FCX Department of Occupational Health and Safety
FCX - 15
SOP # Revision # Supersedes X
Veiligheid bij Blasting (gecontroleerd opblazen)
Task Risk
High Medium Low NA
Approval Date:
Original Date:
I. Doel en Omvang Deze richtlijnen zijn van toepassing op alle werknemers en aannemers van Freeport-McMoRan die zijn betrokken bij blasting-werkzaamheden en geven de minimale eisen voor de Blasting SOP voor alle operaties. Dit document voorziet in een set normen die de SOP’s van de site dienen te behandelen. Sites hebben wisselende interactieniveaus met Blasting Aannemers; deze richtlijnen zijn van toepassing, ongeacht de mate van betrokkenheid van de aannemer. Uiteindelijk zal een Verantwoordelijke FCX-werknemer aansprakelijk zijn voor alle oppervlakteblasts op de site, inclusief het projectwerk. II. Definities Verantwoordelijke FCX-werknemer - Blasting Supervisor, Blasting Ingenieur, Hoofd Blaster of ander gekwalificeerd persoon, welke een directe werknemer van FCX is. Deze definitie omvat geen blasting-personeel van aannemers. Directe Controle - Het hebben van direct zicht op elkaar om een heldere en duidelijke communicatie te verzekeren. Blastsite - Is het gebied waar explosieve materialen worden gehanteerd tijdens het laden, inclusief de omgeving die wordt gevormd door de geladen springgaten en 50 voet (15,3 meter) in alle richtingen vanaf geladen gaten. Een minimale afstand van 30 voet (9,1 meter) kan de eis van 50 voet vervangen wanneer de omgeving van de geladen gaten is gemarkeerd met een barrière. Springgebied - Het gebied waarin bevingen, rondvliegend materiaal of gassen van een explosie verwondingen aan personen kunnen veroorzaken. Versplinteren - heeft betrekking op gesteente dat is verbrijzeld tot 80% 1 inch tot 1 ¼ inch met een maximale grootte van 2 inch, er dient geen fijn materiaal aanwezig te zijn. Truck voor Explosieventransport - het voertuig dat springartikelen vervoert (kruittruck). Ontstekingsfout - volledig of gedeeltelijk falen van het detoneren van explosief materiaal. Schoonvegen/Vrijmaken - het proces om ervoor te zorgen dat al het personeel is verwijderd van het springgebied voorafgaand aan de detonatie. Probleemgat - is een gat dat: een “bridge-over”-probleem heeft; te veel of te weinig versplintering vergt verloren gegane, gebarsten of beschadigde lijnen naar beneden heeft zich te dicht bij de rand bevindt zich te dicht bij een naburig gat bevindt niet is geïdentificeerd in het springplan 1
te kort of te diep is kolomvormige bodemdaling heeft andere inconsistenties heeft III. Algemene Eisen Sitespecifieke SOP’s dienen duidelijk een Verantwoordelijke FCX-werknemer aan te wijzen. SOP’s dienen ervoor te zorgen dat de springlocaties en de verwachte tijd dagelijks worden gecommuniceerd aan de betrokken werkgroepen. Springontstekingsinrichtingen dienen jaarlijks te worden onderhouden, of frequenter wanneer dit wordt aangegeven door de fabrikant. Elke site dient een detectiesysteem voor bliksem en veiligheidsprocedures te hebben in het geval van naderend onweer. Personeel dient te zijn getraind en dient competentie te tonen om afleidingen en onderbrekingen van het proces te herkennen en te beheren. Alle training dient te zijn vastgelegd. Alle springprocessen dienen op een veilige en efficiënte wijze uit te worden gevoerd. IV. Verantwoordelijkheden Verantwoordelijke FCX-werknemers dienen: Te voorzien in veldoverzicht van het volledige springproces. (Zorg dat het springplan is opgeleverd aan het personeel en controleer het werk om ervoor te zorgen dat de SOP’s worden nageleefd) Ervoor te zorgen dat het springontwerp is nagekeken door een gekwalificeerd persoon om te verifiëren dat het ontstekingsplan en de timing van de gaten redelijk is. Wanneer er meer dan eenmaal springen is gepland, dan dienen het ontstekingsplan en de tijd tussen het springen te worden geëvalueerd om ervoor te zorgen dat het springen niet met elkaar interfereert. FCX en Aannemer Supervisors dienen de werkbelasting voor de personeelsleden te beoordelen en middelen die van toepassing zijn, toe te wijzen om afleidingen en beslissingsfouten te minimaliseren. Mijnmanagers dienen: te excelleren in veilige springprocessen leiderschap te tonen dat het gevoel van haast minimaliseert ervoor te zorgen dat springprocessen en geotechnische activiteiten worden gecoördineerd ervoor te zorgen dat audits worden uitgevoerd en actiepunten worden aangepakt ervoor te zorgen dat er voldoende en capabel personeel beschikbaar is om het springproces te overzien Blokkades - Een FCX-werknemer (voor productieblasts en secundaire blasts) waarvan de aanstelling aanvangt op de pre-ontstekingsvergadering, is verantwoordelijk voor het blokkeren van het verkeer in het aangewezen gebied, begrijpt de aanstelling, volgt zonder afwijking instructies op en stopt het ontstekingsproces wanneer een afwijking van het blokkeringsplan wordt geconstateerd. Voor projectmatige blasts met gebruik van aannemers dient de site de Richtlijnen voor D&B Aannemers te volgen. 2
Blasting Ingenieurs of andere gekwalificeerde personen dienen het ontwerp van het boorpatroon, de bepaling van ladingen en de timing te overzien, waarbij het soort materiaal, de fragmentatie en geotechnische eisen in overweging worden genomen.
