FEBEMfocus
Nr. 8 - April 2007
BEDRIJVIG IN MILIEUZORG
End of waste? Van afval tot product
15 jaar FEBEM In de kijker: AWS Afvalbeheer in Marokko
ExESS Software staat voor efficiënt en eenvoudig inventariseren rapporteren beheren en beslissen van al uw milieu-, gezondheids- en veiligheidsnoden (EH&S).
INVENTARISATIE VAN ARBEIDSMIDDELEN EN PROCESSEN FACILITY MANAGEMENT GEVAARLIJKE (AFVAL)STOFFEN WERKPOST- EN RISICOANALYSE - ZORGSYSTEMEN HEMMIS N.V. - Koning Leopold III-laan 2 - B-8500 Kortrijk - Tel +32 56 372637 - Fax +32 56 372324 -
[email protected] - www.hemmis.be
FEBEMfocus BEDRIJVIG IN MILIEUZORG
april 2007
inhoud Het einde van het afval?
2
FEBEM-Trefdag: de federatie viert succesvol haar 15-jarig bestaan!
6
Ledenaantal FEBEM kent sterke groei
10
Oneerlijke concurrentie is vooral een kopzorg van de private sector
12
AWS: grondreiniging “pur sang”
14
De werkgroep gevaarlijk afval: een dynamische oude dame
16
OVAM evalueert uitvoeringsplan Huishoudelijk Afval
18
Keuring & certificering: een weg naar kwaliteit voor recyclage producten
20
Afvalbeheer in Marokko in volle beweging
22
Kwetsbaarheid van de Europese afvalindustrie voor criminaliteit
26
Selectief ingezameld
28
Ledenlijst
31
FEBEM Focus is het periodieke ledenblad van de Federatie van Bedrijven voor Milieubeheer. Adres: FEBEM - Federatie van Bedrijven voor Milieubeheer Paviljoenstraat 9 - 1030 Brussel Tel. 02 757 91 70 - Fax 02 757 91 12 E-mail
[email protected] Redactie: Werner Annaert, Anita Cosaert, Cédric Slegers, Baudouin Ska en Peter Segers. Realisatie: 2Mpact (www.2mpact.be)
Een verrassende titel? Ik kan u gerust stellen, het wordt zo dadelijk veel duidelijker want ik zou graag samen met u de parallel willen trekken tussen de verhouding van enerzijds deze twee telecommununicatiebedrijven en anderzijds de relatie tussen administraties en kabinetten. FEBEM heeft de laatste twee maanden tevergeefs geprobeerd voor haar telefonie van de ene naar de andere maatschappij over te stappen. Telkens was het gevolg dat we op een gegeven ogenblik zonder email of internetverbindingen zaten… De ene operator stak het op de andere, maar uiteindelijk bleek dat de communicatie tussen deze twee teleCOMMUNICATIEbedrijven niet echt je dat was! De federatie heeft uiteindelijk een klacht ingediend bij de ombudsman voor deze sector want het was maar dankzij de steun van de collega’s van de VVSG (die in hetzelfde gebouw zitten) dat de federatie toch actief kon blijven met het voor ons zo belangrijke mailverkeer. FEBEM voelt zich de laatste maanden echter ook het slachtoffer van een gebrek aan communicatie tussen kabinetten en administraties en dat in de drie gewesten. In het ene gewest is de situatie al iets beter dan het andere maar toch worden we overal wel geconfronteerd met de beslissingen van de ene die niet stroken met beslissingen van de andere. FEBEM wenst zich niet uit te spreken over het grote gelijk van wie dan ook maar wil wel opmerken dat ook hier, zij het slachtoffer wordt van de situatie. Daarbij hebben we echt de indruk dat een betere afstemming tussen de twee instanties onderling al tot betere situaties kan leiden. Een open communicatie met respect voor ieders verantwoordelijkheden zou al veel oplossen! FEBEM wil een voorbeeld zijn als het gaat over open communicatie en met de blik vooruit in discussie gaan met de buitenwereld. Niet iedereen heeft het daar even gemakkelijk mee en zowel binnen als buiten de federatie zijn nog niet alle geesten rijp voor deze houding. Het is wel de enige “duurzame” weg, om dat modewoord eens te gebruiken en ook de enige vorm van echte communicatie. Duidelijkheid, zodat de ontvanger verstaat wat de verstuurder wil zeggen en er geen misverstanden of onprettige verrassingen kunnen komen. Zo simpel is het eigenlijk. Of toch niet? Deze FOCUS is alvast weer een zoveelste poging van FEBEM. Als u bij de ontvangst ervan, plots geen licht meer heeft op uw bedrijf, of uw toiletten geraken verstopt, contacteer dan best even de ombudsdienst van de telecommunicatiesector. Veel leesplezier!
V.U. Werner Annaert U kan u op de Focus abonneren via onze website www.febem-fege.be.
Werner Annaert Algemeen Directeur FEBEM
febem focus - april 2007
Website www.febem-fege.be
Over TELENET en BELGACOM
Edition française sur demande Deze FEBEM Focus wordt gedrukt op 100% gerecycleerd en chloorvrij papier.
Het einde van het afval?
Deze titel kan wellicht verrassend klinken in het ledenblad van een federatie waarvan de leden als activiteit hebben dat ze een meerwaarde geven aan afvalstoffen. Als we over het “einde van afval” spreken, gaan we dan harakiri plegen, brengen we dan de sector waarvan we leven in gevaar? Zouden we niet beter in tegendeel koste wat het kost vasthouden aan het afvalstoffenbegrip en, zoals sommige andere federaties ons soms verwijten, uitgaan van het feit dat alles afval is en we iedereen tegenwerken die de productstatus willen geven aan zijn of haar stroom? Dat is uiteraard niet de FEBEM-stijl. Een afvalstroom moet op een gegeven ogenblik een productstroom kunnen worden, niet ad hoc maar wel goed onderbouwd en met oog voor de mogelijke problemen.
De oefening afval-product is niet eenvoudig maar we zijn er zien en men inspireert zich op de teksten van de Europese wel van overtuigd dat afvalbedrijven het best geplaatst zijn thematische strategie inzake afvalvoorkoming en recyclage. om de marges te kunnen zien waarbinnen de discussies kunEuropa wenst een minimale productie aan afvalstoffen en nen plaatsvinden. Niet te vergeten is de stoffen die toch worden geprodudat we als professionele afvalsector ceerd, moeten maximaal gerecycleerd een integraal dienstenpakket aanbieworden. Onze sector, onze leden zijn den. De tijden van het simpelweg verFEBEM is soms vragoed geplaatst om vorm te geven aan nietigen van afvalstoffen liggen al ver dit recyclagebeleid en het sluiten van gende partij voor de achter ons. Recyclage en nuttige toede kringloop. Een van de elementen passing staan nu centraal en dat beherklassering van afwaarover de Europese discussies over tekent dat in vele gevallen onze leden de kaderrichtlijn op dit ogenblik gaan, val tot product als doelstelling hebben de afvalstroom is de lijst van afvalstromen die op een terug te integreren in de wereld van de gegeven ogenblik het statuut van afvalproducten. Ook wij zijn dus vragende stof kunnen verliezen. In februari 2007 partij om op een gegeven ogenblik heeft het Europees Parlement deze lijst te kunnen spreken over “het einde van een afvalstroom”, dit goedgekeurd. Op deze lijst staan: compost, bouw- en sloopwil zeggen het moment dat een afvalstof terug een product afval, papier, glas, metalen, banden en tweedehandskleding. wordt, maar dan goed onderbouwd en zonder het risico te FEBEM vindt dit een evenwichtige tekst. FEBEM meent ook dat lopen tot oncontroleerbare situaties te komen. het beter is met een exhaustieve lijst te werken dan geen lijst te hebben en de poort open te laten, zoals eerst was voorgeDe Europese kaderrichtlijn Afvalstoffen wordt momenteel hersteld door de Europese Raad.
febem focus - april 2007
“
”
FEBEM en haar leden zijn zeker vragende partij voor de mogelijkheid om een afvalstroom te gaan herklasseren tot product. Maar dan wel op voorwaarde dat de herklassering plaatsvindt door een handeling die goed omschreven en gestandaardiseerd is op Europees niveau. Wij volgen dan ook met de nodige aandacht dit dossier verder op, al zal de nieuwe kaderrichtlijn Afvalstoffen volgens het Europees parlementslid Caroline Jackson, die de aanpassing aan deze richtlijn in het Parlement ‘rapporteert’, pas eind 2008 gepubliceerd worden.
Gerecycleerde glasscherven: het beste voorbeeld van een nieuwe grondstof
De vraag is nu hoe de Europese Raad hierop zal reageren. De Raad is dus van mening dat er geen lijst moet opgenomen worden maar wil daarentegen direct meer restrictieve criteria in de richtlijn. De discussies schuift de Raad dan door naar een comité van “deskundigen” (confer de “comitologieprocedure”)
febem focus - april 2007
Bovendien spreekt de ontwerptekst van de richtlijn ook over drie voorwaarden die moeten vervuld zijn om te kunnen voldoen aan het “einde van het afvalstatuut”: (1) de afvalstroom moet de volledige cyclus doorlopen hebben van hergebruik, recyclage of valorisatie; (2) de herklassering mag geen negatief effect hebben op mens en milieu; (3) voor het gebruik van de stroom bestaat een markt of is het mogelijk dat er een markt voor ontstaat. Tenslotte heeft de commissie nog een rem ingebouwd. Zij zal de komende twee jaar een regelgeving ontwikkelen waarin stroom per stroom de specifieke voorwaarden kunnen worden uitgeschreven (dit kan nog 5 jaar in beslag nemen!).
Gezuiverde ovenklare glasscherven kunnen best het productstatuut krijgen. Daar zijn tal van ecologische en technische argumenten voor. De Belgische glasrecuperanten, verenigd in de schoot van FEBEM, voeren al enkele jaren met diverse overheden het debat om hun gereinigde glasscherven, die onmiddellijk inzetbaar zijn in de productie van nieuw glas, als product te laten beschouwen. Het belang van deze discussie voor onze Belgische recuperanten zit vooral in het gegeven dat we in België nauwelijks nog eigen productie van hol glas hebben en de recuperanten dus met zowat al hun scherven naar het buitenland trekken. De export is uiteraard op administratief vlak een stuk eenvoudiger voor een product als voor een afvalstof. Bovendien beschouwen al verschillende landen de ovenklare scherven als een product, bijvoorbeeld bij vergunningen voor transport of opslag. Er bestaan verschillende technische, economische en ecologische argumenten om te pleiten voor een productstatuut voor gereinigde glasscherven die direct en aanwijsbaar kunnen worden ingezet in een glasoven. FEBEM heeft al verschillende contacten gelegd met regionale en federale overheden en de komende Europese kaderrichtlijn zal ons ter zake ook nog een verdere juridische basis geven. Op ecologisch vlak zijn er vier belangrijke argumenten te vermelden. Het vergemakkelijken en stimuleren van de recyclage van glasscherven zorgt voor: - energiebesparing (de glasscherven smelten aan lagere temperaturen dan de primaire materialen); - CO2 -emissiebeperking: elke ton glasscherven die in de
De FEBEM-werkgroep GLAS bestaat uit de 4 ondernemingen die in België actief zijn in de recuperatie van hol glas (GRL, GRV, Maltha, Minérale) en wordt voorgezeten door Raf Vanswartenbrouck (GRL, Lummen). De belangrijkste leidraad voor deze werkgroep is de uitbouw van een constructieve dialoog met alle actoren betrokken in de keten van de recuperatie van glasafval, waarbij het verbeteren van de kwaliteit van het ingezamelde glasafval een belangrijk aandachtspunt is. Een belangrijk aandachtspunt voor de komende werking vormt ook de aanwezigheid van hittebestendig glas in de glasbollen (zoals ovenschalen, deksels van braadpannen,…)
oven wordt gebracht, zorgt voor een reductie van ongeveer 250 kg aan CO2 -emissie; - besparing op het gebruik van natuurlijke grondstoffen (zand, soda…); - een beperking van het restafval en het vermijden van het verbranden in een afvalverbrandingsinstallatie of het storten op een stortplaats. Op technisch vlak, is het van belang te onderlijnen dat het productstatuut pas verkregen zou mogen worden als de garantie er is van een zuivere stroom, wat voor de Belgische recuperanten het geval is op het ogenblik dat de scherven het recuperatieproces verlaten (wat dus vroeger is dan het punt van inbreng van de scherven in de glasoven – dit is het huidig overslagpunt van afval naar grondstof). De vraag is dus om het omslagpunt te vervroegen in de keten, maar het productstatuut wordt zeker pas NA de recuperatie verkregen.
febem focus - april 2007
Materiaalrecyclage: recyclinggranulaten
hergebruik
van
Recyclagegranulaten, ook als puingranulaten gekend, worden veel gebruikt in de wegenbouw en voor infrastructuurwerken. Het is ook deze afvalstof die binnen de Europese kaderrichtlijn afvalstoffen in aanmerking zal komen om een productstatus te krijgen. De granulaten uit recyclage zijn een perfect alternatief voor primaire granulaten, zowel in ongebonden als gebonden toepassingen. Ook zeefzand van sortering en breken én breekzand wordt veel gebruikt. Het gebruik van recyclinggranulaten en zand als secundaire grondstof met toepassing als vormgegeven of niet-vormgegeven bouwstof wordt in Vlaanderen gereglementeerd door de VLAREA. Hierin vindt men de normen voor uitloging van metalen en samenstelling van het puin of zand. In Wallonië is er op milieuhygiënisch vlak geen vergelijkbaar kader ter beschikking. Voor de bouwtechnische samenstelling wordt zowel in Vlaanderen als Wallonië verwezen naar PTV 406 (Technische voorschriften Puingranulaten). Alle granulaten die worden geproduceerd in Europa moeten een verplicht CE merk hebben. De stand van de techniek voor de wegenbouw betreffende het
gebruik van puingranulaten in Vlaanderen wordt sterk gestuurd door de opname van de toepassing in het Standaard Bestek (SB) 250. Voor de Waalse regio wordt het lastenboek RW99 gebruikt. Recyclagegranulaten van beton, mengpuin en in veel mindere mate metselwerk, worden veelvuldig toegepast als ongebonden funderingsmateriaal. Het gebruik van deze granulaten in gebonden toestand (mager beton, ...) vindt meer en meer toepassing. Alle zandachtige fracties kunnen gebruikt worden in zandcement. Voor de toepassing van granulaten in beton is er de norm EN12620 en daarnaast ook het technische reglement TRA 550 voor stortklaar beton met recycling betonpuin. Enkele cijfers kunnen nog worden meegegeven: in 2005 werden door een totaal van 142 productie-eenheden, meer dan 7 miljoen ton gecertificeerde recyclinggranulaten geleverd. De hoofdmoot hiervan bestaat uit beton en menggranulaat.
vezels men moet inbrengen. Sommige soorten papier die kwalitatief iets minder mogen zijn, zoals verpakkingen en kranten worden tegenwoordig al vaak volledig gefabriceerd op basis van oud papier. De papiersector investeert ook in O&O om de recuperatie van papier nog verder te laten evolueren. In België wordt jaarlijks meer dan 2 miljoen ton oud papier ingezameld en al dat papier wordt gerecycleerd (daarom niet in België zelf – we voeren ook oud papier in voor gebruik in de Belgische papierfabrieken). De Belgische papierfabrieken gebruiken jaarlijks zowat 1 miljoen ton oud papier. Oud papier dat te vuil of nat is, krijgt een toepassing als energiebron (verbranding), in de bouw (isolatiepanelen…) en soms ook in de landbouw (compost). Het oud papier dat wordt ingezameld krijgt eerst een behandeling in de recuperatiesector waarbij onzuiverheden worden uitgesorteerd en enkele papiersoorten bij elkaar worden gebracht. Een van de grote problemen is de aanwezigheid van allerlei niet-papieren voorwerpen in bij voorbeeld magazines (CD-roms, staaltjes, speelgoed…). De door de drie gewesten gesloten milieubeleidsovereenkomsten inzake papierafval hebben terzake nog niet veel resultaten opgeleverd. De uitgesorteerde fracties gaan dan als afvalstof naar een papierfabriek waar het als grondstof wordt ingebracht. Het oud papier blijft dus een afvalstroom tot op het ogenblik dat het in de papierfabriek zelf wordt ingezet. Papier is op Europees niveau ook geselecteerd bij een van de stromen die in aanmerking kunnen komen om op een gegeven ogenblik het afvalstatuut te verliezen (bijvoorbeeld op het moment dat het uit het recuperatieproces vertrekt).
