Filip De Pillecyn - tekening: Jan Scheirs
23
F r a n k D e V o s
De weemoed van Filip De Pillecijn
L’histoire est une putain qui couche avec le vainqueur (Victor Matthijs)
dichtgesmeerd met een kleverig raadsel.” schreef Benno Barnard in zijn wekelijkse Knack-column naar aanleiding van de voorstelling van Monsieur Henri (1), de Franse vertaling van Mensen achter de dijk door Roger De Vos in het Emile Verhaerenmuseum te Sint Amands op 30 september 2012.
Gebruik vandaag de lettercombinatie VL wat te frequent en men wordt meteen als een casus belli met een bruin hemd, een gestrekte rechterarm, de nodige koppelriemen en andere regalia uit de jaren dertig getooid, en tot een vooroorlogse aberratie met een blauw oog geklopt. In de Koninklijke Bibliotheek (de Albertina) zijn er opbergkastjes, elk vernoemd naar een Belgisch schrijver. Alleen dat van Filip De Pillecyn ontbreekt. Alle andere schrijvers uit dit land hebben er wel hun kastje. Waarschijnlijk was er te weinig plaats en er waren al voldoende schrijvers van zijn generatie opgenomen. Voor kunst in het algemeen en literatuur in het bijzonder zijn morele categorieën niet aan de orde. “There is no such thing as a moral or immoral book. Books are either well written or badly written. That is all.” schreef Oscar Wilde in het voorwoord van The Picture of Dorian Gray. Steeds dient een onderscheid gemaakt tussen de pen en de man, welk thema hij ook bewandelt of welk verleden ook aan hem kleeft. “De Pillecyn heeft gecollaboreerd. Zeg dat en je beroert een centrale zenuw in het Vlaamse wezen…. Ik weet niet goed wat te denken. Historisch bewust links Vlaanderen vereert De Vries (een marxistische partizaan met dodelijke aanslagen op zijn actief) als een held. Historisch bewust rechts Vlaanderen vereert De Pillecyn. Maar van alle thans levende Vlamingen weet minder dan de helft nog wat het Vlaamsch Nationaal Verbond of de Deutsch-Vlämische Arbeitsgemeinschaft was. “Ik weet nog steeds niet goed wat te denken. Ik heb begrip voor de woede van de flaminganten over het onrechtvaardige Belgische staatsbestel van eertijds. Maar hoe hard ik ook studeer op het parallel-voorbije, De Pillecyns lidmaatschap van het VNV en DeVlag is begraven onder een dikke laag onbegrijpelijkheid,
La mélancholie c’est le bonheur d’être triste (Victor Hugo) Als mens ben ik een mespuntje ‘tijd’, een Infinitus, nooit afgewerkt. De toekomst is echter geen bron van onrust die me met een vrees besmet. Niettemin voel ik me ondanks het verleden in het verleden veilig, net omdat het definitief is, net omdat het werd geschreven met feiten die ‘werden’ in een onvoltooid verleden tijd. Juist het onvoltooide van de herinnering die in de kracht van het geheugen is ingebed, maakt dat ik alles met de regelmaat herkauw. Het voedt mijn weemoed met het mooie, en het bittere van het voorbije dat aan pen en tong blijft kleven. Weemoed, de liefde voor het voorbije is een gevecht tegen de vergankelijkheid. Het trekt me aan. Ook deze van de ‘verbrande’ Filip De Pillecyn. In het nawoord van zijn bittere Face au mur beschreef Anton Van Wilderode dit treffend (2): “De diepere geaardheid van De Pillecyn zelf die tot een type behoort dat meer aangesproken wordt door de herinnering dan door de onmiddellijk te beleven werkelijkheid….. Daardoor is het grondthema van zijn creatief werk een diepe, ongeneeslijke weemoed”. André Demedts spreekt eveneens over ‘zijn nobele weemoed’. In Ten huize van 1 - Gesprekken met Vlaamse kunstenaars van Joos Florquin zegt Filip De Pillecyn hierover : “Ik heb de indruk dat heimwee naar het voorbije mij daartoe steeds heeft gedwongen, en heimwee wil in dit geval zeggen: een terug bezoeken van die plaatsen en die tijden waar een stuk van uw ziel is gebleven. Vooral voor Mensen achter de dijk is dat zeer karakteristiek geweest”. (3)
24
