nederland VG Verstandelijk gehandicapten v.i. Vervroegde invrijheidsstelling VIR Verwijsindex risicojongeren VIV Verklaring omtrent inkomen en vermogen VNG Vereniging van Nederlandse Gemeenten VOF Vennootschap onder firma vog Verklaring omtrent het gedrag vpt Volledig pakket thuis vsv Vroegtijdig schoolverlaten VTO Vroegtijdige onderkenning van ontwikkelingsstoornissen VV Voorschrift Vreemdelingen v.v. Voorwaardelijke veroordeling VVA Gezinshereniging met de houder van de vergunning asiel VVR-(ON)BEP Verblijfsvergunning (onbepaalde) tijd regulier VVT Verpleeg-, verzorgingshuizen en thuiszorg VW Vreemdelingenwet 2000 VWS Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport WAA Wet Aanpassing Arbeidsduur Wafz Wet afbreking zwangerschap Wajong Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten WAM Wet Aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen WAO Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering Wav Wet Arbeid Vreemdelingen WAZ Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen Wazo Wet arbeid en zorg WBA Wet bestuurdersaansprakelijkheid WBF Wet bestuurdersaansprakelijkheid bij faillissement XV
RvZ voorwerk 2015.indd 15
27-03-15 10:25
gebruikte afkortingen
WBMV WBO Wbp Wbsn-z WBV WCAO WCRM WEB WEC Wet Avv Wet BEU Wet BIG Wet Bopz Wet Wajong Wet REA Wet SUWI Wfd WFG Wft WGBG/CZ WGBL WGBMV WGBO WHW WIA WID WJG Wjz WKCZ Wkkgz Wko WLb Wlz WMCO WMG WMK WMM Wmo WMo WMO WMS Wno Wobka WOD WOG WOHV WOR Wot Wpg WPO
Wet op bijzondere medische verrichtingen Wet bevolkingsonderzoek Wet bescherming persoonsgegevens Wet gebruik burgerservicenummer in de zorg Wijziging Bericht Vreemdelingencirculaire Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst Wet College voor de rechten van de mens Wet educatie en beroepsonderwijs Wet op de expertisecentra Wet op het algemeen verbindend en onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten Wet beperking export uitkeringen Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen Wet Financiële Dienstverlening Wet forensische gezondheidszorg Wet op het financiële toezicht Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen Wet geneeskundige behandelingsovereenkomst Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen Wet op de identificatieplicht Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens Wet op de jeugdzorg Wet klachtrecht cliënten zorgsector Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen Wet op de lijkbezorging Wet langdurige zorg Wet melding collectief ontslag Wet marktordening gezondheidszorg Wet op de medische keuringen Wet minimumloon en minimum vakantiebijslag Wet maatschappelijke ondersteuning Wet medezeggenschap onderwijs Wet medisch wetenschappelijk onderzoek met mensen Wet medezeggenschap op scholen Wet Nationale ombudsman Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie Wet op de orgaandonatie Wet op de geneesmiddelenvoorziening Wet op het overleg huurders verhuurder Wet op de ondernemingsraden Wet op het onderwijstoezicht Wet publieke gezondheid Wet op het primair onderwijs
XVI
RvZ voorwerk 2015.indd 16
27-03-15 10:25
gebruikte afkortingen
Wrb Wet op de rechtsbijstand WSF Wet op de studiefinanciering WSJG Wet op de justitiële en strafvorderlijke gegevens Wsnp Wet schuldsanering natuurlijke persoon WSW Wet sociale werkvoorziening Wtbz Wet tarieven in burgerlijke zaken Wth Wet tijdelijk huisverbod Wtl Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding WTOS Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en studiekosten Wui Wet op de uitgebreide identificatieplicht Wvggz Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg WvK Wetboek van Koophandel WVO Wet op het voortgezet onderwijs WVV Wederrechtelijk verkregen voordeel WW Werkloosheidswet WWB Wet werk en bijstand WWS Woonwaarderingsstelsel WWZ Wet werk en zekerheid WZD Wet zorg en dwang WZt Wet op de zorgtoeslag ZAPP Zorg aan asielzoekers met psychische problemen ZAT Zorgadviesteam ZAV Zelf aangebrachte voorzieningen ZBC Zelfstandig behandelcentrum ZBO Zelfstandig bestuursorgaan ZN Zorgverzekeraars Nederland ZON Zorgonderzoek Nederland ZRA Ziektekostenregeling asielzoekers ZVW Zorgverzekeringswet ZW Ziektewet zzp Zelfstandige zonder personeel ZZP Zorgzwaartepakket
XVII
RvZ voorwerk 2015.indd 17
27-03-15 10:25
Inhoud
Voorwoord
V
Leeswijzer
VII
Gebruikte afkortingen
XI
Deel 1
Inleiding in het recht en het oplossen van een casus
Inhoud
3
1
9
Basisstructuur van het recht
1.1 De basisstructuur van het recht 1.2 Objectief en subjectief recht 1.3 Doel van objectief recht 1.4 Ordening van rechtsregels 1.5 Aard van rechtsregels 1.6 Rechtsbronnen
9 9 10 11 16 17
2
19
Staats- en bestuursrecht
2.1 Hoofdthema’s staatsrecht 2.2 Kenmerken van de Nederlandse staat 2.3 (Bestuurs)organen van de staat 2.4 Overheidshandelingen (bestuurshandelingen) 2.5 Categorie besluiten: algemeen verbindende voorschriften (avv) Categorie besluiten: geen algemeen verbindende voorschriften 2.6 2.7 Wet openbaarheid van bestuur 2.8 Mensenrechten en grondrechten 2.9 Privacybescherming 2.10 Klagen
19 19 22 26 28 40 46 47 49 52
3
Civielrechtelijke thema’s
58
3.1 3.2 3.3 3.4
De rechtshandeling Verbintenis uit (obligatoire) overeenkomst Verbintenis uit de wet Vertegenwoordiging en volmacht
58 62 67 70
4
Strafrechtelijke thema’s
72
4.1 4.2
Het eigene van het strafrecht Algemene regels van materieel strafrecht
72 73 XIX
RvZ voorwerk 2015.indd 19
27-03-15 10:25
inhoud
5 Rechtspraak
84
5.1 Definiëring 5.2 Kenmerken van de Nederlandse rechtspraak 5.3 Soorten rechtspraak 5.4 Rechterlijke macht 5.5 Kosten rechtspraak
84 84 84 85 88
6
89
Civiele rechtspraak
6.1 Rechtsbron 6.2 Absolute en relatieve competentie 6.3 Civiele procedures
89 89 89
7 Strafrechtspraak
99
