Filippi: hoe het Christendom in Europa begon Een gids door de opgravingen
Eduard Verhoef
Par thenon Almere
Uitgeverij Parthenon Eikenstraat 39 1326 AG Almere
[email protected] www.uitgeverijparthenon.nl Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan, dient men de wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3051, 2130 KB Hoofddorp). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in readers en andere compilatiewerken dient men zich tot de uitgever te wenden. © 2009 E. Verhoef. Alle rechten voorbehouden. Niets van deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevens-bestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de rechthebbenden. © 2009 E. Verhoef. All rights reserved. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted, in any form or by any means, electronic, mechanical, photocopying, recording, or otherwise, without prior permission in writing from the proprietors. OMSLAG:
Geert Hermkens, Löss grafisch ontwerpers, Amsterdam archeologie, vroege christendom, Griekenland NUR: 704, 512 ISBN | EAN: 978 90 79578 108 TREFWOORDEN:
Inhoud Voorwoord Inleiding
7 9
1. De oudste geschiedenis van Filippi 2. De eerste eeuw na Christus: een christelijke gemeente ontstaat 3. De brief aan de Filippenzen en het Romeinse Filippi 4. De tweede eeuw: het Romeinse karakter van Filippi wordt versterkt 5. De derde eeuw is grotendeels gehuld in het duister 6. De vierde eeuw: de christenen krijgen alle ruimte 7. De vijfde eeuw: de kerk is heel duidelijk aanwezig in Filippi 8. De zesde eeuw: versterking van het christelijke karakter 9. Tenslotte 10. Een overzicht
13
Literatuur Filippi in beeld De brief van Paulus aan de Filippenzen Handelingen 16:11-17:1 en 20:1-6 Index
27 37 40 52 55 63 69 74 75 78 81 97 105 108
5
Voorwoord Griekenland heeft mijn hart gestolen. Ik ben er vaak geweest, ik voel mij er altijd zeer thuis en ik heb er heel veel gelopen. Bijna het gehele traject van Filippi naar Tessalonica, beide steden liggen in het noorden, heb ik met mijn rugzak op mijn rug te voet afgelegd. Door mijn liefde voor Griekenland, door de lange voettochten en ook door mijn studie ben ik steeds meer gefascineerd geraakt door de christelijke gemeenten die in het midden van de eerste eeuw ontstonden in Filippi en in Tessalonica, het huidige Thessaloniki. Kunnen we ons het leven van die mensen destijds een beetje voorstellen? Hoe is het met die gemeenten gegaan toen Paulus er niet meer was? In deze publicatie beperk ik mij tot de gemeente van Filippi. Ik heb geprobeerd het kleine groepje mensen in Filippi, dat aan Paulus’ boodschap gehoor had gegeven, wat duidelijker in beeld te krijgen. Veel van wat nog zichtbaar is van het oude Filippi is op foto’s vastgelegd. Ik heb informatie verzameld over het leven in Filippi ook in de daarop volgende eeuwen en zo kon ik meer zicht krijgen op het groeiproces van de kerkelijke gemeente aldaar. Sommige foto’s in dit boek zijn door mijzelf gemaakt. Voor andere foto’s ben ik Jan D. van der Helm uit Maartensdijk en mijn vrouw, Mariet van Nes dank verschuldigd. Mevrouw P.C. van Yperen uit Den Haag en drs. G.M. Knepper uit Leersum hebben beiden het manuscript doorgelezen. Ik ben hen zeer dankbaar voor hun waardevolle opmerkingen. Tenslotte wil ik graag melden dat ik, net weer terug uit Filippi, met heel veel plezier dit onderzoek gedaan heb. En hoewel het fijn is een dergelijk project af te sluiten, zal ik in de toekomst de ontwikkelingen daar zo veel mogelijk blijven volgen. Er wordt ieder jaar op kleine schaal gegraven, maar er zijn ook plannen om op grotere schaal in het westen van de stad opgravingen te gaan doen. En wie weet wat er nog meer aan de oppervlakte komt. Maartensdijk, april 2009 Eduard Verhoef
7
Inleiding Paulus bezocht Filippi in het midden van de eerste eeuw. Hij heeft toen een tiental mensen in Filippi weten te interesseren voor zijn boodschap. Daarna heeft hij hen nog een paar keer opgezocht. In het begin van de jaren zestig schreef hij hun een brief, de brief van Paulus aan de Filippenzen. In deze brief komen uiteenlopende zaken aan de orde. Ook blijkt dat er al een vorm van organisatie is, want er zijn opzieners en diakenen, zo staat in Filippenzen 1:1. Filippi ligt ongeveer 150 kilometer ten oosten van Tessalonica. De meeste reizigers zullen er vanuit Tessalonica heengaan, al is het ook mogelijk om naar Kavala te vliegen en daarvandaan Filippi te bezoeken. Tessalonica is zelf al een reis en een dik boek waard. Restanten van gebouwen uit de eerste eeuwen van onze jaartelling zijn middenin de stad te bewonderen. Het archeologisch museum en vooral ook het nieuwe Byzantijns museum zijn zeer de moeite waard. Maar die stad kan hier uiteraard zelfs niet in het kort even besproken worden. Onderweg van Tessalonica naar Filippi passeert men Amfipolis, een plaats waar Paulus ook langs kwam (Handelingen 17:1), zij het dat hij toen juist uit het oosten kwam en op weg was van Filippi naar Tessalonica (zie de landkaart op pag. 82). Het is zeer lonend om in Amfipolis een dag door te brengen. Het museum en de akropolis daar worden meestal wel bezocht door diegenen die de moeite nemen om naar Amfipolis af te slaan, maar ook de uitgebreide opgravingen aan de westzijde van de stad, beneden bij de rivier de Strymon, de imposante muren die daar nog overeind staan en de resten van een zeer oude brug uit de vijfde eeuw voor Christus zijn de moeite waard om bezocht te worden. Ongeveer 60 kilometer verder naar het oosten ligt Filippi. In de zomer van 1990 was ik voor het eerst in de gelegenheid om in Filippi wat langere tijd door te brengen. Aan de voet van een akropolis, een heuvel die ingeval van oorlog als toevluchtsoord kon dienen, lag Filippi in de hete zon. In de verte, naar het zuidwesten, ziet men het hoge Pangaiongebergte.
9
Er is maar één hotel in het aangrenzende dorp. Het dorp en het hotel heten beide ‘Lydia’, naar de purperverkoopster die in Handelingen 16 genoemd wordt. Vanuit mijn kamer in dat hotel zou ik nog meer dan eens de soms met sneeuw bedekte toppen van dit gebergte zien. Een aantal jaren heb ik naast ander werk onderzoek gedaan in dat gebied. Vaak heb ik enige tijd in Filippi doorgebracht, werkte ik in bibliotheken in Noord-Griekenland en sprak ik met degenen die in Filippi archeologisch onderzoek deden en nog doen en met specialisten die de daar gevonden inscripties bestuderen. Zo probeerde ik een indruk te krijgen van de geschiedenis van deze kleine gemeente. Het werd een zoektocht in heel letterlijke zin. Vaak kwam ik voor gesloten deuren en soms wist niemand waar een inscriptie, die bijvoorbeeld in een kerk zou moeten zijn, gevonden kon worden. Soms ook leidde het zoeken tot alleraardigste ontmoetingen. Zo zocht ik met mijn vrouw in de kerk op de begraafplaats van Angista naar een inscriptie die enkele vrijgelaten slaven voor hun vroegere meester hadden laten maken. Ik had de moed al bijna opgegeven toen er een priester op een brommer aankwam. In mijn beste Grieks vroeg ik hem of hij iets afwist van het bestaan van die inscriptie. Met een royaal gebaar nodigde hij ons binnen en nam ons mee naar de Koningspoort, de deuropening in het midden van de iconostase. De regels van de Grieks-orthodoxe kerk verbieden dat een vrouw de ruimte achter de iconostase zou betreden, dus mijn vrouw bleef ervoor staan, maar ik mocht die ruimte wel binnengaan. De priester schoof een tafel weg, sloeg een oud tapijt op en daar lag de door mij gezochte inscriptie, vlak voor het altaar bij de Koningspoort. Op deze duidelijk leesbare inscriptie, die uit de eerste of tweede eeuw stamt, lezen we dat de vrijgelatenen, Gaius Firmius en zijn zonen Gaius Firmius, Sextus Firmius en Lucius Firmius Eros deze steen met inscriptie voor hun meester hebben laten maken (afb. 1). Zo’n inscriptie geeft niet heel veel informatie, en al helemaal niet over de kerk in dat gebied, maar bevestigt wel het beeld dat er vanaf het begin van onze jaartelling in het Romeinse rijk meer dan eens slaven werden vrijgelaten. Deze vrijgelatenen konden dan met alle problemen van dien een eigen bestaan opbouwen. Het kwam vaak voor dat zij als blijk van dank voor hun vrijlating een inscriptie voor hun vroegere meester lieten vervaardigen. De jarenlange zoektocht heeft mij geholpen om een duidelijker beeld te krijgen van Filippi, van de geschiedenis van die stad, en met name ook van de geschiedenis van de kerkelijke gemeente daar. Wie
10
waren die Filippenzen eigenlijk? In wat voor omgeving woonden zij? Wat deden zij voor de kost? Was Filippi een grote stad? Woonden er vooral autochtonen of waren er ook mensen uit andere landen? En zo ja, hoe lagen de verhoudingen dan precies? Met wie had Paulus contact? Hij is er na zijn eerste bezoek wellicht nog twee keer terug geweest (zie Handelingen 20:1-6) en hij heeft van die gemeente op diverse manieren steun ontvangen (zie Filippenzen 2:25; Filippenzen 4:15). En hoe ging het later, na Paulus’ dood, toen hij de gemeente niet meer met raad en daad terzijde kon staan? Wat gebeurde er in de tweede eeuw en nog later? Was die kleine gemeente in staat zich te handhaven te midden van andersdenkenden? Groeide de kerk in Filippi? En kunnen we ons zo een beeld vormen van de geschiedenis van de kerkelijke gemeente daar? Bij voorbaat wil ik stellen dat lang niet alle vragen beantwoord kunnen worden, maar het is wel mogelijk gebleken om op grond van oude geschriften als de brief van Paulus aan de Filippenzen, het boek Handelingen en nog andere documenten en op grond van inscripties en van archeologische ontdekkingen zich een globaal beeld te vormen van de geschiedenis van de kerk van Filippi. In deze publicatie wil ik de geschiedenis van de christelijke gemeente van Filippi vanaf de tijd van Paulus tot ongeveer het jaar 600 schetsen voor zover dat met de beschikbare gegevens op dit moment mogelijk is. Daarnaast zal ik ook steeds de burgerlijke gemeente erbij betrekken omdat er natuurlijk allerlei verbindingen liggen tussen de kerkelijke en de burgerlijke gemeente. Ik heb voor de bovengrens van het jaar 600 gekozen omdat Filippi daarna snel in verval raakte. Een zware aardbeving in het begin van de zevende eeuw verwoestte een aantal gebouwen. Ook maakten invallen vanuit het noorden het leven in Filippi steeds moeilijker. Ten gevolge van die gebeurtenissen zijn na het jaar 600 steeds meer mensen uit Filippi weggetrokken en daardoor raakte de stad in de loop van de eeuwen ontvolkt. Zo’n schets heeft natuurlijk altijd een voorlopig karakter. Er kunnen bijvoorbeeld meer gegevens boven tafel komen. Onder auspiciën van de universiteit van Thessaloniki wordt er ieder jaar verder onderzoek gedaan in het oostelijk deel van Filippi, dat is in het gebied tussen het Oktagon en de oostelijke stadsmuur. En ook bestaat het plan om onder verantwoordelijkheid van het Griekse ministerie voor klassieke en byzantijnse oudheden een nog niet blootgelegd deel van de oude stad in het westen op te graven. Maar deze plannen worden
