Fidel Castro en China
Erwin Carpentier Inhoud 1. Inleiding: Cuba sí, China no? 2. Enkele gelijkenissen en verschillen tussen China en Cuba 3. Diplomatieke betrekkingen 4. Economische banden 5. Fidel Castro over China 6. Een conclusie © Copyleft: Je mag wat volgt kopiëren en gratis of hoogstens tegen kostprijs verspreiden, mits bronvermelding. Voor commerciële doeleinden vraag je vooraf toestemming aan de auteur. De opbrengst van deze brochure gaat naar het solidariteitsfonds Free The Five, dat campagne voert voor de vrijlating van de vijf Cubaanse antiterroristen die nu al meer dan 10 jaar gevangen zitten in de VS.
Omslagfoto: Hu Jintao en Fidel Castro (Cuba, november 2004 – foto Granma)
Publicatiedatum: augustus 2008 Commentaar mag je altijd zenden naar
[email protected]
1
Inleiding Cuba sí, China no? Syndicalisten moeten op de eerste rij staan als het gaat om goede arbeidsomstandigheden, sociale rechtvaardigheid, democratie en mensenrechten. Over al die kwesties laten de grote media geen kans onbenut om de problemen hiermee in landen als China en Cuba breed uit te smeren, maar helaas niet altijd op een waarheidsgetrouwe of eerlijke manier. Onder veel syndicalisten leeft dan ook de vraag of China de idealen van het socialisme (nog) koestert, en of Cuba “de Chinese weg” zal inslaan. In 1982 verbleef ik gedurende drie weken in de volksrepubliek China in het kader van een studiereis over de geschiedenis en de actualiteit van de Chinese revolutie. Dat verblijf maakte op mij een onvergetelijke indruk. De confrontatie met een complexe realiteit, in een land met gigantische verhoudingen in vergelijking met mijn landje, leerde mij nooit te snel, onvoorwaardelijk of definitief conclusies te trekken. Het versterkte het besef dat de sociale ontwikkeling nooit zonder slag of stoot verloopt. Nadien volgde ik ook wat er in Cuba gebeurde, en nam deel aan verschillende concrete solidariteitsinitiatieven. Maar al bij al bleef mijn kennis van de Cubaanse revolutie theoretisch. De progressieve beweging in België heeft nooit gebrek gehad aan theoretisch debat. Ik maakte, binnen en buiten de vakbond, felle discussies mee over de Belgische / Europese weg naar het socialisme, over de rol van de VS, Europa de USSR en het "oostblok", China en de derde wereld. Toen de USSR verdween en een hele reeks landen afscheid namen van het "reëel bestaande socialisme", raakten vele progressieven gedesoriënteerd of ontmoedigd. Anderen bleven weerstand bieden aan het (nieuwe) “eenheidsdenken” (“er is geen alternatief voor het kapitalisme”). Cuba weigerde zijn socialisme op te geven. Het bood weerstand en gaf zo – en ik denk niet dat ik overdrijf - hoop aan miljoenen mensen. Het bewees in de feiten dat – ondanks de blokkade en de gigantische terugval in middelen en mogelijkheden 1 - het wel degelijk mogelijk blijft een maatschappij op te bouwen waar de werkende mensen de economische en politieke macht echt in handen hebben en het collectief belang (en daarbij dat van de zwaksten eerst) als uitgangspunt nemen. De Cubaanse revolutie van 1959 werd, ondanks alle inspanningen van Che Guevara, el Guerrillero Heróico (de Heldhaftige Guerrillero, zoals ze hem in Cuba noemen) niet meteen overgedaan in de rest van Latijns-Amerika. Maar niemand zal ontkennen dat Cuba, met Fidel Castro op kop, sindsdien een grote rol heeft gespeeld en nog altijd speelt in wat we vandaag zien gebeuren in Venezuela, Bolivië en andere landen van dat continent. In 2005, drieëntwintig jaar na mijn reis naar China, trok ik met een bonte groep syndicalisten voor het eerst naar Cuba. Tijdens die reis was er in de groep af en toe een discussie over China, bv. over de vraag of een planeconomie een essentieel criterium is om te zeggen of een land al of niet socialistisch is. Meer dan de technische en praktische kwesties van wat een planeconomie kan 1
Het wegvallen van de handelpartners uit de USSR en Oost-Europa maakte dat de levensstandaard in Cuba zowat met de helft (!) verlaagde.