7.1 Rechtsbron 7.2 Absolute en relatieve competentie in het strafrecht 7.3 Strafrechtelijke procedure 7.4 Mediation 7.5 Sepot, voorwaardelijk sepot, transactie en strafbeschikking 7.6 Het slachtoffer
99 99 99 100 100 101
8
Administratieve of bestuursrechtspraak
105
8.1 8.2 8.3
Rechtsbron – de Algemene wet bestuursrecht (Awb) Absolute en relatieve competentie Administratiefrechtelijke procedure voor de rechtbank – de Awb-procedure
105 105 107
9
De rechtsbijstand
111
9.1 9.2
Door de overheid gefinancierde rechtsbijstand Niet door de overheid gefinancierde rechtshulp
111 118
10
Internationaal recht
122
10.1 Inleiding 10.2 Volkenrechtelijke/internationale organisaties 10.3 Verenigde Naties 10.4 Raad van Europa 10.5 Europese Unie
122 122 123 124 126
11
Methodiek van casus oplossen
132
11.1 11.2 11.3
FASE I: Het bewerken van feitelijke casusgegevens FASE II: Selecteren en interpreteren van de rechtsregel FASE III: Rechtsregels en rechtsgevolgen toepassen op casus
132 133 135
XX
RvZ voorwerk 2015.indd 20
27-03-15 10:25
inhoud
Deel 2
Rechten en plichten in verschillende levensfasen
Inhoud
139
1
(Voor) de geboorte
147
1.1 Voorlichting en anticonceptie 1.2 Afbreking zwangerschap 1.3 Kinderloosheid 1.4 Zwangerschap en bevalling 1.5 Uitwerking van de casus
147 147 149 152 152
2
Het kind/de jongere
155
2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8
Kind/jongere en gezin Kind/jongere en wonen Kind/jongere en gezondheid Kind/jongere en onderwijs Kind/jongere en arbeid Kind/jongere en financiën Kind/jongere en consumentenzaken Uitwerking van de casus
155 191 193 196 209 212 220 222
3
De volwassene
224
3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8 3.9
Volwassene (meerderjarig) en samenlevingsvormen Volwassene en huisvesting Volwassene en gezondheid Volwassene en arbeid Volwassene en uitkering (verstrekkingen en voorzieningen) Volwassene en consument Volwassene en hulpverlening Volwassene en rijksbelasting Uitwerking van de casus
224 239 269 303 352 388 412 425 430
4
De zelfstandig wonende oudere
432
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7
Oudere en huisvesting Oudere en gezondheid Oudere en arbeid Oudere en uitkering (en verstrekkingen) Oudere en consumentenzaken Oudere en hulpverlening Uitwerking van de casus
432 433 436 438 441 443 446
XXI
RvZ voorwerk 2015.indd 21
27-03-15 10:25
inhoud
5 Overlijden
448
5.1 Zorg rond de stervende 5.2 Euthanasie en andere vormen van levensbeëindiging 5.3 Zorg rond de overledene 5.4 Nalatenschap 5.5 Uitkering nabestaanden 5.6 Uitwerking van de casus
448 450 452 454 459 46
Deel 3
Rechten en plichten van verschillende doelgroepen
Inhoud
467
1
Het kind/de jongere en gedwongen hulpverlening
471
1.1 1.2 1.3
Gezinsproblematiek en gedwongen jeugdhulp Gezondheidsproblematiek en dwangzorg Uitwerking van de casus
471 499 501
2
De gehandicapte
504
2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6
Gehandicapte: zorg- en dienstverlening Gehandicapte en vertegenwoordiging Gehandicapte en arbeid Gehandicapte: uitkeringen en voorzieningen Gehandicapte en seksueel misbruik Uitwerking van de casus
504 506 518 521 523 524
3
De verdachte
526
3.1 3.2 3.3
Meerderjarige verdachte Minderjarige verdachte Uitwerking van de casus
526 553 561
4
De vreemdeling
563
4.1 Legaal verblijvende vreemdeling 4.3 Alleenstaande minderjarige vreemdeling 4.4 Handhaving 4.5 Illegaal verblijvende vreemdeling 4.6 Uitwerking van de casus
563 609 614 617 619
5
De niet-vrijwillig opgenomen patiënt
621
5.1 5.2 5.3
Onvrijwillig opgenomen patiënt in een psychiatrisch ziekenhuis Niet-vrijwillig opgenomen bewoner in een instelling voor verstandelijk gehandicapten/psychogeriatrisch verpleeghuis Uitwerking van de casus
621 628 632
XXII
RvZ voorwerk 2015.indd 22
27-03-15 10:25
inhoud
Deel 4
De professional in de zorg- en welzijnsinstelling
Inhoud
637
1
De juridische organisatievormen van de zorg- en welzijnsinstelling
639
1.1 1.2 1.3 1.4
Juridische organisatievormen Arbeidsorganisatie zonder rechtspersoonlijkheid Arbeidsorganisatie met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid Arbeidsorganisatie met publiekrechtelijke rechtspersoonlijkheid
639 641 642 649
2
De juridische relaties tussen zorg- en welzijnsinstelling en medewerkers
651
2.1 2.2
Hoofdstructuur van de instelling Medewerkers van de zorg- en welzijnsinstelling
651 651
3
De omgeving van de zorg- en welzijnsinstelling
656
Organisaties betrokken bij het tot stand brengen van zorg- en welzijnsvoorzieningen 3.2 Financiers van de zorg- en welzijnsinstellingen 3.3 Samenwerking met andere zorg- en welzijnsinstellingen 3.4 Patiënten-/cliëntenorganisaties 3.5 Beroepsorganisaties 3.6 Werknemersorganisaties 3.7 Werkgeversorganisaties 3.8 Overige organisaties 3.1
656 663 671 672 673 675 675 676
4
Kaderwetgeving voor de inrichting van de zorg- en welzijnsinstelling
678
4.1 4.2 4.3
Hulpverlening aan cliënten Arbeidsomstandigheden van het personeel De financiële huishouding van de instelling
678 683 687
5
De zorg- en welzijnsinstelling in bedrijf
690
5.1 5.2
Beleidscyclus Beleidscyclus in de praktijk
690 691
Deel 5
De professional in de samenleving
Inhoud
701
1
Problemen in de samenleving
703
1.1 1.2 1.3
Van machtsstaat naar sociale rechtsstaat Professionalisering in de sociale rechtsstaat De sociale rechtsstaat in de problemen
703 704 705
XXIII
RvZ voorwerk 2015.indd 23
27-03-15 10:25
inhoud
2 Beleidskeuzes
706
2.1 Beleidsvoorbereiding 2.2 Inrichting van de samenleving
706 709
3
711
Juridisch kader
3.1 Europees niveau 3.2 Nationaal 3.3 Instellingsniveau
711 711 712
4
Professionele beroepsuitoefening
713
4.1 4.2
Professionele standaard en professionele autonomie in balans Toepassing in de praktijk
713 715
Trefwoordenregister
719
Literatuuroverzicht
online
Overzicht internetadressen
online
De online bijdragen zijn beschikbaar via de pagina bij dit boek op www.academicservice.nl.