Het is dichteres Christina Guirlande die me op het werk wees van Christian Signol (Quatre-Routesdu-Lot, 1947), een Frans auteur die zoals De Pillecyn met veel warmte zijn verhalen in zijn geboortestreek, de Dordogne laat afspelen. Alles is met herinneringen doordrenkt: “Car j’ai toujours eu la claire conscience du temps qui passe, de ce qui ne reviendra jamais, et je crois bien avoir consacré une partie de ma vie à tenter de retenir le fil fragile des sensations, des emotions, que le temps efface comme la mer recouvre le sable”. (4) Ook bij deze hedendaagse auteur is nostalgie dus nooit veraf. Dit was eveneens het geval bij de klassiekers zoals Alphonse Daudet, Arthur Masson, Marcel Pagnol, Stijn Streuvels, Ernest Claes, Felix Timmermans. Het zijn gelijkaardige voorbeelden uit de literatuurgeschiedenis. Volgens sommigen ‘bezondigen’ deze schrijvers zich aan Heimatliteratuur, een genre dat zoals de misdaadroman nogal denigrerend wordt bekeken en als niet ernstig wordt gecatalogeerd. Men gaat hier echter nadrukkelijk voorbij aan het feit dat het wel degelijk om literatuur gaat, grootse literatuur zelfs . Universele thema’s zoals de cesuur tussen mens en natuur, de onmacht van de kleine man tegen onrecht, ontheemding, existentiële angst worden met een groot gevoel voor esthetiek, het gebruik van een gans arsenaal aan stijlmiddelen en een bijzondere doorleving zoals in Mensen achter de dijk uitgewerkt.(5) Het is deels herinneringsproza dat als De Pillecyns meesterwerk wordt beschouwd. “Vooralsnog de meest rijpe, de diepste, en de innigst met gemoedswarmte bezwangerde bekroning van De Pillecyns oeuvre.” schreef Hubert Lampo in de Volksgazet van 3 mei 1951. “Ik schrijd met moeder naar de eenzaamheid waar wij wonen.” is een zin die me bij de hand nam en me blijvend zal beklijven. Op vraag van Henri-Floris Jespers nam ik contact met Prof. Emmanuel Waegemans, voorzitter van het Filip De Pillecyncomité, die me doorverwees naar Jurgen De Pillecyn, de achterneef. Deze was zo vriendelijk om dieper op deze ‘Prins der Nederlandse letteren’ in te gaan.
het wel even zoeken en ook aan de pers ging dit feit vrijwel geheel voorbij. Wie er de dagbladen van een kwart- of halve eeuw geleden op naslaat, waar uitvoerig op de ‘prins der Nederlandse letteren’ werd ingegaan, kan niet om de vaststelling heen dat het sedertdien wel heel stil rond de auteur geworden is. Nu anno 2013 deelt De Pillecyn het lot van zoveel andere klassiekers uit de Vlaamse literatuur die schouder aan schouder in de magazijnen van bibliotheken verduldig wachten tot een enkeling ze nog eens laat opturven. De Pillecyn is nu vooral voer voor een uitgelezen kring van fijnproevers die zijn zo geroemd ‘verdroomd’ en ‘weemoedig’ proza langzaam en zelfs ietwat jaloers savoureren. Alleen onder historici en literatuurwetenschappers lijkt De Pillecyn zich in een kleine revival te mogen verheugen, als studieobject en passant of soms ook wel met de lens maximaal op zijn oorlogsverleden geopend. Me dunkt dat de figuur van De Pillecyn nu meer dan voorheen in een kleine maalstroom tussen ‘liefhebbers’ en ‘kenners’ is terechtgekomen. Wordt hij ergens aangehaald duikt het odium van verbrand schrijver snel op en in geen tel worden vermeende tekortkomingen van de mens ook op het literair werk geënt. Zijn stijl zou verouderd zijn, zijn taalgebruik wazig en gedateerd en de toon van z’n werk met al die Heimat-tinten wel eens gevaarlijk politiek. Op mijn boekenkast prijkt een sierschotel in porselein uit de Borinagestreek, speciaal vervaardigd voor de Wereldtentoonstelling van 1958, met De Pillecyn er frontaal op afgebeeld. Ook de welbekende vijfpuntige ster van de Expo en twee heraldische schildjes met kroontje (eentje met de Belgische leeuw) staan er op, evenals het komische onderschrift Willen is kunnen. In diezelfde boekenkast heb ik