11
steeds opnieuw uitgesteld; het kan nog lange tijd duren voordat daadwerkelijk met nieuwe opgravingen begonnen wordt. Hoe dat ook zij, ik heb besloten niet langer te wachten en nu mijn bevindingen aan het papier prijs te geven. De brief van Paulus aan de Filippenzen zal veel bijbellezers vermoedelijk wel bekend zijn. Het zogenaamde Lied van de Mensenzoon, Filippenzen 2:6-11, vormt de achtergrond van Lied 97 uit het Liedboek voor de Kerken en Filippenzen 4:4-7 inspireerde Willem Barnard tot het dichten van een lied dat als Lied 98 in het Liedboek voor de Kerken is opgenomen. Huub Oosterhuis schreef ‘Het lied van de deemoed’ naar Filippenzen 2:6-11. Dit lied werd als nummer 110 opgenomen in de bundel Liturgische gezangen voor de viering van de eucharistie. Om het de lezer te vergemakkelijken geef ik aan het eind van dit boek de tekst van de brief aan de Filippenzen in een vertaling vanuit de Griekse tekst. Deze vertaling wijkt op enkele punten af van de vertaling die ik eerder publiceerde1. Ik ga ervan uit dat de brief aan de Filippenzen één samenhangend geheel is en niet, zoals wel wordt voorgesteld, een compilatie van verschillende brieven. Er wordt ook verschillend gedacht over de plaats waar en de tijd waarin deze brief is geschreven. Mijns inziens pleiten de sterkste argumenten er voor dat Paulus deze brief geschreven heeft tijdens zijn gevangenschap in Rome kort na het jaar 60. Van het boek Handelingen heb ik na de tekst van de brief aan de Filippenzen in een eigen vertaling die delen opgenomen die in het kader van dit boek het meest van belang zijn, namelijk hoofdstuk 16:11-17:1 en hoofdstuk 20:1-6.
1
E. Verhoef, Filippenzen. Filemon. Tekst en Toelichting. Kampen: Kok, 1998.
12
1. De oudste geschiedenis van Filippi Het gebied waarin de stad Filippi ligt was al eeuwen voor het begin van onze jaartelling bewoond. Dat is niet verwonderlijk, want die locatie bood veel voordelen. Neapolis, het huidige Kavala, lag op slechts vijftien kilometer afstand en had een goede en beschutte haven. De grond in deze regio was erg vruchtbaar en kon gemakkelijk bewerkt worden. De weelderige plantengroei was zelfs zo bekend, dat Theophrastos, een leerling van Aristoteles, er verschillende malen enige tijd vertoefde om de plantengroei te bestuderen. Hij schreef aan het eind van de vierde eeuw voor Christus enkele boeken over planten en vertelde als bijzonderheid over het gebied rondom Filippi onder meer dat men er de wilgen knotte en dat de wilgen daartegen bestand waren. Ook sprak hij over de teelt van tuinbonen daar en bewonderde hij de vele prachtige rozen. Hij merkte op dat de vorst minder schadelijk was dan voorheen omdat de waterstand in het moerasgebied gezakt was. Daardoor kon er ook meer land bebouwd worden. De akropolis aan de noordkant van de vlakte bood een riante mogelijkheid om het gehele gebied te overzien. In geval van nood konden de mensen zich op de akropolis terugtrekken en zich daar ook verdedigen. De gunstige ligging werd nog versterkt door de aanwezigheid van moerassen in het zuiden. Alleen vanuit het westen en vanuit het oosten kon dit gebied benaderd worden. Dat betekende dat eventuele vijanden niet ongemerkt de stad konden overvallen. Eeuwen later zou echter blijken dat dit alles op den duur toch niet voldoende veiligheid bood tegen aanvallen vanuit het noordwesten. De bewoners van het eiland Thasos, vlak voor de kust bij Kavala, hadden de waarde van het gebied ingezien. Zij veroverden het in 360 voor Christus en stichtten er een stad, de voorloper van het latere Filippi. Maar deze Thasiërs werden op hun beurt belaagd door Thracische stammen in het noordoosten en al spoedig vroegen de Thasiërs de koning van Macedonië, Filippus II, om hulp in hun strijd tegen de Thraciërs.
13
Filippus II, de vader van Alexander de Grote, begreep dat deze plaats van groot strategisch belang was. Ook de aanwezigheid van zilver- en goudmijnen in het nabije Pangaiongebergte was voor hem aantrekkelijk. Het is Filippus geweest die, waarschijnlijk in 356 voor Christus, op verzoek van de bewoners van dat gebied met zijn legers daarheen trok om hen te beschermen tegen plunderingen van de Thraciërs. Hij voegde het gehele gebied tot aan de rivier de Nestos aan zijn koninkrijk toe, bracht vervolgens de mensen van enkele bestaande nederzettingen bij elkaar, stichtte een nieuwe stad en liet er een muur omheen bouwen. In oude bronnen wordt verteld dat Filippus een groot aantal mensen hier liet wonen, maar we weten niet om hoeveel mensen het gaat. Ondanks de stichting van deze nieuwe stad zal het een plaats van bescheiden omvang geweest zijn. De stad werd naar de stichter ‘Filippi’ genoemd. Vanaf dat moment werden er in Filippi ook munten geslagen waarop die naam vermeld werd. Van de stadsmuren zijn ook nu nog grote delen te zien, al is het wel zo dat de Romeinen later op de oude fundamenten nieuwe stukken muur hebben gebouwd. De hoge ouderdom van sommige delen kan men herkennen aan de grote, rechthoekige stenen van verschillende afmetingen. Daar waar de muur en het theater dicht bij elkaar komen is nog een oud gedeelte bewaard gebleven (afb. 2). Er waren drie poorten in de stadsmuur, in het oosten de zogenaamde Neapolispoort, in het zuiden de poort die wel als Moeraspoort wordt aangeduid en in het westen was er de poort, bij het huidige dorp Lydia, waarvandaan men verder in westelijke richting kon reizen. Deze poort wordt vaak aangeduid als Krenidespoort, maar dat is zeer verwarrend omdat het dorp Krenides juist ten oosten van Filippi ligt. Van de Neapolispoort staan nog enkele delen overeind. Komend vanuit het huidige dorp Krenides ziet men de stadsmuur met de poort al gauw als men op weg gaat naar het theater, dat zich ten noorden van de weg bevindt. Het is al in de tijd van Filippus II gebouwd. En hoewel de Romeinen het later hebben verbouwd en vergroot, dateren sommige delen, zoals bijvoorbeeld de oostelijke verbinding met de stadsmuur, nog uit de tijd van Filippus. Een plattegrond van het oude, hellenistische Filippi is slechts bij benadering te maken. De Romeinen hebben later zoveel herbouwd dat het eerdere verloop van de straten niet meer met zekerheid is vast te stellen. Wel is duidelijk hoe de stadsmuren gelopen hebben. En de restanten van de Neapolispoort en van de westelijke toegangspoort doen vermoeden dat de Via Egnatia, die door de stad heen van de ene
14
2. De eerste eeuw na Christus: een christelijke gemeente ontstaat Precies in het midden van deze eeuw liepen Paulus, Timoteüs en Silas over de Via Egnatia de vijftien kilometer van Neapolis naar Filippi. Ze hadden net de zeereis achter de rug van Troas langs Samotrake en Thasos naar Neapolis. De uitloper van het Symvologebergte moesten zij nog over en daarna hadden zij meteen al uitzicht over de uitgestrekte vlakte waarin Filippi ligt. Het was in Filippi na de strijd in 42 voor Christus een tijd lang tamelijk rustig gebleven. Legioenen op weg naar het Oosten marcheerden weliswaar af en toe over de Via Egnatia, maar dat soort incidenten had voor zover bekend geen ingrijpende gevolgen voor de stad. Het schijnt dat er soms wel kleine schermutselingen waren tussen de Romeinen en de Thraciërs in het noorden en noordoosten, maar die botsingen vormden voor Filippi geen reële bedreiging. Pas in 44 en 45 na Christus werd op grotere schaal strijd geleverd tegen de Thraciërs. De Filippenzen hebben dat van nabij meegemaakt en vermoedelijk hebben ze, net als andere steden in een dergelijke situatie, moeten bijdragen in de kosten van het onderhoud van de legioenen die in hun regio strijd leverden. Na de moord op de Thracische koning Roemetalkes III in 46 werd het gebied ten noorden en noordoosten van Filippi definitief onder het Romeinse gezag gebracht. Overigens was de verstandhouding tussen de Thraciërs en de Romeinen nogal gecompliceerd. In een inscriptie ter ere van Roemetalkes II, koning van Thracië van 18-37, spreekt de Romein Marcus Acculeius zijn waardering uit voor zijn vriend Roemetalkes. Deze inscriptie kan men nog altijd zien aan de westzijde van het forum (afb. 8). Deze beide koningen, Roemetalkes II en Roemetalkes III, waren door toedoen van de Romeinen op de troon gezet. Zij hadden geprobeerd de Romeinse belangen in het gebied veilig te stellen, maar hun volk, de Thraciërs, verzette zich tegen de Romeinse invloeden. Het relatief grote aantal Romeinen dat in Filippi was komen wonen had ertoe geleid dat het inwoneraantal aanzienlijk was gestegen.
