Financiële impactanalyse WWNV Gemeente Arnhem
Martin Heekelaar Jeroen Gelevert Dorrit de Jong 21 maart 2012
45700
Financiële impactanalyse WWNV Gemeente Arnhem
Inhoud
Pagina
Managementsamenvatting
1
1. Inleiding
6
1.1 Aanleiding voor het rapport 1.2 Aanpak 1.3 Leeswijzer
2. De Wet werken naar vermogen (WWNV) 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
Inleiding Wijzigingen in het beleid Omvang doelgroepen in Arnhem Financiering WWNV Relaties tussen de geldstromen
3. Uitvoeringskosten Wet werken naar vermogen 3.1 3.2 3.3 3.4
Inleiding Cluster W&I Arnhem Financiering Conclusie
4. Inkomensdeel 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7
45700
Inleiding Inkomensdeel onder de WWNV Inkomensdeel Arnhem Bijstandsvolume Extra volumetoename WWNV Toekomstig saldo inkomensdeel Conclusies
6 6 6
7 7 7 8 9 10
13 13 13 15 16
17 17 17 18 19 22 23 27
5. Ongedeeld re-integratiebudget 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5
Inleiding Financiering Werkdeel klassiek Gevolgen Arnhem Aandachtspunten naar aanleiding van de bezuinigingen
6. Sociale werkvoorziening 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 6.6 6.7
Inleiding Ontwikkelingen WSW Presikhaaf Bedrijven Financiële ontwikkeling Presikhaaf Bedrijven Bedrijfsopbrengsten Aandachtspunten Conclusie
Bijlagen Bijlage 1: Beschrijving Presikhaaf Bedrijven Bijlage 2: Geraadpleegde literatuur Bijlage 3: Overzicht interviews
45700
29 29 31 31 32 34
37 37 37 38 39 42 45 47
Managementsamenvatting
Inleiding Als gevolg van de Wet werken naar vermogen (WWNV), die naar verwachting op 1 januari 2013 zal worden ingevoerd, is de onderkant van de arbeidsmarkt aan grote veranderingen onderhevig. De WWNV betekent dat de WWB en delen van de WSW en de Wajong worden samengevoegd in één regeling. Voorts gaat de invoering gepaard met grote budgettaire veranderingen wat direct gevolgen heeft voor elke individuele gemeente. De gemeente Arnhem heeft Berenschot gevraagd om een financiële impactanalyse uit te voeren naar de invoering van de Wet werken naar vermogen in de gemeente Arnhem en in het bijzonder voor de sociale werkvoorziening en het SW-bedrijf in de regio. Voor de WWNV bestaan verschillende financieringsbronnen. We gaan hierna in op de uitvoeringskosten, het inkomensdeel, het ongedeeld re-integratiebudget en de sociale werkvoorziening. Tot slot brengen we de verwachte financiële effecten van de WWNV geconsolideerd in beeld. Uitvoeringskosten Gemeenten ontvangen via het gemeentefonds en via het re-integratiebudget geld voor de financiering van de uitvoering van de WWNV. Doordat de toegang tot de WSW en de Wajong wordt aangescherpt, zal de toestroom tot de WWNV hoger zijn dan de toestroom tot de huidige WWB. Dat betekent voor de gemeenten een hogere uitvoeringslast. Gemeenten worden daarvoor via het gemeentefonds gecompenseerd. Via het re-integratiebudget ontvangen gemeenten geen compensatie. Daarop wordt alleen gekort. Door deze bezuinigingen komt de uitvoeringscapaciteit onder druk te staan. In het verleden is er in de gemeente Arnhem voor gekozen om de uitvoering mede te financieren vanuit het werkdeel, omdat er veel geld binnen het werkdeel beschikbaar was. Daarmee werden de algemene gemeentelijke middelen ontlast. Nu het werkdeel fors omlaag is gebracht, is de omgekeerde beweging door de algehele financiële krapte van de gemeente waarschijnlijk minder gemakkelijk te realiseren. In 2012 bedragen de uitvoeringskosten van W&I in Arnhem € 19,7 mln. Daarvan komt € 8,3 mln ten laste van het WWB-werkdeel en € 11,4 mln ten laste van het gemeentefonds. In het gemeentefonds is in 2012 in totaal € 26,4 mln beschikbaar voor W&I (stand mei-circulaire 2011). De omvang van dat bedrag is onder meer afhankelijk van het aantal bijstandsgerechtigden. In eerdere jaren was het
45700
1
bedrag van dezelfde orde van grootte1. Naast de uitvoeringskosten wordt € 11,8 mln. besteed aan minimabeleid. De rest, € 3,2 mln, wordt aan andere zaken dan W&I besteed. Inkomensdeel Gemeenten ontvangen via het inkomensdeel geld voor het betalen van de WWNV-uitkeringen. De financieringssystematiek is vergelijkbaar met de huidige WWB. Gemeenten mogen besparingen op het inkomensdeel houden en vrij besteden. Tekorten moeten ze vanuit de eigen middelen aanvullen. In 2011 is voor Arnhem sprake van een tekort van 12%. Het tekort wordt bepaald door een tekortschietend macrobudget, voortvloeiend uit bestuurlijke afspraken die in 2007 gemaakt zijn tussen de VNG en het vorige kabinet. Vanaf 2012 zal het macrobudget naar verwachting weer aansluiten bij de werkelijke uitgaven. In de WWNV wordt terug gegaan naar de oorspronkelijke systematiek van voor 2007. De verwachting is dat voor Arnhem, als de volumedoelstellingen worden gerealiseerd, vanaf 2012 geen sprake meer zal zijn van grote tekorten Arnhem zet stevig in op volumereductie. Er wordt een doelstelling gehanteerd van -1.100. Dat is een forse ambitie. Reeds bij een daling van 6002 wordt een prima resultaat neergezet. Arnhem zou dan behoren tot de 10% best presterende gemeenten in Nederland. De gevolgen voor het saldo Ideel zijn hoe dan ook ongewis. De omvang van het budget inkomensdeel in de toekomst is onzeker. Er moet voorts rekening mee gehouden worden dat de reductiedoelstelling berekend wordt ten opzichte van de referentiegemeenten. Als ook andere gemeenten extra inspanningen plegen om het aantal bijstandsgerechtigden omlaag te brengen, is de ambitie van een (relatieve) daling van het bijstandsvolume extra lastig. Kortom het toekomstig saldo I-deel laat zich lastig correct ramen. Wij adviseren om daarmee rekening te houden en in de begroting uit te gaan van behoedzame ramingen. Met het oog op de WWNV constateren wij het volgende aandachtspunt. In Arnhem wonen relatief veel Wajongers. Tegelijkertijd ontwikkelt het aantal zich sterker dan in andere gemeenten. Het risico bestaat dat zodra met de invoering van de WWNV, de toegang tot de Wajong beperkt wordt, de extra toestroom tot de Wajong zich verlegt naar de WWNV. De uitgaven WWNV zullen daardoor sterker toenemen dan in andere gemeenten en sterker toenemen dan het beschikbare budget inkomensdeel. Het is niet zeker dat dit effect zich zal voordoen. Als het effect zich wel voordoet, is het mogelijk dat er rekening mee gehouden wordt in een geactualiseerde toekomstige versie van het verdeelmodel inkomensdeel, waardoor de financiële effecten voor Arnhem beperkt zijn.
1
2
. In 2010 en 2011 waren de bedragen respectievelijk € 25,8 mln en € 25,3 mln, stand mei-circulaire 2011. Het gaat om een extra daling met 600 uitkeringen ten opzichte van de landelijke ontwikkeling.
45700
2
Ongedeeld re-integratiebudget Voor de re-integratie ontvangen gemeenten onder de WWNV het ongedeeld re-integratiebudget. In het ongedeeld re-integratiebudget worden het huidige werkdeel WWB en de middelen voor de WSW samengevoegd. Er wordt drastisch door het kabinet op deze middelen bezuinigd. Om deze budgetverlagingen op te vangen is door de gemeente Arnhem reeds omgebogen op de re-integratie-uitgaven. Deze zijn echter onvoldoende om de landelijke bezuinigingen volledig op te vangen. In 2012 is sprake van een verwacht tekort op het re-integratiebudget van € 3,1 mln, oplopend tot € 8,7 mln in 2015 (op basis van de cijfers uit de coutourennota I). Er ligt een relatie tussen de re-integratie en het bijstandsvolume. Meer re-integratie leidt in principe (afhankelijk van de re-integratietrajecten) tot een lager volume. Minder re-integratie leidt mogelijk tot meer mensen in de bijstand en hogere bijstandsuitgaven. Daarmee moet bij de verdere ombuigingen op re-integratie door de gemeente Arnhem rekening worden gehouden. Een lager re-integratiebudget geeft een extra stimulans om te zoeken naar andere manieren om volume te reduceren. Hierbij kan worden gedacht aan het vergroten van de eigen verantwoordelijkheid van burgers, een expliciete focus op volumereductie, meer/effectievere handhaving, scherpere controle aan de poort, inzetten van social return, inzet van financiële middelen van werkgevers en een betere benutting van sectorfondsen. Sociale werkvoorziening Het tekort van PB in 2011 bedraagt € 6,3 mln. In het gunstige scenario van PB neemt het tekort van PB in 2015 toe tot € 6,8 mln. De forse tekorten als gevolg van de rijksbezuinigingen worden gedempt door een oplopend operationeel resultaat van € 7,4 mln. negatief in 2011 naar € 6,8 mln. positief in 2015. De verbetering van het resultaat wordt voor een belangrijk deel gerealiseerd door een afwaardering van de vaste activa, die mogelijk wordt gemaakt door de door het Rijk landelijk beschikbaar gestelde herstructureringsfaciliteit. Er zijn verschillende financiële risico’s waarmee rekening moet worden gehouden. Belangrijke risico’s doen zich voor bij de bedrijfsopbrengsten. We presenteren twee alternatieve scenario’s die leiden tot grotere tekorten dan de huidige verwachtingen. Met name gezien de huidige marktomstandigheden (economische crisis) moet met deze scenario’s serieus rekening worden gehouden. Andere risico’s:
Omvang herstructureringsfaciliteit: De totale herstructureringskosten van PB worden geraamd op € 20-27 mln. Vanuit de herstructureringsfaciliteit komt naar verwachting maximaal € 11,7 mln
45700
3
beschikbaar. Het verschil zal moeten worden bijgepast door de gemeenten. Voor Arnhem komt dat neer op €4,1 mln tot €7,7 mln3.
Transitievermogen: PB staat voor een grote veranderopgave. Reeds eerder is ervoor gekozen om de beweging van binnen naar buiten te maken. Deze verandering is nog niet doorgevoerd. De nieuwe directeur zet wel juiste veranderingen in. Op dit moment is nog onduidelijk welke waarborgen er zijn dat de juiste veranderingen worden doorgevoerd, en de effecten moeten zichtbaar gaan worden. Wel zijn er eerste aanwijzingen (recente stijging aantal uitplaatsingen) die op verandering duiden. Verder is er politiek en bestuurlijk draagvlak nodig voor het doorvoeren van de veranderingen. Het bestuur moet de veranderingen en de noodzakelijk daarvoor te nemen maatregelen ondersteunen.
Omvang weerstandvermogen: Het eigen vermogen is ultimo 2012 naar verwachting lager dan de afgesproken grens. PB is grotendeels met vreemd vermogen gefinancierd. Gemeenten staan daarvoor garant.
Tot slot
De uitvoeringskosten voor de WWNV worden betaald vanuit het gemeentefonds. Met de invoering van de WWNV worden er extra middelen geplaatst in het gemeentefonds. Vooralsnog is niet de verwachting dat de extra middelen in het gemeentefonds onvoldoende zijn voor de compensatie van de extra uitvoeringskosten.
Het uitgangspunt in de WWNV is dat het macrobudget inkomensdeel toereikend is voor het betalen van de landelijke uitkeringslast. Het is niet de verwachting dat zich in het inkomensdeel grote tekorten zullen voordoen. De gemeente Arnhem kan besparingen realiseren door extra volumereductie. De ambities zijn hoog. De omvang van toekomstige besparingen is echter zeer onzeker. Mede op basis van wat wij hebben gezien bij andere gemeenten, adviseren wij gemeenten om zich v.w.b. het inkomensdeel niet rijk te rekenen en zeer terughoudend te zijn met het vooraf inboeken van besparingen.
Er is door het kabinet fors bezuinigd op het WWB-werkdeel. In 2011 was het budget voor de gemeente Arnhem € 27,4 mln. In 2012 is het budget verlaagd tot € 14,7 mln. In 2012 kan Arnhem nog gebruikmaken van een reservering van € 7,9 mln. De bezuiniging zal daardoor met name vanaf 2013 hard voelbaar zijn. Arnhem heeft reeds maatregelen genomen, maar nog onvoldoende om het volledige tekort te dekken. De resterende financiële problematiek op het werkdeel ziet er als volgt uit.
3
Het aandeel in de kosten van Arnhem is 50%. De bijdrage van Arnhem kan als volgt worden berekend: 50%
van 20 mln minus 11,7 mln respectievelijk 50% van 27 mln minus 11,7 mln.
45700
4
Mln. €
2011
2012
2013
2014
2015
2016
Saldo W-deel +7,9 -3,1 -9,2 Tabel 1: Huidige verwachte tekorten WWB-werkdeel gemeente Arnhem
-9,1
-8,7
-8,7
Re-integratie is erop gericht om de bijstandsafhankelijkheid zo laag mogelijk te houden. De verlaging van de re-integratie-uitgaven werkt daardoor negatief door op de bijstandsuitgaven. Daar zal rekening mee gehouden moeten worden in de prioritering bij de toekomstige reintegratie. Ook vraagt de WWNV daarom volgens ons om een bredere oriëntatie op het vraagstuk van de volumebeheersing dan alleen vanuit de re-integratie (bv meer eigen verantwoordelijkheid van burgers, handhaving, controle aan de poort e.d.).
Er worden drastische kabinetsbezuinigingen doorgevoerd op de WSW. PB voert grote veranderingen door. Bij een succesvolle uitvoering is het totale exploitatietekort in 2015 voor PB gelijk aan € 6,8 mln. De bijdrage voor Arnhem binnen de GR is in dat geval € 3,4 mln (50% van het totaal). Er wordt rekening gehouden met een ombuiging van het operationeel resultaat van € 7,4 mln negatief in 2011 naar € 6,8 mln positief in 2015. Dat is een forse en daarmee onzekere ambitie.
