© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Elobase Detailhandel Ondernemingsbeleid Theorieboek voor het theorie-examen kerntaak 1
Financieel 3 Tevens Informatieboek Financiering van het ondernemingsplan Ondernemer Financiering, Financiële kengetallen, Eigen vermogen
1
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Financieringsplan Wat ga je doen? Een financieringsplan opstellen Het maken van een investeringsbegroting. Het bestuderen van de openings- en eindbalans. Je leert hoe je het vermogen en de vermogensmutaties kunt berekenen van een eenmanszaak, vennootschap onder firma, commanditaire vennootschap en besloten vennootschap. Het opstellen van de winstverdeling voor een eenmanszaak, vennootschap onder firma, commanditaire vennootschap of besloten vennootschap. Het berekenen van betalingskorting en kredietbeperkingstoeslag. Het bestuderen van de financiële kengetallen. Financiële kengetallen van een bedrijf interpreteren. Aan bod komen achtereenvolgens:
Eigen Vermogen Vreemd Vermogen Bankkrediet Leasing en factoring Overige kredieten Financieringsplan Opbouw begroting Investeren Opstellen begroting Openingsbalans Winst-en-verliesrekening Eindbalans Eigen vermogen Eenmanszaak, vof en cv Eigen vermogen Besloten vennootschap Eigen vermogen in vof Eigen vermogen in bv of nv Winstverdeling vof en cv Winstverdeling bv Betalingskorting Betalingskorting en kredietbeperkingstoeslag als financieringsmiddel Financiële kengetallen Werkkapitaal en Liquiditeit Solvabiliteit Current en quick ratio, REV RVV en RTV Financiële kengetallen interpreteren Normen voor kengetallen Hefboomeffect Prognoses
2
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Kwalificatie, werkprocessen en competenties Opleiding 90290 Ondernemer Detailhandel Werkproces
1.3 Regelt het financiële gedeelte (van het opstarten) van de onderneming 1.5 Bewaakt de financiële positie van de onderneming Beroepscompetentie
A Beslissen en activiteiten initiëren Q Plannen en organiseren Y Bedrijfsmatig handelen Trefwoorden Vermogen en financieren Achtergestelde lening Afnemerskrediet Borgstelling MKB-kredieten Debiteur Dekkingswaarde Eigen vermogen Factoring Financiële leasing Financieren Financieringsplan Gouden balansregel Innovatie Kapitaaloptimum Kritische termijn Trefwoorden Investeringsbegroting
Lang Vreemd Vermogen Lange lening Leasing Lening Leverancierskrediet LVV Middellange lening Onderhandse lening Operationele leasing Rekening-courantkrediet Seizoenskosten Subsidie Voorraadkosten Vreemd vermogen
Kosten Liquide middel Materiële activa Rentabiliteitswaarde Vaste activa Vlottende activa
Aanloopkosten Boekwaarde Goodwill Immateriële activa Investeren Investeringsbegroting
Trefwoorden Balans opstellen Aandelen in portefeuille Hypothecaire lening Aandelenvermogen Rekening-courantkrediet Balans Reserves Bezittingen Scontrovorm Crediteuren Vaste activa Creditkant Vlottende activa Debetkant VOF Eenmanszaak Vreemd vermogen kort Eigen vermogen Vreemd vermogen lang Geplaatst aandelenvermogen Trefwoorden Openingsbalans Balans Linkerzijde openingsbalans Beginbalans Openingsbalans Financieringsplan Rechterzijde openingsbalans Trefwoorden Vermogen ondernemingen en Winstdeling Aandeel Gestort aandelenvermogen Agioreserve Herwaarderingsreserve
3
© Noordhoff Uitgevers
Besloten vennootschap BV Commanditaire vennoot CV Eenmanszaak Geplaatst aandelenvermogen Winst- en verliesrekening Dividend Dividendbelasting Fiscale winst
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Maatschappelijk aandelenvermogen Nominale waarde Uitgifte boven pari Vennootschap onder firma Vermogensmutatie VOF
Tantième Uitkeren Vennootschapsbelasting Winstverdeling
Rentabiliteit REV rechtspersonen RTV RVV Schuld Solvabiliteit Statische liquiditeit Totaal Vermogen Vreemd Vermogen Werkkapitaal
Rentabiliteit Totaal Vermogen REV RTV Schuldratio Solvabiliteit Solvabiliteit I Solvabiliteit II Window dressing
Betalingskorting Kredietbeperkingstoeslag Trefwoorden Financiële kengetallen
Bezitting Current ratio Debt ratio Dynamische liquiditeit Financieel Gouden balansregel Kengetal Liquiditeit Liquiditeitsbalans Quick ratio
Trefwoorden Kengetallen interpreteren
Beginbalans Current ratio Debt ratio Hefboomeffect Liquiditeit Prognose Quick ratio Rentabiliteit Rentabiliteit Eigen Vermogen
4
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Financieel 3 Inleiding Alle cijfers van een (startend) bedrijf worden samengevat in een financieel plan. Een beginnend ondernemer krijgt goed inzicht in de kosten die de start van het bedrijf met zich meebrengt door het maken van een investeringsbegroting. Deze investeringsbegroting geeft dus aan hoeveel geld er nodig is om de ondernemingsplannen te financieren. Hoe die financiering eruit moet gaan zien, zet hij in een financieringsplan. Een ondernemer zal kijken in hoeverre hij de investering zelf kan betalen. Hij kijkt dan naar zijn Eigen Vermogen. Wanneer het Eigen Vermogen niet toereikend is, zal de ondernemer een lening af moeten sluiten. Een lening is Vreemd Vermogen: het komt immers van een ander. Er zijn vele vormen van krediet die allemaal onder de naam Vreemd Vermogen verzameld worden. In een overzicht van alle soorten krediet (bronnen van vermogen) van het financieringsplan wordt aangegeven om welke soort Vreemd Vermogen het gaat.
Vreemd Vermogen heeft een ondernemer nodig.
Vermogen Een ondernemer heeft twee mogelijkheden om aan geld te komen:
De ondernemer heeft zelf geld. Als hij dit investeert in zijn onderneming heet dit Eigen Vermogen. De ondernemer heeft onvoldoende Eigen Vermogen. In dat geval moet er geld van derden komen. Dit geld heet Vreemd Vermogen.
Eigen Vermogen Eigen Vermogen (EV) is het geld of de goederen die een ondernemer zelf in het bedrijf inbrengt. Voor grote investeringen heeft de ondernemer vaak niet genoeg Eigen Vermogen. Een verbouwing of de aanschaf van de inventaris bijvoorbeeld, zal behoorlijk hoge uitgaven met zich meebrengen. De meeste beginnende ondernemers kunnen maar een gedeelte van deze uitgaven zelf opbrengen. De ondernemer zal dus op zoek moeten naar geldschieters. Hij kan een beroep doen op familie of vrienden. Voor familie zijn er via de belasting speciale regels. Familieleningen worden tot het Eigen Vermogen gerekend. Dit komt, omdat tegenover zo’n lening meestal geen zekerheden als tegenwaarde staan en deze dus extra risicodragend zijn.
5
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Er zit altijd minder in dan je nodig hebt.
Het grootste gedeelte van de investering moet vaak door de bank gefinancierd worden. Het Eigen Vermogen wordt gebruikt voor de financiering van vaste activa, zoals grond, een pand, verbouwingskosten, inventaris en een auto, omdat de ondernemer dit geld voor onbeperkte tijd ter beschikking stelt aan het bedrijf. Financieringsplan Er zijn diverse bronnen van vermogen: vermogen van jezelf (Eigen Vermogen) en vermogen van anderen (Vreemd Vermogen). De bank vraagt om Eigen Vermogen en zal Vreemd Vermogen verstrekken op grond van wat de ondernemer zelf inbrengt. De ondernemer beschrijft welk vermogen van welke bron afkomt in een financieringsplan. Als de ondernemer op een rijtje heeft hoe het benodigde Vreemd Vermogen zal worden aangetrokken, zet hij ook dit op papier in een zogenoemd financieringsplan. Een financieringsplan is een overzicht van het vermogen dat in totaal nodig is om investeringen te financieren. Er wordt in een financieringsplan aangegeven wat de herkomst is van dat geld, bijvoorbeeld de eigen spaarrekening, de familiekring of de bank. Subsidies Een ondernemer kan zijn Eigen Vermogen ook aanvullen door middel van subsidies. Subsidies zijn een soort giften, je hoeft ze dus niet terug te betalen. Om deze reden komt dit bij het Eigen Vermogen. Subsidies bestaan uit geld en/of goederen die beschikbaar zijn gesteld door de overheid of andere particuliere instanties om bepaalde activiteiten te stimuleren. Je kunt als ondernemer in bepaalde gevallen een subsidie aanvragen bij de gemeente, de provincie of het Rijk. Per begrotingsjaar worden de subsidies bepaald. De overheid verstrekt subsidies om bepaalde sectoren of activiteiten van het bedrijfsleven te stimuleren omdat ze dat belangrijk vindt voor de gemeenschap. De gemeente kan het bijvoorbeeld belangrijk vinden dat ouderen niet geïsoleerd raken. Of de gemeente zoekt een zinvolle dagbesteding voor gehandicapten.
6
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Tot op heden kan subsidie verkregen worden bij investeringen of voor het verlagen van bedrijfskosten, onder andere de volgende zaken:
personeelsaanname (kansarmen, zoals langdurig werklozen, gehandicapten); scholing en opleiding; energiebesparing (HR-machines); energieopwekking (zonnepanelen) exportbevordering, ontwikkelingssamenwerking; milieuverbetering (groene stroom, afvalverwerking); innovatie, technologie en onderzoek.
Het is ook mogelijk verschillende subsidies naast elkaar aan te vragen. Financieringsvoorbeeld: Financiering
Doel
Voorbeelden
Eigen Vermogen
eigen middelen
geld of goederen zoals een auto
subsidies
geld of goederen die beschikbaar zijn gesteld door de overheid of andere instanties
een laadpunt voor elektrische auto’s
achtergestelde lening
leningen verkregen binnen de familiekring
Lening of borgstelling voor onbepaalde tijd van je ouders
Ibrahim wil samen met zijn studiegenoot Alex een bedrijfje beginnen. Ze willen een boodschappenservice opzetten voor oudere mensen die slecht ter been zijn. Alex is lange tijd werkloos geweest. Hij heeft geen plezierige herinneringen aan die tijd. Vandaar dat hij met Ibrahim van plan is langdurig werkloze jongeren aan te nemen. Alex en Ibrahim kunnen een etage huren in een zijstraat van een grote winkelstraat in de stad. Ibrahim heeft al een tijd gewerkt voor een baas en heeft aardig wat geld op zijn spaarrekening. Alex heeft veel minder geld op zijn spaarrekening, maar toen zijn ouders hoorden van zijn plannen waren ze direct bereid te investeren in het plan. Samen hebben Alex en Ibrahim voldoende geld om een deel van de kosten op te brengen. Daarnaast vragen ze bij de gemeente een subsidie aan. De gemeente is bereid een subsidie te verstrekken bij aanname van langdurig werklozen en bij diensten die de zorg voor ouderen in de gemeente verbeteren. Alex en Ibrahim schrijven een financieringsplan en gaan hiermee naar een bank.
Sommige activiteiten worden behalve door de overheid, ook door particuliere instellingen en fondsen gestimuleerd. Deze bijdragen worden ook als subsidies aangeduid. Er is namelijk sprake van subsidiëring als er door de subsidieverstrekkers bepaalde eisen gesteld worden aan activiteiten wanneer zijzelf deze activiteiten niet uitvoeren, maar wel financiële ondersteuning geven als anderen ze uitvoeren. Je kunt informatie verkrijgen over de nieuwste bedrijfssubsidies bij de Kamer van Koophandel, de vak- en brancheorganisaties. Voor algemene subsidies moet je navraag doen bij de gemeente of het Ministerie van Economische Zaken.
7
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Vreemd Vermogen Bij grote investeringen beschikt een ondernemer vaak niet over voldoende Eigen Vermogen. De ondernemer moet onderzoeken of hij elders aan geld kan komen. Dit doet hij bijvoorbeeld door gebruik te maken van instellingen die Vreemd Vermogen verstrekken (banken bijvoorbeeld). Vreemd Vermogen (VV) is geld dat door lening is verkregen. Geld lenen is een mogelijkheid om ondernemingsplannen te financieren. Het lenen van geld kost echter geld, omdat je over het geleende geld rente moet betalen. In plaats van het woord rente spreekt men ook wel over interest. Om krediet (een lening) te verkrijgen is de inbreng van eigen geld belangrijk. Zo kan een ondernemer de kredietverlenende instantie laten zien dat hij zelf bereid is risico’s te nemen en daardoor het risico niet alleen voor de geldgever is. De looptijd van een lening kan zijn:
voor een korte periode zijn (minder dan een jaar): kort Vreemd Vermogen (KVV); voor een langere periode (meer dan een jaar): lang Vreemd Vermogen (LVV).
Kort Vreemd Vermogen Het kan zijn dat een organisatie voor een relatief korte periode geld nodig heeft, bijvoorbeeld voor:
innovatie seizoeninvloeden aanhouden van voorraden.
Innovatie De kost gaat voor de baat is een Nederlands spreekwoord. Hiermee wordt bedoeld dat elke verandering of vernieuwing (= innovatie ) binnen de organisatie onderzocht moet worden. Dit onderzoek moet gefinancierd worden en hiervoor is kortdurend geld nodig. Er kan volstaan worden met een lening voor minder dan een jaar. Seizoenskosten Voor een ondernemer is het gemakkelijk indien de omzet gelijkmatig door het jaar heen zou plaatsvinden. De kosten zijn namelijk wel gelijkmatig. De ondernemer kan voor een korte periode geld nodig hebben voor kosten vanwege
seizoeninvloeden. Afhankelijk van het seizoen wordt er meer of minder verkocht. Een horecazaak met een terras zal in de zomer meer omzetten, terwijl een hobbyzaak waarschijnlijk in de winter het best loopt. Toch moet het bedrijf het hele jaar draaien. Voordat het seizoen waarop het bedrijf zich richt begint, zijn er dus al kosten gemaakt, zoals personeelskosten of huur. Voorraadkosten Om een klant goed te bedienen, is een vaak voorraad nodig. Afhankelijk van de omzetsnelheid kan de voorraad van tevoren betaald moeten worden, terwijl nog niets is omgezet. Denk bijvoorbeeld aan de extra voorraad die een speelgoedwinkel nodig heeft voordat de Sinterklaasverkoop plaatsvindt. Ook voor de kosten voor het aanhouden van voorraden (rente, ruimte en risico) kan een ondernemer kort Vreemd Vermogen nodig hebben.
8
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Lang Vreemd Vermogen Behalve financiële middelen voor de korte termijn zijn er ook financiële middelen voor de lange termijn nodig. Investeringen in gebouwen, inventaris en transportmiddelen worden gefinancierd met lang Vreemd Vermogen (LVV) en deels met Eigen Vermogen. Het is vergelijkbaar met een persoonlijke lening welke een particulier afsluit om een nieuwe auto te kunnen kopen. De ondernemer gebruikt dit vermogen (LVV) om bijvoorbeeld een bedrijfsverbouwing te financieren. De lening wordt over het algemeen terugbetaald in delen (termijnen) met daarbovenop een rentepercentage. Financieringsvoorbeeld: Financiering
Doel
Voorbeelden
Kort Vreemd Vermogen
innovatie
kosten voor onderzoek en marketing
seizoensinvloeden
in bepaalde seizoenen zet je meer/minder om, dit vereist extra investeringen of overbruggingskapitaal
De ijssalon heeft in het voorjaar extra geld nodig voor voorraad en ‘s winters loopt de huur door
aanhouden voorraden
voordat het bedrijf start, moet er een voorraad en gereedschappen zijn die je betaald hebt
Bedenk zelf wat dat in het geval van Ibrahim en Alex zou inhouden
Lang Vreemd Vermogen
lening voor een lange periode
hypotheek op het winkelpand
Overzicht van diverse bronnen van Vreemd Vermogen
Bankkrediet Er zijn verschillende vormen van financiering met Vreemd Vermogen mogelijk. Banken geven diverse kredieten zoals:
rekening-courantkrediet middellange leningen lange leningen.
Vreemd Vermogen kan ook van andere bronnen komen:
leasing (leasemaatschappij) leverancierskrediet (leveranciers) afnemerskrediet (consumenten) onderhandse lening (verschillende bronnen) achtergestelde lening (verschillende bronnen) factoring.
Bankkrediet Rekening-courantkrediet (R/C) is een van de kredieten die door de bank verstrekt wordt. Veel ondernemingen beschikken over een rekening-courantkrediet bij de bank om lopende rekeningen te betalen. De ondernemer moet eerst kunnen investeren voordat hij kan omzetten.
9
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Bij een rekening-courantkrediet mag de kredietnemer (de ondernemer) tot een afgesproken maximum ‘rood’ staan op een rekening bij de bank (kredietlimiet). Dit rood-staan mag ontstaan door kasopnames en/of overboekingen. Het rekening-courantkrediet is een betaalrekening waarop men positief en negatief mag staan. Het gaat dus om een zeer flexibele financieringsmogelijkheid. De te betalen rente voor deze lening is flexibel, meestal relatief hoog, omdat ze afhankelijk is van de ontwikkelingen op de geldmarkt. Deze financieringsmogelijkheid is het meest geschikt voor de financiering van vlottende activa. zoals voorraden die op korte termijn betaald moeten worden en die niet lang meegaan. Een rekening-courantkrediet valt onder het kort Vreemd Vermogen.
Leningen op middellange termijn Bij middellange leningen, met een looptijd van twee tot vijf jaar, kan een bedrag ineens of in gedeelten worden opgenomen en volgens een vooraf afgesproken aflossingsschema terugbetaald worden. De rente ligt vast voor één of een aantal jaren. Ook middellange leningen worden afgesloten bij een bank. Deze financieringsmogelijkheid is het meest geschikt voor de financiering van vaste activa, zoals de inventaris. Deze gaat langere tijd mee en kost veel, maar kan met een middellange lening binnen een paar jaar betaald worden. Middellange leningen vallen onder het lang Vreemd Vermogen. De bank wil haar risico zo veel mogelijk beperken. Zekerheid kan bij leningen gevraagd worden door overdragen van debiteuren of voorraden. Deze hebben een bepaalde dekkingswaarde. Het Ministerie van Economische Zaken kan ook een garantie afgeven. Deze regeling heet Regeling Borgstelling MKB-kredieten (BMKB). Het bedrijf moet daarvoor wel aan bepaalde voorwaarden voldoen.
Leningen op lange termijn Een lange lening heeft een looptijd van 5 tot 10 jaar, of zelfs meer dan tien jaar. In het algemeen zijn deze leningen bedoeld om onroerende zaken (het pand en de grond) te financieren. Leningen op lange termijn worden verstrekt met de onroerende zaak als onderpand (hypothecaire geldlening). Ook bij deze leningen wordt rente berekend over het nog niet afgeloste deel. De rente is meestal vastgelegd voor 5 jaar of voor gehele leenperiode. De zekerheid voor de geldgever is hierbij dus dat bij niet-nakomen van de verplichtingen de onroerende zaak verkocht mag worden. Vaste activa worden altijd met lang Vreemd Vermogen gefinancierd.
Berekening van de kosten van geldlening Gebruikelijk is om eerst te bekijken, hoe lang je over een bepaald kapitaal wilt beschikken. Lenen op korte termijn is over het algemeen duurder dan lenen op lange termijn wanneer je alleen kijkt naar de rentepercentages die je moet betalen. De hoogte van de rentepercentages worden door de conjunctuur en de vraag naar geld door overheid en bedrijfsleven (geldmarkt) bepaald. Het kan dus voorkomen dat korte of middellange termijn lenen duurder is dan lange termijn lenen. Lenen op de lange termijn geeft je de contractuele zekerheid dat je over een lange termijn over geld kunt beschikken, ook als de conjunctuur veranderd. Vergeet echter niet dat als je op lange termijn leent, je ook veel langer rente moet betalen over de hoofdsom. In geld betaal je voor een lening op lange termijn dus meestal meer.
10
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Renteberekening Om rente te kunnen berekenen, moet je altijd drie zaken weten:
K = kapitaal: hoeveel geld staat er nu nog uit waarover je rente moet betalen? Het is gebruikelijk dit bedrag voor renteberekening af te ronden op hele euro’s. P = percentage: hoeveel procent rente moet je per jaar betalen? T = tijd: over hoeveel dagen, maanden of jaren moet je rente betalen?