V. Identificatie van Springgaten - Boren en monstername Het doel van deze sectie is om ervoor te zorgen dat gaten op de juiste wijze worden geïdentificeerd. Boorpersoneel dient een genummerde stok bij elke stapel brokstukken te plaatsen en te verifiëren dat de stokken correct genummerd zijn. Extra gaten die voor onderhoud of elke andere reden worden geboord, dienen op de juiste wijze te worden geïdentificeerd met een stok waarop “Niet Laden” staat. Deze gaten dienen wanneer mogelijk vooraf aan het aanbrengen van de ontsteking te worden gedicht. Elke site dient SOP’s te ontwikkelen om het patroon voor ongelabelde gaten te inspecteren en deze dienen stappen te omvatten om op de juiste wijze de Verantwoordelijke FCX-werknemer in te lichten. VI. Pre-Shift Teamvergadering Een pre-shift vergadering dient tijdens elke ploegendienst door het blastingpersoneel te worden gehouden. In de pre-shift vergadering wordt het volgende besproken: Werklocaties Eenmalige of voortdurende gevaren Apparatuur benodigd voor het aangewezen werk Gatspecifieke laadinstructies voor een patroon (Water, hardheid, product etc.) Aanwijzen van partijen voor communicatie en uniek werk dat wordt uitgevoerd in gebieden grenzend aan de blastsite Voorlopige blokkadelocaties Het verwachte tijdstip van de blast Aanwijzen van de Verantwoordelijke FCX-werknemer Andere belangrijke informatie VII. Gebiedsinspectie voorafgaand aan het laden Het doel van deze sectie is om ervoor te zorgen dat de risico’s die verbonden zijn aan de blast, worden geïdentificeerd en gecontroleerd. Blastgebiedsinspecties dienen voorafgaand aan het laden te worden uitgevoerd. De Verantwoordelijke FCX-werknemer dient te verifiëren dat de kaart van het springplan nauwkeurig het springpatroon in het veld vertegenwoordigt (bijv. het aantal gaten, locaties van de gaten, probleemgaten). Sites dienen te verifiëren dat alle potentieel betrokken personen zijn geïnformeerd over de blast. Tijdens de inspectie dienen de aan- en afvoerroutes van de blastsite te worden geëvalueerd en dienen toepasselijke acties te worden uitgevoerd. De Verantwoordelijke FCX-werknemer dient de grenzen van het springgebied te bepalen. De volgende zaken dienen te worden overwogen bij het bepalen van de grenzen van het springgebied: Bevingen Rondvliegend gesteente 3
Dampen, ventilatie en actuele windomstandigheden Luchtverplaatsing Bodemdaling Naburige infrastructuur Locaties van apparatuur, waaronder onderhoudsactiviteiten Lawaai en trillingen Geologische kenmerken Naburige ondergrondse werkzaamheden of werkzaamheden aan het oppervlak Gevaren in verband met het laadpatroon Gaten die niet dienen te worden geladen, dienen te worden gelabeld met “BO” of “niet laden” Alle ongelabelde gaten die worden ontdekt, dienen op de juiste wijze te worden geïdentificeerd met behulp van de kaart en door het raadplegen van de Verantwoordelijke FCX-werknemer. Vragen of zorgen die voortkomen uit het inspecteren van het gebied dienen voorafgaand aan het laden te worden opgelost door middel van het raadplegen van de Verantwoordelijke FCX-werknemer. VIII. Opslag en transport van explosieven Het doel van deze sectie is om ervoor te zorgen dat explosieven veilig en volgens de voorschriften worden gehanteerd en getransporteerd. Er dient een persoon of er dienen meerdere personen verantwoordelijk te worden gemaakt voor het beheren van de magazijnen. Alle buitenmagazijnen dienen te worden gebouwd volgens de BATF-normen en te worden vermeld op de Amerikaanse Afstandentabel. Alle magazijnen dienen te zijn: 1. uitgerust met een systeem voor bliksembescherming. 2. geconstrueerd buiten de doorgangen van elektriciteitsleidingen. 