2
zijn, gaat deze vraag m.i. er eigenlijk over hoe en waartoe de politieke macht de economie moet ontwikkelen. Daarover bestaat heel wat discussie. Ook in Cuba, waar ze - zoals Che Guevara al betoogde – vrezen dat het gebruik van “kapitalistische methodes en categorieën” (marktmechanismes) een te zware hypotheek legt op de ontwikkeling van het socialisme en, de eigen ervaringen en die van de USSR en Oost-Europa indachtig, grote risico’s inhoudt. Maar noch in Cuba, China, of andere landen die zich socialistisch noemen, is het debat afgesloten. Als syndicale militant die ook over de muren van het eigen bedrijf en land kijkt, was ik verrast door de tegenstrijdige houding die sommige progressieve vrienden aannemen ten opzichte van Cuba en bv. China. Ze begrijpen dat de keuzes van de Cubaanse revolutie in grote mate bepaald worden door wat de machtige buur, de VS, uitspookt: de economische blokkade 2, de dollarstroom voor ‘dissidenten’ en enkele overlopers, en de wereldwijde permanente politieke, economische en ideologische oorlogsvoering, de economisch beperkte mogelijkheden van het eiland. Maar voor China lijken ze andere criteria te hanteren, absolute normen en waarden inzake de economische groei, de verdeling van de welvaart en de rechten en vrijheden. Het lijkt alsof ze geen rekening willen houden met de historische, geografische, culturele en socio-economische context. Langs de andere kant zeggen sommigen, die we niet direct van communistische sympathieën moeten verdenken, dan weer dat zowel China als Cuba “communistische landen zijn”. De anti-castristische Cubanen in het buitenland zien de Chinese aanwezigheid in Cuba met lede ogen aan, en ook de haviken in de VS noemen goede betrekkingen tussen China en Cuba een bedreiging voor de Amerikaanse belangen (“veiligheid”, in hun jargon). Uit deze brochure zal blijken dat de leiders van de Cubaanse Revolutie China als een socialistisch en bevriend land beschouwen, en het is ook waar dat landen als Venezuela, Bolivië e.a. vol lof zijn over de Chinese aanwezigheid in Latijns-Amerika. Ik ben van mening dat als we het Cubaanse volk steunen en solidair willen zijn met de ontvoogdingsstrijd van de volkeren in de wereld - ook in het kader van de discussies over “het socialisme van de éénentwintigste eeuw” – we niet om de ontwikkelingen in en tussen China en Cuba heen kunnen. Vrienden van het revolutionaire Cuba zullen op zijn minst willen weten hoe men dat in Cuba bekijkt. Daartoe een bijdrage leveren is de enige en bescheiden opzet van deze brochure. De woorden van Fidel Castro vervangen natuurlijk niet de verscheidene Cubaanse standpunten en publicaties over China, maar ik denk toch dat zijn visie een goede samenvatting vormt van wat de leiding van de Cubaanse Revolutie daarover denkt en daarover publiek wil zeggen. Daarom heb ik een aantal naar mijn mening relevante teksten geselecteerd 3, zonder taboes en met hier en daar wat aanvullende achtergrond-informatie.
Enkele gelijkenissen en verschillen tussen China en Cuba Vooraleer Fidel Castro te citeren, wil ik wat achtergrondinformatie en een beperkt aantal vergelijkingspunten opsommen.
2
De blokkade omvat een geheel aan beperkende maatregelen van de betrekkingen tussen Cuba en de VS en de rest van de wereld op het gebied van de handel, leningen en investeringen, wetenschappelijke uitwisselingen, enz. De blokkade kostte Cuba rechtstreeks en onrechtstreeks al meer dan 72 miljard US$. 3 Ze zijn meestal afkomstig uit de Granma en werden door mij uit het Spaans vertaald.
3
China ligt op vele duizenden kilometers van Cuba, en ze vergelijken levert al onmiddellijk gigantische schaalverschillen op: Oppervlakte (km²) Bevolking HDI4 rang (jaar: 2005) BNP in miljoen US $ (wereldrangorde)5
China 9.596.960
Cuba 110.860
België 30.528
11.394.043
10.392.226
81
51
17
1.843.117 (6)
15.000 (89)
394.507 (17)
1.321.851.888
Cuba maakt geen etnisch onderscheid in zijn als gevolg van de inwijking uit Afrika, Europa en Azië bij uitstek sterk gemengde bevolking. China erkent 56 etnieën, met specifieke rechten. Cuba deelt het land in provincies in, terwijl China behalve provincies ook nog autonome regio’s en gemeenten heeft die rechtreeks onder het centrale gezag vallen. Cuba wordt veel centraler geleid dan China. Territoriaal gesproken bestaat China uit het vasteland en de eilanden Hongkong, Macao en Taiwan, waarbij laatstgenoemde nog niet echt onder het gezag van de volksrepubliek valt. China beschikt wel over kernwapens, maar stelt militair eigenlijk niet zo heel veel voor in vergelijking met de VS, Rusland en de rest van de wereld. Cuba ligt letterlijk in de schaduw van de VS (hun bommenwerpers kunnen het eiland in zeer korte tijd bereiken) en de VS bezetten nog altijd een deel van het grondgebied: de beruchte militaire basis van Guantánamo. De Cubanen ontwikkelden een defensieconcept waarbij heel de bevolking (gewapend) ingeschakeld wordt. Terwijl Cuba het met één officiële taal (Spaans) stelt, heeft China, naast een geschreven eenheidstaal, verschillende talen en dialecten. Cuba en China kennen ook diverse religieuze bewegingen. De Paus bezocht het eiland, en kreeg er zowaar een standbeeld. De Cubaanse Revolutie erkende als eerste de bevrijdingstheologie en heeft zijn houding ten aanzien van gelovigen in de loop der jaren in positieve zin veranderd 6. De santería, de door de in Cuba ingevoerde slaven bedachte mix van Afrikaanse godsdienten en katholicisme, is goed vertegenwoordigd, naast diverse evangelische sekten. De Chinese cultuur is nog altijd sterk beïnvloed door het confucianisme, en kent verschillende godsdiensten. De betrekkingen met het Vaticaan zijn gespannen, want China duldt geen enkele inmenging 7, dus ook niet op religieus vlak, en is zeer streng voor dissidente bewegingen die politieke activiteiten ontwikkelen onder het mom van religie (zoals Falun Gong). Om culturele en politieke vrijheden te kunnen genieten, vormt het onderwijsniveau een essentiële voorwaarde (analfabetisme maakt echte democratie onmogelijk). Wat dat betreft maken beide landen een goede beurt: Cuba roeide het analfabetisme (40% aan de vooravond van de revolutie) uit en kent een degelijk en gratis onderwijs dat voor iedereen toegankelijk is. China bracht het 4
De human development index HDI meet drie dimensies van de menselijke ontwikkeling: het leiden van een lang en gezond leven (levensverwachting), scholing (alfabetisatie en het doorlopen van lager, secondair en voortgezet onderwijs) en een fatsoenlijke levensstandaard hebben (gemeten volgens koopkracht PPP of purchasing power parity inkomen). Het geeft een beter beeld van de levenskwaliteit dan alleen maar het BNP. 5 Bruto nationaal product of inkomen van alle inwoners samen, volgens cijfers IMF – april 2007 6 Zie in dat verband het zeer interessante boek “Fidel en zijn godsdienst”, door Frei Betto. 7 Zowel Cuba als China hebben een verleden gekend van koloniale overheersing, en hun revoluties ontwikkelden een zeer sterk soevereiniteitsgevoel.