XXIV
RvZ voorwerk 2015.indd 24
27-03-15 10:25
Deel 1 Inleiding in het recht en het oplossen van een casus
RvZ Deel 1 2015.indd 1
27-03-15 10:17
Inhoud
1
Basisstructuur van het recht
9
1.1 De basisstructuur van het recht 1.2 Objectief en subjectief recht 1.3 Doel van objectief recht 1.4 Ordening van rechtsregels 1.4.1 Ordening naar rechtsgebieden 1.4.1.1 Burgerlijk recht (civiel recht/privaatrecht) 1.4.1.2 Strafrecht 1.4.1.3 Administratief recht/bestuursrecht 1.4.1.4 Staatsrecht 1.4.1.5 Publiekrecht 1.4.2 Ordening naar thema’s 1.4.3 Ordening naar moment van toepassing 1.5 Aard van rechtsregels 1.5.1 Dwingend recht 1.5.2 Aanvullend recht 1.5.3 Semidwingend recht 1.6 Rechtsbronnen 1.6.1 Rechtsbronnen van geschreven rechtsregels 1.6.2 Rechtsbronnen van ongeschreven rechtsregels
9 9 10 11 11 11 12 13 13 14 14 14 16 16 16 16 17 17 17
2
19
Staats- en bestuursrecht
2.1 Hoofdthema’s staatsrecht 2.2 Kenmerken van de Nederlandse staat 2.2.1 Macht 2.2.2 Gedecentraliseerde eenheidsstaat 2.2.3 Parlementair democratische rechtsstaat 2.2.4 Rechtspersoon 2.2.5 Openbaar lichaam en (bestuurs)orgaan 2.3 (Bestuurs)organen van de staat 2.3.1 Organen van de staat op centraal niveau 2.3.1.1 Regering en Staten-Generaal 2.3.1.2 Regering (orgaan), ministerraad (orgaan) en minister (orgaan) 2.3.2 Organen van de staat op decentraal niveau 2.3.2.1 Provinciale Staten, Gedeputeerde Staten en de Commissaris van de Koning 2.3.2.2 De Gemeenteraad, College van B&W en de burgemeester 2.3.2.3 Dualisering van provincie en gemeente 2.3.2.4 Schematisch overzicht bestuursorganen van provincie en gemeente 2.4 Overheidshandelingen (bestuurshandelingen) 2.4.1 Rechtshandelingen 2.4.2 Feitelijke handelingen
19 19 19 20 20 21 21 22 22 22 23 24 24 24 25 26 26 26 26 3
RvZ Deel 1 2015.indd 3
27-03-15 10:17
inhoud
2.4.3 Privaatrechtelijke en publiekrechtelijke rechtshandelingen 27 2.4.4 Schematische weergave overheidshandelen 28 2.5 Categorie besluiten: algemeen verbindende voorschriften (avv) 28 2.5.1 Wetgeving als onderdeel van overheidshandelen 28 2.5.2 Algemeen verbindende voorschriften gemaakt door organen op centraal niveau 29 2.5.2.1 Regering en Staten-Generaal (formele wetgever) en een wet/wetboek 29 2.5.2.2 Regering en algemene maatregel van bestuur 29 2.5.2.3 Minister of staatssecretaris en ministeriële verordening/regeling 31 2.5.2.4 Schematisch overzicht 32 2.5.3 Algemeen verbindende voorschriften gemaakt door organen op decentraal niveau 32 2.5.3.1 Provinciale Staten en Gemeenteraad en verordening 32 2.5.3.2 Schematisch overzicht 33 2.5.4 Rangorde regelgeving centraal en decentraal niveau 33 2.5.5 Het vinden en citeren van rechtsregels in wetboek en wet 33 2.5.5.1 Rechtsgebied en rechtsbron 33 2.5.5.2 Gebruikmaken van wetboeken 34 2.5.5.3 Gebruikmaken van wetten 37 2.5.5.4 Vaste structuur van wetboek en wet 38 2.5.5.5 Zoekstrategieën in wetboek en wet 38 2.5.6 Rechtsbescherming tegen wetgeving 39 2.5.6.1 Geen algemeen beroep op de rechter 39 2.5.6.2 Wel controle op wetgeving in juridisch conflict 39 2.6 Categorie besluiten: geen algemeen verbindende voorschriften 40 2.6.1 Schematische weergave 40 2.6.2 Besluiten van algemene strekking 40 2.6.2.1 Beleidsregels 40 2.6.2.2 Plan 41 2.6.2.3 Overige besluiten van algemene strekking 42 2.6.3 Besluiten niet van algemene strekking 42 2.6.4 Rechtsbescherming bij beschikkingen 44 2.6.4.1 Voorprocedure 44 2.6.4.2 Hoofdprocedure (bestuursrechter) 45 2.7 Wet openbaarheid van bestuur 46 2.8 Mensenrechten en grondrechten 47 Rechtsbronnen 47 2.8.1 2.8.2 Soorten grondrechten 47 2.8.3 Werking van de grondrechten 48 2.9 Privacybescherming 49 2.9.1 De Grondwet 49 2.9.2 Wet bescherming persoonsgegevens 50 2.10 Klagen 52 2.10.1 Publiekrechtelijke klachtprocedures 52 2.10.2 Klachten over een bestuursorgaan 53 2.10.2.1 Interne klachtenprocedure 53 2.10.2.2 Externe klachtenprocedure – (Nationale) ombudsman 54 2.10.3 Klachten over leden rechterlijke macht 56 2.10.4 Brieven aan de Koning 56 2.10.5 Verzoekschriften aan de Eerste en Tweede Kamer 56
4
RvZ Deel 1 2015.indd 4
27-03-15 10:17
inhoud
3
Civielrechtelijke thema’s
3.1 De rechtshandeling 3.1.1 Plaatsbepaling en definitie 3.1.2 Soorten rechtshandelingen 3.1.3 Totstandkoming privaatrechtelijke rechtshandeling 3.1.4 Nietige en vernietigbare rechtshandelingen 3.1.4.1 Nietige rechtshandelingen 3.1.4.2 Vernietigbare rechtshandelingen 3.2 Verbintenis uit (obligatoire) overeenkomst 3.2.1 Plaatsbepaling en definiëring 3.2.2 Soorten overeenkomsten 3.2.3 Uitgangspunt overeenkomsten 3.2.4 Het tot stand komen van overeenkomsten 3.2.5 Rechtsgevolgen van de overeenkomst 3.2.6 Tekortkoming in de nakoming 3.2.6.1 (Niet-)nakoming en/of schadevergoeding 3.2.6.2 Ontbinding en schadevergoeding 3.3 Verbintenis uit de wet 3.3.1 Bronnen van verbintenissen 3.3.2 Onrechtmatige daad 3.3.2.1 Definiëring 3.3.2.2 Vereisten aansprakelijkstelling op grond van onrechtmatige daad 3.3.2.3 Rechtsvorderingen op grond van onrechtmatige daad 3.3.3 Onrechtmatige overheidsdaad 3.4 Vertegenwoordiging en volmacht 3.4.1 Definiëring 3.4.2 Soorten vertegenwoordiging 3.4.3 Vertegenwoordiging krachtens volmacht 4
Strafrechtelijke thema’s
58 58 58 59 59 61 61 61 62 62 62 63 63 64 65 65 66 67 67 67 67 68 69 70 70 70 70 71 72
4.1 Het eigene van het strafrecht 4.2 Algemene regels van materieel strafrecht De strafwetgever en de indeling in materieel en formeel strafrecht 4.2.1 4.2.2 Onderscheid tussen misdrijven en overtredingen 4.2.3 Delictsomschrijving en de tenlastelegging 4.2.4 Schuldvormen 4.2.5 Strafuitsluitingsgronden 4.2.6 Causaliteit 4.2.7 Poging en voorbereiding 4.2.8 Medeplegen, medeplichtigheid en uitlokking 4.2.9 Documentatie en registratie van strafrechtelijke gegevens
72 73 73 73 74 75 76 79 79 80 81
5 Rechtspraak
84
5.1 Definiëring 5.2 Kenmerken van de Nederlandse rechtspraak 5.3 Soorten rechtspraak 5.4 Rechterlijke macht 5.4.1 Rechtsprekende instanties – gerechten
84 84 84 85 85 5
RvZ Deel 1 2015.indd 5
27-03-15 10:17
inhoud
5.4.2 5.4.3 5.5
Openbaar Ministerie Parket bij de Hoge Raad Kosten rechtspraak
86 87 88
6
Civiele rechtspraak
89
6.1 Rechtsbron 6.2 Absolute en relatieve competentie 6.3 Civiele procedures 6.3.1 Dagvaardingsprocedure 6.3.1.1 Gewone dagvaardingsprocedure voor de rechtbank in eerste aanleg (bodemprocedure) 6.3.1.2 Dagvaardingsprocedure voor de kantonrechter in eerste aanleg 6.3.1.3 Rechtsmiddelen bij dagvaardingsprocedure 6.3.2 Kort geding 6.3.3 Verzoekschriftprocedure 6.3.3.1 Gewone verzoekschriftprocedure voor de rechtbank (inclusief sector kanton) in eerste aanleg 6.3.3.2 Procedure in scheidingszaken en andere zaken het personen- en familierecht betreffende (bijzondere verzoekschriftprocedure) 6.3.4 Verschil verzoekschrift procedure en dagvaardingsprocedure 6.3.5 Rechtsgangen of alternatieve civiele procedures 6.3.5.1 Arbitrage 6.3.5.2 Bindend advies 6.3.6 Mediation naast rechtspraak
89 89 89 89
7 Strafrechtspraak
99