27
We mogen aannemen dat na de vestiging van de twee groepen kolonisten het aantal inwoners van de stad dicht bij de tienduizend was gekomen. Over het algemeen gaat men ervan uit dat de bevolking van het gehele Romeinse rijk aan het begin van onze jaartelling ongeveer zestig miljoen inwoners telde en dat dat aantal de eerste eeuwen daarna nauwelijks is gegroeid. Pestepidemieën en oorlogen hebben heel veel slachtoffers geëist en daardoor werd de natuurlijke aanwas van de bevolking teniet gedaan. Zo zal ook het inwoneraantal van Filippi deze eeuwen min of meer constant gebleven zijn. Het merendeel van de bewoners van Filippi in de eerste eeuw was van Griekse afkomst, maar de Romeinen, hoewel minder in aantal, waren in hoge mate bepalend voor de sfeer die in de stad hing. Verreweg de meeste inscripties werden in het Latijn geschreven. In de veel grotere ‘vrije stad’ Tessalonica met in die tijd misschien tegen de honderdduizend inwoners zijn slechts enkele Latijnse inscripties gevonden. Het aantal Romeinen daar was erg klein. Datzelfde geldt bijvoorbeeld ook voor een stad als Amfipolis. Er zijn in Amfipolis meerdere Griekse inscripties gevonden maar slechts enkele in het Latijn. Merkwaardig is dat in sommige inscripties van het grondgebied van Filippi Latijnse woorden in Griekse letters worden geschreven. Zo lezen we in een dergelijke inscriptie uit de eerste eeuw dat een zekere Aliupaibes, de zoon van Zeipalas een inscriptie heeft laten maken op het graf van zijn vrouw Tertia (afb. 9). In deze tekst, te vinden in de tuin van het museum van Filippi, staat ook te lezen dat een andere vrouw, ene Sekous, geld beschikbaar stelde om jaarlijks een offer te brengen aan de goden. Het gebruik om jaarlijks een offer te brengen aan de goden en daarbij de overledene te gedenken wordt vaker genoemd in inscripties uit die tijd. De namen Aliupaibes en Sekous duiden erop dat deze mensen van Thracische afkomst waren. Voor deze inscriptie gebruikten Thraciërs dus Griekse lettertekens om zich in het Latijn uit te drukken. Hoewel ze Latijn konden spreken lag het gebruik van Griekse lettertekens voor hen kennelijk meer voor de hand. Opvallend is ook een Griekstalige inscriptie uit de eerste eeuw met een uitspraak van een Romeins bestuurder over de grens tussen Filippi en het grondgebied van Thasos. Er was blijkbaar onduidelijkheid over de precieze grens en deze Romeinse hoge ambtenaar doet nu uitspraak en zegt toe zelf de grensstenen te zullen plaatsen. Maar zulke Griekse inscripties waren uitzonderingen, zeker als het ging om inscripties van Romeinse functio-
28
3. De brief aan de Filippenzen en het Romeinse Filippi De brief aan de Filippenzen is specifiek bedoeld voor die kleine gemeente in Macedonië die leefde in het Romeins gekleurde Filippi. Allerlei godsdiensten waren er vertegenwoordigd, maar in het centrum van de stad was vooral de Romeinse cultuur zeer nadrukkelijk aanwezig. Voor andere religies was er op of rond het forum nauwelijks ruimte. De kleine groep christenen moest tegen de stroom in roeien. Speciaal aan die mensen schreef Paulus deze unieke brief. Dat wordt niet alleen duidelijk uit het feit dat mensen die in Filippi woonden, zoals Epafroditus en Syntyche, met name genoemd worden, maar ook uit de wijze waarop Paulus bij herhaling lijkt aan te sluiten bij het specifiek Romeinse karakter van deze stad. Zo bezigde hij woorden die verwijzen naar situaties waarin gestreden wordt om de overwinning; zie bijvoorbeeld woorden als ‘strijd’, ‘tegenstander’, ‘winnen’, ‘winst’, ‘prijs’ en ‘vijand’ in Filippenzen 1:21.27-28.30; 2:25; 3:7-8.13-14.18; 4:3. Sommige van deze woorden worden in het Nieuwe Testament alleen in deze brief gebruikt. Een voorbeeld daarvan is ‘samen strijden’ of ‘medestrijden’ in Filippenzen 1:27; 4:3. Het woord ‘medestrijder’ komt in het Nieuwe Testament alleen voor in Filippenzen 2:25 en in Filemon 2. ‘Winst’ en het meervoud ‘winstpunten’ worden door Paulus alleen gebruikt in Filippenzen 1:21; 3:7. ‘Doel’ komt bij Paulus alleen voor in Filippenzen 3:14 en ‘prijs’ komt behalve in deze tekst alleen nog voor in 1 Korintiërs 9:24. Dergelijke woorden werden veel gebruikt in het militaire jargon en ook in de sportscholen waarin men met elkaar streed om de hoogste prijs. Deze terminologie kan heel goed gebruikt zijn omdat er vaak wedstrijden gehouden werden in het Romeinse Filippi. We hebben gezien dat er in Filippi ook functionarissen waren wier taak het was wedstrijden te organiseren. Voor de Romeinse veteranen waren oorlogen een deel van hun leven geweest. Nog maar kort tevoren hadden de Romeinen na jarenlange kleinere schermutselingen uiteindelijk de definitieve overwinning behaald op de Thraciërs. Met de woorden die
37
4. De tweede eeuw: het Romeinse karakter van Filippi wordt versterkt De suggestie die van een schematische verdeling in eerste en tweede eeuw en volgende eeuwen uitgaat doet natuurlijk tekort aan de werkelijkheid. Uiteraard werd de situatie in het jaar 100 niet ineens heel anders dan een jaar daarvoor. De verdeling in verschillende eeuwen heb ik aangebracht omwille van de overzichtelijkheid. De gegevens die we hebben over de christelijke gemeente van Filippi in de tweede eeuw zijn veel schaarser dan die over de eerste eeuw. Er is een brief van Polycarpus aan de christelijke gemeente van Filippi bewaard gebleven en Tertullianus noemt aan het eind van de tweede eeuw de kerk van Filippi in één van zijn geschriften. Algemenere informatie over Filippi kunnen we ontlenen aan inscripties en ook hebben archeologen de laatste decennia heel wat toegevoegd aan onze kennis. Die inscripties, die uit Filippi of uit het gebied eromheen komen, en de archeologische vondsten zeggen natuurlijk ook iets over de christelijke gemeente, al is het maar dat zij nog niet zeer duidelijk in de openbaarheid trad. Immers, christenen werden nog niet als zodanig genoemd in inscripties en van kerkbouw was nog geen sprake. We zullen eerst onderzoeken wat de brief van Polycarpus ons laat weten over de christelijke gemeente van de Filippenzen. Deze brief is veel algemener dan de bief van Paulus. Polycarpus is weliswaar in Filippi geweest en hij gaat ook op een enkel detail in, maar uit zijn brief blijkt niet dat hij veel gemeenteleden heeft leren kennen. Dat is niet verwonderlijk omdat hij als bisschop van Smyrna in de eerste helft van de tweede eeuw verreweg de meeste tijd in Smyrna zal hebben doorgebracht. De brief van Polycarpus aan de Filippenzen bestaat hoogst waarschijnlijk uit twee brieven. Als dat inderdaad zo is, zijn die twee brieven al heel vroeg bij elkaar gevoegd. Van de huidige uit veertien hoofdstukken bestaande brief van Polycarpus aan de Filippenzen, is hoofdstuk 13 vermoedelijk een deel van de oudste brief.