SRF: afval als brandstof (maar wel afval)!
Papier als grondstof vraagt administratieve uitwerking
febem focus - april 2007
In Europa vertegenwoordigt oud papier de helft van de grondstoffen die gebruikt worden voor de productie van papier en karton. Voor de papierindustrie is recyclage de belangrijkste vorm van valorisatie van oud papier. Hoe gaat dit in zijn werk? Uit het oud papier en karton worden de houtvezels gerecupereerd en gemengd met nieuwe vezels, gewonnen uit bomen. Hiermee maakt men papierdeeg. Dit deeg wordt dan gebruikt voor de productie van papier voor kranten, tijdschriften, verpakkingen, boeken… Eenzelfde vezel kan twee tot vijf keer gebruikt worden, afhankelijk van de soort papier dat geproduceerd wordt, maar deze wordt alsmaar korter en minder van kwaliteit. Hoe hoger de kwaliteit van het papier dat men wil maken, hoe meer nieuwe
Deze term dekt een breed gamma vaste afvalstoffen, geherconditioneerd om gebruikt te worden ter vervanging van primaire brandstoffen. In het merendeel van de Europese landen wordt SRF als afvalstof aanzien en hun statuut als vervanger van primaire brandstoffen stelt ze dus niet vrij van de naleving van de afvalstoffenwetgeving. SRF wordt concreet gebruikt bij installaties vergund voor de behandeling van afvalstoffen. Bij de aanpassing van de kaderrichtlijn afvalstoffen wordt er vanuit Italiaanse kant een machtige lobby gevoerd om SRF onder “bijproducten” te classificeren en dus niet langer als afvalstoffen te zien. FEBEM en haar Europese moederfederatie FEAD verzetten zich tegen dit initiatief omdat dit de deur opent voor een diffuus en niet gecontroleerd gebruik van deze “brandstof” op de markt (je zou bij manier van spreken een hoopje SRF kunnen kopen in het warenhuis en gebruiken om uw stoof te laten branden). Volgens onze mening zijn de complexiteit van de afvalstoffen, de onmogelijkheid om alle aanwezige verontreinigende stoffen op te sporen in SRF en de grote variatie bij de oorsprong van dit SRF duidelijke redenen om het voorzorgsprincipe toe te passen. Door deze stoffen, die dan wel primaire brandstoffen mogen vervangen toch als afvalstoffen te blijven beschouwen, verplichten we de gebruiker ervan om ze te verwerken in een installatie vergund voor de verwerking van afvalstoffen. Alle afval-emissienormen moeten dus worden gerespecteerd, wat dus juist positief is in hun gebruik. Men garandeert hierdoor een correct verbrandingsproces, gevolgd door een verlaagde en genormeerde uitstoot.
FEBEM-Trefdag: de Federatie viert succesvol haar 15-jarig bestaan!
febem focus - april 2007
In de tot congrescentrum gerenoveerde brouwerij LAMOT te Mechelen vierde FEBEM haar vijftienjarig bestaan. We koppelden dit aan onze jaarlijkse TREFDAG waarbij FEBEM naast haar leden tal van externen uitnodigde. En ook deze maal was de opkomst een succes, zowel kwantitatief (meer dan 200 deelnemers) als naar de kwaliteit toe met sprekers zoals Vlaams minister Peeters, Henny De Baets (Administrateur-Generaal van OVAM), Roger Croughs (voorzitter COPIDEC) en Barbara Dewulf (raadgever BIM).
De FEBEM-trefdag die jaarlijks wordt georganiseerd, biedt een uniek forum aan alle actoren uit het afvalbeheer en de reiniging van gronden om elkaar te ontmoeten in een informele omgeving. Na het formele gedeelte voorziet FEBEM altijd in een receptie en een mogelijkheid tot deelname aan een diner. In 2005 namen 120 personen deel aan de Trefdag (Waver), eind 2006 namen bijna 230 personen deel aan de FEBEMtrefdag te Mechelen.
Het was FEBEM-voorzitter a.i. David VANHEEDE die het officiële deel mocht openen. Werner Annaert, Algemeen Directeur van FEBEM, gaf nadien een uiteenzetting over de grote evolutie die de federatie de laatste drie jaar heeft doorgemaakt. Vele uitdagingen blijven echter bestaan en de federatie zal ook de komende jaren werk maken van belangrijke dossiers zoals de financiering van het milieubeleid, de gelijkheid tussen alle operatoren, de grensoverschrijdende discussies en dergelijke meer. Henny DE BAETS is Administrateur-Generaal van OVAM sinds 3 oktober 2005. Zij vervangt Frank PARENT sinds die met pensioen gegaan is. Voorheen was zij jarenlang zijn adjunct. De laatste jaren heeft ze ook gewerkt op het kabinet van Brussels minister Pascal SMET.
Henny DE BAETS gaf een uiteenzetting van de evolutie van het afvalbeheer en de bodemsanering in Vlaanderen (tekst is beschikbaar op de FEBEM-website). De creatie van OVAM heeft een zeer bepalende rol gespeeld in de evolutie van het afvalbeheer in Vlaanderen. Tot het midden van de jaren 80 was er nauwelijks enige structuur en controle. Een van de eerste doelstellingen was dan ook te stoppen met de illegale stortplaatsen. Nadien kwam men tot de creatie van normen voor verbrandingsinstallaties en werden selectieve inzamelingen opgestart. In Vlaanderen wordt het huishoudelijk afval momenteel voor 71% selectief ingezameld. De huidige politiek betreffende duurzaam afvalbeheer concentreert zich rond de voorkoming van afval en de financiering van het afvalbeleid (heffingen, aanvaardingsplichten…). De OVAM-dirigente zei ook duidelijk: “Een belangrijke voorwaarde voor succes is het samenspel tussen en de raadpleging van de verschillende betrokken actoren in het afvalbeleid”. Tachtig tot negentig procent van het afval is echter van bedrijfsmatige oorsprong. Henny De Baets onderstreepte het belang van de verder te nemen stappen in de selectieve inzameling van afvalstoffen bij de KMO’s, een project waar OVAM ook FEBEM heeft bij betrokken. Ook het bodemsaneringsdossier werd toegelicht met belangrijke aandacht voor het pas hernieuwde bodemsaneringsdecreet. Dit decreet heeft duidelijk haar werking niet gemist met tal van sites die zijn onderzocht en gesaneerd. Maar we zijn er nog niet, het bodemsaneringsbeleid dient nog een verdere ontwikkeling te kennen. Roger CROUGHS nam het woord als voorzitter van 9 Waalse intercommunales actief in het afvalbeheer (verenigd in COPIDEC). Hij maakte de balans van het afvalbeheer in het Zuiden van het land. Een belangrijke uitdaging voor Wallonië is het beheer van het organisch afval. Voor het nieuwe afvalplan wordt 415 miljoen euro uitgetrokken voor nieuwe infrastructuur. Daarbij wordt de private sector uitgenodigd om mee te participeren in enkele installaties. Hij vermeldde ook dat zijn eigen intercommunale INTRADEL (Luik) al over 17 participaties beschikt in commerciële privaatrechtelijke ondernemingen. Verder in deze FOCUS, kan u een exclusief interview met hem lezen. Barbara DEWULF is handelsingenieur en werkt sinds 1995 bij het BIM. Zij speelt er een centrale rol als coördinator voor de strategie.
Erik Barbé (Copro, rechts) in gesprek met Margot Van den Berghe (Ivo Van den Bosch, voorzitter FEBEM-werkgroep Bouw en Sloop)
Sylvie De Maegd samen met collega Bernard Boel (STAR)
febem focus - april 2007
Barbara DEWULF gaf een uiteenzetting over de ontwikkeling van het Brussels milieubeleid tijdens de laatste 17 jaar. Sinds 1992 zijn er al drie afvalplannen goedgekeurd en het Agentschap Net Brussel heeft voor een groot deel uitvoering gegeven aan deze plannen. Het Brussel Instituut voor Milieubeheer, sinds kort het agentschap “Brussel-leefmilieu”, streeft naar transparantie en synergieën met de andere gewesten. Een belangrijke mijlpaal was ook de ordonnantie van 2004 inzake het beheer van de bodem. In Brussel zijn al 6300 sites geïnventariseerd als verontreinigd of potentieel verontreinigd. Bijzonder aandacht zal de komende tijd ook gaan naar de tankstations en de sector van de droogkuis.
“Zo’n gat laat Jochen bij ons na zijn vertrek”, zegt Peter Devoldere (De Bree Solutions, links). Jochen De Smet (2MPact, ex De Bree, 2de van links) kan ermee lachen, net als Dino Henderickx (Aclagro, rechts) en Elfer Vandenbraembusche (Copro, 2de rechts)
Limburgse glorie: Daniel Dirickx (Hooge Maey) en Kristien Leeten (Terberg Matec België)
Werner ANNAERT stond als directeur van FEBEM even stil bij het verleden, het heden en de toekomst van de milieusector. Zowel de federatie zelf als de sector werden in overweging genomen. Daar waar de sector vooral in de jaren negentig sterk evolueerde, heeft de federatie pas na 2000 een sterke vlucht gekend. Terwijl er in de jaren tachtig sprake kon zijn van een soort opkuis in de sector, waarbij komaf werd gemaakt met illegale stortplaatsen, verouderde verwerkingsinstallaties en zo meer, kenmerkten de jaren negentig zich als een decennium van internationalisering en professionalisering. Verschillende buitenlandse groepen vestigden zich stevig op de Belgische markt, onder andere via tal van overnames. Maar overal nam de professionalisering toe, zowel inzake investeringen als inzake bedrijfsvoering. Een belangrijke motor daarvoor waren de verschillende nieuwe milieureglementeringen zoals de afvalstoffendecreten en hun uitvoeringsbesluiten. Ook de uitbouw van OVAM, OWD en BIM was belangrijk. In de huidige FEBEM-werking staat een open geest voorop: openheid naar de overheden en de vraag naar wederzijds respect. FEBEM profileert zich niet als een corporatistische club maar wel als de gesprekspartner vanuit een sector voor de buitenwereld. Voor FEBEM tellen haar leden en hun belangen maar de bescherming en het begrip ervoor wordt gerealiseerd vanuit een constructieve aanpak. Nu zijn er al meer dan 220 bedrijven lid van de federatie, op groepsniveau komen we tot bijna 120 (ter vergelijking: in 2003 waren dit er nog ongeveer 30). De Federatie zal zich de volgende jaren echter schrap moeten zetten want verschillende voor de sector levensbelangrijke dossiers dienen zich aan. In de eerste plaats de discussie over de uitvoering van de aanvaardingsplichten waar het vijf voor twaalf is om de operatoren te beschermen tegen monopolies zoals bijvoorbeeld RECUPEL. Ook de discussie over wat door de private sector kan gebeuren bezit zowel mogelijkheden als bedreigingen. FEBEM is van mening dat de overheid niet moet doen wat even goed door de private sector kan gebeuren. Tenslotte is er ook nog de gehele Europese discussie die misschien ver van ons bed lijkt maar levensbelangrijk is voor onze bedrijven. De huidige discussies die daar worden gevoerd over wat afval is en wat als nuttige toepassing moet worden beschouwd, kunnen verregaande gevolgen hebben voor onze bedrijven. FEBEM blijft dus alert!
