Figuur 1: “Le dernier pape” (E. Rouir 542/2), aquatint en graveernaald, 14,9 x 9,9cm. Eugène Rouir maakte de laatste overdachte catalogus van het graveer- en lithografiewerk van Félicien Rops (4). Het eerste nummer komt overeen met zijn classificatie en het tweede met het register van de gravure.
Cultuur
Félicien Rops: geneeskunde, artsen en ziekten (eerste deel) Prof. Harry Dorchy* *
Clinique de Diabétologie, Hôpital Universitaire des Enfants Reine Fabiola, ULB
Félicien Rops was een van de beste tekenaars-graveerders van de 19e eeuw, en een ontembare Belgische kunstenaar. Hij werd geboren in Namen in 1833. In 1851 schrijft hij zich in aan de Faculteit Rechten van de Université Libre de Bruxelles, maar hij beweegt zich vooral in intellectuele, letterkundige en artistieke studentenkringen. Hij publiceert tal van sociale en politieke satirische karikaturen. Als tekenaar en graveerder illustreert Rops medische onderwerpen zoals “Le massage”, “Spéculum”, “Médecine expérimentale”, “Ma goutte”. Rops was ook een zeer productieve brievenschrijver. In zijn correspondentie beschrijft hij zijn echte of ingebeelde ziekten: rodehond, jicht, ongeval tijdens het rijden, tyfuskoorts en tyfus, longcongestie, fosfaatdiabetes, depressie, hersenbloeding, oogblessure, hartinsufficiëntie. De ziekten van Rops worden besproken op basis van de medische kennis van toen en nu.
Inleiding In zijn boek “Un siècle de Peinture Wallonne, de Félicien Rops à Paul Delvaux”, schrijft Paul Caso: “Félicien Rops lanceert onze Waalse eeuw van de kunst. Hij bracht zijn rijke en specifieke Waalse persoonlijkheid op Europees niveau, vanwaar ze zich met de tijd over de wereld verspreidde. Net zoals de kunst van Redouté en Saint-Hubert, wiens beste werken fel gegeerd worden door verzamelaars. Zoals de werken van René Magritte en Paul Delvaux” (1). Aan deze geniale tekenaar, karikaturist, graveerder-illustrator, schilder, brievenschrijver, werden al veel boeken gewijd. Maar over de relaties tussen Rops, de geneeskunde, de artsen en de ziekten werd nog niets geschreven. We beginnen er nu aan. Tabel 1 geeft een overzicht van de belangrijkste biografische hoogtepunten in het leven van Félicien Rops.
MS3830N_2006
Félicien Rops en de Université Libre de Bruxelles (ULB) Artikel 17 van de grondwet van 7 februari 1831 verkondigde de vrijheid van onderwijs, dit wil zeggen dat iedereen het recht heeft om een school te openen en er onderwijs te geven zonder hiervoor toestemming te vragen aan de Staat, noch door de Staat gecontroleerd te worden (2). Op 20 november 1834 richtte Théodore
37
Verhaegen (1796-1862), liberaal jurist en eerbiedwaardig meester van de loge “Les Amis Philanthropiques”, de ULB op, onafhankelijk en neutraal. Ze weigerde het gezag van de katholieke Kerk boven de Staat, in tegenstelling tot de Katholieke Universiteit van Leuven.
“Terwijl het bestaan van een vrijdenkersuniversiteit onzeker blijft in het sterk katholiek overheersend België, biedt het Brusselse leven aan een jonge generatie gelegenheid voor tal van engagementen. Deze jongeren zijn afkerig van klerikalisme en burgerlijkheid. Hun namen zijn Léon Marcq (medewerker van Uylenspiegel en arts van Baudelaire toen hij in België was; 1835-1864), Victor Hallaux (journalist, redacteur van de studentenvereniging de Krokodillen en medewerker van Uylenspiegel; 1833-1896), Léon Jouret (componist en medewerker van Uylenspiegel; 1828-1905), Charles De Coster (schrijver, medestichter met Rops van het tijdschrift Uylenspiegel; 1827-1879) of Félicien Rops en ze hekelen het gedachtegoed dat hun tijd lijkt te domineren… Dit kunstenaarsverzet zet zich vanaf 1856 voort in Uylenspiegel, tijdschrift voor artistiek en literair gedartel. Rops onderscheidt zich door de kwaliteit van zijn lithografieën” (3). Michel Draguet wijdde een volledig werk aan het bestaan van de studentenverenigingen van de ULB, waarvan Félicien Rops lid was sinds zijn inschrijving aan de Rechtsfaculteit van de ULB voor het academiejaar 1851-1852. Het werd
Medi-Sfeer 264 - 16 maart 2006
Figuur 2: “A nos abonnées”, 1857, beperkte versie van de lithografie 34,4 x 42,5cm (E. Rouir 180), gericht op Rops die niet meer dan twee handen heeft om de “Uylenspiegel” te illustreren. Charles De Coster staat bovenaan rechts.
gepubliceerd door de ULB (3). Het antiklerikalisme van Rops wordt meesterlijk weergegeven in “Le dernier pape” (FFiguur 1). Het is eigenlijk Rops die samen met zijn vriend Charles De Coster het satirisch tijdschrift Uylenspiegel in het leven roept. Hij is de drijvende kracht achter het tijdschrift en slooft zich soms uit om tijdig lithografieën te leveren (FFiguur 2). De projecten
Cultuur Figuur 3: Bladzijde uit een zakboekje (9 x 15cm) van Rops met de stempel van de administratie van Uylenspiegel. De karikatuur is misschien een voorontwerp voor de lithografie “Crinolonographie V. Costume de la magistrature”, 1857 (E. Rouir 176).
Figuur 4: Voorbereidende tekening in potlood van het portret van Lisotte Marie-Joseph, die haar dode kind beweent (21,5 x 23cm). Rops maakt er een lithografie van, die in 1847 in de “Uylenspiegel” verscheen (E. Rouir 188), met als titel “En Ardenne III. Vlà co li sotte Marie-Josèphe”. In 1891 herneemt hij de heliogravure met zachte vernis en graveernaald (E. Rouir 824).
werden getekend in schriften die Rops altijd bij zich hield (FFiguur 3). Rops illustreert voor Charles De Coster “Les légendes flamandes” en “La légende et les aventures héroïques, glorieuses et joyeuses d’Uylenspiegel et de Lamme Goedzak au pays de Flandre et ailleurs”, symbool van het Vlaamse verzet tegen de onderdrukking van Philippe II en de Hertog van Alva. Vanaf 1843 kregen de studenten geneeskunde van de ULB lessen “kliniek”, met name in het Sint-Pietersziekenhuis in Brussel (3). Er bestonden ook lessen anatomie voor kunstenaars. Rops volgde ze in 1856 en schetste naar natuurlijk model “Le vieux Lambrechts”, kelner in het amfitheater (5). De professor was Dr Laussadat.
Rops voorziet de geneeskunde en de artsen van illustraties De kindersterfte was hoog in de tijd van Rops. Een van de sterkste tekeningen van Rops stelt het drama voor van een eenvoudige moeder, Lisotte Marie-Joseph, die haar kind verloor. Haar onmetelijk verdriet is op haar gezicht af te lezen (FFiguur 4). Het gevoel van wanhoop wordt nog versterkt door de felheid van de potloodtrekken die het verouderde gezicht en het ineengedoken lichaam tekenen. Ook syfilis was alom aanwezig. Rops graveerde “Mors syphilitica”, symbolisch voorgesteld door een vrouw: “Afschuwelijk en maar half uitgeteerd, leunt ze met haar schouder tegen een deur waarachter ze een zieltogende losbol moet bedreigen. Met wijdopen mond richt ze haar uitdagende blik ten hemel… Achter haar zien we het onheilspellende mes van een zeis” (6, p. 141). Rond 1858 schildert Rops een olie op doek met als titel “La visite du médecin” (7, p. 245, nr. 8 en 9). Een arts ausculteert zijn patiënte door zijn oor rechtstreeks op haar borst te leggen. Hij is ongetwijfeld niet op de hoogte van “Le traité de l’auscultation médiate” (1819-1826) van Théophile René Laennec en de uitvinding van de stethoscoop. Het thema van de auscultatie wordt op heliogravures hernomen in “Les Sonnets du docteur” (zie verder).
38
Medi-Sfeer 264 - 16 maart 2006
Figuur 5: “Le massage III”. Heliogravure, geretoucheerd met etswater en graveernaald, 27,4 x 20,4cm (E. Rouir 922/2). Ze is bijgewerkt met waterverf.