40
Uit dit dertiende hoofdstuk blijkt dat de Filippenzen aan Polycarpus gevraagd hebben om afschriften van de beschikbare brieven van Ignatius; ook hebben zij gevraagd of Polycarpus een brief van hen aan de gemeente van Antiochië wil doorsturen. Deze Ignatius was bisschop geweest van Antiochië, maar hij was door de Romeinen gevangengenomen. Hij werd veroordeeld tot de doodstraf, op transport gesteld naar Rome en daar zou hij voor de wilde dieren gegooid worden. Tijdens de tocht naar Rome had hij Polycarpus van Smyrna nog ontmoet. De reis was via Smyrna naar Troas gegaan, vervolgens naar Neapolis en Filippi en verder over de Via Egnatia. Ignatius had op die laatste reis ook nog contact gehad met de kerkelijke gemeente van Filippi. Die ontmoeting had kennelijk zoveel indruk gemaakt op de Filippenzen dat zij alle brieven van Ignatius wilden hebben en aan Polycarpus vroegen of hij die brieven had. In zijn antwoord, hoofdstuk 13 van de ons bekende brief van Polycarpus aan de Filippenzen, beloofde hij ervoor te zorgen dat de brief van de Filippenzen naar Antiochië verzonden zou worden en hij stuurde afschriften van de aanwezige brieven van Ignatius meteen mee. Hij vroeg ook aan de Filippenzen om eventuele berichten over Ignatius aan hem door te geven. Deze brief van Polycarpus moet dus wel gedateerd worden kort na het vertrek van Ignatius uit Filippi, maar nog voordat het bericht van de dood van Ignatius Polycarpus had kunnen bereiken. Wellicht is die brief in het jaar 110 of kort daarna geschreven. We mogen aannemen dat de Filippenzen, die zo graag de brieven van Ignatius wilden hebben, ook afschriften van de brieven van Paulus verzameld hebben, voor zover zij die konden bemachtigen. Die brieven werden stellig in de bijeenkomsten voorgelezen. Het aantal mensen dat kon lezen en schrijven was overigens zeer klein, dus de gemeente was afhankelijk van de meer geletterden om te weten te komen wat Paulus en ruim een halve eeuw later Ignatius in hun brieven hadden geschreven. We kunnen ons voorstellen dat de ambtsdragers voor het zorgvuldig bewaren van die correspondentie en ook voor het voorlezen ervan verantwoordelijk waren. De tweede brief van Polycarpus aan de Filippenzen, dus de hoofdstukken 1-12 en 14, wordt meestal gedateerd in de dertiger jaren van de tweede eeuw. Deze brief laat zien dat de auteur weet heeft van het trieste lot van Ignatius. In hoofdstuk 9:1 wordt gesproken over ‘het geduld dat zij gezien hebben in de gelukzalige Ignatius, Zosimus en Rufus’. Deze formulering wekt de stellige indruk dat de auteur spreekt over drie geloofsgetuigen die al enige tijd geleden gedood zijn. Ook
41
5. De derde eeuw is grotendeels gehuld in het duister Helaas zijn er geen auteurs uit de derde eeuw bekend die over de kerk van Filippi schreven. We zijn vooral afhankelijk van wat we weten over de groei van het christendom in het algemeen in het Romeinse rijk. Aan de hand van inscripties en van archeologische gegevens kunnen we min of meer schetsen hoe het leven er in Filippi toen uitzag. Overigens zijn er uit de derde eeuw weinig of geen spectaculaire vondsten. Het lijkt wel alsof de geweldige bouwactiviteit in de tweede eeuw leidde tot een tamelijke lange periode van inactiviteit. Stellig zal ook meespelen dat het Romeinse Rijk in de derde eeuw verscheurd werd door binnenlandse twisten en anarchie. De onzekerheid die dat met zich meebracht, werkte natuurlijk demotiverend. Pas aan het eind van de derde eeuw heeft Diocletianus, keizer 285-305, weer orde op zaken gesteld. Er is geen enkele archeologische vondst uit deze eeuw die in verband gebracht kan worden met de kerk van Filippi of met leden van die kerk. Waarschijnlijk zijn er evenmin inscripties uit deze eeuw, die gemaakt zijn door of in opdracht van christenen. In ieder geval is tot nu toe niet met zekerheid vastgesteld dat enige inscriptie uit de derde eeuw op iemand van christelijke huize betrekking zou hebben. Een enkele inscriptie die gemaakt is in opdracht van iemand die behoorde tot de kerk van Filippi is wel eens gedateerd in de derde eeuw, maar steeds is dat dan weer door andere specialisten bestreden en vermoedelijk terecht. Pas in de vierde eeuw traden de christenen duidelijk naar buiten. Toen werden de eerste kerken gebouwd voor de gelovigen om bij elkaar te kunnen komen en vanaf die tijd werden er ook inscripties gemaakt door mensen die ervoor uitkwamen dat ze tot de christelijke kerk behoorden. Eerder schetste ik een mogelijk groeiproces voor de kerk van Filippi. Zo’n ontwikkeling kan weliswaar niet bewezen worden maar is in ieder geval plausibel. Als de cijfers van dat groeiproces als richtlijn
52
genomen worden, zouden er rond het jaar 200 ongeveer 230 mensen bij de gemeente in Filippi zijn aangesloten en aan het eind van de derde eeuw zouden er bijna duizend gemeenteleden geweest zijn. Dat is dan inmiddels een aanzienlijke groep mensen, maar nog steeds een duidelijke minderheid. Van de inscripties uit deze eeuw valt op dat er veel meer in het Grieks geschreven zijn dan in de beide voorgaande eeuwen. Er was dus wel iets aan het veranderen. Het lijkt erop alsof de in Filippi wonende Romeinen inmiddels zo geïntegreerd waren dat zij langzaam maar zeker ook Grieks gingen spreken. Toch bleef met name het forum nog door en door Romeins. Een inscriptie die nog altijd te zien is op het forum, is gewijd aan de overwinning van keizer Caracalla op de Germanen in 213. Caracalla kwam het jaar daarna, in 214, in Filippi op doortocht naar het oosten en vermoedelijk is deze steen met het oog op zijn bezoek aan Filippi neergezet als een eerbetoon. Uit dezelfde eeuw dateert een Griekse inscriptie op een eenvoudige grafsteen, bestemd voor het graf van een zekere Simon uit Smyrna. De tekst luidt heel simpel: Simon Smyrnaios. Deze steen staat in de tuin bij het museum (afb. 23). Veel informatie geeft zo’n steen niet, maar wel blijkt hieruit dat er tussen Smyrna en Filippi contacten waren. We zagen eerder al dat in de tweede eeuw de bisschop van Smyrna, Polycarpus, de Filippenzen met raad en daad had bijgestaan. Misschien dateert ook de inscriptie op een grafsteen die een synagoge vermeldt uit deze eeuw. Met deze inscriptie, gevonden op de westelijke begraafplaats, meldt Flavius Nikostratos Aurelius Oxycholios dat hij het desbetreffende graf heeft laten maken en dat ieder die er een andere dode in begraaft aan de synagoge een boete moet betalen (afb. 24). Het belang van deze inscriptie is vooral dat uit deze tekst voor het eerst na de mededeling in Handelingen 16:13 de aanwezigheid van joden in Filippi blijkt. Er is zelfs sprake van een synagoge, wat er op wijst dat het aantal joden in de derde eeuw waarschijnlijk groter was dan in de tijd waarover in het boek Handelingen geschreven wordt. De boete die betaald moest worden, was in dit geval bestemd voor de synagoge. Met andere inscripties wordt soms verordend dat ook een som geld betaald moet worden aan degene die de overtreding heeft gezien en de aanklacht heeft ingediend. Interessant is ook een altaar dat gemaakt is in opdracht van Valeria Mantana. Op dit altaar lezen we dat zij dat altaar heeft laten maken voor haar man Aurelius Zipyron Dizas en voor zichzelf. De namen
53
van haar man verraden zijn Thracische afkomst. En ook het vervolg van de inscriptie laat zien dat zij banden hadden met Thracië. Valeria Mantana had namelijk een bepaald bedrag betaald aan de begrafenisvereniging van de Thracische god Suregethes. Van de rente ervan moest ieder jaar een offer gebracht worden. Als de vereniging echter haar verplichtingen niet nakwam, moest zij voor straf het dubbele bedrag betalen aan de concurrerende vereniging van de bekende Thracische Ruiter! Een prachtige steen van 44 centimeter breed en ruim twee keer zo hoog vormt een deel van de ingang van het theater. Er staan twee Griekse inscripties op, gemaakt in opdracht van Marcus Velleius Zosimus. Met deze inscripties meldt hij dat hij deze teksten en afbeeldingen heeft laten maken voor de vereniging van de mannen die met de wilde dieren strijden. Dergelijke wedstrijden waren een geliefd spektakel voor de Romeinen. Eén inscriptie wordt vergezeld van een reliëf met Nike, als altijd afgebeeld met brede vleugels (afb. 25), bij de andere inscriptie wordt Mars afgebeeld, de god van de oorlog. Elders zijn inscripties gevonden die laten zien dat Filippi in deze tijd ook mensen afvaardigde naar nationale spelen. Zo zijn er in Delfi verschillende inscripties ontdekt met lijsten van deelnemers aan wedstrijden en uit die lijsten blijkt dat niet zelden ook mensen uit Filippi meededen. De Filippenzen zullen stellig gehoopt hebben dat hun vertegenwoordigers zouden winnen. Maar het zou even duren voordat de uitslagen van de wedstrijden hen bereikten. De afstand van Filippi naar Delfi is ongeveer 500 kilometer en het kostte toch enige tijd voordat een dergelijke afstand overbrugd was. Over de uitslagen van die wedstrijden wordt overigens niets vermeld. We zien dat Filippi in de derde eeuw nog duidelijk de sporen vertoonde van de groepen Romeinse kolonisten die zich er in de eerste eeuw voor Christus gevestigd hadden. Maar de Griekse taal werd vaker gebruikt dan voorheen. De integratie van de Romeinen begint langzamerhand zichtbaar te worden. Typisch Romeinse evenementen als gevechten met wilde dieren krijgen nog veel aandacht, maar de taal van de Romeinen verdwijnt in dit deel van Griekenland langzaam maar zeker naar de achtergrond. Op godsdienstig gebied zien we nog altijd een veelkleurige staalkaart. Het aantal goden dat vereerd wordt, is groot. Niettemin is van het christendom nog geen sprake in enige inscriptie die met zekerheid gedateerd kan worden. Maar dat zou spoedig veranderen.