febem focus - april 2007
“ FEBEM:
Openheid naar de overheid en de vraag naar wederzijds respect
”
Vlaams Milieuminister Kris PEETERS kwam de dag afronden. Hij wierp een blik op wat we de rest van de legislatuur nog mogen verwachten. Bodemsanering en grondverzet Een eerste belangrijke krachtlijn in het kader van het bodemsaneringsbeleid is de optimalisatie van de bodemsanering en het grondverzet. In essentie blijven de basisprincipes van het bodemsaneringsbeleid behouden. Zo blijft het onderscheid tussen nieuwe en historische bodemverontreiniging behouden. Maar de procedures worden in sterke mate vereenvoudigd en meer afgestemd op een bedrijfsmatig beheer van gronden. De aanpak bij historische bodemverontreiniging zal vanaf nu risicogericht kunnen gebeuren. Om uitvoering te geven aan dit decreet, zal dan ook het VLAREBO in de loop van 2007 grondig worden aangepast. Wat de tweede belangrijke krachtlijn betreft, namelijk de integratie van de bodemsanering in een ruimer maatschappelijk kader, werd al vooruitgang geboekt en is er heel wat in de startblokken gezet. De wijziging van het bodemsaneringsdecreet zal een impact hebben op de mogelijkheid om een bodemsanering af te stemmen op maatschappelijke en/of bedrijfsprocessen. In dit verband zal verder werk worden gemaakt van beleidsovereenkomsten met bedrijven of relevante bedrijfssectoren om bodemsanering beter te integreren in bedrijfsprocessen. Het nieuwe decreet heeft een aantal belangrijke aanpassingen doorgevoerd, onder meer ten voordele van brownfieldontwikkeling. Technisch en beheersmatig complexe situaties zijn kenmerkend voor brownfieldontwikkelingen. Daarom moet de bodemsanering op een efficiënte manier kunnen geïntegreerd worden in de complexe situaties. Een derde krachtlijn is het realiseren van een meer billijke verdeling van de saneringslast. Om dit te bereiken, werd in mei 2006 een decreet goedgekeurd dat de mogelijkheid voorziet om bodemsaneringsorganisaties op te richten. De nadruk wordt hierbij gelegd op preventie, responsabilisering en sensibilisering van de betrokken sector, de solidariteit binnen deze sector, de spreiding en het reduceren van de saneringskosten, het verhogen van de rechtszekerheid voor de beheerder van de grond en de financiële ondersteuning van bepaalde sectoren. Een tweede belangrijk beleidsdomein is het afvalstoffenbeleid. Qua beleidsevolutie vindt Minister Peeters het meest opvallend de terechte verschuiving van definitieve verwijdering naar het voorkomen en nuttig toepassen van afvalstoffen. We zien ook meer en meer een verschuiving van de beleidsvoorbereiding naar het Europese niveau, waarbij wordt gestreefd naar een minimale verstoring van zowel het milieu als de interne markt. Daarnaast worden ook de eerste stappen gezet in de uitbouw van een materialenbeleid. Niettemin blijft de kwalitatieve en kwantitatieve preventie van bedrijfsafval een speerpunt in het afvalstoffenbeleid. De aanpak van de voorbije jaren concentreerde zich vooral op het inzetten van sensibiliserings- en subsidiëringsinstrumenten. Wat huishoudelijke afvalstoffen betreft, wordt gewerkt aan de verdere afbouw van de totale hoeveelheid en, waar
mogelijk, een verbeterde sortering. Met alle betrokkenen is nu een evaluatie van het lopende uitvoeringsplan in opmaak. Een nieuw uitvoeringsplan moet in 2007 goedgekeurd worden. Eén van de voorbereidende acties is de evaluatie van de selectieve inzameling. Met het ontwikkelde toetsingsmodel werden een aantal scenario’s voor de selectieve inzameling van biologisch afval vergeleken. De conclusie was dat selectieve inzameling beter scoort voor het merendeel van de onderzoekscriteria, behalve voor energierecuperatie en ruimtebeslag. Ook op financieel vlak scoort de selectieve inzameling steeds beter. Wat energierecuperatie betreft biedt de vergisting of eventueel voorvergisting misschien mogelijkheden, dit aspect zal verder onderzocht worden. In de toekomst zal ook de selectieve inzameling van andere afvalfracties onderzocht worden. Daarbij wordt onder meer gedacht aan afvalluiers, KGA, PMD en glas. Ook cruciaal in het afvalstoffenbeleid is het verder versterken van materiaal– en energierecuperatie en het toepassen van de beste beschikbare technieken voor recuperatie. In 2006 werd de afzetmarkt voor gerecycleerde materialen geanalyseerd. Het doel is een gecoördineerde aanpak van de huidige en geplande beleidsmaatregelen ter ondersteuning van het gebruik van gerecycleerde materialen. De kwaliteit, gebruiksmogelijkheden en hoogwaardige toepassing van secundaire grondstoffen zullen gepromoot worden. Een gegevensdatabank met informatie over kwaliteitsproducten uit gerecycleerde materialen zal uitgebouwd worden. Ook zal men nagaan hoe de terughoudendheid ten aanzien van het gebruik van gerecycleerde materialen kan worden weggewerkt. In dit kader heeft minister Peeters het initiatief genomen om met de federale overheid samen te zitten inzake lagere BTW-tarieven voor gerecycleerde materialen. Het blijft de bedoeling het storten van energierijk afval versneld af te bouwen door de selectieve inzameling voor bedrijfsafval te verbeteren, de energetische benutting te verhogen en de stortverboden voor bedrijfsafval strikter toe te passen. Om de toepasbaarheid van het afvalbeleid te toetsen, gebeurt er een grondige analyse van het instrument aanvaardingsplicht. Daarin wordt ook FEBEM betrokken. Belangrijk hierbij is het onderscheid tussen huishoudelijke en bedrijfsmatige afvalstoffen. De minister wou niet vooruitlopen op de resultaten van dit onderzoek, maar was van mening dat een verschillende invulling van de aanvaardingsplicht voor huishoudelijke en bedrijfsafvalstoffen verantwoord kan worden. Concreet betekent dit dat wat de bedrijfsafvalstoffen betreft, de markt goed werk levert en bijgevolg een tussenkomst van de overheid niet nodig is. Het nieuwe handhavingsdecreet zal ons toelaten - efficiënter en met meer impact - overtredingen tegen de afvalstoffenwetgeving aan te pakken.
Van groot naar klein: Patrick Nouel en Jan De Saedeleir (Alfamet), Frans Lemaire (Hemmis, rechts)
Werner Annaert (links, FEBEM) en Baudouin Ska (rechts, FEBEM) in gesprek met Luc Vanacker (midden, OVAM)
febem focus - april 2007
Een laatste en meest vernieuwende krachtlijn van het afvalbeleid, is de verruiming van het afvalstoffenbeleid naar een duurzaam materialenbeleid. In het kader van het nieuwe Uitvoeringsplan ‘Milieuverantwoord materiaalgebruik en afvalbeheer in de bouw’ wordt het materialenbeleid onder meer geconcretiseerd in de vorm van een project. Dit project heeft als doel de invoering van prestatie-eisen voor materiaalgebruik in de bouw, via het opstellen van het materiaalgebonden milieuprofiel van een gebouw. Een belangrijk onderdeel van de verruiming is ook het verkrijgen van inzicht in de milieu-impact van materiaalstromen om tot het stellen van prioriteiten en monitoring te kunnen overgaan.
Drie op een rij: Marc Devogele (links, Sita, bestuurder FEBEM), Walter De Jonghe (midden, Veolia-ES, bestuurder FEBEM) en David Vanheede (rechts, voorzitter a.i. FEBEM)
Ans Verachtert (links, Shanks) in gesprek met Hugo Geerts (rechts, Kabinet Peeters). In het midden komt Frank Bulcke (Sita) kijken
Ledenaantal FEBEM kent sterke groei FEBEM is gegroeid is in diepte
febem focus - april 2007
Op de FEBEM-Trefdag ging ook de aandacht naar de stijging van het ledenaantal. De vergelijking werd gemaakt met de situatie begin 2004, toen de Federatie een nieuwe start maakte met een nieuw FEBEM-team. Toen op dat ogenblik de federatie nog geen 30 bedrijfsgroepen als lid kende, was hun aantal eind 2006 gegroeid tot meer dan 110 (indien we alle bedrijven tellen in plaats van op groepsniveau, komen we tot meer dan 220 bedrijven die lid van FEBEM zijn).
10
Het is echter ook belangrijk even dieper op deze cijfers in te gaan. FEBEM is in de eerste plaats gegroeid in de diepte en niet zozeer in de breedte. Ook begin 2004 was de focus al gericht op het aantrekken van milieubedrijven, ondernemingen met eigen installaties die een toegevoegde waarde bieden aan afvalstoffen door ze in te zamelen, te behandelen, te sorteren, terug producten van te maken, ze in te zetten als materiaal- of energiebron en dergelijke. Bedrijven zoals SITA, SHANKS, Van Gansewinkel… die ook begin 2004 al lid waren, zijn actief in vele of alle onderdelen van deze “scoop”. De vele bedrijven die tot de federatie zijn toegetreden, zijn allen actief in een of meerdere van deze activiteiten. De federatie heeft dus de dienstverlening die ze moest aanbieden aan de leden begin 2004, uiteindelijk ook kunnen aanbieden, maar bovendien het aantal bedrijven waar ze deze dienstverlening aan geeft ook fors uitgebreid. Er is ook duidelijk de keuze gemaakt om geen dienstverlening aan te bieden aan bureaus, onderzoeksinstellingen, labo’s en persoonlijke professionals (bv. milieucoördinatoren). Wel is ervoor gekozen om langs Vlaamse kant samen te werken met de federaties van deze entiteiten (bv. met de Vlaamse Milieucoördinatoren (VMC) en de Vereniging van Erkende Bodemsaneringsdeskundigen (VEB)) om zodoende tot een allesomvattend netwerk te komen. Ook werd de keuze gemaakt om zich bij de ledenkeuze te beperkten tot privaatrechtelijke vennootschappen maar ook hier werd een samenwerking opgestart met de Vlaamse (INTERAFVAL) en Waalse afvalintercommunales (COPIDEC). Gelijkertijd is ook werk gemaakt van het wegwerken van de onprofessionele versnippering die in het federatiewerk binnen de privaatrechtelijke milieusector was ontstaan. BELSHORE, de
federatie van de havenontvangstinstallaties (waarin al enkele van onze toenmalige leden participeerden) en de federatie van de glasrecuperanten (idem) werden succesvol geïntegreerd in de federatie. De Vlaamse Sorteerders Organisatie (VSO), waarin ook al verschillende FEBEM-leden actief waren, besloot haar activiteiten te schorsen en te werken via FEBEM. Gezien het dossier van de frituurvetten en –oliën door de oprichting van VALORFRIT ook de professionalisering noodzakelijk maakte van de samenwerking tussen de betrokken private operatoren, werden de belangrijkste bedrijven in deze deelsector ook lid van de federatie. Belangrijk was ook de beslissing van de bedrijven actief in de recuperatie van afvalbanden om zich binnen FEBEM te verenigen gezien juist door deze versnippering er vanuit deze bedrijven collectief te weinig professioneel kon worden gewerkt aan het RECYTYRE-dossier. Een minstens even belangrijke stap was de beslissing om de werkgroepen ‘centra voor grondreiniging’ die zowel binnen FEBEM als OVB (Ondernemersvereniging Bodemsaneerders) bestonden, samen te voegen. Hierdoor kreeg FEBEM het secretariaat van deze werkgroep toevertrouwd waardoor de federatie hét aanspreekpunt werd voor de Vlaamse grondreinigers. Tenslotte werd eindelijk ook werk gemaakt van een professionele federatie die de bedrijven actief in de keten van het bouw- en sloopafval kan verdedigen: de VMR wordt omgevormd tot de “Vaste en Mobiele Recycling”, een zusterfederatie van FEBEM en mee gestuurd door FEBEM. Met plezier zien we dat ook in Wallonië inzake grondreiniging en bouw- en sloopafval de samenwer-
kingsgedachte verdere vorm aanneemt met als eerste stap het samenwerkingsakkoord tussen de federatie en FEREDECO (breekinstallaties) en ASENAS (bodemsanering). In de marge kan ook nog vermeld worden dat FEBEM met BESWA (een personenvereniging van mensen actief in de afvalsector – activiteiten zijn beperkt) en de BVDA (vereniging van bedrijven actief in de afvalsector, geconcentreerd op West-Vlaanderen en een deel van Oost-Vlaanderen, vooral een ‘ontmoetingsplaats’) een akkoord afsloot dat zij zich niet naar het gewestelijk of federaal beleid zouden richten. Op die manier is FEBEM momenteel hét aanspreekpunt geworden voor de milieubedrijven in België. De enige sectoren waar er op dit ogenblik nog een versnippering is, zijn de papier- en de kunststoffenrecuperatie en de ontmantelingsbedrijven voor Afgedankte Elektronische en Elektrische Apparaten (AEEA). Een deel van de bedrijven, actief in deze sector zit bij FEBEM (waarvoor de werkgroep Papier-Plastiek bestaat en de Task Force “AEEA”), het betreft bedrijven zoals EKOL, RAVAGO, VERPOLA, PIROBOUW, RULO, VLAR PAPIER, PAPNAM, SIMS-MIREC, APPAREC, RECYDEL, BST, SITA, SHANKS, Van Gansewinkel, Vanheede, INDAVER, VEOLIA, GIELEN…. Een ander deel zit bij de collega-federatie COBEREC (waar verder ook de schrootsector zit en de recuperatie van textiel). Het zou uiteraard verstandig zijn om ook voor de papier- en plasticsector en het AEEA te komen tot één geheel binnen een stevige koepel, zowel financieel als in het belang van de betrokken bedrijven. Voor meer info over onze leden: zie www.febem.be.
febem focus - april 2007 11
Oneerlijke concurrentie is vooral een kopzorg van de private sector FEBEM ging op de borrel bij Roger Croughs, de voorzitter van COPIDEC (« Conférence Permanente des Intercommunales wallonnes des déchets »). COPIDEC verenigt de 9 Waalse afvalintercommunales en is een heel belangrijke gesprekspartner in het Waalse afvalbeleid. Een neerslag van deze lange én intense babbel met iemand die op zijn zachtst gezegd een duidelijk andere visie dan FEBEM heeft over de rol van de publieke sector. Het gesprek geeft ook een beeld van het verschil in visie langs beide kanten van de taalgrens.
febem focus - april 2007
De Waalse regering staat op het punt om beslissingen te nemen over de samenwerking tussen publieke en private sector; Dit is ook van belang voor uw eigen intercommunale die een gloednieuwe verbrandingsinstallatie plant. Hoe kijkt u hier tegen aan als voorzitter van COPIDEC? Eerst en vooral is het van belang te onderstrepen dat de samenwerking tussen private en publieke operatoren enkel wordt naar voren geschoven voor wat we in Wallonië “DIB” noemen (Déchets Industriels Banales) – dit zijn afvalstromen die afkomstig zijn van het bedrijfsleven maar door intercommunales worden ingezameld. De regering heeft ook benadrukt dat het belangrijk is dat de publieke sector het globale afvalbeleid blijft beheren en in het bijzonder het huishoudelijk afval. Wat het partnership betreft, lijkt het me logisch dat de regering erover waakt dat enerzijds de intercommunales hun gemeenten niet in een te groot financieel avontuur storten en dat anderzijds ook de publieke sector moet kunnen profiteren van gemaakte winsten. Dat laatste moet niet voorbehouden zijn voor de private sector. De winst die naar de publieke sector gaat, zal terug geïnvesteerd worden in het algemeen belang. Het is ook belangrijk dat de Waalse regering duidelijk bepaalt welke de spelregels zijn waarbinnen dat partnerschap kan gebeuren. Verschillende pistes zijn het waard bekeken te worden, tot zelfs het openstellen van het kapitaal van de intercommunale voor een private deelname al is dat een piste die vooral zekerheid zal geven aan de private sector dan omgekeerd. Ik denk bijvoorbeeld aan gemengde maatschappijen of aan mede-eigenaarschapsformules. Ik sta open voor alle voorstellen maar ik moet wel vaststellen dat ik tot op de dag van vandaag ter zake nog geen enkel concreet voorstel heb gekregen van de private sector.
12
In een van haar eerste strategische nota’s vermeldde de Waalse regering dat de intercommunales industriële operatoren zijn met een publieke missie. U bent de Waalse afvalintercommunale die de meeste dochterondernemingen heeft met participatie vanuit de private sector. Kan u het zich voorstellen om een echte industriële operator te worden? De vraag is wat dubbelzinnig . Waarom zou een intercommunale voor een deel van haar activiteiten geen industriële operator kunnen zijn, zonder daarbij een partner te zijn van een of andere private onderneming? Dat is momenteel trouwens toch het geval voor alle Waalse afvalintercommunales. De regering bevestigt dus gewoon wat al de realiteit is. Dit was ook de bedoeling van de gemeenten toen ze zich verenigden in de intercommunales.