4
analfabetisme van 80% terug tot 14,5%, maar de toestand in het onderwijs blijft er ingewikkeld en problematisch8. Beide landen kampen regelmatig met natuurrampen (orkanen, aardbevingen, overstromingen). Dankzij een goede organisatie van de hulpverlening (zowel preventief als curatief) vallen er in Cuba bv. weinig slachtoffers bij de jaarlijkse golf orkanen. Maar de materiële schade zorgt natuurlijk telkens voor extra kosten en nieuwe investeringen. China en Cuba zijn ook slachtoffer geweest van terroristische aanslagen. Dat werd in China nog eens duidelijk in de aanloop naar de Olympische Spelen 2008. In Cuba (en wereldwijd) loopt een grote campagne voor de vrijlating van de Vijf 9: vijf Cubanen die nu al meer dan tien jaar gevangen zitten in de VS, na een politiek en oneerlijk proces in Miami. Hun misdaad? Cuba, dat al meer dan 3500 slachtoffers van aanslagen telde, beschermen tegen de vanuit de VS georganiseerde terreur. De Comités de Defensa de la Revolución (CDR) vormen nu buurtcomités met uitgebreide verantwoordelijkheden, maar oorspronkelijk werden ze opgericht als verdediging tegen sabotages en aanslagen. Zoals elk land, de VS inbegrepen, vervolgen Cuba en China organisaties die met buitenlands geld en materiaal de grondwettelijke orde proberen te ondermijnen of omver te werpen. De meningen over de manier waarop dat gebeurt verschillen natuurlijk, maar desinformatie en manipulatie loeren altijd om de hoek. Iedere syndicalist weet hoe er soms over een staking of vakbondsacties wordt bericht… Politiek en economisch ten slotte zijn er een aantal markante verschillen tussen beide landen. Ik wil dat illustreren aan de hand van de respectievelijke grondwetten. In algemene regel vormt de wetgeving van een land, en de grondwet in het bijzonder, een weerspiegeling van de maatschappelijke verhoudingen, of op zijn minst van het beeld dat de politieke leiding daarvan wil ophangen. Gewijzigde verhoudingen of veranderingen in de politieke visies geven dan ook aanleiding tot herzieningen van die grondwet. Kunnen we ons voorstellen dat iemand iets over België zou willen vertellen zonder zich de moeite te getroosten om de Belgische grondwet eens te lezen (de harde dobber van onze institutionele creativiteit inbegrepen…)? We zien ook dat bv. landen als Bolivië en Venezuela zeer veel belang hechten aan de grondwet om revolutionaire principes en veranderingen te legitimeren. China en Cuba verankeren het socialistische karakter van hun maatschappijproject in de grondwet. In het geval van Cuba wordt dat in 2002 nog eens ondersteund door een volksreferendum waarin meer dan 8 miljoen Cubanen (op een bevolking van bijna 11 miljoen) verklaren dat het socialistische karakter van de grondwet onherroepelijk is. Het was een antwoord op de “overgangsplannen” van de VS-president G.W. Bush om het eiland "na Castro" te herkoloniseren. De Chinese grondwet vermeldt alleen in de preambule de leidende rol van de Communistische Partij (met zijn 72 miljoen leden wel de grootste organisatie) en het systeem van de samenwerking tussen verschillende partijen. De Cubaanse grondwet preciseert dat de Communistische Partij de georganiseerde voorhoede vormt van de Cubaanse natie, de hoogste leidende kracht van de maatschappij en de Staat, die alle inspanningen organiseert en op de verwezenlijking richt van de socialistische en communistische streefdoelen. 8 9
Zie in dit verband het artikel over onderwijs van de Vereniging België-China: www.belchin.be/artikel.aspx?ArtID=27. Zie de website www.cubanismo.net voor meer informatie.