De formule wordt dan:
Afhankelijk of de tijd in jaren, maanden of dagen wordt uitgedrukt, is het getal onder de streep (C):
tijd in jaren c= 100 tijd in maanden c = 1.000 tijd in dagen c = 36.000
Bij bankkredieten (rekening-courant) tellen niet alleen de rente maar ook nog andere kosten mee:
debetrente (voor in het rood staan) kredietprovisie (voor het beschikbaar stellen) omzetprovisie (van de totale mutaties) afsluitprovisie (deze ben je alleen verschuldigd bij het afsluiten).
voorbeeld: Bob de Boer heeft een rekening-courantovereenkomst met de bank. Zij hebben samen het volgende afgesproken:
maximaal toegestaan krediet: debetrente: kredietprovisie per kwartaal: omzetprovisie:
€ 40.000 (kredietlimiet) 8% van het gemiddeld debetsaldo (rood staan) 0,5% van het hoogste debetsaldo in het kwartaal 0,3% van alle debetmutaties.
In het laatste kwartaal had Bob de volgende cijfers:
gemiddeld debetsaldo: hoogste debetstand: totaalbedrag van alle mutaties:
€ 15.000 € 28.000 € 60.000.
De vragen zijn nu: a. Hoeveel kost dit krediet in euro’s in het afgelopen kwartaal? b. Hoeveel procent is dit op jaarbasis (dit heet de kredietprijs)? Uitwerking a. Het bedrag dat Bob aan de bank verschuldigd is voor dit krediet bestaat dus uit drie onderdelen: Rente: 8% van € 15.000 × 3/12 = € 300 Kredietprovisie: 0,5% × € 28.000 = € 140 Omzetprovisie: 0,3% × € 60.000 = € 180 Totale kosten voor dit krediet in het laatste kwartaal € 620
11
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
b. Het heeft Bob dus € 620 gekost om dit kwartaal gemiddeld € 15.000 te gebruiken van zijn krediet. Dat zou per jaar dus zijn: 4 x € 620 = € 2.480. Het geleende bedrag is € 15.000. De all-in rente (kredietprijs) bedraagt dus: 2.480/15.000 x 100 = 16.53%.
Leasing en factoring Leasing Een aparte financieringsvorm is leasing, een vorm van korte tot middellange (1-5 jaar) financiering van bedrijfsmiddelen. Leasing is huren, maar dan met veel verschillende mogelijkheden. Er is sprake van leasing als een leasemaatschappij (‘lessor’) als het ware een krediet verschaft door een bedrijfsmiddel te verstrekken aan een ondernemer (‘lessee’). Leasing kent twee vormen:
financiële (financial) leasing operationele (operational) leasing.
Financial leasing Een contract bestaat uit drie onderdelen:
de aanbetaling de termijn, het aantal en het bedrag de slottermijn.
In het termijnbedrag zit een vergoeding voor het risico van de lessor (bijvoorbeeld rente). Het huurcontract is hierbij niet op te zeggen. In het algemeen heeft de lessee de mogelijkheid om aan het eind van de contractperiode het bedrijfsmiddel te kopen tegen een relatief lage prijs. Hij kan het blijven huren voor een geringe prijs. Hij kan een contract aangaan voor een nieuw bedrijfsmiddel. Het bedrijfsmiddel is het juridisch eigendom van de leasemaatschappij en het economisch eigendom van de lessee. De lessee kan hierdoor als economisch eigenaar gebruikmaken van fiscale faciliteiten, zoals afschrijving en BTW. De kosten van onderhoud en reparatie voor zijn rekening van de lessee. Operational leasing Bij operationele leasing is veel meer sprake van huur en verhuur. De leasemaatschappij ‘verhuurt’ het functioneren van bedrijfsmiddelen aan gebruikers tegen een bepaalde vergoeding. Verzekerings- en onderhoudskosten en risico van slijtage komen voor rekening van de leasemaatschappij, maar ook de fiscale faciliteiten zijn voor de leasemaatschappij. Het bedrijfsmiddel is in dit geval zowel het juridisch eigendom als het economisch eigendom van de leasemaatschappij. Na afloop van het contract gaat het bedrijfsmiddel terug naar de leasemaatschappij. De lessee kan de overeenkomst wel opzeggen, mits aan een gestelde opzegtermijn wordt voldaan. Operationele leasing komt veel voor bij bedrijfsmiddelen die aan snelle veroudering onderhevig zijn.
12
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Voorbeeld: Chantal heeft voor haar onderneming een auto nodig, waarmee ze in de namiddag bestellingen kan rondbrengen. Ze kan echter geen bedrijfsauto aanschaffen van haar eigen geld. Eventueel onderhoud aan een auto kan ze wel betalen. Van een leasemaatschappij kan ze een goede auto leasen. Ze maakt gebruik van de financiële leasing, waardoor de auto uiteindelijk toch haar eigendom zou kunnen worden. Serife heeft voor de winkel die ze wil openen een kopieerapparaat nodig. Zo’n apparaat is behoorlijk duur en ze heeft onvoldoende eigen geld om er een aan te schaffen. In een tijdschrift zag ze de mogelijkheid kopieerapparaten te leasen. Ze maakt gebruik van de operationele leasing. De leasemaatschappij zorgt in dat geval voor reparaties en onderhoud. Dit bespaart haar een hoop regelwerk als het apparaat vastloopt en weet ze van te voren wat het apparaat haar elk jaar zal kosten.
Factoring Bij verkopen op rekening ontstaan er vorderingen op klanten (debiteuren). Voor de financiering van deze op rekening kopende klanten (debiteuren) is vermogen nodig, want je moet de verkochte voorraden wel direct kunnen aanvullen, terwijl de klant dus nog niet betaald heeft. Door middel van factoring kan een onderneming dit vermogenstekort uitbesteden.
Factoring houdt in dat een bank of een factoorbedrijf de door hem goedgekeurde debiteuren van een onderneming overneemt. Je bent dan als ondernemer verplicht om alle vorderingen op de debiteuren aan de bank aan te bieden. De ondernemer verkoopt in feite zijn debiteuren aan de bank of factoorbedrijf. - De vorderingen op deze debiteuren worden aan de ondernemer direct uitbetaald. - De bank of factoormaatschappij rekent een percentage voor kosten en risico. - De bank of het factoorbedrijf neemt de administratie, het innen van de overgenomen vorderingen en het risico van niet-betalen op zich. De ondernemer kan zo bijvoorbeeld direct geld krijgen voor verkochte producten.
Overige kredieten Naast de bank zijn er andere bronnen van krediet. Goederen worden geleverd maar hoeven nog niet meteen betaald te worden. In Nederland geldt een betaling binnen 30 dagen als een contante betaling. Deze 30 dagen, zijn, wanneer je deze benut, dus een vorm van krediet. Of er wordt vooruitbetaald (aanbetaald of termijnbetalingen). Leningen lopen niet altijd via officiële regelingen of kanalen. Er zijn heel veel mogelijkheden, waarvan we de belangrijkste noemen.
Leverancierskrediet In principe leveren ondernemers onderling op rekening. Dit levert dus een kredietperiode op. Om een ondernemer tegemoet te komen en als klant te behouden, wordt door sommige leveranciers zelfs wel eens een langer leverancierskrediet verstrekt. Dit houdt in dat de producten al wel geleverd worden door die leverancier, maar dat de ondernemer er nog niet direct voor hoeft te betalen. Het gebruikmaken van een leverancierskrediet is een vorm van goederenfinanciering. Het vermogen wordt namelijk niet in de vorm van geld maar in de vorm van goederen beschikbaar gesteld. De leverancier bepaalt de voorwaarden waaronder het leverancierskrediet wordt afgesloten. Hij stelt daarbij een termijn (of valutadatum) vast, waarbinnen de producten moeten worden betaald. Bij de bepaling van deze voorwaarden worden meestal de bepalingen gehanteerd die gebruikelijk zijn binnen een branche of sector.
13
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Het bedrag dat we bij de financiering opnemen als leverancierskrediet kunnen we eenvoudig berekenen. We moeten weten:
de begrote inkopen op rekening; de termijn waarop betaald moet worden.
We gaan er hierbij van uit dat zowel bestellingen als betalingen gelijkmatig verlopen. Voorbeeld: Gegeven: Begrote jaarinkopen op rekening € 96.000, betaaltermijn 30 dagen = 1 maand Er staat dus altijd 96.000/12 = € 8.000 open aan nog te betalen leveranciers. Dit is het bedrag dat bij de financiering wordt opgenomen.
Afnemerskrediet (of leverancierskrediet) Het kan voorkomen dat een afnemer voor goederen of diensten moet betalen voordat die worden geleverd. Een leverancier kan dit om verschillende redenen doen:
De leverancier levert een product op maat: hij bouwt dan door middel van het vooruitbetaalde bedrag een bepaalde zekerheid in dat de klant het product ook daadwerkelijk koopt. De leverancier hoeft minder geld voor te schieten. Uitgevers van dagbladen en tijdschriften financieren hun lopende zaken op deze manier. De abonnementsgelden vormen voor hen het afnemerskrediet. Je betaalt immers het abonnement voor een krant of tijdschrift per maand, kwartaal of halfjaar, terwijl je nog niets ontvangen hebt.
Andersom kun je als ondernemer bijvoorbeeld servicecontracten met vooruitbetaling bij je klanten afsluiten, waardoor jij in dat geval zelf extra krediet verwerft.
Betalen tijdens de bouw als een gedeelte klaar is.
Eerst betalen, dan gebruiken.
Onderhandse lening Een onderhandse lening is een lening die niet openbaar is. Dat wil zeggen dat de omvang, samenstelling en leenvoorwaarden via onderling overleg tussen geldgever en geldnemer zijn vastgesteld. Onderhandse leningen worden verstrekt door onder andere verzekeringsmaatschappijen, pensioenfondsen, algemene banken, maar ook door familieleden, klanten en relaties. In het midden- en kleinbedrijf worden de meeste onderhandse leningen verstrekt door de banken als een – al dan niet tijdelijke - verlenging van het rekening-courantkrediet. Een hypothecaire geldlening en financiële leasing kunnen ook onderhands worden aangegaan.
14
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Achtergestelde lening Een achtergestelde lening is een lening die pas terug mag of hoeft te worden betaald als alle andere schulden zijn afgelost. Het is belangrijk de overeengekomen voorwaarden van zo’n lening in een contract vast te leggen. De verstrekker van een dergelijke lening moet wel een verklaring tekenen dat zijn lening ook daadwerkelijk mag worden achtergesteld. Dat betekent dat degene die jou het geld leent ermee akkoord gaat dat je de lening pas terugbetaalt als al je andere schulden zijn afgelost. Veelal zijn dit leningen die verkregen zijn binnen de familie. Een achtergestelde lening wordt door andere geldgevers (de bank) gezien als een financieringsvorm om het Eigen Vermogen te vergroten.
Rangschikken van de vermogens Het is gebruikelijk leningen te rangschikken in de volgorde van aflossingsafspraken. Bovenaan staat je Eigen Vermogen, daaronder de familieleningen en achtergestelde leningen, want die zijn bij aflossing het laatste aan de beurt. Daaronder komt langlopend, dan middellanglopend krediet. Het kortlopende vreemd vermogen staat helemaal onderaan in de rij van leningen.
Financieringsplan samenstellen Een financieringsplan kan de ondernemer inzicht geven in de mate waarin iets realiseerbaar is. Het kan eventuele kredietverschaffers ook informeren of het verstandig is een lening te verstrekken. De ondernemer maakt daarmee een overzicht van zijn Eigen Vermogen (EV) voor het aantrekken van Vreemd Vermogen. Voordat hij begint, is het verstandig bij een aantal instanties vragen te stellen. De ondernemer start slechts eenmaal zijn bedrijf. Diverse organisaties hebben van het starten van ondernemingen meer verstand.
Advies en informatie Er zijn diverse instanties die advies kunnen geven bij het opzetten van een onderneming, niet alleen denkend aan geld. Er zijn vier belangrijke instanties: 1. Werkgeversorganisatie. MKB-Nederland geeft advies onder andere op het gebied van vestigingsplaatsonderzoek, bedrijfsdoorlichting en ruimtelijke ordening. 2. Accountants verzorgen financiële administratie, subsidieaanvragen, keuze van ondernemingsvormen, de belastingaangifte en de kostenbewaking. 3. De Kamer van Koophandel verzorgt de inschrijving van ondernemingen, voorlichting aan fabrikanten en leveranciers en voorlichting aan starters. Verder geeft zij cursussen en beschikt zij over adressenbestanden. 4. Banken verstrekken leningen, zoals rekening-courantkrediet en hypotheek. Leasing, factoring en verzekering behoren eveneens tot bankactiviteiten. Je zag reeds, er zijn behoorlijk wat financieringsvormen. Bij elke vorm is aangegeven waar het krediet het beste voor gebruikt kan worden. Vaste activa (duurzame bedrijfsmiddelen) moeten altijd gefinancierd worden met Eigen Vermogen aangevuld met lang Vreemd Vermogen (LVV). Bedrijfsmiddelen zijn geschikt als dekkingswaarde (onderpand) en het langlopende kredietcontract biedt een zekerheid voor de bedrijfscontinuïteit. Vlottende activa moeten gefinancierd worden met kort Vreemd Vermogen net zoals liquide middelen en aanloopkosten. Hiervoor wordt vooral het rekening courant krediet (in het rood staan) gebruikt, omdat zonder dekkingswaarde een bank over een directe opzeggingsmogelijkheid wil beschikken. Lang Vreemd Vermogen heeft doorgaans een lager rentepercentage dan kort Vreemd Vermogen. Het nadeel van lang Vreemd Vermogen is dat je ook rente betaalt als je het geld niet gebruikt.
15
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Je kunt het dan op een rekening zetten zodat je rente ontvangt, maar dat is natuurlijk altijd minder dan je betaalt. Naast LVV en EV is het ook nodig om over kort Vreemd Vermogen te beschikken, bijvoorbeeld om bepaalde tegenvallers op te kunnen vangen. Bij vermogensbehoeften kun je jezelf steeds de vraag stellen of je deze met kort Vreemd Vermogen of met lang Vreemd Vermogen zult financieren.Het is dan belangrijk dat je jezelf afvraagt welke kosten de verschillende financieringsvormen met zich meebrengen. Voor het afwegen van die keuze voor kort of lang Vreemd Vermogen kun je gebruikmaken van de zogenoemde kritische termijn. De kritische termijn is de termijn (het aantal maanden) waarbij lang Vreemd Vermogen (inclusief retourrente) net zo duur is als kort Vreemd Vermogen. Vaak is het rendabeler om een korte tijd een iets hoger rentepercentage te betalen, dan een deels onnodige lening met een lager percentage. Uiteindelijk is het voor elke ondernemer natuurlijk belangrijk dat de totale kosten voor het aantrekken van Vreemd Vermogen zo laag mogelijk zijn. De samenstelling van het totale vermogen (Eigen Vermogen, kort en lang Vreemd Vermogen) is dan optimaal (zo goed mogelijk). Dit wordt dan ook wel het kapitaaloptimum genoemd. Als de ondernemer een overzicht heeft hoe het benodigde vermogen zal worden aangetrokken, zet hij ook dit weer op papier in een zogenoemd financieringsplan. Overzicht vermogensbronnen Eigen vermogen • Spaargeld (inclusief ingebrachte bedrijfsmiddelen)*
€+
• Achtergestelde lening
€
Lang Vreemd Vermogen Leningen
€
Kort Vreemd Vermogen • Rekening-courant
€
• Leverancierskrediet
€_____________
Totaal
€
* Bij een beginnend ondernemer kan hierbij gedacht worden aan een eigen auto die voor de onderneming gebruikt wordt.
Financieringsplan Een financieringsplan is een overzicht van het vermogen dat nodig is om investeringen te financieren en van de herkomst van dat geld. Met een daaraan voorgaande investeringsbegroting bepaal je hoeveel geld je gaat investeren. Die verkregen gegevens gebruik je bij het opstellen van een financieringsplan. Je zet in het financieringsplan of het gaat om Eigen Vermogen, lang Vreemd Vermogen of kort Vreemd Vermogen. Ook geef je aan om welke bedragen het gaat. Op die manier krijg je een totaalplaatje van de financiering. Het is dus een planningsoverzicht van de gelden (vermogens) waarmee de geplande investeringen worden gefinancierd.
16
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Een financieringsplan ziet er bijvoorbeeld als volgt uit. Eigen vermogen • Spaargeld
€ 20.250
Lang Vreemd Vermogen • Hypothecaire lening
€ 97.500
• Onderhandse lening
€ 20.000
Kort Vreemd Vermogen • Rekening-courant
€
2.500
• Leverancierskrediet
€
8.750
Totaal
€ 149.000
+
Aanwending van vermogen Uit een financieringsplan valt niet meteen op te maken welke activa met welk soort vermogen gefinancierd gaan worden. Om problemen met terugbetalen te voorkomen wordt uitgegaan van de gouden balansregeling. De gouden balansregel zegt dat vaste activa gefinancierd worden met Eigen Vermogen aangevuld met lang Vreemd Vermogen. Dit is om te voorkomen dat geld dat op lange termijn geïnvesteerd is, snel terugbetaald moet worden. Voor dit langlopend vreemd vermogen wordt veelal een dekkingswaarde (onderpand) verlangd. Vlottende activa worden in principe gefinancierd met kort Vreemd Vermogen. Door de wisselende hoogte van de dekkingswaarde is het meestal moeilijk om langlopend vreemd vermogen te verkrijgen op vlottende activa.
17
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Investeringsbegroting Starten van een onderneming begint met een goed idee. Maar dan? In welke plaats ga je beginnen? Heb je een bedrijfspand nodig? Pand kopen of huren? Wat heb je binnen dat pand nodig? Moet er verbouwd worden? Welke bedrijfsuitrusting komt erbij kijken? Alles wat je wilt kost geld, meestal meer dan je denkt. Je hebt al gezien dat er mogelijkheden zijn o m aan startkapitaal te komen. Maar voor welke uitgaven of investeringen heb je eigenlijk startkapitaal nodig? Om alle bedragen overzichtelijk bij elkaar te krijgen, maak je een investeringsbegroting. Je weet daardoor wat het totale bedrag is dat je nodig hebt om jouw ideeën te realiseren.
van Amerongen, utrecht Hoe ontstaat hieruit jouw nieuwe bedrijf?
Opbouw begroting Er zijn twee hoofdgroepen op de investeringsbegroting:
vaste activa vlottende activa.
Vaste activa Vaste activa zijn bezittingen die langer dan een jaar meegaan, zoals een auto en een winkelpand. Zowel materiële als immateriële activa vallen hieronder. Deze activa staan als eerste, dus bovenaan op de investeringsbegroting. Goodwill Een bijzonder immaterieel vast activum is goodwill. Goodwill wordt betaald bij de overname van een bestaand bedrijf. In een bestaand bedrijf zit immers een bepaalde loop, er is een klantenbestand, er zijn vaste klanten.Ook mag je vaak de naam van het bedrijf blijven gebruiken. Voorbeeld De oom van Freddy is toe aan zijn pensioen. Het bedrag waarvoor hij zijn zaak kan overdoen, zal hij nodig hebben voor zijn oude dag. Freddy wil het bedrijf van zijn oom overnemen. Freddy betaalt zijn oom hiervoor meer dan de waarde van alleen zijn bedrijfspand. Freddy neemt de bedrijfsnaam van zijn oom over en hoopt daarmee een deel van de klanten, automatisch te behouden. De waarde van het pand wordt als gebouwen geboekt en de meerprijs die Freddy heeft betaald als immaterieel actief. Dit immaterieel actief noemt men goodwill.