Tabel 1: Biografische hoogtepunten in het leven van Félicien Rops. 1833: 1843: 1849: 1851: 1853:
1856: 1857: 1858: 1859: 1861: 1862: 1863: 1864: 1866: 1867: 1869: 1870: 1871: 1874: 1875: 1878: 1879: 1880: 1881: 1882: 1884: 1885: 1886:
1887: 1888: 1889: 1891: 1892: 1895: 1896: 1897: 1898:
Geboorte in Namen (7 juli). Enige zoon van een rijke textielindustrieel. Gaat binnen in het college van de Jezuïeten. Dit vormt de voedingsbodem voor zijn antiklerikalisme. Na het overlijden van zijn vader komt hij onder de voogdij van een conservatieve oom. Inschrijving aan de Faculteit Rechten van de Université Libre de Bruxelles. Hij speelt een belangrijke rol binnen de studentenverenigingen van de VU, “La Société des Joyeux” en “Le Cercle des Crocodiles”. Ontmoeting met Charles De Coster. Publicatie van talrijke sociale en politieke satirische karikaturen in “Le Crocodile, journal des Loustics” en de “Charivari belge”, de niet-gecensureerde versie van het Franse equivalent, slachtoffer van het keizerrijk van Napoleon III. België wordt een toevluchtsoord voor republikeinse Franse intellectuelen. Rops hekelt de onderdrukking van de vrijheden. Tegelijkertijd oefent hij zich in de schilderkunst en gaat hij naar het vrije atelier van Saint-Luc. Sticht met Charles De Coster de “Uylenspiegel, journal des ébats artistiques et littéraires”, een antiklerikaal spottijdschrift. In 1864 verdwijnt het. Huwt met Charlotte Polet de Faveaux (1835-1929), dochter van de vice-président van de rechtbank van Namen. In het kasteel van Thozée bij Mettet, houdt Rops zich bezig met zijn passie voor plantkunde. In 1858 wordt hun zoon Paul geboren, die in 1928 in Thozée overlijdt. Illustreert voor Hetzel in Parijs “Les Légendes flamandes” van Charles De Coster. Zijn politieke lithografie, La médaille de Waterloo, met Napoléon III als kreupele dwerg, bezorgt hem bekendheid én een duel met de zoon van een officier van het Keizerrijk. Geboorte in Namen van zijn dochter Juliette, die in 1865 sterft aan meningitis. Korte ervaring met de vrijmetselarij in Namen. Rops laat zich geen enkele politieke leer opdringen. Ontmoet de Franse schrijver Alfred Delvau en hij illustreert zijn “Histoire anecdotique des cafés et cabarets de Paris”. Geleidelijk aan stapt hij over van lithografieën naar gravures. Ontmoet door bemiddeling van Delvau de uitgever Auguste Poulet-Malassis, die verbannen werd naar België. Voor hem zal Rops tot in 1871 een dertigtal versierde titelbladen maken, vooral voor erotische werken uit de 18e en 19e eeuw. Maakt in Namen kennis met Charles Baudelaire, die de basisprincipes van het symbolisme en surrealisme vastlegt. Realiseert het titelblad voor “Epaves” van Baudelaire, die de gecensureerde gedichten van “Fleurs du mal” verzamelt. Illustreert met andere kunstenaars “La légende d’Uylenspiegel” van Charles De Coster. Sticht de “Société internationale des aquafortistes” in Brussel. Ontmoet in Parijs twee jonge hoedenmaaksters, Aurélie en Léontine Duluc, die zijn leven zullen delen tot aan zijn dood. Geeft graveerlessen in het kasteel van Thozée bij Mettet, en ontwerpt technische illustraties, “Les pédagogiques”. Gaat met Camille Lemonnier naar Sedan tijdens de oorlog die het einde van het Keizerrijk aankondigt. Léontine Duluc schenkt het leven aan Claire, die in 1895 met de Belgische schrijver Eugène Demolder trouwt. Scheidt van zijn vrouw Charlotte en installeert zich definitief in Parijs. Reizen naar Noorwegen en Zweden. Hij heeft jicht. Brengt tijd door aan de Azurenkust en aan de Belgische kust, die hij schildert. Creëert twee meesterwerken die een schandaal veroorzaken: “La tentation de Saint Antoine” en de “Pornokratès”. Het zijn allegorische en ironische visies op het seksuele overwicht van de vrouw. Hij wordt een fel gesmaakt illustrator in Parijs. Reis naar Hongarije, vanwaar hij aantekeningen en schetsen meebrengt, “Ropsodies hongroises” getiteld. Reis naar Spanje. Maakt “Cent légers croquis sans prétention pour réjouir les honnêtes gens” af. Tekent “Les Sataniques”. Werkt mee aan de creatie van modellen voor het modehuis van gezusters Duluc. Rops evolueert naar symbolische kunst. Hij illustreert “Les Diaboliques” van Jules Barbey d’Aurevilly. Eerste reis naar de Verenigde Staten om de collecties Duluc voor te stellen. In juni krijgt hij te horen dat hij diabetes heeft. In Brussel uitgenodigd door de groep Les XX, in 1883 gesticht door Octave Maus en Edmond Picard. Tot deze groep behoren ook James Ensor, Fernand Khnopff, Théo van Rysselbergh, Auguste Rodin. Rops stelt er “Pornokratès” tentoon en veroorzaakt een schandaal. Ontmoeting met Armand Rassenfosse uit Luik, met wie hij zachte vernis ontwikkelt om te etsen (“Ropsenfosse”). Tweede reis naar de Verenigde Staten. De “Revue Indépendante” publiceert de gedichten van Stéphane Mallarmé met “La Lyre” van Rops op het titelblad. Rops installeert zich definitief aan de Demi-Lune in het zuiden van Parijs. Voor Paul Verlaine tekent hij het titelblad van “Parrallèlement”. Rops ontvangt het Erelegioen. Reis naar Algerije. De gezondheid van Rops verslechtert. Hij is wanhopig. Aurélie schenkt het leven aan een jongen, Jacques, die enkele dagen later sterft. Voor “Supplément au catalogue de l’oeuvre gravé de Félicien Rops” door Ramiro, graveert Rops drie meesterwerken: “Muse”, “Feuille de vigne” en “Holocauste”. In hotel Drouot wordt een retrospectieve georganiseerd naar aanleiding van de publicatie van een speciaal nummer van La Plume, dat aan Rops wordt gewijd. Hij neemt deel aan de 4e tentoonstelling van La Libre Esthétique met zes werken, waaronder 3 kleurengravures met aftekening door Albert Bertrand. Sterft door hartdecompensatie in de Demi-Lune bij Parijs, met de zussen Duluc en zijn dochter Claire aan zijn zijde (23 augustus).
Figuur 6: “Hygiène/massage”. Voorbereidende tekening met Chinese inkt op calqueerpapier, 21,9 x 14,7cm.
39
Figuur 7: “Spéculum”, zonder de kanttekeningen. Ets, graveernaald en zachte vernis, 21,8 x 14,9cm (E. Rouir 802/3).
Medi-Sfeer 264 - 16 maart 2006
Cultuur De meest originele medische illustraties zijn ongetwijfeld “Le massage”, “Spéculum”, “Médecine experimentale” en “Ma goutte”, een van de ziekten van Rops, waarover verder nog meer.
Figuur 8: “Médecine expérimentale”. Heliogravure, 2e illustratie, 23,5 x 17,7cm (E. Rouir, tome II, p. 43).
“Le massage” In de kleurentekeningen van “Cent légers croquis sans prétention pour réjouir les honnêtes gens”, die Rops van 1878 tot 1881 tekende voor de Parijse bibliofiel Jules Noilly, maakte Rops tekeningen van “La médecine”, “La leçon d’hygiène”, “Frère médecin” en vooral “Le massage” (8). Er bestaan vier verschillende gravures van de “massage”, volgens grootte en register. Erastène Ramiro (pseudoniem voor Eugène Rodriguès; advocaat aan het hof van beroep in Parijs, groot bibliofiel en kunstliefhebber, schrijver van een omvangrijke “Catalogue decriptif et analytique de l’oeuvre gravé de Félicien Rops”, beschrijft de tekening (6, p. 271): “Een vrij mollige vrouw ligt op haar buik op een tafel, met haar hoofd op haar armen, en ontvangt inschikkelijk de verzorging van een oude dokter. Deze man, rechtstaand en het gezicht naar voren gericht, fatsoenlijk gekleed, houdt in zijn linkerhand het rechterbeen van de vrouw, en met de rechterhand geeft hij stimulerende en verzachtende duwtjes op haar flanken” (FFiguren 5 en 6).