54
6. De vierde eeuw: de christenen krijgen alle ruimte Over de vierde eeuw en de beide daarop volgende eeuwen weten we veel meer dan over de tweede en derde eeuw. In de vierde eeuw gebeurde er erg veel in het Romeinse Rijk dat in het kader van de geschiedenis van de kerk van zeer groot belang is. Hier moet in ieder geval de rol van Constantijn, de latere keizer, genoemd worden. Hij heeft, voordat hij keizer werd, met menig tegenstander de strijd moeten aanbinden. Volgens een christelijke overlevering had Constantijn in een nacht voorafgaande aan een belangrijke veldslag in het jaar 313 een visioen waarin hij het christogram (de eerste twee Griekse letters van de naam Christus) zag en daarbij een tekst die vertaald kan worden met ‘in dit teken zult u de overwinning behalen’. Constantijn won de veldslag en na overleg met Licinius, met wie hij op dat moment nog de macht deelde, besloot hij het christendom tot geoorloofde godsdienst te verklaren en het dezelfde rechten te geven als de andere religies hadden. Dat betekent overigens niet dat Constantijn meteen christen was geworden. Op de triomfboog die in Rome werd opgericht vlakbij het Colosseum en die er nog altijd staat, werd gegraveerd dat hij die bewuste overwinning had behaald instinctu divinitatis, mentis magnitudine, door de bezieling van een godheid en door de grootheid van zijn geest. Maar wel kwam er nu voor het eerst ruimte voor het christendom. De beslissing van Constantijn had natuurlijk ingrijpende gevolgen. De christenen, die toen zo’n tien procent van de zestig miljoen inwoners van het gehele Romeinse rijk uitmaakten, dus ongeveer zes miljoen mensen, hadden tot dat moment niet een heiligdom mogen bouwen of een plaats om bijeen te komen. En evenmin hadden zij al te zeer in de publiciteit kunnen treden. Vervolgingen op heel grote schaal en gedurende langere tijd waren weliswaar uitgebleven, maar ook de situatie dat men gedoogd werd was verre van aangenaam. We kunnen zien dat de invloed van de christenen nu snel toenam. Maar omgekeerd ging de overheid vanaf dat moment ook in-
55
7. De vijfde eeuw: de kerk is heel duidelijk aanwezig in Filippi De invoering van het christendom als staatsgodsdienst in 380 werkte ook in de eeuwen daarna nog door. Iedereen werd geacht christen te zijn. De overheid droeg in hoge mate bij in de kosten die gemaakt werden voor het bouwen van de vele kerken in het Romeinse rijk. We zullen zien dat er in Filippi nog meer kerken gebouwd werden en dat ook anderszins het christendom steeds meer op de voorgrond trad. Zo kunnen we tot de dag van vandaag op de helling van de akropolis een in de rots uitgebeiteld kruis zien, als we iets oostelijk van het museum langs een duidelijk herkenbaar pad zigzaggend omhoog gaan. Eerst zien we een aantal afbeeldingen van Diana/Artemis uit de tweede eeuw en dan, aan het eind van dat deel van het naar boven slingerende pad, nog voor de schamele resten van de tempel van de Egyptische godin Isis, een kruis van 56 bij 43 centimeter (afb. 34). Het lijkt wel of dat kruis moest dienen om de afbeeldingen van niet-christelijke goden te neutraliseren. Op die manier zou dan de helling van de akropolis als het ware gekerstend zijn. In de tweede helft van deze eeuw werd steeds duidelijker dat Filippi bedreigd werd vanuit het noorden en dat er niet meer voldoende Romeinse soldaten beschikbaar waren om die bedreiging af te wenden. In 473 werd Filippi zelfs belegerd door de Gothen. Dit beleg is weliswaar op niets uitgelopen, maar het was een voorbode van de steeds vaker voorkomende strooptochten vanuit het noorden. Ondanks dat gevaar bleef Filippi voorlopig echter nog een levendig provinciestadje. Vermoedelijk aan het eind van deze eeuw werd de zogenaamde Basilica A gebouwd. Het feit dat alleen van de Paulusbasiliek een naam bekend is, heeft ertoe geleid dat de andere kerken in de volgorde waarin ze zijn opgegraven, dus niet in de volgorde van de bouwjaren, aangeduid zijn als Basilica A, Basilica B en Basilica C. Op dezelfde wijze is men ook elders te werk gegaan en zo kan men bijvoorbeeld ook in Amfipolis kerken vinden die met de letters A, B enzovoort wor-
63
den aangeduid. Inmiddels heeft men in Filippi nog een Basilica gevonden, in het westen van de ommuurde stad, en die wordt voorlopig aangeduid als Basilica D. Maar deze laatste kerk is nog niet opgegraven. Basilica A is te zien noordelijk van de Via Egnatia, net boven de oude provinciale weg die dwars door het oude Filippi heen loopt. Deze Basilica A was zeer groot. Inclusief de narthex was de kerk 55 meter lang en ruim 27 meter breed. De kerk was dus nog breder dan de Paulusbasiliek lang was! Als men uitgaat van één vierkante meter per persoon konden er veel meer dan duizend mensen hier een dienst meemaken. Bovendien had deze kerk ook nog een galerij. Door zuilenrijen werd Basilica A in drie delen verdeeld. Het grondoppervlak van de kerk is duidelijk te zien en ook de apsis kan men gemakkelijk herkennen. In het schip van de kerk ligt nog de grote stenen plaat waarop de kansel gestaan heeft. Tussen de zuilen stonden prachtig bewerkte stukken steen. In het museum kan men daarvan nog iets zien. We kennen ook twee bisschoppen van Filippi uit deze eeuw: Flavianus en Sozon. Dankzij hun aanwezigheid op kerkelijke vergaderingen weten we iets van hun meningen en wellicht mogen we daaruit afleiden dat de meerderheid van de door hen geleide gemeente van Filippi ongeveer dezelfde standpunten innam. Flavianus was bisschop in het begin van de vijfde eeuw. Paus Innocentius I (401-417) en paus Coelestinus (422-432) schreven in die jaren enkele brieven aan kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders over theologische vraagstukken en het valt op dat ook Flavianus tot de geadresseerden behoorde. Hij moet, ondanks het feit dat hij in een kleine plaats bisschop was, toch een vooraanstaande plaats hebben ingenomen. In 431 was hij aanwezig op het concilie van Efeze. Dit concilie was bijeengeroepen door keizer Theodosius II. Flavianus verving daar bisschop Rufus van Tessalonica. Ook dat pleit ervoor dat Flavianus een zekere bekendheid heeft genoten. Het is vaker voorgekomen dat de bisschop van Tessalonica niet aanwezig kon zijn op een vergadering, maar er werd in die gevallen nooit aan de bisschop van Filippi gevraagd om hem te vervangen. Op het concilie van Efeze heeft Flavianus meer dan eens het woord gevoerd. Hij had een duidelijke mening en wist die ook te verwoorden. Het belangrijkste agendapunt op dit concilie was de vraag of Maria nu wel of niet ‘moeder Gods’ genoemd mocht worden. Nadat op vorige concilies steeds meer benadrukt was dat Jezus ook God was, lag het voor de hand dat als uiterste consequentie gesteld zou worden dat Maria dus ‘moeder Gods’ mocht heten. Maar die uitspraak ging
64
8. De zesde eeuw: versterking van het christelijke karakter Over de zesde eeuw weten we relatief veel. Bisschop Demetrios, die rond 530 aan het hoofd van de kerk van Filippi stond, is bekend door opdrachten die hij voor keizer Justinianus moest uitvoeren. Maar ook in de stad heeft hij zijn sporen nagelaten. Wat betreft de kerkbouw is er in de zesde eeuw in Filippi veel gebeurd en archeologen hebben heel wat kunnen achterhalen van de bouwactiviteiten. In deze eeuw werd overigens de dreiging vanuit het noorden steeds groter. Nu waren het vooral Slavische volken die met hun invallen in Macedonië de bewoners van steden als Filippi en Tessalonica angst aanjoegen. Maar vooralsnog wilden de Filippenzen hun stad niet zo maar verlaten. Zoals gezegd, werd kort voor het jaar 500 de grote kerk gebouwd die als Basilica A te boek staat. Spoedig daarna werd op zeer korte afstand van Basilica A, op minder dan honderd meter, een andere kerk gebouwd. Deze kerk is later opgegraven dan Basilica B, die nog ter sprake komt, en werd daarom aangeduid als Basilica C. Omdat de werkzaamheden nog niet beëindigd zijn, staat er een hek om deze laatste kerk, maar men kan er langs lopen en er zo een goede indruk van krijgen. De plattegrond van deze kerk is duidelijk te zien. In de nevenruimte aan de noordzijde is nog een prachtige vloer met kleine ingelegde stukjes marmer te zien en het stenen fundament van de kansel ligt nog in het midden van de kerkruimte. Aan de noordzijde is een deel van de trap te zien die naar de galerij leidde. De exacte lengte van de kerk is (nog) niet aan te geven omdat het westelijke deel van de kerk gedeeltelijk onder het museum ligt. Maar in ieder geval is deze kerk aanzienlijk kleiner dan Basilica A. Basilica C werd vermoedelijk in de dertiger jaren van de zesde eeuw uitgebreid. Er kwamen meer nevenruimten en er werd een tweede kansel gebouwd. Deze tweede kansel was slechts toegankelijk vanuit de apsis, dus kennelijk alleen voor ambtsdragers bedoeld. Deze merkwaardigheid valt te meer op omdat in dezelfde tijd bij een ingrijpende restauratie van het Oktagon ook een tweede kansel werd ge-
69
9. Tenslotte In de zevende eeuw en daarna werd het leven in Filippi en omstreken steeds moeilijker. Niet alleen vijandelijkheden vanuit het noorden, maar ook aardbevingen hebben ertoe geleid dat tenslotte steeds meer mensen uit Filippi wegtrokken. Met name in de jaren 615-620 vond er in het gebied tussen het eiland Thasos, Tessalonica en Skopje in de huidige republiek Macedonië een reeks aardbevingen plaats. De verwoestingen die daardoor werden aangericht waren enorm. Het is bekend dat toen ook op Thasos mensen uit de steden wegtrokken en elders gingen wonen. Dezelfde aardbevingen hebben in Filippi hun verwoestende werk gedaan. Ook nadien waren er nog vaak aardbevingen en de bewoners van de stad wilden daarom weg. Dat alles gebeurde natuurlijk niet binnen een paar jaar. Het duurde nog enkele eeuwen voordat de stad geheel verlaten werd. We kunnen zien, ook nu nog, dat binnenin de gigantische ruimte van Basilica B een kleine kerk is gebouwd. De apsis daarvan is gemakkelijk terug te vinden pal ten oosten van de muur die van Basilica B nog overeind staat. Deze latere kleine kerk, misschien uit de negende of tiende eeuw, laat al zien dat men niet meer in staat was grote nieuwe kerken te bouwen. En men had stellig genoeg aan die veel kleinere ruimte. Bovendien waren de steeds vaker voorkomende strooptochten vanuit het noorden zeer beangstigend. De tijdelijke opleving van het Romeinse rijk in de tiende eeuw heeft voor Filippi nauwelijks iets betekend en was ook maar van korte duur. De gevaren die men te duchten had van de Slaven en van andere naburige volkeren namen niet af. Om al die redenen trok men weg in de hoop elders een nieuw leven op te kunnen bouwen. In Filippi bleven slechts de ruïnes achter van een stad en van een kerkelijke gemeente die beide een zeer boeiende geschiedenis hebben.