18
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Vlottende activa Vlottende activa zijn bezittingen die altijd korter dan een jaar in het bedrijf zijn. De term wordt meestal gebruikt om drie zaken aan te geven: vlottende activa zelf, zoals voorraad, debiteuren; liquide middelen: tegoeden bij de bank en in de kas; aanloopkosten. In de investeringsbegroting gebruiken wij deze onderverdeling van de vlottende activa. Vlottende activa Naast de voorraad en de debiteuren staat op de investeringsbegroting een apart bedrag voor voorgefinancierde BTW. Een ondernemer betaalt al zijn rekeningen inclusief BTW. Na een voorgeschreven periode (meestal een kwartaal) verrekent hij de ontvangen BTW van klanten en de uitgegeven BTW met de Belastingdienst. Als je begint, betaal je eerst de BTW maar je ontvangt nog niets. Jij financiert dus voor. De bank is meestal bereid deze financiering van jou over te nemen, omdat de Belastingdienst een zekere factor is. Liquide middelen De liquide middelen rekenen we ook tot de vlottende activa. Het zijn de bedragen op bankrekening(en) en in kas. Hierover kan de ondernemer direct beschikken. Aanloopkosten Tot slot neem je in de investeringsbegroting de aanloopkosten op. Dit zijn de kosten voor het op gang brengen van een onderneming, zoals notariskosten, eenmalige financieringskosten, kosten voor inschrijving bij het handelsregister en onderzoekskosten. Onder aanloopkosten vallen ook de kosten voor het levensonderhoud tijdens de eerste maanden. In de eerste maanden kun je namelijk nog niet voldoende winst verwachten om ervan te kunnen leven. Deze periode moet daarom overbrugd worden. Omschrijving
Omschrijving
Voorbeeld
Vaste activa
Kosten voor zaken die langer dan een jaar meegaan.
· grond · gebouwen · inventaris, machines, gereedschappen · auto
Goederen, niet direct bestemd om in geld om te zetten. Bestemd voor bedrijfsvoering; er wordt op afgeschreven Kosten voor zaken die niet direct zichtbaar zijn. Ze gaan langer dan een jaar mee, dus ook op afschrijven. Vlottende activa
· verbouwingskosten · computer met toebehoren
goodwill
Zaken die zo snel mogelijk in geld moeten worden omgezet.
· voorraden · vorderingen op debiteuren · voorgefinancierde BTW
Liquide middelen
Aanloopkosten: kosten voor het op gang brengen van een onderneming
· notariskosten · onderzoekskosten · kosten voor inschrijving bij
19
© Noordhoff Uitgevers
Omschrijving
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Omschrijving
Voorbeeld een Kamer van Koophandel
Zo zou je investeringsbegroting eruit kunnen zien
Gaan investeren Een ondernemer moet heel veel keuzes maken voordat hij daadwerkelijk met zijn zaak kan beginnen. Hij moet kiezen waarin hij wil investeren. Je zult doorgaans heel wat geld uit moeten geven voordat je iets gaat verdienen. Elke vraag die je jezelf stelt, lijkt geld te kosten. Hoe presenteer jij het bedrijf naar de doelgroep? Welke producten kies jij? Welke prijsklasse hoort hierbij? Hoeveel personeel heb jij nodig? Welke benader je jouw toekomstige klant? Welke promotionele activiteiten horen hierbij? Een van de keuzes die je moet maken, is het aantal personeelsleden waarmee je wilt beginnen. De eerste maanden zul je niet veel verdienen, maar het personeel moet wel al betaald worden.
Immateriële en materiële middelen Investeren betekent het gebruiken van materiële en immateriële middelen om daar op termijn profijt van te trekken. Immateriële middelen
Immateriële middelen zijn zaken als goodwill, tijd en kennis. Wil jouw idee ooit werkelijkheid worden, dan moet er veel denkwerk verricht worden. Je moet nadenken over de voor- en nadelen van zelfstandig ondernemen, en over de consequenties en de risico’s voor de directe omgeving. Gaat jouw idee wel genoeg opleveren? Al dit denkwerk en alle berekeningen en plannen vooraf worden immateriële middelen genoemd.
20
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Materiële middelen
Materiële middelen (activa) zijn zaken zoals geld en bezittingen. Na de ideeën komen tastbare en zichtbare zaken. Hoe ziet het pand eruit? Moet er verbouwd worden? Neem je bedrijfsmiddelen over van de vorige eigenaar? Tegen boekwaarde? Wat voor inventaris heb je nodig? Gereedschappen, machines? Welk assortiment wil je op voorraad hebben? Welk personeel heb je nodig? Er dient veel geregeld te worden en … het moet ook betaald worden.
Investeringsbegroting Hoeveel geld heb jij in totaal nodig om te starten? Om hierin inzicht te krijgen, maakt de startende ondernemer dus een investeringsbegroting. Een investeringsbegroting is een totaaloverzicht van de bedragen die nodig zijn om een onderneming te kunnen starten. In de investeringsbegroting zet je zowel de investeringen die al gedaan zijn als toekomstige investeringen. Ook zaken die je al eerder met je eigen (spaar)geld al hebt aangeschaft en nu voor het bedrijf wilt inzetten, kun je inbrengen. Bijvoorbeeld een computer en je auto. Investeringen die nog gedaan moeten worden, zijn kosten die je nog moet maken. Je kunt dan denken aan de uitgaven voor inventaris, gereedschap en voorraad.
Opstellen begroting Het totale investeringsbedrag is het geld dat nodig is om de onderneming te starten. Het gaat vaak om een groot bedrag. Veel ondernemers kunnen dat niet zelf opbrengen. Zij zullen een lening moeten aanvragen bij financiers, zoals banken. Om inzichtelijk te krijgen hoeveel geld er nodig is om te starten, kun je het best een investeringsbegroting maken. Voor de financiers is dan duidelijk hoeveel geld er nodig is en waarvoor het gebruikt wordt. Voor jezelf heb je een overzicht of je aan alles gedacht hebt.
Gegevens verzamelen De investeringsbegroting kun je niet zomaar invullen. Wat wil je in jouw bedrijf hebben, hoe moet het eruit gaan zien? Vragen waarop je eerst een antwoord moet hebben en daarna wordt het zoeken naar de mogelijkheden. De ondernemer moet zich goed oriënteren op de kosten van inventaris, goederen enzovoort. Uiteindelijk wil een ondernemer natuurlijk goede materialen of een goed assortiment inkopen voor de laagste prijs. Kortom: voordat een ondernemer een investeringsbegroting opstelt, zal hij zichzelf en anderen heel wat vragen moeten stellen. Vervolgens zal hij hier gegevens over moeten verzamelen. Ook zal hij voor zover mogelijk, berekeningen en schattingen moeten maken. Vragen die je je als toekomstig ondernemer vooraf moet stellen zijn de volgende:
Ga ik een pand kopen of huren? Ga ik overnemen of starten? Zal ik moeten verbouwen?
Op de investeringsbegroting worden ook posten opgenomen als debiteuren en kassaldo. Hoe kom je aan deze gegevens? Er zijn bedrijfsorganisaties en andere instanties waar je gegevens kunt verkrijgen, bijvoorbeeld over leveranciers, branchegemiddelden, gemiddelde debiteurensaldi, voorraadhoogten en dergelijke.
21
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Je kunt informatie opvragen bij:
de Kamer van Koophandel brancheorganisaties het Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf (IMK) het Economisch Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf (EIM) een bedrijfschap, zoals het Hoofdbedrijfschap Detailhandel (HBD).
Berekeningen Als je een bedrijf overneemt, wordt er meestal meer betaald voor het bedrijf dan de waarde op papier. Hoeveel meer? Dat kun je berekenen. Berekening van de goodwill Goodwill is een verhaal apart. Voor goodwill wordt in het algemeen een berekening gemaakt. Bij overname is het normaal dat de resultaten (nettowinst) van de laatste vijf jaar en het Eigen Vermogen van het bedrijf bekend zijn. Je mag van een onderneming verwachten dat de nettowinst in ieder geval op het branchegemiddelde zit. Voorbeeld berekening van de goodwill Netto-opbrengst van de laatste vijf jaar gemiddeld € 35.000. Deze gegevens heeft de ondernemer beschikbaar. Gemiddeld rendementspercentage branche 7%. Deze gegevens zijn via het bedrijfschap, bijvoorbeeld het HBD, beschikbaar. Eigen Vermogen op de overnamebalans € 450.000. Dit gegeven komt weer van de ondernemer. Het branchegemiddelde geeft het volgende aan: 7% x € 450.000 = € 31.500. Er is echter een winst van € 35.000. Dit winstbedrag hoort dus bij een hoger Eigen Vermogen. Op grond van het gemiddelde branchepercentage zou het Eigen Vermogen van deze zaak moeten zijn: 35.000/7 x 100 = € 500.000. Dit bedrag wordt de rentabiliteitswaarde genoemd. Op de overnamebalans staat een Eigen Vermogen van € 450.000. Deze organisatie maakt een hogere winst dan het branchegemiddelde. Dit verschil wordt bij de overname in één keer verrekend: de goodwill. Rentabiliteitswaarde
€ 500.000
Eigen vermogen overname
€ 450.000
Goodwill
€ 50.000
–
Bij de overname wordt dus door de nieuwe ondernemer geïnvesteerd in alle vaste en vlottende activa plus € 50.000 voor de goodwill (te verwachten winst). Dit bedrag wordt opgenomen in de investeringsbegroting en in vijf jaar afgeschreven.
22
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Berekening van de voorraad Het aanhouden van voorraad is per branche of sector verschillend. Kengetallen die hierover bestaan zijn: omzetsnelheid en aankoopfrequentie. Berekening gemiddeld debiteurensaldo je gaat er bij het gemiddelde debiteurensaldo van uit dat de aankopen op rekening gelijkmatig over het jaar verdeeld zullen zijn. Het gemiddelde debiteurensaldo zet je in de investeringsbegroting bij de vlottende activa onder de post debiteuren. Voorbeeld berekening gemiddeld debiteurensaldo Gegevens:
Verwachte consumentenomzet € 400.000 Omzet op rekening 45%
De omzet op rekening is dus 45% van € 400.000 = € 180.000. Gebruikelijke termijn van betaling op rekening is 30 dagen (jaar is 360 dagen). Gemiddeld debiteurensaldo is dan: 180.000 x 30/360 = € 15.000. Dit bedrag zet je in de investeringsbegroting bij de vlottende activa onder de post debiteuren. Zodra je investeringsbegroting compleet is, kun je gaan kijken hoe je die investeringen wilt gaan financieren. Het financieringsplan wat daarvan het gevolg is, leidt tot de openingsbalans: je financiële positie bij de opstart van je onderneming.
Wat is een balans? Een balans is een overzicht van de bezittingen, de schulden en het eigen vermogen van een onderneming op een bepaald moment. Je kunt op een balans dus zien waarin de onderneming heeft geïnvesteerd, wat de bezittingen zijn en waar het geld daarvoor vandaan is gekomen: uit eigen vermogen of geleend geld. Meestal stel je de balans op in scontrovorm. Dat wil zeggen dat de balans verdeeld is in een linkerkant en een rechterkant. De linkerkant noem je de debetkant. De rechterkant is de creditkant. Men spreekt ook wel van activa (debet) en passiva (credit) op de definitieve begin- en eindbalans. Op de debetkant noteer je de bezittingen (activa) van de onderneming. De schulden en het eigen vermogen (passiva) noteer je op de creditkant. Voorbeeld: Balans per 1 januari Debet Bezittingen
Credit €
€
213.000
213.000
Eigen vermogen
€
100.000
Schulden
€
113.000
€
213.000
23
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Een beginbalans is een balans die wordt opgesteld aan het begin van een periode. De periode is meestal een maand. De totalen op de balans zijn aan beide kanten altijd gelijk. Dat betekent:
Bezittingen = Eigen vermogen + Schulden
of:
Bezittingen - Schulden = Eigen vermogen
Voorbeeld: Sandra Riemersma begint een bedrijf per 1 februari. Ze heeft een bedrag gespaard van € 60.000. Ze heeft een bedrijfspandje gekocht ter waarde van € 100.000. Hierop heeft ze een 6% hypothecaire lening afgesloten van € 80.000. Kasten, rekken en meubels hebben haar € 20.000 gekost. Ze heeft voor € 18.000 voorraad aangeschaft. Het geld dat over is, stort ze op de bank. Haar vriend Mark stelt de volgende beginbalans van het bedrijf op. Balans per 1 februari Debet
Credit
Bedrijfspand
€
100.000
Inventaris
€
20.000
Voorraad goederen
€
18.000
Bank
€
2.000
Totaal
€
140.000
Eigen vermogen
€
60.000
6% Hypothecaire lening
€
80.000
Totaal
€
140.000
De balans is altijd in evenwicht.
24
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Indeling van de balans Aan de creditkant van de balans (passiva) zie je waar het geld vandaan komt. Een deel is geld dat de eigenaar zelf heeft ingebracht: het eigen vermogen. Voor de rest hebben anderen gezorgd: het vreemd vermogen ofwel de schulden. De debetkant (activa) laat zien aan welke bezittingen het vermogen is besteed en voor welke bedragen. Voorbeeld: Eric Knopper heeft voor zijn fietsenzaak de volgende balans opgesteld: Balans per 1 januari Debet
Credit
Winkelpand
€
145.000
Eigen vermogen
€
100.000
Winkelinventaris
€
22.000
6% Hypothecaire lening
€
95.000
Voorraad fietsen
€
30.000
Crediteuren
€
18.000
Debiteuren
€
4.000
Postbank
€
10.000
Kas
€
2.000
€
213.000
€
213.000
Totaal activa
Totaal passiva
Debetkant balans De posten op de debetkant van de balans, de activa, splits je op in:
vaste activa vlottende activa.
Creditkant balans De passiva op de creditkant geven gespecificeerd het vermogen aan waarmee de activa zijn gefinancierd. De passiva kunnen we onderscheiden in:
eigen vermogen
vreemd vermogen lang vreemd vermogen kort.
Eigen vermogen eenmanszaak en vof Het eigen vermogen is het vermogen dat de eigenaar/eigenaars van de onderneming in het bedrijf heeft/hebben gestoken. Bij een eenmanszaak komt dat uit het privé-vermogen van één persoon. Een vennootschap onder firma (vof) heeft meerdere eigenaars. Het eigen vermogen van een vof bestaat uit het geld dat de verschillende eigenaars hebben ingebracht. Van iedere eigenaar of vennoot wordt het eigen vermogen apart vermeld.
25
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Voorbeeld: Balans per 1 januari Debet
Credit Vermogen A. Kroon
€
250.000
Vermogen J. van Swieten-Kroon
€
175.000
€
425.000
Eigen vermogen bv Bij de besloten vennootschap (bv) is het ‘eigen vermogen’ verdeeld in aandelen. Bij de eenmanszaak en de vof zijn de eigenaars persoonlijk aansprakelijk tegenover de schuldeisers. Dit geldt niet voor de eigenaars van een bv, aandeelhouders genoemd. Voorbeeld: Balans per 1 januari Debet
Credit Aandelenvermogen
€
450.000
Aandelen in portefeuille
€
50.000
Geplaatst aandelenvermogen
€
400.000
Aandelen die nog niet verkocht zijn, noem je aandelen in portefeuille. Het geplaatste aandelenvermogen is het bedrag van de verkochte aandelen. Het totale aandelenvermogen bestaat dus uit aandelen in portefeuille plus het geplaatste aandelenvermogen. Vreemd vermogen lang Het vreemd vermogen lang bestaat uit langlopende leningen of schulden. Dit vermogen hoef je pas op de lange termijn, over meer dan een jaar, al of niet in gedeelten (termijnen) terug te betalen. Voorbeelden zijn de hypothecaire lening en andere leningen met een looptijd langer dan een jaar. Vreemd vermogen kort Het vreemd vermogen kort bestaat uit kortlopende leningen of schulden. Dit vermogen moet binnen een jaar worden terugbetaald. Voorbeelden van vreemd vermogen kort zijn crediteuren, een rekening-courantkrediet van de bank en een belastingschuld die binnen een jaar betaald moet worden. Crediteuren zijn leveranciers die artikelen hebben geleverd die pas over bijvoorbeeld een maand hoeven te worden betaald. De ondernemer heeft aan die leveranciers dus een schuld. Hier is sprake van leverancierskrediet. Rekening-courantkrediet is een negatief banksaldo. De bank heeft dan met de ondernemer afgesproken dat deze tot een bepaald bedrag ‘rood’ mag staan. Voorbeeld
26
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Balans per 1 januari Debet
Credit
vaste activa
€
167.000
Vlottende activa
€
46.000
€
Eigen vermogen
€
100.000
Vreemd vermogen lang
€
95.000
Vreemd vermogen kort
€
18.000
€
213.000
213.000
De openingsbalans (beginbalans) In de investeringsbegroting heeft de ondernemer vastgesteld hoeveel geld hij nodig heeft. In het financieringsplan heeft hij beschreven waar dit geld vandaan moet komen. Hij kan beginnen als hij al het geld dat hij nodig heeft, bij elkaar heeft gebracht. De investeringsbegroting en het financieringsplan worden naast elkaar gezet in een openingsbalans: de investeringsbegroting links (debet) en het financieringsplan rechts (credit). De totalen van links en rechts zijn even groot, de balans is in evenwicht. Een investeringsbegroting geeft weer hoeveel middelen nodig zijn en een financieringsplan geeft weer hoeveel geld beschikbaar is voor een onderneming. Als de cijfers uit beide overzichten worden samengevoegd, ontstaat één groot overzicht. Dit is de balans. Bij de start van een onderneming heet dit de openingsbalans. Aan het begin van een bepaalde periode, bijvoorbeeld een jaar: de beginbalans. De openingsbalans is een informatiebron van een onderneming. De balans geeft een financieel overzicht van de bezittingen, het Eigen Vermogen en de schulden van de onderneming. Je kunt zien waar het geld vandaan komt en waaraan het is besteed. Door in de loop van de tijd een balans met eerder gemaakte balansen te vergelijken, kan een overzicht verkregen worden van de financiële ontwikkeling van een onderneming.
Linkerzijde openingsbalans Aan de linkerzijde van een openingsbalans staat de investeringsbegroting. Voor de linkerzijde van een balans bestaan verschillende benamingen die allemaal hetzelfde begrip dekken:
debetzijde activa bezittingen
boekwaarde aanwending (besteding) van het vermogen.
Rechterzijde openingsbalans Aan de rechterzijde van de openingsbalans staat het financieringsplan. Voor de rechterzijde van een balans bestaan verschillende benamingen:
creditzijde passiva schulden (vreemd vermogen) en het eigen vermogen (schuld van het bedrijf aan de eigenaar en familie van het bedrijf) bronnen van het vermogen, waar komt het geld vandaan.
27
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Voorbeeld: De openingsbalans van Egbert ziet er als volgt uit (alle bedragen in euro’s):
Het totaal van de activa, minus het totale vreemd vermogen, levert het eigen vermogen op. Beide zijden van de balans laten altijd hetzelfde totaalbedrag zien. In één oogopslag is te zien waar het geld aan besteed wordt (debetzijde) en waar het vandaan komt (creditzijde). Geld van familie en vrienden reken je bij het eigen vermogen, maar specificeer je wel op de balans. Meestal staan de schulden aan de Belastingdienst ook apart op een balans. Omdat het hier een openingsbalans betreft, zijn er nog geen belastingschulden. Wel zou de aan de investeringen klevende BTW, als een post die nog te vorderen is op de belastingen, onder vlottende activa kunnen worden gespecificeerd. Het leverancierskrediet staat op de balans genoemd als Crediteuren en het rekening-courantkrediet (de lopende rekening) als Bank. De andere bankkredieten worden bij naam genoemd, zodat met bank altijd het rekening-courantkrediet bedoeld wordt.
Functie van de balans Een balans is een steeds momentopname van de financiële stand van zaken binnen een onderneming. Een balans laat zien hoe de onderneming er op een bepaald moment financieel voorstaat. Met de cijfers uit een balans kunnen allerlei verhoudingen weergegeven worden, bijvoorbeeld de verhouding tussen het eigen vermogen en het vreemd vermogen. Wanneer het eigen vermogen groot is ten opzichte van het vreemd vermogen, dan staat de onderneming er goed voor. Vreemd vermogen dat zeer groot is ten opzichte van het eigen vermogen, is niet erg goed voor de onderneming. Het betekent namelijk dat er veel geleend geld in de onderneming zit en veel minder geld van de ondernemer zelf. De onderneming zal dan niet altijd op tijd de schuldeisers kunnen betalen. Het is ook belangrijk te weten hoe de onderneming gefinancierd is.
28
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Voorbeeld: Van de onderneming van Jasper Lems in Arnhem zijn per 1 mei de volgende gegevens bekend over de financiering met vreemd vermogen:
Het bedrijfspand van € 125.000 is voor 50% gefinancierd met vreemd vermogen lang. De inventaris van € 38.000 is gefinancierd met 80% vreemd vermogen lang. De voorraad goederen ter waarde van € 25.000 is gefinancierd met 10% vreemd vermogen lang en 15% vreemd vermogen kort.