Mln. € Exploitatieresultaat WSW (aandeel Arnhem)
2011
2012
2013
2014
2015
2016
-3,1
-0,4
-1,4
-2,8
-3,4
-3,4
Tabel 2: Door PB verwachte kosten SW gemeente Arnhem
Arnhem is niet de enige gemeente die geconfronteerd wordt met grote tekorten. De VNG verwacht dat ruim 130 gemeenten in 2015 geen geld meer overhouden om uitkeringsgerechtigden te re-integreren of te begeleiden vanwege de lonen die betaald moeten worden aan mensen in de sociale werkvoorziening. De meeste gemeenten zullen extra eigen geld moeten bijleggen. Nog eens 180 gemeenten zien meer dan de helft van hun (gekrompen) re-integratiemiddelen opgaan aan de SW.
45700
5
1. Inleiding
1.1 Aanleiding voor het rapport Als gevolg van de Wet werken naar vermogen, die naar verwachting op 1 januari 2013 zal worden ingevoerd, is de onderkant van de arbeidsmarkt aan grote veranderingen onderhevig. De WWNV betekent dat de WWB en delen van de WSW en de Wajong worden samengevoegd in één regeling. Daarnaast gaat de invoering gepaard met grote budgettaire veranderingen wat direct gevolgen heeft voor elke individuele gemeente. De gemeente Arnhem heeft Berenschot gevraagd om een financiële impactanalyse uit te voeren naar de invoering van de Wet werken naar vermogen in de gemeente Arnhem en in het bijzonder voor de sociale werkvoorziening en het SW-bedrijf in de regio. In dit rapport presenteert Berenschot de bevindingen van dit onderzoek. 1.2 Aanpak Onder een financiële impactanalyse verstaan wij dat we nagaan wat de meerjarige financiële gevolgen zijn van de WWNV voor de gemeentelijke begroting. Daarbij gaat het niet louter om een kwantitatieve analyse. Het gaat ook om een kwalitatief oordeel over de (beheer)maatregelen en strategieën in het kader van de WWNV. We gaan na of deze logisch en consistent zijn en of er alternatieve oplossingsrichtingen mogelijk zijn. In deze financiële impactanalyse kijken we naar de uitvoeringskosten van de WWNV en naar het beschikbare budget. Daarnaast onderzoeken we het budget inkomensdeel, het ongedeeld reintegratiebudget en de WSW in Arnhem. 1.3 Leeswijzer In het hoofdstuk hierna gaan wij eerst in op de Wet werken naar vermogen. De daaropvolgende hoofdstukken behandelen we achtereenvolgens de uitvoeringskosten WWNV, het budget inkomensdeel, het ongedeeld re-integratiebudget en de WSW in Arnhem.
45700
6
2. De Wet werken naar vermogen (WWNV)
2.1 Inleiding Op 1 januari 2013 zal de Wet werken naar vermogen in werking treden. Deze wet sluit aan bij de adviezen van de commissie-De Vries (commissie fundamentele herbezinning WSW). De WWB, WSW en Wajong worden grotendeels samengevoegd. De Wet werken naar vermogen zal veel overeenkomsten vertonen met de huidige WWB. Mede aangemoedigd door het succes van de WWB wordt de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de WWNV neergelegd bij de gemeenten. Gemeenten worden daarbij financieel en beleidsmatig verantwoordelijk. Tegelijkertijd wordt er fors op de re-integratiemiddelen bezuinigd. Het aantal klanten en daarmee de werklast voor gemeenten zal daardoor toenemen. De aard van de werkzaamheden verandert ook. Gemeenten zullen zich meer moeten richten op de re-integratie van mensen met een arbeidshandicap, terwijl mensen met een beperkte verdiencapaciteit aan de slag kunnen met de nieuwe systematiek van loondispensatie. 2.2 Wijzigingen in het beleid Puntsgewijs betekent de WWNV het volgende:
Er komt één regeling voor personen met arbeidsvermogen die onder de verantwoordelijkheid van gemeenten vallen: de WWNV (samenvoeging WWB, WIJ en delen van WSW en Wajong).
De Wajong blijft bestaan voor personen die volledig én duurzaam jonggehandicapt zijn.
De WSW blijft bestaan voor personen met een indicatie beschutte arbeid.
Het huidig zittend bestand blijft in de WSW en de Wajong.
Er komt voor gemeenten een nieuw instrument loondispensatie.
Er komt één ongedeeld re-integratiebudget (WWB/WIJ, WSW en gedeeltelijk de re-integratiemiddelen voor de Wajong).
De systematiek voor het inkomensdeel is conform de systematiek van voor 2007 (= voor het bestuursakkoord dat het laatste kabinet-Balkenende afsloot met de gemeenten).
Er komt een herstructureringsfaciliteit ten behoeve van de SW-sector met in totaal € 400 mln.
Er wordt stevig bezuinigd op het WWB-re-integratiebudget en de WSW.
Daarnaast worden de volgende wijzigingen doorgevoerd:
45700
7
Het aantal vestigingen van UWV WERKbedrijf wordt teruggebracht van honderd naar dertig regiovestigingen.
Dubbele heffingskorting voor bijstandsgerechtigden wordt afgeschaft.
Jongeren tot 27 jaar krijgen een baanzoekplicht van vier weken voordat ze een uitkering of ondersteuning kunnen aanvragen.
Gemeenten krijgen ruimere mogelijkheden om een tegenprestatie te vragen voor een uitkering.
Afschaffing bijstand voor inwonenden en de toets op het partnerinkomen wordt vervangen door een toets op het huishoudinkomen (met een beperkte vrijlatingsregeling voor minderjarige kinderen).
Aanscherping van de ontheffingsregeling voor alleenstaande bijstandsouders met kinderen.
De bijverdienregeling voor alleenstaande ouders wordt verruimd.
WWB’ers mogen voortaan maximaal nog maar vier in plaats van dertien weken per jaar naar het buitenland.
2.3 Omvang doelgroepen in Arnhem Ter illustratie zijn in het onderstaand overzicht de aantallen WWB’ers (inclusief WIJ), Wajongers en WSW’ers opgenomen. De peildatum is ultimo 2011. De bron is het CBS. De aantallen worden vergeleken met de landelijke aantallen. Tevens zijn de dichtheden opgenomen. De dichtheden zijn de aantallen doelgroepen als percentage van het aantal huishoudens. Het blijkt dat in Arnhem ten opzichte van het landelijk gemiddelde sprake is van een hoog aantal bijstandsgerechtigden en een hoog aantal Wajongers. Het verschil van de WSW-dichtheid met de landelijke dichtheid is minder groot dan bij de andere regelingen. De hoge dichtheidspercentages zijn verklaarbaar. We gaan in hoofdstuk 4 in op de verklaring. Nederland
Arnhem
Aantal uitkeringen
Dichtheid
Aantal uitkeringen
Dichtheid
WWB/WIJ<65
301.660
4,10%
5.290
7,10%
Wajong
190.260
2,60%
3.140
4,30%
WSW
102.918
1,40%
1.242
1,70%
Totaal
594.838
8,10%
9.672
13,10%
Tabel 3: Uitkeringsafhankelijkheid d.d. sept 2011. Bron: CBS, Ministerie van SZW
45700
8
2.4 Financiering WWNV De financiering van de Wet werken naar vermogen ziet er als volgt uit: Baten
Lasten
Budget inkomensdeel
Uitkeringen WWNV
Ongedeeld re-integratiebudget: W-deel klassiek WSW zittend bestand WSW-beschut
Gemeentefonds (fictief budget W&I)
Ondersteuning, begeleiding, bemiddeling WSW zittend bestand WSW-beschut Uitvoeringskosten Minimabeleid
Tabel 4: Financiering WWNV
Toelichting
Aan de batenkant ontvangen gemeenten het budget inkomensdeel. Het budget inkomensdeel is een algemene uitkering. Het geld is bestemd voor de uitkeringen die vanaf 2013 in het kader van de WWNV verstrekt gaan worden. Besparingen zijn voor gemeenten vrij besteedbaar. Tekorten moeten vanuit de algemene gemeentelijke middelen worden aangevuld. Onder de WWB is er ook sprake van een inkomensdeel. Met de invoering van de WWNV zal er aan de systematiek van het inkomensdeel weinig veranderen.
Voorts ontvangen gemeenten aan de batenkant onder de WWNV een ongedeeld reintegratiebudget. Het betreft een specifieke uitkering. Het geld moet worden besteed aan reintegratie van burgers. Het budget wordt samengesteld vanuit het huidige re-integratiebudget in het kader van de WWB- en de WSW-gelden. Het ongedeeld re-integratiebudget is bedoeld voor ondersteuning, begeleiding en bemiddeling van werkzoekenden en voor de kosten van zowel het zittend bestand als de nieuwe instroom WSW-beschut.
Tot slot ontvangen gemeenten geld voor de WWNV via het gemeentefonds, het zogenoemde cluster W&I. Het geld in het gemeentefonds is bestemd voor het minimabeleid en voor de uitvoeringskosten WWNV. Onder de WWB ontvangen de gemeenten voor de uitvoeringskosten en het minimabeleid ook geld via het gemeentefonds. Deze systematiek zal onder de WWNV niet veranderen.
In de hoofdstukken hierna zal nader worden ingegaan op de verschillende hiervoor besproken financieringsbronnen.
45700
9
2.5 Relaties tussen de geldstromen De verschillende geldstromen staan niet los van elkaar. Ze hebben invloed op elkaar. In de onderstaande figuur worden de relaties tussen de verschillende geldstromen weergegeven. Tussen haakjes staan de bedragen die voor de verschillende onderdelen beschikbaar zijn.
Figuur 1: Geldstromen W&I
Toelichting
Het werkdeel staat in relatie met de andere uitgavenposten. Door de inzet van het werkdeel kunnen de re-integratie-inspanningen omhoog. Dat leidt tot meer mensen die aan het werk gaan en daardoor een lager bijstandsvolume en daardoor lagere uitgaven ten laste van het inkomensdeel.
Het werkdeel staat ook in relatie tot de uitvoeringskosten. Een deel van de uitvoering (gericht op re-integratie) mag ten laste worden gebracht van het werkdeel. Deze kosten komen daarmee niet meer ten laste van de budgetten voor de uitvoeringskosten (cluster W&I in het gemeentefonds).
Tussen de uitvoeringskosten en de uitgaven inkomensdeel bestaat een vergelijkbare relatie als tussen het werkdeel en de uitgaven inkomensdeel. De uitvoeringskosten en de uitgaven ten laste van het inkomensdeel zijn in het algemeen positief met elkaar gecorreleerd. Meer geld voor de uitvoering kan leiden tot een kwalitatief betere uitvoering en daardoor minder mensen die afhankelijk zijn van een uitkering.
45700
10
Verder staat het werkdeel in relatie tot de WSW. De WSW wordt onder de WWNV gefinancierd vanuit het ongedeeld re-integratiebudget (waarin het werkdeel en de WSW-budgetten worden samengevoegd). De WSW kan mede worden gefinancierd ten laste van het werkdeel. Als de werkdeeluitgaven omhoog gaan, blijft er vanuit het werkdeel minder over voor de WSW en vice versa.
De WSW-uitgaven zijn voor een deel onvermijdelijk. De rechten van het zittend bestand WSW zijn door het kabinet gegarandeerd. Tegelijkertijd wordt er fors bezuinigd op de WSW. Met andere woorden: de kosten blijven hoog, terwijl de middelen fors omlaag gaan. Gemeenten kunnen ervoor kiezen om de tekorten op de WSW in de toekomst ten laste te brengen van het werkdeel. Door dit laatste gaan de re-integratie-uitgaven omlaag en stijgen mogelijk de WWNV/bijstandsuitgaven. Met andere woorden: de tekorten op de WSW kunnen via de financiering ten laste van het werkdeel leiden tot extra uitgaven ten laste van het inkomensdeel.
Tot slot zijn ook de WSW-uitgaven gerelateerd aan de uitgaven ten laste van het inkomensdeel. Immers, naarmate er meer mensen in de WSW zitten dan wel naarmate de gemeenten erin slagen om meer mensen uit de WSW te laten uitstromen, neemt de kans op bijstandsafhankelijkheid en daarmee de uitgaven ten laste van het inkomensdeel, toe. De betrokkenen hebben immers niet meer de beschutting van de WSW en maken dus een grotere kans om in de bijstand/WWNV te komen.
Het volgende schema biedt handvatten voor de keuze van de beschikbare middelen op het terrein van Werk en Inkomen. Middelen: · Inkomensdeel · Ongedeeld reintegratiebudget · GF (cluster W&I)
Vrije bestedingsruimte
Kiezen
Re-integratie en participatie
Verplichte uitgaven: · Uitkeringen · WSW-beschut · WSW-oud · Diverse re-integratie · uitvoeringskosten
Figuur 2: Beschikbare middelen W&I
45700
11
In het schema worden eerst de beschikbare middelen en de verplichte uitgaven met elkaar geconfronteerd. De beschikbare middelen bestaan uit het inkomensdeel, het ongedeelde reintegratiebudget en de middelen die via het gemeentefonds beschikbaar worden gesteld voor werk en inkomen. De verplichte uitgaven betreffen de harde uitgaven, die noodzakelijk moeten worden gedaan en waar de gemeente Arnhem dus niet aan ontkomt. Het gaat dan bijvoorbeeld om de uitkeringsverstrekking, de vergoeding van de WSW, de vergoeding voor de gesubsidieerde arbeid en uitvoeringskosten. Let op: met verplichte uitgaven wordt niet bedoeld dat de gemeente er geen invloed op heeft. De gemeente heeft bijvoorbeeld invloed op het bijstandsvolume. De gemeente kan ook maatregelen nemen gericht op de hoogte van de uitkering. Ook heeft de gemeente door het nemen van maatregelen invloed op de hoogte van de WSW-uitgaven. Echter, gegeven deze maatregelen blijven er verplichte uitgaven over. Voor de gemeente is het belangrijk om de hoogte van deze verplichte uitgaven in beeld te krijgen. Het saldo van de beschikbare middelen en de verplichte uitgaven leidt tot de vrije bestedingsruimte. De vrije bestedingsruimte is voor de gemeente beschikbaar om maatregelen te nemen op het terrein van de re-integratie, met als doel om het aantal mensen dat afhankelijk is van een uitkering of afhankelijk is van ondersteuning via gesubsidieerde arbeid of de WSW omlaag te brengen. Gemeenten moeten daarin keuzen maken. Gegeven het pakket aan re-integratie wordt via de feedback-pijl het bijstandsvolume (plus volume gesubsidieerde arbeid plus het volume WSW) en daarmee de bijstandsuitgaven beïnvloed. Kortom, de maatregelen waarvoor de gemeente Arnhem kiest op het terrein van re-integratie zijn op hun beurt van invloed op de totale bijstandsuitgaven, wat vervolgens via de vrij besteedbare ruimte van invloed is op (mogelijk) de in te zetten reintegratiemiddelen.