3. gelabeld op de juiste wijze met: “Niet Roken”, “Hier zijn explosieven opgeslagen” en “Uitsluitend bevoegd personeel”. De locatie van alle brandblussers dient duidelijk te zijn aangegeven. Alle magazijnen dienen voorzien te zijn van een boek of vergelijkbare methode voor het vastleggen van alle bewegingen van explosieven in en uit het magazijn en van de actuele inventaris. Wanneer de boeken worden bewaard in een centraal kantoor, dan zal elk magazijn zijn eigen sectie hebben om de bewegingen van producten uit dat magazijn vast te leggen. Wanneer andere materialen dan explosieven worden opgeslagen in de magazijnen, dan dienen deze te worden gescheiden van de explosieve materialen. Alle magazijnen dienen voorzien te zijn van een recent bijgewerkte kopie van autorisatie, vergunningen of licenties. De sloten op magazijnen dienen volgens de voorgeschreven normen te worden gerouleerd. Lijsten van ladingen (Bills of Loading, BOL’s) en paklijsten dienen gedurende de voorgeschreven minimale periode van 5 jaar op een veilige plek te worden bewaard. Alle explosieven, ontstekingen en accessoires dienen te worden getransporteerd volgens de wettelijke reguleringen. (Zie Appendix A) 4
IX. Aanbrengen van ontstekingen Het doel van deze sectie is om ervoor te zorgen dat detonators en ontstekingen veilig worden gehanteerd en het gebruik in overeenstemming is met het blastontwerp. Hierdoor is het mogelijk om op de juiste wijze rekening te houden met de detonators en ontstekingen voorafgaand aan het laden. Van alle gaten dient de diepte en het waterniveau te worden gemeten voorafgaand aan het aanbrengen van de ontsteking. De Verantwoordelijke FCX-werknemer dient te worden geïnformeerd over elke belangrijke afwijking van de verwachte metingen voordat het gat van een ontsteking wordt voorzien. De blastsite dient af te worden gezet met gele kegels en waarschuwingsborden dienen te worden gebruikt om alle toegang tot het springpatroon dat van een ontsteking moet worden voorzien en geladen, te blokkeren. Explosieven dienen op een zorgvuldige, efficiënte en goed gecoördineerde wijze te worden uitgestald (tussen gaten, aan de buitenzijde van de puinhoop en buiten de verkeersstroom). Ontstekingen dienen uitsluitend te worden geassembleerd aan de rand van het gat en dienen onmiddellijk en voorzichtig in het gat te worden neergelaten. Alle detonators dienen volledig te worden opgesloten in de booster volgens de aanbevolen procedures van de fabrikant. Wanneer “down hole” detonators worden gebruikt, dan is een redundante “down line” vereist, waarvan er in ieder geval één een elektronisch systeem dient te zijn dat vanaf het oppervlak kan worden geverifieerd. Er dient een standaard gewicht of verankeringsysteem te worden gebruikt om “down lines” aan het oppervlak in positie te borgen. Er dient bij elk springpatroon in het veld een inventarisatie van boosters en detonators te worden uitgevoerd en te worden geverifieerd ten opzichte van de kaart van het springplan. De Verantwoordelijke FCX-werknemer zal een cross-check doen van de detonatorinventaris nadat de producten zijn uitgestald om ervoor te zorgen dat de gebruikte hoeveelheid in overeenstemming is met het aantal gaten op het patroon. X. Laden Het doel van deze sectie is om ervoor te zorgen dat gaten worden geladen volgens het springontwerp en dat de problemen die optreden tijdens het laden op de juiste wijze worden aangepakt. Van alle gaten dient opnieuw de diepte en het waterniveau te worden gemeten voorafgaand aan het laden. De laadtrucks dienen te wachten met het laden van gaten totdat ze genoeg gaten van een ontsteking hebben voorzien om een truck te legen. De stijging van de kruitkolom van elk gat dient continu te worden gevolgd totdat de damhoogte is bereikt of het juiste gewicht aan explosieven is geladen. Elke afwijking van de verwachte kolomstijging boven een vastgestelde hoeveelheid tijdens het laden dient onmiddellijk onder de aandacht van de Verantwoordelijke FCX-werknemer te worden gebracht. Laadpersoneel dient de bovenste gewichtsgrens van het product dat moet worden geladen en de geplande damhoogte van elk gat te kennen. 5