Met deze gegevens kun je de bedragen aan eigen vermogen, vreemd vermogen lang en vreemd vermogen kort berekenen: Gefinancierd met:
Eigen vermogen
Vreemd Vermogen Lang
Vreemd Vermogen Kort
Bezittingen Gebouw
€ 62.500
€ 62.500
Inventaris
€ 7.600
€ 30.400
Voorraad goederen
€ 18.750
€ 2.500
€ 3.750
Totaal
€ 88.850
€ 95.400
€ 3.750
Op de balans ziet dat er zo uit: Balans per 1 mei Debet
Credit
Bedrijfspand
€
125.000
Eigen vermogen
€
88.850
Inventaris
€
38.000
Vreemd vermogen lang
€
95.400
Voorraad goederen
€
25.000
Vreemd vermogen kort
€
3.750
Totaal
€
188.000
Totaal
€
188.000
Belangrijk is ook de verhouding tussen de vlottende activa en de schulden op korte termijn. Als de vlottende activa groter zijn dan de schulden op korte termijn, zal de onderneming op korte termijn aan de verplichtingen kunnen voldoen, oftewel haar schuldeisers kunnen betalen. Voorbeeld: Balans 'De Suikerspin' per 1 juni Debet
Credit
Bedrijfspand
€
198.000
Eigen vermogen
€
36.000
Inventaris
€
12.500
6% Hypothecaire lening
€
160.000
Voorraad snoep
€
20.000
7% Lening
€
23.000
Bank
€
5.000
Crediteuren
€
17.000
Kas
€
500
Totaal
€
236.000
Totaal
€
236.000
29
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
De balans wordt aan het begin van een bepaalde periode, bijvoorbeeld een maand, opgesteld. Dit is de beginbalans. Aan het eind van de maand wordt er weer een balans opgesteld, de eindbalans. Vergelijking tussen de beginbalans en eindbalans geeft informatie over de ontwikkelingen in een onderneming in de betreffende periode. Balans Marjan Ponsen per 1 januari Debet
Credit
Vaste activa
€
147.000
Vlottende activa
€
33.000
Totaal
€
180.000
Eigen vermogen
€
100.000
Vreemd vermogen lang
€
65.000
Vreemd vermogen kort
€
15.000
Totaal
€
180.000
Balans Marjan Ponsen per 31 januari Debet
Credit
Vaste activa
€
147.500
Vlottende activa
€
40.000
Totaal
€
187.500
Eigen vermogen
€
107.000
Vreemd vermogen lang
€
60.500
Vreemd vermogen kort
€
20.000
Totaal
€
187.500
Het verschil tussen deze begin- en eindbalans over januari laat zien dat het eigen vermogen groter is geworden. De bezittingen zijn dus toegenomen en dat zit voornamelijk in de vlottende activa. Maar Marjan heeft meer kortlopende schulden. Deze informatie is niet alleen belangrijk voor de ondernemer zelf. Belanghebbenden buiten het bedrijf willen weten of de ondernemer zijn schulden op korte of lange termijn kan terugbetalen. Dit is van belang voor bijvoorbeeld de bank. In een bedrijf zijn tussenbalansen altijd momentopnamen. Wanneer een tussenbalans gebruikt wordt voor een financieringsbespreking, wordt er vaak een vergelijkende kolom van de openings- of beginbalans naast geplaatst. Ook wordt een begroting opgesteld van de verwachte eindbalans. Zo voorkom je dat een momentopname verkeerd wordt uitgelegd. Op een tussenbalans kan het bijvoorbeeld lijken alsof de langlopende lening is afgelost door het rekening-courantkrediet (of kortlopende lening) in het rood te laten oplopen. Terwijl dat komt doordat tegelijkertijd veel andere facturen zijn betaald. Het totaalplaatje van begin-, tussen- en eindbalans geeft de financier een beter beeld. Ook de Belastingdienst is geïnteresseerd in de financiële stand van zaken. De ondernemer moet immers allerlei belastingen aan de fiscus afdragen. Leveranciers willen vaak ook graag weten of de ondernemer zijn bestellingen op korte termijn kan betalen. Leveranciers kunnen daarom, bij grotere bedrijven, bv’s en nv’s, via de Kamer van Koophandel in de jaarrekeningen van ondernemingen inzage krijgen.
30
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Winst-en-verliesrekening Het berekenen van diverse soorten kosten leerde je al. Met de totaalbedragen van de kostenrekeningen en de opbrengstrekeningen wordt de winst-enverliesrekening samengesteld. Een overzicht van kosten en opbrengsten over een bepaalde periode, waaruit afgemeten kan worden hoeveel winst of verlies is gemaakt. De winst-en-verliesrekening welke het jaar geheel afdekt, heet ook wel de resultatenrekening, omdat hierop het jaarresultaat te lezen is. Ook de inkoopprijs en de opbrengst van de verkopen komen voor op dit overzicht.
Presentatie van de winst-en-verliesrekening In en buiten de onderneming wordt de winst-en-verliesrekening vaak afzonderlijk gepresenteerd (los van de balans). Voorbeeld: Het resultaat van de onderneming van Anne Leeflang viel haar niet tegen. Met enige trots presenteert ze dan ook de volgende winst-en-verliesrekening: Winst- en verliesrekening over augustus Debet
Credit
Inkoopprijs verkopen
€
14.000
Reclamekosten
€
600
Afschrijvingskosten
€
750
Huurkosten
€
1.000
Voorraadverschillen (derving)
€
350
Kasverschillen
€
40
Overige bedrijfskosten
€
200
Nettowinst
€
4.660
Totaal
€
21.600
Opbrengst verkopen
€
21.600
Totaal
€
21.600
Een debetbedrag in de balans (= kosten) komt in de winst-en-verliesrekening ook debet te staan. Een creditbedrag in de balans (= opbrengsten) noteer je in de winst-en-verliesrekening ook credit. Wat je privé opneemt, komt niet op de winst-en-verliesrekening en niet op de balans! Het saldobedrag privéopnames wordt, zoals je later nog zult zien, verrekend met het eigen vermogen. Op de winst-en-verliesrekening kun je berekenen of er sprake is van een nettowinst of een nettoverlies. Als de opbrengsten (creditkolom) hoger zijn dan de kosten (debetkolom), heb je winst gemaakt. Wanneer de kosten (debetkolom) hoger zijn dan de opbrengsten, heb je verlies gemaakt. Je vult in een van de kolommen het ontbrekende bedrag in om de eindtotalen van de kolommen in evenwicht te brengen. Een nettowinst noteer je in de debetkolom van de winst-en-verliesrekening, een eventueel nettoverlies boek je in de creditkolom. De winst-en-verliesrekening moet dus altijd, net als de balans, in evenwicht zijn.
31
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Eindbalans Berekening eigen vermogen Het eigen vermogen is de belangrijkste post op de eindbalans. Wanneer alles ingevuld en opgeteld is kun je het eigen vermogen pas berekenen. De rekening Eigen vermogen moet je dus als laatste op de balans noteren. Hiervoor moet je eerst een berekening maken. Je kunt het eigen vermogen op de eindbalans op twee manieren berekenen. Voorbeeld: Berekening Eigen Vermogen Manier 1: Eigen Vermogen oud (op de beginbalans)
€ 187.000
Privéopnamen (= debet)
€
619
min
€ 186.381 Winstsaldo
€
Eigen vermogen nieuw (op de eindbalans)
€ 191.041
4.660
plus
Manier 2: Bezittingen
€ 313.302
Schulden
€ 122.261
Eigen Vermogen nieuw (op de eindbalans)
€ 191.041
min
Zoals je ziet moet je de privéopnamen en privéstortingen gebruiken bij de berekening van het nieuwe eigen vermogen. Dat waren feitelijk door de ondernemer genomen voorschotten op de nettowinst. Eventuele privéstortingen (= credit) moet je optellen bij de winst. De post Privé komt, zoals eerder gemeld, dus niet op de resultatenrekening en niet op de eindbalans voor; die gebruik je alleen in de berekening van het eigen vermogen. Wanneer bij de berekening van het nieuwe eigen vermogen de uitkomst geen winst, maar een verliessaldo is, ontstaat natuurlijk een negatieve (-/-) post.
Het vermogen van een onderneming verandert voortdurend.
32
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Presentatie van de balans Voorbeeld: De eindbalans van de eenmanszaak van Anne Leeflang ziet er dan als volgt uit: Eindbalans per 31 dec. Debet
Credit
Bedrijfspand
€
230.000
Eigen Vermogen
€
191.041
Winkelinventaris
€
17.700
6% Hypothecaire lening
€
106.000
Bestelauto
€
22.550
Crediteuren
€
12.138
Voorraad goederen
€
12.750
Te betalen BTW
€
4.123
Debiteuren
€
4.685
Te vorderen OB
€
2.090
Kruisposten
€
9.000
Postbank
€
13.433
Kas
€
1.094
Totaal
€
313.302
Totaal
€
313.302
Door het eigen vermogen op de eindbalans te vergelijken met het eigen vermogen op de beginbalans, kun je zien of de afgelopen periode succesvol is geweest.
Eigen vermogen in een eenmanszaak, vof en cv Om bezittingen te kunnen financieren, is vermogen nodig: vreemd vermogen en eigen vermogen. Vreemd vermogen moet in z’n geheel terugbetaald moet worden. Eigen vermogen van een onderneming zal veranderen door winst of verlies en door privéopnamen en -stortingen. Voor een ondernemer is het belangrijk om te weten hoe hij er financieel voorstaat en daarom berekent hij regelmatig de omvang van het eigen vermogen. Ongeacht de ondernemingsvorm is het voor elke ondernemer belangrijk dat hij niet alleen zakelijk, maar ook privé een duidelijke administratie voert. Dit is onder andere belangrijk in het kader van vermogen, want zo zijn misverstanden tussen de zaak en privé makkelijk oplosbaar.
Eenmanszaak De eigenaar van de eenmanszaak verschaft zelf het eigen vermogen van de zaak. Hij doet dat door het storten van geld en het verstrekken van privégoederen aan het bedrijf. Het eigen vermogen geeft dus aan welk deel van de bezittingen is gefinancierd door de eigenaar. De omvang van het eigen vermogen verandert in de loop van de tijd. Deze veranderingen worden ook wel (vermogens)mutaties genoemd. Het eigen vermogen neemt toe door:
het maken van winst het storten van privémiddelen in de onderneming.
33
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Het eigen vermogen neemt af door:
het lijden van verlies het opnemen van geld uit de onderneming.
Minimaal één keer per jaar, bij het opstellen van de jaarrekening, zal de ondernemer nagaan welke mutaties er in het eigen vermogen zijn geweest en of het eigen vermogen per saldo is toeof afgenomen. Hiervoor voert de ondernemer de volgende berekening uit: Eigen Vermogen aan het begin van de periode + Nettowinst* + Privé-stortingen - Privé-opnamen = Eigen Vermogen aan het eind van de periode * Bij een nettoverlies wordt dit afgetrokken van het Eigen Vermogen.
Nettowinst wordt ook wel bedrijfsresultaat genoemd, overal waar het begrip nettowinst genoemd wordt kan dus ook het begrip bedrijfsresultaat genoemd worden. Voorbeeld: Een ondernemer heeft op 1 januari een Eigen Vermogen van € 131.000. De nettowinst in dat jaar bedraagt € 41.000. De ondernemer heeft in de loop van het jaar € 37.000 opgenomen uit de onderneming voor privédoeleinden. Hij heeft ook stortingen in de onderneming gedaan in de vorm van het betaling van verschillende bedrag uit zijn privévermogen. Het ging daarbij om een totaalbedrag van € 5.400. Het eigen vermogen aan het eind van dat jaar, op basis van deze gegevens, is:
Eigen vermogen aan het begin van het jaar
€ 131.000
+ nettowinst
€
41.000
– opgenomen uit de onderneming
€
37.000
+ stortingen
€
5.400
= eigen vermogen aan het eind van het jaar
€ 140.400
Het eigen vermogen is in dit boekjaar toegenomen met € 140.400 - € 131.000 = € 9.400.
34
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Vennootschap onder firma (VOF) Bij een vennootschap onder firma is er sprake van twee of meer eigenaren. Elke eigenaar van een VOF brengt eigen vermogen in in de onderneming. Op de balans van een VOF is aangegeven welk deel van het eigen vermogen van welke eigenaar afkomstig is. Elke eigenaar of firmant heeft in de boekhouding een eigen vermogenrekening en een privérekening. Een rekening is de optelling van alle bedragen welke bij een bepaalde kostenpost of bepaalde persoon horen. In bijvoorbeeld de firma Boerkamp en Van Es kom je binnen het eigen vermogen de volgende rekeningen tegen:
Vermogen Boerkamp Vermogen Van Es Privé Boerkamp Privé Van Es.
Soms spreken vennoten af dat ze een bepaald bedrag reserveren voor de onderneming, maar dat bedrag nog niet storten, omdat het bijvoorbeeld niet direct nodig is. Deze bedragen komen debet op de balans te staan, als Vermogen nog te storten. Voorbeeld:
Buurmannen Arie en Bart willen samen een bedrijf starten met als ondernemingsvorm de vennootschap onder firma (vof). Arie heeft € 25.000 als privévermogen en Bart € 12.000. Ze besluiten elk € 10.000 in de firma te storten. Het resterende bedrag van hun privévermogen reserveren ze voor een eventuele inbreng in de toekomst. Het vennootschapsvermogen bedraagt door de inbreng van Arie en Bart € 20.000. Op de balans staan de volgende posten:
Bart heeft op een bepaald moment € 1.000 uit de onderneming genomen om een tweedehands motor te kopen. Arie ziet graag dat de onderneming geen last heeft van de opname van Bart en stort daarom € 1.000 extra in de onderneming. Op de balans komt dat er als volgt uit te zien:
35
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Wanneer de winst wordt verdeeld of de vennoten voor privégebruik stortingen of opnamen doen, komt dit apart op de balans te staan. Hiervoor wordt de grootboekrekening Privé gebruikt. De verdeling van het eigen vermogen, zoals die is afgesproken tussen de vennoten, moet namelijk zichtbaar blijven op de balans. Over hoe de winst verdeeld moet worden bestaan geen wettelijke regels. Vergeet nooit bij een VOF dat de vennoten elkaar rekenschap moeten afleggen. Een vervelende privésituatie bij een vennoot kan ook gevolgen hebben voor het bedrijf. Scherm dat van te voren zo goed mogelijk af door je te laten adviseren door de Kamer van Koophandel en/of een juridisch adviseur.
Commanditaire vennootschap Bij een commanditaire vennootschap worden twee soorten vennoten onderscheiden, de beherende vennoot en de stille vennoot. De beherende vennoot brengt het geld in de vennootschap, geeft leiding in de organisatie en is hoofdelijk aansprakelijk. De stille vennoot wordt ook commanditaire vennoot genoemd en is uitsluitend geldschieter en mag zich niet bemoeien met het beheer. Hij is daarom alleen aansprakelijk voor schulden tot de hoogte van zijn inbreng en niet met zijn hele privévermogen. De balans van een commanditaire vennootschap wijkt niet af van de balans van een VOF, behalve dat de commanditaire vennoot geen opnamen en stortingen doet en er dus alleen een creditpost ‘vermogen commanditaire vennoot’ is en eventueel aan de debetzijde een post ‘nog te storten vermogen commanditair vennoot’.
Reserve Het bedrag dat een ondernemer privé niet opneemt, maar in het bedrijf laat zitten, wordt ook wel het reserve genoemd.
Reserves behoren ook tot het eigen vermogen. Het is het gedeelte van de winst dat aan het eind van een boekjaar in de onderneming blijft. Deze winst wordt bijvoorbeeld gereserveerd voor toekomstige investeringen.
Besloten vennootschap Het eigen vermogen van een BV ontstaat door de uitgifte van aandelen. Dat zijn eigendomsbewijzen van de BV, die je ontvangt als je door een financiële deelneming (betalen van een bepaald bedrag) mede-eigenaar van de onderneming wordt. Het aandelenvermogen bestaat meestal uit aandelen die een deel van het totale vermogen vormen. Aandelen kunnen variëren in waarde van € 5 tot € 5.000, maar bij een BV hebben de aandelen van de verschillende aandeelhouders meestal dezelfde waarde. Als een BV bijvoorbeeld een maatschappelijk vermogen heeft van € 500.000 dan kan dat bestaan uit 500 aandelen van € 1.000. Vereiste is dat bij oprichting in ieder geval een minimumkapitaal van ongeveer € 18.000 moet worden ingelegd om een BV te kunnen oprichten. Het eigen vermogen van een BV bestaat uit de volgende onderdelen:
het aandelenvermogen winst reserves.
36
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
De omvang van het aandelenvermogen is vastgelegd bij de oprichting van de BV. Dit wordt het maatschappelijk aandelenvermogen genoemd. Het is een bedrag dat bij de oprichting is vastgelegd als maximaal aandelenvermogen. Niet altijd worden die aandelen meteen geplaatst. De aandelen die niet meteen worden uitgegeven, zijn zogenaamde aandelen in portefeuille. Het verschil tussen het maatschappelijk aandelenvermogen en de aandelen in portefeuille noemen we het geplaatst aandelenvermogen . Ook bij aandelen in een BV kan het zijn dat de aandeelhouders nog niet alle aandelen hebben gestort. Het bedrag dat nog niet is gestort komt dan debet op de balans te staan als ‘aandelen nog te storten’. Het vermogen waarover de BV voor het ondernemen kan beschikken, is het gestort aandelenvermogen . Vatten we het stukje theorie over aandelenvermogen bij een BV samen, dan komen we tot het volgende schema: Maatschappelijk aandelenvermogen – Aandelen in portefeuille = Geplaatst aandelenvermogen – Aandelen nog te storten = Gestort aandelenvermogen Voorbeeld: De balans van Tuincentrum De Hazelaar ziet er na oprichting als volgt uit:
De post activa (van € 80.000 in het voorbeeld hierboven) die weergeeft hoe het vermogen is gebruikt, is gelijk aan het gestorte aandelenvermogen. Dit is ook logisch want in een balans staat aan de debetzijde waarvoor het vermogen wordt aangewend en aan de creditzijde staat het vermogen. In dit geval moet het vermogen aan de creditzijde worden gecorrigeerd met de posten aan de debetzijde die met datzelfde vermogen te maken hebben. Het eigen vermogen van een BV bestaat behalve uit het gestort aandelenvermogen ook uit reserves en de winst van het lopende boekjaar. Reserves kunnen ontstaan door:
winstinhouding uitgifte van aandelen boven pari (agioreserve) herwaarderingsreserves.
De ingehouden winst - dat is de winst na de winstverdeling die in de BV blijft - komt op de balans bij de winstreserve te staan. Net als bij een BV is bij een NV sprake van aandelen. Om van een NV te mogen spreken moet er een bepaald minimaal vermogen aanwezig zijn. Het minimumbedrag in 2011 is € 45.000.
37
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Wanneer de aandelen bij een NV boven de oorspronkelijke waarde (nominale waarde) worden uitgegeven, ontstaat een extra vermogen dat apart op de balans komt te staan als agioreserve . De uitgifte van aandelen boven de nominale waarde heet uitgifte boven pari . Uitgifte onder de nominale waarde mag niet. De agioreserve ontstaat dus door het positieve verschil tussen de nominale waarde en de hogere waarde bij uitgifte. De agioreserve doet zich alleen voor bij een NV. Een herwaarderingsreserve ontstaat wanneer de kapitaalgoederen of de voorraad die een onderneming bezit tegen actuele prijzen worden gewaardeerd en blijkt dat die waarde veel hoger is dan de waarde op de balans. Voorbeeld: Een onderneming heeft de volgende balans op 1 januari.