45700
12
3. Uitvoeringskosten Wet werken naar vermogen
3.1 Inleiding Via cluster W&I in het gemeentefonds (GF) ontvangen gemeenten geld voor de uitvoeringskosten WWB (wettelijke taken) en voor minimabeleid (bijzondere bijstand en schuldhulpverlening). De middelen in het gemeentefonds zijn volledig vrij besteedbaar. De verdeling is afgestemd op de kostenstructuur van de gemeenten. Het gemeentefonds is opgebouwd uit zogenoemde fictieve budgetten (ook wel clusters). Het staat gemeenten vrij om meer, minder of eenzelfde bedrag via het fictieve budget beschikbaar te stellen voor het desbetreffende beleidsterrein. Na de invoering van de WWNV zullen gemeenten ook de middelen voor de uitvoering van de WWNV via het cluster W&I in het gemeentefonds ontvangen. Wij verwachten vooralsnog geen wijziging van de verdelingssystematiek door de invoering van de WWNV, anders dan het reguliere onderhoud van het gemeentefonds. Voor de re-integratie ontvangen gemeenten geld via het reintegratiebudget. De middelen in het re-integratiebudget kunnen zowel voor de eigen uitvoering als voor externe inkoop worden ingezet. Landelijk zit er € 1.073 mln. (€ 1.643 mln. inclusief de zogenoemde uitkeringsfactor (zie hierna)) in het cluster W&I. Het bedrag in het gemeentefonds zal structureel met € 24 mln. per jaar worden opgehoogd vanwege de toename van het aantal klanten voor gemeenten onder de WWNV. De omvang van het cluster W&I is afhankelijk van factoren zoals het aantal bijstandsgerechtigden, het aantal inwoners en het aantal inwoners met een laag inkomen. Zo neemt de omvang van het fictieve budget W&I toe bij een toename van het aantal bijstandsgerechtigden en daalt deze bij een afname van het aantal bijstandsgerechtigden. In de praktijk is het lastig om de omvang van het fictieve budget vast te stellen. Wij komen weinig gemeenten tegen die zich bij het beschikbaar stellen van middelen aan de sociale dienst laten leiden door de omvang van het fictieve budget. Dat geldt echter niet voor mutaties op de fictieve budgetten (als gevolg van uitnamen en toevoegingen door de rijksoverheid aan het gemeentefonds). Die leiden vaak wel tot (discussies over) maatregelen. Hierbij kan gedacht worden aan uitnamen uit het gemeentefonds vanwege vermeende doelmatigheidswinsten op de uitvoering van de bijstand of toevoegingen op het gemeentefonds als gevolg van een intensivering van het armoedebeleid. 3.2 Cluster W&I Arnhem De omvang van het cluster W&I wordt bepaald aan de hand van de verdeelmaatstaven, de bedragen/gewichten per eenheid en de uitkeringsfactor. De uitkeringsfactor houdt rekening met de jaarlijkse groei van het gemeentefonds (het accres). De berekening voor 2012 voor de gemeente Arnhem is opgenomen in de tabel 3. Dit is een raming van het budget. De omvang van de
45700
13
algemene uitkering (en dus ook het fictieve budget W&I) wordt vastgesteld op basis van nacalculatie. Gewicht
Aantal
Bedrag
Huishoudens met laag inkomen
38,44
26.385
1.014.232
Huishoudens met laag inkomen (drempel)
53,63
18.696
1.002.692
Bijstandsontvangers ABW schaalnadeel ABW schaalvoordeel Klantenpotentieel regionaal Uitkeringsontvangers Inwoners Vast bedrag voor elke gemeente
1.346,09
5.605
7.544.782
112.547,32
0,9412
105.932
3.711,43
1.825
6.773.286
1,55
310.977
482.014
16,14
15.589
251.608
0,14
147.700
20.678
6952,91
1
Totaal basis Totaal cluster W&I voor Arnhem inclusief UF (1,532) Tabel 5: Cluster W&I Gemeentefonds Arnhem 2012 (in Euro’s). Bron: Ministerie van BZK.
6.952,91 17.202.178 4
26.353.736
In de bovenstaande tabel staan de verdeelmaatstaven die gelden voor het cluster W&I. In de derde kolom staat de omvang van de verdeelmaatstaven voor de gemeente Arnhem. Voor alle gemeenten gelden dezelfde verdeelmaatstaven. De gewichten zijn gelijk, maar de omvang (bijvoorbeeld het aantal bijstandsgerechtigden) verschilt per gemeente. Uit de tabel blijkt bijvoorbeeld dat in Arnhem 26.385 huishoudens wonen met een laag inkomen en dat het aantal inwoners gelijk is aan 147.700 (2010). In de tweede kolom staan de bedragen per eenheid. Een wat bijzondere verdeelmaatstaf is het ‘vaste bedrag’ per gemeente. Dat betekent dat elke gemeente zonder meer € 6952,91 ontvangt in het cluster W&I. Dit bedrag is voor alle gemeenten gelijk, maar kan wel van jaar tot jaar verschillen. In de laatste kolom staat het product (de vermenigvuldiging) van de verdeelmaatstaven en de bedragen per eenheid. De som van deze producten (totaal) leidt tot de zogenoemde uitkeringsbasis. De uitkeringsbasis maal de uitkeringsfactor (in 2010 is de uitkeringsfactor gelijk aan 1,532) leidt tot het totaalbedrag in het cluster Werk en Inkomen. Voor Arnhem is dat bedrag in 2010 gelijk aan ongeveer € 26,4 mln.
4
Stand meicirculaire 2011. De bedragen voor 2010 en 2011 waren respectievelijk € 25,8 mln en € 25,3 mln,
beide stand meicirculaire 2011.
45700
14
3.2.1 Schaaleffect Zoals eerder gesteld, is het bedrag in het cluster W&I mede afhankelijk van het aantal bijstandsgerechtigden. Je kunt je afvragen met hoeveel het cluster toeneemt met een stijging van het aantal bijstandsgerechtigden. Berekend kan worden dat het cluster van de gemeente Arnhem met € 3.699 (inclusief UF) toe-/afneemt als het aantal bijstandsgerechtigden met één toe-/afneemt (€ 2.414 exclusief UF). De bedragen per bijstandsgerechtigde verschillen per gemeente. Dat heeft te maken met de schaal van de gemeente. Grotere gemeenten hebben schaalvoordelen (= lagere gemiddelde kosten per bijstandsgerechtigde). Dat betekent dat de uitvoeringskosten per bijstandsgerechtigde afnemen naarmate het bijstandsvolume in de gemeente toeneemt. De bedragen per bijstandsgerechtigde zijn dus groter naarmate de gemeente kleiner is. De bedragen in het cluster W&I landelijk bedragen gemiddeld € 3.447 exclusief en € 5.278 inclusief uitkeringsfactor per bijstandsgerechtigde. Ter illustratie: Rotterdam krijgt per extra bijstandsgerechtigde € 1.033 (exclusief UF) en € 1.579 (inclusief UF) minder erbij dan gemiddeld. 3.3 Financiering In deze paragraaf gaan we na hoe hoog de uitvoeringskosten zijn van Arnhem voor de uitvoering van de WWB en in hoeverre dat beslag legt op het cluster W&I en op het werkdeel. In het onderstaand overzicht (figuur 3) staan de betreffende geldstromen.
Cluster W&I / gemeentefonds € 26,4 mln
Werkdeel € 14,7 mln
€ 8,3 mln
Overige besteding re-integratie € 6,4 mln
€ 11,4 mln
Uitvoeringskosten WWB € 19,7 mln
Minimabeleid € 11,8 mln
Bestedingen buiten W&I € 3,2 mln
Figuur 3: Geldstromen uitvoering W&I Arnhem 2012
De twee financieringsbronnen voor de uitvoering van de WWB zijn het werkdeel WWB en het cluster W&I in het gemeentefonds. Het werkdeel in 2012 is gelijk aan € 14,7 mln5 bij. Daarvan wordt 5
Dat is exclusief € 7,9 mln die in 2012 beschikbaar is via de reserversingsregeling.
45700
15
€ 8,3 mln. besteed aan de eigen uitvoeringskosten voor re-integratie. Het overige deel (€ 6,4 mln.) wordt aan andere vormen van re-integratie besteed, zoals de externe inkoop van re-integratie, loonkostensubsidies en ID-banen. Het totale cluster W&I bedraagt, zoals we hiervoor zagen, € 26,4 mln. Daarvan gaat € 11,4 mln. naar de uitvoeringskosten WWB en € 11,8 mln. naar het minimabeleid (waaronder € 4,7 mln. naar schuldhulpverlening). Het cluster W&I wordt in Arnhem niet geheel aan W&I besteed. Uit de bovenstaande opstelling blijkt dat in 2012 € 3,2 mln elders binnen de programmabegroting van de gemeente Arnhem wordt besteed. Hieruit blijkt dat de totale uitvoeringskosten voor de WWB in Arnhem in 2012 € 19,7 mln. bedragen. Deze worden voor € 8,3 mln. gefinancierd vanuit het werkdeel WWB en voor € 11,4 mln. vanuit het gemeentefonds/cluster W&I. Wij verwachten geen grote gevolgen door de invoering van de WWNV. Vooralsnog gaat het ministerie ervan uit dat de systematiek bij de invoering van de WWNV ongewijzigd blijft. Wel zal de werklast toenemen door de extra toestroom van mensen met een uitkering. Zoals hiervoor al aangegeven, zal het gemeentefonds landelijk met structureel € 24 mln. worden verhoogd. Op individueel gemeenteniveau neemt de omvang van het cluster W&I toe. Het cluster stijgt naar rato van het extra aantal nieuwe klanten met een WWNV-uitkering. 3.4 Conclusie De totale uitvoeringskosten WWB van de gemeente Arnhem bedragen in 2012 € 19,7 mln. Daarvan wordt € 8,1 mln. gefinancierd vanuit het werkdeel WWB en € 9,1 mln. vanuit het cluster W&I in het gemeentefonds. Vanuit het cluster W&I wordt eveneens het minimabeleid gefinancierd. Het cluster W&I (in totaal € 26,4 mln.) wordt echter niet volledig aan W&I besteed. Per saldo wordt € 3,2 mln. elders binnen de programmabegroting van Arnhem besteed. In tegenstelling tot de situatie in Arnhem, zien wij dat in veel gemeenten vanuit het gemeentefonds meer geld aan W&I wordt besteed dan in het cluster W&I beschikbaar is. Een groot deel van het werkdeel in Arnhem wordt besteed aan re-integratie. Daar is in het verleden voor gekozen, mede omdat er toen veel geld in het werkdeel beschikbaar was. Het (cluster W&I in het) gemeentefonds werd en wordt daardoor ontlast, waardoor er algemeen besteedbare middelen voor de gemeente overbleven. De systematiek zal met de invoering van de WWNV hoogstwaarschijnlijk niet veranderen. Het cluster W&I in het gemeentefonds stijgt naar rato met het extra aantal klanten dat een WWNVuitkering zal ontvangen.
45700
16
4. Inkomensdeel
4.1 Inleiding In 2004 is de WWB ingevoerd. Met de WWB zijn gemeenten volledig financieel en beleidsmatig verantwoordelijk geworden voor de bijstand. Gemeenten ontvangen jaarlijks een budget via het inkomensdeel voor het betalen van de uitkeringen. Besparingen op het inkomensdeel zijn volledig vrij besteedbaar. Tekorten moeten worden aangevuld vanuit de eigen algemene middelen. Bij nietverwijtbare structurele tekorten of incidentele tekorten groter dan 10% kunnen gemeenten in aanmerking komen voor een tegemoetkoming door het Rijk via de Incidentele aanvullende uitkering (IAU). Bij een meerjarig tekort bestaat de mogelijkheid van een Meerjarige aanvullende uitkering (MAU). Het budget wordt door het Rijk landelijk vastgesteld (het macrobudget). In 2011 was er € 4,08 mld. beschikbaar. Het macrobudget wordt verdeeld op basis van objectieve factoren. Objectieve factoren zijn niet (of beter: niet direct) door de gemeente te beïnvloeden kenmerken van de gemeente, zoals het aantal arbeidsongeschikten, de regionale economische groei of het aantal huurwoningen. Zo ontvangt een gemeente met een lage economische groei een relatief groter aandeel van het budget dan andere gemeenten. Het goed ramen van het definitieve budget is door de complexiteit van de verdeel- en de macrosystematiek geen sinecure en met veel onzekerheid omgeven. Jaarlijks wordt na Prinsjesdag het voorlopige budget aan de gemeente bekend gemaakt, maar gedurende het jaar kan dat echter nog veranderen als gevolg van bijvoorbeeld beleidsmaatregelen of nieuwe inzichten in de conjunctuur. De definitieve vaststelling vindt pas plaats in het najaar van het lopende begrotingsjaar. Het macrobudget golfde bij de invoering van de WWB in 2004 mee met de totale uitgaven van de gemeenten. Macro kwamen de gemeenten daardoor grosso modo niet tekort. In het bestuursakkoord tussen VNG en het vorige kabinet is het macrobudget meerjarig echter vastgezet. Gemeenten hadden veel last van die afspraak toen het bijstandsvolume omhoog ging als gevolg van de crisis. Macro ontstonden daardoor tekorten. Vanaf 2012 zal worden teruggegaan naar de oude systematiek. 4.2 Inkomensdeel onder de WWNV Het uitgangspunt van het Ministerie van SZW is om voor de WWNV te gaan werken met dezelfde systematiek als voor de WWB. Door de WWNV zal het aantal klanten van gemeenten, ten opzichte van de WWB, met een WWNV-uitkering toenemen. In het macrobudget zal daarmee rekening worden gehouden. De vraag is of de WWNV effecten heeft op de verdeling. Wij verwachten dat de extra toestroom scheef over het land zal zijn verdeeld. Onbekend is op welke wijze het ministerie hiermee op voorhand rekening houdt c.q. rekening kan houden bij de verdeling.
45700
17
4.3 Inkomensdeel Arnhem In de onderstaande tabel staan de budgetten en de uitgaven ten laste van het inkomensdeel voor de gemeente Arnhem. De bedragen in de jaren tot en met 2010 zijn definitief. De uitgaven in 2011 zijn nog voorlopig. De bedragen voor 2012 zijn conform de programmabegroting 2012. 2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
Budget
83,1
85,0
74,9
72,4
71,1
71,9
75,7
73,0
77,2
Uitgaven
84,4
83,7
78,8
76,0
73,0
70,9
77,3
81,7
78,4
Saldo
-1,3
1,2
-3,9
-3,6
-1,9
1,1
-1,6
-11,9
-1,2
%Saldo -1,5% 1,4% -5,2% -4,9% Tabel 5: Budgetten en uitgaven inkomensdeel (mln. €)
-2,7%
1,5%
-2,2%
-12%
-1,6%
In de onderstaande grafiek is het verloop van het budget en de uitgaven grafisch weergegeven.