Onderbrekingen van het laadproces dienen te worden vastgelegd en te worden gecommuniceerd aan de Verantwoordelijke FCX-werknemer. Alle laadtrucks dienen buiten het patroon te worden geparkeerd nadat het laden is voltooid. Transporttrucks voor explosieven dienen niet onafgesloten achter te worden gelaten met explosieven aan boord. Ze dienen direct na het uitladen weer te worden afgesloten. XI. Afdammen Het doel van deze sectie is om ervoor te zorgen dat de afdamactiviteiten op een dusdanige wijze worden uitgevoerd dat afgesneden downlines en “bridge-overs” worden geëlimineerd en te helpen om probleemgaten te identificeren. Het aanbevolen afdammateriaal en -materieel is: Schone geplette gravel zoals gespecificeerd in de definitie van afdammen Bulldozer voor zijwaartse stort Het afdamproces dient niet te beginnen voordat alle gaten zijn voorzien van ontstekingen en het laden ver genoeg vooruit is, zodat de afdamactiviteiten niet interfereren met het laadproces. Afdammateriaal dient strategisch op de blastsite te worden geplaatst met gebruik van een “spotter”. Detonator downlines dienen te worden gepositioneerd om schade te elimineren. Downlines dienen vooraf aan het indammen te worden geborgd. Afdammateriaal dient zorgvuldig in springgaten te worden gegoten om downline schade te elimineren en om stofvorming te beperken. Afdamoperators dienen zich te beveiligen tegen overmatig materiaal dat per ongeluk in springgaten wordt gebracht. Afdamoperators dienen op de juiste wijze te zijn getraind in procedures die worden gebruikt in het geval van een verloren, afgesneden of beschadigde down line. Afdamoperators dienen de Verantwoordelijke FCX-werknemer te informeren over alle probleemgaten. De Verantwoordelijke FCX-werknemer dient ervoor te zorgen dat echt alle “probleemgaten” worden vastgelegd in de rapportage van de Blast Samenvatting. Informatie over ongeladen of “slechte” gaten dient eveneens te worden opgenomen. XII. Tie-in Het doel van deze sectie is om te zorgen voor detonatie van alle gaten in het springpatroon en de juiste timing van alle gaten. De Verantwoordelijke FCX-werknemer dient een tie-in sequentiediagram van elk springgat te genereren. Dit diagram dient te worden opgenomen in de overige blastingdocumentatie die is vereist voor de dagelijkse blastingactiviteiten. De Verantwoordelijke FCX-werknemer dient het sequentiediagram te beoordelen met het personeel dat de tie-in uitvoert. Programmeerbare elektronische detonators met bijbehorende software en hardware zijn vereist. (Pre-split en secundaire blasts worden uitgesloten.)
6
Tie-in van het patroon dient uitsluitend aan te vangen wanneer het niet zal interfereren met andere processen op de blastingeenheid of afleidingen veroorzaakt bij degenen die de tie-in uitvoeren. Wanneer programmeerbare intervallen worden gebruikt, dan zal het blastpersoneel de loggertesten gebruiken om de betrouwbaarheid van het aankoppelen te verifiëren. Wanneer een “slechte” detonator wordt aangetroffen, zal het back-upsysteem worden gebruikt. Vastleggen van de situatie en extra productgebruik in de Blast Samenvatting is vereist. Voor pre-splits of secundaire blasting dient, nadat de tie-in is voltooid, het patroon onafhankelijk te worden gecontroleerd door twee personen, waarbij de volledigheid en de overeenkomst met de blastkaart wordt geverifieerd. Beide dienen de controle in de Blast Samenvatting af te tekenen. Detonatortelling dient te worden verkregen uit de gegevenslogger en de controle die wordt uitgevoerd ten opzichte van de veldinventaris, wordt vastgelegd in de Blast Samenvatting (bijgesteld voor “slechte” of extra detonaties die indien nodig zijn gebruikt). Elk geval van discrepantie dient te worden gemeld aan de Verantwoordelijke FCX-werknemer en worden gerectificeerd voordat er wordt overgegaan naar de initiatiefase van de blast. Een supervisor van de ploegendienst en/of “shot blockers” dienen ten minste 30 minuten vóór het voltooien van de tie-in te worden ingelicht, zodat de shot blokkerende medewerkers zich kunnen voorbereiden op de pre-blastvergadering.