De onderneming heeft dat jaar het pand opnieuw laten taxeren en de taxateur kwam tot de conclusie dat een waarde van € 180.000 beter de waarde weergaf. De nog te storten aandelen zijn door de eigenaar volgestort. Verder zijn er aandelen uitgegeven boven pari, om de inrichting te kunnen vernieuwen en de voorraad uit te breiden. Er zijn 50 aandelen van € 1.000 nominaal uitgegeven voor € 1.150 per aandeel. Er is in dat jaar wel winst gemaakt, maar daarvan is slechts € 5.000 gereserveerd en in de onderneming gebleven. De nieuwe balans op per 31 december ziet er als volgt uit: Balans kledingmagazijn Dubois nv Aandelen in portefeuille
€
150.000
Maatschappelijk aandelenvermogen
€
300.000
Bedrijfspand
€
180.000
Agioreserve
€
7.500
Overige activa
€
242.500
Herwaarderingsreserve
€
60.000
Winstreserve
€
5.000
Vreemd vermogen
€
150.000
Totaal
€
522.500
Totaal
€
522.500
38
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Winstverdeling Wat er met de winst gebeurt, is een belangrijke vraag. Wordt de winst weer in de onderneming gebruikt of krijgen de eigenaren een deel? Voor de meeste bedrijven is vastgelegd hoe de winst verdeeld gaat worden. Een eenpersoonszaak kent dit probleem niet want die hoeft alleen rekening te houden met de Belastingdienst.
Winstverdeling bij de eenpersoonszaak Bij een eenpersoonszaak komt de winst volledig aan de eigenaar toe. Van deze winst moet hij in eerste instantie leven, het is zijn inkomen. Over de winst moet de eigenaar van een eenpersoonszaak inkomstenbelasting betalen. Hoe hoog de inkomstenbelasting is, is afhankelijk van de hoogte van de winst. Voor sommige ondernemers is het inkomstenbelastingtarief de reden om een bv op te richten. Dat kan interessant zijn, wanneer de winst boven de € 50.000 komt. Of dat echt ‘voordeliger’ is hangt van de situatie af. Wanneer een ondernemer tussentijds geld opneemt voor privégebruik heeft dat wel invloed op het Eigen Vermogen, maar niet op de winst.
Winstverdeling bij een firma (vof) De winstverdeling van een vof wordt vastgelegd in de oprichtingsakte of het firmacontract. Bij de oprichting van een vof spreken de vennoten af hoeveel vermogen ze inbrengen en hoe de winst verdeeld wordt. Vaak is de winstverdeling gekoppeld aan de vermogensinbreng, maar dat hoeft niet. Als de ene vennoot bijvoorbeeld veel meer tijd in de vof steekt dan de andere, kunnen de vennoten afspreken dat diegene ook een groter deel van de winst krijgt. De bedrijfswinst is, net als bij de eenmanszaak, voor de vennoten vaak hun enige inkomstenbron. Manieren om de winst in een vof te verdelen zijn onder andere: op basis van vermogensinbreng op basis van tijdsinvestering op basis van een combinatie van tijd en vermogen. Rekening houdend met tijdsinvestering en rentevergoeding
op basis van een vooraf ingeschat percentage op basis van de omzet die de vennoten genereren.
Wanneer vennoten kiezen voor een winstverdeling waarbij de tijdsinvestering een rol speelt, kunnen ze gebruikmaken van een gewaardeerd loon: de hoogte van de vergoeding wordt dan geschat op het loon dat de vennoot in loondienst verdiend zou hebben voor soortgelijk werk. Bij een vof die bestaat uit twee vennoten zal het over het algemeen eenvoudiger zijn tot afspraken te komen, dan wanneer er meer vennoten zijn. Het is belangrijk de afspraken duidelijk vast te leggen. Achteraf blijkt ‘dat regelen we later wel’ toch niet altijd goed uit te pakken. Voorbeeld: Twee broers hebben een garagebedrijf. De ene broer Hans steekt meer tijd in het bedrijf dan de andere, Erik. Hans werkt zo’n 50 uur per week. Erik werkt 30 uur per week, zodat hij ook nog tijd over heeft om te gaan racen, zijn grote hobby. Hans heeft bij de oprichting een vermogen van € 100.000 ingebracht en Erik heeft een vermogen van € 150.000 ingebracht.
39
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Erik verkoopt gemiddeld meer auto’s dan Hans, omdat Hans zich ook bezig houdt met de werkplaats. Bij de oprichting van hun bedrijf hebben ze de volgende mogelijkheden voor de winstverdeling op een rij gezet:
Hans ontvangt 40% van de winst (100/250) en Erik ontvangt 60% van de winst (150/250). De winst gaat voor 5/8 (50/80) naar Hans en voor 3/8 naar Erik. Hans ontvangt € 50.000 uit de winst en Erik € 30.000. Als de winst meer dan € 80.000 is, dan verdelen ze die in de verhouding 40% voor Hans en 60% voor Erik. Is de winst minder, dan verdelen ze die in de verhouding 5/8 voor Hans en 3/8 voor Erik. Hans ontvangt € 50.000 uit de winst en Erik € 30.000. Als de winst meer dan € 80.000 bedraagt, ontvangt Hans een rentevergoeding van € 6.000 (6% van 100.000) en Erik ontvangt een rentevergoeding van € 9.000. De rest wordt 50/50 verdeeld. Om het eenvoudig te houden, verdelen ze de winst 50/50. Omdat Erik meer omzet genereert, ontvangt hij 60% van de winst en Hans ontvangt 40% van de winst.
De broers die het erg goed met elkaar kunnen vinden, kiezen ervoor om ieder 50% van de winst te ontvangen. De winst van een vof vermeld je op een aparte rekening ‘Winstsaldo’. Deze winst wordt daarna tussen de vennoten verdeeld volgens de afspraken in de oprichtingsakte. Het winstaandeel van elk van de vennoten boek je op de privérekeningen van de vennoten. Bij winst verreken je deze op de privérekeningen . Bij verlies zul je deze rekeningen, zoals het heet: debiteren. Let er goed op dat de privérekeningen bij een vof wel op de balans voorkomen. Zo kun je op de balans zien hoeveel voorschot op de winst elke eigenaar heeft opgenomen. Tweede voorbeeld: De balans van vof Kraay & Dalemans in Breda ziet er voor de winstverdeling als volgt uit: Balans per 31 dec. Debet
Credit
Privé Kraay
€
15.000
Vermogen Kraay
€
75.000
Privé Dalemans
€
37.500
Vermogen Dalemans
€
45.000
Diverse activa
€
240.000
Vreemd Vermogen
€
105.000
Saldo winst
€
67.500
Totaal
€
292.500
Totaal
€
292.500
Volgens de oprichtingsakte wordt de winst over een bepaald jaar als volgt verdeeld:
firmant Kraay krijgt € 31.500 van de winst; firmant Dalemans krijgt € 36.000 van de winst.
40
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
De winstverdeling is: Datum 31/12
Debet €
Winstsaldo
Credit
67.500 €
Aan Privé Kraay Aan Privé Dalemans
31.500 36.000
De balans van vof Kraay & Dalemans ziet er na de winstverdeling zo uit: Balans per 31dec. Debet
Credit
Privé Dalemans
€
1.500
Diverse activa
€
240.000
Totaal
€
241.500
Vermogen Kraay
€
75.000
Vermogen Dalemans
€
45.000
Privé Kraay
€
16.500
Vreemd Vermogen
€
105.000
Totaal
€
241.500
Voordat de winst werd verdeeld, had de vof € 15.000 tegoed (debet) van firmant Kraay. Hij had privéopnamen gedaan. Bij de winstverdeling krijgt firmant Kraay € 31.500 (credit). De vof krijgt nu een schuld van € 16.500 (credit) aan firmant Kraay. Bij firmant Dalemans is de vordering van de vof op deze firmant teruggelopen van € 37.500 naar € 1.500. Dalemans had dus teveel voorschot genomen op de nettowinst!
Winstverdeling bij Commanditaire vennootschap (cv) De winstverdeling is bij een cv, net als bij de vof, vastgelegd in het firmacontract. Ook bij de cv zijn er verschillende manieren om de winst te verdelen over de vennoten. Daarbij zal de tijdsinvestering of het aandeel in de omzet niet gebruikt worden voor de commanditair vennoot, omdat die geen beheer en leiding in de onderneming voert. Voorbeeld: Khalid heeft de groetenwinkel van zijn vader overgenomen. Zijn vader laat het vermogen in de onderneming achter en wordt commanditair vennoot van ‘Groen en fruitig cv’. De afspraken over de winstverdeling zijn:
De vader van Khalid ontvangt 10% vergoeding over zijn ingebrachte vermogen. Khalid ontvangt een bedrag van € 20.000. De rest van de winst wordt gelijk verdeeld onder de vennoten.
De winst over een bepaald jaar was € 30.000.
41
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
De winst wordt op de volgende manier verdeeld: Khalid 10% van € 65.000
Vader Khalid € 6.500
Vaste vergoeding € 20.000
€ 20.000
€ 30.000 - € 26.500 = € 3.500
€ 1.750
€ 1.750
Totaal
€ 21.750
€ 8.250
Eigen vermogen in bv of nv Op de plek van Eigen vermogen komt bij een besloten vennootschap (bv) of naamloze vennootschap (nv) het eigen vermogen op de balans voor onder de naam Aandelenvermogen en Reserve. Het aandelenvermogen zijn de uitgeschreven aandelen. Aandelen zijn eigendomsbewijzen in een bv/nv. Nog niet verkochte aandelen zie je op de balans met de rekeningnaam Aandelen in portefeuille of Ongeplaatst aandelenvermogen. De eigenaars van een bv/nv noem je aandeelhouders.
Winstverdeling bij de bv/nv In een bv is de winst voor de eigenaren, de aandeelhouders. Voor het beschikbaar stellen van hun geld als bedrijfsvermogen, wordt aan de aandeelhouders dividend als winstuitkering betaald. Is er geen of te weinig winst, dan kunnen de aandeelhouders ook beslissen een jaar geen dividenduitkering te willen ontvangen. Het salaris van de directeur wordt vastgesteld door de aandeelhouders. Maar in veel gevallen is bij een bv de directeur gelijk de eigenaar van de meeste aandelen. Men spreekt dan van een directeur/eigenaar. Zo’n directeur staat ook gewoon op de loonlijst van de bv, net als de andere werknemers. Hij heeft dus feitelijk zijn eigen salaris bepaald. De Belastingdienst gaat er in een dergelijk geval van uit dat minimaal een ‘gebruikelijk loon’ door de directeur wordt ontvangen. De hoogte van gebruikelijk loon wordt jaarlijks opnieuw zij vastgesteld en lag in 2012 op € 42.000,-. Ontvangt de directeur/eigenaar van de bv minder dan het ‘gebruikelijk loon’, dan heft de Belastingdienst toch over dat bedrag inkomstenbelasting, omdat de Belastingdienst ervan uitgaat dat elke directeur/eigenaar salaris nodig heeft. Alleen als er heel weinig winst wordt gemaakt maakt de Belastingdienst een uitzondering. Na dat aangetoond te hebben, kan de directeur/eigenaar ook met minder salaris genoegen nemen. Vaak kan ervan uit gegaan worden dat er ook na de betaling van het loon (en alle andere kosten) aan de directeur/eigenaar nog een stukje winst over is. Van die winst zal een deel in reserve worden gehouden voor de toekomst van het bedrijf. Ook kunnen extra uitkeringen gedaan worden in de vorm van dividend voor de aandeelhouders of tantième voor het personeel en directie. Over het dividend moet door een directeur/eigenaar (dga) 25% dividendbelasting worden betaald. Deze belasting wordt door de bv op de dividenduitkering ingehouden en afgedragen aan de Belastingdienst. Over het tantième moet de ontvanger inkomstenbelasting betalen.
42
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Bij de verdeling van de uiteindelijke winst van een bv moet rekening gehouden worden met de belastingafdracht: de vennootschapsbelasting. De vennootschapsbelasting over de eerste schijf is in onderstaande berekening € 22.689. Schijven en percentages veranderen regelmatig. Als rekenvoorbeeld worden hier 29% en over de rest van de winst (de volgende schijf) 34,5% aan vennootschapsbelasting betaald. De belasting over de winst is dan als volgt te berekenen: Voorbeeld:
De winst die na alle winstverdelingen nog resteert, wordt in de bv opgenomen als eigen vermogen onder de post winstreserve. In onderstaand voorbeeld zie je hoeveel winstuitkeringen en belastingsoorten er kunnen voorkomen. Doordat er bij een bv zoveel extra’s komen kijken om de jaarrekening op te kunnen stellen, zal men dit veelal aan een accountant overlaten. Voorbeeld 2: Fotoshop Ostade bv heeft de volgende gegevens over 2003 op een rij gezet: gestort aandelenvermogen: € 72.000 bedrijfsresultaat: € 63.000 uit te keren tantième: € 14.000 niet-fiscale kosten: € 7.000 dividendbelasting dga.: 25% hier gehanteerde vennootschapsbelasting: 29% over de eerste € 22.689 en over de rest 34,5% (afronden op hele euro’s) de niet-verdeelde winst wordt aan de winstreserve toegevoegd. De winstverdeling is als volgt te berekenen:
Fiscale winst: Bedrijfsresultaat
€ 63.000
Tantième
€ 14.000
–
€ 49.000 Niet-fiscale kosten
€
Fiscale winst
€ 56.000
7.000
+
Leuker kunnen we het niet maken...
43
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
De verdeling van de winst wordt dan: Bedrijfsresultaat (nettowinst)
€ 63.000
Vennootschapsbelasting:
€ 18.072
29% over € 22.689 = € 6.580 34,5% over € 33.311 = € 11.492 Winst na belasting
€ 44.928
Tantième
€ 14.000
Dividend 75% van 10% van € 72.000
€
5.400
Dividendbelasting 25% van 10% van € 72.000
€
1.800
Te reserveren winst
€ 23.728
Reserve is dus de niet-uitgekeerde winst, die als extra vermogen in het bedrijf blijft voor toekomstmogelijkheden. Je mag deze twee vermogensonderdelen (aandelen en reserves) niet bij elkaar optellen, omdat de aandelen van aandeelhouders zijn en de reserve van de bv zelf is. Hoe de winst precies wordt verdeeld tussen de verschillende aandeelhouders, staat in de statuten (het bedrijfsreglement) of wordt vastgesteld op de algemene vergadering van aandeelhouders. van wie de aandelen zijn, behoeft niet in de balans te worden opgenomen. Voorbeeld: De balans van nv Lambroza in Zoetermeer ziet er voor de winstverdeling als volgt uit: Balans per 31 dec. voor winstuitkering Debet Diverse activa
Totaal
Credit €
€
3.000.000
3.000.000
Aandelenvermogen
€
2.400.000
Reserve
€
45.000
Vreemd Vermogen
€
155.000
Nog niet uitgeleerde winst
€
400.000
Totaal
€
3.000.000
Volgens de resultatenrekening van dit jaar is de winst € 400.000. De aandeelhoudersvergadering heeft de volgende winstverdeling vastgesteld:
vennootschapsbelasting € 140.000 dividend € 120.00 (waarvan de in te houden dividendbelasting, 25%* van € 120.000 = € 30.000) tantièmes € 40.000 toevoeging aan de reserve € 100.000. * dividendbelasting van anderen dan de directeur/aandeelhouder heeft een ander tarief.
44
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Alleen door de toevoeging aan de reserve is het eigen vermogen dus met € 100.000 toegenomen. Dit noem je interne financiering. Het bedrijf heeft nu € 100.000 meer om mee te werken als eigen kapitaal. De uitbetalingen van het dividend betekent dat er liquiditeit nodig is. Door de winst te verrekenen met de belanghebbenden (aandeelhouders, personeel) raakt het bedrijf een groot deel van het werkkapitaal kwijt, dat dit jaar juist was toegenomen. De balans van nv Lambroza in Zoetermeer ziet er na de winstverdeling zo uit: Balans per 31 dec. na winstuitkering vanuit liquide middelen Debet Diverse activa
Totaal
Credit €
€
2.700.000
2.700.000
Aandelenvermogen
€
2.400.000
Reserve
€
145.000
Vreemd Vermogen
€
155.000
Totaal
€
2.700.000
Wanneer er in dit jaar extra is geïnvesteerd, dan zou er in ‘diverse activa’ onvoldoende liquiditeit kunnen zitten om de winstuitkering uit te betalen om toch genoeg werkkapitaal over te houden. In dat geval zal geleend moeten worden en groeit het vreemd vermogen. bijvoorbeeld zo: Balans per 31 dec. na winstuitkering met geleend geld Debet Diverse activa
Totaal
Credit €
€
3.000.000
3.000.000
Aandelenvermogen
€
2.400.000
Reserve
€
145.000
Vreemd Vermogen
€
455.000
Totaal
€
3.000.000
Aantekeningen:
45
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Kortingen en toeslagen als onderdeel van de financiering Op vooral goederenleveringen worden kortingen gegeven of toeslagen geheven om een vlotte betaling te bevorderen. Wanneer een ondernemer over voldoende liquide middelen beschikt, kan hij de betalingskorting gebruiken om zijn rendement te verhogen. Kredietbeperkingstoeslag zal het rendement verslechteren. Let op: om als klant een betalingskorting te benutten of om als ondernemer een kredietbeperkingstoeslag te rekenen aan je afnemers, moeten deze in de verkoopvoorwaarden vermeld zijn! Betalingskorting Een betalingskorting is een korting die verleend wordt wanneer het te betalen bedrag direct en in één keer betaald wordt. Meestal is de termijn om voor betalingskorting in aanmerking te komen 8 tot 14 dagen. Door het verlenen van een betalingskorting kan een klant gemotiveerd worden om vlot te betalen in plaats van een andere optie te kiezen, zoals traag betalen of in termijnen. De betalingskorting heeft geen invloed op de btw. De ondernemer mag dus het oorspronkelijke btw-bedrag aftrekken zonder rekening te houden met de betalingskorting. Een andere benaming voor betalingskorting is contant korting. Voorbeeld: Een ondernemer heeft een klant die diverse apparatuur bij hem wil kopen. De klant krijgt van de ondernemer twee betalingsmogelijkheden. Wanneer de klant direct afrekent, dan geeft de ondernemer een betalingskorting van 5% over het totale aankoopbedrag exclusief btw. De andere optie is om in termijnen te betalen. De klant dient dan het totaalbedrag in 12 maandelijkse termijnen te voldoen. Hoeveel betaalt de klant wanneer hij de aankoop van € 2.238,50 direct betaalt? Wanneer de klant de aankoop direct betaalt dan ontvangt hij 5% korting over het aankoopbedrag exclusief btw. Het btw-bedrag in de aankoop is € 2.238,50 / 121 x 21 = € 385,50. Het aankoopbedrag exclusief btw is € 2.238,50 - € 385,50= € 1.853,-. De korting die de ondernemer zal verlenen bij direct en volledig betalen is 5% van € 1.853,-. Dit is een bedrag van € 92,65. De klant zal dan betalen: € 1.850 - € 92,65 + € 385,50 = € 2.145,85.
Kredietbeperkingstoeslag Een kredietbeperkingstoeslag is een toeslag waarmee een leverancier de prijs voor gefactureerde goederen kan verhogen. De kredietbeperkingstoeslag geeft de ondernemer de mogelijkheid om de kosten van een krediet dat hij een klant geeft te dekken. Meestal is dat een percentage per maand. Een klant mag de kredietbeperkingstoeslag van het totale bedrag aftrekken, wanneer hij de factuur betaalt binnen een door de leverancier aangegeven periode. De kredietbeperkingstoeslag wordt berekend over het factuurbedrag exclusief btw. Door je als ondernemer te vrijwaren van kredietbeperkingstoeslag, kun je veel financieringskosten besparen. Een ondernemer betaalt bij zijn bank 7% rente per jaar over zijn opgenomen bedrijfskrediet. Normaal betaald de ondernemer in 8 dagen met 2% betalingskorting. Op een bepaalt moment vergeet hij een factuur te betalen. Hij moet daarom 2% kredietbeperkingstoeslag betalen voor de maand die hij te laat betaald. Hierdoor koopt hij deze goederen (2 + 2) – 7/12 = 4 - 0,58 = 3,42% duurder in dan normaal.