74
10. Een overzicht In deze chronologische bespreking van de voornaamste gebeurtenissen in de geschiedenis van de kerk van Filippi kwamen sommige plaatsen uit deze stad bij herhaling ter sprake. Het kan natuurlijk ook anders. We kunnen ook een beknopte geografische indeling maken en per plaats opnoemen wat er te zien is. Dan moeten we dus in gedachten steeds een paar eeuwen overbruggen maar dat hoeft geen bezwaar te zijn. Voor een bespreking van een bepaald monument kan men terugbladeren naar het hoofdstuk waarin de desbetreffende eeuw wordt behandeld. Ik begin in het dorp Krenides. Midden in het dorp, in een groot plantsoen, liggen de restanten van de Basilica extra muros, de basiliek buiten de muren. Deze kerk is reeds in de vierde eeuw gebouwd en diende als kerk voor bijeenkomsten rondom begrafenissen. Als u de winkelstraat, grenzend aan dit plantsoen, in oostelijke richting tot buiten het dorp blijft volgen, ziet u na ongeveer twee kilometer de grote steen met de inscriptie van Gaius Vibius Quartus uit de eerste eeuw. Het is zeker dat de Via Egnatia hierlangs liep en dat dit aandenken opzettelijk hier is neergezet, zodat iedereen dit monument kon zien. Misschien stond deze steen er al toen Paulus hier langs kwam op weg van Neapolis, het huidige Kavala, naar Filippi. Weer teruglopend passeren we weer de grafkerk, maar we lopen nu door en meteen als we het dorp uit zijn, staan we al voor de muren van het oude Filippi met de restanten van de Neapolispoort. Rechts voor ons zien we het theater. Op een afstand van minder dan honderd meter achter het theater, noordelijk en noord-noordoostelijk, vindt u gemakkelijk op de rotsachtige steen van de akropolis tientallen sculpturen, de meeste met de godin Diana. Deze kunstwerken dateren uit de tweede eeuw. Ze zijn verspreid over een gebied van 100 bij 100 meter achter het theater. Het theater dateert uit de vierde eeuw voor Christus, men kan nog enkele delen uit die tijd zien. Het is in de tweede eeuw na Christus door de Romeinen uitgebreid en aangepast aan hun wensen. Bij
75
het theater kunnen we het omheinde gebied van het oude Filippi ingaan. Vanaf die ingang verder lopend over het voetpad komen we langs het heiligdom van Silvanus waar lange lijsten met namen in de rots zijn gegraveerd. Dat is vlakbij de noordoostpunt van Basilica A. Deze kerk uit de tijd rond 500 kan niet gemist worden, de contouren zijn gemakkelijk te herkennen. Ook het fundament van de kansel ligt er nog. Op sommige stukken muur is de beschildering nog te zien. Westelijk van Basilica A ligt nog een kerk: Basilica C. Deze kerk uit het begin van de zesde eeuw was tot nu toe niet openbaar toegankelijk, maar men kan er een goede indruk van krijgen als men er omheen loopt. Ook de restanten van de twee kansels zijn nog te herkennen. Verder lopend komt men bij het museum, dat na een tijdrovende restauratie misschien dit jaar weer wordt opengesteld. In de tuin rondom het museum liggen erg veel stenen met interessante inscripties, die alleszins de moeite van het bekijken waard zijn. Bij het museum is een pad dat zigzaggend omhoog leidt, de akropolis op. Op ongeveer 150 meter van het museum zien we weer een verzameling van sculpturen in de rots, nu een twintigtal. Ze zijn te zien pal naast het pad. Op slechts vijftig meter van de laatste rotstekening, als we verder omhoog gaan, zien we een kruis dat is uitgebeiteld; zie daarvoor hoofdstuk 7 over de vijfde eeuw. Ook als we omhoog klimmen naar de top van de akropolis vinden we verderop weer een aantal sculpturen. Als we naar beneden gaan, kunnen we bij Basilica A de weg oversteken. Deze weg is onlangs afgesloten voor doorgaand verkeer. Een rondweg om de opgraving heen, ten zuiden van de oude stadsmuren, is al enkele jaren voor het grootste deel klaar, maar deze weg was tot voor kort nog niet in gebruik genomen. Archeologische vondsten, precies daar waar die weg zou komen, hebben tot vertraging geleid. Eerst wilde men daar nog verder onderzoek doen. Nadat we de weg net onder Basilica A zijn overgestoken, dalen we de trap af en dan staan we op de Via Egnatia; zie daarvoor hoofdstuk I. Recht voor ons ligt het Romeinse forum, geflankeerd door de ruïnes van Romeinse tempels en bestuursgebouwen. Overal liggen grotere en kleinere stenen met inscripties. Sommige ervan zijn nog niet gepubliceerd en ook van de inscripties die wel gepubliceerd zijn, meer dan 700, heb ik er maar enkele genoemd. Verder naar het zuiden zien we de enorme resten van de muren van de Basilica B; zie hoofdstuk 8 over de zesde eeuw. Zoals gezegd
76
moest de Palaestra, de Romeinse sportschool, wijken voor deze kerk. Midden in de kerkruimte zien we de apsis van de latere kleinere kerk die hier is gebouwd. Het meest spectaculaire restant van de Palaestra wordt gevormd door de latrines die in de zuidoosthoek nog zeer goed bewaard zijn gebleven (afb. 38). We keren terug naar het forum en lopen over de Via Egnatia naar het oosten. Een hek scheidt het oostelijke deel van de opgraving af. Men mag dit oostelijk deel alleen in de morgenuren bezoeken. Hier is een deel van de vloer van de Paulusbasiliek te vinden en ook de restanten van het Oktagon waarvan sprake was. Het doopbassin is schitterend. De mozaïekvloer met de inscriptie waarop bisschop Porphyrius genoemd wordt kan men zien en ook kan men delen van de latere vloer van het Oktagon bewonderen. De beide vloeren kunnen door het hoogteverschil betrekkelijk gemakkelijk van elkaar onderscheiden worden en zo kan men ook de omtrekken vaststellen van de kerken die er na elkaar gebouwd werden. De apsis is fraai gerestaureerd en in het Diakonikon kan men het waterreservoir zien waar het water door de nabijheid van relikwieën heilig werd. Delen van de waterleidingen zijn nog zichtbaar. Van het badhuis, dat grenst aan de noordelijke nevenvertrekken van het Oktagon, kunnen verschillende kamers nog herkend worden, En ook kan gemakkelijk de plaats teruggevonden worden waar de muur van het badhuis is afgebroken. Deze muur werd iets noordelijker weer opgetrokken teneinde zo een vierkante ruimte te creëren voor het vertrek waarin het doopvont gebouwd zou worden. Nog verder naar het oosten is het terrein weer afgesloten. Studenten van de Universiteit van Thessaloniki graven er ieder jaar weer een stukje verder onder leiding van hun docenten. Maar de werkzaamheden vorderen slechts heel langzaam. Ook in het westen zal in de toekomst verder worden gegraven, onder verantwoordelijkheid van de desbetreffende afdeling van het ministerie voor oudheden. Maar het is niet te voorspellen wanneer dat zal gebeuren en wanneer de resultaten daarvan gepubliceerd zullen worden.