Als ik naar de filialen van INTRADEL kijk, kan ik verduidelijken dat de bedoeling is om de sterkte punten van beide te verenigen en zo de beste service te bieden, zowel voor het huishoudelijke afval als voor het “DIB”. Als het betrokken filiaal zich vooral bezig houdt met industrieel afval, zullen wij daar ook geen meerderheid in nemen. Vele intercommunales worden vandaag de dag gestuurd zoals een private onderneming, waarbij soms ook wordt gestreefd naar rendement maar waarbij de verdeling van de winsten uiteraard anders is dan in een private onderneming. Ziet u toch nog een verschil? Ik wil u eerst zeker verbeteren en zeggen dat de intercommunales niet ‘soms’ maar altijd streven naar rendement, uiteraard op een andere manier dan in de private sector. Dit streven naar rendement heeft bij ons een andere bedoeling en past in een duurzame ontwikkeling, met oog voor ecologische en sociale aspecten. Wij willen inderdaad een universele dienstverlening garanderen aan de bevolking wat me niet te rijmen lijkt met een zuiver kapitalistische visie en een visie van rendementen op korte termijn. Het is daarnaast duidelijk dat het management in elke organisatie moet beantwoorden aan dezelfde regels van goed bestuur. Denkt u niet dat de publieke sector bedreigd lijkt in Europa, bijvoorbeeld door initiatieven zoals de dienstenrichtlijn (de “Bolkenstein”richtlijn)? Bovendien zien we dat in België steeds meer diensten geprivatiseerd worden (telefonie, energie…) terwijl zeker in Wallonië het afvalbeheer vooral nog een zaak van de publieke sector is. Waarom heeft men schrik van die liberalisering? Het is duidelijk dat de liberalisering een gevaar inhoudt van destabilisatie van de publieke sector en, erger nog, een bedreiging kan zijn voor de dienstverlening aan de bevolking. De elektriciteitssector is daar een goed voorbeeld van. Maar gelukkig zijn het nog altijd onze eigen aandeelhouders, de gemeenten, die bepalen hoe hun organisatie wordt uitgevoerd. Wat zeker niet betekent dat de intercommunales niet moeten evolueren, wel integendeel. De private sector heeft het daarbij vaak over de oneerlijke concurrentie die wij hen zouden aandoen maar het is gevaarlijk om daarover te spreken, zeker omdat elk objectief criterium ontbreekt om dat goed te kunnen beoordelen. Ik denk ook dat de private sector moet oppassen dat hun “voordeel” niet in twijfel wordt getrokken. In het Belgische afvalbeleid is er meer en meer sprake van « beheersorganismen » die instaan voor de uitvoering van terugname- en aanvaardingsplichten. Wat denkt u van al deze VZW’s? Ik meen dat het doel dat men met deze organismen voor ogen heeft, namelijk een globale visie op de hele levenscyclus van een product, een verdedigbaar iets is. Het geeft een grotere verantwoordelijkheid aan de producenten. Het is echter van belang dat de controle op het afvalbeheer niet ontsnapt aan de publieke sector. Dat betekent dus dat deze VZW’s inderdaad geen winstoogmerk mogen hebben en in alle transparantie de werkelijke kosten toepassen. Ik pleit er daarbij ook voor om voor al de afvalbeheersorganisaties dezelfde beheers- en controlemaatre-
gelen op te nemen zodat er ter zake meer uniformiteit komt. De bestaande systemen moeten geëvalueerd worden waarbij de volledige ecobalans bekeken moet worden en het werken met erkenningen zoals bij FOST Plus en VALIPAC kan vergeleken worden met het werken met milieubeleidsovereenkomsten zoals voor RECUPEL. Daarbij kan ook naar andere systemen worden gekeken die zijn opgezet in Europa (bv. clearing house…). Dit zal trouwens het voorwerp uitmaken van een congres dat COPIDEC zal organiseren samen met de Waalse minister van Leefmilieu en ACR+ in het kader van de milieubeurs BEST (10-12 oktober 2007). Een van de workshops zal ook worden gespendeerd aan de samenwerking tussen private en publieke sector in het kader van de verdere liberalisering van de markt. Het afvalbeheer blijft in Wallonië nog een bijna uitsluitend Waalse aangelegenheid. Ziet u het mogelijk dat bijvoorbeeld afval uit Limburg naar Luik zou komen? Ik zie niet in waarom het afvalbeleid een puur Waalse aangelegenheid moet blijven gezien de Waalse overheid heel wat Europese regels omzet, net als internationale akkoorden. De behandeling van afval uit Limburg is zeker geen ambitie van INTRADEL gezien dat niet ons sociaal objectief is. Het afval dat prioritair door ons behandeld moet worden is het huishoudelijk afval van onze gemeenten en van de Waalse buurintercommunales van INTRADEL en daarna het “DIB”. Pas dan komen stromen van buiten het gewest in beeld, wat uiteraard niet belet dat we een vorm van solidariteit willen laten spelen tussen publieke partners in geval van nood. Welke slotboodschap heeft u voor alle PDG’s van de private afvalbedrijven actief in Wallonië? In de eerste plaats wil ik hen oproepen te stoppen met te zeggen dat de publieke sector hen een oneerlijke concurrentie aandoet want ze weten maar al te goed dat deze oneerlijke concurrentie vooral in de private sector zelf aanwezig is. Bovendien roep ik hen op om een strategie op langere termijn te ontwikkelen waarbij ze respect hebben voor de afvalbeheershiërarchie en daarin ook investeren. Ze kunnen zich daarbij laten inspireren door wat de publieke sector al gerealiseerd heeft.
Waals milieuminister Benoît LUTGEN op FEBEM-terrein! Op 1 december 2006 bezocht Minister LUTGEN, op initiatief van FEBEM, twee ondernemingen en leden van FEBEM in de provincie Henegouwen: Vanheede in Quevy-le-Grand en WOS in Hautrage. Het doel dat de federatie met dit bezoek voor ogen had, was om aan de minister te tonen dat de FEBEM-leden heel wat know how in huis hebben. Maar we wilden ook aan de minister visueel het bewijs leveren dat de private afvalsector wel degelijk in Wallonië investeert en nog meer wil investeren. In de omgeving van de minister wordt immers nogal eens het tegendeel beweerd! De eerste bezochte site was SODECOM. Deze volle dochter van de groep Vanheede is gevestigd op het terrein van een oude suikerraffinaderij. De groep Vanheede heeft er bijna 15 miljoen € geïnvesteerd om diverse activiteiten te ontwikkelen: recycling van voedingsproducten, een nieuwe bio-methanisatie eenheid, een compostering en een sorteercentrum voor gemengde bedrijfsafvalstoffen. Het tweede bezochte centrum was WOS, dochterbedrijf van REVATECH. WOS beheert in Hautrage sinds meer dan 25 jaar een centrum voor de behandeling van vloeibare koolwaterstofhoudende afvalstoffen en vaste afvalstoffen. Hier is eveneens bijna 15 miljoen € geïnvesteerd om een nieuwe raffinaderij te bouwen bestemd om van de afvalolie smeerolie te maken. Deze eenheid heeft in maart 2006 de zilveren medaille van de Belgische Milieuprijs ontvangen. Deze ontmoeting heeft het voor de FEBEM mogelijk gemaakt, om in een bijzonder constructief klimaat, verschillende belangrijke dossiers voor de sector te bespreken met minister Lutgen.
Roger CROUGHS is sinds 1999 directeur-generaal van de Luikse intercommunale INTRADEL.
FEBEM-reactie
febem focus - april 2007
FEBEM wil in haar FOCUS graag alle meningen aan het woord laten. Ook al is het ons ledenblad, de FEBEM-geest is er in de eerste plaats een van overleg en gesprek. De mening van Roger Croughs mag dan wel haaks staan op ons idee over een modern en vooruitziend afvalbeleid, we respecteren zijn mening volkomen en hopen in de toekomst nog vaak met hem in debat te kunnen gaan en hem te overtuigen dat de overheid in de eerste plaats die zaken moet doen die niet kunnen worden uitgevoerd door de private sector. Wat in Nederland, Vlaanderen enz. kan uitgevoerd worden door de private sector, moet in Wallonië ook mogelijk zijn,toch?
13
IN DE KIJKER
AWS: grondreiniging “pur sang”
febem focus - april 2007
Grondreiniging is in Vlaanderen de afgelopen 10 jaar een echt begrip geworden. AWS, lid in de kijker, heeft zich gespecialiseerd in het grondverzet en grondreiniging. Dit FEBEM-lid is nog een vrij jonge onderneming met Wim Lammertyn en Herman Backaert aan het hoofd. Zij ontpopten zich in een korte periode als gedreven speler op de markt van de biologische en fysicochemische grondreiniging met 2 vergunde en erkende Vlaamse centra. De locatie in Sint Katelijne Waver richt zich vooral op de markt tussen Antwerpen en Brussel, terwijl de locatie in de Gentse Zeehaven vooral als doel heeft gronden via de waterwegen aan te voeren. In Sint Katelijne Waver beschikt AWS over een loods van 10.000m² met een productiecapaciteit van 100.000 ton/jaar; de locatie in Gent beschikt over een loods van 30.000m² en kan een productiecapaciteit aan van 250.000 ton/jaar.
14
Biologisch reinigen: een eerste stap
Fysico chemie: een tweede stap
In 2001 startte AWS in Sint-Katelijne Waver met een biologische reiniging, om twee jaar later een tweede locatie op te starten in de Gentse havenzone. Bij biologische reiniging is toevoeging van nutriënten en bacteriën aan de verontreinigde grond van essentieel belang. Tijdens het mengproces wordt de grondstructuur helemaal opengetrokken waardoor de verontreiniging veel beter kan behandeld worden. Bij AWS gebeurt de menging via een installatie met computersturing, om de toevoeging zo gecontroleerd mogelijk te laten verlopen. Verontreinigde gronden met lagere concentraties aan minerale olie, benzeen, tolueen, ethylbenzeen en xyleen (BETX) kunnen zo tot een aanvaardbaar niveau gereinigd worden. Bij beperkte concentratie in een zandige bodem kunnen ook gronden met Vluchtige Organochloorverbinden (VOCL) en poly-aromatische koolwaterstof verontreiniging (PAK’s), biologisch gereinigd. Een verdere optimalisering van het reinigingsproces, zowel op technisch vlak als op biologisch vlak is steeds noodzakelijk om hogere tonnages te kunnen verwerken in een kortere tijdsspanne. Dit wordt mogelijk gemaakt, via intern onderzoek op laboschaal, door bacteriën te ontwikkelen die actief blijven ook bij lage grondtemperaturen.
Vorig jaar werd nog een stap verder gezet door de oprichting van AWS – BKD recycling voor het fysico-chemisch reinigen van verschillende materialen. In deze nieuwe installatie kunnen onder meer gronden, verontreinigd met zware metalen, PAK’s, Cyanides, minerale oliën en VOCL’s, verontreinigde baggerspecie, kolkenslib, veegvuil, sorteer- en breekzanden, ... aanvaard en gereinigd worden. Bij deze reinigingsmethode wordt een heel ander proces gebruikt. Het is een ‘nat’ extractieproces (voorbehandeling, decontaminatie van zand, wassen van de grovere fractie zoals stenen, behandeling van het proceswater en van de slibfractie) waarbij verontreinigingen verwijderd worden en de grond gerecycleerd wordt. Ook hier investeert AWS – BKD recycling in de ontwikkeling van nieuwe technieken om het rendement en de techniek continu bij te sturen.
TOP: tussentijdse opslag - een oplossing Door het Vlaamse Gewest is de firma naast reiniger ook erkend als Tijdelijke Opslagplaats voor gronden (TOP) en zo biedt ze haar klanten de mogelijkheid om gronden waarvan geen of
onvoldoende analyses gekend zijn tijdelijk op te slaan. Zodra de resultaten beschikbaar zijn, biedt men dan de mogelijkheid om de gronden over te nemen of te verbeteren met cement of ongebluste kalk zodat ze kunnen ingezet worden bij bouwwerken of rioleringswerken.
De laatste stap naar grondverbetering? Via haar dochtermaatschappij nv Stabozand is AWS pionier in het toepassen van verbeterde gronden in wegen- en industriebouw. Materiaal dat vrijkomt na de reiniging wordt steeds afgezet met Grondbank- en COPRO-certificaat als bouwstof. Het Grondbankcertificaat biedt een milieuhygiënische garantie. Het COPRO-certificaat omvat de bouwtechnische aspecten. Het mag duidelijk zijn dat grondreiniging en hertoepassing van gereinigde fracties aan een opmars bezig is en dat AWS als FEBEM-lid samen met de 13 andere aangesloten centra voor grondreiniging zich in een groeiende, bloeiende en jonge sector bevinden. Wie meer informatie wenst kan deze steeds terugvinden op de recent vernieuwde website van AWS: http://www.aws.eu/
Wie stuurt het grondverzet? De Vlaamse regelgeving inzake het grondverzet is niet wat je « eenvoudig » kan noemen . Zelfs specialisten breken er zich al eens het hoofd over. De belangrijkste oorzaak is dat deze regelgeving zo’n directe invloed heeft op heel wat sectoren en bedrijven en de belangen erachter dermate groot en tegenstrijdig zijn, dat de regelgeving eerder als doel lijkt te hebben een compromis te zijn dan helder te wezen voor iedereen. Want waar eindigt het grondverzet en waar begint de regelgeving inzake afval, inzake bagger- en ruimingspecie, inzake delfstoffen? Als u een hoop grond ziet liggen met hier en daar een steentje tussen, is het dan duidelijk waarover het gaat? Vaak absoluut niet maar toch lijkt het Vlaamse beleid niet te willen zien wat iedereen in de praktijk dagelijks aanvoelt: keep it simple!!!
febem focus - april 2007
Het grondverzet kent al een geschiedenis van meer dan 10 jaar, althans de discussies erover. Uiteindelijk koos men in Vlaanderen om de sector (aannemers) zelf verantwoordelijk te maken voor de uitvoering ervan en controle erover. Een te verdedigen keuze gezien zo de verantwoordelijkheid werd gelegd bij diegenen die er belang bij hadden dat het grondverzet op een goede manier werd uitgevoerd, waardoor latere problemen met verontreinigde gronden werden vermeden. Bovendien kon de overheid haar handhavingstaken dan beperken tot een controle op de controle. De fout die bij het begin van dit verhaal echter werd gemaakt, is dat men geen akkoord vond tussen de verschillende administraties die bij dit verhaal konden betrokken worden. Tussen de twee afdelingen van OVAM (afval – bodem) waren er discussies, met AWZ en AWV (Openbare Werken), met de administratie die toezicht houdt op de ontginningen… Dit had als gevolg dat elk zijn “goesting” kreeg, om het mooiste Vlaamse woord te gebruiken. Voor af-
val werd via VLAREA gewerkt en de certificatenregeling, voor het gebruik van delfstoffen kwam er het delfstoffendecreet en het VLAREOP. Het baggerplan werd vooruit geschoven en de lastige zaken werden eruit gebaggerd. Nochtans kan het heel eenvoudig zijn: wat uiteindelijk telt, is het resultaat. Of het nu gaat over ‘afval’ of ‘grond’ of ‘specie’ of ‘delfstof’, uiteindelijk telt de verontreinigingsgraad bij het gebruik ervan. Eén normeringskader voor al deze stoffen is dan ook het meest eenvoudige. Dat hoeft niet te betekenen dat het strengste normeringskader als standaard moet worden gebruikt, maar wel dat er een wetenschappelijk onderbouwde standaardnormering is. Evenzo voor het opvolgings- en controlesysteem. Eén standaardprocedure voor het analyseren van de stoffen en het controleren van de bruikbaarheid ervan en één toezichthoudende dienst. Waarom dus het bestaande systeem van de Grondbank en de Grondwijzer niet uitbreiden naar één centrale dienst voor de controle op inerte materialen? Geef hierin een zetel aan alle betrokken administraties en bedrijfsfederaties en uniformiseer het hele controle- en normeringssysteem. Of gaan we blijven discussiëren over het feit of het hoopje dat we zien liggen grond met stenen, afval, delfstof of baggerspecie is? Het organiseren van een dergelijke uniformiteit zou pas administratieve en wettelijke vereenvoudiging zijn. Jammer genoeg zien we momenteel net het tegenovergestelde gebeuren door onder meer het doorbreken van de kruisverwijziging tussen VLAREA en VLAREBO. Daarmee heeft elke administratie weer “haar wetgeving” en moet er zeker niet worden samengewerkt ...