7.1 Rechtsbron 7.2 Absolute en relatieve competentie in het strafrecht 7.3 Strafrechtelijke procedure 7.4 Mediation 7.5 Sepot, voorwaardelijk sepot, transactie en strafbeschikking 7.6 Het slachtoffer
90 91 91 92 93 94 95 97 97 97 97 98
99 99 99 100 100 101
8
Administratieve of bestuursrechtspraak
105
8.1 8.2 8.2.1 8.2.2 8.3 8.3.1 8.3.2 8.3.3 8.3.4 8.3.5 8.3.6 8.3.7 8.3.8
Rechtsbron – de Algemene wet bestuursrecht (Awb) Absolute en relatieve competentie Absolute competentie bestuursrechter in eerste aanleg Relatieve competentie bestuursrechter in eerste aanleg Administratiefrechtelijke procedure voor de rechtbank – de Awb-procedure Soorten conflicten Ontvankelijkheidscriteria rechtbank Behandeling van het geschil door de rechtbank Beoordelingscriteria rechtbank Uitspraak van de rechtbank Voorlopige voorzieningenprocedure bestuursrechter Rechtsmiddelen bestuursrecht Alternatief voor bestuursrechtelijke conflicten
105 105 105 106 107 107 107 107 108 109 110 110 110
6
RvZ Deel 1 2015.indd 6
27-03-15 10:17
inhoud
9
De rechtsbijstand
111
9.1 9.1.1 9.1.2
111 111
9.1.2.1 9.1.2.2 9.1.2.3 9.1.2.4 9.1.3 9.1.3.1 9.1.3.2 9.1.3.3 9.1.3.4 9.1.4 9.2 9.2.1 9.2.2 9.2.3 9.2.3.1 9.2.3.2 9.2.3.3 9.2.4 9.2.4.1 9.2.4.2 9.2.4.3 9.2.4.4 9.2.5
Door de overheid gefinancierde rechtsbijstand Het grondrecht Rechtsbijstandverleners van door de overheid gefinancierde rechtsbijstand – de Raad voor Rechtsbijstand Advocaat Het Juridisch Loket en rechtshulp Mediator Notaris en deurwaarder Toevoeging door de Raad voor Rechtsbijstand Proceduretoevoeging voor reguliere rechtsbijstand LAT-toevoeging voor eenvoudig rechtskundig advies Mediationtoevoeging Notaris-/deurwaardertoevoeging Sociaal Raadslieden Niet door de overheid gefinancierde rechtshulp Het grondrecht Rechtsbijstandverleners: wie en wat kost het Advocaat Organisatie en bevoegdheid Verplichte procesvertegenwoordiging Klachten over de advocaat Notaris en deurwaarder Notaris Klachten over de notaris Gerechtsdeurwaarder Klachten over de deurwaarder Mediator
10
Internationaal recht
122
10.1 Inleiding 10.2 Volkenrechtelijke/internationale organisaties Verenigde Naties 10.3 10.4 Raad van Europa 10.4.1 Oprichting en doel 10.4.2 Organen van de Raad van Europa 10.4.2.1 Statutaire organen: Comité van Ministers en Parlementaire Vergadering 10.4.2.2 Europees Hof voor de Rechten van de Mens 10.5 Europese Unie 10.5.1 Feiten over de Europese Unie 10.5.1.1 Drie Europese gemeenschappen – de Europese gemeenschap 10.5.1.2 Europese Unie en haar Verdragen 10.5.2 Instellingen van de Europese Unie 10.5.2.1 Europese Raad 10.5.2.2 Europese Commissie 10.5.2.3 Europees Parlement 10.5.2.4 Europese Hof van Justitie 10.5.2.5 Europese Rekenkamer 10.5.3 Wetgeving van de Europese Unie
111 111 112 112 113 113 114 116 116 117 118 118 118 118 119 119 119 119 119 119 120 120 120 121
122 122 123 124 124 124 124 124 126 126 126 126 129 129 129 130 130 131 131 7
RvZ Deel 1 2015.indd 7
27-03-15 10:17
inhoud
10.5.3.1 Verordeningen 10.5.3.2 Richtlijnen
131 131
11
Methodiek van casus oplossen
132
11.1 11.1.1 11.1.2 11.1.3 11.2 11.2.1 11.2.2 11.2.3 11.3
FASE I: Het bewerken van feitelijke casusgegevens Gegevens worden gerangschikt Interpreteren van gegevens Juridiseren van gegevens FASE II: Selecteren en interpreteren van de rechtsregel Rechtsregel en rechtsgebied Rechtsbron en rechtsregel Het interpreteren van de rechtsregel FASE III: Rechtsregels en rechtsgevolgen toepassen op casus
132 132 133 133 133 133 133 134 135
8
RvZ Deel 1 2015.indd 8
27-03-15 10:17
1
Basisstructuur van het recht
1.1
De basisstructuur van het recht
Recht kan gezien worden als het totaal aan rechtsregels. Rechtsregels ordenen de samenleving en het leven van het individu binnen de samenleving. Rechtsregels zelf zijn ook op een bepaalde manier geordend (par. 1.4). Een kenmerk van rechtsregels is dat nakoming van deze rechts regels in principe afgedwongen kan worden. Als het moet zelfs door een uitspraak van de rechter. Rechtsregels zijn te herkennen aan het feit dat ze: – normen stellen, met vaak een gebod of verbod; – uitsluitend menselijk en uitwendig gedrag regelen; – algemeen en onpersoonlijk zijn: algemeen omdat een rechtsregel in verschillende situaties gebruikt moet kunnen worden. Een rechtsregel is onpersoonlijk omdat zij bijvoorbeeld niet alleen van toepassing is op de kopers Piet of Truus, maar op alle kopers. Het onpersoonlijke zorgt ervoor dat de burger tegen willekeur beschermd wordt. In het ‘Recht, als vakdiscipline’ gaat het er onder andere om te leren die rechtsregels te vinden die bij een praktijksituatie thuishoren, om deze vervolgens toe te kunnen passen. Het leren vinden gebeurt aan de hand van het kennen van de basisstructuur van het recht. In plaats van ‘de basisstructuur van het recht’ wordt ook wel gesproken over ‘de rechtssystematiek’ ofwel ‘de inleiding in het recht’. Het kennen van de basisstructuur is een voorwaarde om een bepaalde ‘methodiek van casus oplossen’ te kunnen hanteren (hk. 11). Aan de hand van deze methodiek kan de zorg- en welzijns professional in concrete situaties de rechten en plichten van cliënten/patiënten en zichzelf vaststellen. Op basis daarvan kunnen dan de nodige stappen gezet worden, als het moet via de rechter. 1.2
Objectief en subjectief recht
Het woord recht is op verschillende manieren te gebruiken. In de zin: “Jij doet dat in strijd met het recht”, heeft het begrip ‘recht’ een andere betekenis dan in de zin: “Ik heb daar recht op”. Het woord recht in de eerste opmerking gaat over objectief recht. Het woord recht in de tweede zin gaat over subjectief recht. Het objectieve recht is het totaal van alle rechtsregels. Zowel de geschreven, als de ongeschreven rechtsregels. Van al deze rechtsregels wordt gezegd, dat de burger geacht wordt ze te kennen. In de praktijk is dat natuurlijk niet het geval. Een burger gaat vaak pas naar een rechtsregel vragen als hij in een probleemsituatie zit. Aan de hand van de rechtsregel wil hij dan zijn rechten en/of plichten vaststellen. Anders gezegd: aan de hand van het objectieve recht (de rechtsregel) wil hij zijn subjectieve recht (de rechten en/of plichten) vaststellen. Als het (rechts)subject (de persoon) tot de conclusie komt dat hij niet krijgt waar hij recht op heeft, kan de rechter ingeschakeld worden. Deze kan met een juridische sanctie komen. Mogelijk juridische sancties zijn: – te doen: afgeven waartoe partijen zich verplicht hebben of verplicht zijn; – het betalen van schadevergoeding (par. 3.2.6.1); – het ondergaan van straffen (dl. 3 par. 3.1.4 en 3.2.4). 9
RvZ Deel 1 2015.indd 9
27-03-15 10:17
1.3
basisstructuur van het recht
Het objectief recht moet niet verward worden met het begrip rechtsobject. Een rechtsobject is namelijk datgene wat voorwerp is van jouw rechten en plichten. Voorbeeld De eigenaar (het rechtssubject) van de gouden pen, het rechtsobject, durft deze vanwege de waarde niet dagelijks te gebruiken.