Figuur 4: Verloop budgetten en uitgaven Arnhem (mln. €)
Hieruit volgt dat de tekorten in Arnhem vanaf 2006 worden veroorzaakt door een ten opzichte van de uitgaven snelle daling van het budget in 2006. In 2009 ging het budget omhoog, terwijl in Arnhem nog sprake was van een daling van de uitgaven. Per saldo was toen sprake van een overschot. In 2010 en 2011 liggen de uitgaven fors boven het budget (net zoals in vrijwel alle andere Nederlandse gemeenten). Macro komen de gemeenten in 2011 volgens de VNG naar verwachting 13% tekort. Het tekort van de gemeente Arnhem is 12%, waardoor in vergelijking met andere gemeenten sprake is van een relatief goede prestatie (12% < 13%). In 2012 is zichtbaar dat het budget weer toeneemt, als gevolg van het aflopen van het oude bestuursakkoord. Tegelijkertijd gaat Arnhem in 2012 uit van een daling van de bijstandsuitgaven.
45700
18
4.4 Bijstandsvolume De omvang van de bijstandsuitgaven wordt voor een belangrijk deel bepaald door het bijstandsvolume. Het aantal huishoudens dat een uitkering ontvangt (de bijstandsdichtheid) ligt voor Arnhem boven het Nederlands gemiddelde. Dit kan worden verklaard door de relatief zwakkere sociaaleconomische structuur ten opzichte van andere gemeenten. Vanuit financieel perspectief is dat niet per se een probleem. Bij de verdeling van het budget inkomensdeel wordt rekening gehouden met de sociaaleconomische structuur van gemeenten. Om te kunnen beoordelen of Arnhem veel bijstandsgerechtigden heeft en of het aantal verder omlaag kan, moet Arnhem worden vergeleken met vergelijkbare gemeenten. Wij noemen dat de referentiegemeenten. Op basis van het door het Ministerie van SZW toegepaste objectief verdeelmodel voor het inkomensdeel, gaan wij na welke tien gemeenten het meest op Arnhem lijken6. Wij komen tot de volgende groep gemeenten:
·
Nijmegen
·
Emmen
·
Vlaardingen
·
Schiedam
·
Kerkrade
·
Leeuwarden
·
Groningen
·
's-Gravenhage
·
Heerlen
·
Amsterdam
Vervolgens bepalen we de gemiddelde bijstandsdichtheid van deze groep en vergelijken die met de bijstandsdichtheid in de gemeente Arnhem. De uitkomst van deze analyse is weergegeven in de volgende grafiek.
6
We selecteren de gemeenten waarvan de objectieve bijstandsuitgaven per huishouden het dichtst bij die van
Arnhem liggen.
45700
19
Figuur 5: Bijstandsdichtheid (% van de huishoudens)
Hieruit blijkt dat de bijstandsdichtheid in de gemeente Arnhem sinds 2002 relatief hoog is. De positie van Arnhem is de laatste jaren verbeterd. Inmiddels is de bijstandsdichtheid vergelijkbaar met de bijstandsdichtheid in vergelijkbare gemeenten. In totaal zijn er 5.360 WWB‘ers onder de 65 jaar (inclusief WIJ). De verbetering deed zich met name voor vanaf 2008. De bijstandsdichtheid is in de referentiegemeenten als gevolg van de crisis sterk toegenomen. In Arnhem ging de bijstandsdichtheid in 2009 zelfs nog omlaag en in 2010 en 2011 was sprake van een (in vergelijking met de referentiegemeenten) bescheiden stijging. De relatief goede positie van Arnhem is ook zichtbaar in de resultaten met het inkomensdeel. Er is sprake van relatief bescheiden tekorten op het inkomensdeel (zoals hiervoor aangegeven, kan ondanks het grote tekort in 2011 voor dat jaar toch gesproken worden van een relatief goede uitkomst). De vraag is of er nog verdere verbeteringen mogelijk zijn. Wij beantwoorden deze vraag door middel van de volgende analyse. We zijn voor de honderd grootste Nederlandse gemeenten nagegaan wat de objectieve bijstandsuitgaven per huishouden zijn. Dat zijn de bijstandsuitgaven zoals die worden berekend door het objectief verdeelmodel, zoals door het ministerie gehanteerd bij de bepaling van de gemeentelijke bijstandsbudgetten. Feitelijk zijn de objectieve bijstandsuitgaven per hoofd een proxy voor de sociaaleconomische omstandigheden voor een gemeente. Immers, op basis van een vastgestelde set sociaaleconomische indicatoren worden de objectieve bijstandsuitgaven per hoofd berekend. Vervolgens is voor elke gemeente de omvang van de bijstandsdichtheid nagegaan. Het resultaat is opgenomen in de volgende grafiek.
45700
20
Figuur 6: Regressieanalyse bijstandsdichtheid
Het blijkt dat de objectieve bijstandsuitgaven per huishouden en de bijstandsdichtheid duidelijk correleren. Door het uitvoeren van een regressieanalyse kan worden nagegaan hoe hoog de gemiddelde bijstandsdichtheid is bij een gegeven omvang van de objectieve bijstandsuitgaven per huishouden. Gemeenten die boven de regressielijn zitten, hebben relatief veel bijstandsgerechtigden. Gemeenten die onder de regressielijn zitten, hebben relatief weinig bijstandsgerechtigden. Arnhem zit net onder de regressielijn. Vervolgens gaan we na wat het verbeterpotentieel is van de gemeenten. Daarvoor maken we gebruik van de afwijkingen ten opzichte van de regressielijn. In de grafiek hiervoor is een bandbreedte opgenomen. Gegeven de objectieve bijstandsuitgaven per huishouden kan berekend worden wat minimaal aan bijstandsdichtheid verwacht kan worden. De berekende objectieve bijstandsuitgaven per huishouden in de gemeente Arnhem bedraagt € 1.176. Bij dat bedrag berekenen we een minimale bijstandsdichtheid die voor de gemeente Arnhem neerkomt op 4.760 bijstandsgerechtigden. Op basis hiervan concluderen we dat, afgaand op de best presterende gemeenten in Nederland, voor Arnhem een bijstandsvolume van 4.760 gerealiseerd zou moeten kunnen worden. Dat komt neer op een daling ten opzichte van het huidige volume met 600 uitkeringen.
45700
21
De ambitie van de gemeente Arnhem is om het bijstandsvolume omlaag te brengen met 1.100 uitkeringen. Arnhem gebruikt daarbij de gemeente Tilburg als referentiegemeente. Wij beoordelen het positief dat hoge ambities worden gesteld.Deze stimuleren de organisatie een zo hoog mogelijke volumedaling te realiseren. Gegeven onze analyse hiervoor raden wij af om de ambitie als basis te nemen voor de begrotingsramingen. De ambitie van Arnhem is gebaseerd op een analyse van Atlas voor Gemeenten. Wij hebben Atlas voor Gemeenten gevraagd om een reactie op het verschil tussen de berekening van 1.100 en de 600. De reactie van Atlas voor Gemeenten luidt als volgt: De vergelijking met Tilburg hebben we in ons rapport voor Arnhem niet gemaakt vanwege de vergelijkbare sociaaleconomische omstandigheden, maar omdat Tilburg in ons model zeer goed scoort qua residu. Dit sluit aan bij de goede beoordelingen die Tilburg altijd gekregen heeft in benchmarks. Het cruciale punt is het verschil van het Ministerie van SZW en Atlas voor Gemeenten. Atlas is van mening dat het model van SZW met name op het element 'kansen op de arbeidsmarkt' ernstige gebreken vertoont, hetgeen met name ongunstig uitpakt voor steden in de periferie (steden met minder goede kansen op de arbeidsmarkt). Omdat de berekening van Berenschot uitgaat van het model van SZW komt er iets anders uit dan bij Atlas voor Gemeenten. Positief is overigens dat volgens beide modellen Arnhem nu zo'n beetje op de verwachte bijstandsuitgaven zit. Uiteraard is er reductiepotentieel. Atlas voor Gemeenten heeft eerder aangegeven dat Arnhem bij een ambitie om tot de beste 25% van Nederland te behoren (qua residu) ongeveer 500 uitkeringen minder zou moeten hebben. Een verdere daling zou volgens ons model dus mogelijk moeten zijn.
4.5 Extra volumetoename WWNV Door de invoering van de WWNV loopt het bijstands(=WWNV-)volume extra op. Dat komt doordat groepen arbeidsgehandicapten met verdienvermogen die vroeger in aanmerking kwamen voor de WSW of de Wajong nu zijn aangewezen op een WWNV-uitkering. De vraag is in hoeverre het WWNV-volume in de gemeente Arnhem zich door de extra toestroom van groepen anders gaat ontwikkelen dan in andere gemeenten. Afgeleide vraag is in hoeverre Arnhem risico loopt dat het saldo inkomensdeel positief dan wel negatief wordt beïnvloed door de nieuwe instroom. Hiervoor zagen we al dat het aantal WSW’ers in de gemeente Arnhem zich op een gemiddeld niveau bevindt. De instroom en uitstroom uit de WSW is eveneens vergelijkbaar met andere gemeenten. Wij verwachten op voorhand niet dat door de aanpassingen in de WSW er relatief veel of juist weinig extra mensen in de WWNV komen. Als we kijken naar de Wajong, blijkt er wel een opvallend verschil. Het blijkt dat de Wajongdichtheid in Arnhem structureel hoger is dan in de rest van Nederland. Dat hoeft niets te betekenen voor de
45700
22
toekomstige WWNV-ontwikkeling. Navraag levert op dat er in Arnhem relatief veel instellingen zijn voor gehandicapten, waardoor sprake is van een hoog aantal Wajongers. Dergelijke instellingen zijn meestal bedoeld voor mensen met een relatief grote handicap. Wij verwachten dat deze mensen en de mensen die vanwege de instellingen naar Arnhem toe trekken, ook na de invoering van de WWNV in de Wajong zullen blijven. Wat verder opvalt, is dat de Wajongdichtheid in Arnhem sinds 2004 een (nog) sterkere ontwikkeling laat zien dan in de rest van Nederland. Uit de grafiek blijkt dat het verschil is toegenomen tot circa 1,3%-punt. Ons inziens duidt dat mogelijk wel op een grotere toestroom van mensen naar de WWNV, die vroeger recht zouden hebben gehad op Wajong. Met andere woorden de sterke Wajongtoename in Arnhem zou met de invoering van de WWNV naar de gemeente kunnen worden verlegd. Op basis van de beschikbare gegevens kunnen geen definitieve conclusies worden getrokken. Volgens ons is het echter wel een belangrijk aandachtspunt. Mogelijk zijn er objectieve factoren die deze extra groei verklaren. Die zouden in de toekomst kunnen worden opgenomen in het objectief verdeelmodel, waardoor de financiële risico’s van de extra instroom WWNV beperkt blijven. Dat blijft echter onzeker.
Figuur 7 Wajongdichtheid
4.6 Toekomstig saldo inkomensdeel Het is lastig om voorspellingen te doen over het toekomstige saldo inkomensdeel. Zowel het budget inkomensdeel als de uitgaven zijn moeilijk te ramen. Wij presenteren hier drie scenario’s voor de ontwikkeling van het volume en daarvan afgeleid de uitgaven. Daarnaast presenteren wij drie scenario’s voor de ontwikkeling van het budget inkomensdeel. Bij elkaar levert dat negen (drie maal drie) scenario’s op voor het toekomstig saldo.
45700
23
4.6.1 Volumescenario’s We formuleren drie scenario’s voor de volumeontwikkeling. We gaan uit van een volumedaling in 2015 van 600 (t.o.v. het landelijk aandeel). Volgens ons is dat redelijkerwijs maximaal haalbaar voor de gemeente Arnhem. Daarnaast gaan we uit van een scenario waarbij het volumeaandeel in het landelijke volume niet wijzigt vanaf 2011. Tot slot veronderstellen we een volumestijging van 600 (t.o.v. het landelijk aandeel). De verschillende scenario’s zijn weergegeven in de volgende grafiek 7. Voor de berekening van het volume in deze verschillende scenario’s hanteren we de volumeramingen in de begroting van het Ministerie van SZW.
Figuur 8: Drie varianten voor het aandeel WWB-volume Arnhem in het landelijk volume
Deze varianten vertalen zich in de onderstaande meerjarenramingen voor de bijstandsuitgaven van de gemeente Arnhem. Mln euro
2011
2012
2013
2014
2015
2016
Variant 1: volumeaandeel constant
81,7
79,1
79,3
80,4
82,9
84,4
Variant 2: volumestijging 600
81,7
81,4
84,0
87,4
92,3
93,8
Variant 3: volumedaling -600 81,7 76,8 74,6 73,4 73,6 Tabel 6: meerjarenramingen voor de bijstandsuitgaven gemeente Arnhem (mln. €)
75,1
7
In 2012 neemt het volume in variant 3 (2) af (toe) met 150, in 2013 met 300, in 2014 met 450 en in 2015 met
600. Vanaf 2016 vindt er geen (extra) volumedaling (-stijging) meer plaats.
45700
24
4.6.2 Budgetscenario’s Inleiding Zoals hiervoor aangegeven is het toekomstig budget inkomensdeel lastig te ramen. Het macrobudget is opgenomen in de begroting van SZW. Het gemeentelijk budget is daarvan een afgeleid. De beschikbare middelen in het macrobudget worden jaarlijks geactualiseerd op basis van de laatste macro- economische inzichten. Het macrobudget wordt verdeeld op basis van dertien objectieve factoren 89. Het verdeelmodel wordt regelmatig geactualiseerd, waardoor de parameters en de toegepaste criteria veranderen. Daarnaast is het gemeentelijk aandeel afhankelijk van de (relatieve) waarden van de objectieve factoren. Dat leidt ertoe dat het gemeentelijke aandeel zich moeilijk laat voorspellen. Dat illustreren we aan de hand van de figuur hierna. De grafiek geeft van 2004 tot en met 2012 het jaarlijks gerealiseerde aandeel aan. Zichtbaar is dat er niet sprake is van een systematisch beeld. In 2010 was sprake van het hoogste aandeel: 1,87%. In 2012 van het laagste aandeel: 1,76%. Uitgaand van het budget inkomensdeel voor de gemeente Arnhem in 2012 komt dat neer op een verschil van € 4,5 mln. Kortom, als we uitspraken willen doen over het toekomstige budget inkomensdeel dan moeten we uitspraken doen over zowel de omvang van het macrobudget als over het aandeel van de gemeente Arnhem in het totaal. Voor het macrobudget kunnen we aansluiten op de ramingen van het ministerie van SZW. Voor de verdeling is de opgave lastiger. Er zijn verschillende onzekere factoren, die zich lastig laten voorspellen. Wij hanteren de volgende methode en komen tot drie scenario’s.