“Spéculum” Over “Spéculum” schrijft Rops: “Gisteren bij Filleau geweest (dokter van Rops, die zijn Parijse adres in een van zijn schriften van 1873 schreef – privé-collectie – en die aan hem meerdere illustraties heeft gewijd, waaronder “Le docteur Filleau”, “Le docteur”, “Le cochon nimbé”; ?-1894?) voor het speculum. Ik zal met mijn model naar hem gaan en hij zal het voorwerp voor mij gebruiken” (9, p. 150). Ramiro beschrijft de tekening (FFiguur 7): “Een nette dokter, wiens rug we zien, bestudeert nauwgezet de intieme delen van een vrouw die in een speciale zetel achteroverleunt, met behulp van een klein instrument ontworpen voor deze hygiënische indiscreties. Van de patiënte zien we enkel de benen en de handen die uit een hoop rokken tevoorschijn komen. Links staat een pronktafeltje met een dokterstas, een flesje en een handdoek” (9, p. 59).
Figuur 9: “Médecine expérimentale”. Voorbereidende tekening met Chinese inkt op calqueerpapier, 21,5 x 13cm. Ruwe schets over de arts.
“Médecine expérimentale” Figuur 8 illustreert de “Médecine expérimentale”, beschreven door Ramiro (6, p. 173): “Een oude geleerde met lang haar en in een zwart kostuum met witte das, heeft met riemen een zeug opgehangen aan een balk, zodanig dat ze niet kan bewegen. Hij maakt gebruik van de onmacht van het arme dier om het met de linkerhand bij de staart te pakken en met de rechterhand een gedurfd chirurgisch experiment uit te voeren. De patiënt is zichtbaar minder tevreden dan de chirurg. Bovenaan staat het opschrift: ‘Doe niet met zeugen wat u niet wilt dat men met u doet!’ – en links: ‘Vivisectie’.” Eugène Rouir (4: deel 2, p. 43) meent dat deze illustratie meerdere malen werd gereproduceerd door fotograveur en drukker Léon Evely, op basis van een enkele tekening. Omdat geen enkele van de kopergravures door de kunstenaar opnieuw werd bewerkt, klasseert Rouir ze bij de reproducties. Figuur 9 toont een ontwerp van een tekening met Chinese inkt op calqueerpapier.
40
Medi-Sfeer 264 - 16 maart 2006
Dit artikel werd in twee delen gepubliceerd in La Revue Médicale de Bruxelles (2005;26:59-64 en 119-128). Wij reproduceren het met de vriendelijke toestemming van Hoofdredacteur Jacques Sternon.We bedanken ook de heer Grégory Ezersky, realisator van de RMB, die ons de documenten overhandigde voor de publicatie in Medi-Sfeer. Het tweede deel wordt gepubliceerd in een volgend nummer van Medi-Sfeer.
Cultuur
Félicien Rops: geneeskunde, artsen en ziekten (tweede deel) Prof. Harry Dorchy Clinique de Diabétologie, Hôpital Universitaire des Enfants Reine Fabiola, ULB
Félicien Rops was een van de beste tekenaars-graveerders van de 19e eeuw, en een ontembaar Belgisch kunstenaar. Hij werd geboren in Namen in 1833. In 1851 schrijft hij zich in aan de Faculteit Rechten van de Vrije Universiteit Brussel, maar hij beweegt zich vooral in intellectuele, letterkundige en artistieke studentenkringen. Hij publiceert tal van sociale en politieke satirische karikaturen. Als tekenaar en graveerder illustreert Rops medische onderwerpen zoals “Le massage”, “Spéculum”, “Médecine expérimentale”, “Ma goutte”. Rops was ook een zeer productieve brievenschrijver. In zijn correspondentie beschrijft hij zijn echte of ingebeelde ziekten: rodehond, jicht, verkeersongeval, tyfuskoorts en tyfus, longcongestie, fosfaatdiabetes, depressie, hersenbloeding, oogblessure, hartinsufficiëntie. De ziekten van Rops worden besproken op basis van de medische kennis van toen en nu.
Figuur 10: “Ma goutte”, centraal deel. Ets en graveernaald, 25 x 11,9cm (E. Rouir 875/3). “Drie Amors met een zieke voet, in verschillende houdingen en temidden van verschillende attributen met vreemde inscripties… We lezen: Te laten een goed paar benen die weinig gediend hebben. Voor inlichtingen zich wenden tot dokter Filleau, die belast is met de uitverkoop” (6, p. 118).
Rops en zijn ziekten In zijn uitgebreide correspondentie (zeker 3.000 tot 4.000 brieven, waarvan sommige zijn geïllustreerd (10), maar ze zijn niet allemaal geïnventariseerd), geschreven met virtuositeit, verve, hoogdravendheid en humor, beschrijft Rops zijn reële of denkbeeldige ziekten. Behalve twee komen de hier vrijgegeven uittreksels allemaal uit een databank tot dewelke ik toegang kreeg dankzij mevrouw Bernadette Bonnier, conservator van het Félicien Rops Museum in Namen, en dankzij mevrouw Véronique Leblanc, kunsthistorica, die sinds meer dan 15 jaar meewerkt aan het onderzoek over Rops (11). Dit werk is niet exhaustief en zal ons in de toekomst misschien nog andere medische informatie verschaffen. De ziekten worden besproken in hun vermoedelijke volgorde van optreden.
MS3880N_2006
Mazelen
31
In een brief (11) aan zijn vriend Hyacinthe Kirsch uit Luik (advocaat en operatekstschrijver; 1829-1880), vertelt Rops hoe hij in Holland de mazelen kreeg: “Dit is Holland. Ah! Wat een desillusie, ik ben vertrokken om een spoor te vinden van mijn oude meesters, om er de tronies van Jan Steen te zien schitteren tegen de schaduwrijke achtergronden van Rembrandt en er bij avondlicht in het gezegende vlees van Rubens te knijpen! En de landschappen! De molens van Ruysdael! Maar ach m’n beste, ik vind een land dat op een
Medi-Sfeer 265 - 30 maart 2006
voetbad vol spinazie gelijkt; een droefgeestige en neerslachtige bevolking, met hun koude inborst dromend terwijl ze met verdronken geiteogen naar een onbestemde tulp ergens in de nevel zitten te kijken; vrouwen die enkel na het eten van te veel rauwe haring beseffen dat ze een hart hebben, wat hen dan tot geslachtsverkeer kan brengen, want het woord liefde bestaat niet in het Hollands. Dit weke volk heeft bleekzucht verheven tot een heldendaad. Het leven is er zo karig dat je geneigd bent om ze een stuiver te geven! Voeg daarbij nog een stompzinnige zee die de Zuiderzee lijkt uitgehold te hebben om er rustig te kunnen slapen. En dan krijg ik bovendien nog de mazelen – de echte mazelen! Geschrokken door mijn kwajongensstreken op rijpere leeftijd, heeft God me een deftige uitvlucht willen sturen zodat ik geen gezichtsverlies zou lijden bij notarissen en ernstige mensen; de goede oude man maakte me bewust van de kinderlijke toestand waarin ik me tot dan toe bevond door me deze ‘uitslag’ te sturen, zo noemt mijn gewone dokter het”. De brief is niet gedateerd, maar in 1871 zou Rops gedurende twee maanden rondgedwaald hebben “in alle duinen van Zeeland, en door alle gehuchtjes van de Zuiderzee” (7, p. 109).
Jicht Nadat hij in 1874 de maand juli had doorgebracht in de herberg “Au repos des artistes” in Anseremme, klaagt Rops dat hij last heeft van jicht (7, p. 122).
Cultuur Maurice Kunel stelt vast dat (12, p. 42): “hoe sterk zijn bouw ook is, toch heeft Rops kwetsbare punten. Zijn voorliefde voor lekker eten en Franse wijnen en daarbij dan nog de bekoring van een lekker Waals ‘glaasje’ bezorgen hem af en toe ‘de goeie ouwe jicht’ van zijn voorouders. Dit pootje, waarmee hij lachte, bezorgt hem last en verplicht hem tot heelkundige ingrepen”.
Figuur 11: “Ma goutte”, omlijsting. Ets en graveernaald, 38,9 x 27,9cm (E. Rouir 970/3). Drie figuren in de rechtermarge, met eigenhandig geschreven titels in potlood: Souvenirs et Regrets; L’attaque; Désespoir du Peintre.