ook enkele oude lectuurrepertoria staan, onder andere eentje uit 1947, opgesteld door het Institut Saint-Louis te Brussel, met aanbevolen werken voor de jonge Franstalige student. Daar figureert ook De Pillecyn in, met Hans van Malmédy. In hetzelfde jaar van uitgave beveelt een ander repertorium (uitgegeven door Casterman) zelfs Le soldat Johan aan. Perceptie is alles natuurlijk, en wij kunnen nu amper geloven dat De Pillecyn toen al twee jaar achter de tralies zat. Alleen al omwille van deze Wende van bejubeld naar net niet verguisde auteur loont het de moeite om de lectuur van De Pillecyn weer op te nemen. En dan stelt men zich vrij vlug de vraag: wat is het dat De Pillecyns naam heeft afgebleekt? Zijn onmiskenbaar talent
Jurgen De Pillecyn over zijn grootoom Filip De Pillecyn In augustus van vorig jaar werd op bescheiden wijze het overlijden van Filip De Pillecyn in 1962 herdacht. Naar weerklank in bredere kringen was
25
dat zich dan toch niet op universeel niveau heeft kunnen hijsen? Of is het gewoonweg een kwestie van political correctness? Of allebei? De lectuur van De Pillecyns werken gaat enkel traag, haast met de vinger aan de regel. De zuigende kracht van verdieping verhindert je om zomaar ‘over’ de bladzijden heen te lezen. Dat voelt in onze blitse tijd niet lekker. Bovendien zijn de personages, de helden uit zijn romans ook al zo loom. Ze zitten meer te mijmeren dan dat ze effectief iets uithalen. Feitelijk zijn ze met z’n allen dikke losers. Daar hebben we het in onze van jeugdige weerbaarheid blakende tijden ook al moeilijk mee. De Pillecyns werk doet wel eens aan sommige films van Miklós Jancsó denken: een contemplatieve camera, landschappen die niet bewegen, zwijgende personages. Dat irriteert pas goed, vooral als je de tijd met muisklikken meet. Voor ons geldt: hoe sneller, hoe beter, en vooral hoe veiliger. Snel maakt blind voor wat je niet meer zien wil. Zo bijvoorbeeld oorlog, soldaten. De Pillecyns voorkeur voor soldaten is geen verheerlijking van militarisme - dan mis je echt toch wel fantasie -, maar een liefdesbekentenis voor de ontheemde, vernederde, thuisloze mens, voor zwervers, zoals Johan of Hans er zijn, die hun identiteit dienen weg te camoufleren, zoals Hawarden, de vrouw in mannenkleren. Zijn romans smeken om aandacht voor het haveloze, het verdrukte, buiten maar ook in onszelf. Vrijblijvende literatuur is dat niet, ook niet voor narcistische lekkerbekken die zich maar wat graag in suggestieve volzinnen wentelen. De auteur De Pillecyn trekt ons mee in de queeste van zijn personages, die allen zoeken naar eerlijkheid en rechtvaardigheid, zelfs al gaat het om schurken, zoals Blauwbaard. Wat de pen van de schrijver drijft is passie voor mensen die zoeken en vooral dwalen. De allereerste werken van De Pillecyn hebben het wel nog over krachtpatsers van de wil en het ideaal, Pieter Fardé en Pastor Denys bijvoorbeeld, maar meer en meer wordt er plaats geruimd voor falende, zwakke figuren. Ook als we in die spiegel kijken, waar we vooral mislukkelingen zien, voelen we ons wat verveeld. Feitelijk is het grootste part van De Pillecyns oeuvre sociaal geëngageerd te noemen. Hij verleent het woord aan uitgerangeerden die hij met de grootst mogelijke tederheid schildert. Zijn proza geeft stem aan hun miserie, aan hun verlangen, hun verstikt protest. De cast die hij voor dat legertje kastelozen opgeeft is vrijwel compleet. Zwervers en zigeuners (Hans van Malmédy), armen