8
Voor gemeenten met minder dan 25.000 inwoners wordt het macrobudget geheel verdeeld op basis van de
historische uitgaven. Voor gemeenten met 25.000 tot 40.000 inwoners vindt de verdeling plaats op basis van een mix van de historische uitgaven en het objectief verdeelmodel. Boven de 40.000 inwoners is de verdeling geheel objectief. 9
Lage inkomens 15-64 jaar; Eenouderhuishoudens 15-44 jaar; Arbeidsongeschiktheidsuitkeringen; Totaal
allochtonen 15-64 jaar; Laag opgeleiden 15-64 jaar; Huurwoningen; Regionaal klantenpotentieel; Inwoners in stedelijk gebied; Werkzame beroepsbevolking op COROP-niveau; Banen handel en horeca in COROP-regio; Procentuele banengroei in COROP-regio; Aantal banen in COROP-regio; Gemiddelde jaarlijkse bevolkingsgroei
45700
25
Vaststelling drie scenario’s De vraag is hoe hoog het budget inkomensdeel is dat Arnhem in de toekomst krijgt. We kijken daarvoor naar het aandeel dat de gemeente Arnhem heeft in het totale landelijke budget. We gaan uit van het aandeel van 2004 tot en met 2012. We formuleren voor de komende jaren drie varianten: 1. Het aandeel is gelijk aan het gemiddelde aandeel over de periode 2004-2012 en blijft vanaf 2013 jaarlijks constant. 2. Het aandeel is gelijk aan het aandeel in 2012 en blijft vanaf 2013 jaarlijks constant. 3. Het aandeel volgt de dalende trend die in 2010 is ingezet en gaat elk jaar dus verder omlaag. De verschillende scenario’s staan opgenomen in de volgende grafiek.
Figuur 9: Drie varianten voor de budgetraming
Voor de berekening van de toekomstige verwachte budgetten in de verschillende scenario’s, gaan we uit van de budgetten inkomensdeel die meerjarig staan opgenomen in de begroting van het Ministerie van SZW. De bovenstaande varianten vertalen zich in de onderstaande meerjarencijfers voor de budgetten inkomensdeel voor de gemeente Arnhem. Mln euro
2011
2012
2013
2014
2015
2016
Variant 1: gemiddelde 2004/2012
81,7
81,4
84,0
87,4
92,3
93,8
Variant 2: niveau aandeel 2012
81,7
79,1
79,3
80,4
82,9
84,4
Variant 3: dalende trend zet zich voort 81,7 76,8 74,6 73,4 Tabel 7: Meerjarencijfers budgetten inkomensdeel gemeente Arnhem (in mln €).
73,6
75,1
45700
26
4.6.3 Consolidatie Aan de hand van de drie budgetscenario’s en de drie volume-/uitgavenscenario’s kunnen negen scenario’s worden geformuleerd voor het saldo inkomensdeel in 2016. De uitkomsten staan in de onderstaande tabel. Variant 1: volumeaandeel constant Variant 1: gemiddelde 2004/2012
Variant 2: volumestijging +600
Variant 3: volumedaling -600
1% (0,9 mln)
-10% (-8,5 mln)
12% (10,2 mln)
Variant 2: niveau aandeel 2012
-3% (-2,1 mln)
-14% (-11,4 mln)
9% (7,3 mln)
Variant 3: dalende trend zet zich voort
-4% (-4,0 mln)
-16% (-13,4 mln)
7% (5,3 mln)
Tabel 8: Saldo inkomensdeel in negen scenario’s
We zien bijvoorbeeld dat als de gemeente Arnhem erin slaagt om een volumedaling van 600 in 2016 te realiseren (uitgavenvariant 3) en als het budgetaandeel de komende jaren gelijk is aan het gemiddelde over de afgelopen jaren (budgetvariant 1), een overschot ontstaat op het inkomensdeel van 12% (€ 10,2 mln overschot). Als het volume daalt met 600 (uitgavenvariant 3) en er sprake van een steeds lager budgetaandeel (budgetvariant 3), is het overschot 7% (€ 5,3 mln). Indien het volume de komende jaren met 600 omhoog gaat, krijgt Arnhem te maken met een fors tekort. In onze scenario’s varieert het tekort van 10% tot 16% in 2016. 4.7 Conclusies In dit hoofdstuk hebben we het inkomensdeel onderzocht. De analyse leidt tot enkele conclusies met betrekking tot risico’s op het inkomensdeel. In het algemeen bestaat het risico dat de taakstellingen als gevolg van maatregelen 2012 niet worden gerealiseerd (tijdelijk effect). Ook zit er een risico in de extra instroom als gevolg van de WWNV als gevolg van de aanscherpingen in de WSW en de Wajong. Het laat zich op voorhand lastig voorspellen hoe de toekomstige ontwikkeling van het inkomensdeel zich verhoudt ten opzichte van de extra instroom en daarmee de hogere uitgaven WWNV. Voor Arnhem zien we de volgende risico’s ten aanzien van het inkomensdeel:
Specifiek voor Arnhem valt ons met name het volgende op. In Arnhem wonen relatief veel Wajongers. Tegelijkertijd ontwikkelt het aantal zich sterker dan in andere gemeenten. Het risico bestaat dat zodra de toegang tot de Wajong beperkt wordt tot volledig en duurzaam arbeidsongeschikt, de extra toestroom tot de Wajong zich verlegt naar de WWNV. De uitgaven WWNV
45700
27
zullen daardoor sterker toenemen dan in andere gemeenten en sterker toenemen dan het beschikbare budget inkomensdeel.
De prestaties op I-deel zien er voor Arnhem relatief gunstig uit. In het verleden waren er forse tekorten. Maar die zijn voor een belangrijk deel weggewerkt. Ons inziens moet Arnhem gestaag blijven werken aan het zo laag mogelijk houden van het bijstandsvolume, om zo toekomstige tekorten te voorkomen.
Arnhem zet stevig in op volumereductie. Er wordt een doelstelling gehanteerd van -1.100. Dat is een forse ambitie. Reeds bij een daling van 600 hebben we aangetoond dat een prima resultaat wordt neergezet. De gevolgen voor het saldo I-deel zijn hoe dan ook ongewis. De omvang van het budget inkomensdeel in de toekomst is onzeker. Er moet voorts rekening mee gehouden worden dat de reductiedoelstelling berekend wordt ten opzichte van de referentiegemeenten. Als ook andere gemeenten extra inspanningen plegen om het aantal bijstandsgerechtigden omlaag te brengen, is de ambitie van een (relatieve) daling van het bijstandsvolume extra lastig. Kortom het toekomstig saldo I-deel laat zich lastig correct ramen. Wij adviseren daarom om daarmee rekening te houden en in de begroting uit te gaan van een behoedzame raming.
Tot slot zien we dat de middelen voor re-integratie door het Rijk fors omlaag worden gebracht. In de hoofdstukken hierna wordt ingegaan op de bezuinigingen op de re-integratie. Het risico van minder re-integratie is dat het aantal bijstandsgerechtigden omhoog gaat. De uitgaven ten laste van het inkomensdeel gaan daardoor omhoog.
45700
28
5. Ongedeeld re-integratiebudget
5.1 Inleiding In hoofdstuk 2 is aangegeven dat de re-integratiegelden voor de WWNV worden samengevoegd in een ongedeeld re-integratiebudget. Het ongedeeld re-integratiebudget wordt samengesteld uit de volgende drie onderdelen: a. Werkdeel-klassiek: betreft het oorspronkelijke re-integratiebudget van de WWB. Het budget is beschikbaar voor ondersteuning en begeleiding van werkzoekenden binnen de gemeente. Het budget gaat vanaf 2012 flink omlaag. In de jaren daarna is er een lichte oploop vanwege de overheveling van een deel van de Wajong naar de WWNV. b. WSW-zittend bestand: gemeenten ontvangen in de toekomst een vast budget voor de kosten van het zittend bestand WSW. Nu wordt het WSW-budget nog verdeeld op basis van het aantal WSW’ers. Het budget gaat elk jaar omlaag, vanwege de uitstroom uit het zittend bestand en vanwege de verlaging van de rijksvergoeding van oorspronkelijk € 27.000 naar € 22.050 per WSW-plek vanaf 2015. c. WSW-beschut nieuwe instroom: onder de WWNV worden gemeenten verantwoordelijk om landelijk 30.000 beschutte WSW-plekken te realiseren. De vergoeding per plek is gemiddeld € 22.050. Hiervoor wordt door het ministerie een apart fictief budget beschikbaar gesteld. De ontwikkeling van het ongedeelde re-integratiebudget is opgenomen in de volgende grafiek. Alle drie de samenstellende delen zijn in de grafiek opgenomen. Het totaal van de samenstellende delen is gelijk aan het ongedeelde re-integratiebudget10.
10
Het betreft de ontwikkeling zoals nu voorzien door het Ministerie van SZW.
45700
29
Figuur 10: Ontwikkeling ongedeeld re-integratiebudget (fictief; mln. €)
Hieruit blijkt dat het W-deel klassiek vanaf 2013 min of meer gelijk is over de tijd. Het budgetdeel voor de WSW zittend bestand neemt af tot uiteindelijk nul in 2050. Het Ministerie van SZW verwacht dan het zittend bestand de WSW op dat moment volledig zal hebben verlaten. Tegelijkertijd neemt het budget voor WSW-beschut geleidelijk toe. Voor elke drie WSW’ers die de WSW vanuit het zittend bestand verlaten, komt er één WSW’er beschut in de plaats. Uiteindelijk bestaat het ongedeelde re-integratiebudget uit het deel werkdeel klassiek en het deel WSW-beschut. Men kan zich de vraag stellen in hoeverre nog sprake is van een ongedeeld re-integratiebudget. Om deze vraag te beantwoorden, moet onderscheid gemaakt worden tussen: 1.
de bestedingsmogelijkheden
2.
de feitelijke bestedingen
3.
de voeding van het ongedeeld re-integratiebudget.
De term ‘ongedeeld’ heeft betrekking op de bestedingsmogelijkheden. Het geld is vrij besteedbaar voor zover het gaat om re-integratie. In dat opzicht is geen sprake van ‘schotten’ tussen de verschillende onderdelen en is het budget ongedeeld. Dat neemt niet weg dat er verschillende verplichtingen zijn van de gemeente. Die zijn van invloed op de feitelijke bestedingen. De grootste verplichting ten laste van het ongedeeld re-integratiebudget zijn de gegarandeerde rechten van het zittend bestand WSW’ers. Tot slot is er de voeding van het ongedeeld re-integratiebudget. De vraag is dan aan de orde welke systematiek het ministerie hanteert om per gemeente te bepalen hoeveel geld er voor re-integratie beschikbaar wordt gesteld. De voeding bestaat uit het werkdeel klassiek, de WSW-zittend bestand en de nieuwe instroom WSW beschut . Deze onderdelen van het budget hebben een eigen financieringssystematiek.
45700
30
5.2 Financiering 5.2.1 Werkdeel klassiek Voor het werkdeel klassiek is macro een vast bedrag beschikbaar. Het bedrag wordt verdeeld volgens een aantal maatstaven: het aantal bijstandsgerechtigden, het aantal WW’ers, de omvang van de beroepsbevolking en de hoeveelheid laaggeschoolde arbeid. Het aantal bijstandsgerechtigden heeft daarin het grootste aandeel. Vooralsnog is het ministerie niet van plan om deze verdeelsystematiek te wijzigen. 5.2.2 WSW zittend bestand Voor het WSW-deel zittend bestand stapt het ministerie af van de huidige verdeling, waarbij een vast bedrag per WSW‘er wordt betaald. Het ministerie wil toe naar een vast budget voor het totale zittende bestand. Het vaste budget wordt bepaald op basis van een schatting van het aantal WSW’ers in het zittend bestand, over een periode van een aantal jaar. Deze schatting wordt vermenigvuldigd met de rijksvergoeding. Dat bepaald het jaarlijkse budget. Het budget is onafhankelijk van de werkelijke in- en uitstroom uit het zittend bestand WSW. Daardoor ondervinden gemeenten een financiële prikkel om zo veel mogelijk mensen vanuit het zittend bestaand regulier aan het werk te krijgen en om de (loon)kosten WSW zo laag mogelijk te houden. De financiering van het zittend bestand staat nog niet vast. Er zijn nog geen bestuurlijke afspraken tussen het ministerie van SZW en de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) gemaakt. 5.2.3 WSW beschut Voor de groep WSW beschut is nog onbekend aan welke verdeelsystematiek het ministerie de voorkeur geeft. Er zijn verschillende mogelijkheden. Gedacht kan worden aan een budget afhankelijk van het aantal gerealiseerde plaatsten, een budget afhankelijk van het aantal geindiceerden, een volledig objectief bepaald budget (los van het aantal plekken en het aantal geindiceerden) en een budget gebaseerd op de regel ‘drie oude WSW’ers eruit, één WSW beschut erin’. 5.3 Werkdeel klassiek 5.3.1 Algemeen Vanaf hier richten we ons alleen nog op het onderdeel werkdeel klassiek. In het volgende hoofdstuk gaan we verder in op het onderdeel WSW. 5.3.2 Macrobudget In de onderstaande tabel staat de landelijke ontwikkeling van het werkdeel klassiek. Bij de invoering van de WWB in 2004 bedroeg het werkdeel klassiek € 1.600 mln. Bij gemeenten was jaarlijks
45700
31
sprake van forse onderuitputting. Daarnaast groeide bij veel politici de twijfel over de effectiviteit van de re-integratie. Dat was voor het kabinet-Balkenende aanleiding om fors op het werkdeel te bezuinigen. Het kabinet-Rutte besloot om vanaf 2012 een extra bezuiniging van € 400 mln./jr. door te voeren. De maatregelen van de kabinetten Balkenende en Rutte staan opgenomen in de volgende tabel. Tevens is rekening gehouden met een overheveling van een deel van de re-integratiegelden van het UWV naar de gemeenten, doordat in de toekomst de toegang tot de Wajong wordt aangescherpt en het volume WWNV daardoor zal oplopen.
Oorspronkelijk W-deel Korting Balkenende
2011
2012
2013
2014
2015
1.629
1.629
1.629
1.629
1.629
-293
-507
-495
-546
-546
1.336
1.122
1.134
1.083
1.083
-400
-400
-400
-400
Overheveling re-integratie Wajong
15
46
61
Diversen
12
34
52
761
763
796
e
Budget na 1 korting Ombuiging Regeerakkoord
Huidig meerjarig budget Tabel 9: Ontwikkeling W deel (in mln. €)
1.336
721
5.4 Gevolgen Arnhem 5.4.1 Beschikbaar budget In de onderstaande tabel zijn de landelijke budgetten doorvertaald naar de gemeente Arnhem. In 2011 was nog sprake van een budget van € 27,4 mln. Het budget in 2012 is € 14,7 mln. Vanaf 2013 loopt het budget weer op, als gevolg van de overheveling van het UWV door de aanscherping van de Wajong. Het budget in 2015 is naar verwachting € 16,2 mln. Mln. €
2011
2012
2013
2014
2015
Oorspronkelijk W deel
33,5
33,5
33,5
33,5
33,5
Korting Balkenende
-6,0
-10,4
-10,2
-11,2
-11,2
Budget na eerste korting
27,4
23,0
23,3
22,2
22,2
Korting Rutte (per saldo)
0,0
-8,4
-7,8
-6,7
-6,1
Actueel budget 27,4 Tabel 10: Financiële gevolgen voor W deel Arnhem.