Op 19 augustus 1879 schrijft Rops in een brief aan Henri Liesse (Belgisch romanschrijver en vriend van Rops; 1849-1921): “Behalve allerlei zaken en avonturen kreeg ik de goeie ouwe jicht van Vader Rops, die me twee weken podagra heeft bezorgd – zoals onderstaande prent toont! Omdat ik liever niet zou hebben dat die Jicht terugkomt, ga ik beginnen of liever opnieuw beginnen met roeien en schermen” (11) (FFiguren 10 en 11). Op de etsdrukproef “Ma goutte” vinden we deze aantekening van de hand van de kunstenaar: “De auteur die jicht had gehad, constateerde dit van God komende onrecht – altijd aangenaam om hem te verrassen als de Voorzienigheid het bij het verkeerde eind heeft – en hield eraan deze flater van zijn schepper voor eens en altijd te vereeuwigen. Vandaar deze eigenaardige ets met als titel: De prent van de jicht. – In een beperkt aantal afdrukken (begrijpelijke schroom!) bleef Jicht een mysterieuze prent, waarvoor de auteur zich al schaamt, met de hypocrisie en zwakheid van de ouderdom” (6, p. 115). In het centrale gedeelte wordt dokter Filleau geciteerd (FFiguur 10). Ramiro (6, p. 117) beschrijft op fraaie wijze de randfiguren van “Ma goutte” (FFiguur 11). Een van hen stelt de jichtaanval voor: “In de gedaante van een ontzettend serpent met een gierenkop zet de Jicht zijn kromme en bloeddorstige bek in de arme voet, en de ongelukkige wringt zich tevergeefs in allerlei bochten om aan zijn greep te ontkomen. De noodlottige gevolgen van Chambertin 58, Richebourg 57 en de uitnodiging… tot walsen!”. En bovenaan: “Overmand door pijn heeft de kunstenaar zijn potlood in zijn lichaam gestoken, en zielloos ligt hij neer”. Jicht wordt gekenmerkt door hyperuricemie door een verhoogde productie en/of verminderde uitscheiding van urinezuur, het eindproduct van het katabolisme van nucleoproteïnen, dat afhangt van de hypoxanthine-guanine-fosforibosyltransferase. Mononatriumuraatkristallen slaan neer op de gewrichtsvloeistof van de gewrichten. In 95% van de gevallen treedt jicht op bij mannen vanaf de leeftijd van 30 jaar, wat bij Rops het geval was. Een aanval van acute jicht komt meestal op ter hoogte van het metatarsofalangaal gewricht van de grote teen, zoals bij Rops. Zonder hypo-uricemische behandeling slaat het natriumuraat neer in de vorm van tofi of onderhuidse witachtige knobbeltjes op bepaalde
32
Medi-Sfeer 265 - 30 maart 2006
Figuur 12: “Les sonnets du docteur”, nawoord, 1884. Ets en graveernaald, 12,9 x 9,1cm (E. Rouir 492/5). Ramiro beschrijft de prent: “Links een mooi meisje, rechtopstaand en zichtbaar tot de enkel en vooral rechts, elegant gekleed met een zwarte hoed, een kraagje, een rozenketting voor de borst, heel lange handschoenen en zelfs een erg kort hemd met de rechterhand opgestroopt op gestreepte kousen; in haar linkerhand houdt ze een kleine gehurkte Amor met bokkepoten, in de rechterhand zwaait ze dreigend met een glorieuze ganzenveer. Voor haar schiet een Amor met een dik boek onder elke arm toe en blaast met volle kracht op de verspreide wingerdbladeren. Uit een van de boeken valt een lange wimpel in een spiraal naar beneden en toont de inscriptie “Les sonnets du docteur”. De onderste rand omstrengelt een dik boek met op de kaft een dubbele C” (6, p. 270).
plaatsen onder druk, waardoor een heelkundige ingreep noodzakelijk kan worden als de gewrichten gehinderd worden in hun bewegingen. Een dieetbehandeling is purinearme voeding; vette vis, lever, niertjes, kalfszwezeriken, pens, bloedworst, hersenen, champignons, enz. moeten worden vermeden.We kunnen ons inbeelden dat Rops verzot was op sommige van deze gerechten… In 1872, ten tijde van Rops, schreeft Jaccoud (geaggregeerd professor aan de Geneeskundige faculteit van Parijs, arts in het Larboisièreziekenhuis, enz.) in zijn geneeskundig leerboek (13, p. 565-79): “Jicht is een vaak erfelijke constitutionele ziekte, gekenmerkt door bloeddyscrasie, en door specifieke aanvallen van voor metastasen en compensaties vatbare gewrichtscongestie”. Dit zijn de oorzaken: “Gebrek aan lichaamsbeweging, opgesloten leven wat hematose in de hand werkt, overmatig gebruik van alcohol, thee, koffie, maagvullende stoffen die de spijsvertering en
Cultuur de organische verbranding beperken, zijn de meest kenmerkende omstandigheden die tot een teveel aan urinezuur kunnen leiden; wanneer hier nog eens een overmatige hoeveelheid voedsel bijkomt, krijgt men een gebrekkige gezondheid en is dyscrasie niet ver weg…”. De behandeling is gebaseerd op: “Sobere en regelmatige maaltijden zijn de fundamentele voorschriften, het dieet moet gemengd zijn maar eerder plantaardig dan dierlijk…”. Deze voorstellen waren vrij waardevol, vooral omdat Jaccoud ook natriumbicarbonaatwater aanraadde, zoals men nu doet, om de neerslag van uraat in de urinewegen te vermijden.
Figuur 13: “Ecchymoses” voor “Les sonnets du docteur”, 1893. Heliogravure, 18,1 x 12,9cm (E. Rouir III, p. 696). Ramiro beschrijft: “In een hemd en rechtop, de knie steunend op een stoel, laat Mélie aan haar vertrouweling, een eerbiedwaardig kruidenverkoper, haar zijkant vol onrustbarende vlekken zien. En de oude vos zet zijn lorgnet stevig op zijn neus…” (9, p. 117).
Verkeersongeval Op 17 juni 1875 schreef Rops aan zijn zoon Paul die in Thozée in België woonde (landhuis van Entre-Sambre-et-Meuse), samen met zijn moeder Charlotte Polet de Faveaux: “… er viel een kind in het water, mijn overjas uittrekkend liep ik naar de trap van de brug. Mijn ene mouw was half uit en ik keek naar een op mij afkomende omnibus om hem te ontwijken toen ik een hevige duw in de rug kreeg en zeven of acht passen opzij werd gegooid, tussen twee wagens die heel snel reden… een ander paard stapte vol op mijn hand en arm… ik heb me naar mijn dokter laten brengen, dokter Filleau heeft me gerustgesteld, een verband gelegd, en hij was enkel wat ongerust over de middenvinger van de rechterhand die er slecht uitzag, want de rand van het hoefijzer had me vooral op die plaats getroffen, en een compres van arnica dat zelfs heel lichtjes werd geplaatst, veroorzaakte helse pijnen” (11). Dit alles om het feit te rechtvaardigen dat Rops niet naar zijn zoon had geschreven, zoals hij beloofd had…
Figuur 14: “Auscultation” voor “Les sonnets du docteur”, 1893. Heliogravure, 19,0 x 13,0cm (E. Rouir III, p. 696). Ramiro bechrijft: “Een jong geneeskundestudentje, met zijn oor op de mollige borst van zijn mooie patiënte, die rechtop staat en geïntimideerd is door de lichtheid van haar kledij waarin hij haar bracht, stelt blij vast dat deze longcongestie niets ergs is, - integendeel!” (9, p. 118). Het sonnet eindigt met deze drie verzen: “Et, dans des gestes téméraires, L’étudiant à pleines mains Palpe ses premiers honoraires.”
Tyfuskoorts Op 27 september 1877 beschrijft Rops een mysterieuze ziekte aan Maurice Bonvoisin (Belgisch karikaturist, verwoed verzamelaar van Rops; 1849-1912): “Ik heb enorm afgezien… een vreemde ziekte… Ik zag bij mij het begin van de ziekte van Baudelaire… Het begon met rode vlekken in de hals die deden denken aan wondroos… stekende pijn, tenslotte regelmatige aanvallen die me bijna alle bewustzijn ontnamen. Het was afschuwelijk. Ik was bang, en het noodlot ook, voor bloedstuwing naar de hersenen ofwel voor hersenkoorts. Eigenlijk weet niemand echt wat het is, dat is de waarheid… Ik heb geen van beide gehad… ik heb een huurrijtuig genomen die me aan de poort van het Neckerziekenhuis heeft afgezet, ik ben er
35
binnengegaan… Ik ben er 17 dagen gebleven!… Ik werd er trouwens heel goed verzorgd en had als huisgenoot een oude herstellende zeeman die me tussen mijn aanvallen in allerlei grappige dingen vertelde… Als ik heel goed ben, kom ik met mijn familie enkele dagen naar België naar het Rond Punt op de Louizalaan… Ik zal je – eindelijk! – enkel en alleen de enkele etsen sturen die ik bij me heb…” (11). Gaat het hier om een ingebeelde ziekte waarmee hij zijn vertraging wilde verontschuldigen bij de betaling van bestellingen?