(Mensen achter de dijk), soldaten (De soldaat Johan), zieken (Rochus), gevangenen (Aanvaard het leven), travestieten (Mr. Hawarden), moordenaars (Blauwbaard, De goede moordenaar). En niet te vergeten, de dichters, zwervers en zwevers die zich overal permanent eenzaam voelen (Schaduwen). Ongetwijfeld spreekt hier ook De Pillecyns biografie een woordje mee. Geboren en opgegroeid in de armste gemeente van Vlaanderen, getekend door het analfabetisme en kinderarbeid, zag hij het sociaal onrecht dat de Hamse dompelaars van een rijke elite te lijden hadden. Vrij jong wees geworden verloor hij zijn thuis en diende hij op verschillende adressen in te wonen. Alleen in boeken vond hij geborgenheid, of in de natuur. Er is geen enkele Vlaamse auteur die zo naadloos bij onze ecologische nooddruft aansluit als De Pillecyn. Haast al zijn werken beginnen buiten, in een bos, een woud, langs een rivier, waar de lucht de longen vult. Ook dieren worden zeer respectueus geportretteerd. Het is dan toch wel zeer vreemd te noemen dat deze hoogst ‘linkse’ wezenstrekken De Pillecyn niet uit de literaire vergetelheid weten te redden. Mensen achter de dijk verscheen in 1959 nog in Duitse vertaling, in de toenmalige DDR nota bene. Dan toch het politiek correcte spook? Dan zijn we bij de katholieke, collaborerende flamingant aanbeland. Anders dan sommige interpretaties van deze dissonant in een anders zo pacifistisch geïnspireerd leven beogen, was De Pillecyn geen man van de harde en rechte, agressieve lijn. Niets zo irreëel als de auteur van Schaduwen op foto’s naast mannen in akelige uniformen, aanwezig op griezelige congressen, de orator die de literator beentje licht. Directeur van het Middelbaar Onderwijs te Brussel, hij de bureaucratische en (naar getuigenissen) pedagogische chaoot die nu aan de kar van een Nieuwe Orde gaat trekken! Alsof hijzelf nu in een bad ending meespeelt en onafwendbaar richting loser opschuift. Het hoeft geen enkel betoog dat De Pillecyn is uitgegleden op de weg die van idealisme naar ideologie voert en dat hij zich iets te graag oogkleppen liet aanmeten door een gewelddadig regime. Dat gaf hij op zijn proces ook schoorvoetend toe. Maar wie hem enkel op feiten en realia wil vastpinnen en daar garen voor complottheorieën uit spint, perverteert het debat en schiet niet alleen op de pianist maar ook op de piano. En ja, De Pillecyn was zeker verbitterd na zijn hechtenis. Toch hield hij de lippen stijf op elkaar en hoedde
26
hij er zich voor om haatgevoelens te voeden. Op Face au mur na staan zowat al zijn werken na de oorlog in het teken van de barmhartigheid (Rochus, Elisabeth) en keert hij terug naar de breed-christelijke voedingsbodem van zijn eerste biografische werken (De man Job). Maar stoere helden in wapperende soutanes zijn het allesbehalve. Hun energie is verinnigd, verstild en ze eindigen hun verhaal in mineur. Weemoedig, omdat de idealen te hoog gegrepen werden en men liever dan het persoonlijk manco toe te geven, zich met de mantel van de fataliteit omhult. In de arcadische idylle De veerman en de Jonkvrouw is De Pillecyn amnesisch geworden, alsof er tussen de soldaat Johan en de jonkvrouw Leda niets gebeurd is. Hij droomt verder waar hij gebleven was. Ideaal, geloof in de mens liggen achter hem en worden door de genegenheid voor een trouwe hond of een stuk grond vervangen. Dat verbloemen van dit willen-maar-niet-kunnen is echter eigen aan alle grote kunst en kunstenaars. Meer nog dan om zijn prachtige taal lees je De Pillecyn om zijn onmacht. Daar kunnen wij, gepokt en gemazeld in de cynische kunsten, nog wel eens iets van leren. ❚
Noten: 1 – Filip De Pillecyn, Monsieur Henri, vertaling van Mensen achter de dijk door Roger De Vos, Filip De Pillecyncomité, Ballaarstraat 106, 2018 Antwerpen. Gedrukt bij EPO, ISBN 978 90 8179 69 03 2 – Face au mur, Filip De Pillecyn, De Clauwaert vzw, Leuven, ISBN 90-6306-102-1 3 – Ten huize van 1 - Gesprekken met Vlaamse kunstenaars, Joos Florquin, Davidsfonds, Leuven, ISBN 90 264 3532 0 4 – Trésors d’Enfance, Christian Signol, France Loisirs-Paris, ISBN 2846943621 5 - Mensen achter de dijk, Filip De Pillecyn, Boekengilde De Clauw-
Jurgen De Pillecyn
aert Vzw , zonder ISBN
27