XIII. Pre-blastvergadering Het doel van deze sectie is om ervoor te zorgen dat alle personeelsleden die zijn betrokken bij het vrijmaken en initiëren van een blast duidelijkheid hebben over hun aanstelling, op de juiste wijze zijn uitgerust en ze hun verantwoordelijkheden kennen. Voorafgaand aan de pre-blastvergadering dienen er genummerde blauwe kegels te worden geplaatst om de afgezette positie te MARKEREN. Bij de pre-blastvergadering dienen alle “blockers” en “sweepers” aanwezig te zijn en de vergadering dient face-to-face te zijn. De Verantwoordelijke FCX-werknemer zal de vergadering leiden. Elke blocker en sweeper zal in de vergadering zijn taken toegewezen krijgen en de Verantwoordelijke FCX-werknemer zal hen vragen om hun taken en verantwoordelijkheden te herhalen. Alle blockers dienen bij de vergadering te blijven totdat deze is afgelopen. Voor elke positie om af te zetten zal voor gele kegels worden gezorgd om de weg af te zetten. Alle voertuigen die worden gebruikt voor het vrijmaken en afzetten, dienen te worden uitgerust met een functionerende tweewegradio en functionerende bakens en/of flitslampen. Wanneer er geen voertuigen worden gebruikt voor het afzetten, dan is een persoon met een vlag, radio en gele kegels ook aanvaardbaar. XIV. Borgen en Vasthouden van afzetposities
7
Het doel van deze sectie is om ervoor te zorgen dat de afzetposities nooit worden gecompromitteerd en er heldere en bondige communicatie plaatsvindt tussen de Verantwoordelijke FCX-werknemer en elke blocker. Borgen en vasthouden van afzetposities dient te worden geleid door de Verantwoordelijke FCX-werknemer. Blockers dienen: Te worden getraind volgens FCX-normen en de training dient te worden vastgelegd. Te rijden naar de aangewezen afzetlocatie die is geïdentificeerd door de overeenkomstige genummerde blauwe kegel. Voertuigen of apparaten die gebruikt worden voor het afzetten loodrecht op de richting van de verkeersstroom te draaien (wanneer voertuigen worden gebruikt). Gele blastkegels te gebruiken om de weg af te zetten. Contact te hebben met de Verantwoordelijke FCX-werknemer via de radio. In detail de acties die worden uitgevoerd om het gebied vrij te maken en dat de afgezette positie is geborgd, te communiceren met de Verantwoordelijke FCXwerknemer. Het binnenkomen in het beveiligde gebied door iedereen zonder toestemming van de Verantwoordelijke FCX-werknemer niet toe te staan. De Verantwoordelijke FCX-werknemer dient: Voorafgaand aan de pre-blastvergadering de afgezette locaties te bepalen en op elke locatie een uniek genummerde blauwe kegel te plaatsen. Dit is om de locatie van de afzetting te markeren en NIET om de weg af te zetten. Een checklist bij te houden en deze te gebruiken om te controleren of taken voltooid zijn. Een redundante controle uit te voeren met elke blocker voorafgaan aan de laatste blastwaarschuwing. Elke blocker te instrueren om zijn positie te behouden wanneer er een interval optreedt. Aan het eind van de interval met elke blocker te overleggen voordat wordt doorgegaan met de laatste blastwaarschuwing. XV. Vrijmaken van het Blastgebied Het doel van deze sectie is om ervoor te zorgen dat het blastgebied op de juiste wijze wordt vrijgemaakt en dat al het betrokken personeel is gewaarschuwd. Het vrijmaken voor een shot dient te worden geleid/gecontroleerd door een Verantwoordelijke FCX-werknemer. Het vrijmaken van een gebied voor een blast dient aan te vangen op de blastsite en naar buiten toe te verlopen. Al het betrokken personeel dient vóór het vrijmaken te worden gewaarschuwd om een gedegen voorbereiding en evacuatie van het blastgebied mogelijk te maken. Alle betrokken apparatuur dient op een veilige plaats te worden gepositioneerd of ernaar worden verplaatst om schade door rondvliegend gesteente of blasttrillingen te minimaliseren. Bij alle apparatuur in het blastgebied mag geen personeel meer aanwezig zijn.