46
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Een computerleverancier verkoopt 5 laptops aan een basisschool. De prijs van de laptops is € 499 per stuk (exclusief 21% btw). De computershop hanteert een kredietbeperkingstoeslag van 2%. Vul op basis van deze gegevens het volgende overzicht in: Aankoopprijs exclusief btw
€
Kredietbeperkingstoeslag
------------------
Totaal exclusief btw
€
btw 21%
------------------
Factuurbedrag
€
Het ingevulde overzicht komt er als volgt uit te zien: Aankoopprijs exclusief btw 5 x € 499
€ 2.495
Kredietbeperkingstoeslag 2% van € 2.495
-
49,90
-----------------Totaal exclusief btw
€ 2.544,90
btw 21%* over € 2.495,-
-
*geen btw hanteren over kredietbeperkingstoeslag
------------------
Factuurbedrag
€ 3.068,85
523,95
De school betaald direct en trekt daarom de kredietbeperkingstoeslag af: € 3018,95
Een financieringsvoorbeeld: Een ondernemer wil zijn goedereninkoop van € 50.000,- financieren bij een bank tegen 7% rente. Dit krediet kost hem 7/12 x 50.000,- = € 291,66 per maand. Zijn leveranciers hanteren zowel betalingskorting als kredietbeperking. Door contant te betalen bespaart de ondernemer zich (2+2)/12 x 50.000,- = € 166,66. Tweede financieringsvoorbeeld: Een ondernemer betaald zijn leverancier elke maand kredietbeperkingstoeslag over de leveringen van € 10.000,- , omdat hij over onvoldoende liquiditeit beschikt. De leverancier biedt in zijn betalingsvoorwaarden ook een betalingskorting van 2%, maar daar komt de ondernemer nooit aan toe met zijn huidige kaspositie. Hij gaat met zijn bank overleggen of hij dit bedrag niet beter als bedrijfskrediet kan opnemen. Aan de leverancier betaald hij 2% kredietbeperkingstoeslag en hij mist 2% betalingskorting = € 400,per maand. Wanneer hij over voldoende liquiditeit zou beschikken kan hij binnen 8 dagen contant betalen en wint daarmee 30 – 8 dagen = de 22 dagen waarover hij nu kredietbeperkingstoeslag betaald. Wanneer de bank hem het bedrag leent tegen 7% rente, levert hem dat een voordeel op van: € 10.000,- x 7/360 = 1,94 rente per dag. € 400,- - (1,94 x 22) 42,77 = € 357,23 per maand.
47
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Financiële kengetallen Financiële kengetallen zijn handige hulpmiddelen om te zien of een bedrijf gezond is. Je kunt ze gebruiken om een vinger aan de pols te houden van je bedrijf. Daarnaast worden ze door de bank gevraagd als je een lening of een rekening-courantkrediet wilt hebben. Ook aandeelhouders en familieleden waarvan je geld leende, kunnen een bedrijf beoordelen aan de hand van de financiële kengetallen.
Is mijn bedrijf nog wel gezond (genoeg)?
Ondernemer wordt je niet zomaar. Als ondernemer ben je voor veel dingen verantwoordelijk: het personeel, de omzet, het assortiment, wetgeving, belastingen etc. Daarom willen ondernemers ook goed verdienen met hun bedrijf. En ze willen zeker niet failliet gaan. Als ondernemer houd je voortdurend in de gaten hoe het gaat met de financiële kant van je bedrijf. De boekhouding en de externe accountants berekenen voor een onderneming voortdurend financiële kengetallen. Dit zijn cijfers die inzicht geven in de gezondheid van de bedrijfsfinanciën. Daarnaast kan een ondernemer ook andere kengetallen gebruiken, bijvoorbeeld voor personeel of omzet.
Kengetal Wat is een kengetal? Een kengetal is een verhoudingsgetal waarmee je de verhouding aangeeft tussen meerdere grootheden. Bijvoorbeeld de omzet gedeeld door het aantal vierkante meters vloeroppervlak. Of de inkoopwaarde gedeeld door de netto-omzet. Bedrijven werken met kengetallen omdat je die makkelijk kunt vergelijken. Bijvoorbeeld als een voorraadhoudende ondernemer de inkoopwaarde deelt door de netto-omzet en hij komt uit op 75%. Dat is dan een voor de meeste branches erg hoog inkoopaandeel vergeleken met andere bedrijven uit hun branche. Het kan dus betekenen dat hij heel duur inkoopt. Of dat de verkoopprijzen te laag zijn. Als je als ondernemer dit weet, kun je hierop reageren door je inkoopbeleid (of je verkoopprijzen) aan te passen.
Financiële kengetallen Als het gaat om de financiële situatie van het bedrijf beoordelen, kan men drie soorten kengetallen toepassen: 1. liquiditeit; 2. solvabiliteit; 3. rentabiliteit.
48
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Elk kengetal geeft inzicht in een ander onderdeel van de financiële situatie van een onderneming. Liquiditeit De liquiditeit is een getal dat laat zien of een onderneming liquide is. Dat er direct geld voorhanden is. Met ‘liquide’ wordt bedoeld: de ondernemer is in staat om op tijd aan zijn verplichtingen te voldoen. Met andere woorden: hij is in staat zijn rekeningen op tijd te betalen. Solvabiliteit De solvabiliteit is een kengetal dat inzicht geeft in de financiering van een bedrijf. Dit cijfer geeft aan in hoeverre een ondernemer, als hij morgen met zijn bedrijf stopt, in staat is om uit de verkoop van zijn bezittingen zijn schulden te voldoen. Het cijfer berekent men dan ook op basis van bezittingen en schulden. De solvabiliteit kan echter ook berekend worden met behulp van het Eigen Vermogen en het Vreemd Vermogen. Rentabiliteit Ten slotte zal iedere ondernemer rekening moeten houden met de rentabiliteit van zijn bedrijf. Het woord rentabiliteit betekent ‘winstgevendheid’. Om te beoordelen hoe winstgevend een bedrijf is, moet je de winst delen door het geïnvesteerde vermogen. Als je bijvoorbeeld in een bepaald jaar € 25.000 winst maakt op een geïnvesteerd vermogen van € 500.000, dan is dat een rendement van 5%. Dat is veel beter dan als men hetzelfde bedrag aan winst maakt bij een geïnvesteerd vermogen van € 2.000.000. In het laatste geval had men het geld op de bank kunnen zetten, want het rendement is slechts 1,25%.
Berekenen van financiële kengetallen uit de balans De liquiditeit en de solvabiliteit kunnen aan de hand van de liquiditeitsbalans worden berekend. Voor het berekenen van de rentabiliteit moet men beschikken over een resultatenrekening en een balans over minimaal twee jaar. Wat is een liquiditeitsbalans? De liquiditeitsbalans is een indeling van bedrijfsmiddelen (activa) naar investeringsduur en van vermogen (passiva) naar beschikbaarheidsduur. Als de investeringsduur langer dan een jaar is, spreken we van vaste activa, als de investeringsduur korter dan een jaar is, spreken we van vlottende activa. Als de beschikbaarheidsduur van Vreemd Vermogen langer is dan een jaar, wordt dit Lang Vreemd Vermogen genoemd. Als dit korter dan een jaar is, spreken we van Kort Vreemd Vermogen. In het algemeen ziet een liquiditeitsbalans er als volgt uit.
Dit noemen we een verkorte liquiditeitsbalans. Bij het berekenen van kengetallen werk je meestal met de uitgebreide liquiditeitsbalans. Dit is dezelfde balans, alleen zijn de gegevens verder uitgesplitst.
49
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
In de volgende tabel staat de uitgebreide liquiditeitsbalans van de firma Vogelwijk weergegeven. De liquiditeitsbalans in deze vorm kom je tegen bij de eenmanszaak en andere private ondernemingsvormen. Liquiditeitsbalans Firma Vogelwijk Dierbenodigdheden per 1 januari Vaste activa
Eigen Vermogen
Bedrijfspanden
€ 750.000
Inventaris
€ 170.000
Auto
€ 45.000
IJzeren* voorraad
€ 25.000
€ 480.000
€ 990.000 Vlottende activa
Lang Vreemd Vermogen
Voorraad
€ 55.000
6,4% Hypotheek
€ 460.000
Vorderingen
€
Lening Mevrouw 't Hoogh
€ 80.000
950 €
€ 540.000
55.950
Liquide middelen
Kort Vreemd Vermogen
Bank
€ 28.000
3,8% Lening
€ 32.000
Kas
€ 7.500
Crediteuren
€ 19.000
Rekening-courant
€ 10.450
€
35.500
€ Totaal
€ 1.081.450
61.450
€ 1.081.450
* Met ijzeren voorraad wordt de minimale voorraad aangeduid die altijd in een bedrijf aanwezig is, om te kunnen waarborgen dat de onderneming kan blijven leveren. De ijzeren voorraad wordt in de administratie niet tot de vlottende activa maar tot de vaste activa gerekend, zoals in de bovenstaande balans te zien is. Bij de meeste ondernemingen wordt de ijzeren voorraad overigens niet apart in de balans opgenomen. De liquiditeitsbalans van een BV ziet er wat anders uit. Er is bij een BV namelijk sprake van aandeelhouders en aandelenvermogen. Een ander verschil met de eenmanszaak is dat er sprake kan zijn van reserves. In de volgende balans is daar sprake van in de vorm van een winstreserve.
50
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
In het volgende voorbeeld zie je de liquiditeitsbalans van besloten vennootschap Miss Beautiful BV. Miss Beautiful BV per 1 januari Vaste activa
Eigen Vermogen
Bedrijfspanden
€ 2.200.000
Inventaris
€
600.000
Bestelwagens
€
120.000 € 2.920.000
Vlottende activa
€ 1.570.000 Lang Vreemd Vermogen
Voorraad
€ 750.000
Voorziening onderhoud
€ 150.000
Vorderingen
€ 350.000
Lening o/g
€ 1.800.000
€ 1.100.000 Liquide middelen
€ 1.950.000 Kort Vreemd Vermogen
Bank
€ 75.200
Krediet in rekening-courant
€ 200.000
Kas
€ 42.300
Crediteuren
€ 320.000
Overige korte schulden
€ 97.500
€ 117.500
€ 617.500 Totaal
€ 4.137.500
Totaal
€ 4.137.500
In de voorgaande balans komen voorzieningen voor. Een voorziening is een post op een balans waarop een onderneming regelmatig bedragen stort met als doel het saldo dat ontstaat op enig moment in de toekomst te gebruiken voor het doel waarvoor de voorziening opgebouwd is. Bij Miss Beautiful zal dat, gezien de vermelding op de balans, het onderhoud aan een bedrijfspand zijn.
Liquiditeit De liquiditeit laat zien of de ondernemer in staat is om op korte termijn aan zijn verplichtingen te voldoen. De liquiditeit kan op drie manieren worden bepaald:
met behulp van de current ratio; met behulp van de quick ratio; met behulp van het werkkapitaal.
Current ratio De current ratio (CR) is een veel gebruikte maatstaf. De current ratio is het getal dat wordt gebruikt door banken bij het verlenen van een kortlopend krediet. Dit kengetal berekent men door de waarde van de vlottende activa (inclusief de liquide middelen) te delen door het kort Vreemd Vermogen. Het gaat dus om de verhouding tussen de korte activa en de korte passiva. De current ratio laat zien in hoeverre kort krediet wordt gedekt door korte vorderingen, liquiditeiten en voorraden.
51
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
De formule voor de current ratio is:
We berekenen hier de current ratio voor van de firma Vogelwijk. Liquiditeitsbalans Firma Vogelwijk Dierbenodigdheden per 1 januari Vaste activa
Eigen Vermogen
Bedrijfspanden
€ 750.000
Inventaris
€ 170.000
Auto
€ 45.000
IJzeren voorraad
€ 25.000
€ 480.000
€ 990.000 Vlottende activa
Lang Vreemd Vermogen
Voorraad
€ 55.000
6,4% Hypotheek
€ 460.000
Vorderingen
€
Lening Mevrouw 't Hoogh
€
950 €
80.000 € 540.000
55.950
Liquide middelen
Kort Vreemd Vermogen
Bank
€ 28.000
3,8% Lening
€ 32.000
Kas
€
Crediteuren
€ 19.000
Rekening-courant
€ 10.450
7.500 €
35.500
€ Totaal
€ 1.081.450
61.450
€ 1.081.450
Bij een current ratio van 2 is de liquiditeit bevredigend. Heeft het voorraadhoudend bedrijf voldoende winstverwachtingen of is de omzetsnelheid hoog, dan mag de current ratio ook wel iets lager liggen.
Quick ratio De andere manier om de liquiditeit te berekenen, is met behulp van de quick ratio. De quick ratio laat ook zien in hoeverre een kortlopend krediet van bijvoorbeeld een bank, gedekt is door kortlopende vorderingen en middelen. Zelfs de snellopende, korte voorraad wordt hier niet meegeteld. De reden om dit niet te doen is dat een bedrijf voorraden heeft die tegen een bepaalde prijs gewaardeerd worden. Als het echter zover komt dat men die voorraden op stel en sprong moet verkopen, dan zullen ze vaak veel minder opbrengen dan waarvoor ze in de boeken gewaardeerd staan.
52
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Bij het berekenen van de current ratio neemt men de voorraad mee. Er ontstaat dan dus eigenlijk een te positief beeld van de liquiditeit. Daarom berekent men liever de quick ratio. De formule voor het berekenen van de quick ratio (QR) is:
We berekenen nu de quick ratio voor de firma Vogelwijk. Liquiditeitsbalans Firma Vogelwijk Dierbenodigdheden per 1 januari Vaste activa
Eigen Vermogen
Bedrijfspanden
€ 750.000
Inventaris
€ 170.000
Auto
€ 45.000
IJzeren voorraad
€ 25.000
€ 480.000
€ 990.000 Vlottende activa
Lang Vreemd Vermogen
Voorraad
€ 55.000
6,4% Hypotheek
€ 460.000
Vorderingen
€
Lening Mevrouw 't Hoogh
€
950
80.000
€ 55.950 Liquide middelen
€ 540.000 Kort Vreemd Vermogen
Bank
€ 28.000
3,8% Lening
€ 32.000
Kas
€ 7.500
Crediteuren
€ 19.000
Rekening-courant
€ 10.450
€
35.500
€ Totaal
€ 1.081.450
61.450
€ 1.081.450
De quick ratio wordt vaak toegepast om de liquiditeitspositie te beoordelen van winkels met een lage omzetsnelheid. Bij dit soort winkels, zoals een boekhandel of een winkel die serviezen verkoopt, heeft men relatief veel voorraad. De norm voor de quick ratio, dus zonder de voorraad, is 1.
53
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Werkkapitaal De liquiditeit kan ook beoordeeld worden met behulp van het begrip werkkapitaal. Het werkkapitaal is dat gedeelte van de vlottende activa dat gefinancierd is met lang vermogen. Het lang vermogen bestaat uit lang Vreemd Vermogen en Eigen Vermogen. Als het werkkapitaal positief is, dan bestaat er als het ware een overschot aan lang vermogen. Dit overschot kan dus enige tijd worden gebruikt om zaken te doen, zoals het inkopen van extra voorraden om de omzet te verhogen. Het werkkapitaal kan op twee manieren worden berekend. Deze berekeningen komen op hetzelfde neer en geven dus altijd dezelfde uitkomst. Let op: Het werkkapitaal is eeb absoluut bedrag en geen verhoudingsgetal. Je hoeft niets te delen. Het werkkapitaal is dus heel anders dan de andere liquiditeitsmaatstaven. 1. Werkkapitaal = vlottende activa + liquide middelen - kort Vreemd Vermogen 2. Werkkapitaal = Eigen Vermogen + lang Vreemd Vermogen - vaste activa We berekenen hier het werkkapitaal van de firma Vogelwijk. Liquiditeitsbalans Firma Vogelwijk Dierbenodigdheden per 1 januari Vaste activa
Eigen Vermogen
Bedrijfspanden
€ 750.000
Inventaris
€ 170.000
Auto
€ 45.000
IJzeren voorraad
€ 25.000
€ 480.000
€ 990.000 Vlottende activa
Lang Vreemd Vermogen
Voorraad
€ 55.000
6,4% Hypotheek
€ 460.000
Vorderingen
€
Lening Mevrouw 't Hoogh
€ 80.000
950 €
€ 540.000
55.950
Liquide middelen
Kort Vreemd Vermogen
Bank
€ 28.000
3,8% Lening
€ 32.000
Kas
€ 7.500
Crediteuren
€ 19.000
Rekening-courant
€ 10.450
€
35.500
€ Totaal
€ 1.081.450
61.450
€ 1.081.450
Het werkkapitaal van de firma Vogelwijk bedraagt: Werkkapitaal = vlottende activa + liquide middelen - kort Vreemd Vermogen = € 55.950 + € 35.500 - € 61.450 = € 30.000
54
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Als je dit met de andere formule berekent, is de uitkomst hetzelfde. Controleer dit aan de hand van de volgende berekening: Werkkapitaal = Eigen Vermogen + lang Vreemd Vermogen - vaste activa = € 480.000 + € 540.000 - € 990.000 = € 30.000 Het werkkapitaal geeft aan in hoeverre een onderneming voldoet aan de gouden balansregel. Deze regel luidt als volgt: De vaste activa moeten gefinancierd worden met Eigen Vermogen en lang Vreemd Vermogen, terwijl de vlottende activa groot genoeg moeten zijn om de schulden op korte termijn te betalen. Simpel gezegd: investeringen met een lange looptijd moeten worden gefinancierd met langdurig beschikbaar vermogen, investeringen met een korte looptijd moeten gefinancierd worden met kortlopende schulden. Heb je uit de langlopende financieringen toch middelen over voor je vlottende activa, dan spreekt men dus over een positief werkkapitaal.
Statische en dynamische liquiditeit De liquiditeit die op één datum bepaald wordt, noemt men de statische liquiditeit. Statisch betekent namelijk ‘stilstaand’ of ‘onveranderlijk’. De balans wordt op één datum opgemaakt, echter de verschillende kengetallen en het werkkapitaal kunnen van de ene op de andere dag sterk verschillen. In deze getallen wordt er geen rekening mee gehouden dat er bijvoorbeeld nog aflossingen worden gedaan. Ook kun je er niet in zien of een ondernemer met ingang van morgen kan beschikken over een nieuwe lening. Het is daarom gevaarlijk om als ondernemer, of geldschieter, alleen maar van deze kengetallen uit te gaan. Tegenover statische liquiditeit staat dynamische liquiditeit. Dynamisch betekent: veranderlijk of beweeglijk. De dynamische liquiditeit bepaalt men meestal voor een halfjaar vooruit, bij het opstellen van de begroting. De dynamische liquiditeit laat zien of er tekorten in de kas en op de lopende rekening te verwachten zijn. In de dynamische liquiditeit houdt men wel rekening met geldstromen die wegvallen of juist ter beschikking komen. Om de dynamische liquiditeit te bewaken, kan de liquiditeitsbegroting gebruikt worden. In de liquiditeitsbegroting worden de verwachte ontvangsten en uitgaven weergegeven. Hieronder een voorbeeld van de liquiditeitsbegroting van de Firma Vogelwijk. Liquiditeitsbegroting Firma Vogelwijk Januari
Februari € 35.500
Liquide middelen begin maand
€ 14.100
Ontvangsten Contante verkopen
€ 23.700
€ 33.800
Debiteuren
€ 75.000
€ 97.000
Totaal
€ 98.700
€ 130.800
55
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Uitgaven Betaling aan crediteuren
€ 82.600
Afdracht btw
€ 12.500
€ 72.500
Aflossing Lening
€ 5.000
Rente Lening
€ 4.000
Overige Bedrijfskosten
€ 25.000
Investering
€ 27.000
Totaal
€ 120.100
€ 133.500
Liquide middelen einde maand
€ 14.100
€ 11.400
€ 14.100
€ 11.400
Opname bankkrediet Liquide middelen na opname
In dit voorbeeld is te zien dat zowel over januari als februari geen problemen ontstaan. Wanneer de investering echter € 15.000 hoger geweest zou zijn zouden er niet voldoende liquide middelen aanwezig geweest zijn. Dit had opgevangen kunnen worden met een opname uit het bankkrediet.
Solvabiliteit De solvabiliteit is het kengetal dat aangeeft of een ondernemer, als hij morgen met zijn zaak zou stoppen, in staat is om de schulden af te betalen. Deze schulden moeten dan terugverdiend worden uit de verkoop van de bezittingen. Deze vraag is met name van belang voor geldschieters: het geeft aan of men kan vertrouwen op de winkelier of het bedrijf waaraan men geld uitleent.
Roeland van Santbrink De solvabiliteit laat zien of men bij het stoppen van de zaak, de schulden kan afbetalen.