15
De werkgroep gevaarlijk afval: een dynamische oude dame Na deze rubriek te hebben ingewijd in ons laatste nummer van 2006 met de werkgroep Belshore (ladies first, dankzij zijn vrouwelijke tandem aan het stuur), is het nu de beurt aan de kampioen 2006 van het aantal deelnemers: de werkgroep gevaarlijk afval.
In de loop van 2006 heeft de werkgroep onder meer de volgende specifieke onderwerpen behandeld: de ADR-classificatie en de verpakking van de spuitbussen, de hervorming van de afvalheffingen, de hernieuwing van de milieubeleidsovereenkomsten, de Europese dossiers (WFD, WSR, REACH,…)
Leiding Ouderdomsdeken
Deze werkgroep is ook één van de oudste FEBEM-werkgroepen en ze werkt “horizontaal”. Dit betekent dat ze zich niet beperkt tot een welbepaald onderwerp, maar de verschillende onderwerpen van gevaarlijk afval dekt (inzameling, behandeling, verwerking, alle stromen…).
Task Forces
febem focus - april 2007
Wanneer één van deze items tijdelijk meer aandacht verdient, wordt er een “task force” opgericht. Zolang er werk aan de winkel is, blijft de task force in werking maar wanneer de resultaten bereikt zijn ,gaat de task force in waakstand. Enkele voorbeelden hiervan zijn de task forces ADR (vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg), Lightrec (aanvaardingsplicht voor de TL-lampen) en afvalolie . Sinds kort heeft de werkgroep ook een task force “verwerking verantwoord” opgericht, die nagaat welke regels en limieten best kunnen worden vastgelegd bij het samenbrengen van verschillende afvalstromen (wanneer is er sprake van verdunning en wanneer van nuttige menging?). Eens intern uitgeklaard, zal FEBEM een gesprek starten met de regionale autoriteiten om de grijze zones in de huidige wetgeving weg te werken.
16
Core business
De werkgroep komt 4 tot 5 keer per jaar samen (eerder 5 dan 4) en ook al heeft ze geen vaste agenda, is het duidelijk dat bepaalde onderwerpen systematisch behandeld worden zoals de aanvaardingsplichten en hun milieubeleidsovereenkomsten, de wijzigingen van de bestaande wetteksten, de Europese dossiers…. In functie van de chronologie van de respectievelijke vergaderingen, bepaalt of bespreekt men de agendapunten van het structurele overleg met de regionale kabinetten van leefmilieu en OVAM/OWD.
Om al die besprekingen deskundig te leiden heeft de werkgroep gevaarlijk afval een ervaren tandem verkozen. Bruno Arts, voorzitter, heeft een lange carrière als operationele en commerciële verantwoordelijke binnen de groep Veolia ES (ex Biffa) achter de rug. Gedurende 10 jaar leidde hij het APTC in Antwerpen, een platform voor de inzameling en herconditionering van gevaarlijk afval, met een eigen waterzuiveringsstation. Sinds 3 jaar behoort hij tot de nationale directiestaf en leidt hij het Belgische commerciële team . Hij is bovendien coördinator voor het opzoeken van afzetmogelijkheden voor afvalverwerking. Eric Waeyenbergh is vice-voorzitter. Eric heeft ook al een lange carrière in het giftig afval: eerst bij Dapemo (Watco, daarna Sita, en vorig jaar verkocht aan Buchen) daarna bij Geocycle (ex Scoribel). Hij is er nu verantwoordelijk voor de veiligheid, het milieu en de juridisch-administratieve organisatie van de grensoverschrijdende transferts van afvalstoffen. Zijn systematische deelname als vertegenwoordiger van FEBEM in de vergaderingen van de werkgroepen bij FEAD (onze Europese federatie) verzekert voor onze vergaderingen een accurate informatie over alle actuele Europese dossiers.
Prioriteiten 2007
Voor 2007 heeft de werkgroep zijn prioriteiten gesteld, waaronder de opvolging van de nieuwe kaderrichtlijn afval (WFD), het verkrijgen van de nodige duidelijkheid over de afvalheffingen en een intergewestelijke harmonisatie tussen afvalwater en afval, alsook op andere interregionale dossiers zoals de aanvaardingsplichten, de vervallen medicijnen, dierlijk afval, asbest,… De werkgroep gevaarlijk afval is een van de trekpaarden van FEBEM, dankzij een brede en dynamische deelname en een deskundige leiding. Tal van standpunten worden uitgewerkt en daarna met succes bij de bevoegde instanties verdedigd.
GZ-Zone 8, Oosterring 23, B-3600 Genk Telefoon 089 - 623830 / Fax089 - 623829 E-mail:
[email protected] www.terbergmachines.nl
OVAM evalueert uitvoering Huishoudelijk Afval Roel Vaes, OVAM
OVAM heeft in de loop van 2006 het huidige Uitvoeringsplan huishoudelijk en vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen 2003-2007 (UHA) geëvalueerd. Uit de evaluatie blijkt alvast dat het lopende plan haar doelstellingen grotendeels heeft verwezenlijkt.
Plandoelstellingen grote
Het Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen 2003-2007 stelt 3 plandoelstellingen voorop. (1) In de eerste plaats mogen het afvalaanbod en de hiermee verbonden milieudruk niet verder toenemen. (2) De totale hoeveelheid te storten of te verbranden afvalstoffen moet milieuverantwoord beperkt worden. De hoeveelheid huishoudelijk restafval in 2007 moet beperkt zijn tot 150 kg/ inwoner op Vlaams niveau. (3) Grondstoffen moeten op een milieuverantwoorde manier worden vervangen door afvalstoffen waar mogelijk en wenselijk.
sen de groei van de bevolking en de consumptie enerzijds en de totale hoeveelheid huishoudelijke afvalstoffen anderzijds. In deze planperiode werd dan ook heel wat aandacht besteed aan preventie-initiatieven en producthergebruik. Dit omhelst o.a. de sensibilisering van specifieke doelgroepen en rond specifieke thema’s, ... De impact van deze preventie-initiatieven is echter moeilijk te meten. Er werd in dit verband een indicatorenset ontwikkeld tijdens de planperiode, maar een optimalisatie en goede opvolging van deze indicatoren blijft een aandachtspunt voor de nabije toekomst. Naast een stagnatie van de totale hoeveelheid huishoudelijk afval daalde de gemiddelde hoeveelheid restafval in Vlaanderen de voorbije jaren tot ongeveer 161 kg/inwoner/jaar. De lange termijn doelstelling voor restafval van 150 kg/inwoner/jaar komt hiermee binnen bereik (cf. plandoelstelling 2). Anderzijds werd er in 2005 meer dan 70 % huishoudelijk afval aan de bron ingezameld. Deze cijfers zijn het resultaat van de inzet van talrijke acties en instrumenten.
Hoeveelheid huishoudelijk afval stagneert Uit de evolutie van de totale hoeveelheid huishoudelijk afval blijkt dat er kan gesproken worden van een ontkoppeling tus-
Bij de selectieve inzameling verdient de kwaliteit van de ingezamelde fracties de nodige aandacht. De kwaliteit van sommige selectieve fracties (bv. glas, textiel) moet verbeterd worden.
febem focus - april 2007
Evolutie aanbod huishoudelijke afval voor verwijdering in kilogram per inwoner
18
gsplan
endeels gerealiseerd Kwalitatieve stromen leveren immers hoogwaardige recyclageproducten op, hetgeen de afzet van deze producten tegen een lagere kostprijs bevordert. Inzake afzet spelen naast de prijs ook het imago van de gerecycleerde producten en de voorbeeldfunctie van de overheid een belangrijke rol. Hieraan moet in de komende planperiode blijvend gewerkt worden. Onvoldoende verwerkingscapaciteit Inzake de verwijdering van huishoudelijk en vergelijkbaar bedrijfsafval streeft Vlaanderen naar het principe van zelfvoorziening. Storten moet verder afgebouwd worden. De beschikbare verbrandingscapaciteit is echter ontoereikend om al het huishoudelijk en vergelijkbaar bedrijfsafval te verwerken. Bovendien werd slechts een beperkt deel (150.000 ton) van de geplande voorbehandelingscapaciteit (600.000 ton) gerealiseerd tijdens deze planperiode. Door deze extra capaciteit is vanaf 2006 wel een absoluut stortverbod voor brandbaar huishoudelijk afval gerealiseerd. Een deel brandbaar bedrijfsafval wordt nog gestort bij gebrek aan voldoende verwerkingscapaciteit. Dit tekort moet in de volgende planperiode ingevuld worden. Verder werd er, onder impuls van de groenestroomcertificaten,
meer aandacht besteed aan energierecuperatie. In dit verband is het van belang een goed evenwicht te vinden tussen de recyclage van afvalstoffen en de energiewinning uit afvalstoffen. Bij het storten van afval spelen de heffingen een belangrijke rol. Het storten van brandbaar bedrijfsafval, inclusief milieuheffing, bleek nog altijd goedkoper dan het verbranden van dit afval, zeker indien het aan verlaagde heffingstarieven kon worden gestort. Om de sturende rol van de heffingen meer tot uiting te laten komen, drong een wijziging van de heffingstarieven zich op. Vanaf 2007 werden dan ook onder andere de tarieven voor het storten van brandbaar afval opgetrokken en worden de verlaagde heffingen op het storten van recyclageresidu’s afgebouwd tegen 2010. Globaal OK Globaal blijkt dus uit de evaluatierapportage dat de vooropgestelde taakstellingen inzake preventie, producthergebruik, selectieve inzameling en te verwijderen restafval in het Uitvoeringsplan huishoudelijke afvalstoffen 2003-2007 worden gehaald of binnen bereik zijn. Ook werd het merendeel van de acties gerealiseerd. Bovendien kan de huidige instrumentenmix mits enkele bijsturingen op een analoge manier ingezet worden in de volgende planperiode.
Overzicht van de beschikbare voorbehandelings- en verbrandingscapaciteit in Vlaanderen eind 2005 (capaciteit in ton) *IOK-IVAREM = voorbehandelingsinstallatie, Sleco = wervelbedoven
febem focus - april 2007 19
Keuring & certificering: e voor recyclage producten
Handhaving en de vaste controles zijn 2 zaken die elke officiële bouw - en sloopafval verwerker regelmatig ondergaat. De controles van recyclinggranulaten gebeuren bij de producenten op zeer gezette tijdstippen door twee keuringsorganismen COPRO en Certipro.
febem focus - april 2007
Wie & wat
20
COPRO is als vzw opgericht in 1983, met als doel: “de organisatie, coördinatie, harmonisering en het bevorderen van de kwaliteit en de kwaliteitscontrole van de bouwproducten”. Hieronder vallen ook de granulaten gewonnen via recyclage. COPRO is voor al deze activiteiten erkend, kortom voor de certificatie van deze producten. Het certificatieproces is gebaseerd op zelfcontrole door de producenten van de granulaten (beton, baksteen, gemengd granulaat, asfalt, …). Deze regelmatige zelfcontrole is van toepassing vanaf de grondstoffen over het volledige productieproces tot het eindproduct. Naast de zelfcontrole gebeuren monsternemingen en beproeving in erkende laboratoria. De resultaten van deze controleproeven moeten de resultaten van de zelfcontrole bevestigen. De certificatie wordt vastgelegd via een document dat de gecertificeerde producten beschrijft. Certipro heeft recent een gelijklopend zorgsysteem (QUAREA) ontwikkeld, maar deze vzw bestaat sinds 2001.
In de praktijk Als producent wordt voor elk recyclagegranulaat en zelfs primair granulaat een CE merk gevraagd. Men kan natuurlijke,
kunstmatige en gerecycleerde granulaten enkel nog op de markt brengen mits ze beschikken over een CE-markering. Dit sinds 1 juni 2004, volgens de Europese bouwproductenrichtlijn (89/106/EEC). De CE-markering attesteert dat de granulaten voldoen aan minimale vereisten, de 6 zogenaamde fundamentele voorschriften. Het is een soort identiteitskaart van een product. De granulaten worden ingedeeld op basis van hun toepassingsgebied/prestaties en niet langer op basis van hun herkomst. De CE-markering garandeert het vrije verkeer van het product op de Europese markt. Het is echter geen kwaliteitsmerk.
Kwaliteit?! In hoofdstuk 4 van het Vlaamse Reglement inzake afvalvoorkoming en –beheer (VLAREA) wordt een wettelijk kader gecreëerd waarbinnen een aantal welbepaalde afvalstoffen kunnen aangewend worden als secundaire grondstof, mits voldaan is aan bepaalde milieuhygiënische criteria. Deze worden minstens jaarlijks gecontroleerd. De bouwtechnische kwaliteit van de puingranulaten, wordt 4 tot 10 keer per jaar opgevolgd en gecontroleerd aan de hand van de Technische Voorschriften voor gerecycleerde bouw- en sloopgranulaten (PTV 406).
een weg naar kwaliteit
problemen en met een gebrek aan vertrouwen vanwege de afnemers. Een optimalisering en uitbreiding van de afzetmarkt voor gerecycleerde materialen moet dan ook hard ondersteund worden. Zowel het Europees als het Vlaamse beleid evolueren immers naar een recyclagegerichte samenleving. In de Thematische Strategie Afvalpreventie en Recyclage en ook de Kaderrichtlijn Afvalstoffen vindt men hiervoor de basis door het einde van een afvalstof te introduceren. Een heel belangrijk aspect is uiteraard het commercialiseren van gerecycleerde materialen. Dit gebeurt vooral door het samenbrengen van de producent van recyclaat en de potentiële gebruiker ervan. Vaste en mobiele recycling (VMR) dat geassocieerd is met FEBEM biedt hier ondertussen een oplossing voor. Op de website http://www.granulaatbank.com/ werd een tool ontwikkeld om aanbod en vraag met elkaar af te stemmen. Op de website tonen de erkende producenten de beschikbare tonnages en granulaatsoorten.
Productie van de granulaten gebeurt aan de hand van Toepassingsreglementen (TRA bij COPRO) en lastenboeken (LB bij Certipro) door vaste en mobiele brekers.
febem focus - april 2007
COPRO werkte 2 TRA’s uit, enerzijds voor de milieuhygiëne kwaliteit van de recyclage granulaten te waarborgen en anderzijds werd een BENOR® reglement uitgewerkt voor de bouwtechnische kwaliteit te waarborgen. Beide reglementen zijn gebaseerd op de CE normering. Het BENOR-merk is het Belgische conformiteitsmerk voor producten. Het geeft aan dat een product in overeenstemming is met een Belgische norm (NBN) of met door het BIN goedgekeurde specificaties. Via de BENOR wordt hergebruik van de materialen in hoogwaardige toepassing een mogelijkheid. Dit alles is gebaseerd op nu al goede beschikbare kwaliteit van de granulaten en het normatieve kader dat volledig uitgewerkt is op Europese schaal. Certipro werkt naast het lastenboek voor puingranulaten dat tevens steunt op CE aan 2 nieuwe lastenboeken voor hergebruik in betonproducten en gestabiliseerde mengsels.