14,7
15,5
15,5
16,2
45700
32
5.4.2 Bestedingen In het onderstaande overzicht staan de re-integratiebestedingen van de gemeente Arnhem en de voorgenomen bezuinigingen.
2013
2014
2015
% bezuiniging
2012
Bezuiniging 2015 11 -/- 2011
2011 a. Diagnose, analyse werknemersvaardigheden
2,4
2,4
2,2
2
2
0,4
15%
b. Scholing en activering
2,2
1,2
1,2
1,2
1,2
1
45%
c. Premie- en uitstroombeleid
1,4
0,8
0,8
0,8
0,8
0,6
43%
d. Taaltrajecten
0,5
0,3
0,3
0,3
0,3
0,3
50%
e. BBZ (ondersteuning zelfstandigen)
0,6
0,5
0,5
0,5
0,5
0,1
15%
Totaal trajecten
7,1
5,2
5
4,8
4,8
2,3
32%
f. Gesubsidieerde arbeid permanent (ID/WIW)
7,8
3,5
3,6
3,6
3,6
4,2
54%
g. Werken met behoud van uitkering
0,8
0,8
0,8
0,4
0,4
0,4
48%
h. Gesubsidieerde arbeid tijdelijk (opstapbanen)
8,5
7,9
7,6
7,3
6,9
1,5
18%
Totaal vormen van gesubs. arbeid
17
12,1
11,9
11,2
10,9
6,1
36%
i. Uitvoering W&I
6,6
5,8
4,9
4,9
4,9
1,7
26%
j. Uitvoering BAC (schulddienstverlening)
2,2
1,7
1,4
1,1
1,1
1
48%
k. Inhuur
0,7
0
0
0
0
0,7
100%
l. Strategie
0,2
0,1
0,1
0,1
0,1
0
15%
m. Participatiecoaches
0,8
0,8
0,8
0,8
0,8
0
0%
10,4
8,3
7,2
6,9
6,9
3,4
33%
0
0
0,5
1,6
2,3
-2,3
34,5
25,6
24,7
24,6
24,9
9,5
Totaal apparaatskosten o. Wajong en div Totaal
28%
Tabel 11: Bezuinigingen re-integratie Arnhem. Bron: gemeente Arnhem.
11
De bedragen in deze kolom betreffen de totale afname van de verschillende uitgavencomponenten over de
periode 2011 – 2015. Sommige bezuinigingen worden gefaseerd doorgevoerd.
45700
33
In 2011 bedroegen de totale re-integratie-uitgaven € 34,46 mln. Daarop wordt een bedrag oplopend tot € 9,54 mln. in 2015 bezuinigd. Uit het overzicht blijkt dat min of meer gelijkmatig over de clusters (trajecten, gesubsidieerde banen en apparaatskosten) wordt bezuinigd. Binnen de clusters worden wel accenten gelegd. Zo wordt op scholing en activering 45% bezuinigd, terwijl op diagnose 15% wordt bezuinigd. Bij de uitvoering W&I wordt 26% bezuinigd, terwijl bij strategieontwikkeling 15% wordt bezuinigd. Desondanks missen wij een inhoudelijke onderbouwing van de bezuinigingen vanuit het perspectief van de WWNV. 5.4.3 Saldo budget en bestedingen De verwachte uitgaven voor 2012 komen op € 25,6 mln. Via het werkdeel ontvangt Arnhem in 2012 14,7 mln. Er is echter nog (naar verwachting) circa € 7,9 mln. beschikbaar vanuit de zogenoemde meeneemregeling12. Het geld in de meeneemregeling is eenmalig. In totaal komen de beschikbare middelen in 2012 daarmee op € 22,6 mln. Er is op de begroting dus sprake van een tekort van € 3,1 mln. (22,6 minus 25,6). Mln. €
2012
2013
2014
2015
W-deel
14,7
15,5
15,5
16,2
7,9
0,0
0,0
0,0
Totaal beschikbaar
22,6
15,5
15,5
16,2
Begrote uitgaven
25,6
24,7
24,6
24,9
-9,2
-9,1
-8,7
Meeneemregeling
Saldo -3,1 Tabel 12: Budget en bestedingen Arnhem. Bron: gemeente Arnhem.
Voor de jaren na 2012 is er geen geld meer in de meeneemregeling beschikbaar. Het verwachte tekort gaat in 2013 naar € 9,2 mln. en daalt naar € 8,7 mln. in 2015. Om budgettair uit te komen zal de gemeente Arnhem hier dus nog een oplossing voor moeten vinden. 5.5 Aandachtspunten naar aanleiding van de bezuinigingen Naar aanleiding van de landelijke bezuinigingen op het werkdeel klassiek, zien wij de volgende risico’s:
12
Arnhem zal moeten bezuinigen op de eigen re-integratie. Er zijn al bezuinigingen ingeboekt. De bezuinigingen zijn onvoldoende om de landelijke bezuinigingen te compenseren. In 2012 is sprake van een verwacht tekort van € 3,1 mln., in 2013 € 9,2 mln. aflopend tot € 8,7 mln. in
Gemeenten mogen jaarlijks maximaal 25% van het budget reserveren en meenemen naar het volgende jaar.
45700
34
2015. Arnhem zal of verder moeten bezuinigen of elders financiële dekking moeten vinden voor de verwachte tekorten.
Er ligt een relatie tussen de re-integratie en het bijstandsvolume. Meer re-integratie leidt in principe tot een lager volume. De verminderde re-integratie-inspanningen als gevolg van de bezuinigingen leiden mogelijk tot een hoger bijstandsvolume en daardoor hogere uitgaven ten laste van het inkomensdeel. De uitvoering van de sociale dienst wordt deels uit het W-deel betaald. Door de bezuinigingen op het W-deel komt de uitvoeringscapaciteit onder druk te staan. In het verleden is ervoor gekozen om de uitvoering mede te financieren vanuit het werkdeel, omdat er veel geld binnen het werkdeel beschikbaar was. Daarmee werden de algemene gemeentelijke middelen (cluster W&I gemeentefonds) ontlast. Nu het werkdeel fors omlaag is gebracht, is de omgekeerde beweging door de algehele financiële krapte van de gemeente waarschijnlijk minder gemakkelijk te realiseren. De doelgroep onder de WWNV zal mogelijk een grotere en complexere problematiek hebben als gevolg van de aanscherping van de WSW en de Wajong. Voor die groep is naar verwachting meer re-integratiegeld nodig dan voor de huidige bijstandsgerechtigden. Dat leidt tot een opwaartse druk op de uitgaven, terwijl er minder geld beschikbaar is.
Daarnaast verwachten wij een aantal positieve effecten van de bezuinigingen op het W-deel:
Toen er nog (te) veel geld in het werkdeel zat, was de organisatie geneigd om zich te richten op het zo veel mogelijk besteden van geld in plaats van het zoeken naar de meest effectieve en doelmatige besteding. Nu de middelen beperkt zijn, kan en moet de focus meer gelegd worden op effectieve inzet van middelen. Middelen zijn schaars geworden dus men wordt ‘gedwongen’ om er efficiënt en effectief mee om te gaan.
Verder geeft het een extra stimulans om te zoeken naar andere manieren om volume te reduceren. Hierbij kan worden gedacht aan het vergroten van de eigen verantwoordelijkheid van burgers, een expliciete focus op volumereductie, scherpere controle aan de poort, inzetten van social return, inzet van financiële middelen van werkgevers en een betere benutting van sectorfondsen.
Tot slot: De doelstelling van re-integratie is om mensen zo snel mogelijk weer aan het werk te krijgen. Effectieve re-integratie moet leiden tot een hogere uitstroom en minder mensen in de bijstand. Bij de keuze welke re-integratie-instrumenten worden ingezet, is het belangrijk om inzicht te hebben in het rendement en de besteding aan de verschillende doelgroepen: wat kost het en hoeveel geld levert het op in termen van bespaarde uitkeringen? Dat is mede van belang om de bezuinigingen inhoudelijk te onderbouwen vanuit het perspectief van de WWNV. In de gemeente Arnhem bestaat, evenals in veel andere gemeenten, beperkt inzicht in het rendement. Voor inzicht in het rendement is nodig dat de re-integratie vertaald wordt in producten.
45700
35
Aan de hand daarvan kan worden bepaald wat het rendement is van de verschillende producten. De huidige indeling van Arnhem in de verschillende uitgavencategorieën leent zich daar niet voor. Daardoor bestaat geen inzicht in het soort trajecten dat voor de verschillende groepen wordt ingezet. Er bestaat ook geen inzicht in de effectiviteit en doelmatigheid. Het is onmogelijk om op basis van de huidige indeling te kiezen voor de meest doelmatige inzet van de beschikbare middelen. Advies is om deze vertaalslag wel te maken, zodat op basis daarvan een betere afweging kan worden gemaakt over de inzet van de middelen.
45700
36
6. Sociale werkvoorziening
6.1 Inleiding Voor het uitvoeren van de impactanalyse met betrekking tot de Wet sociale werkvoorziening (WSW) hebben we diverse stukken bestudeerd, waarvan de door Presikhaaf (PB) aangeleverde begroting voor 2012 de belangrijkste is. Tevens hebben we verschillende gesprekken gevoerd met de controller en met de directeur van PB. In dit hoofdstuk gaan we eerst in op de algemene ontwikkelingen rond de WSW. Daarna analyseren we de meerjarencijfers in de begroting van PB. Vervolgens gaan we specifiek in op de bedrijfsopbrengsten van PB. We sluiten af met een paragraaf waarin de overige financiële risico’s worden besproken. 6.2 Ontwikkelingen WSW Het kabinet bezuinigt drastisch op de WSW. De bezuinigingen staan opgenomen in het onderstaand overzicht. 2011
2012
2013
2014
2015
2.459
2.459
2.459
2.459
2.459
-120
-120
-120
-120
-120
Rijksvergoeding 25.750 22.050
-90
-220
-290
Minder instroom
-47
-150
-203
-7
-23
-45
2.195
1.946
1.801
Oorspronkelijk budget Rijksvergoeding 27.000 25.750
Diversen Nieuw budget 2.339 Tabel 13: Bezuinigingen Rijksbijdrage WSW (landelijk; mln. €)
2.339
Het vorige kabinet heeft besloten om de rijksvergoeding WSW te verlagen. De vergoeding was tot 2011 gelijk aan € 27.000 per WSW‘er per jaar. Dat bedrag is in 2011 verlaagd tot € 25.750. Het huidige kabinet besloot om de vergoeding verder stapsgewijs te verlagen tot € 22.050 per jaar in 2015. Daarnaast zal de WSW vanaf 2013 alleen nog toegankelijk zijn voor de doelgroep met een indicatie ‘beschut’. Het aantal plaatsen zal worden teruggebracht van 100.000 naar uiteindelijk 30.000. Daarvoor wordt de formule gehanteerd dat voor drie plaatsen die vanuit het zittende bestand vrijkomen, er één beschutte werkplek in de plaats komt. Het ministerie verwacht dat rond 2050 alle plekken voor het zittende bestand zijn verdwenen en dat daarvoor in de plaats de 30.000 WSW beschutplekken zijn gerealiseerd. Op welke wijze deze overgang wordt gerealiseerd en wat de landelijke verdeling wordt, is nog onbekend.
45700
37
Door het kabinet is afgesproken dat de zittende doelgroep de rechten behoudt, zolang deze op de WSW-plek blijft. Gemeenten blijven hiermee verantwoordelijk voor het betalen van de relatief hoge salarissen, terwijl de rijksvergoeding drastisch is verlaagd. De middelen voor de SW gaan naar het ongedeelde re-integratiebudget. Verder komt er een fonds ter ondersteuning van de herstructurering van de SW-sector. Omdat gemeenten en SW-bedrijven onder invloed van de WWNV verder zullen moeten veranderen, stelt het Rijk in de periode 20122018 € 400 mln. beschikbaar om het transitieproces te ondersteunen. Het doel van deze zogenaamde herstructureringsfaciliteit is om de transformatie richting een efficiëntere bedrijfsvoering van de sector te ondersteunen. 6.3 Presikhaaf Bedrijven Presikhaaf Bedrijven (PB) is het SW-bedrijf in de regio Arnhem13. PB is eigendom van de gemeenschappelijke regeling Werkvoorziening Midden-Gelderland en wordt gevormd door de elf aangesloten gemeenten. PB is een SW-bedrijf dat gericht is op productie. De nieuwe strategie, zoals verwoord in het strategisch plan 2009-2012, is nauwelijks van de grond gekomen. Er is nog onvoldoende sprake van een ‘mensontwikkelbedrijf’ en PB is vooral productiegericht. In het verleden heeft PB te veel afstand genomen van gemeenten en werkgevers. Met de productie is bovendien te weinig ingespeeld op de markt, met als gevolg dat er forse tekorten zijn ontstaan. PB heeft sinds het voorjaar van 2011 een nieuwe directeur. In de begroting van 2012 is aangekondigd dat, mede door de aanstaande invoering van de Wet werken naar vermogen en de forse bezuinigingen op de rijksvergoeding WSW, nu werk wordt gemaakt van de nieuwe koers. Vanaf 2012 wil PB nadrukkelijker inzetten op het uitplaatsen van mensen. De koers van het exploiteren van eigen bedrijfsactiviteiten voor eigen risico wordt verlaten. PB heeft een grote vastgoedportefeuille en productie-infrastructuur. Met het oog op de nieuwe koers wil PB samenwerken met andere bedrijven en ondernemingen en de bedrijfsrisico’s aan hen overdragen. PB zorgt hierbij voor gekwalificeerde medewerkers en begeleiding.
13
In bijlage 1 is een uitgebreide beschrijving van Presikhaaf Bedrijven bijgevoegd.