8
Tijdens het vrijmaken dienen alle toegangen die eerder zijn vrijgemaakt te worden bewaakt om het opnieuw betreden van het vrijgemaakte gebied te voorkomen (“achterdeuren” zullen beschikbaar zijn). Degenen die vrijmaken voor een shot (“sweepers”) dienen getrainde FCX-werknemers te zijn en die training dient te zijn vastgelegd.
XVI. Blastinitiatie Het doel van deze sectie is om ervoor te zorgen dat alle detonators communiceren, het blastgebied vrij is en dat alle afgezette posities geborgd zijn. Blastinitiatie dient te worden geleid/gecontroleerd door een Verantwoordelijke FCXwerknemer. Blastinitiatie dient plaats te vinden vanaf een locatie die veilig is voor de gevaren als gevolg van de blasting. De locatie van de blastinitiatie dient op een veilige afstand te zijn van elektrische interferentie (bijv. elektriciteitsleidingen, radio’s etc.). Het ontstekings/initiatiesysteem dient pas te worden ingeschakeld NADAT alle activiteiten voor vrijmaken en afzetten zijn afgerond. Het ontstekings/initiatiesysteem dient te allen tijde in het bezit te zijn van de blasters en onder beheer te staan van de Verantwoordelijke FCX-werknemer. Het ontstekings/initiatiesysteem dient te worden aangesloten door de Verantwoordelijke FCX-werknemer of door een persoon die onder zijn directe leiding staat. Er dient tweeweg radiocommunicatie te worden onderhouden tussen de Verantwoordelijke FCX-werknemer en alle blockers gedurende alle processen van vrijmaken, afzetten en initiëren. De Verantwoordelijke FCX-werknemer dient ervoor te zorgen dat alle elektronische detonators die bij een blast worden gebruikt gedurende het gehele proces van de blast initiatie blijven “communiceren” met de blastinitiatie-inrichting. De “communicatie” met elektronische detonators dient te worden vergeleken met de detonatorinventaris die is opgesteld tijdens het aanbrengen van de ontstekingen en ladingen van elk springpatroon en nogmaals te worden vergeleken met de uiteindelijke springkaart. Het blastingpersoneel dient competent te zijn in veilige werkwijzen in het geval dat het detoneren van een blast faalt. XVII. Inspectie na de blast Het doel van deze sectie is om ervoor te zorgen dat de springgaten zijn gedetoneerd en dat het gebied veilig is om weer te betreden. Er dient een post-blastinspectie te worden uitgevoerd onder de supervisie van een Verantwoordelijke FCX-werknemer. Alle blockers dienen op hun plaats te blijven tijdens de post-blastinspectie. De blastsite dient met gele kegels afgezet te blijven totdat de post-blastinspectie is voltooid en de Verantwoordelijke FCX-werknemer het sein “alles veilig” heeft gegeven. XVIII. Blastmonitoring Het doel van deze sectie is om ervoor te zorgen dat de trillingsgegevens van de blast worden vastgelegd en worden gebruikt om de hellingstabiliteit te beheren. 9
Blasts dienen indien mogelijk van bovenaf te worden bekeken. Er dient een blasttrillingsmonitoringsysteem dat seismografen gebruikt te worden geïnstalleerd en actief te worden beheerd; dit betekent dat het zowel door het personeel voor het blasten als door het personeel voor de hellingstabiliteit dient te worden gebruikt.