5
Op het vlak van de staatsmacht kennen beide landen een verschillende toepassing van het principe dat het volk, en in het bijzonder de werkende klassen, de macht moet uitoefenen. Cuba heeft zijn systeem van “poder popular” (volksmacht), een model van doorgedreven participatieve democratie en een verkiezings-systeem waarbij alleen individuen zich kandidaat kunnen stellen en via voorverkiezingen al of niet weerhouden worden, en waarbij ook de massaorganisaties (vakbonden, jongerenorganisaties, enz.) hun vertegenwoordigers afvaardigen. De Cubaanse leiding is ervan overtuigd dat, behalve het authentieke revolutionaire karakter van hun partij, de participatieve democratie – met haar permanente consultatie van de bevolking maakt dat het Cubaanse volk de Revolutie blijft steunen, ondanks alle moeilijkheden en opofferingen. In het geval van China bestaan er naast de Communistische Partij (CP) nog acht andere partijen, die weliswaar het socialistische kader en de leiding van de CP erkennen. De politieke macht (met het Nationaal Volkscongres als hoogste orgaan) wordt er uitgeoefend door de CP, maar ook de andere democratische partijen oefenen belangrijke functies uit in de wetgevende, uitvoerende en gerechtelijke instellingen. Globaal gaat het om een getrapt systeem, maar de laatste tijd experimenteert China met verkiezingen op verschillende niveaus. Vanuit westers oogpunt lijkt de Chinese democratie misschien nogal centraal geleid, maar in de praktijk hebben de lokale overheden een grote autonomie. Op economisch vlak volgen beide landen duidelijk een andere strategegie. Volgens de Cubaanse grondwet organiseert, leidt en controleert de Staat de nationale economische activiteit overeenkomstig een plan dat de geprogrammeerde ontwikkeling van het land waarborgt. De Staat leidt en controleert ook alle handel met het buitenland. De “socialistische staatseigendom van heel het volk” omvat de grond (behalve die van de kleine boeren of hun coöperatieven) en bodemrijkdommen, de onteigende eigendommen en staatsbedrijven. Privébezit is mogelijk, zolang het maar niet dient om anderen uit te buiten. Er kunnen ook bij wet gemengde bedrijven en vennootschappen worden opgericht, maar de Staat behoudt de controle. In de praktijk bestuurt de Staat de hele economie vanuit de centrale ministeries, maar de lagere besturen krijgen een grotere rol toebedeeld. Op bedrijfsniveau krijgt het management meer armslag, maar de werkvloer en de vakbonden hebben wel degelijk inspraak. De Chinese grondwet werd op het vlak van de economische structuur verschillende keren aangepast. Grondwettelijk gezien vormt de socialistische staatseigendom (eigendom van heel het volk en collectieve eigendom, bv. landbouwcoöperatieven) van de productiemiddelen de basis van het socialistische economische systeem. Daarnaast bestaan er privé-ondernemingen als aanvullingen op de socialistische markteconomie. De Staat beschermt de wettelijke rechten en belangen van de niet-openbare economische sectoren. Hij moedigt de ontwikkeling van deze sectoren aan, ondersteunt ze, leidt hun ontwikkeling en oefent er controle op uit. De staatssector is de leidende kracht in de nationale economie. Zo heeft China de afgelopen vijf jaar 7 industrietakken van ‘strategisch belang' bepaald waarin de overheid 'de absolute controle' zal houden: bewapening, elektriciteitsopwekking en -verdeling, olie en petrochemie, telecommunicatie, steenkool, burgerluchtvaart, scheepsbouw. Daarnaast 5 industrietakken waarin
6
de staat 'de controle' zal behouden: automobiel, informatica, bouw, ijzer en staal, non-ferro. In deze 12 industrietakken zijn de staatsondernemingen sterker geworden qua rendement en marktcontrole. Ze zijn nu meer en beter in staat de gehele economie te leiden. De Chinese grondwet verklaart dat het land zich nog lang in de eerste (“primitieve”) fase van het socialisme zal bevinden, en o.a. de “socialistische markteconomie” verder zal ontwikkelen. Fidel heeft grote bewondering voor wat de Chinezen gepresteerd hebben: “Toen iedereen de rechten van China moest erkennen en alle blokkades verdwenen, en toen zij bepaalde fouten rechtzetten – het is niet ik die zeg dat het fouten zijn, dat is hun standpunt, wij hebben niet het recht om te oordelen over de interne gebeurtenissen in China – (…) hebben ze het indrukwekkende record bereikt om vanaf 1978, in 21 jaar, een gemiddelde jaarlijkse economische groei van 9,8% te halen.” “China is objectief de meest hoopvolle belofte en het beste voorbeeld geworden voor alle landen van de derde wereld. Ik stel onomwonden dat het de belangrijkste motor is geworden van de wereldeconomie. En in hoeveel tijd? In amper 83 jaar sinds de oprichting van zijn roemrijke Communistische Partij en 55 jaar na de stichting van de Volksrepubliek China.” Fidel blijft er ook van overtuigd dat de Chinese strategie voor een stevige economische groei gekaderd blijft in de politieke doelstellingen: “Het doet mij echt plezier de ambassadeur te horen herbevestigen dat dergelijke successen mogelijk waren door te vertrekken van een politieke ideologie, van een politiek bewustzijn, van het marxisme-leninisme, waartoe Mao Zedong belangrijke theoretische bijdragen leverde op het vlak van de politieke strijd, de revolutionaire strijd, theoretische bijdragen aan het marxisme, later nog aangevuld met theoretische en praktische bijdragen van Deng Xiaoping.” In zijn toespraak ter gelegenheid van de uitreiking van de Orde van José Martí aan Hu Jintao, secretaris-generaal van de Chinese Communistische Partij en President van de Volksrepubliek China (Havana, 23 november 2004) zegt hij: “(China) heeft aangetoond, net als Cuba en andere landen, dat elk volk zijn revolutionaire strategie en doelstellingen moet aanpassen aan de concrete omstandigheden van zijn eigen land, en dat er geen twee absoluut gelijke revolutionaire socialistische processen zijn. We kunnen leren van de beste ervaringen en van de grootste fouten.”
Diplomatieke betrekkingen De eerste Chinese migranten komen 160 jaar geleden in Cuba aan, wat de laatste tien jaar de aanleiding was om er een Festival van de Overzeese Chinezen te organiseren. De Cubaanse Chinezen nemen trouwens actief deel aan de onafhankelijkheidsoorlogen en de revolutie tegen Batista10. Cuba knoopt op 28 september 1960 als eerste land van het Amerikaanse continent diplomatieke betrekkingen aan met het nieuwe China van na de revolutie van 1949. Kort na de overwinning van 10
Drie Cubaanse generaals van Chinese oorsprong, die ondanks hun gevorderde leeftijd nog altijd maatschappelijk actief zijn, doen hierover hun verhaal in het boek "Our history is still being written" (Pathfinder Press, 2007).