77
Literatuur Hieronder geef ik slechts een kleine selectie van de literatuur. Zeer uitgebreide literatuurlijsten vindt men in de beide boeken van Peter Pilhofer, die ik hieronder noem. De tweede druk van zijn boek, Philippi II, zal juni van dit jaar verschijnen. Hierin wordt ook de meest recente literatuur genoemd. Deze tweede druk is met tientallen inscripties uitgebreid. Ondanks het feit dat de beide volgende boeken relatief oud zijn, zijn ze nog altijd van onschatbare waarde en onmisbaar voor wie zich diepgaand met Filippi wil bezighouden: Paul Collart, Philippes. Ville de Macédoine depuis ses origines jusqu’ à la fin de l’ époque romaine I-II. Paris : E. de Boccard, 1937. Paul Lemerle, Philippes et la Macédoine orientale à l’ époque chrétienne et byzantine I-II. Bibliothèque des écoles Françaises d’ Athènes et de Rome 158. Paris : E. de Boccard, 1945. De sculpturen op de akropolis zijn op schitterende wijze in kaart gebracht en besproken in: Paul Collart, Pierre Ducrey, Philippes I. Les reliefs rupestres. Bulletin de correspondance Hellénique, Supplément II. Paris : Boccard, 1975. Van de moderne literatuur zijn de uitvoerige studies van Peter Pilhofer zonder meer de belangrijkste: Peter Pilhofer, Philippi I. Die erste christliche Gemeinde Europas. Wissenschaftliche Untersuchungen zum Neuen Testament 87. Tübingen: Mohr, 1995. Peter Pilhofer, Philippi II. Katalog der Inschriften von Philippi. Wissenschaftliche Untersuchungen zum Neuen Testament 119. Tübingen: Mohr, 2000. Daarnaast noem ik nog:
78
FILIPPI IN BEELD
��
��� ��� �
�
��
Basilica C
�
�����
Basilica A
���� ��
��������� �������
Basilica B
tia
Badhuis
str
aa
t
Oktagon Via Egnatia
��������
Neapolispoort
� ��� ��� muur
������ 2 cm = 75 meter
����� �
� � ��� � � EGNATIA
� � ��� � � EGNATIA
Figuur 1
��������
����������������������
�������������������� �����������������
�����������������
badhuis
�� �� � � �
hof
���
badhuis
�� �� �� �
���
opslag
opslag
��
�
��
�� �
straat �� � � ��
straat
straat
heroön ������
�� � � ��
� �� ���
��� ���
heroön ������
Situatie: 5de - 6de eeuw
����������������
straat
������ straat
������������
�������
badhuis
Figuur 3
���������������������
Situatie: ± 320 A.D.
straat ��� ���
�������� ���
��������
����������������
�� �� �� �
� � ��� � � EGNATIA
�� � � ��
����������������
�����������
������
Situatie: voor 300 A.D. Breedte: 27 meter Lengte: 75 meter
�����������������
������������
Figuur 2
�� � � ��
���������
��������
��� ���
��� ����
kt
�����
��������
M ar
r
Macellum
���������������
Eg
na
Palaestra
������
��� � � ���
Vi a
Forum
muu
�������
Theater
���
heroön ������
����
basilica
�� � � � � � �
oktagon
� � ���� �
82
straat
�� � ���
straat
� � � � ��
straat
� � � � ��
83
Afb. 1: een inscriptie van vrijgelaten slaven uit eerste of tweede eeuw. Afb. 2: de plaats waar de stadsmuur en het theater elkaar raken.
Afb. 5a: keizer Augustus.
Afb. 3: Via Egnatia bij Kavala. Afb. 4: een mijlpaal op een afstand van 30 stadiën van Filippi: EK FILIPPWN STADIOI TRIAKONTA
Afb. 5b: twee priesters trekken een vore met een ploeg, getrokken door twee runderen.
Afb. 6a: een munt uit eerste helft van eerste eeuw met veldtekens van de Praetorianen.
Afb. 6b: de godin Victoria.
85
Afb. 7: Filippi dankt met deze inscriptie Marcus Lollius voor zijn optreden in de stad.
Afb. 8: de Thracische koning Roemetalkes II wordt geëerd door de Romein Marcus Acculeius.
Afb. 9: Een Latijnse inscriptie in Griekse letters. Op de regels 2 en 3 kan men ontcijferen: OUCWRI TERTIE SOUE FHKIT. In Romeins schrift: uxori Tertiae suae fecit, hij heeft [dit] voor zijn vrouw Tertia gemaakt.
Afb. 10: een gedenksteen ter ere van Gaius Vibius Quartus uit het midden van de eerste eeuw.
86
87
Afb. 12: de priesteressen van Livia Augusta, de vrouw van keizer Augustus. Afb. 16: Lucius Decimius Bassus liet deze bron in de tweede eeuw aanleggen. Afb. 11: Tatinius Cnosus is dankbaar voor de vrede in Filippi. Afb. 13: een inscriptie van door keizer Augustus vrijgelaten slaven. Afb. 14: een inscriptie van Iulius Maximus Mucianus, die ‘het purper’ mocht dragen.
Afb. 17: jaarlijks zal een maaltijd gehouden worden ter nagedachtenis van de overledenen.
Afb. 15: deelnemers aan de cultus van Silvanus.
Afb. 18: de architraaf (dragende hoofdbalk) van een bouwwerk waarmee Modius Laetus Rufinianus eer geeft aan de keizer.
89 12
Afb. 19: op de traptreden staan merktekens, bestemd voor de bouwlieden. Afb. 20: op de rotswand van de akropolis wordt de godin Diana afgebeeld.
Afb. 26a: keizer Constans. Afb. 26b: de keizer, staand op een galei, met in zijn hand een staf met het labarum.
Afb. 25: een inscriptie in opdracht van Velleius Zosimus voor de mannen die met wilde dieren vechten.
Afb. 21: heiligdom (sacrum) ter ere van Diana. Afb. 23: de grafsteen van Simon uit Smyrna.
Afb. 24: een grafsteen waarop de synagoge genoemd wordt. Op de onderste twee regels lezen we: SU-NAGWGH.
90
Afb. 22: Titonius Suavis liet deze trap naar het heiligdom van de godin Isis aanleggen.
Afb. 27: het ondergrondse graf van Euefenes. Afb. 28: bisschop Porphyrius liet deze vloer aanleggen. De inscriptie begint met de naam van Porphyrius. Paulus wordt genoemd aan het begin van de derde regel. Afb. 30: de vloer van het Oktagon werd er later bovenop gelegd.
Afb. 29: een detail van de vloer van de Paulusbasiliek.
92
Afb. 33: de grafsteen van Lauricius.
Afb. 34: een kruis uitgebeiteld op rotswand van de akropolis.
Afb. 31: de ruimte waar gedoopt werd in het doopbassin. Men kan zien dat de verste muur naar achteren is verplaatst. Afb. 32: het waterbekken in de prothesis.
Afb. 35: de grafsteen van de presbyter Eustathios. 35
94
36
Afb. 36: de grafsteen van de lector Aresias en zijn vrouw.
95
Afb. 38: de latrines van de palaestra. Afb. 37: een muur van Basilica B.
De brief van Paulus aan de Filippenzen; De brief aan de Filippenzen kan als volgt worden onderverdeeld: 1:1-2 aanhef van de brief: afzenders en geadresseerden. 1:3-11 inleiding: dankbaarheid. 1:12-26 Paulus geeft zijn visie op de situatie waarin hij verkeert. 1:27-30 Paulus roept op om in alles trouw te blijven aan het evangelie. 2:1-3:21 de oproep om trouw te blijven aan het evangelie wordt onderbouwd. 2:1-18 Paulus roept de Filippenzen op om naar Christus te zien en om hem na te volgen. 2:19-30 Timoteüs en Epafroditus en hun rol in Filippi. 3:1-21 Paulus’ eigen leven kan hen op het goede spoor brengen. 4:1-9 enkele aanwijzingen 4:10-20 slotwoord 4:21-23 groet en zegenbede Filippenzen 1:1-2 1 Paulus en Timoteüs, dienstknechten van Christus Jezus aan al de heiligen in Christus Jezus in Filippi samen met opzieners en diakenen, 2 genade zij u en vrede van God onze Vader en van de Heer Jezus Christus. Filippenzen 1:3-11 3 Ik dank mijn God altijd, steeds als ik u noem 4 in elke voorbede van mij voor u allen, de voorbede die ik met vreugde doe, 5 vanwege uw verbondenheid met het evangelie vanaf de eerste dag tot nu toe, 6 juist daarvan overtuigd dat hij die in u een goed werk begon, dat ook zal volbrengen tot de dag van Christus Jezus. 7 Immers het is terecht dat ik zo aan u allen blijf denken daar ik u in mijn hart meedraag, u die zowel in mijn gevangenschap als in de
97
Handelingen 16:11-17:1 en 20:1-6 11 Wij voeren van Troas vandaan en koersten recht naar Samotrake, en de volgende dag naar Neapolis 12 en vandaar gingen wij rechtstreeks naar Filippi, een stad van het eerste deel van Macedonië, een kolonie. Wij verbleven enige dagen in die stad. 13 Op de sabbat gingen wij de poort uit, naar de rivier. Wij vermoedden dat daar een gebedsplaats zou zijn. Daar zittend spraken wij met de vrouwen die er bijeengekomen waren. 14 En een vrouw met de naam Lydia, een purperverkoopster uit de stad Tyatira, een godvrezende vrouw, zat te luisteren. De Heer opende haar hart zodat zij acht sloeg op de woorden die door Paulus gesproken werden. 15 Toen zij en haar huis zich hadden laten dopen zei ze met nadruk: als u van mening bent dat ik een gelovige in de Heer ben, komt dan in mijn huis en verblijft daar. En zij drong er bij ons sterk op aan. 16 En toen wij weer naar die gebedsplaats gingen, ontmoette ons een jonge vrouw die een waarzeggende geest had. Met haar voorspellingen bracht zij veel gewin aan haar meesters. 17 Zij liep achter Paulus en achter ons aan en riep steeds: Deze mensen zijn dienaren van de allerhoogste God. Zij verkondigen u de weg naar het heil. 18 Dat deed ze vele dagen. Toen dat Paulus irriteerde, draaide hij zich om en zei tegen de geest: Ik beveel u in de naam van Jezus Christus uit haar weg te gaan. En op dat moment ging hij uit haar weg. 19 Toen haar meesters zagen dat hun hoop op gewin verdwenen was, grepen ze Paulus en Silas en sleepten hen naar de markt, naar de stadsbestuurders 20 en zij brachten hen voor de tweemannen en zeiden: Deze mensen zijn joden, zij brengen onze stad in onrust 21 en zij verkondigen zeden die wij als Romeinen niet mogen accepteren en overnemen.