45700
38
6.4 Financiële ontwikkeling Presikhaaf Bedrijven 6.4.1 Algemeen In de onderstaande tabel is de ontwikkeling van de financiële performance van PB opgenomen. De meerjarencijfers zijn overgenomen uit de PB-begroting 2012. 2011
2012
2013
2014
2015
A
Gemeentelijke SW-bijdrage (rijksbijdrage)
68.004
68.262
63.158
56.840
51.818
B
Salariskosten en personeelsgebonden kosten
73.113
73.012
70.182
67.278
64.382
C (B-A)
Subsidieresultaat
-5.109
-4.750
-7.024
-10.503
-12.564
D
Som der bedrijfsopbrengsten
23.020
25.550
25.550
25.550
25.550
E
Totaal lasten
25.438
22.772
22.012
20.842
19.818
F (D-E)
Operationeel resultaat
- 2.418
2.778
3.538
4.708
5.732
G
Overig resultaat
80
1.272
736
60
60
-7.447
-700
-2.750
-5.670
-6.772
H (C+F+G) Exploitatieresultaat I
Buitengewone baten en lasten
J (H+I)
Resultaat voor bestemming
K
Onttrekking reserves
L (J+K)
Resultaat na bestemming
-850
0
0
0
0
-8.397
-700
-2.750
-5.670
-6.772
2.024
0
0
0
0
-6.273
-700
-2.750
-5.670
-6.772
Tabel 14: Ramingen Presikhaaf Bedrijven. Bron: Prognose maandbericht september 2011 en begroting 2012 Presikhaaf Bedrijven (x € 1 000)
In bovenstaand overzicht wordt een onderscheid gemaakt tussen het subsidieresultaat en het operationeel resultaat. Deze twee posten bepalen in belangrijke mate het structurele resultaat van PB. Het subsidieresultaat is het saldo van de rijksbijdrage aan de gemeenten voor de WSW en de salariskosten van PB aan de groep WSW-geïndiceerden. Het operationeel resultaat is het saldo van de bedrijfsopbrengsten en -lasten van de bedrijven van PB. Daarnaast is er een aantal andere posten zoals het overig resultaat en de onttrekking uit de reserves. In de volgende grafiek worden het subsidieresultaat en het operationeel resultaat meerjarig in beeld gebracht. De rode en de blauwe lijn bepalen het subsidieresultaat. De groene en de paarse lijn bepalen het operationeel resultaat.
45700
39
Figuur 11: Financiële ontwikkeling PB. Bron: Programmarekeningen en begroting PB.
6.4.2 Subsidieresultaat Duidelijk zichtbaar is dat het subsidieresultaat tot en met 2010 vrijwel gelijk was aan nul. Daarna ontstaat een steeds groter tekort. Vanaf 2011 gaat de rijksbijdrage jaarlijks fors omlaag. De belangrijkste oorzaak is de dalende rijksvergoeding per WSW’er van € 27.080 naar € 22.050. Ook de totale salariskosten dalen. De daling van de salariskosten wordt verklaard doordat de salariskosten van de nieuwe instroom lager zijn dan van het zittend bestand en de daling van het aantal WSW’ers. PB veronderstelt dat het totaalaantal WSW’ers jaarlijks met 100 daalt: jaarlijks is er 6% uitstroom en als gevolg van de ‘1 op 3-maatregel’ 2% instroom, dus netto 4% uitstroom 14. Een deel van de WSW-arbeidsovereenkomsten is tijdelijk. Op dit moment ontvangt alle nieuwe instroom in principe een tijdelijke arbeidsovereenkomst. Presikhaaf Bedrijven is bezig om te kijken naar de gevolgen als alle tijdelijke arbeidsovereenkomsten (SW) niet worden verlengd. Hoewel dus ook de salariskosten dalen, gaat deze daling minder hard dan de dalende rijksvergoeding. Dientengevolge neemt het tekort jaarlijks toe. In 2015 is er sprake van een verwacht subsidieresultaat van afgerond € 12,6 mln. negatief.
14
De taakstelling bedraagt 2.650 AJ in 2012, 4% van 2.650 AJ is ongeveer 100 AJ. Gemakshalve wordt er
voor de jaren 2013 tot en met 2015 uitgegaan van een uitstroom van 100 AJ, vanaf 2015 wordt er uitgegaan van een daling van 94 AJ (4% van 2.350 AJ).
45700
40
6.4.3 Operationeel resultaat De tekorten op het subsidieresultaat moeten zo veel mogelijk worden gecompenseerd door het operationeel resultaat. Het operationeel resultaat is het saldo van bedrijfsopbrengsten en totale lasten. Bedrijfsopbrengsten De bedrijfsopbrengsten vertonen vanaf 2010 een dalende lijn. Voor 2012 wordt een stijging van de bedrijfsopbrengsten verondersteld. De stijging wordt door PB als volgt onderbouwd 15:
Vanaf 2012 wordt extra ingezet op het van binnen naar buiten plaatsen van WSW’ers. PB wil het aantal uitplaatsingen verdubbelen van 400 naar 800 personen. De inleenvergoeding die de werkgever betaalt aan PB wordt als extra opbrengst opgevoerd. Door het lagere aantal WSW’ers (uitplaatsingen en uitstroom) daalt de productiecapaciteit en daarmee de (potentiële) afzet. De opbrengsten van PB-bedrijven worden de komende jaren echter constant verondersteld. De verminderde productiecapaciteit wordt in de ramingen gecompenseerd door WWB’ers die in de PB-bedrijven aan de slag gaan met behoud van uitkering.
Totale lasten De totale lasten bestaan onder andere uit de salariskosten regulier personeel, afschrijvingen en overige bedrijfskosten (denk aan onderhoudskosten, huur, energieverbruik e.d.). De totale lasten vertonen vanaf 2010 evenals de bedrijfsopbrengsten een dalende lijn. PB wil jaarlijks 5% op de lasten bezuinigen. Daarnaast gaan de jaarlijkse afschrijvingen vanaf 2012 met 45% (!) omlaag. De belangrijkst reden is de afwaardering van de vaste activa in 2012. PB geeft aan dat hier gecertificeerde taxatierapporten aan ten grondslag liggen. Wij hebben deze rapporten niet ingezien. De afwaardering is niet zichtbaar in de meerjarencijfers omdat in de balans tegelijkertijd een vordering op het Rijk wordt opgevoerd ter waarde van € 17,5 mln. voor de herstructureringsfaciliteit. Door de hogere opbrengsten vanaf 2012 en de dalende lasten, verwacht PB dat het operationeel resultaat jaarlijks zal toenemen. In 2015 wordt een positief resultaat van € 5,7 mln. verwacht.
15
In de aanbiedingsbrief bij de PB-begroting 2012 (d.d. 29-9-2011) staat dat voor 2012 wordt uitgegaan van
een hogere gemeentelijke omzet dan in de voorgaande jaren. PB gaf tijdens ons onderzoek echter aan dat in de begroting 2012 geen rekening is gehouden met de hogere opbrengst door gemeenten aangezien bij het opmaken van de regeling de begroting al was opgesteld. Daarvan zijn we bij de impactanalyse dan ook van uit gegaan.
45700
41
6.4.4 Conclusie Ondanks de herijkte strategie gaan de eigen ramingen 2013-2015 van PB uit van een fors negatief exploitatieresultaat (een negatief resultaat van € 2.750.000 in 2013, het invoeringsjaar WWNV, tot € 6.772.000 euro in 2015). Dit is te verklaren uit de terugloop van het subsidieresultaat over de jaren. Geconstateerd kan worden dat de herijkte strategie van PB onvoldoende is om de met de invoering van de WWNV gepaard gaande terugloop van het subsidieresultaat volledig te compenseren. Het operationeel resultaat verbetert door een herstel van de bedrijfsopbrengsten en een daling van de totale lasten. De hogere opbrengsten worden vooral gerealiseerd doordat nu echt werk wordt gemaakt van het uitplaatsen van mensen. De lagere lasten en in het bijzonder de lagere afschrijvingen, als gevolg van de afwaardering, hangen samen met de herstructurering van de organisatie. Ondanks dat een herstructurering wordt doorgevoerd en dat de van binnen naar buiten beweging wordt gemaakt, is het verbeterde operationeel resultaat onvoldoende om het verslechterde subsidieresultaat te compenseren. Kortom, zelfs als de voorgenomen strategiewijziging wordt gerealiseerd, ontstaat in de huidige ramingen een jaarlijks tekort dat oploopt tot (afgerond) € 6,8 mln. in 2015. 6.5 Bedrijfsopbrengsten 6.5.1 Algemeen In deze en in de volgende paragraaf wordt ingegaan op de vraag of de door Presikhaaf Bedrijven gepresenteerde begroting 2012 en ‘herijkte meerjarenstrategie’ een juiste doorvertaling is van de impact van de WWNV. Een belangrijk risico ligt bij de vraag of de bedrijfsopbrengsten worden gerealiseerd. In deze paragraaf gaan we in op de bedrijfsopbrengsten. In de paragraaf hierna beschrijven we andere belangrijke risico’s. Het scenario zoals door PB gepresenteerd is een gunstig scenario. Daarbij wordt uitgegaan van het verandervermogen van PB om het bedrijf om te buigen naar een mens-ontwikkelbedrijf dat vooral SW‘ers naar buiten plaatst. Met name de bedrijfsopbrengsten vormen in de voorgaande opstelling een onzekere factor. Daarvoor zijn verschillende redenen:
PB gaat uit van een verdubbeling van het aantal uitplaatsingen van 400 naar 800 personen. Voorheen was uitplaatsing geen beleid en het is dus nog niet zeker of PB in staat is om deze te realiseren. Op 1 januari waren er evenwel 576 WSW’ers uitgeplaatst. Toch blijft er een risico dat PB onvoldoende is ingesteld op het uitplaatsen en de economische omstandigheden het extra lastig maken Op basis van de inschattingen van de eigen bedrijfsmanagers zijn de omzet- en risicoanalyses gemaakt.
45700
42
In de begroting van 2012 wordt rekening gehouden met het plaatsen van groepen WWB’ers op re-integratietrajecten. PB geeft aan dat inmiddels duidelijk is geworden dat de benodigde inzet van WWB’ers ‘om niet’ niet realistisch is. Het financieel resultaat zal daardoor verslechteren. Dat zal worden meegenomen in de aangepaste begroting voor 2012. De economische omstandigheden zijn nog steeds slecht. PB houdt in de ramingen rekening met veranderde marktomstandigheden. Per saldo wordt er evenwel van uitgegaan dat de bedrijfsopbrengsten zich weer zullen herstellen op het oude niveau.
Voor 2012 gaat PB uit van een stijging van de totale gemeentelijke omzet. In de begroting 2012 is geen rekening gehouden met de hogere opbrengst door gemeenten aangezien bij het opmaken van de garantieregeling de begroting al was opgesteld. Wij verwachten dat de hogere omzet in de aangepaste begroting wordt meegenomen. De precieze omvang is niet bekend. Onze ervaring is dat het vergroten van het omzetgedeelte afkomstig van gemeenten een traject van lange adem en kleine stapjes kan zijn. Eind 2011 hebben de deelnemende gemeenten evenwel afspraken over de garantieomzet gemaakt. PB geeft aan dat in het kader van de garantieomzet diverse zaken zijn opgestart: er is een inbestedingsvennootschap opgericht, er zijn overzichten gemaakt van mogelijkheden van omzet door gemeenten bij Presikhaaf. Onder deze omzet vallen nu ook reintegratieopdrachten, SROI (5% van de werkzaamheden door personen met een uitkering) is een aanbestedingscriterium geworden bij het aanbestedingsbeleid van de gemeente Arnhem, er geldt een verrekeningsmodel in de regeling garantie-omzet, de gemeenten zijn duidelijker op de kaart gezet in de marktbenadering en de gemeenten komen ook nu zelf met vragen over extra omzet. 6.5.2 Twee alternatieve scenario’s Zoals hiervoor aangegeven zijn er verschillende risico’s dat de bedrijfsopbrengsten de komende jaren lager zijn dan nu in de meerjarencijfers opgenomen. Om een idee te krijgen wat de effecten kunnen zijn als deze risico’s zich voordoen, presenteren wij twee alternatieve scenario’s voor de bedrijfsopbrengsten.
Alternatief scenario 1: de bedrijfsopbrengsten blijven op het niveau van de verwachte opbrengen in 2012. Er is in 2012 dus geen sprake van hogere opbrengsten ten opzichte van 2011.
Alternatief scenario 2: de bedrijfsopbrengsten ontwikkelen zich met hetzelfde tempo volgens de neerwaartse trend van de afgelopen jaren.
45700
43
In de volgende figuur zijn deze twee mogelijke scenario’s weergegeven.
Figuur 12: Enkele scenario's financiële ontwikkeling PB (x € 1.000)
We hebben berekend wat deze scenario’s betekenen voor de verwachte omzet. Zoals hiervoor al is aangegeven, leidt het door PB gehanteerde scenario tot een verwacht tekort in 2015 van € 6,8 mln. In alternatief scenario 1, waarbij de bedrijfsopbrengsten noch dalen, noch stijgen ten opzichte van 2012, neemt het tekort in 2015 toe tot € 9,5 mln. In alternatief scenario 2, waarbij de dalende trend van de bedrijfsopbrengsten sinds 2010 wordt voorgezet, neemt het tekort van PB toe tot € 17,5 mln. in 2015. 6.5.3 Conclusie Het tekort op de SW wordt in 2011 voor € 5,1 mln. verklaard door het subsidieresultaat en voor € 2,4 mln. door het operationeel resultaat. Het subsidieresultaat zal in de jaren daarna t/m 2015 verder verslechteren. Dat wordt in de ramingen deels gecompenseerd doordat PB vanaf 2013 een positief operationeel resultaat verwacht van € 2,8 mln in 2013 oplopend tot € 5,7 mln in 2015. Het realiseren van dat operationeel resultaat is een hoge ambitie. Zeker als dat wordt vergeleken met het operationeel resultaat in het verleden. In de jaren 2005-2010 was het operationeel resultaat jaarlijks nihil.