Meer informatie kan gevonden worden op: BENOR - www.ibn.be VLAREA en milieuhygiëne kwaliteit - www.ovam.be COPRO - www.vzwcoproasbl.be QUAREA - www.certipro.be Vast en Mobiele Recycling - www.mobilerecycling.com Tool voor afzet van granulaten - www.granulaatbank.com
And the story continues Gerecycleerde materialen kampen nog te vaak met imago-
21 © Enviro Challenge, 2006 - tel. +32 89 86 86 86 - Contact Johan Put
Afvalbeheer in Marokko in volle beweging
Raoul Grela
Marokko kent momenteel een belangrijke economische ontwikkeling, met een jaarlijkse groei van meer dan 8%. De prioriteiten liggen op de economische ontwikkeling, het verbeteren van de leefomstandigheden van de bevolking, toegang tot basisdiensverlening en tewerkstelling. Meer en meer krijgt ook het milieuaspect aandacht in de ontwikkelingsprojecten? Uit studies blijkt immers dat er een negatief economische impact is van ongeveer 2% van het BBP door de verloedering van het milieu. Om hiertegen iets te doen ontwikkelt Marokko momenteel een juridisch kader. Ook de private sector wordt meer en meer ingeschakeld om vorm te geven aan het lokale afvalbeheer.
febem focus - april 2007
Actuele situatie
22
In 2006 is voor het beheer van vast afval een wet aangenomen. Deze wet legt de verantwoordelijkheid voor het afvalbeheer bij de gemeenten (zowel inzameling als bewerking en verwijdering)! De gemeenten worden daarin bijgestaan door het Ministerie van Binnenlandse Zaken (het “DGCL”, Direction Générale des Collectivités Locales). Verder zijn er nog wetten op komst inzake het gecontroleerd storten van afvalstoffen. In de totale afvalberg vertegenwoordigt het huishoudelijk afval de belangrijkste fractie. Rekening houdend met het gegeven dat Marokkanen vooral in steden wonen en dat daar zowat 200 kg/inwoner/jaar wordt geproduceerd komen schattingen op ongeveer 3,6 miljoen ton afval per jaar. Voor de ophaling gebruikt men vooral vrachtwagens die ook ingezet worden voor openbare werken of anders perswagens met een volume tussen de 8 en 18m³. Soms worden ook pick-ups gebruikt of… karren getrokken door dieren (voor zones die niet toegankelijk zijn voor vrachtwagens). In Marokko wordt het niet geduld dat men langer dan twee dagen zijn afval bij moet houden. Bepalende factoren hiervoor zijn het feit dat er een zeer dichte bevolking is in de steden, het klimaat, de grootte van de woningen en de Islamitische cultuur die een groot belang hecht aan huiselijke netheid. Hierdoor zijn
er zeer regelmatige ophalingen in kleine rondes (soms minder dan 20 km). De manier waarop het afval moet worden aangeboden is dikwijls slecht of niet omschreven waardoor er belangrijke inefficiëntieproblemen optreden bij de inzameling. Sommige gemeenten doen nu wel beroep op inzamelcontainers (plastiek) maar deze zijn vaak niet aangepast aan de kleine bewoning en moeten dikwijls al na een jaar uit dienst worden genomen wegens beschadigd. Dé verwijderingsmethode die zich momenteel ontwikkelt, is het storten van afvalstoffen, met een hercirculatie van het percolaat. In november 2006 werd FEBEM uitgenodigd door de BelgischLuxemburgse Kamer van Marokko om deel te nemen aan een congres over afval (in het kader van het salon BELGICA dat te Casablanca werd georganiseerd). Het gaf ons de kans om ervaringen uit te wisselen maar ook om zich rekenschap te geven van de verschillende synergieën tussen beide landen. Naast FEBEM (Cédric Slegers) bestond de Belgische delegatie uit Christian Legrand van het CSTC, William Vermeir van Fost Plus en Jean-Pierre Hannequart van het BIM (Brussels Instituut voor Milieubeheer).
Een vergelijking Marokko
België
Bevolking
30.000.000
10.500.000
Procent « stedelingen »
53 %
96 %
Oppervlakte
711.000 km² (waarvan 300.000 Sahara) 31.100 km²
BBP
35 miljard €
Huishoudelijk Afval
276 miljard € 5,5 miljoen ton
6 miljoen ton (*)
1,9 miljoen ton
Procent organisch
70 %
54 %
Bedrijfsafval
1 miljoen ton
24 miljoen ton
Gerecycleerd/gevaloriseerd
23 %
85 %
Waarvan gevaarlijk afval
0,12 miljoen ton
3 miljoen ton
(*) momenteel wordt enkel het afval van de stedelijke zones ingezameld
febem focus - april 2007
Waarvan restafval
23
Wat staat er op het spel? Een deel van de grote steden hebben de inzameling en het storten al uitbesteed (bv. Casablanca, Mohammedia, Oujda, Rabat, Marrakech, Essaouira, Tanger, Fès, …. ). Deze uitbesteding gebeurt na een marktbevraging en houdt meestal ook in dat de private onderneming een deel van het personeel en het rollend materieel overneemt, dat men een gebouw en garage ter beschikking stelt, men enkele investeringen doet en werken uitvoert, alsook de uiteindelijke dienstverlening verzekert! Enkele bedrijven die er actief zijn, zijn bv. Veolia, Onyx, CSD-CRB, Ségédéma, ….
· Beleidsmatig ondersteunt men ook de participatie van de private sector in de ontwikkeling van het land; · De gemeenten geraken moeilijk aan kredieten en de intresten die ze erop moeten betalen verschillen weinig van de intresten op de private markt; · De meerderheid van de steden hebben een ware bevolkingsexplosie meegemaakt (plattelandsvlucht, in sommige steden verdrievoudigde de bevolking op 20 jaar!) waardoor een belangrijk deel van hun middelen al moet gaan naar de uitbouw van een leefbare urbanisatie; · Een co-financiering tussen de gemeenten en de centrale staat is blijkbaar niet aan de orde en dus is het beroep doen op privaat kapitaal de snelste manier om te kunnen beantwoorden aan de nieuwe eisen die de wetgeving oplegt.
Perspectieven voor de private sector Door het alsmaar complexer worden van het afvalbeheer, denken meer en meer gemeenten aan het uitbesteden van de afvalinzameling en het beheer van de stortplaatsen. Het is zeer waarschijnlijk dat ook in de komende jaren de uitbesteding naar private bedrijven verder zal toenemen omwille van: · De beperkte beschikbaarheid bij de gemeenten van kennis van zaken en geld voor het professioneel verzekeren van de afvaldienstverlening; · De inzamelkosten zijn belangrijk, vooral omwille van de weinig efficiënte manier van inzamelen;
Raoul Grela (
[email protected]) is sinds 2000 actief in de afvalsector in Marokko. Hij werkt momenteel aan verschillende studies voor het afvalbeheer van meer dan 550.000 inwoners. Daarvoor heeft hij 11 jaar gewerkt in de milieuafdeling van de intercommunale IDELUX.
• LABORATORIA • LUCHTMETINGEN • BODEMONDERZOEKEN • MILIEU-ADVIES • VEILIGHEIDSSTUDIES • GEOTECHNIEK
febem focus - april 2007
• GELUID & TRILLINGEN
24
MILIEU IN BLOEI !
SGS IS THE WORLD’S LEADING INSPECTION, VERIFICATION, TESTING AND CERTIFICATION COMPANY
[email protected] www.sgs.com
adv SGS-febem_2.indd 2
WHEN YOU NEED TO BE SURE 19-03-2007 14:07:22
Square geeft u een beter zicht op uw zorgsysteem Vraag vandaag nog een demo!
Werk efficiënter met Square Square biedt alles voor een gezond en efficiënt VKM-beheer. Het is de enige onlinetoepassing die zowel veiligheid, kwaliteit als milieu samenbrengt in één compleet geïntegreerd systeem. Square zorgt voor het structureren en voor de integratie van de VKM-normen. Deze tool is tijd- en kostenbesparend en verhoogt de performantie van uw bedrijf op het vlak van VKM.
>>> Ontdek Square, vraag een demo! Bel, mail of surf voor meer info en een online demo. Of maak een afspraak voor een uitgebreide demo bij u op kantoor.
JA, contacteer mij voor een demo van Square op een moment dat mij het best past.
Dhr.
Mevr.
Naam .............................................................................................................................................................................. Voornaam...................................................................................................................................................................... Beroep/Functie ............................................................................................................................................................ Bedrijf/Organisatie .....................................................................................................................................................
4 manieren om een afspraak te maken: Telefoneer gratis Fax gratis Stuur een e-mail Surf naar
0800 30 144 0800 17 529
[email protected] www.kluwer.be/square
GSM .................................................................................................... Mogen wij u op de hoogte houden van promoties, nieuws en activiteiten? Ja
Neen
Mijn e-mail (werkplek) ............................................................................................................................................. Datum .....................................................
Handtekening
7-3000-2 Uw gegevens gebruiken we alleen om u op de hoogte te houden van onze uitgaven en activiteiten. Checkt u graag wat er over uzelf in ons bestand zit? Of wilt u dat we uw adres schrappen? Neem dan contact op met Kluwer,Motstraat 30,2800 Mechelen.Soms geven wij adressen door aan bedrijven of organisaties met interessante informatie voor u.Wilt u dit liever niet? Kruis dan dit vakje aan. ❏ Ik wens geen informatie te ontvangen m.b.t. de producten en diensten van Wolters Kluwer Belgium n.v. en/of van derden. ❏
Kwetsbaarheid van de Euro afvalindustrie voor crimi
Nood aan uniformere regelgeving en beter onde reguliere en spookbedrijven
Stijn Van Daele
Prof. Dr. Tom Vander Beken
Universiteit Gent
Universiteit Gent
Vorig jaar voerde de Universiteit Gent in opdracht van de Europese Commissie een onderzoek uit naar de kwetsbaarheid voor criminaliteit van de Europese afvalindustrie. De bedoeling hiervan was om aspecten te detecteren die eventueel kunnen leiden tot misbruik door criminelen. De kwetsbaarheden liggen vooral in te weinig uniforme wetgeving en internationale samenwerking, de eigenschappen van afval als product en het maken van te weinig onderscheid tussen reguliere en malafide sector.
Wetgeving Een aanzienlijk deel van de kwetsbaarheden ligt vervat in de wetgeving. Op het niveau van de VN is er de Bazelconventie, die internationale afvaltransporten naar derde wereldlanden verbiedt. Dat de handhaving hiervan niet evident is, mag blijken uit de ramp met de Probo Koala in augustus. De Europese richtlijnen met betrekking tot afval laten veel ruimte voor interpretatie. Deze vrijheid voor interpretatie maakt de afdwingbaarheid en handhaafbaarheid ervan minder sterk. Ondanks de vele wetten zijn er ook enkele blinde vlekken. Zo besteedt de wetgeving veel aandacht aan de eigenaars van het afval. Aangezien makelaars wettelijk gezien geen eigenaar zijn, ontsnappen zij deels aan controle en wettelijke beperkingen. Deze lacune in de regelgeving creëert mogelijkheden voor criminaliteit. Daarnaast zorgen nationale verschillen en gerechtelijke aansprakelijkheid voor (internationale) milieucriminaliteit voor een moeilijk te ontwarren kluwen. Alsof dat nog niet genoeg is zijn er ook op nationaal vlak nog eens onduidelijkheden in de afvalwetgeving.
febem focus - april 2007
Het product
26
De kwetsbaarheden liggen evenzeer vervat in het product zelf. Afval, vooral in vloeibare vorm, kan gemanipuleerd worden en de identiteit verdoezeld. Daarnaast is afval makkelijk te transporteren en is het onderscheid tussen afval en tweedehandsgoederen niet altijd evident. Dit schept mogelijkheden om de regelgeving te omzeilen. Terwijl dit eigenschappen van het product zijn, betekent dit allerminst dat men hier niets kan aan doen. Voor vloeibaar afval bestaat bijvoorbeeld de mogelijkheid om stalen te nemen. Hoewel hier een prijskaartje aan vast hangt, zou dit de langetermijnkosten zoals voor opruimen van vervuilde sites, omlaag kunnen halen. Dit is niet alleen de verantwoordelijkheid van de afvalindustrie, maar evenzeer van de afvalproducent.
opese inaliteit
erscheid tussen
FEBEM-reactie De sector Wat de organisatie van de sector betreft merken we twee zaken op. Enerzijds zijn de formele barrières om toe te treden tot de sector laag. Daarom maakt toenemende privatisering het mogelijk voor criminele groepen om toe te treden tot de sector. Anderzijds nemen de informele drempels toe. Om competitief te zijn en het toenemende belang van milieuverantwoordelijk handelen te kunnen dienen, zijn steeds meer investeringen vereist. Deze groeiende professionalisering en de ermee gepaard gaande investeringen gelden echter niet voor spookbedrijven of bedrijven die niet de intentie hebben om aan degelijk afvalbeheer te doen. De mogelijkheden voor oneerlijke concurrentie nemen daardoor toe en de sector zelf heeft er alle baat bij om zich te distantiëren van deze bedrijven door middel van een deontologische code of een kwaliteitslabel. Een andere mogelijkheid bestaat erin om een kapitaalsgarantie op te leggen, zoals in de transportsector bestaat. Dit kapitaal zou kunnen aangewend worden voor eventuele saneringskosten in geval van milieucriminaliteit.
Al in een vroege fase van de studie waren er contacten tussen de Universiteit Gent (UG) en FEBEM. De federatie heeft haar volle medewerking verleend om de UG te helpen bij deze studie. De studie versterkt de mening van FEBEM dat het zeer belangrijk is om verder te blijven werken aan de professionalisering van de sector, waarbij duidelijk en transparante wettelijke regels én een transparantie van de activiteiten van de ondernemingen zelf cruciaal zijn. De FEBEM-deontologische code die elk lid moet tekenen is een intern moreel engagement. Maar ook extern werkt de federatie verder, oa. met haar streven om de heffingen te vereenvoudigen en zo transparanter te maken, ondanks het gegeven dat dit op korte termijn voor sommige leden kostenverhogend werkt. De federatie vestigt ook regelmatig de aandacht op het belang van opsporingswerk door inspectiediensten. De gekende bedrijven controleren maar daarnaast niets doen aan totaal illegale praktijken, is niet accepteerbaar. De laatste vijftien jaar is er in elk geval al veel verbeterd (we weten waarvan de sector komt!) en FEBEM blijft werken aan de verdere professionalisering. De FEBEM-leden zijn duurzame partners voor hun klanten. Transparantie, met respect voor de commerciële belangen, is een fundamenteel aan-
Conclusie Voor meer informatie Vander Beken, T. (ed.), The European waste industry and crime vulnerabilities, Antwerpen, Maklu, 2007, 190p. Dorn, N., Van Daele, S. en Vander Beken, T., ‘Reducing vulnerabilities to crime of the European waste management industry: the research base and the prospects for policy’, European Journal of Crime, Criminal Law and Criminal Justice (2007) Vol.15 nr.1 Van Daele, S., Vander Beken, T. en Dorn, N., ‘Waste management and crime: regulatory, business and product vulnerabilities’, Environmental Policy and Law (2007) Vol. 37 nr.1
febem focus - april 2007
Onze studie detecteerde verschillende kwetsbaarheden van de afvalindustrie. Op wetgevend vlak dient meer aandacht te worden besteed aan uniforme wetgeving en internationale samenwerking, maar ook aan meer specifieke aspecten zoals makelaars en gerechtelijke aansprakelijkheid. Op technisch vlak is het mogelijk om het mengen van bepaalde afvalstromen te bemoeilijken. In verband met de sector is het van belang dat de malafide bedrijven onderscheiden worden van de reguliere sector. De verantwoordelijkheid voor dit alles ligt niet alleen bij de afvalindustrie en de wetgever, maar evenzeer bij de afvalproducent die zich dient bewust te zijn van het kostenplaatje van een degelijk afvalbeheer.