7
de Cubaanse revolutie trekken Cubaanse leiders naar China. Che Guevara bezoekt het land in november 1960, aan het hoofd van een economische delegatie. Later dat jaar, in december, brengt Guo Moruo, ondervoorzitter van het Permanente Comité van het Nationaal Volkscongres (parlement) een tegenbezoek. Dorticós, de tweede president van het revolutionaire Cuba, gaat in september 1961 naar China. Jiang Zemin komt als eerste Chinese president een eerste keer langs in 1993, gevolgd door president Hu Jintao in 2004, waarbij Fidel Castro deze laatste de orde van José Martí toekent. De betrekkingen tussen beide landen zijn niet altijd optimaal geweest. Ze hebben ook geleden onder de spanningen en de ideologische tegenstellingen tussen de USSR en China. (Che Guevara verwijst er expliciet naar in zijn toespraak “Twee, drie…vele Vietnams” uit 1967.) In 1966 ontstaat er een conflict tussen China en Cuba. China heeft in 1965 op vraag van de Cubanen zijn rijstuitvoer verdubbeld, maar gaat er niet mee akkoord om dat volume permanent aan te houden. China slaat het aanbod af om die leveringen met extra suiker te laten betalen, met het argument dat ze de rijst zelf nodig heeft voor de opbouw van een reserve en ook om Vietnam te steunen. In zijn toespraak aan de universiteit van Havana op 13 maart 1966, naar aanleiding van de herdenking van de negende verjaardag van de aanval op het presidentieel paleis in Havana, gaat Fidel Castro heftig tekeer tegen China. Hij verwijt China ervan stromannen – hij verwijst zelfs naar “een Belgisch groepje misdadigers”11 - anti-Cubaanse artikels te laten schrijven, waarbij ze “exact dezelfde argumenten gebruiken als die van AP, UPI en van de meest verdorven trotskistische elementen”. China zou Cuba economisch onder druk willen zetten. Fidel spreekt ronduit over “economische agressie”. Hij grijpt de gelegenheid ook aan om te fulmineren tegen de Chinese communistische partij en Mao Zedong: “Waartoe dient een partij waar alles rond één persoon draait? Waartoe dient een partij die een mens verafgoodt, tot op een punt waar ze zelfs de namen van Marx, Engels en Lenin niet meer vermelden?”12 De internationale politieke context zorgt ervoor dat het tot 1995 duurt voor Fidel Castro zelf China bezoekt. Vanaf 1983 worden de contacten op alle domeinen geleidelijk hersteld en uitgebreid. In 1989 bezoeken de respectievelijke buitenlandministers Qian Qichen en Malmierca elkaar. Fidel bezoekt China in 2003 voor de tweede keer.
Economische banden Wie vandaag Cuba bezoekt, kan er niet naast kijken: moderne Chinese bussen duiken op in het straatbeeld, Cubaanse huisgezinnen kopen energievriendelijke ijskasten en rijstkokers made in China, de hotelkamertelevisies bieden je een tiental Chinese zenders aan. Chinese en Cubaanse commerciële en politieke delegaties lossen elkaar in sneltempo af. Vandaag is China de tweede belangrijkste handelspartner van Cuba, en vorig jaar bedroeg de bilaterale handel het dubbele van die in 2005. Fidel geeft het volgende algemeen oordeel over de betrekkingen met China:
11 12
Het gaat hier om de Belgische maoïstische groep “La Voix du Peuple”, zie Pékin Information, 28.02.1966 Zie Pékin Information, januari 1966 en Granma, februari 1966
8
“Vandaag vormen de betrekkingen tussen China en Cuba een voorbeeld van transparantie en vreedzame samenwerking tussen twee naties die de socialistische idealen koesteren.”13 Na het wegvallen van de USSR en de Oost-Europese handelspartners - wat de binnenlandse consumptie zowat halveerde - kon Cuba rekenen op China. Met de woorden van Fidel: “In die moeilijke jaren, toen we plots onze markten verloren, hadden we de Chinese markt. Toen we het moeilijk hadden om bepaalde producten te krijgen, konden we een deel ervan uit China halen; onze schepen voeren af en aan met hun producten. Ze hebben een goed ontwikkelde geneesmiddelenindustrie en veel grondstoffen voor onze farmaceutische industrie die dikwijls moeilijk te verkrijgen waren konden we tegen gunstige prijzen in China kopen. In de speciale periode hebben ze hun uitwisselingen, economische en politieke betrekkingen met ons uitgebreid.”14 De handel tussen beide landen gebeurt lange tijd op basis van jaarlijks vastgelegde kredieten. Vanaf 1996 gebeuren de betalingen cash en sommige bedrijven organiseren ook een ruilhandel. In juli 1997 wordt de eerste Chinees-Cubaanse joint-venture opgericht voor de productie van plastic pantoffels. China voert vooral ruwe suiker in en bepaalde medicijnen. Cuba importeert rijst, bruine bonen, mechanische en elektronische producten, medicijnen, lichte industriële en textielproducten. De Chinese export bedraagt in 2002 310 miljoen dollar, tegen 120 miljoen import. Verder helpt China bij de bouw van een fietsenfabriek, elektrische ventilators, zonnekrachtcentrales, kleine waterkrachtcentrales, telecommunicatie-netwerken, methaanwinning en eenden- en schapenkweekprojecten. In 2004 worden een hele reeks akkoorden afgesloten voor economische, wetenschappelijke en technische samenwerking, o.a. op het domein van de biotechnologie en het onderwijs. Sindsdien zijn de economische betrekkingen tussen China en Cuba alleen maar toegenomen.