45700
44
In het gunstige scenario van PB neemt het tekort van PB in 2015 toe tot € 6,8 mln. Er zijn verschillende risico’s, waardoor dit saldo mogelijk niet gerealiseerd wordt. Belangrijke risico’s doen zich voor bij de bedrijfsopbrengsten. We hebben twee alternatieve scenario’s gepresenteerd, die leiden tot grotere tekorten. Met name gezien de huidige marktomstandigheden (economische crisis) moet met deze scenario’s serieus rekening worden gehouden. 6.6 Aandachtspunten De tekorten bij de SW worden vooral veroorzaakt door de bezuinigingen. Daarnaast is sprake van een fors tekort in het operationeel resultaat. In de ramingen van PB wordt dat tekort omgebogen. Vanaf 2012 wordt een positief resultaat verondersteld. Naast het aandachtspunt dat de bedrijfsopbrengsten mogelijk tegen gaan vallen, zien we nog andere aandachtspunten. Op basis van de bevindingen in de eerste paragraaf, komen wij tot de volgende aanvullende aandachtspunten. 6.6.1 Omvang herstructureringsfaciliteit PB schat de kosten van de herstructurering als gevolg van de herijkte strategie bij benadering op € 20 tot € 27 mln. (activa en personele aanpassingen). Op dit moment is in de begroting van 2012 al € 17,5 mln. ingeboekt als vordering op het Rijk vanwege de herstructureringsfaciliteit. Hiermee wordt de afwaardering van de vaste activa met € 13,8 mln. gecompenseerd. Daarnaast wordt een voorziening aangelegd van € 3,7 mln. voor het laten afvloeien van regulier personeel. De maximale aanspraak op de herstructureringsfaciliteit ligt naar verwachting rond de € 11 mln. (conform de door het ministerie te hanteren systematiek omgeslagen naar rato van het aantal SE’s). Bovendien vindt de uitbetaling gefaseerd plaats tot en met 2018. Gemeenten moeten een subsidieaanvraag indienen om voor de faciliteit in aanmerking te komen. Bij toekenning moeten de gemeenten jaarlijks verantwoording afleggen om voor de volgende tranches in aanmerking te komen. In de aanbiedingsbrief bij de begroting 2012 wordt aangegeven dat nog niet duidelijk is of de faciliteit de herstructureringskosten zou kunnen dekken. Inmiddels is duidelijk dat dit bij de opgevoerde herstructureringskosten niet gaat lukken. Ook als de maximale herstructureringsfaciliteit wordt toegekend, blijft door de vereiste jaarlijkse verantwoording over de prestaties, die noodzakelijk is voor de uitbetaling van de verschillende jaartranches, sprake van onzekerheid.
45700
45
6.6.2 Transitievermogen Presikhaaf Bedrijven geeft in de aanbiedingsbrief bij de begroting 2012 aan dat ‘de historisch gekozen beleidslijn’ ertoe heeft geleid dat PB een aanzienlijke vastgoedportefeuille en productieinfrastructuur heeft ten behoeve van het commercieel opereren. De stukken lezend, wordt helder dat PB er tot op heden niet – of althans minder dan veel andere SW-uitvoeringsorganisaties – in is geslaagd om zich te transformeren van kapitaalintensief productiebedrijf naar mensontwikkelbedrijf dat eigen mensen plaatst en begeleidt bij reguliere werkgevers. Toch wezen de geformuleerde ambities in de stukken van reeds jaren geleden erop dat deze beweging wel in gang gezet zou worden. De vraag is gerechtvaardigd wat ervoor gaat zorgen dat dit keer wel de gewenste verandering wordt gerealiseerd bij Presikhaaf Bedrijven (transitievermogen). Het risico van onvoldoende transitievermogen kan door meerdere factoren worden verklaard. Wij zien hierbij twee belangrijke risico’s: het sturingsvermogen van gemeenten en het verandervermogen van Presikhaaf Bedrijven zelf. Ten eerste het sturingsvermogen van de gemeenten. De gemeenten zijn eigenaar van de GR Presikhaaf Bedrijven en vormen het bestuur. Zij zijn verantwoordelijk voor een duidelijke opdrachtformulering, monitoring, verantwoording en aansturing. Dat betekent dat er duidelijke doelstellingen worden geformuleerd, dat inzicht bestaat in de wijze waarop de doelstellingen worden gerealiseerd en dat er op transparantie wijze verantwoording wordt afgelegd. Dat vraagt om deskundigheid en om een duidelijke opstelling aan gemeentezijde richting het SW-bedrijf. Er moet in voldoende mate sprake zijn van checks en balances. Formeel zit de sturing goed in elkaar. Vraag is hoe de sturing de afgelopen jaren in de praktijk is geweest en wat hiervan de effecten zijn geweest. Gemeenten zijn medeverantwoordelijk voor het realiseren de nieuw ingezette veranderopgave. Zij moeten op professionele wijze samen optrekken met het SW-bedrijf. Een stevige en kritische houding is noodzakelijk. Dat moet op basis van een uitgewerkt veranderplan, waarin de koers, het eindperspectief en de weg daarnaar toe helder en concreet staan geformuleerd. Aan de hand van slim gekozen kengetallen en toetsingscriteria is er periodieke meting van de voorgang. Indien nodig vindt bijsturing plaats. Als gemeenten er onvoldoende in slagen om deze rol te pakken, is dat een belangrijk afbreukrisico. Ten tweede zien wij een risico in het transitievermogen van Presikhaaf als organisatie zelf. De opgave voor PB is enorm. De noodzaak om te veranderen, is hoog door de rijksbezuinigingen. Het gevoel van urgentie is binnen het SW-bedrijf aanwezig. Er is een nieuwe directeur aangetreden die ervaring heeft met transitieprocessen in het bedrijfsleven. Richting de gemeenten wordt gewerkt aan meer transparantie en openheid. Tijdens ons onderzoek is uitgebreid toelichting gegeven op de begroting 2012 en de herijkte meerjarenstrategie.
45700
46
De huidige marktomstandigheden maken het extra moeilijk om de omslag van binnen naar buiten te maken. Bovendien staan de marges extra onder druk doordat de eigen bedrijven en productieafzet te maken hebben met een negatief marktsentiment. De vraag is hoeveel PB aan kan als organisatie en hoe het kader en de doelgroep betrokken gehouden worden. PB staat feitelijk nog aan het prille begin van de omslag. Er is bijvoorbeeld geen programmaorganisatie ingesteld. Ook is er geen concreet integraal transitieplan aanwezig met onder andere duidelijk geformuleerde doelstellingen, een taakverdeling, tijdpaden en mijlpalen. Onduidelijk is hoe de transitie van PB wordt gemonitord. Het is niet na te gaan waar PB op dit moment staat in de transitie. Ook in onze gesprekken met PB16 is onvoldoende duidelijk geworden op welke wijze de noodzakelijke veranderingen zijn geborgd. Bij publicatie van het rapport bleek het aantal uitplaatsingen recent te zijn gestegen. Dit kan duiden op verandering, maar het is nog te vroeg om hier conclusies aan te verbinden. 6.6.3 Omvang weerstandvermogen Het gewenste eigen vermogen is door de gemeenten bepaald op 12,5% van het balanstotaal. Dat komt neer op € 5,8 mln. Uitgaande van het geprognosticeerde resultaat over 2011 van € 8,3 mln. en het resultaat over 2012 van € 0,7 mln. resteert er eind 2012 een eigen vermogen van € 0,7 mln. Dit is exclusief de herstructureringskosten van € 17,5 mln. (PB geeft aan dat er een voorstel richting het Dagelijks Bestuur is gegaan voor € 14,2 mln. door een hogere taxatie van de panden) en het maximale trekkingsrecht van Presikhaaf Bedrijven op basis van de taakstelling 2012 van € 11,7 mln. (inclusief buitengemeenten) De verwachte omvang van het weerstandsvermogen ultimo 2012 is dus onder het gewenste bedrag. Gemeenten hebben geen verplichting om het weerstandsvermogen aan te vullen. Kortom, PB is grotendeels met vreemd vermogen gefinancierd (langlopende plus vlottende schuld per 2012 geraamd op € 37,5 mln.). Gemeenten staan hiervoor feitelijk garant. Dat betekent een risico voor de deelnemende gemeenten. 6.7 Conclusie Het tekort van PB in 2011 bedraagt € 6,3 mln. In het gunstige scenario van PB neemt het tekort van PB in 2015 toe tot € 6,8 mln. De forse tekorten als gevolg van de rijksbezuinigingen worden gecompenseerd door een oplopend operationeel resultaat van € 7,4 mln negatief in 2011 naar € 6,8 mln positief in 2015. De verbetering van het resultaat wordt voor een belangrijk deel gerealiseerd door een afwaardering van de vaste activa. Er zijn verschillende risico’s waarmee rekening moet worden gehouden. Belangrijke risico’s doen zich voor bij de bedrijfsopbrengsten. We hebben twee alternatieve scenario’s gepresenteerd, die leiden tot grotere tekorten. Met name gezien de huidige marktomstandigheden (economische crisis)
16
Deze gesprekken vonden plaats in november en december 2011.
45700
47
moet met deze scenario’s serieus rekening worden gehouden. Verder hebben we met het oog op mogelijke tegenvallers de volgende aandachtspunten geformuleerd:
Omvang herstructureringsfaciliteit: De totale herstructureringskosten van PB worden geraamd op € 20-27 mln. Vanuit de herstructureringsfaciliteit komt naar verwachting maximaal € 11,7 mln. Het verschil met de verwachte kosten moet dus door de gemeenten worden opgebracht.
Transitievermogen: PB staat voor een grote veranderopgave. Vooralsnog is PB er niet in geslaagd om grote veranderingen door te voeren. De nieuwe directeur zet de juiste veranderingen in. Op dit moment is nog onduidelijk welke waarborgen er zijn voor het doorvoeren van de veranderingen. Wel zijn er eerste aanwijzingen (recente stijging aantal uitplaatsingen) die op veranderingen duiden.
Omvang weerstandvermogen: Het eigen vermogen is ultimo 2012 naar verwachting lager dan de afgesproken grens. PB is grotendeels met vreemd vermogen gefinancierd. Gemeenten staan daarvoor garant.
45700
48
Bijlage 1 Beschrijving Presikhaaf Bedrijven
45700
Beschrijving Presikhaaf Bedrijven Presikhaaf Bedrijven is een leer-werkbedrijf in Midden-Gelderland en voert de SW uit voor de Gemeenschappelijke Regeling Werkvoorzieningsschap Midden-Gelderland, bestaande uit de elf gemeenten: Arnhem, Neder-Betuwe, Rozendaal, Doesburg, Overbetuwe, Westervoort, Duiven, Rheden, Lingewaard, Rijnwaarden en Zevenaar. Met meer dan 2.800 werknemers is PB één van de grootste werkgevers in de regio. PB detacheert medewerkers op verschillende functieniveaus bij dienstverlenende bedrijven, in de productie of als administratieve kracht. Ook bemiddelt PB voor het UWV en voor gemeenten mensen vanuit de WWB, Wajong of andere regelingen. Daarnaast kunnen mensen die een IRO (Individuele Re-integratie Overeenkomst) willen volgen bij PB terecht. Activiteiten In de kwartaalrapportages worden de volgende bedrijfsonderdelen onderscheiden:
Industrie.
Schoolmeubelen.
Groen & Diensten.
Arbeidsintegratie.
Tuincentra.
45700
1
45700
2
Figuur 13: Organogram Presikhaaf Bedrijven. Bron: Presikhaaf Bedrijven.
Strategische koers In de begroting van 2012 heeft PB nadrukkelijk gekozen voor een gewijzigde koers 17: “Centraal staat hierbij de rol van Presikhaaf Bedrijven om mensen uit de brede doelgroep zo veel mogelijk deel te laten nemen aan het arbeidsproces bij werkgevers. In 2012 zal nadrukkelijker worden ingezet op het uitplaatsen van mensen bij bedrijven en organisaties. Wij hebben ons tot doel gesteld om het aantal uitplaatsingen te verdubbelen van 400 tot 800 personen. Dit betekent dat de koers van het exploiteren van eigen bedrijfsactiviteiten/ondernemingen voor eigen risico en rekening om mensen uit de doelgroep werk te bieden, verlaten zal gaan worden.”
17
Bron: Begeleidende brief Presikhaaf Bedrijven aan het College van B. en W. van Arnhem bij de begroting
2012.
45700
3
Bijlage 2 Geraadpleegde literatuur
45700
Geraadpleegde literatuur
Gemeente Arnhem, Arnhem leert en werkt! Veranderopgaven Wet werken naar vermogen 2012 – 2014. December 2011.
Gemeente Arnhem, Contourennota meerjarenbeleidsplan Werken naar Vermogen inclusief denkrichtingen bezuinigingen Participatiebudget – juni 2011.
KplusV, Eindrapport Inspelen op de Wet werken naar vermogen. Onderzoek in opdracht van Cedris. Arnhem: 27 mei 2011.
Krom, P. de, Actualiteiten WSW, brief van staatssecretaris aan gemeenten, d.d. 15 november 2011. Beschikbaar op www.gemeenteloket.minszw.nl/dossiers/werk-eninkomen/WSW/kamerstukken/2011-11-15/actualiteiten-WSW (d.d. 11.12.2011).
Presikhaaf Bedrijven, Begroting 2012.
Presikhaaf Bedrijven, Begeleidende aanbiedingsbrief bij begroting 2012 (ref. Dir JvL/EJ nr 2011 – 189).
Presikhaaf Bedrijven, Jaarverslag 2006.
Presikhaaf Bedrijven, Jaarverslag 2007.
Presikhaaf Bedrijven, Jaarverslag 2009.
Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), Reactie VNG op Rijksbegroting SZW 2012 (BAWI/U201102150). 1 december 2011.
45700
1
Bijlage 3 Overzicht interviews
45700
Overzicht interviews Onderstaande interviews vonden plaats in november en december 2011.
De heer Ronald Bongers, controller, Presikhaaf Bedrijven.
De heer Huub Bleijerveld, senior beleidsadviseur, afdeling Strategie Dienst Inwonerszaken, gemeente Arnhem.
De heer Hans Breunissen, wethouder gemeente Westervoort.
Mevrouw Natasja Bouwman, seniormedewerkster Planning en Control.
De heer Gerard Fidder, beleidsadviseur, Dienst Inwonerszaken, gemeente Arnhem.
De heer Gerrit van Ingen, afdelingshoofd Planning & Controle, Dienst Inwonerszaken, gemeente Arnhem.
De heer Dennis Janssen, Dienst Inwonerszaken, gemeente Arnhem.
De heer Joost van Loon, directeur Presikhaaf Bedrijven.
Mevrouw Natasja Salemink, senior medewerker contractbeheer, afd. Ondersteuning Werk en Inkomen, gemeente Arnhem.
De heer Stef Schuijt, sectorhoofd Strategie en Bedrijfsvoering, Dienst Inwonerszaken, gemeente Arnhem.
De heer Michiel van Wessem, wethouder gemeente Arnhem.
De heer Ulco Wieringa, directeur Inwonerszaken, gemeente Arnhem.
De heer Hans Zuidema, sectorhoofd Werk en Inkomen, Dienst Inwonerszaken, gemeente Arnhem.
Groepsbijeenkomst in januari 2012 met ambtenaren uit de regio. Aanwezigen: ־
Jan Martens (gemeente Rheden)
־
Rina van Herk (gemeente Rheden)
־
Huub Bleierveld (gemeente Arnhem)
־
Paul Bosch (gemeente Arnhem)
־
Ruud Vos (gemeente Lingewaard)
־
Mary-Anne Huberts (gemeente Lingewaard)
45700
1
־
Liselot Roeling (gemeente Overbetuwe)
־
Jose Kregting (gemeente Renkum)
־
Bart Colsen (RSD Liemers)
־
Rina van Herk (RSD Liemers)
־
Lex de Hilster (gemeente Duiven)
45700
2