Medi-Sfeer 265 - 30 maart 2006
In een andere brief aan Maurice Bonvoisin van 29 november 1877 schrijft Rops: “Tyfuskoorts en ik kom er gelukkig uit! – ze hebben het nagenoeg volledig kunnen stoppen en ik heb de genoemde tyfus niet helemaal doorgekregen. Als je op je terugweg uit Bretagne bij mij langsgekomen zou zijn, zou je me in volle waanzin hebben getroffen, ik vertelde de meest vreemde en wonderlijke dingen ter wereld… Mijn goede Filleau, mijn dokter… heeft over mij gewaakt en me op een moment zo’n zware reactieve stoffen gegeven dat ik er
Cultuur bijna aan was… na zestien dagen, vroeger dan gewoonlijk, heeft de koorts me verlaten… Ik sta een beetje te bibberen op mijn benen maar het hoofd is goed en over enkele dagen ga ik weer aan het werk” (11). De ziekten van Rops zijn soms fictief of overdreven om de vertragingen in zijn aan opdrachtgevers beloofde werken te verantwoorden. Verder in zijn lange brief verontschuldigt Rops zich: “Ik heb niet vroeger aan mijn plichten kunnen voldoen omdat er overmacht was. Mijn dokter, met wie we later eens zullen dineren, zal je hiervan op de hoogte brengen. Hij wil niet dat ik nu tekeningen bekijk. Ik zal je deze twee tekeningen dus pas op het einde van de maand kunnen sturen…”. In de tijd van Rops (13, p. 724-80): “Het gif dat tyfuskoorts veroorzaakt, is onbekend maar alle etiologische gegevens bewijzen dat het eventueel in producten van dierlijke oorsprong zit… We moeten aannemen dat het een natuurlijke oorsprong heeft door de talrijke gevallen waarbij de ziekte aan geen enkele andere oorzaak toe te schrijven is, uit te sluiten… In matig ernstige gevallen verschijnt van de zevende tot de tiende dag de waanzin… De patiënt valt overdag in de rustige sufheid van de vorige avond, of toch minstens in een toestand van verbijstering (τυϕος = tuphos) die zijn naam gaf aan de ziekte.” Professor Jaccoud beveelt de volgende behandeling aan: “Vanaf het begin geef ik wijnachtige limona-
Figuur 15: Schets in Chinese inkt op verguld filigraanpapier, 13 x 10cm. Tussen twee tekeningen van vrouwen schetste Rops de 2 ineengestrengelde “D” van de gezusters Duluc, modistes en gezellinnen van Rops tot aan zijn dood. Op de achterkant een modetekening en het adres van een wijnhandelaar.
In 1872 beschrijft Jaccoud in zijn geneeskundig leerboek (13, p. 12-8) in een hoofdstuk over longziekten “congestie van irritatieve oorsprong of longcongestie die het gevolg is van een irritatie van het orgaanweefsel (ubi irritatio ibi fluxus)… De voornaamste oorzaken zijn vermoeidheid van het stem- of ademhalingsapparaat, de inademing van te koude of te warme lucht, de inademing van dampen, stof of irriterende gassen, overmatig alcoholgebruik, aanwezigheid van ziekmakende producten, met name tuberkels in de orgaanwand, en tenslotte de verandering die bepaalde ongezonde gifstoffen in het bloed hebben veroorzaakt; deze laatste oorzaak hangt samen met de oorspronkelijke congesties van eruptieve en tyfuskoorts… Erethisme van het hart bevordert aanzienlijk de activiteit van voorgaande oorzaken, maar kan alleen geen longcongestie teweegbrengen… Het duurt 3 tot 5 dagen; de ziekte eindigt meestal door ontbinding, soms door bloeding, en soms maar zeer zelden door ontsteking. Congestie onderscheidt zich van pneumonie door…”.
Fosfaatdiabetes In een brief van 8 april 1886 (11) klaagt Rops bij zijn trouwe vriend François Taelemans (Belgisch schilder en etser, aangetrouwde neef van Rops; 1851-1931): “Ik heb ook afgezien: in de maand juni laatstleden ben ik ernstig ziek geworden: ik had ‘fosfaatdiabetes’. Het is de ziekte van exuberante mensen die zich te veel inspannen, op alle manieren en je weet dat ik zo iemand ben: te exuberant in alles. Men sterft er erg netjes en snel aan naar het schijnt. Ik heb standgehouden en ben nog niet helemaal genezen, maar op goede weg naar genezing en klaar, hoop ik, om een hoop goede werken te maken om de Duivel te behagen en hem plezier te doen.” Op het einde van zijn brief geeft Rops hem de raad: “Tracht eens snel een zoon te maken zodat ik hem mijn talenten en cliënteel kan overlaten: Huis Satan en Cie – Nietsnut!”…
de te drinken, en ik sta nooit een volledig dieet toe; de zieke moet altijd runderbouillon drinken, ten minste tweemaal per dag, en 250 gram Bordeaux-wijn. Tegelijk schrijf ik kina-extract voor in een dosis van 3 of 4 gram in gomhoudend rozenwater… Voor een ziektevorm met middellange of lange duur voeg ik bij de brandewijn de dosis van 30 gram per dag om te beginnen…”.
Longcongestie Op 5 december 1878 schrijft Rops aan Théodore Hannon (schilder, etser, kunstcriticus en Belgisch dichter; 1851-1915): “Filleau van de Faculteit van Parijs verbiedt me om mijn hoofd buiten te steken, maar dit moet stoppen… Weet je dat ik bijna gecrepeerd ben als een oude musket. Ik heb een echte longcongestie gehad
36
en ik die bloedig ben als een Frygische muts was bijna gestikt door dit bloed dat zo gul was dat je er zilver en zelfs ijzer van kon lenen, wat zijn manier is om rijk te zijn. Ik ben een beetje bleekjes en de meisjes die zich troosten met hun witte bloemen door kerkmuziek te maken, vonden me interessant genoeg om me blauwe plekken te bezorgen met hun heupen” (11).
Medi-Sfeer 265 - 30 maart 2006
In een reportage over Rops voor het tijdschrift l’Echo de Paris, schrijft Charles Formentin in 1891 (7, p. 214): “De zieke waarover u me onlangs nog heel slecht nieuws meedeelde, schudde me krachtig de hand. Hij had een trots voorkomen en ik zag nog nooit zo’n sterke herstellende. Toen ik hem zo zag met zijn ietwat grijzige sikje, zijn blozende gelaatskleur en zijn buikje, dacht ik eerder aan een man die van tafel komt in plaats van net ziek geweest te zijn”. Het betreft vast en zeker diabetes type 2 die met zijn gezetheid samengaat. De term “fosfaatdiabetes” bestaat niet meer in de leerboeken over diabetologie. Nochtans schrijft Lépine (14) in 1909 in zijn verhandeling over “Suikerdiabetes” dat “B. en J. Tessier (Tessier. Fosfaatdiabetes. Proefstuk uit Parijs, 1876) vestigden de aandacht op het afwisselen van glycosurie en fosfaturie.
Cultuur Vooral de bodemfosfaten zijn verhoogd bij diabetici”. In Actualités médicales van 1912 preciseert Lépine (15, p. 36) dat “J. Tessier de vernuftige hypothese bedacht dat onder de invloed van onbekende omstandigheden glycose zich zou splitsen in melkzuur (C6H12O6 = 2C3H6O3), waarvan de aanwezigheid in het bloed een zeer gunstige toestand schept voor de ontbinding van kalkfosfaten. Bij ernstige vormen van diabetes werd immers meermaald broosheid van de beenderen vastgesteld.” Osteopenie is een complicatie van diabetes die gediagnosticeerd kan worden aan de hand van radiografie in een infraklinisch stadium, en vooral door botdensitometrie, zelfs bij kinderen (16). Er werd aangetoond dat bij diabetes type 2 de hyperglykemie een verhoogde uitscheiding in de urine teweegbrengt van calcium en fosfaten, door aan glycosurie gecorreleerde osmotische diurese (17). Dit heeft een zwakke parathyroïdale stimulatie tot gevolg die osteopenie niet kan voorkomen. Enkel een goede glykemische controle remt dit proces.