1.3
Doel van objectief recht
Een belangrijk doel van rechtsregels is om de samenleving te ordenen en richting te geven aan het handelen (de functies) van de overheid. De functies van de overheid bestaan uit wetgeving, bestuur en rechtspraak. Het is belangrijk dat een rechtsregel zo duidelijk mogelijk geformuleerd wordt. Dan hoeft er geen meningsverschil over te ontstaan (rechtszekerheid) en kan deze in dezelfde situaties op dezelfde manier worden toegepast (rechtsgelijkheid). Rechtsregels kunnen ruimte aan bepaald menselijk gedrag geven of juist bepaald gewenst menselijk gedrag afdwingen. Dit laatste kan gebeuren om daarmee een vreedzame en rechtvaardige samenleving te bereiken. Dit gewenste resultaat heeft met moraal te maken. Moraal, op haar beurt met de visie op mens en samenleving. Deze visie kan van tijd tot tijd verschillen. Er zijn ook ‘wetten’ die van alle tijden en alle plaatsen zijn. Deze ‘wetten’ worden volgens de een ingegeven door de natuur, volgens anderen door de rede (het verstand). Weer anderen spreken over de universele orde van alle dingen. Ook kan God de bron zijn van eenduidige rechtsregels. Doordat de samenleving aan de hand van rechtsregels geordend wordt: – kunnen belangentegenstellingen overbrugd worden; Voorbeeld Twee buren kunnen het oneens zijn over de vraag wie de eigenaar van een stukje grond is. Zonder rechtsregels zou de sterkste of de slimste van de twee waarschijnlijk ‘winnen’. Dat wordt in onze samenleving niet wenselijk gevonden. Daarom is de rechter degene die in een dergelijk conflict, met de rechtsregel in de hand, het conflict kan beslechten.
– kan ‘eigen richting’ van bijvoorbeeld het slachtoffer voorkomen worden. Als de rechtsnorm aangeeft dat bij overtreding van deze rechtsregel de staat de dader mag straffen, hoeft het slachtoffer niet voor zichzelf op te komen; Voorbeeld De rechter kan de dader die een ander van het leven berooft straffen met een gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren.
– kan bepaald gewenst gedrag afgedwongen worden. Dit gewenste gedrag kan bijvoorbeeld een gewenste maatschappelijke verandering bewerkstelligen. Voorbeeld Het feit dat de werkgever verplicht is om de moeder onder werktijd gelegenheid te geven haar kind borstvoeding te geven kan er mede toe bijdragen dat elk individu in eigen inkomsten kan voorzien.
10
RvZ Deel 1 2015.indd 10
27-03-15 10:17
deel 1 inleiding in het recht en het oplossen van een casus
1.4
1.4.1.1
Ordening van rechtsregels
Het recht ordent enerzijds de samenleving als totaal en anderzijds het leven van het individu binnen de samenleving. De rechtsregels ordenen vele deelterreinen van het leven. Vandaar dat er ook zoveel rechtsregels nodig zijn. Om een bepaalde rechtsregel voor een bepaalde situatie (terug) te kunnen vinden, is het belangrijk dat ze volgens een bepaalde structuur geordend (gerubriceerd) worden. Rechtsregels kunnen gerubriceerd worden op rechtsgebied, op thema’s en op moment van toepassing. 1.4.1 Ordening naar rechtsgebieden Om de weg naar een bepaalde rechtsregel te kunnen vinden worden de rechtsregels in verschillende rechtsgebieden ondergebracht. In totaal zijn er vier rechtsgebieden: 1. burgerlijk recht (civiel recht/privaatrecht); 2. strafrecht; 3. administratief recht (bestuursrecht); 4. staatsrecht. 1.4.1.1 Burgerlijk recht (civiel recht/privaatrecht) Een privaatrechtelijke rechtsregel heeft als belangrijk kenmerk dat de rechtsrelatie tussen burgers onderling centraal staat. Het begrip ‘burger’ moet ruim opgevat worden. Daaronder kan ook de overheid vallen die in een zelfde situatie terechtkomt als de burger. Bijvoorbeeld wanneer zij iets koopt, geldt voor de overheid dezelfde rechtsregel als voor de burger. In een rechtsrelatie gaat het om rechten en plichten. Vaak zijn deze rechten op geld waardeerbaar, vaak ook niet. Afhankelijk van het onderwerp kunnen rechtsregels binnen het burgerlijk recht van elkaar onderscheiden worden. Het burgerlijk recht wordt opgesplitst in: – natuurlijk personenrecht (personen- en familierecht); – rechtspersonenrecht; – vermogensrecht. Natuurlijk personenrecht In het natuurlijk personenrecht gaat het om de rechtsregel die de positie – van de persoon zelf; – de persoon in relatie tot zijn familie; of – de persoon in relatie tot zijn levenspartner bepaalt. Deze rechtsregels worden samen het personen- en familierecht genoemd. Met natuurlijk persoon wordt de mens bedoeld. De mens is een rechtssubject: bevoegd tot het dragen van rechten en plichten. Artikel 1:1 BW zegt het zo: “Allen die zich in Nederland bevinden, zijn vrij en bevoegd tot het genot van de burgerlijke rechten.” Ieder is dus rechtsbevoegd. Anders gezegd: allen die zich in Nederland bevinden zijn rechtssubject. De rechtsbevoegdheid (rechtssubjectiviteit) van de mens vangt aan bij de geboorte. De wet maakt hierop de volgende uitzondering. Als het belang van het kind dit vordert, wordt het kind, waarvan een vrouw zwanger is, al als geboren aangemerkt (art. 1:2 BW). Als de vader van het kind overlijdt vóór de geboorte van het kind, kan het ongeboren kind op grond van dit wetsartikel van de vader erven. Rechtsbevoegdheid is iets anders dan handelingsbekwaamheid. Iets mogen is iets anders dan iets kunnen. Bij handelingsbekwaamheid gaat het om de wettelijke geschiktheid om voor zichzelf rechtshandelingen te verrichten (zie par. 3.1.3).