56
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Er zijn drie manieren om de solvabiliteit te berekenen: 1. uit bezittingen en schulden; 2. uit Eigen Vermogen en Vreemd Vermogen; 3. met behulp van de schuldratio (debt ratio). Een bedrijf wordt solvabel geacht met een solvabiliteitspercentage tussen de 150% en de 200%. Bij voorraadhoudende bedrijven, zoals de detailhandel, geldt die 150%. Bij de berekening van solvabiliteit kan verwarring ontstaan over de familieleningen. Is dat nu geleend geld of Eigen Vermogen? Ga er daarom bij berekening van uit, voor wie je de berekening maakt. Een achtergestelde lening geldt voor de bank als Eigen Vermogen. Maar wanneer je familie om je solvabiliteitspercentage vraagt, dan moet je voor hen wel hun lening als lang Vreemd Vermogen rekenen. Elke berekening gaat uit van een andere definitie van ‘solvabiliteit’. De berekeningen geven dus meestal verschillende uitkomsten.
Solvabiliteit De eerste manier om solvabiliteit te berekenen, is die uit bezittingen en schulden. De formule hiervoor is:
Voorbeeld: We berekenen de solvabiliteit uit bezittingen en schulden voor de firma Vogelwijk. Liquiditeitsbalans Firma Vogelwijk Dierbenodigdheden per 1 januari Vaste activa
Eigen Vermogen
Bedrijfspanden
€ 750.000
Inventaris
€ 170.000
Auto
€ 45.000
IJzeren voorraad
€ 25.000
€ 480.000
€ 990.000 Vlottende activa
Lang Vreemd Vermogen
Voorraad
€ 55.000
6,4% Hypotheek
€ 460.000
Vorderingen
€
Lening Mevrouw 't Hoogh
€ 80.000
950 €
55.950
€ 540.000
57
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Liquide middelen
Kort Vreemd Vermogen
Bank
€ 28.000
3,8% Lening
€ 32.000
Kas
€ 7.500
Crediteuren
€ 19.000
Rekening-courant
€ 10.450
€
35.500
€ Totaal
€ 1.081.450
61.450
€ 1.081.450
De bezittingen van de firma Vogelwijk staan op de linkerkant van de balans. Omdat alle posten op de linkerkant van de balans bezit zijn, is het totaal van de bezittingen gelijk aan het balanstotaal. De schulden van de firma Vogelwijk staan op de rechterkant van de balans. Deze zijn gelijk aan het lang Vreemd Vermogen plus het kort Vreemd Vermogen. Het Eigen Vermogen wordt niet gezien als schuld. Als we de bezittingen en de schulden optellen, levert dit het volgende op:
De solvabiliteit is dus gelijk aan 180%. Voldoende voor dit voorraadhoudende bedrijf.
Debt ratio Een andere manier om de solvabiliteit te bepalen, is met behulp van de schuldratio. Dit benoemt men ook met de Engelse term debt ratio. ‘Debt’ is het Engelse woord voor ‘schulden’ of ‘schuld’. De debt ratio berekent men door de schulden te delen door het Totale Vermogen. Dit doet men met de volgende formule:
Let op: De debt ratio berekent men niet maal 100% Voorbeeld: We berekenen de debt ratio voor de firma Vogelwijk. Liquiditeitsbalans Firma Vogelwijk Dierbenodigdheden per 1 januari Vaste activa
Eigen Vermogen
Bedrijfspanden
€ 750.000
Inventaris
€ 170.000
Auto
€ 45.000
IJzeren voorraad
€ 25.000
€ 480.000
€ 990.000
58
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Vlottende activa
Lang Vreemd Vermogen
Voorraad
€ 55.000
6,4% Hypotheek
€ 460.000
Vorderingen
€
Lening Mevrouw 't Hoogh
€ 80.000
950 €
€ 540.000
55.950
Liquide middelen
Kort Vreemd Vermogen
Bank
€ 28.000
3,8% Lening
€ 32.000
Kas
€ 7.500
Crediteuren
€ 19.000
Rekening-courant
€ 10.450
€
35.500
€ Totaal
€ 1.081.450
61.450
€ 1.081.450
De debt ratio is hier dus 0,56. Dit betekent dat van het Totale Vermogen 56% Vreemd Vermogen is. Naarmate de uitkomst van de debt ratio hoger is, is de kans tevens groter dat er sprake is van een mindere solvabiliteit. Hierop sluit een andere manier aan om de solvabiliteit van de firma Vogelwijk uit te rekenen: het Eigen Vermogen (EV) delen door het Totaal Vermogen (TV). In formulevorm is dit:
Voorbeeld: We berekenen nu de solvabiliteit op basis van de debt ratio van de firma Vogelwijk, dat wil zeggen uit het Eigen en het Totaal Vermogen. Liquiditeitsbalans Firma Vogelwijk Dierbenodigdheden per 1 januari Vaste activa
Eigen Vermogen
Bedrijfspanden
€ 750.000
Inventaris
€ 170.000
Auto
€ 45.000
IJzeren voorraad
€ 25.000
€ 480.000
€ 990.000
59
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Vlottende activa
Lang Vreemd Vermogen
Voorraad
€ 55.000
6,4% Hypotheek
€ 460.000
Vorderingen
€
Lening Mevrouw 't Hoogh
€ 80.000
950 €
€ 540.000
55.950
Liquide middelen
Kort Vreemd Vermogen
Bank
€ 28.000
3,8% Lening
€ 32.000
Kas
€ 7.500
Crediteuren
€ 19.000
Rekening-courant
€ 10.450
€
35.500
€ Totaal
€ 1.081.450
61.450
€ 1.081.450
Invullen levert:
De solvabiliteit op basis van het debt ratio bedraagt dus 44% (ook wel het solvabiliteitspercentage genoemd). Om verwarring te voorkomen, vermeld je de gekozen rekenmethode: solvabiliteit op basis van de debt ratio.
REV Bij rentabiliteit kun je denken aan het begrip rendabel. Wanneer iets rendabel is brengt het voldoende geld op. Maar wanneer brengt iets voldoende geld op? Wanneer heeft het zin om geld in een bedrijf te stoppen en wanneer kun je het beter op een spaarrekening zetten? Of het rendabel is te investeren in een onderneming wordt bepaald door de renteopbrengsten van het moment. Wanneer net 3% rente haalbaar is met sparen, is het investeren in een onderneming rendabeler dan wanneer de rentestand op 12% staat. Rendementen binnen de meeste bedrijven schommelen doorgaans tussen 2% en 12%. Natuurlijk zijn er uitschieters naar boven en beneden. Geld lenen aan bedrijven behelst altijd een risico. Rentabiliteit geeft dus de winstgevendheid van een onderneming weer. Mensen stoppen vermogen in een onderneming. Degene die geld in de onderneming stopt kan de eigenaar zelf zijn, maar het kunnen ook vennoten of aandeelhouders zijn. Het geld dat door deze partijen is ingebracht in de vorm van contanten of goederen, noemen we het Eigen Vermogen. Daarnaast kunnen familieleden of vrienden, de bank of andere partijen Vreemd Vermogen verschaffen. Wie geld aan een onderneming heeft geleend, ontvangt daar rente voor en weet dus wat zijn geïnvesteerde geld hem oplevert.
60
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Maar daarnaast wil de investeerder graag weten wat het totaal aan investeringen heeft opgeleverd, dat geeft een zuiverder beeld over de onderneming. Daarom berekent men het kengetal rentabiliteit. De rentabiliteit geeft aan hoe de opbrengst zich verhoudt tot het geïnvesteerde vermogen. De rentabiliteit drukt men uit in een percentage van het gemiddelde geïnvesteerde vermogen. Je kunt de rentabiliteit berekenen voor het Eigen Vermogen, dus het geld dat de eigenaar zelf in zijn zaak heeft gestopt. Ook kan de rentabiliteit berekend worden over het Vreemd Vermogen of over het Totaal Vermogen. Er zijn drie kengetallen voor rentabiliteit, te weten: 1. de rentabiliteit van het Eigen Vermogen (REV); 2. de rentabiliteit van het Vreemd Vermogen (RVV); 3. de rentabiliteit van het Totaal Vermogen (RTV).
Rentabiliteit van het Eigen Vermogen De rentabiliteit van het Eigen Vermogen (REV) geeft aan hoe de opbrengst in euro's zich verhoudt tot het geïnvesteerde Eigen Vermogen. Daarbij zijn twee stappen nodig. 1. De behaalde opbrengst, ofwel het rendement Eigen Vermogen leest men af uit de verlies- en winstrekening (ook wel exploitatierekening genoemd) van een bepaald jaar. 2. Het geïnvesteerde Eigen Vermogen berekent men door het Eigen Vermogen aan het begin en het einde van een jaar te middelen. Dit doet men door het Eigen Vermogen aan het begin van het jaar en het Eigen Vermogen aan het eind van het jaar bij elkaar op te tellen en de som te delen door twee. De formule voor het gemiddeld geïnvesteerde Eigen Vermogen is:
De REV bereken je verschillend voor natuurlijke ondernemingsvormen en voor rechtspersonen. Bij natuurlijke personen corrigeert men het berekende rendement voor het gewaardeerd loon. Het gewaardeerd loon is het bedrag dat de ondernemer zichzelf als beloning voor het in de onderneming werkzaam zijn toerekent, zijn ‘salaris’. Dit bedrag is bij de berekening van de nettowinst niet onder de kosten opgenomen en moet dus alsnog van de nettowinst worden afgetrokken. Voor natuurlijke ondernemingsvormen geldt:
In de hier gemaakte berekeningen gaat het steeds om de nettowinst voordat er belasting wordt betaald. In sommige gevallen is het van belang om bij de berekening van REV de nettowinst te verminderen met de te betalen belastingen. Als dit zo is, wordt het vermeld in de opgave. Voorbeeld: We berekenen de REV van een natuurlijke ondernemingsvorm. Het gaat om de eenmanszaak Nathalie Forrester. Uit de balans is bekend dat het Eigen Vermogen op 1 januari vorig jaar € 230.000 bedroeg en per 1 januari dit jaar € 240.000. Het Vreemd Vermogen bedroeg op 1 januari vorig jaar: € 165.000 en op 1 januari dit jaar: € 175.000.
61
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Het Totaal Vermogen bedraagt per 1 januari vorig jaar: € 395.000 en op 1 januari dit jaar: € 415.000. Bereken met behulp van de volgende exploitatierekening de rentabiliteit op het Eigen Vermogen (REV) van deze eenmanszaak over het afgelopen jaar. Exploitatierekening Nathalie Forrester over het afgelopen jaar Omzet inclusief btw
€ 476.149
Btw
€ 76.024 – € 400.125
Omzet Inkoopwaarde
€ 244.076 – € 156.049
Brutowinst Exploitatiekosten: • Betaalde interest
€ 7.202
• Huur en energie
€ 25.208
• Afschrijvingen
€ 9.243
• Betaalde loonkosten
€ 22.487
• Verkoopkosten
€ 2.321
• Overige kosten
€ 2.801
Totale exploitatiekosten
€ 69.262 –
Nettowinst
€ 86.787
Gewaardeerd loon
€ 54.017 –
Exploitatieopbrengst
€ 32.770
Gewaardeerde interest op Eigen Vermogen
€
Economisch resultaat
€ 23.167
9.603 –
Uitwerking De REV van een natuurlijke ondernemingsvorm bereken je met de formule:
De arbeid van de ondernemer is uitgedrukt in gewaardeerd loon. Om de exploitatieopbrengst te kennen, moet het gewaardeerd loon afgetrokken worden van de nettowinst. De exploitatieopbrengst minus Gewaardeerde interest op Eigen Vermogen vormt het Economisch Resultaat. De nettowinst en het gewaardeerd loon kunnen we uit de exploitatierekening aflezen. Het gemiddeld Eigen Vermogen over het afgelopen jaar bereken je uit het Eigen Vermogen op 1 januari van dat jaar plus het Eigen Vermogen op 1 januari van het daaropvolgende jaar, gedeeld door 2.
62
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Het gemiddeld Eigen Vermogen is dus: (€ 230.000 + € 240.000)/2 = € 235.000.Invullen levert:
De REV is dus 13,94%. REV bij rechtspersonen Bij het berekenen van de REV van een rechtspersoon, meestal is dit een BV, gaat men volgens hetzelfde principe te werk. Hier wordt echter niet gecorrigeerd voor gewaardeerd loon. Daarom geldt:
Voorbeeld: We berekenen hier de REV van Miss Beautiful BV over het afgelopen jaar. Gegeven is de liquiditeitsbalans per 1 januari van dat jaar. Daarnaast is gegeven dat het Eigen Vermogen per 1 januari van het daaropvolgend jaar bedraagt: € 1,89 miljoen. De nettowinst bedraagt over het afgelopen jaar € 42.000. Miss Beautiful modezaken BV per 1 januari van het afgelopen jaar Vaste activa
Eigen Vermogen
Bedrijfspanden
€ 2.200.000
Inventaris
€ 600.000
Bestelwagens
€ 120.000 € 2.920.000
Vlottende activa
€ 1.570.000 Lang Vreemd Vermogen
Voorraad
€ 750.000
Voorziening onderhoud
€ 150.000
Vorderingen
€ 350.000
Lening o/g
€ 1.800.000
€ 1.100.000 Liquide middelen
€ 1.950.000 Kort Vreemd Vermogen
Bank
€
75.200
Krediet in rekening-courant
€ 200.000
Kas
€
42.300
Crediteuren
€ 320.000
Overige korte schulden
€
€
117.500
97.500 €
Totaal
€ 4.137.500
Totaal
617.500
€ 4.137.500
Het gemiddeld Eigen Vermogen over het afgelopen jaar: (€ 1,31 miljoen + € 1,89 miljoen) / 2 = € 1,6 miljoen.
63
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Invullen levert:
De REV is dus 2,63%.
RVV en RTV Rentabiliteit van het Vreemd Vermogen Personen en instanties die Vreemd Vermogen verschaffen, krijgen hiervoor een vergoeding. Dat kan zijn in de vorm van rente voor het verstrekken van een lening (bij Eigen Vermogen komen beloningen voor in de vorm van winstuitkeringen, dividenden, aandelen en dergelijke). Bij het berekenen van de rentabiliteit op het Vreemd Vermogen kijkt de onderneming wat zij voor het gebruik van dit Vreemd Vermogen betaald heeft. De formule waarmee men de RVV berekent, is:
Bij natuurlijke ondernemingsvormen en rechtspersonen berekent men de RVV op dezelfde manier. Bijvoorbeeld: We berekenen de RVV voor de eenmanszaak van Nathalie Forrester. Uit de balans is bekend dat het Eigen Vermogen op 1 januari van het afgelopen jaar bedraagt: € 230.000 en per 1 januari van het daaropvolgende jaar: € 240.000. Het Vreemd Vermogen bedraagt op 1 januari van het afgelopen jaar: € 165.000 en op 1 januari van het daaropvolgende jaar: € 175.000. Het Totale Vermogen bedraagt op 1 januari van het afgelopen jaar: € 395.000 en op 1 januari van het daaropvolgende jaar: € 415.000. Het gemiddeld Vreemd Vermogen bedraagt dus voor het afgelopen jaar: (€ 165.000 + € 175.000)/2 = € 170.000.
Exploitatierekening van Nathalie Forrester over het afgelopen jaar Omzet inclusief btw
€ 476.149
Btw
€ 76.024 – € 400.125
Omzet Inkoopwaarde Brutowinst
€ 244.076 – € 156.049
64
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Exploitatiekosten: • Betaalde interest
€
• Huur en energie
€ 25.208
• Afschrijvingen
€
• Betaalde loonkosten
€ 22.487
• Verkoopkosten
€
2.321
• Overige kosten
€
2.801
7.202
9.243
Totale exploitatiekosten
€ 69.262 –
Nettowinst
€ 86.787
Gewaardeerd loon
€ 54.017 –
Exploitatieopbrengst
€ 32.770
Gewaardeerde interest op Eigen Vermogen
€
Economisch resultaat
€ 23.167
9.603 –
In de vergoeding voor het Vreemd Vermogen zit minimaal de betaalde interest (rente). Uit bovenstaande exploitatierekening lezen we af dat de betaalde interest € 7.202 bedraagt. Overige lasten ten behoeve van het Vreemd Vermogen, zijn er niet. De rentabiliteit op het Vreemd Vermogen bedraagt dus:
Rentabiliteit van het Totaal Vermogen Hoe rendabel de onderneming is geweest met het Totaal Vermogen blijkt uit de berekening van de rentabiliteit van het Totaal Vermogen (RTV). Om de rentabiliteit van het Totaal Vermogen te berekenen, moet je eerst nagaan of je te maken hebt met een natuurlijke ondernemingsvorm (eenmanszaak, VOF en CV) of een rechtspersoon (vaak een BV). Bij natuurlijke ondernemingsvormen moet de nettowinst zonder het gewaardeerd loon worden gerekend. Dit is hetzelfde als bij de berekening van de rentabiliteit van het Eigen Vermogen.
Roeland van Santbrink De RTV is een belangrijke maatstaf voor het verkrijgen van krediet.
65
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Ook bij het berekenen van de RTV moet je eerst het gemiddelde Totaal Vermogen over een bepaalde periode vaststellen. Dit kun je berekenen door het gemiddelde te nemen van het Totaal Vermogen aan het begin van de desbetreffende periode, en aan het eind van die periode. Dit berekent men door de waarde van het Totaal Vermogen aan het begin van het jaar en aan het einde van het jaar vast te stellen. Vervolgens telt men deze bij elkaar op en deelt door 2. De formule voor het gemiddeld Totaal Vermogen is:
Met behulp van de exploitatierekening kun je nu de rentabiliteit van het Totaal Vermogen (RTV) berekenen. Voor natuurlijke ondernemingsvormen geldt:
Voorbeeld:
De berekening van de RTV van Nathalie Forrester over het afgelopen jaar is als volgt. Uit de balans is bekend dat het Eigen Vermogen op 1 januari van het afgelopen jaar bedraagt: € 230.000 en per 31 december van dat jaar: € 240.000. Het Vreemd Vermogen bedraagt op 1 januari van dat jaar: € 165.000 en op 31 december van dat jaar: € 175.000. Het Totale Vermogen bedraagt per 1 januari van het afgelopen jaar: € 395.000 en op 31 december: € 415.000. De exploitatierekening laat de volgende resultaten zien. Exploitatierekening van de eenmanszaak Nathalie Forrester over het afgelopen jaar Omzet inclusief btw
€ 476.149
Btw
€ 76.024 – € 400.125
Omzet Inkoopwaarde
€ 244.076 – € 156.049
Brutowinst Exploitatiekosten: • Betaalde interest
€
• Huur en energie
€ 25.208
• Afschrijvingen
€
• Betaalde loonkosten
€ 22.487
• Verkoopkosten
€
2.321
• Overige kosten
€
2.801
Totale exploitatiekosten
7.202
9.243
€ 69.262 –
66
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Exploitatierekening van de eenmanszaak Nathalie Forrester over het afgelopen jaar Nettowinst
€ 86.787
Gewaardeerd loon
€ 54.017 –
Exploitatieopbrengst
€ 32.770
Gewaardeerde interest op Eigen Vermogen
€
Economisch resultaat
€ 23.167
9.603 –
Uitwerking Het gemiddelde totaal geïnvesteerde vermogen van Nathalie Forrester is (€ 395.000 + € 415.000) / 2 = € 405.000. De betaalde interest bedraagt € 7.202. Het gewaardeerde loon bedraagt € 54.017. De nettowinst bedraagt € 86.787. We vullen nu de formule in.
De rentabiliteit op het Totale Vermogen (RTV) bedraagt dus 9,87%.
Voor rechtspersonen geldt dezelfde formule voor de berekening van de RTV, behalve dat hier niet gecorrigeerd wordt voor het gewaardeerd loon. Het loon van de eigenaar of directeur van de BV wordt namelijk wél bij de kosten van de onderneming geteld. Alle winstuitkeringen en rentebetalingen worden uitgesloten. De formule voor de RTV van een niet-persoonlijke onderneming is:
Van een bedrijf zijn de volgende zaken bekend. Rentekosten in het afgelopen jaar
€ 144.000
Nettowinst in het afgelopen jaar
€ 450.000
Totaal vermogen op 1 januari van dat jaar
€ 4.137.500
Totaal vermogen op 31 december van dat jaar
€ 4.250.000
Bereken de rentabiliteit op het Totale Vermogen van het afgelopen jaar. Uitwerking Het gemiddelde geïnvesteerde vermogen is (€ 4.137.500 + € 4.250.500) / 2 = € 4.194.000. Invullen levert op:
De RTV is dus 14,16%.