Depressie In 1888 vertrouwt Rops Augustin Boyer van Agen (schrijver en Frans criticus die een studie aan Rops heeft gewijd “Rops..iana”; 1857-1945) (11) toe: “In sommige seizoenen word ik overmand door onverklaarbare heimwee, onberedeneerde behoeften om te vluchten: ‘verder’; vanuit een afkeer van alle wezens, - en van mezelf vooral!! – Een sinistere scherpzinnigheid over onze dwaasheid doet me dromen van nog meer sombere werken; en ik vlucht voor mezelf als afspiegeling van de huidige mensheid. Ik voel me krachteloos en machteloos en talentloos om de lelijkheid van vandaag weer te geven; ik lijd onder mijn nietigheid en neerslachtigheden. Tijdens deze trieste uren zit ik in een verloren hoek of dwaal ik als een geslagen hond in droefgeestige landschappen en is niets me nog een zorg. Ik antwoord niet meer op brieven en het trillen van de lucht door menselijke woorden lijkt me wreed en hatelijk. Ik maak een morele menstruatie door! Ik verander van
Figuur 16: Aantekening in een zakboekje van Rops van 1880 (9 x 5cm), in potlood: “Ik laat mijn arts de recepten na die me een lang leven hebben gegeven”.
In 1872 noteert Jaccoud in zijn leerboek over interne pathologie (13, p. 870-92) dat “diabetes niet in gelijke mate wordt waargenomen op elke leeftijd” en dat “het bij mannen het meest voorkomt in de periode tussen dertig en veertig jaar”; “de personen met vette lichaamsbouw lopen meer kans dan de anderen”. De aan de Faculteit Geneeskunde in Parijs geaggregeerde arts bevestigt dat “bij de pathologische oorzaken waarvan de invloed werd aangetoond, noemen we jicht, aanhoudende febris intermittens en syfilis. Als toevallige of bijkomende oorzaken hebben verkoudheden, verdriet, depressieve gevoelens een echte werking.” Het voorgestelde dieet in deze tijd is “een volledige afschaffing van zetmeelhoudende stoffen”, ten voordele van “gebraden vlees, eieren, kruidachtige planten”, enz.“De meest geschikte drank is oude Bourgognewijn”. Men kan ook “opium in een dosis van tien tot vijftien centigram per dag en meer” voorschrijven. “Als deze behandeling niet helpt, dienen we strychnine toe”. Professor Jaccoud gaat voort: “in enkele gevallen waarbij strychnine niets uithaalde, ben ik erin geslaagd om de voeding te herstellen en de glycosurie te stoppen met behulp van arsenigzuur”. Een nieuwe behandeling tekent zich af: “Het recente onderzoek van Pettenkoffer en Voit over de zuurstofinsufficiëntie van diabetici rechtvaardigt volop de al sinds lang door mijn wijze en waardige professor Semmola van Napels voorgestelde medicatie; ik spreek over zuurstofinhalatie, dat deze knappe collega ofwel alleen ofwel met arsenicummedicatie aanwendt”. Jaccoud besluit dit hoofdstuk over diabetes met “Ongeacht de behandeling mogen geen trekpleisters, noch cautères, noch revulsieve pleisters worden aangebracht; de speciale predispositie van diabetici voor flegmasie en gangreen is de reden van dit voorschrift dat niet overtreden mag worden”. Oef… In 1912 voorspelt Lépine (15), nadat hij matige resultaten vaststelde bij diabetici behandeld “met gelijkstroom, statische elektriciteit en hoogfrequente stromen”, dat “de medicatie van diabetes via bestralingen me de methode van de toekomst lijkt. Uit onze experimenten met een levende hond en op in vitro organen blijkt dat X-stralen in een lage dosis glycolyse opwekken en in een hoge dosis glycogenie beperken”… We weten niets over de al dan niet door Rops gevolgde antidiabetesbehandeling, maar zijn karakter zou enkel rode wijn aanvaard hebben, waardoor hij een tiental jaren als diabeticus zou kunnen leven.
37
Medi-Sfeer 265 - 30 maart 2006
huid zoals een hagedis en ik wacht op mijn verrijzenis. En ze is gekomen! Ik voel me beter en getroost over alle soorten anonieme pijnen en vormeloze wanhoop”. Gelukkig zijn deze cenesthesiestoornissen maar van korte duur.
Hersenbloeding In zijn artikel van juli 1891 met als titel “een bezoek aan Félicien Rops” citeert Charles Formentin deze woorden van Rops:“Welnu, zegt hij me lachend, u ziet toch wel dat ik nog niet dood ben; ik ben nog altijd in vorm, hoewel ik op dit moment een slecht oog heb. Een bloeding die me een maand geleden trof, is tot daar getrokken en ik heb even gedacht dat mijn hersenen geraakt waren” (7, p. 214). Het rechteroog lijkt aangetast. Het kan gaan om een cerebrovasculair accident, ongetwijfeld een trombose, het gevolg van een door diabetes bevorderde atherosclerose. Dit kan opgetreden zijn ter hoogte van de achterste linkerhersenslagader die de optische laag en het onderste en inwendige deel van de achterhoofdskwab irrigeert, de visuele cortex inbegrepen. De oppervlakkige letsels veroorzaken een controlaterale homonieme hemianopsie, soms in kwadrant. Een corticaal letsel dat zich beperkt tot het gebied van de fissura calcarina veroorzaakt een homonieme hemianopsie die de macula spaart. Dit verklaart dat Rops met precisie en fijnheid kon blijven graveren. Een andere hypothese is een thrombose van de centrale netvliesslagader rechts, indien Rops een ciliaire netvliesslagader zou hebben (10 tot 20% van de mensen) die de macula zou kunnen infuseren.