Fidel over China Wat volgt zijn een aantal citaten van Fidel Castro met betrekking tot China. Zijn woorden moeten natuurlijk niet verabsoluteerd worden, zoals hij zelf opmerkt in een voorwoord bij de Chinese uitgave van het boek “Cien horas con Fidel”15: “De Chinese lezer zal merken dat sommige ideeën in volle ontwikkeling waren in de loop van de jaren waarin men mij de vragen stelde en die ik niet uit de weg heb willen gaan. Vandaag beschik ik over veel meer informatie en heb ik tijd gehad om er verder en dieper over na te denken.” Over de media Fidel weet dat zowel China als Cuba niet op een onverdeelde positieve berichtgeving moeten rekenen:
13
Toespraak naar aanleiding van de 50e verjaardag van de stichting van de Volkrepubliek China, Fidel Castro, Havana, 29.09.1999 Idem 15 Relaas van gesrekken tussen Fidel Castro en de Franse journalist Ignacio Ramonet. In 2007 verscheen de Chinese uitgave. 14
9
“We zien wat er gebeurt in China, want we lezen elke dag de telexberichten, en hoe dat het andere land is waarop de westerse propaganda zich kwaad maakt. Er gaat geen dag voorbij of de verschillende telexberichten spreken over de binnenlandse aangelegenheden van China: als ze iemand aanhouden omdat hij de wet heeft overtreden, is dat onmiddellijk een schandaal; als ze er een groupuscule verbieden omdat het schade toebrengt aan de eenheid en de stabiliteit van het land of een politiek verdedigt die ingaat tegen dat grote volk, dan is dat weer een schandaal. Vandaag spitst de propaganda zich toe op Cuba, maar er is ook een zeer sterke propaganda tegen China, een propaganda die verdeeldheid wil zaaien en alle mogelijke middelen gebruikt. Het imperialisme heeft nieuwe radiozenders opgericht om de 1250 miljoen Chinezen de westerse idealen, het westerse consumptiemodel, de dwaasheden, vooral de Noord-Amerikaanse, in te pompen.”16 Over ordehandhaving Naar aanleiding van de gebeurtenissen op het Tien Anmenplein (juni 1989) 17 gaf Fidel Castro in juni 1990 in een interview voor CNN het volgende commentaar 18: “Wel, we weten dat de Chinezen nogal radicale ecnomische hervormingen doorvoerden. Naar eigen zeggen hebben ze onvoldoende aandacht besteed aan sommige politieke en sociale aspecten van deze hervormingen. Zo waren er bijvoorbeeld problemen van inflatie, verhoogde prijzen, ontevredenheid van bepaalde delen van de bevolking. Ze zegden ook dat ze onvoldoende oor hadden – in politieke zin – voor de massa’s en dat had ook als gevolg een zekere mistevredenheid. Dat vormde de basis voor de gebeurtenissen in Beijing. Het is echter niet de eerste keer dat studenten de straat optrekken. Verschillende keren hebben ze dat gedaan om de regering te steunen. Ik herinner u aan de periode van de culturele revolutie toen er miljoenen studenten op straat kwamen (…) In dit geval heb ik geen precies idee van de omvang van de beweging. Maar ongetwijfeld waren er studentenbetogingen tegen de regering en volgens de Chinese autoriteiten werden die door ontevreden elementen gebruikt om China van de socialistische weg af te brengen. Ik weet dat de Chinese regering al het mogelijke gedaan heeft om het gebruik van geweld te vermijden. Die gebeurtenissen duurden weken. En de eerste soldaten die naar Beijing gestuurd werden waren zelfs ongewapend. Op het einde, uit schrik voor veralgemeende anarchie in dat reusachtige land, besloten ze geweld te gebruiken om de orde te herstellen. Repressie tegen studenten komt overal voor. In Europa is repressie tegen studenten en werkers een vrij frequent verschijnsel, en daarbij worden traangas, waterkanonnen, enz. gebruikt. Wij weten dat de Chinezen geen ervaring hebben met zo’n strijd. Toen ze, voor het eerst na meer dan 40 jaar, geconfronteerd werden met een beweging tegen de regering ontbrak het hen dan ook aan de mechanismen en de hulpmiddelen die het gehele Westen heeft om in zo’n gevallen de orde te herstellen. Omdat we nu tot de VS spreken, zou ik toch een vraag willen stellen. Veronderstel dat in een stad in de VS hetzelfde zou gebeuren als in Beijing en dat er een totaal oncontroleerbare situatie zou ontstaan zijn. Hoeveel tijd zouden de VS dan genomen hebben om de orde te herstellen? Ik geloof dat ze hun toevlucht zouden genomen hebben tot de National Guard. Bij problemen in sommige Amerikaanse steden deden ze beroep op de National Guard én op het leger. De VS zouden zo’n chaotische toestand als in China trouwens niet een maand en langer hebben laten aanslepen. 16
Toespraak naar aanleiding van de 50e verjaardag van de stichting van de Volkrepubliek China, Fidel Castro, Havana, 29.09.1999 Wekenlang bezetten opposanten het belangrijkste plein in Beijing en uiteindelijk komt het tot gewelddadige botsingen met het leger. 18 Geciteerd in “Cuba, mijn slinger is die van David”, Martin Braem en Maggy Doumen, EPO, 1990. 17
10