11
RvZ Deel 1 2015.indd 11
27-03-15 10:17
1.4.1.2
basisstructuur van het recht
Rechtspersonenrecht In het rechtspersonenrecht gaat het om een organisatievorm waardoor de organisatie net als een natuurlijk persoon aan het rechtsverkeer kan deelnemen. De organisatie heeft eveneens rechten en plichten. Denk bijvoorbeeld aan een vereniging of stichting (zie dl. 4 par. 1.3.2). Ook een organisatie kan dus een rechtssubject genoemd worden. Vermogensrecht In het vermogensrecht staan de op geld waardeerbare rechten en plichten centraal. Tot iemands vermogen worden alle rechten en plichten die op geld waardeerbaar zijn gerekend. Het vermogen is uit verschillende rechten opgebouwd. Het eigendomsrecht is zo’n recht. Het betreft vaak een stoffelijk object, een zaak. Rechten die een zaak betreffen behoren tot het goederenrecht. Er zijn ook rechten die niet een zaak betreffen maar juist uit een rechtsrelatie die personen met elkaar hebben voortvloeien. Personen kunnen op grond van een overeenkomst rechten en plichten ten opzichte van elkaar hebben. Dit gedeelte van het vermogensrecht heet het verbintenissenrecht. Met name koopovereenkomsten zijn een belangrijk onderdeel van het verbintenissenrecht. Het verbintenissenrecht en goederenrecht samen wordt het vermogensrecht genoemd. Een verbintenis ontstaat niet altijd omdat personen dat willen. Een verbintenis kan ook op grond van een bepaald feit ontstaan. De wetgever geeft aan op grond van welke feiten dat het geval is. In dat geval wordt er gesproken over een verbintenis uit de wet. Voorbeeld Als een kind een bal door de ruiten van de buren gooit benoemt de wetgever dit als ‘onrechtmatige daad’. Op grond van deze ‘onrechtmatige daad’ heeft (aldus de wet) het kind (of de ouder) de plicht om schadevergoeding aan de buren te betalen.
Rechten en plichten die op grond van een bepaalde rechtsregel ontstaan worden niet altijd nagekomen. Daarom zijn er ook rechtsregels nodig die aangeven welke procedure (voor de rechter) gevolgd kan worden als mensen over het al dan niet hebben van bepaalde rechten, van mening verschillen. Deze rechtsregels worden eveneens tot het burgerlijk recht gerekend (zie par. 1.4.3). Schema burgerlijk recht/privaatrecht/civiel recht Personen- en familierecht
Privaatrecht
Rechtspersonenrecht Goederenrecht Vermogensrecht Verbintenissenrecht
1.4.1.2
Strafrecht
In de rechtsregels die tot het strafrecht gerekend worden vallen vaak als eerste de geboden of verboden op. Een gebod of verbod wordt tot het strafrecht gerekend als de wetgever het naleven van deze geboden en verboden zó belangrijk vindt, dat de rechter bij niet-naleving een straf mag opleggen. Hiermee voorkomt de rechter onder andere dat de burger voor eigen rechtertje gaat spelen (‘eigenrichting’). Daarnaast wil de overheid bereiken dat er bijvoorbeeld niet gestolen of mishan12
RvZ Deel 1 2015.indd 12
27-03-15 10:17
deel 1 inleiding in het recht en het oplossen van een casus
1.4.1.4
deld wordt. Dat lukt lang niet altijd. Het rechtsgoed zelf, namelijk ‘het is verboden te stelen’ óf ‘het is verboden om iemand te mishandelen’ wordt echter wel beschermd. Een aantal normen en waarden die binnen de samenleving gelden wordt op deze manier hoog gehouden. Voorbeeld Hij aan wiens schuld de dood van een ander te wijten is, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie (art. 307 Sr).
Naast rechtsregels met geboden en verboden bevat het strafrecht ook rechtsregels die de uitgangspunten van het strafrecht omschrijven, de zogeheten ‘algemene bepalingen’. In deze bepalingen worden onder andere de straffen benoemd die opgelegd kunnen worden. Voorbeeld De Nederlandse strafwet is toepasselijk op ieder die zich in Nederland aan enig strafbaar feit schuldig maakt (art. 2 Sr).
Niet altijd houdt een rechtssubject zich aan de rechtsregels van het strafrecht. Daar kan tegen opgetreden worden. Er zijn rechtsregels die precies omschrijven onder welke omstandigheden en voorwaarden dat mag gebeuren. Dit zijn de procedureregels. Ook deze rechtsregels worden tot het strafrecht gerekend (zie par. 1.4.3). Voorbeeld In geval van ontdekking op heterdaad is ieder bevoegd den verdachte aan te houden (art. 53 lid 1 Sv).
1.4.1.3
Administratief recht/bestuursrecht
Het administratief recht, ook wel bestuursrecht genoemd, bevat de meest recent ontstane rechtsregels. Het bestuursrecht hoort bij een actief optredende overheid. Een actief optredende overheid draagt zorg voor een samenleving waar de sociale verzorging, zoals het bevorderen van gezondheid en goede werkgelegenheid hoog in het vaandel staat. De rechtsregels die tot het bestuursrecht horen geven het juridische kader voor de actieve overheidsbemoeienis met het maatschappelijk leven. Overheidsorganen krijgen via deze regels inzicht in hun bevoegdheden en de wijze waarop zij hun bevoegdheden moeten uitoefenen. Organisaties en burgers kunnen aan de hand van deze rechtsregels nagaan waar ze tegenover de overheid aanspraak op kunnen maken en op welke wijze ze hun recht kunnen halen. Ook de rechtsregels die de wijze waarop een organisatie of burger mag reageren indien deze zich tekort gedaan voelt (procedureregels) vallen onder het rechtsgebied van het administratief recht (zie par. 2.6). Voorbeeld Het gemeentebestuur draagt zorg voor de maatschappelijke ondersteuning (art. 2.1.1 lid 1 Wet maatschappelijke ondersteuning 2015). Een inwoner van de gemeente kan een aanvraag voor een op maat gewenste ondersteuning (bijvoorbeeld huishoudelijke zorg) indienen bij het college van B&W (art. 2.3.2 lid 9 Wmo 2015). Het college beslist binnen twee weken op dit verzoek met een beschikking (art. 2.3.5 lid 2 Wmo 2015). Als de aanvrager het niet eens is met het besluit, kan hij bezwaar maken bij B&W (art. 6:7 Algemene bestuurswet) en eventueel daarna in beroep bij de bestuursrechter (art. 6:4 lid 2 Awb).