105
Index Deze index is zeer beknopt gehouden. ‘Filippi’ en ‘Paulus’ komen er niet in voor, omdat dan bijna alle bladzijden genoemd moeten worden. En ook namen die slechts zeer terloops genoemd zijn, heb ik niet altijd vermeld. Abgar en Jezus, correspondentie van, 67 Actium, 19, 20, 25, 44 Adrastus, 25 Agathe, 66 Agrykios, 67 Alexander de Grote, 14, 15 Alexander, architect, 66 Alexandrië, 65 Alfena Saturnina, 29 Alfenus Aspasius, 45 Amfipolis, 9, 15, 25, 28, 45, 71, 107 Andreas, lector, 67 Andreas, tribunus, 66 Andreas, wijnboer, 67 Angista, 10, 18, 50 Anthemius van Tralles, 70 Antiochië, 41, 42 Antoninus Pius, 44, 46, 48 Antonius, 17, 19, 20 Apollo, 24 Aresias, lector, 67 Argos, 15 Arianen, 61 Arius, 61 Artemis, 24, 63 Augustus, 16, 17, 18, 19, 20, 24, 29
108
Aurelia Marcellina, 60 Aurelius Capiton, 61 Aurelius Zipyron Dizas, 53 Barnard, Willem, 12 Basilica A, 44, 63, 64, 68, 69, 71, 76 Basilica B, 62, 63, 67, 69, 70, 71, 72, 74, 77 Basilica C, 63, 69, 71, 72, 76 Basilica D, 64, 71 Basilica extra muros, 60, 66, 75 Brutus, 17 Byzantium, 16, 56 Caracalla, 53 Cassius, 17 Chalcedon, concilie van, 65, 72 Clemens, 33, 102 Coelestinus, 64, 65 Constans, 56 Constantijn de Grote, 55, 56 Constantinopel, 56, 65, 70, 71, 72 Cornelia Asprilla, 29 Delfi, 15, 54 Demetrius, bisschop, 69, 70, 71, 72 diakonikon, 59 Diana, 24, 49, 63, 75 Diocletianus, 52
Dionysus, 23, 26 Domitianus, 30 Donatus, 61 Drama, 17, 23 duumviri, 19, 22, 29, 30, 45 Dyrrhachium, 16, 17 Efeze, 25, 43, 67, 71, 107 Efeze, concilie van, 64, 65 Efeze, synode van, 65 Eleutheroupolis, 73 Epafroditus, 32, 33, 37, 97, 100, 103 Euefenes, 24, 25, 57, 58, 59 Euodia, 32, 33, 102 Eustathios, 66 Eutyches, 65 Faustinus, 61 Filippus II, 13, 14, 15 Flavianus, 64, 65 Flavius Nikostratos Aurelius Oxycholios, 53 Gaius Iulius Maximus Mucianus, 43 Gaius Modius Laetus Rufinianus, 48 Gaius Vibius Quartus, 29, 30, 75 Hadrianus, 47 Hagia Irene, 70 Hagia Sofia, 70 Hagios Demetrioskerk, 71 heroön, 25, 57, 58 Heros Aulonites, 23 Hypatius, 71, 72 Ignatius, 41, 42 Innocentius I, 64 Isidorus van Milete, 70 Isis, 24, 45, 50, 63 Iuppiter, 50 Iznik, 56 Johannes II, paus, 72
Johannes, linnenwever, 66 Johannes, slager, 62 Julianus, 56 Justinianus, 69, 70, 72 Kabeiren, 24, 57 katholieke kerk, 61 Kavala, 9, 13, 16, 23, 29, 30, 75 keizercultus, 24, 26, 45, 48 kerk van Sergius en Bacchus, 70 Kipia, 23, 73 Kleine Hagia Sofia, 70 Korinte, 43 Kosfinitsa, 66 Krenides, 14, 22, 29, 60, 66, 75 Krenidespoort, 14, 31 Kyprianos, 73 Kyriakos, 60 Lauricius, 60 Leo de Grote, 65 Lepidus, 17 Licinius, 55 lictoren, 22, 106 Livia Augusta, 29, 30, 48 Lucius Decimius Bassus, 45 Lucius Tatinius Cnosus, 29 Lucius Titonius Suavis, 50 Lucius Valerius Flaccus, 16 Lydia, 31, 33, 34, 38, 105, 107 Lydia, dorp, 10 Maecia Auruncina Calaviana, 30 Marcianus, 65 Marcus Acculeius, 27 Marcus Velleius Zosimus, 54 Maria, 64, 67 Maria, vrouw van Kyprianos, 73 Mars, 54 Marsyas, 25 Moeraspoort, 14, 31 monofysieten, 71, 72 munerarius, 30, 46
109
Neapolis, 13, 18, 19, 30, 41, 75, 105 Neapolispoort, 14, 47, 53, 60, 67, 75 Nestorius, 65 Nestos, 14, 15 Nicea, 56, 61 Nike, 54 Octavianus, 17, 19, 20, 38 Oktagon, 22, 58, 65, 69, 71, 72, 77 Oosterhuis, Huub, 12 Palaestra, 48, 70, 77 Pancharia, 61 Pangaiongebergte, 9, 14, 19, 23, 66, 73 Paulus Aemilius, 15 Paulus, arts, 61 Paulus, presbyter, 66 Paulusbasiliek, 57, 58, 60, 63, 64, 77 Pelagonia, 15 Pella, 15, 17 Petrus, presbyter, 73 Podochori, 18 Polycarpus, 40, 41, 42, 43, 53 Porphyrius, 57, 61, 77 Posidonia, 61 Posidonius, 29 praetorianen, 20, 38, 98 Priscus, 58 prothesis, 59 Publius Cornelius Asper Atiarius Montanus, 22, 29 Publius Hostilius Philadelphus, 44 Publius Marius Valens, 46 Publius Veneteius Phoebus, 29 Pulcheria, 65 Quintus Mofius Euhemerus, 45 Roemetalkes II, 27
110
Rome, 12, 16, 17, 19, 20, 41, 43, 55, 61, 72 Rufus, 41 Rufus, bisschop, 64 Rutilius Maximus, 50 Samothrake, 15, 24, 30, 105 Sardica, 57, 61 Servaas, 62 sexviri Augustales, 24 Silas, 22, 30, 105, 106 Silvanus, 24, 26, 44, 76 Simon Smyrnaios, 53 Skopje, 74 Smyrna, 31, 40, 42, 53 Sozon, 64, 65, 68 Stark, Rodney, 36 Stefanos, 73 Strymon, 9, 15 Suregethes, 54 synagoge, 31, 53 Syntyche, 32, 33, 102 Tertullianus, 40, 43 Tessalonica, 7, 9, 11, 15, 16, 17, 19, 25, 28, 45, 64, 69, 71, 74, 103, 107 Thasiërs, 13, 24 Thasos, 13, 15, 19, 28, 74 Theodahad, 72 Theodora, 67 Theodosius, 56 Theodosius II, 64, 65 Theophrastes, 13 Thessaloniki, 7, 77 Thraciërs, 14, 15, 19, 23, 27, 28, 33, 44 Thracische Ruiter, 23, 26, 54, 56 Tiberius, 21 Timoteüs, 30, 97, 100, 107 Titus Uttiedius Venerianus, 29 Trajanus, 17
tribus Cornelia, 29 tribus Galeria, 20 tribus Voltinia, 20, 21, 39 Troas, 30, 41, 105, 107 tweemannen, 19, 22, 45, 105, 106 Valens, 42, 43, 46 Valeria Mantana, 53
Varinius Macedo, 22, 30, 46 Via Egnatia, 14, 16, 17, 19, 21, 27, 29, 30, 41, 47, 57, 64, 75, 76, 77 Victoria, 20 Vitalis, 46 Zosimus, 41
Register van bijbelteksten De teksten uit Filippenzen en uit Handelingen die genoemd werden in de hoofdstukken 2 en 3 zijn hier niet opgenomen. Psalm 69:29 Handelingen 16 Handelingen 16:11-17:1 Handelingen 16:12 Handelingen 16:13 Handelingen 16:20 Handelingen 16:35 Handelingen 17:1 Handelingen 20:1-6 Romeinen 16:3-5 Romeinen 16:14-15
21 10, 60 12 16 53 22 22 9 12 50 51
1 Korintiërs 9:24 2 Korintiërs 8:1-3 Filippenzen 1:1 Filippenzen 2:6-11 Filippenzen 2:25 Filippenzen 3:20 Filippenzen 4:3 Filippenzen 4:4-7 Filippenzen 4:15
37 34 9 12, 23 11 21 21 12 11
1 Tessalonicenzen 2:2 1 Tessalonicenzen 2:9
32 34
Filemon 2
37
111