27
SELECTIEF INGEZAMELD
Rapport Europees Milieu-Agentschap over hoeveelheden huishoudelijk afval in de Europese Unie.
febem focus - april 2007
Het Europees Milieu-Agentschap heeft een rapport uitgebracht over de hoeveelheden huishoudelijk afval in de Europese Unie. Daaruit blijkt dat het storten van afval nog altijd de belangrijkste behandelingswijze is. Er zijn echter zeer sterke verschillen tussen de lidstaten. Samen met Nederland, Denemarken, Luxemburg, Duitsland en Zweden wordt in België procentueel gezien het minst afval gestort. Landen waar het storten echt nog dominant is (meer dan 80%) zijn Polen, Slowakije, Litouwen, Malta en Griekenland. Na Nederland heeft België sinds 1995 ook de grootste reductie gekend in het percentage dat storten inneemt in de totale afvalverwerking. In ongeveer de helft van de lidstaten is het belang van storten echter toegenomen (in Malta komt er nu twee maal zoveel afval op een stortplaats terecht dan 10 jaar terug). Dit laatste hoeft niet als negatief bekeken te worden maar betekent dat het afval nu veel meer dan vroeger gecontroleerd wordt geborgen en dat is al een stap vooruit! Maar het zegt wel veel over de grote verschillen binnen de Unie. Bovendien merken we ook dat in die landen waar het storten sterk is toegenomen, ook de hoeveelheid afval sterk is toegenomen en er weinig beleidsinitiatieven zijn om het storten te verminden (bv. ten voordele van verbranden). In de lidstaten waar storten stevig is verminderd, is het verbranden van afval in belangrijke mate toegenomen en zien we ook dat heel wat biologisch afbreekbaar afval uit het gestorte afval is gehaald en nu wordt gecomposteerd. In Denemarken, Zweden en Luxemburg wordt er relatief het meest afval verbrand. Enkel in Hongarije en Luxemburg is er het laatste decennium een daling geweest in de hoeveelheid afval die is verbrand, omwille van het sluiten van verouderde verbrandingsinstallaties. Inzake recyclage staat ons land op kop, samen met Duitsland en Zweden. Nergens anders dan in ons land wordt zo’n groot deel van het huishoudelijk afval gerecycleerd. In vele landen is dit nog minder dan 10% maar overal is er wel een stijgende trend (behalve in Tsjechië blijkbaar, onverklaarbaar voor de onderzoekers). De onderzoekers stellen ook vast dat hoge verbrandingspercentages zeker kunnen samen gaan met hoge recyclingpercentages (het ene sluit het ander niet uit). Het rapport geeft ook een overzicht van welke landen welke instrumenten inzetten (afvalheffingen, stortverboden…). Leden van FEBEM kunnen het rapport opvragen bij
[email protected]
28
OVAM-studie bevestigt belang van selectieve inzameling organisch-biologisch afval Gezien de vragen die er de laatste maanden over werden gesteld, heeft OVAM het belang van een selectieve inzameling van groen- en GFT-afval onder de loep genomen. Daarbij werd rekening gehouden met aspecten zoals de kostprijs en de milieu-impact. Er werd daarbij ook gebruik gemaakt van enkele
enquêtes. Zo blijkt bijvoorbeeld dat 75% van de bevolking ontevreden zou zijn mocht de inzameling van GFT-afval worden afgeschaft. Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat de selectieve inzameling in heel Vlaanderen loont in vergelijking met alles ongesorteerd met het restafval in te zamelen. Het inzamelen van GFT–afval heeft in vergelijking met de inzameling van groenafval het nadeel van een hogere kost maar wel het voordeel inzake het beperken van broeikasgassen en van de uitstoot van eutrofiërende en ecotoxische stoffen. Het afval inzamelen in containers heeft tegenover het gebruik van zakken ook een hogere kost maar heeft op milieuvlak een betere score (behalve op energievlak). De studie suggereert dat er ook in stedelijk gebied best een selectieve inzameling van organisch-biologisch afval is. Het is echter niet noodzakelijk om er GFT-afval apart in te zamelen op voorwaarde dat er dan wel een goede inzameling van groenafval is en er maatregelen worden genomen zoals het intens stimuleren van thuiscomposteren. De studie pleit ook voor het tariferen van de inzameling van organisch-biologisch afval, bij voorkeur per aangeboden gewicht, eerder dan per volume.
Europese afvalmarkt doorgelicht Veolia en Sita duidelijk grootste spelers
Veolia Propreté is met haar mondiale omzet van 7.391 miljoen euro en haar Europese omzet van 5.395 miljoen euro het grootste Europese afvalbedrijf (cijfers 2005). Ook in Frankrijk is Veolia Propreté marktleider (2.964 miljoen euro) net voor Sita (2.240 miljoen). In Groot-Brittannië staat Veolia ook op één (1.374 miljoen euro), gevolgd door Biffa (1.052 miljoen euro). Sita volgt ook op mondiaal (5.200 miljoen euro) en Europees (4.643 miljoen euro) vlak na Veolia. In tegenstelling tot Veolia is SITA ook actief in Duitsland (500 miljoen euro) en in Nederland (440 miljoen euro). In België is SITA marktleider (440 miljoen euro) en met de overname van BIFFA België is ook Veolia actief geworden in ons land (85 miljoen euro omzet). Duidelijk is alvast dat beide “Franse” bedrijven een heel belangrijke positie innemen in verschillende Europese landen. Op respectabele afstand van de twee Fransen, komen REMONDIS (Duits) en FCC (Spaans). Beiden zijn enkel actief binnen Europa met een respectievelijke omzet van 2.200 miljoen euro en 2.162 miljoen euro. FCC haalt 40% van haar omzet in Groot-Brittannië (855 miljoen euro). Verder zijn er nog drie bedrijven die in Europa meer dan 1 miljard euro omzet hebben, namelijk SULO (1.200 miljoen, voor bijna 90% op hun Duitse thuismarkt), BIFFA (na de verkoop van hun Belgische afdeling is BIFFA enkel nog in Groot-Brittannië actief) en sinds kort mogen we daar ook de combinatie AVR/Van Gansewinkel aan toevoegen (1.030 miljoen waarvan zowat 163 miljoen gerealiseerd in België, 11 miljoen in GrootBrittannië en de rest op de Nederlandse thuismarkt). Tenslotte vermelden we ook nog dat Shanks ongeveer 666 miljoen euro omzet heeft gerealiseerd waarvan 166 miljoen in België. Bron: Afval!
Ontwerp voorgesteld van nieuw Vlaams plan inzake huishoudelijk afval
Meer en meer bedrijven stellen een verschuiving van het afvalwaterprobleem naar een probleem van hogere kosten voor de afzet van waterzuiveringsslib vast. Ook gemeenten zoeken naar goedkope en toch duurzame afzetmogelijkheden voor het rioolkolkenslib. Sinds 1 januari 2005 moet immers alle opgehaald riool(kolken)slib worden verwerkt via afscheiding in een zandfractie en een restfractie. Met de goedkeuring van het Slibplan door de Vlaamse regering eind 2002, werd het startsignaal gegeven voor het realiseren van structurele oplossingen. Een overlegplatform slib vertegenwoordigt alle betrokken stakeholders –zowel de slibproducenten als de verwerkers - en volgt de uitvoering van het Slibplan op. Voor elke slibstroom wordt in de eerste plaats gestreefd naar maatregelen aan de bron en de kwaliteitsverbetering ervan. Zo worden bijv. in steeds meer voedings- en textielbedrijven onderhoudsproducten of flocculantia of kleurstoffen die mogelijks een kwaliteitsimpact hebben op het slib geanalyseerd en enkel op basis van gecertificeerde productinformatie van de leveranciers nog ingezet. Voor waterzuiveringsslib uit de voedingsindustrie biedt dit meer afzetperspectieven richting vergisting , voor waterzuiveringsslib dat niet aan de kwaliteitsnormen voldoet van Vlarea, weerspiegelen kwaliteitsmaatregelen meestal nog niet in een verschil in prijskaartje richting verbranding. Het Slibplan wilde ook tegemoetkomen aan de dringende behoefte aan eindverwerkingscapaciteit in Vlaanderen. Een groot gedeelte van het in Vlaanderen geproduceerde waterzuiveringsslib komt immers niet in aanmerking voor hergebruik aangezien het te sterk verontreinigd is met onder meer zware metalen. Het was de bedoeling tegen 2006 minder afhankelijk te worden van de capaciteit en prijszetting buiten Vlaanderen. De capaciteit voor droging is al ingevuld, co-verbranding van RWZI-slib gebeurt in Vlaanderen in beperkte mate in een elektriciteitscentrale, de wervelbedverbranding van Aquafin wordt verder geëxploiteerd door Geomilieu te Brugge en de wervelbed van Indaver in Beveren is sinds eind 2006 operationeel. Tweejaarlijks maakt de OVAM – in overleg met de betrokken sectoren - een voortgangsrapport klaar dat een tussentijdse balans opmaakt. Hoeveel slib produceren de sectoren in vergelijking met twee jaar geleden, welke inspanningen leveren de bedrijven om de kwaliteit van het waterzuiveringsslib te verbeteren en hoe zijn de pistes voor afzet en hoe is de verwerkingscapaciteit en -prijs geëvolueerd? De informatie voor het voortgangsrapport haalt de OVAM vooral uit het IMJV en een actuele bevraging van de verschillende sectoren. Zo is er tegen eind 2007 een 2de voortgangsrapport in voorbereiding. Hiertoe heeft iedere producent van waterzuiveringsslib alsook de ophalers-overbrengers de vraag gekregen om het IMJV in te vullen over het productiejaar 2006. Om een goede balans te kunnen maken tussen aanbod slib en de beschikbare verwerkingscapaciteit in Vlaanderen is het van belang om bij de invulling van het IMJV nadere toelichting te geven: om welk slib gaat het, hoeveelheid uitdrukken in ton, welk percentage droge stof, bestemming nader preciseren.
febem focus - april 2007
OVAM heeft onder meer aan FEBEM, het eerste ontwerp voorgesteld van het nieuwe plan inzake “huishoudelijk en vergelijkbaar bedrijfsafval”. Dit plan dient in te gaan begin 2008. Men voorziet dat de regering nota zal nemen van het nieuwe plan net voor het zomerreces en dat het openbaar onderzoek dan zal lopen in de maanden augustus en september van 2007. Het worden dus weer drukke zomermaanden…! Het nieuwe plan is alvast een flink pak compacter dan het bestaande, wat de leesbaarheid en overzichtelijkheid zeker ten goede komt. Op het eerste zicht biedt het plan echter weinig nieuwigheden. Er wordt grotendeels verder gewerkt op het bestaande plan met hier en daar een bijsturing. De ambitie is om de selectieve inzamelingsgraad in Vlaanderen voor huishoudelijk afval (nu ongeveer 71%) op te drijven tot 75% in 2010. Samen met de nodige preventiemaatregelen zou dat er moeten voor zorgen dat we in Vlaanderen in 2010 nog zo’n 150 kg restafval per inwoner hebben (nu is dat bijna 160 kg). Interessant is dat men ook duidelijk kwantificeert wat “met huishoudelijk afval vergelijkbaar bedrijfsafval” is. Dit afval is qua aard, samenstelling en hoeveelheid vergelijkbaar met huishoudelijk afval en mag max. 240 liter per twee weken bedragen. Inzamelpunten die dus meer aanbieden moeten ofwel door de private sector bediend worden ofwel door een aparte gemeentelijke of intercommunale dienst (apart van de dienst die het huishoudelijk afval bedient). Dit zorgt eindelijk voor meer duidelijkheid, maar heeft volgens FEBEM wel als consequentie dat ook de hoeveelheden vergelijkbaar bedrijfsafval moeten worden herbekeken. De hoeveelheden onder de 240 liter schommelen in Vlaanderen een stuk beneden de ongeveer 800.000 ton waarvan het plan spreekt (dit is dus ook met een stuk gewoon bedrijfsafval). Rekening houdend met een verbrandingswaarde bij de HVVI’s van 10 GJ/ton en een 90% beschikbaarheid is de voorspelling dat er in 2010 meer dan 200.000 ton verwerkingscapaciteit te kort zal zijn. Belangrijk is te vermelden dat alles wat via voorbehandelingsinstallaties gaat niet meer opgenomen wordt in het plan en dus wordt ‘vrij gelaten’. Het plan gaat er ook vanuit dat de Vlaanderen omringende regio’s geen perspectief bieden voor de afname van Vlaams afval voor de verbranding gezien zij zelf al met capaciteitstekorten worstelen. Positief is alvast dat het plan veel aandacht besteed aan de kwaliteit van het ingezamelde afval en de problematiek van de afzet van gerecycleerde materialen wat in respectievelijk 2005 en 2006 de centrale thema’s waren in de FEBEM-werking. U kan het ontwerpplan en de eerste reactie van FEBEM opvragen bij
Voortgangsrapportage SLIBplan
29
Nieuwe fiscale strategie voor afvalstoffen in Wallonië Op 21 maart 2007 heeft het Waalse Parlement de nieuwe Waalse afvalheffingen goedgekeurd. Na meer dan 15 jaar werking van de bestaande heffingen werd het tijd om het systeem te herzien. De heffingen hebben ook in Wallonië zeker hun effect gehad want ook Wallonië scoort inzake selectieve inzameling zeker niet slecht. Binnen Europa zit het Waalse gewest terzake mee bij de koplopers. De grote lijnen van de nieuwe heffingen zijn de volgende (zonder rekening te houden met de correctiefactor 0,7 toegepast in sommige gevallen in 2008 en 2009): 2007
2008
2009
2010
2011
Huishoudelijke afvalstoffen - niet-gevaarlijk
20
20
60
geïndexeerd
Huishoudelijke afvalstoffen - gevaarlijk
25
25
65
geïndexeerd
Stortplaatsen
Industriële afvalstoffen - niet- gevaarlijk
35
35
35
60
geïndexeerd
Industriële afvalstoffen - gevaarlijk
35
40
40
65
geïndexeerd
Niet- gevaarlijke afvalstoffen
3
3
6
geïndexeerd
Gevaarlijke afvalstoffen
10
10
12
geïndexeerd
Ziekenhuis en verzorgingsafval
0
0
0
geïndexeerd
Afvalstoffen afkomstig van bodemsanering
1
1
1
geïndexeerd
5
5
5
geïndexeerd
0,5
0,5
0,5
geïndexeerd
Gemeenten <10.000 inwoners
240 kg
220 kg
220 kg
200 kg
10.000 inwoners < Gemeenten < 25.000 inwoners
240 kg
230 kg
230 kg
220 kg
Gemeenten > 25.000 inwoners
240kg
240 kg
240 kg
240 kg
Verbranding
Co-verbranding Gevaarlijke afvalstoffen Afvalstoffen afkomstig van bodemsanering Belastingen – Sancties (Gemeenten)
febem focus - april 2007
FEBEM verheugt zich over de betere afstemming tussen de Waalse en Vlaamse heffingen op het niveau van de stortplaatsen. Een andere belangrijk punt waar het Waalse gewest is ingegaan op een vraag van de federatie is de gelijkschakeling in heffingen gevestigd op huishoudelijke en industriële afvalstoffen. Wij blijven ons net als in Vlaanderen verzetten tegen een heffing op de verbranding en co-verbranding van afvalstoffen gezien dit geen sturende werking meer heeft en dus louter een “zakkenvuller” is.