Wat ons van de Chinezen moet bijblijven is niet dat geweld, maar wel wijsheid.” Over China en de wereld “Vandaag heeft de derde wereld, deze wereld die China zoveel gesteund heeft, een bevriend land en een bondgenoot in de Veiligheidsraad en onder de Permanente Leden van de Veiligheidsraad.”, zegt Fidel, en “als de landen van de derde wereld samenspannen, en met China in de Wereldhandelsorganisatie (WHO), zou de WHO zich kunnen omvormen tot een instrument voor rechtvaardigheid, voor verzet tegen het hegemonisme van de Verenigde Staten, tegen de nieuwe economische orde, tegen de huidige economische orde die ze ons hebben opgedrongen, en daarom ook is de hervorming van de UNO zo belangrijk. Alles is met elkaar verbonden.” “Vandaag bestaat er niet alleen een stevige basis om de betrekkingen tussen beide landen te ontwikkelen, maar ook een grotere politieke wil om ze te verdiepen, om ze verder te verbreden, en om de edele zaak van het socialisme, van de eenheid tussen de volkeren en van het respect voor de principes van het internationaal recht te verdedigen. De rol die China in de Verenigde Naties en de Veiligheidsraad speelt, vormt een belangrijk element van evenwicht, vooruitgang en het bewaren van de vrede en stabiliteit in de wereld.” Over Tibet In zijn column19 in de Granma van 31 maart 2008 neemt Fidel het op voor China: “Het boek "De geheime oorlog van de CIA in Tibet" van Kenneth Conboy —University Press, uit Kansas, beschrijft de interne ? van de samenzwering. William Leary definieert het als “een uitstekende en indrukwekkende studie van één van de belangrijkste geheime operaties van de CIA tijdens de Koude Oorlog". In de afgelopen tweehonderd jaar heeft niet één land ter wereld Tibet als een onafhankelijke natie erkend. Ze beschouwen het als een integraal deel van China. Indië nam dat standpunt in in 1950, na de overwinning van de communistische revolutie. Engeland nam dezelfde houding aan. Tot aan WO II beschouwde de VS het als een deel van China, en porde zelfs Engeland aan om hetzelfde te doen. Tijdens de oorlog zagen ze het daarentegen als een religieus baken tegen het communisme. Toen de Volksrepubliek China de landhervormingen toepaste op de Tibetaanse gebieden, aanvaardde de sociale elite niet dat haar eigendommen en belangen werden aangetast. Dat leidde tot een gewapende opstand in 1959. De gewapende opstand in Tibet – in tegenstelling tot die in Guatemala, Cuba en andere landen, waar ze met spoed optraden - werd gedurende jaren voorbereid door de geheime diensten van de Verenigde Staten, zoals blijkt uit de aangehaalde studies. Een ander boek – in dit geval vol lof voor de CIA – “De oorlogen van Boeddha”, door Michel Dunshun, vertelt hoe het agentschap honderden Tibetanen naar de VS bracht, de opstand leidde, uitrustte, paracommando’s met wapens liet droppen, hen trainde en leerde paardrijden zoals de Arabische guerrilleros. De Dalai-Lama schreef een voorwoord waarin hij zegt: "Alhoewel ik de diepe overtuiging heb dat de strijd van de Tibetanen alleen kan overwinnen door vooral op 19
Na zijn aftreden als staatshoofd publiceerde de Granma, de officiële spreekbuis van de Cubaanse Communistische Partij, teksten van Fidel Castro onder de noemer "Kanttekeningen van kameraad Fidel Castro", in tegenstelling tot zijn vroegere titel van opperbevelhebber (“comandante en jefe”).
11
vreedzame middelen te mikken, toch heb ik altijd bewondering gekoesterd voor die vrijheidsstrijders, door hun onwankelbare vastberadenheid". De Dalai-Lama, door het Congres van de VS met de Gouden Medaille gedecoreerd, loofde Georges W. Bush voor zijn inspanningen voor de vrijheid, de democratie en de mensenrechten. De oorlog in Afghanistan noemde de Dalai-lama een “bevrijding”, de oorlog in Korea een “halve bevrijding” en die in Viet Nam “een mislukking”. “Sommige mensen”, zo gaat Fidel verder, “lijden aan chinafobie, een nogal veelvoorkomende kwaal bij vele westerlingen die door hun verschillende opvoeding en cultuur gewend zijn om wat uit China komt met minachting te bekijken.” “Waarom doet het imperialisme er zoveel aan om China op een rechtstreekse of onrechtstreekse manier internationaal uit te putten? Vroeger, dat wil zeggen 50 jaar geleden, om haar de heldhaftig gewonnen rechten als volwaardig lid van de Veiligheidsraad te ontzeggen, nadien omwille van de fouten die geleid hadden tot de protesten op Tien Anmen, waar ze een Vrijheidsbeeld oprichtten, symbool van een rijk dat vandaag de ontkenning is van alle vrijheden. De wetgeving van de Volksrepubliek China doet zijn uiterste best om de eerbied voor de rechten en de cultuur van 55 etnische minderheden af te kondigen en toe te passen. De Volksrepubliek China is tegelijkertijd zeer gevoelig voor al wat aan de integriteit van zijn territorium raakt. De georchestreerde campagne tegen China is als het klaroengeschal om het welverdiende succes te verpesten van het land en zijn volk om als gastheer voor de komende Olympische Spelen op te treden. De Cubaanse regering gaf een verklaring uit waarin ze China resoluut steunt met betrekking tot de tegen haar gevoerde campagne over Tibet. Dat was een juist standpunt. (…)”
Over Mao Zedong In tegenstelling tot zijn wapenbroeder Che Guevara heeft Fidel Mao nooit ontmoet. In zijn interview met Ignacio Ramonet geeft hij de volgende opinie: “Mao Zedong heeft grote historische verdiensten. Hij was zonder twijfel de organisator en inspiratiebron van de Chinese revolutie, een van grootste revoluties van de twintigste eeuw. Het was een man met politiek en militair talent die de strijd tegen het marionettenregime van Chang Kaichek en het Japans imperialisme aanmoedigde, impulsen gaf en naar de overwinning leidde. Hij heeft ongetwijfeld schitterende geschiedenis geschreven. Maar, tegelijkertijd, ben ik er ook absoluut van overtuigd dat hij in de laatste fase van zijn leven grote politieke fouten heeft gemaakt. Het waren geen rechtse fouten, maar linkse, of beter gezegd, extreemlinkse ideeën. De methodes waarmee deze ideeën in de praktijk werden gebracht waren hard, onrechtvaardig, zoals tijdens de zogenoemde “culturele revolutie”, en ik geloof dat ten
12