1.4.1.4 Staatsrecht Belangrijke thema’s die binnen het staatsrecht geregeld worden zijn: – de staatsorganen, zoals Koning, ministers, Staten-Generaal, provincies, gemeenten en de rechterlijke macht (zie par. 2.3 en 5.4) en hun bevoegdheden; 13
RvZ Deel 1 2015.indd 13
27-03-15 10:17
1.4.1.5
basisstructuur van het recht
– de grondrechten die door de overheid geëerbiedigd moeten worden, zoals vrijheid van godsdienst en vrijheid van meningsuiting (zie par. 2.8); – de wijze waarop burgers invloed kunnen uitoefenen op de samenstelling van de staatsorganen: het gaat dan om het kiezen en gekozen kunnen worden (zie par. 2.3). In plaats van Staat, worden ook termen als openbaar bestuur en overheid gebruikt. De Staat is een rechtspersoon. Als rechtspersoon heeft hij de bevoegdheid om rechtshandelingen te verrichten. Bestuursorganen mogen namens deze rechtspersoon optreden (zie verder par. 2.2.4) 1.4.1.5
Publiekrecht
De overheid neemt zowel een plaats in in het strafrecht, als in het bestuursrecht, als in het staatsrecht. De overheid heeft afhankelijk van het rechtsgebied een andere functie dan wel positie, namelijk resp. die van straffer, van bestuurder of die van staatsorgaan. De drie rechtsgebieden strafrecht (par. 1.4.1.2), bestuursrecht (par. 1.4.1.3) en staatsrecht (par. 1.4.1.4) worden samen het publiekrecht genoemd. In het publiekrecht dient de overheid het algemeen belang. Het recht van de burger moet daar soms voor wijken. De overheid moet daar dan wel een bijzondere reden voor hebben. Schema publiekrecht Strafrecht
Publiekrecht
Administratief recht/bestuursrecht
Staatsrecht
1.4.2
Ordening naar thema’s
Rechtsregels zijn te ordenen naar rechtsgebied (par. 1.4.1), maar kunnen ook geordend worden naar thema. Deze ordening is wat moderner. De rechtsregels die op deze wijze geordend worden hebben gemeenschappelijk dat ze over hetzelfde thema gaan. Deze ordening biedt vaak geen duidelijkheid met betrekking tot het rechtsgebied. Verschillende rechtsgebieden kunnen binnen één thema terug te vinden zijn. In het kader van de zorg- en welzijnspraktijk is bijvoorbeeld te denken aan het jeugdrecht, het vreemdelingenrecht en het gezondheidsrecht. 1.4.3
Ordening naar moment van toepassing
Materieel recht Als iedere burger zijn rechten tegenover de andere burger of overheid direct geldend maakt of zich in de maatschappij gedraagt zoals de overheid verwacht, kan de samenleving met heel wat minder rechtsregels toe dan op dit moment het geval is. Er zijn dan bijna alleen rechtsregels nodig die tot het materieel recht gerekend worden. Dat zijn rechtsregels die bijvoorbeeld de rechten en plichten tussen ouders en kinderen beschrijven; die aangeven wanneer een burger recht heeft op een bijstandsuitkering; die benadrukken dat de burger niet mag stelen want anders... Deze rechtsregels behoren tot het materieel recht. De ‘spelregels van het maatschappelijk gedrag’ worden daarin bepaald.
14
RvZ Deel 1 2015.indd 14
27-03-15 10:17
1.4.3
deel 1 inleiding in het recht en het oplossen van een casus
Formeel recht Rechten worden echter wel geschonden; het nakomen van plichten wordt wel verzuimd; geboden worden wel overtreden en verboden worden genegeerd. Voor die gevallen zijn rechtsregels nodig die aangeven welke weg via de rechter bewandeld kan worden om onder zijn druk alsnog het recht te innen; schadevergoeding te krijgen of een straf. Deze rechtsregels behoren tot het handhavingsrecht. Ze maken samen het formeel recht uit. Het gaat om de rechtsregels die de ‘spelregels van het procederen’ bepalen. Voorbeeld Ieder die kennis draagt van een begaan strafbaar feit is bevoegd daarvan aangifte of klachte te doen (art. 161 Sv).
Spelregels voor het procederen zijn ook nodig als de wet uitdrukkelijk zegt dat een bepaald recht alleen via een uitspraak van de rechter verkregen kan worden. De rechter kan bijvoorbeeld op verzoek van een vrouw die zestien of zeventien jaar is een meerderjarigverklaring uitspreken (zie dl. 2 par. 2.1.3.1). Materieel recht en formeel recht De rechtsregels van het privaatrecht en publiekrecht zijn uitgezonderd het staatsrecht op te splitsen in twee categorieën. Enerzijds de categorie materieel recht, anderzijds de categorie formeel recht. Schema rechtsregels (zie ook par. 2.5.5.1) Materieel recht Privaatrecht Formeel recht (burgerlijk procesrecht)
Materieel recht Rechtsregels
Strafrecht Formeel recht (strafprocesrecht)
Materieel recht Publiekrecht
Administratief recht/bestuursrecht Formeel recht (administratief procesrecht)
Staatsrecht
Materieel recht
Het staatsrecht bevat alleen materieel recht omdat het eigenlijk alleen staatsorganen beschrijft en bevoegdheden toekent. Als de staat vanuit haar bevoegdheid richting een burger gaat optreden, bijvoorbeeld bij het verlenen van een bouwvergunning, valt hij in de relatie tot de burger onder de rechtsregels van het bestuursrecht. 15
RvZ Deel 1 2015.indd 15
27-03-15 10:17
1.5
1.5
basisstructuur van het recht
Aard van rechtsregels
Veel rechtsregels zijn onvoorwaardelijk van toepassing op alle mensen. Denk maar aan de regel “Niemand mag zich schuldig maken aan diefstal”. Er zijn echter rechtsregels die van een ander gewicht zijn. Daar kun je van afwijken. Om de aard van een bepaalde rechtsregel aan te geven worden termen als dwingend; aanvullend en semidwingend recht gebruikt. 1.5.1
Dwingend recht
Bij dwingend recht gaat het om rechtsregels waarvan burgers absoluut niet mogen afwijken. Dit is vaak het geval als de rechtsregel juist de positie van de zwakkere beschermt zoals dat in het huurrecht en arbeidsrecht het geval is. Als partijen er toch van proberen af te wijken door middel van een overeenkomst, dan is die overeenkomst nietig. Dit betekent dat deze overeenkomst geen enkele juridische werking heeft. Zij zou dus net zo goed niet gesloten kunnen zijn. Voorbeeld Rechtsregel: “De werkgever mag geen onderscheid maken tussen mannen en vrouwen – bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst; – bij het verstrekken van onderricht aan de werknemer; – in de arbeidsvoorwaarden; – bij de arbeidsomstandigheden; – bij de bevordering en bij de opzegging van de arbeidsovereenkomst.” (art. 7:646 lid 1 BW) “Een beding in strijd met lid 1 is nietig.” (art. 7:646 lid 11 BW)
Ook rechtsregels die te maken hebben met bepaalde waarden zoals de goede zeden en de openbare orde, die algemeen in de samenleving gedeeld moeten worden zijn van dwingendrechtelijke aard. Het is niet altijd duidelijk wat bijvoorbeeld goede zeden zijn. Bij verschil van mening zal de rechter de doorslag moeten geven. 1.5.2
Aanvullend recht
Als de aard van een rechtsregel slechts aanvullend is, geldt deze rechtsregel alleen als partijen zelf geen regeling hebben getroffen. Als partijen zelf een regeling hebben gemaakt gaat deze eigen gemaakte regeling vóór de wettelijke regeling. Partijen kunnen dus met hun afspraak de rechtsregels opzij zetten. Voorbeeld Rechtsregel: “De werknemer is verplicht de arbeid zelf te verrichten; hij kan zich daarin niet dan met toestemming van de werkgever door een derde doen vervangen.” (art. 7:659 BW)
1.5.3
Semidwingend recht
Als van een rechtsregel mag worden afgeweken en daarbij aangegeven wordt via welke vormen er dan moet worden afgeweken is er sprake van semidwingend recht (zie dl. 2 par. 3.2.4.1). Afwijken mag dan, maar bijvoorbeeld alleen met schriftelijke toestemming. Voorbeeld Bij huwelijkse voorwaarden kan uitdrukkelijk of door de aard der bedingen worden afgeweken van bepalingen van deze titel, behalve voor zover bepalingen zich uitdrukkelijk of naar hun aard tegen afwijking verzetten (art. 1:93 BW).