Oogblessure Eind april 1892 krijgt hij bij het graveren kaliumbichromaat in het oog. Rops schrijft dat zonder de onmiddellijke interventie van dokter Georges Camuset, zijn oogarts: “Denk ik dat ik blind zou zijn geworden zoals Homerus, omdat ik niets meer zag door geen van beide ogen…” (7, p. 218). Camuset was gevestigd in Dijon, maar zeer geïntegreerd in de Parijse culturele kringen. Hij daagde de muze der dichtkunst uit… In 1884 had Rops een ets gemaakt (FFiguur 12) voor het nawoord van de “Sonnets du docteur” (18), door dokter C…, eigenlijk
Cultuur dat de voor de oude Anacreon dierbare dat van de ‘Academieën’. We moeten de dokter Camuset die verzen maakte over “le Filosofie me troost. Het is de grote te grabbel gegooide of als seringen zo cataplasme”, “le cor aux pieds”, la “blenNachtschade (NVDR: zaaddragende angioverse huid ruiken, die geleden heeft of die norrhagie”, “bonbon laxatif”, enz. Twee van roze kleurt in hoop.” deze sonnetten in medicijnenstudentjessperme plant), goed voor menselijk lijden. stijl worden opnieuw gepubliceerd in twee En wat doet het er dan toe, het leven, de latere edities in 1888 en 1993, en geïllusroem en de werken? Ik zou dat allemaal Diabetes type 2 heeft ongetwijfeld de treerd door twee heliogravures van Rops: geven voor de gezegende uren in de atherosclerose en arteriële hypertensie “Ecchymoses” (FFiguur 13) en “Ausculzomerse nachten wanneer mijn hoofd op bevorderd (zelf gedeeltelijk door stress vertwee mooie borsten rustte, gemodeleerd oorzaakt), samen met de hypercalorische tation” (FFiguur 14). “Massage” en “le spénaar de snede van de koning van Thule, en voeding rijk aan verzadigde vetten, veel culum” waren voor Rops onderwerpen die om, zoals zij, meegevoerd te worden door zout, zonder van alcohol en tabak te spreniet in de “Sonnets du docteur” werden de golven! Je trouwe vriend. Fély.” ken, en zelfs een aan diabetes en jicht gepubliceerd. Er werden nog andere illussecundaire nierinsufficiëntie. Als daarbij traties door Rops bedacht, maar nooit uitnog de lichamelijke inspanningen (de gewerkt. In een brief van 6 november 1883 In een brief van 20 februari 1891 (11) gaat vrouwen…) de myocardreserves aanspre(9, p. 145-6), schrijft Rops dat hij “gek is op Rops er prat op dat hij jong is gebleven: “Ik ken… Dit zijn allemaal voorspellende de ‘Sonnets du docteur’… Wat mij factoren voor hartinsufficiëntie. als titel het meest aanspreekt, is… Figuur 17: Lijst in een zakboekje van mensen Diabetes (de vrouw die de kussen die geabonneerd waren op de werken van Rops In een brief aan zijn zoon Paul van juli van haar diabetische minnaar gesui(7,5 x 12cm), met de datum 1880. We identifi1894 (11) klaagt Rops: “Ik bevind me kerd vindt, of het omgekeerde: de ceren o.a. de Koning der Belgen, dokter Filleau minnaar die vindt dat, enz.)” op dit moment in een slechte en zelfs en een dokter Lequime, waarvan we niet weten erg slechte gezondheidstoestand. Voorgevoel…? of hij een voorouder is van de bekende cardioMijn benen zijn gezwollen, mijn hart loog van de ULB. Hartinsufficiëntie beklemd en ik moet in vorm zijn voor de ceremonie van De Coster (Rops Rops, die het triolisme beoefende met de gezusters Aurélie en Léontine woont in Brussel de inhuldiging bij Duluc, is een hartstochtelijk vrouvan een monument ter nagedachtewenliefhebber, wat zijn hart zowel nis aan Charles De Coster) om me te letterlijk als figuurlijk sneller deed kunnen bewegen onder deze erg kloppen. In een ongedateerde brief zware behandeling die ik nu onderga. (privé-verzameling) aan een vriend Ik ben bij een ‘vorst der wetenschap’ bekent hij: “Ik heb in mijn leven twee geweest, maar dit helpt me nauweof drie misdaden begaan, misschien lijks vooruit!”. meer als ik het van naderbij bekijk. Ik heb natuurlijk soms, zoals een lansOp het einde van 1894 beklaagt Rops quenet in de geplunderde steden, zich in een brief aan Eugène enkele meisjes ‘gedwongen’ maar ik Rodriguès (de zogenaamde Erasthène heb enkel spijt van de roes die ik toen Ramiro) (12, p. 44): “Ik kan sinds acht in het hoofd had en de vreemde dagen niet meer ademen. Geen lucht smaak van beklemming omdat de meer! Ik betaal mijn diner van die gelukzalige wellust, moeder van vorige avond. Een van de dagen zal je mensen en rassen, mijn keel dichtme toch eens het plezier moeten kneep. Ik moet dus geen berouw doen om eerlijk aan Tissier te gaan hebben noch klagen. Onze fouten, vragen hoe het nu zit met deze vermeisjes van plezier en zwakheden woesting van het hart. Als ik het van onze voorouders, waarvan het hoekje moet omgaan, zou ik dat bloed nog in onze aderen klopt, zijn graag willen weten want ik heb nog niet te betreuren. We moeten de zoveel te doen!”. gevolgen ervan maar dragen en God bedanken dat ze niet erger waren. De In 1895 beschrijft Camille Lemonnier liefde van vrouwen omvat net zoals (zeer productief Belgisch schrijver die Pandora’s doos leed in het leven, maar het in 1908 een boek over Rops publiceerde; moet aan de Jeugd bekennen dat ik jong is met goud omhuld, ze hebben zo’n schit1844-1913) een ouder wordende Rops: ben gebleven. En daarom heb ik nog altijd terende kleuren en parfums dat je er nooit “Met beenkappen, een strooien hoedje dezelfde hartslag als toen ik 18 jaar was, spijt van moet hebben dat je ze hebt als ik de hand kus van een vrouw van wie over de ogen, zonder gilet en met een colgeopend. Deze parfums houden de ouderik hou en ook dezelfde zenuwen bij een bertjasje, hij zag er goed uit, dik, hoogrood, dom op afstand en behouden in hun geur model! Ik denk dan: ziehier een wijfje dat nauwelijks grijzend: enkel zijn bewegingen de aangeboren trots. Alle geluk heeft een me vanalles gaat tonen: armen, borsten, waren vertraagd” (19). Hetzelfde jaar prijs, ik sterf een beetje van deze zachte en een met rossige haren opgesmukte buik, “werd Rops bevangen door een benausubtiele giffen die uit het fatale koffertje en ik ga dat allemaal moeten weergeven wende koorts en steeg het oedeem in zijn opstijgen; en toch vinden mijn weldra door en uitdrukking geven aan het leven. Want benen tot zijn kuiten. Zijn acute carditis ouderdom trillende handen nog de kracht het gaat niet om het maken van een naakt hield hem een maand lang op zijn kamer” om verboden sloten te doorbreken. Je ziet stuk! Het naakt moet van ons zijn en niet (12, p. 44). Hij vertoont symptomen van
38
Medi-Sfeer 265 - 30 maart 2006
Cultuur Figuur 18: “Droit au travail”, 1868, ets 7,9 x 5,5cm (E. Rouir 343). Ramiro (6, p. 165) beschrijft: “Recht, star, stevig, dikbuikig, verwaand, de oorsprong van alles, zonder iets verloren te hebben van zijn natuurlijke uitzicht, in kostuum en met de allure van een dikke zelfverzekerd stappende bourgeois, de linkerhand in zijn vestzak, en de rechterhand lichtjes leunend op een wandelstok. Dit is het vertrekpunt naar de veroveringen.”
hartinsufficiëntie met asthenie, inspanningsdyspneu, spijsverteringsstoornissen, perifere oedemen. In de 19e eeuw maakte oedeem in de benen deel uit van “mechanische hydrops” door de toename van de veneuze druk boven het obstakel; “als deze zodanig is gesitueerd dat hij op beide takken inwerkt waarin het geheel van toekomende bloedvatkanalen samenvloeit, dit wil zeggen in het hart; dan is de hydrops algemeen; vochtophopingen in alle sereuze holten kunnen samengaan met algemene waterzucht” (20, p. 553-73). Het hart kan hypertrofiëren door een mechanisch obstakel en atheroom was een gekende oorzaak, maar Jaccoud citeert ook gewone hypertrofie met als mogelijke oorzaken: “overmaat aan eten en drinken, overmatig gebruik van koffie, thee of tabak, lange avonden, het dikwijls verblijven in warme ruimten met bedorven lucht (theaterzalen), intellectuele arbeid, morele emoties, en tenslotte spiervermoeidheid. Bij een congestief verschijnsel in de grote hersenen of de longen “moet de druk van het arterieel systeem dalen; het meest geschikte middel hiertoe is de aderlating”. Jaccoud vermeldt de andere medicaties: diuretica (kaliumnitraat), drastica (jalabtinctuur); in andere gevallen zijn de meest efficiënte middelen medicinaal cyaanwaterstofzuur, kaliumbromide, maar nooit digitalis als er geen hartklepletsel is… Hierbij komen nog hygiënisch-diëtische maatregelen: onthouding van geestrijke en stimulerende dranken (koffie, thee), gebruik van natuurlijk alkalisch mineraalwater om de wijn aan te lengen, vermijden van vermoeiende werkzaamheden en ontspanning, enz. Na elke herstelperiode heeft Rops nog projecten. In een briefje naar de uitgever en handelaar van Brusselse afdrukken Charles Vos
39
Medi-Sfeer 265 - 30 maart 2006
Figuur 19: “Droit au repos”, 1868, ets, 7,9 x 5,4cm (E. Rouir 342). Ramiro (6, p. 166) beschrijft: “Afgemat, slap, gebroken, leeg, met als een zware last aan de nek de twee reiszakken die hem glorie bezorgden maar nu slap tot aan zijn voeten hangen, sleept hij zich moeizaam voort op zijn doorgezakte knieën, zonder zelfs het hoofd overeind te kunnen houden! Dit is het vertrekpunt naar het ziekenhuis.”