gevolge van een uiterst linkse politiek er nadien in het Chinese revolutionaire proces een bocht naar rechts is geweest, want alle grote fouten veroorzaken hun tegendeel: uiterst linkse fouten veroorzaken op een bepaald moment rechtse afwijkingen en een rechtse politiek. Ik wil niet zeggen dat de revolutie in China een verloren zaak is. Het land zoekt de juiste weg. Mao was een grote revolutionair, met grote historische verdiensten, met een groot talent, maar die op het einde van zijn leven zware fouten heeft gemaakt. De ontwikkeling van de personencultus was echt iets indrukwekkend. (…) Ik had ook graag Mao leren kennen. Door de problemen en meningsverschillen tussen China en de Sovjetunie was dat niet mogelijk. Mao moet zeker tot de grote militaire leiders en politieke strategen gerekend worden.”20
Een conclusie China en Cuba hebben door hun revoluties de levensstandaard van hun volkeren op een ontzagwekkende manier doen toenemen, ondanks de agressies en inmenging waarvan ze het slachtoffer zijn geweest. Bijna niemand ontkent de gemakkelijke toegang tot werk, hoogstaand onderwijs en gezondheidszorg in Cuba. De fenomenale groeicijfers van de Chinese economie vertalen zich in een hogere levensstandaard voor honderden miljoenen arbeiders en boeren in dat land. Westerse economisten geven grif toe dat de Chinese economie de wereldeconomie recht houdt, en daarmee ook onze levensstandaard. Het territoriaal kleine Cuba en het grote China hebben elk op hun manier de machtverhoudingen in de wereld beïnvloed. Ze hebben mee de almacht van de Verenigde Staten (in Cuba het Imperium genoemd) gebroken en het politiek en economisch gewicht van de landen van de derde wereld in Azië, Afrika en Latijns-Amerika vergroot, tot spijt en benijd van andere grootmachten zoals Europa die nog altijd denken dat zij kunnen beslissen in de plaats van de meerderheid van de wereldbevolking. Maar, economisch zijn Cuba en China nog altijd derdewereldlanden, die van zéér ver komen en nog een heleboel problemen moeten oplossen. Het consumptieniveau en de algemene ontwikkeling zijn nog altijd relatief laag, hoewel de meerderheid zijn basisbehoeften kan bevredigen. Hun socialistische revoluties hebben hen in enkele decennia een vooruitgang doen boeken waarvoor de kapitalistische landen tweehonderd jaar nodig hadden, en waarbij die laatste dan nog konden (kunnen) rekenen op een ware plundering van de rest van de wereld. Beide landen stippelen een eigen weg uit om de meerderheid van hun bevolking een beter leven te geven, dat ook niet ten koste gaat van de rest van de wereld. Ze vertrekken van hun eigen concrete situatie en ze moeten rekening houden met de internationale context. Het is hun verantwoordelijkheid, en evenmin als zij ons willen voorschrijven hoe wij onze maatschappij moeten veranderen, mogen wij de verwaandheid hebben om te denken dat wij van hieruit hun keuzes moeten sturen. Ook dat is een kwestie van respect voor de soevereiniteit, en een elementaire basis voor internationale solidariteit. Ons eigen onvermogen om het socialisme op te bouwen gebiedt ons de nodige bescheidenheid aan de dag te leggen. We moeten noch de Cubanen noch de Chinezen dus gaan vertellen hoe ze het moeten doen, al kunnen we hen onze ervaringen met het reëel bestaande kapitalisme natuurlijk wel meegeven. 20
Cien Horas, Havana 2006, blz. 657-659
13
Eén ding is zeker: als Cuba, China en alle landen die proberen een maatschappij op te bouwen die een alternatief biedt voor het kapitalisme vooruitgang boeken, dan zal dat, op termijn, zeker ook in het voordeel zijn van de werkende mensen in onze kapitalistische wereld. Neem het mij niet kwalijk als het een beetje theatraal klinkt, maar ik wil eindigen met een misschien eigenzinnige vertaling van de beroemde Cubaanse slogan “Hasta la victoria siempre”: We gaan door, tot de overwinning. Niet opgeven, niet ophouden met hopen en vooral proberen om de zaken ten goede te veranderen. De Cubanen en de Chinezen doen dat al eeuwen lang, en de laatste vijftig jaar hebben ze allebei fantastische overwinningen geboekt, ten gunste van de overweldigende meerderheid van zowel hun eigen bevolkingen als die van de hele wereld. Tot slot nog volgende citaat uit het al geciteerde boek “Cien horas con Fidel” (Chinese uitgave): “De sociale revoluties van het midden van de twintigste eeuw die eerst in China en later in Cuba plaatsvonden verbonden onze beide volkeren voor de toekomst in dezelfde strijd voor het socialisme. Amper 86 jaar na de oprichting van haar Communistische Partij en 57 jaar na de afkondiging van de Volksrepubliek is China de belangrijkste motor van de wereldeconomie geworden. Van zijn kant heeft Cuba, in een andere windstreek, bijna 50 jaar weerstand geboden aan de aanvallen en de hardnekkige economische blokkade van de Verenigde Staten, de grootste imperialistische macht uit de geschiedenis. Als Cuba in staat was om zijn weerstand te organiseren, dan is dat niet alleen door zijn patriotisme, maar ook door de brede solidariteit en de steun die het kreeg van andere revolutionaire volkeren van de wereld, waaronder de dierbare Volksrepubliek China. Onze lotsbestemmingen zijn met elkaar verweven, in een wereld waarin wijsheid en veelzijdigheid het moeten opnemen tegen kracht en eenzijdigheid. De wereld van de éénentwintigste eeuw moet rekening houden met China, en zonder haar actieve en voorname deelname zullen er geen oplossingen gevonden worden voor vele grote uitdagingen van de mensheid.”
14