XIX. Misfired gat-procedure Het doel van deze sectie is om ervoor te zorgen dat personeel dat is betrokken bij het blastingproces is getraind om een mogelijke “misfire” te herkennen en vertrouwd is met de SOP’s voor het omgaan met een mogelijke misfire. Al het blastingpersoneel dient: De definitie van een misfire te kennen. Vertrouwd te zijn met de gebruikte blastingproducten. Te weten hoe een misfire er uit ziet en hoe kan worden bepaald of er een misfire is. De wachtperiode voor een vermoedelijke misfire te kennen. Er dient een systeem te zijn geïnstalleerd om: Misfires vast te leggen en ze op de juiste wijze te behandelen. Misfires op een eenvoudig herkenbare wijze te markeren in het veld. Wanneer er een misfire was, deze op te volgen en te onderzoeken en de oorzaak ervan te bepalen. Actieplannen te ontwikkelen om om te gaan met misfires, inclusief SOP’s. De misfire in te voeren in de GPS-computersystemen van bulldozers, indien deze worden gebruikt, om operators van bulldozers te attenderen omtrent de locatie. Mijnschachtpersoneel bekend te maken met de SOP’s voor het omgaan met een misfire. Een veiligheidssessie over een niet ontplofte kruitkolom en het herkennen van blastingcomponenten dient een onderdeel te zijn van de bulldozer- en RTD-training, inclusief jaarlijkse opfriscursussen. XX. (‘s Nachts) bewaken van een Shot Het doel van deze sectie is om ervoor te zorgen dat shots die ‘s nachts worden bewaakt, veilig worden beheerd. Er dient een SOP te zijn voor het ‘s nachts bewaken van een lading. Shots dienen uitsluitend onder uitzonderlijke omstandigheden uitgesteld te worden tot de volgende ochtend. Shots die ‘s nachts worden bewaakt, dienen te worden beveiligd of gebarricadeerd om ongeautoriseerde toegang tot het springpatroon te voorkomen. In het geval van naderend onweer dient de Verantwoordelijke FCX-werknemer of een aangewezen ploegendienstsupervisor op dezelfde wijze als het vrijmaken voor een shot, verantwoordelijk te zijn voor het vrijmaken van het blastgebied. De Verantwoordelijke FCX-werknemer of een aangewezen ploegendienstsupervisor dient te bepalen wanneer de activiteiten in het springgebied kunnen worden hervat. XXI. Bijhouden van een dossier Het doel van deze sectie is om ervoor te zorgen dat er nauwkeurig een dossier wordt bijgehouden, zoals vereist door de voorschriften. 10
Dagelijks dienen FCX-magazijninventaristransacties te worden bijgehouden voor alle blastingproducten die worden uitgecheckt en ongebruikt producten die weer worden ingecheckt (FCX-verificatie vereist). Fysieke inventarissen van magazijnen dienen ten minste eenmaal per maand op nauwkeurigheid te worden gecontroleerd en te worden geverifieerd door de FCXsupervisor. Elk geval van discrepantie dient onmiddellijk te worden onderzocht. Er dient een jaarlijkse afsluitings- en openingsbalans te worden opgemaakt en te worden bewaard als onderdeel van de permanente dossiers die worden vereist door de regulerende instanties (FCX-verificatie vereist). Elke site dient dagelijks blastingdocumentatie bij te houden (Blastsamenvattingen) die informatie bevatten zoals laadhoeveelheden, blastdiagrammen, timingconfiguraties, “slechte” of “probleem”-gaten en andere “buitengewone” of belangrijke informatie. Licentiehouders en vergunninghouders dienen gedurende minimaal 5 jaar in een permanente vorm alle dossiers te bewaren die betrekking hebben op explosieven. Documentatie over licenties en vergunningen dient actueel te zijn en op goed zichtbare plaatsen te worden getoond. Er dienen ook dossiers van Werknemers, Eigenaren en Verantwoordelijke Personen te worden bewaard en indien nodig te worden bijgewerkt.
Er dient jaarlijks een afsluitende en openingsbalans te worden uitgevoerd en te worden bewaard als onderdeel van de permanente dossiers die zijn vereist door de regulerende instanties (FCXverificatie vereist). Elke site dient dagelijks blastingdocumentatie bij te houden (Blastsamenvattingen) die informatie bevatten zoals laadhoeveelheden, blastdiagrammen, timingconfiguraties, “slechte” of “probleem”-gaten en andere “buitengewone” of belangrijke informatie. Licentiehouders en vergunninghouders dienen gedurende minimaal 5 jaar in een permanente vorm alle dossiers te bewaren die betrekking hebben op explosieven. Documentatie over licenties en vergunningen dient actueel te zijn en op goed zichtbare plaatsen te worden getoond. Er dienen ook dossiers van Werknemers, Eigenaren en Verantwoordelijke Personen te worden bewaard en indien nodig te worden bijgewerkt. Appendix A – Auditlijst Transport Bij de audit voor het transport van explosieven wordt op de volgende punten gelet: De juiste labels in alle vier richtingen. Dagboxen die veilig zijn vastgezet op het voertuig of zijn opgeborgen in de laadruimte van het voertuig om morsen te voorkomen. Dagboxen met explosieven dienen tijdens het transport en op het patroon wanneer het product niet wordt uitgeladen, te worden afgesloten. Voertuigladingen dienen binnen de aangegeven ladingscapaciteit van het voertuig te liggen. Er worden niet vonkende materialen gebruikt voor de bekleding en bevestigingsmiddelen van de container. Er worden geen andere materialen vervoerd met de explosieven.