(privé-verzameling), van 4 april 1896, waarschuwt Rops hem over zijn formeel verzet tegen het feit dat “‘la Dame au cochon’ zou gegraveerd worden door iemand anders dan ikzelf en dat ik de mensen die zich hier niet aan houden, zal vervolgen. De vijftiende van deze maand zijn de tekeningen te uwer beschikking”. Nochtans gaf Gustave Pellet in 1896 “La dame au cochon” of “Pornokratès” uit, een gravure van Albert Bertrand in zwart en in kleuren in afdruk, naar de geaquarelleerde pastel van Rops. In een brief (20 november 1886) aan zijn schoonzoon Eugène Demolder (jurist en Belgisch schrijver van o.m. “Etude patronymique sur Rops”, echtgenoot van Claire Rops, dochter van Léontine Duluc; 1862-1919), schrijft Rops (11): “Ik moet me geestelijk en fysiek oplappen, want het hart is echt in slechte staat! Het slaat tegen het ritme in, hij slaapt slecht en koortsig. Ik ben niet ziek, maar aangetast en dat is een groot verschil! Ah! Dit hart heeft het recht om aangetast te zijn! Al vijftig jaar lang springt het bij alle emoties op als een eolische harp. Het minste woord van liefde brengt het in een smartelijke toestand, zoals de martelaren van de Primitieve Kerk die opnieuw begonnen te bloeden onder de kussen van de Maagden. De herinnering aan of lichte beroering van de lippen van de gelovigen brengt het arme hart terug in een toestand van hevige kloppingen en zachte benauwdheid door vroegere verrukkingen”. Iets verder geeft Rops zijn dikke schoonzoon en “schrijver van legenden”, die door Rops zelf en zijn dochter Claire onder het pseudoniem van Etienne Morannes worden geïllustreerd, de goede raad: “vanaf de eerste lentedagen moet je ook hierheen komen en van je rijkelijke vruchtvlees en speklagen afgeraken, en ik help je met dit boekdeel! Hier bevallen we al
Cultuur Figuur 20: “Rops à la marotte macabre”, kaft van de “beschrijvende en analytische catalogus van het graveerwerk van Félicien Rops” (6, 9), gegraveerd door F. Courboin, 34,7 x 24,8cm (E. Rouir, p. 698).
verstikkend warm in de kamer” (12, p. 48). De avond van 23 augustus 1898 om 23 uur blies Rops zijn laatste adem uit.
Grafschrift In een boekje van 1873 had Rops deze formule opgeschreven: “Ik laat mijn arts de recepten na die me een lang leven hebben gegeven” (FFiguur 16). In een brief van 23 september 1877 aan Maurice Bonvoisin (11) had Rops de gravure van dit grafschrift bedacht: “Cy gist Félicien Rops tailleur d’imaiges”. Zijn mening over de God van de christenen was ondubbelzinnig. In een brief van 10 juni 1882 (11) schrijft Rops: “Wat God betreft, als ik hem zou uitgevonden hebben, zou ik hem vast en zeker minder dom gemaakt hebben. Mozes heeft niets om trots op te zijn. Ik heb deze monogamie predikende wetgever trouwens altijd gewantrouwd. Daarom heeft Michelangelo hem als allegorisch voorgestelde mens hoorns opgezet… Deze Christus vind ik bijzonder verfoeilijk. In plaats van een goed rijk te stichten zoals Mohammed, laat hij zich als een konijn in de hof van olijven oppakken, waar hij zelfs geen afspraak had!”. Koning Leopold II kreeg de gravures van Félicien Rops niet meer (FFiguur 17). Rops maakte aanspraak op “het recht op werk”, maar eiste ook “het recht op rust” (FFiguren 18, 19). In zijn spreuk bij “La marotte macabre” kondigt Rops beslissend aan: “Rops suis, aultre ne veulx estre” (FFiguur 20). Maar een menselijke kloon bestond toen nog niet… Het herdenkingswerk voor de honderdste verjaardag van zijn overlijden herneemt deze spreuk (21).
bewegend. Het kind komt gemakkelijker”. Rops bezit nog altijd de geestdrift en de stimulerende familiegeest… Op 26 maart 1897 schrijft Rops uit Hyères (Var, Frankrijk) aan zijn zoon Paul (11): “Heb ik je verteld dat dokter Tissier twee dagen bij mij heeft doorgebracht? En gezegd heeft… dat ik volledig zal genezen… Hij raadt me dit jaar grote werkreizen af, misschien ga ik tot Gênes… Ik hoop mijn gezondheid terug te vinden”. Nochtans voelt hij in september 1897 zijn einde naderen en schrijft hij aan Armand Rassenfosse (tekenaar, schilder, Luiks graficus, leerling van Rops; 1862-1934): “Ik reken op jou om me te helpen mijn wens te eerbiedigen, namelijk om mijn resterende levensdagen door te brengen met mijn dierbare gezellinnen. Indien mijn nog twijfelachtige bekendheid me dit laatste goed zou ontnemen, door in het hart van mijn zoon ijdelheid in plaats van genegenheid op te wekken, zou ik sterven en spijt hebben dat ik geen landloper geworden ben met alle recht om te sterven onder de door hemzelf gekozen boom” (12, p. 46). Zijn zoon Paul Rops trachtte inderdaad “hem weg te halen van bij de dierbare zielen die hem verdedigen”. In 1898 zijn de voeten van Rops opgezwollen en het opnieuw verschenen oedeem bereikt zijn benen. Hij verlaat steeds minder zijn kamer en zijn bed. Zijn twee vrouwen, Léontine en Aurélie Duluc (FFiguur 15), en zijn dochter Claire wijken niet meer van zijn zijde. “De grote Rops, uitgestrekt onder dekens, met zijn korte en gejaagde ademhaling, was heel slecht en leek te lijden. Het was
40
Medi-Sfeer 265 - 30 maart 2006
Referenties 1. Caso P. Un siècle de peinture wallonne. De Félicien Rops à Paul Delvaux. Bruxelles, Rossel Edition, 1984:13. 2. Dorchy H. Histoire des Belges des origines à 1991, septième édition. Bruxelles, De Boeck, 1991:149. 3. Draguet M. Rops-De Coster. Une jeunesse à l’Université Libre de Bruxelles. Bruxelles, Cahiers du Gram, 1996. 4. Rouir E. Félicien Rops. Catalogue raisonné de l’oeuvre gravé et lithographié (3 volumes). Bruxelles, Van Loock, 1987-1992. 5. Védrine H. Le cabinet de curiosité de Félicien Rops: collection de Marginalia. Paris, Somogyi, 2003:125. 6. Ramiro E. Catalogue descriptif et analytique de l’oeuvre gravé de Félicien Rops. Bruxelles, Deman, 1893. 7. Delevoy R, Lascault T, Verheggen JP, Cuvelier G. Félicien Rops. Bruxelles, Lebeer-Hossman, 1985. 8. Musée Rops. Cent légers croquis sans prétention pour réjouir les honnêtes gens, 2ème édition. Namur, Lambotte, 1998. 9. Ramiro E. Supplément au catalogue de l’oeuvre gravé de Félicien Rops. Paris, Floury, 1895. 10. Leblanc V, Védrine H. Injures bohêmes. Les plus belles lettres illustrées de Félicien Rops. Paris, Somogyi, 2001. 11. Félicien Rops. Correspondance dans laquelle il évoque ses maladies. Tous les extraits cités ont été transcrits en conservant la graphie d’origine. 12. Kunel M. Félicien Rops. Sa vie - son oeuvre. Bruxelles, Office de Publicité, 1943. 13. Jaccoud S. Traité de pathologie interne, tome second, 2ème édition. Paris, Delahaye, 1872. 14. Lépine R. Le diabète sucré. Paris, Alcan, 1909:463-502. 15. Lépine R. Le diabète non compliqué et son traitement. Paris, Baillères et fils, 1912. 16. Mallet E. Os et diabète. In: Czernichow P, Dorchy H, eds. Diabétologie pédiatrique. Paris, Doin, 1989:339-51. 17. Nagasaka S, Murakami T, Ichikawa T, Ishikawa SE, Saito T. Effect of glycemic control on calcium and phosphorus handling and parathyroid hormone level in patients with non-insulindependent diabetes mellitus. Endocr J 1995;42:377-83. 18. Docteur C. Les sonnets du docteur. Dijon, Darantière, 1884, 1888, 1893. 19. Lemonnier C. Félicien Rops. L’homme et l’artiste. Paris, Floury, 1908:223. 20. Jaccoud S. Traité de pathologie interne, tome premier, 2ème édition. Paris, Delahaye, 1872. 21. Bonnier B, Leblanc V, Prioul D, Védrine H. Félicien Rops. Rops suis, aultre ne veulx être. Bruxelles, Editions Complexes, 1998.
Dit artikel werd in twee delen gepubliceerd in La Revue Médicale de Bruxelles (2005;26:59-64 en 119-128). Wij reproduceren het met de vriendelijke toestemming van Hoofdredacteur Jacques Sternon. We bedanken ook de heer Grégory Ezersky, realisator van de RMB, die ons de documenten overhandigde voor de publicatie in Medi-Sfeer. Het eerste deel werd gepubliceerd in Medi-Sfeer nr 264.