67
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Kengetallen interpreteren Het is belangrijk voor een ondernemer om inzicht te hebben in de stand van zaken van zijn onderneming. In de eerste plaats wil hij natuurlijk weten of de omzet zich naar wens ontwikkelt. Ook zal een ondernemer in de gaten moeten houden hoe de kosten zich ontwikkelen en of hij voldoende winst maakt. Om dit te beoordelen maken ondernemers gebruik van voornoemde financiële kengetallen. Financiële kengetallen worden bepaald op vaste momenten in het jaar. De balans wordt meestal één keer per jaar opgemaakt en wel per 1 januari. Tussentijdse overzichten van opbrengsten en kosten maakt men een keer per drie maanden, of bij grotere ondernemingen één keer per maand. Als een ondernemer de boekhouding volgens de regels voert en zijn accountant op tijd informeert over de komende ontwikkelingen, is steeds duidelijk hoe het bedrijf rendeert. Om de financiële gezondheid van een onderneming te beoordelen, maakt men gebruik van normen. Voor elk financieel kengetal is bekend wat het minimaal moet (of maximaal mag) zijn bij een gezond bedrijf. Financiële kengetallen geven inzicht in de financiële gezondheid en groeimogelijkheden van een bedrijf. De getallen zijn nodig voor het verkrijgen van leningen en krediet. Ook is het wenselijk om als ondernemer zelf steeds goed te blijven kijken hoe de financiële situatie van het bedrijf is. De kengetallen moeten in ieder geval één keer per jaar goed worden bekeken. Een goed moment hiervoor is als de jaarstukken, waaronder de balans, de exploitatierekening en het jaarverslag, worden opgesteld. Meestal zijn deze klaar in de maand maart of april. De belangrijkste financiële kengetallen zijn de liquiditeit, de solvabiliteit en de rentabiliteit. Elk getal kan weer op verschillende manieren worden gemeten. De verschillende liquiditeitskengetallen staan in het volgende schema.
68
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Samenvatting Omdat dit lastige materie is, vatten we nog even kort samen hoe elk kengetal is samengesteld en wordt berekend.
Liquiditeit Bij liquiditeit gaat het om verplichtingen met betrekking tot het kort Vreemd Vermogen. Zo kan bijvoorbeeld worden nagegaan of je in staat bent om het krediet dat verleend werd voor de aanschaf van goederen, binnen de afgesproken termijn terug te betalen. Een onderneming die haar kortetermijnschulden moet aflossen, gebruikt hiervoor liquide middelen en vlottende activa. Met andere woorden: geld dat snel beschikbaar is. Als een onderneming in staat is om alle kortlopende schulden op te vangen met liquide middelen en vlottende activa, noemen we de onderneming liquide. Kengetallen voor de liquiditeit zijn de current ratio en de quick ratio. Het werkkapitaal is wel een maatstaf voor de liquiditeit maar geen kengetal. De current ratio (CR) is de meest gebruikte maatstaf. De current ratio is het getal dat wordt gebruikt door banken bij het verlenen van een kortlopend krediet. De current ratio laat zien in hoeverre kort krediet wordt gedekt door korte vorderingen, liquiditeiten en voorraden.De formule voor de current ratio is:
De andere manier om de liquiditeit te berekenen is met behulp van de quick ratio (QR). De quick ratio laat ook zien in hoeverre een kortlopend krediet van bijvoorbeeld een bank, gedekt is door kortlopende vorderingen en middelen. De voorraad wordt hier niet meegeteld. De formule voor het berekenen van de quick ratio (QR) is:
Het werkkapitaal kan op twee manieren worden berekend. Deze berekeningen komen op hetzelfde neer en geven dus altijd dezelfde uitkomst.
Dit is hetzelfde als:
Solvabiliteit Personen en instanties die de leningen aan de onderneming verstrekt hebben, willen weten of de ondernemer in staat is deze schuld af te lossen. De solvabiliteit is een kengetal dat aangeeft in welke mate een onderneming bij bedrijfsbeëindiging in staat is alle schulden terug te betalen. Bij een onderneming met een slechte solvabiliteit lopen verschaffers van Vreemd Vermogen een groter risico. Een onderneming die solvabel is, kan zelfs bij een faillissement met de waarde van haar bezittingen de schulden aflossen. In de praktijk zal een onderneming die solvabel is niet failliet gaan. Zowel bij de solvabiliteit als bij de liquiditeit van een onderneming staat het afbetalen van schulden centraal. Het verschil is dat het bij solvabiliteit gaat om de vraag of een onderneming in staat is al haar schulden te betalen, terwijl het bij liquiditeit gaat om de vraag of de onderneming in staat is haar kortlopende schulden te betalen.
69
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Er zijn drie manieren om de solvabiliteit te berekenen: 1. uit bezittingen en schulden; 2. uit Eigen Vermogen en Vreemd Vermogen; 3. met behulp van de schuldratio. Elke berekening gaat uit van een andere definitie van ‘solvabiliteit’. De berekeningen geven dus meestal verschillende uitkomsten. De eerste manier om solvabiliteit te berekenen, is die uit bezittingen en schulden. De formule hiervoor is:
Een andere manier om de solvabiliteit uit te rekenen is, om het Eigen Vermogen (EV) te delen door het Totaal Vermogen (TV). De formule hiervoor is:
De derde manier om de solvabiliteit te bepalen, is met behulp van de schuldratio (debt ratio). De debt ratio berekent men met de volgende formule:
Rentabiliteit Mensen stoppen vermogen in een onderneming. Dit kan de eigenaar zelf zijn of eventuele vennoten, maar het kunnen ook mensen of instellingen zijn die Vreemd Vermogen verschaffen. De personen en instanties die geld geïnvesteerd hebben in de onderneming willen graag weten wat die investering heeft opgeleverd. Deze vraag kan worden beantwoord met het kengetal rentabiliteit van het vermogen. De rentabiliteit van het Eigen Vermogen (REV) geeft aan hoe de opbrengst zich verhoudt tot het geïnvesteerde Eigen Vermogen. De formule waarmee de REV bepaald kan worden luidt:
of bij een natuurlijke ondernemingsvorm:
Personen en instanties die Vreemd Vermogen verschaffen krijgen een vergoeding daarvoor. De rentabiliteit van het Vreemd Vermogen (RVV) berekent men met de volgende formule:
De rentabiliteit van het Totale Vermogen (RTV) geeft aan hoe rendabel de onderneming als geheel is geweest. De RTV berekent men in het algemeen met de formule:
70
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Normen voor kengetallen Financiële kengetallen gebruikt men om te beoordelen of een onderneming kredietwaardig is. In de loop van de tijd zijn er normen ontstaan, waaraan de kengetallen in principe moeten voldoen. Aan de hand van het volgende voorbeeld is te zien wat deze normen zijn en hoe je zelf de kredietwaardigheid van een onderneming kunt beoordelen. Lees deze casus welke steeds terugkomt gedurende de samenvatting :
Pedro Passolini is samen met zijn vrouw Margje Pannekoek vijf jaar geleden een eigen zaak begonnen onder de naam ‘Tempo Libre’. Pedro en Margje willen het bedrijf uitbreiden en daartoe het naastliggende pand aankopen. De kosten daarvan zijn € 200.000. Ze vragen jou of je hun een lening wilt verstrekken van € 120.000 tegen een rente van 6%. We gaan ervan uit dat jij over dit geld beschikt. Moet je hierin stappen? Het is niet gemakkelijk om hier zo direct een oordeel over te geven. Met goede gegevens kun je zelf financiële kengetallen berekenen, welke je kunnen helpen om een beslissing te nemen. Zulke gegevens, zoals de laatst bekende balans, ziet er als volgt uit: Tempo Libre liquiditeitsbalans per 1 januari van het lopende jaar: Verbouwing bestaande pand
€ 22.000
Eigen Vermogen
€ 155.000
Inventaris
€ 65.000
Familielening lang
€ 50.000
9% Geldlening lang
€ 35.000
Auto
€ 16.000
Crediteuren
€ 12.000
Vaste voorraad
€ 85.000
Te verrekenen btw
€
Vlottende voorraad
€ 40.000
Debiteuren
€
Liquide middelen
€ 26.000
Totaal
€ 260.000
Totaal
€ 260.000
8.000
6.000
Normen voor liquiditeit Een positief werkkapitaal geeft aan dat een onderneming liquide is. Het werkkapitaal is een absoluut getal en geen kengetal. Daarom moet je altijd goed kijken wat de grootte is van de onderneming. Reken even mee voor Tempo Libre: De current ratio voor Tempo Libre bedraagt 3,6. Afhankelijk van de branche of onderneming wordt uitgegaan van een norm van 1,5 à 2. Bij een current ratio van 1,5 of hoger is de onderneming liquide en kan zij de kortlopende schulden binnen korte termijn aflossen met vlottende activa en liquide middelen. Banken vragen vooral naar een goede current ratio als een ondernemer een korte banklening wil afsluiten. Hoe hoger de quick ratio, hoe beter je in staat bent om het kortlopend Vreemd Vermogen snel af te lossen zonder dat je de voorraden daarvoor hoeft te verkopen. De norm bij de quick ratio is 1. Als de quick ratio groter is dan 1, dan is de onderneming liquide te noemen. De quick ratio van Tempo Libre is 1,6 en ook dat is goed.
71
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Als men bij Tempo Libre besluit om alle crediteuren af te betalen met liquide middelen, levert dat een current ratio van 7,5 op. Het is echter de vraag of de liquiditeit van Tempo Libre werkelijk zo veel beter is geworden. Reken maar even na: De liquide middelen zijn door deze betaling bijna gehalveerd. Zo’n ogenschijnlijke verbetering van de liquiditeit wordt ook wel window dressing genoemd. Stel dat de 9% Geldlening lang over 6 maanden moet worden afgelost, dan heeft dat grote gevolgen voor de liquiditeit. Deze geldlening zou daarmee opgenomen moeten worden in het Kort Vreemd Vermogen. De current ratio zou daarmee op 1,3 terechtkomen. Het opnemen van deze lening in het Lang Vreemd Vermogen is daarmee ook een vorm van window dressing. Een getal op zich zegt nog niets. Bijvoorbeeld een werkkapitaal van € 250.000 kan voor een bedrijf met één vestiging een heel aardig bedrag zijn maar voor een keten van twintig vestigingen is het veel te weinig. Het werkkapitaal van Tempo Libre bedraagt € 52.000. Gezien het balanstotaal van € 260.000 is dit een mooi bedrag. Soms is er erg veel werkkapitaal beschikbaar. Dat wil zeggen dat er te veel geld beschikbaar is waar niets mee gedaan wordt. Dat is bijvoorbeeld het geval in een familiebedrijf waarvan de leiding aan het afbouwen is. Of als men geen uitbreidings- en vernieuwingsplannen wil maken. De onderneming is dan overliquide. In zo’n situatie zal men er vaak voor kiezen om met een gedeelte van het overschot te gaan beleggen of sparen (wellicht als pensioenvoorziening bij een eenmanszaak of firma) of op een andere manier het geld te beheren.
Normen voor solvabiliteit Er zijn drie verschillende berekeningswijzen om te bepalen of een onderneming solvabel is. Elke berekeningswijze levert een bepaald solvabiliteitspercentage op. Bij elk percentage kan een solvabiliteitseis worden geplaatst die een verschaffer van Vreemd Vermogen kan hanteren. De mate van solvabiliteit die voor een onderneming noodzakelijk is kan per branche verschillen. Dit heeft onder andere te maken met de wijze waarop de activa zijn samengesteld. Een gangbaar uitgangspunt met betrekking tot solvabiliteit is echter dat, wanneer men solvabiliteit berekent uit bezittingen en schulden, de solvabiliteit ten minste 150% tot 200% zou moeten zijn. Bij startende ondernemingen die een overtuigend marketingplan neerleggen, neemt de bank soms met minder genoegen. De solvabiliteit (I) uit bezittingen en schulden van Tempo Libre bedraagt 248%. Die is dus ruim voldoende. De solvabiliteit (II) wordt berekend uit het Eigen Vermogen en het Totaal Vermogen. Die berekening wordt veel gebruikt door banken die willen bepalen of zij krediet willen verlenen. Banken eisen (wanneer er geen sprake is van een overtuigend marketingplan) vaak dat het Eigen Vermogen minimaal een derde uitmaakt van het Totale Vermogen. Het minimumpercentage is dus in procenten 33,3%. Een onderneming met een solvabiliteit (II) van meer dan 33,3% wordt solvabel genoemd. De solvabiliteit uit Eigen Vermogen en Totaal Vermogen van Tempo Libre bedraagt 160%. Dat is dus heel goed. De debt ratio van een onderneming geeft juist aan hoeveel het aandeel van de schulden is in de totale bezittingen. De schulden mogen maximaal 2/3-deel (66,7%) uitmaken van het Totale Vermogen. De debt ratio mag daarom niet hoger liggen dan 0,67. De debt ratio van Tempo Libre bedraagt 0,4 en dat is ruim binnen de marge.
72
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Normen voor rentabiliteit Als het gaat om rentabiliteit dan werkt men met de kengetallen REV, RVV en RTV. Om de rentabiliteit van een onderneming te kunnen berekenen, moet men beschikken over de balans aan het begin en aan het einde van het jaar en de exploitatierekening. De eigenaren van Tempo Libre laten je via hun accountant de volgende cijfers toesturen.
Op basis van de verstrekte gegevens blijkt dat de REV van Tempo Libre in dat jaar 9,46% bedraagt. Om te beoordelen of dit goed of slecht is, moet je kijken naar de stand van de lange rente bij de bank. Het Eigen Vermogen is namelijk geld dat door de eigenaren langdurig is vastgelegd in hun bedrijf. In principe hadden ze dit geld ook op een langlopende rekening kunnen vastzetten. Het is wenselijk dat het Eigen Vermogen minimaal evenveel opbrengt als de rente bij de bank. De lange rente bij banken wisselt in de tijd. In dat jaar bedroeg deze ongeveer 3,0%. Er is dus sprake van een prima rentabiliteit op het Eigen Vermogen. De RVV van Tempo Libre bedraagt 5,38% in dat jaar. Men betaalt respectievelijk 5% en 9% rente voor de lange leningen, maar over het korte krediet wordt geen rente betaald. Daardoor valt de RVV gunstig uit. De RVV geeft inzicht in de kosten die een ondernemer maakt voor het geleende vermogen. Ook hier is het verstandig om als ondernemer te bekijken of je niet te veel rente betaalt. De tarieven voor langlopende leningen verschillen ook in de tijd. Het is echter niet altijd mogelijk om een langlopende lening kosteloos te ontbinden en elders over te sluiten. De RTV geeft inzicht in de vraag: ‘Wat levert het geld op dat in deze onderneming gestoken is?’ De RTV van Tempo Libre bedraagt 7,77% in dat jaar. De RTV kan, net zoals de REV, het beste vergeleken worden met de lange marktrente op een bepaald moment.
De RTV van 7,77% is veel hoger dan de lange rente van ongeveer 3,0%. Ook deze is dus prima in orde.
73
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
We hebben nu alle financiële kengetallen van het bedrijf Tempo Libre berekend en beoordeeld. De uitkomsten zijn: Current ratio 3,6 Quick ratio 1,6 Werkkapitaal € 52.000 248% Solvabiliteit (I) bezittingen en schulden 60% Solvabiliteit (II) eigen en Vreemd Vermogen 0,4 Debt ratio REV 9,46% RVV 5,38% RTV 7,77% Alle ratio’s zijn zeer goed te noemen. Op basis van de financiële kengetallen is het zeker verantwoord om geld aan de eigenaren van Tempo Libre uit te lenen. Een geldschieter zal overigens in een situatie zoals hier is beschreven vaak nog aanvullende informatie willen, voordat een definitieve beslissing genomen wordt. Hierbij kan onder andere gedacht worden aan een omzetprognose voor een langere periode (de geldschieter leent het geld immers voor een langere periode uit) en informatie met betrekking tot een eventueel onderpand als zekerheid met betrekking tot de langlopende lening.
Hefboomeffect Een belangrijk begrip dat samenhangt met de rentabiliteit van een onderneming is het begrip financieel hefboomeffect. Het hefboomeffect houdt in dat er winst wordt gemaakt op het gebruik van Vreemd Vermogen. Wat daarmee bedoeld wordt, laten we zien aan de hand van de vrijetijdszaak Tempo Libre. De REV van Tempo Libre bedroeg 9,46%. De RVV bedraagt 5,38% en de RTV bedraagt 7,77%. De REV ligt hoger dan de RTV. Hoe kan dit? Dit komt omdat de eigenaren van Tempo Libre minder rente betalen voor het Vreemd Vermogen dan de rentabiliteit die ze realiseren op het Totale Vermogen. De aanwezigheid van het goedkope Vreemd Vermogen maakt dat de REV hoger uitvalt. In deze situatie is het natuurlijk heel aantrekkelijk om Vreemd Vermogen aan te trekken, omdat men daar als het ware op verdient. Men kan Vreemd Vermogen blijven aantrekken, zolang hiervoor minder hoeft te worden betaald dan de RTV. Zolang de RTV groter is dan de RVV maakt een ondernemer winst op het Vreemd Vermogen. Dit wordt een positief hefboomeffect genoemd. Als de RTV kleiner is dan RVV is er sprake van een negatief hefboomeffect. De mate waarin de hefboom doorwerkt, is afhankelijk van de vermogensverhoudingen. Hoe groter het verschil tussen Vreemd Vermogen en Eigen Vermogen, hoe sterker de hefboom werkt.
Berekenen van het hefboomeffect Het hefboomeffect kan door middel van de volgende formule worden berekend:
74
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Als we de gegevens van Tempo Libre erbij nemen, kunnen we de omvang van het hefboomeffect berekenen. REV 9,46% RVV 5,38% RTV 7,77% GEV = € 148.000 GVV = € 105.000 GTV = € 253.000 Het hefboomeffect is hier dus:
Wat betekent het gevonden hefboomeffect nu precies? Door de aanwezigheid van het Vreemd Vermogen valt de REV hoger uit. Als Tempo Libre geen Vreemd Vermogen had aangetrokken, dan zou de REV ‘slechts’ 7,77% zijn. Hoeveel hoger het REV uitvalt, kan men berekenen aan de hand van de volgende formule:
In het geval van Tempo Libre geldt dus: REV = 7,7668% + 1,6956% = 9,46%.
Prognoses Vaak worden de financiële kengetallen achteraf bepaald op basis van feitelijke gegevens. Maar het is ook mogelijk kengetallen vooruit te berekenen op basis van een prognose. Een prognose is een voorspelling voor de toekomst. Zo’n prognose maakt men bijvoorbeeld bij het starten van een bedrijf. Er zijn dan nog geen feitelijke verkopen maar als ondernemer kun je wel inschattingen maken. Voor deze inschatting is het in de eerste plaats nodig om een beginbalans op te stellen. In de openingsbalans staan alle bedrijfsmiddelen die je nodig hebt. Je zet ze tegen aanschafwaarde op de linkerzijde van de balans. Aan de rechterkant laat je zien hoe je denkt de financiering rond te krijgen. Vervolgens moet je voor minimaal twee jaar inschatten hoe hoog de kosten en de omzetten zullen zijn. Dit geef je weer in het exploitatiebudget. Let daarbij op het verschil tussen uitgaven en lasten en tussen ontvangsten en opbrengsten. Uit het exploitatiebudget blijkt wat de te verwachten winst is. Naast het exploitatiebudget heb je als ondernemer een liquiditeitsbudget nodig. Uit het liquiditeitsbudget blijkt wat er aan geld binnenkomt en uitgaat. Het gaat hier om kasstromen, dus om concrete nota’s, voorschotten, betalingen en ontvangsten. Ten slotte heb je als ondernemer een investeringsplan of investeringsbegroting nodig. Hiermee laat je als ondernemer zien op welk moment je de benodigde grote investeringen denkt te gaan doen. Het investeringsplan dient ook als basis voor de te begroten afschrijvingen. Op basis van de beginbalans, het exploitatiebudget, het liquiditeitsbudget en het investeringsplan kan de ondernemer de te verwachten balans aan het einde van de periode opstellen. Meestal maakt men in ieder geval een prognose voor het einde van het eerste jaar.
75