16
RvZ Deel 1 2015.indd 16
27-03-15 10:17
deel 1 inleiding in het recht en het oplossen van een casus
1.6
1.6.2
Rechtsbronnen
Rechtsregels zijn ergens te vinden. Ze hebben een begin, een oorsprong waaruit de regels voortkomen. Vandaar de naam rechtsbron. Dit betreft zowel de geschreven als de ongeschreven rechtsregels. 1.6.1 Rechtsbronnen van geschreven rechtsregels De rechtsbronnen van geschreven rechtsregels zijn de wet en het verdrag. De wet (wetgeving in materiële zin) Rechtsregels die door de wetgever zijn gemaakt zijn te vinden in de wet. De wetgever kan zowel de landelijke, als provinciale, als gemeentelijke wetgever zijn (zie par. 2.5.2 en 2.5.3). De wet is voor de burger de meest in het oog springende rechtsbron. Let wel: het woord wet komt ook in andere betekenissen voor (zie par. 2.5). Het verdrag Een verdrag bevat rechtsregels die resultaat zijn van een overeenkomst tussen verschillende landen of van een overeenkomst tussen landen en internationale organisaties. Als Nederland partij is bij een verdrag mogen de Nederlandse rechtsregels niet in strijd zijn met de internationale rechtsregels van het verdrag. Als het verdrag niet alleen aan de Staat maar ook direct aan de burgers van Nederland gericht is, gelden de rechten en plichten die op grond van dit verdrag ontstaan rechtstreeks voor deze burgers, nadat deze regels zijn bekendgemaakt (art. 93 Gw). Dit betekent dat de burger bij de rechter ook een beroep op deze rechtsregels mag doen. Dit kan tot gevolg hebben dat een nationale rechtsregel die in strijd is met een direct verbindende internationale rechtsregel voor deze internationale rechtsregel moet wijken (zie hk. 10). 1.6.2
Rechtsbronnen van ongeschreven rechtsregels
De rechtsbronnen van ongeschreven rechtsregels zijn de gewoonte en de jurisprudentie. De gewoonte Gewoonten zijn in sommige gevallen ongeschreven rechtsregels. Dit is bijvoorbeeld zo als de gewoonte echt ingeburgerd is en door veel mensen als objectief recht ervaren wordt. Daarnaast moet in de kring waar de gewoonte heerst afwijking van de gewoonte als onbehoorlijk ervaren worden. In de gezondheidszorgsector, en in toenemende mate ook in de welzijnssector, neemt het belang van het gewoonterecht steeds meer toe. Ongeschreven gewoonten worden zelfs vastgelegd in richtlijnen, codes, protocollen en standaarden. Deze regels worden wel ‘pseudowetgeving’ genoemd. Professionele hulpverleners zijn zeer sterk betrokken bij het maken en vaststellen van deze regels. De rechter houdt met deze rechtsregels sterk rekening (zie dl. 5 hk. 4). Voorbeeld De instelling voor Algemeen Maatschappelijk Werk heeft nieuwe tafels en stoelen gekocht. Er zijn geen afspraken gemaakt over het vervoer van de gekochte producten. In dat geval kan de vervoerskostenregeling van die branche als norm gelden.
Jurisprudentie Ook de jurisprudentie (het recht dat de rechter spreekt) geldt als rechtsbron. Het gaat dan om rechtsregels die door de rechter gevormd zijn naar aanleiding van een gerezen conflict dat door ‘partijen’ aan de rechter is voorgelegd. De rechter kan met name rechtsregels vormen als de rechts17
RvZ Deel 1 2015.indd 17
27-03-15 10:17
1.6.2
basisstructuur van het recht
regel die hij dient toe te passen onduidelijk is. De rechter gaat dan via bepaalde interpretatie methodes te werk. Er zijn verschillende interpretatiemethodes zoals: – de grammaticale interpretatie: wat staat er taalkundig nu echt; – de historische interpretatie: wat was de bedoeling van de opstellers van de wet; – de teleologische interpretatie: wat is de maatschappelijke context waarin de wet functioneert; – de anticiperende interpretatie: de rechter houdt rekening met een rechtsregel die nog niet is ingevoerd, maar er wel aankomt. Als de rechter voor een bepaalde situatie geen rechtsregel kan vinden, moet de rechter toch recht spreken (art. 13 Wet algemene bepalingen, Wab). In dat geval maakt de rechter zelf recht. Er is dan sprake van rechtsvorming. De rechter zal dan bijvoorbeeld: – naar analogie redeneren: de wettelijke rechtsregel wordt uitgebreid naar een situatie die er in eerste instantie niet onder viel; – à contrario redeneren: de rechter past de wettelijke rechtsregel alleen toe op het uitdrukkelijk genoemde en daarmee niet op de nieuwe situatie. Iedere uitspraak van de rechter is vastgelegd in een vonnis. Belangrijke rechterlijke uitspraken worden vaak in tijdschriften gepubliceerd Een belangrijk vakblad is de ‘Nederlandse Jurisprudentie’ (NJ). Met name de uitspraken van de Hoge Raad zijn hier in opgenomen (zie par. 5.4.1). De uitspraken van de Hoge Raad dragen bij aan een bepaalde mate van rechtszekerheid. Lagere rechters dienen met de uitspraak van de Hoge Raad rekening te houden. Dat wil niet zeggen dat de Hoge Raad in latere tijden niet anders kan oordelen. Als de Hoge Raad op een reeds eerder ingenomen standpunt terugkomt wordt er gesproken van ‘het omgaan van de Hoge Raad’.
18
RvZ Deel 1 2015.indd 18
27-03-15 10:17
RECHT voor de zorg- en welzijnsprofessional
Hoofdredactie
Simons
In Recht voor de zorg- en welzijnsprofessional wordt het huidig geldende recht uitgelegd voor de hbo-student van vandaag die zich voorbereidt om zorg- of welzijnsprofessional te worden. Beroepsprofielen zijn bepalend geweest voor wat wel of niet in deze bundel aangeboden wordt.
Bij DEEL 2 en 3 is in ieder hoofdstuk een overzicht van geraadpleegde rechtsbronnen en verwijzingen naar andere delen in het boek te vinden. In de hoofdstukken wordt steeds naar rechtsregels verwezen. Ook een uitgebreid trefwoordenregister ontbreekt niet. Via de webpagina bij het boek op www.academicservice.nl is bovendien een overzicht van literatuur en internetadressen beschikbaar. De student kan zowel met voorgeschreven studieopdrachten als met eigen leervragen tot verdieping van de materie komen. Met dit boek zijn studenten met diverse leerstijlen in staat om tot een beginnend beroepsbeoefenaar uit te groeien. Ook voor de professional blijft deze uitgave een belangrijk en verantwoord naslagwerk.
RECHT voor de zorg- en welzijnsprofessional
Het boek bestaat uit vijf delen. Deze zijn zowel afzonderlijk als in samenhang te gebruiken. Naarmate de student zijn opleiding vordert, zal het pendelen tussen de verschillende delen belangrijker worden. Ieder deel is voorzien van een uitgebreide inhoudsopgave. De indeling is als volgt. DEEL 1 de basisstructuur van het recht en de ‘methodiek van casus oplossen’. DEEL 2 theorie, casuïstiek en rechtsregels geordend naar de levensfase van cliënten/ patiënten: de (on)geborene, het kind/de jongere, de volwassene, de zelfstandig wonende oudere, de stervende en de overledene. DEEL 3 cliënten/patiënten van een bepaalde doelgroep: de gedwongen geholpen cliënt/patiënt, de gedwongen opgenomen patiënt, de gehandicapte, de delinquent en de vreemdeling. DEEL 4 de professional werkend in een zorg- en welzijnsinstelling. DEEL 5 de professional functionerend in de cirkel van cliënt, instelling, samenleving en overheid.
2015 2016 ISBN
978 90 395 2963 8
NUR
163
Recht voor de zorg- en welzijnsprofessional_2014/2015 .indd 1
RECHT voor de zorg- en welzijnsprofessional
EDITIE 2015-2016 Hoofdredactie mr. Peter Simons
www.academicservice.nl
23-03-15 19:38