30
FEBEM vertegenwoordigt in België enerzijds de bedrijven die afvalstoffen inzamelen, sorteren, behandelen, recycleren en/of verwerken en anderzijds de grondreinigingscentra.
LEDENLIJST AFVALBEHEER - Meer info op onze website! A.B.R. (1850 Grimbergen); Accurec (3980 Tessenderlo); A.C. Van Dyck (2660 Hoboken); Adams Massenhoven (2240 Massenhoven, www. adams-massenhoven.be); Aerts Jan Containerdienst (2160 Wommelgem, www.aerts-containers.be); Alfamet (9200 Dendermonde); André Celis Containers & Recyclage (3210 Lubbeek, www.celis.be); Apparec (2830 Tisselt-Willebroek, www.apparec.be); AVR België (2900 Schoten, www.avr-belgie.be); Bionerga (3740 Bilzen / 3630 Maasmechelen, www.bionerga.be); BLC-group (9600 Ronse, www.containerdienstbert.be); BOS (2030 Antwerpen); Bruco Containers (2030 Antwerpen, www.bruco.containers.com); BST (2830 Willebroek); Buchen Industrial Services (7170 Manage, www.buchen.net); Campine Recycling (2340 Beerse, www.campine.be); CETB (7141 Carnières, www.sita.be); Cimenteries CBR (1170 Brussel, www.cbr.be); Cintras (2300 Turnhout, www.leysen.org); CNA Containers (9300 Aalst, www.leysen.org); Cogal (9100 St.-Niklaas, www.cogal.be of www.dehon.com); Cogetrina (7522 Marquain, www.dufour.be); Comet Tyre Recycling (6200 Chatelet, www.cometsambre.be); Conelso (2840 Reet, www.fransdevocht.be); Corvers (3583 Beringen, www.corvers.be); De Bree Solutions (9990 Maldegem, www.debree.be); De Coninck (3020 Veltem, www.de-coninck.be); De Coster Dominique (3530 Houthalen-Helchteren, www. decosternv.be); De Dijcker Recycling (2860 Puurs, www.ddrecycling.be); De Kock E. (3090 Overijse, www.dekock.info); Demets Containers (1120 Brussel, www.sita.be); De Meuter Containers (1000 Brussel, www.sita.be); De Neef Chemical Recycling (2220 Heist-op-den-Berg, www.deneef.net); Depovan (8800 Roeselare, www.vanheede.com); De Sutter (9900 Eeklo, www.afvalbeheer-desutter.be); Ecomac (3990 LindePeer, www.machielsgroup.be); Ecosmart (2870 Puurs, www.vangansewinkel.com); Edelweiss Smet Jet (8400 Oostende, www.edelweissnv.be); Ekol (3530 Houthalen-Helchteren, www.ekol.be); Electrawinds (8400 Oostende, www.electrawinds.be); Essent Milieu (2800 Mechelen, www. essent.be); Eurofat (8552 Zwevegem-Moen); Eurowaste (2000 Antwerpen, www.eurowaste.be); Frimpex (3370 Boutersem); Garwig (8650 Houthulst, www.garwig.be); Geldof (8560 Wevelgem, www.geldof-recycling.be); Gemini Corporation (2050 Antwerpen, www.geminicorp.be); Geocycle (7181 Seneffe, www.holcim.be); Geo-Milieu (2480 Dessel, www.geo-groep.com); Gielen Container Service (3600 Genk , www. gielen-recyclage.be); GRL (3560 Lummen, www.grl.be); GRV (8800 Roeselare, www.vanheede.com); GV & T Kruishoutem (9770 Kruishoutem, www.gvtkruishoutem.be); HCI (2950 Kapellen, www.hci.be); Henri Containerdienst (3300 Tienen, www.henricontainerdienst.be); Holcim Belgique (7034 Obourg, www.holcim.be); Hoslet (1325 Chaumont-Gistoux, www.sita.be); Inafzo (8980 Zonnebeke); Indaver (2800 Mechelen, www.indaver.be); Ivo Van den Bosch Containerdienst (2520 Ranst); JB-services (2030 Antwerpen, www.jbservices.be); Kayak Maritime Services (2000 Antwerpen); Kempisch Recyclage Bedrijf (2340 Beerse, www.krb-glasscollecting.be); Lammertyn.net (9070 Destelbergen, www.lammertyn.net); Lavatra (8930 Lauwe); Leysen (2300 Turnhout, www.leysen.org); Liekens (2030 Antwerpen, www.liekens.be); MAC (2030 Antwerpen); Machiels (3590 Diepenbeek, www.machielsgroup.be); Maltha (3950 Bocholt, www.maltha.nl); Marpobel (2030 Antwerpen); Marpos (8380 Dudzele); Matco (8790 Waregem, www.matco.be); MCR (2627 Schelle); Milieu en Leven (2250 Olen, www.milieuenleven. be); Minérale (6042 Lodelinsart); Mirec (9100 Sint-Niklaas, www.sims-mirec.com); MTD (2270 Herenthout, www.mtd-etec.com); Nicollin Belgium (1370 Jodoigne, www.groupenicollin.com); Norland (5300 Andenne, www.sita.be); OCS-ATM (2170 Antwerpen, www.atmmoerdijk. nl); Oostvlaams Milieubeheer OVMB (9042 Gent, www.ovmb.be); Orinso (2800 Mechelen, www.indaver.be); Papnam (5060 Auvelais); Pieck Containers (3290 Tessenderlo, www.pieck.be); Pirobouw (2900 Schoten, www.pirobouw.com); Ravago (2370 Arendonk, www.ravago.be); R.D. Recycling (3530 Houthalen, www.rdrecycling.be); Recup-Oil (8770 Ingelmunster); Recyc-Oil (8710 Wielsbeke, www.recyc-oil.be); Recydel (4020 Wandre, www.vangansewinkel.com); Recyfuel (4480 Engis, www.recyfuel.be); Recygom (4821 Andrimont, www.sita.be); Recyper (9100 Sint-Niklaas, www.sita.be); Recypro (2990 Wuustwezel); Remo Milieubeheer (3530 Houthalen, www.machielsgroup.be); Remondis (3210 Lubbeek, www.remondis.be); Re-Tyre (3920 Lommel); Revatech (4480 Engis, www.revatech.be); Rulo (7742 Hérinnes-les-Pecq, www.rulo.be); Saf Recyclage (9990 Maldegem); SGS Ewacs (9120 Beveren-Melsele, www.be.sgs.com); Shanks S.A. (1435 Mont-St-Guibert, www.shanks.be); Shanks Vlaanderen (8800 Roeselare , www.shanks.be); Sita Recycling Services (2340 Beerse , www.sita.be); Sita Treatment (1180 Brussel, www.sita.be); Sita Wallonie (4460 Grâce-Hollogne, www.sita.be); Soborel (3550 Heusden-Zolder, www.vangansewinkel.com); Sodecom (7040 Quévy, www.vanheede.com); Sodever (1420 Braine l’Alleud); Soret (1560 Hoeilaart); SO.TRA.EX (4700 Eupen, www.sotraex.com); Spanin (8780 Oostrozebeke, www.indaver.be); Stallaert Recycling (1800 Vilvoorde, www.stallaert.be); Stevan (8860 Lendelede, www.stevan.be); Stok&Co (3530 Houthalen-Helchteren, www.leysen.org); Stora Enso Langerbrugge (9000 Gent, www.storaenso.com); Stuer Containerdienst (9150 Kruibeke, www.stuercontainers.be); SVK (9100 Sint-Niklaas, www.svk.be); TWZ (9940 Evergem, www.twz.be); Transcoma (3600 Genk, www.transcoma.be); Tyre Plan Europe (2920 Kalmthout, www.tyreplan.be); Vaco Containerdienst (2950 Kapellen , www.leysen.org); Valomac (1850 Grimbergen, www.sita.be); Van Gansewinkel (2870 Puurs, www.vangansewinkel.com); Vanheede Environmental Logistics (8940 Wervik, www.vanheede.com); Van Moer H & Zn (9120 Melsele, www.vanmoerh.be); Van Roy (9470 Denderleeuw, www.van-roy.be); Veolia Environmental Services (1800 Vilvoorde, www.veolia-es.be); Verpola (8000 Brugge); West Waste Treatment (8600 Diksmuide, www.wwt.be); WOS (3600 Genk, www.wos-genk.be); Wubben Aflaatolie (2910 Essen);
Aclagro (9032 Wondelgem, www.aclagro.be); AWS (2860 Sint Katelijne Waver, www.aws-stp.be); Bioterra (3660 Opglabbeek, www.bioterra.be); Bosatec (3500 Hasselt, www.machielsgroup.be); Bremcon (2070 Zwijndrecht, www.bremcon.be); BSV (8530 Harelbeke, www.bsv-nv.be); De Bree Solutions (9990 Maldegem, www.debree.be); Envisan (9308 Hofstade-Aalst, www.envisan.com); GRC-Kallo (9130 Kallo, www.decnv.com); Grondreinigingscentrum Limburg (3560 Lummen, www.carmans.be); Shanks Vlaanderen (9042 Gent, www.shanks.be); OCS-ATM (2170 Antwerpen, www.atmmoerdijk.nl); Sita Remediation (1850 Grimbergen, www.sitaremediation.be); Stadsbader-Flamand (8530 Harelbeke, www. stadsbader.com)
febem focus - april 2007
CENTRA VOOR GRONDREINIGING - Meer info op onze website!
31
Drie diensten, één doel EIGENTIJDSE OPLOSSINGEN VOOR BEDRIJVEN EN OVERHEDEN Ecosourcing is de nieuwe verzamelnaam van alle diensten die Plastic Omnium lokale overheden en bedrijven aanbiedt. Ecosourcing is verdeeld in Adaptis voor de traditionele serviceactiviteiten, Equalis voor de datamanagementgestuurde serviceactiviteiten en Service Premier voor het voorkomen van zwerfafval.
Service Premier
Adaptis
Equalis
dé oplossing voor zwerfafval
dé oplossing voor containermanagement
dé oplossing voor afvalmanagent
Wilt u uw straat, plein, golfbaan of camping het hele jaar door netjes en vrij van afval houden? Dan reikt Plastic Omnium u graag de helpende hand met een unieke service: Service Premier. Wij adviseren u onder meer over de locaties van de afvalbakken, volume en materiaalsoort, we plaatsen de afvalbakken en we reinigen en onderhouden de afvalbakken. Voor gemeenten stellen we zelfs een 0800servicenummer open voor meldingen over de afvalbakken (diefstal, schade etc.). Kijk voor de specifieke mogelijkheden op onze website.
Bedrijven en overheden die kiezen voor Adaptis, kunnen rekenen op een adequate oplossing voor containermanagement o.a. op basis van barcodestickers. Materialen voor de afvalinzameling, informatie per afvalpunt, contacten met de gebruikers? Plastic Omnium regelt het allemaal. En u weet altijd waar u aan toe bent: wij sturen u iedere maand een actueel voortgangsrapport.
Met het milieu- en kostenbesparende Equalis-programma zet u de stap van containermanagement naar afvalmanagement. Doordat de afvallogistiek automatisch in kaart wordt gebracht, kunt u - bijvoorbeeld via internet- direct zien hoeveel afval iemand heeft aangeleverd en hoe hij het afval heeft gescheiden. Bovendien bekijken we samen met u de mogelijkheden voor afvalreductie en een betere afvalscheiding. Maandelijks bespreken we met u de voortgangsrapportage, waarbij we de resultaten vergelijken met de doelstellingen.
Plastic Omnium N.V., Ring Oost 14, B-9400 Ninove, tel: +32 (0)54 31 31 31, fax: +32 (0)54 31 31 30 Plastic Omnium B.V., Postbus 3988, 4800 DZ Breda, tel: (0800) 542 50 55, fax: (0800) 542 50 33
E-mail:
[email protected] Internet: www.plasticomnium.nl www.plasticomnium.be
DAVID’S NIEUWE
VOLVO FE David werkt voor het behoud van onze wereld én voor zijn eigen leefomgeving, door het afval van zijn gemeente in te zamelen en te recyclen. Daarvoor heeft hij een voertuig nodig dat gemaakt is voor de stop-en-start-toepassingen van zijn dagelijkse ronde, en voor het rijden door de drukke stad. Dus David’s beste vriend is z’n nieuwe 26 ton, 280 pk Volvo FE, met zijn uitstekende manoeuvreerbaarheid, subliem zicht, laag brandstofverbruik en vermaarde betrouwbaarheid. Zijn op één na beste vriend is zijn lokale Volvo concessiehouder, die er altijd is om David’s truck te onderhouden. Want alleen Volvo weet hoe dat moet en staat gerant voor de Total Performance van de truck, dag in dag uit, jaar in jaar uit. Als u meer wilt weten over de nieuwe Volvo FE, praat dan vandaag nog met uw Volvo concessiehouder.
VOLVO TRUCKS. DRIVING PROGRESS TRUCKS
AFTERSALES
FINANCE
TRANSPORT MANAGEMENT
11746-06/06
www.volvotrucks.be
Afvalstromen direct inzichtelijk maken... ...dat vereist een geïntegreerd IT-systeem
Frank Berende, financieel manager van Bowie Afvalstoffen Recycling B.V.
“We moeten directe inzicht hebben in en kunnen rapporteren over de herkomst, samenstelling en verblijfplaats van afvalstromen in de logistieke keten. Daarom hebben we uiteindelijk gekozen voor Q-WMR, het op Microsoft-Navision gebaseerde Waste Management & Recycling systeem van Qurius. Ondersteuning door een geïntegreerde automatiseringsoplossing met complete milieuspecifieke functionaliteit heeft veel voordelen. Doordat Q-WMR alle bedrijfsfuncties bundelt, kunnen we sneller weegresultaten bekijken, boeken, rapporteren en dezelfde dag nog factureren. We kunnen onze afnemers efficiënter bedienen en onze voorsprong in de markt behouden.”
telefoon +32 9 280 28 30 www.qurius.be