11
Detonators die worden vervoerd met hetzelfde voertuig als de explosieven, dienen in IME-standaardboxen te worden geplaatst. Voertuigen dienen te worden uitgerust met twee algemene droge brandblussers van 20 pound (9 kg). Het volume en de hoeveelheid explosieven dient de grenzen die zijn vastgesteld door regulerende instanties niet te overschrijden. Middelen om de inventaris van explosieven te controleren zijn ingesteld. Alle in werking zijnde magazijngebieden dienen te worden beveiligd met ofwel een afsluitbare poort en een hek of een afsluitbare opslagbox voor explosieven, welke dient te voldoen aan de eisen van de van toepassing zijnde instantie. Alle magazijnen dienen zodanig te zijn ontworpen dat botsingen van voertuigen met het magazijn worden voorkomen. De magazijnen dienen zich op de juiste locatie te bevinden om afvoer van het oppervlak te kunnen beheersen. Afval van explosieven (lege boxen) dient te worden geïnspecteerd, afgebroken en op de juiste wijze te worden afgevoerd op de site.
Appendix B – Competentie en Training (Toekomstige ontwikkelingen) Alle werknemers en aannemers die deelnemen aan boren, monstername, blasting of blastingondersteunende activiteiten, dienen te worden getraind om hun taken effectief uit te voeren. Deze training dient vast te worden gelegd. Sites dienen een lijst van vereiste vaardigheden te ontwikkelen en dienen personen te evalueren om te verifiëren of ze competent zijn voorafgaand aan de deelname aan of het ondersteunen van blastingactiviteiten. Deze vaardigheden zijn:
Boorgaten van stokken voorzien Taken van de Verantwoordelijke FCX-werknemer Taken van een hoofdblaster Taken van een monsternemer Uitvoeren van een site-inspectie voorafgaand aan het laden Het identificeren van unieke gevaren voor springpatronen Werkwijzen voor het laden van gaten voor routinematige en niet-routinematige gaten Controle van de magazijninventaris Veilig transport van explosieven Controle van de veldinventaris Harmonisering van inventarissen Het ‘s nachts bewaken van een shot Vaststellen van evacuatiegebieden voor afzetting Effectief afzetten voor een blast Post-blastinspecties Het beheren van misfires of ontdekte explosieven
Appendix C – Vereisten voor Leidinggevende Team voor Blastingveiligheid
12
Het Leidinggevende Team voor Blastingveiligheid van FCX (Blasting Safety Steering Team, BSST) dient bestaande normen te evalueren, nieuwe richtlijnen op te stellen en de prestaties van de site te monitoren. Het BSST dient te bestaan uit: Sponsor, persoon van Algemeen Managementniveau of Directieniveau Leider Site supervisors Een vertegenwoordiger voor gezondheid en veiligheid Het BSST van het bedrijf dient regelmatig audits uit te voeren op mijnbouwsites om de naleving van de regels te monitoren, te zoeken naar de beste werkwijzen en feedback te geven voor continue verbetering. Bij de audits dient beoordeeld te worden of de algemene bedrijfsrichtlijnen, de training, SOP’ss en werkwijzen in het veld worden nageleefd. Er dienen met alle leden kwartaalvergaderingen te worden gehouden om de werkwijzen te evalueren en indien nodig aanbevelingen voor veranderingen te doen. Wijzigingen op de huidige richtlijnen en toevoegingen moeten door een formeel goedkeuringsproces met het BSST van het bedrijf gaan en naar het BSST van de site te worden teruggekoppeld ter implementatie. Sites dienen een Site BSST samen te stellen met: Sponsor-Mijnmanager De site supervisor Een geotechnisch ingenieur Een vertegenwoordiger voor gezondheid en veiligheid Een lid van het blastingpersoneel van de site Supervisors op elke site zijn er dagelijks verantwoordelijk voor om te zorgen dat de werkwijzen worden gevolgd. Er dienen maandelijkse audits van blastingwerkwijzen te worden uitgevoerd ten behoeve van de naleving en het identificeren van kansen voor verbetering. Bij deze audits worden beoordelingen gemaakt van de werkzaamheden van aannemers om naleving van de siteblastingprocedures en deze richtlijn te verzekeren. Er dient een standaard formaat te worden gebruikt voor de audits. Sites dienen blastingoperaties op te nemen als onderdeel van de risicobeoordelingen, ISO- en OHSAS-processen, indien van toepassing. Er dienen op elke site dossiers te worden bijgehouden die bij audits worden gebruikt.
13