FAX Option Type MPC3000 Gebruiksaanwijzing
Faxhandleiding
1
Verzending
2
Andere verzendingseigenschappen
3
Ontvangst
4
Communicatie-informatie wijzigen/bevestigen
5
Een document opslaan
6
Faxen via computer
7
Bijlage
Lees deze handleiding aandachtig door voordat u het apparaat gaat gebruiken en houd de handleiding bij de hand voor toekomstig gebruik. Lees eerst de Veiligheidsinformatie in “Info over dit apparaat” met het oog op een veilig en correct gebruik van dit apparaat.
Inleiding Deze handleiding bevat gedetailleerde aanwijzingen en opmerkingen over de bediening en het gebruik van dit product. Lees voor uw eigen veiligheid deze handleiding aandachtig door voordat u het apparaat gaat gebruiken. Bewaar de handleiding op een handige plaats voor een snelle raadpleging. Opmerkingen Sommige illustraties wijken mogelijk iets af van hetgeen u op uw apparaat ziet. Sommige opties zijn niet in alle landen leverbaar. Raadpleeg uw dealer voor details. Afhankelijk van het land waar u zich bevindt, kunnen bepaalde eenheden optioneel zijn. Raadpleeg uw dealer voor details. Deze gebruiksaanwijzing voorziet in twee maatsystemen. Gebruik de metrische maten voor dit apparaat. N.B. De inhoud van deze handleiding kan zonder kennisgeving worden gewijzigd. In geen geval is de producent/leverancier aansprakelijk voor directe, indirecte, speciale, incidentele schade of bedrijfsschade als gevolg van het hanteren of bedienen van het apparaat. Handelsmerken Microsoft®, Windows®, Windows NT® and Outlook® zijn geregistreerde handelsmerken of handelsmerken van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/of in andere landen. PowerPC® is een handelsmerk van International Business Machines Corporation in de Verenigde Staten of andere landen, of beide. Adobe® en Acrobat® zijn geregistreerde handelsmerken van Adobe Systems Incorporated. Ethernet is een geregistreerd handelsmerk van Xerox Corporation. Andere productnamen die in dit document worden gebruikt, worden alleen genoemd ter identificatie en kunnen handelsmerken zijn van de betreffende ondernemingen. Wij doen afstand van alle rechten op deze merken. Opmerking De juiste namen van de Windows-besturingssystemen luiden als volgt: •
De productnaam van Windows® 98 is Microsoft® Windows 98.
•
De productnaam van Windows® Me is Microsoft® Windows Millenium Edition (Windows Me).
•
De productnamen van Windows® 2000 zijn als volgt: Microsoft® Windows® 2000 Geavanceerde Server Microsoft® Windows® 2000 Server Microsoft® Windows® 2000 Professional
•
De productnamen van Windows® XP zijn als volgt: Microsoft® Windows® XP Professional Microsoft® Windows® XP Home Edition
•
De productnamen van de Windows ServerTM 2003 zijn als volgt: Microsoft® Windows ServerTM 2003 Standard Edition Microsoft® Windows ServerTM 2003 Enterprise Edition Microsoft® Windows ServerTM 2003 Web Edition
•
De productnamen van Windows NT® 4.0 zijn als volgt: Microsoft® Windows NT® Server 4.0 Microsoft® Windows NT® Workstation 4.0
Handleidingen voor deze machine Raadpleeg de handleidingen die relevant zijn voor hetgeen u met het apparaat wilt doen.
❖ Info over dit apparaat Lees eerst de Veiligheidsinformatie in “Info over dit apparaat” voordat u dit apparaat gaat gebruiken. Deze handleiding bevat een introductie over de functies van het apparaat. Hierin wordt tevens het bedieningspaneel uitgelegd, de voorbereidingsprocedures voor het gebruikt van het apparaat, de wijze waarop tekst moet worden ingevoerd en de wijze waarop de meegeleerde cd-rom’s moeten worden geïnstalleerd. ❖ Bedieningshandleiding Standaardinstellingen Hierin worden Gebruikersinstellingen uitgelegd en de Adresboekprocedures, zoals het registreren van faxnummers, e-mailadressen en gebruikerscodes. Raadpleeg deze handleiding ook voor uitleg over de wijze waarop het apparaat moet worden aangesloten. ❖ Problemen oplossen Biedt een handleiding voor het oplossen van normale problemen en legt uit hoe papier, toner, nietjes en andere verbruiksgoederen moeten worden vervangen. ❖ Beveiligingshandleiding Deze handleiding is bestemd voor beheerders van het apparaat. Hierin worden de beveiligingsfuncties uitgelegd die de beheerder kan gebruiken om gegevens te beveiligen en ongewenst gebruik van het apparaat te voorkomen. Raadpleeg deze handleiding ook voor het registreren van beheerders en het instellen van gebruikers- en beheerdersverificatie. ❖ Kopieerhandleiding/ Document Server-handleiding Hierin worden de functies en handelingen van kopieerapparaat en Document Server uitgelegd. Raadpleeg deze handleiding ook voor uitleg over de wijze waarop originelen moeten worden geplaatst. ❖ Faxhandleiding Hierin worden de functies en handelingen van de fax uitgelegd. ❖ Printerhandleiding Hierin worden de functies en handelingen van de printer uitgelegd. ❖ Scannerhandleiding Hierin worden de functies en bediening van de scanner uitgelegd. ❖ Netwerkhandleiding Hierin wordt uitgelegd hoe het apparaat moet worden geconfigureerd en bediend in een netwerkomgeving en hoe de meegeleverde software moet worden gebruikt. Deze handleiding omvat alle modellen en bevat beschrijvingen van functies en instellingen die wellicht niet beschikbaar zijn voor dit apparaat. Afbeeldingen, illustraties en informatie over besturingssystemen die ondersteund worden, wijken wellicht ook iets af van die van het apparaat. i
❖ Overige handleidingen • Handleidingen voor deze machine • Veiligheidsinformatie • Verkorte Kopieerhandleiding • Verkorte Faxhandleiding • Verkorte Printerhandleiding • Verkorte Scanhandleiding • PostScript3 Supplement • UNIX Supplement • Handleidingen voor DeskTopBinder Lite • DeskTopBinder Lite Installatiehandleiding • DeskTopBinder Introductiehandleiding • Handleiding Auto Document Link Opmerking ❒ De geleverde handleidingen zijn specifiek voor apparaattypen.
❒ Adobe Acrobat Reader/Adobe Reader moeten geïnstalleerd zijn om deze handleidingen als PDF-bestanden te kunnen bekijken. ❒ Er wordt naar de volgende softwareproducten verwezen, met gebruik van algemene namen: Productnaam
Algemene naam
DeskTopBinder Lite *1 en DeskTopBinder Professional
DeskTopBinder
ScanRouter EX Professional *1 en ScanRouter EX Enterprise *1
De ScanRouter-bezorgingssoftware
*1
ii
Optioneel
INHOUDSOPGAVE Handleidingen voor deze machine........................................................................ i Gebruik van deze handleiding ..............................................................................1 Symbolen ................................................................................................................... 1 Namen van hoofdfuncties .......................................................................................... 1 Het display lezen....................................................................................................2 Het display lezen en de toetsen gebruiken ................................................................ 3 Vereenvoudigd display............................................................................................... 5 Functieoverzicht ....................................................................................................6
1. Verzending Verzendmodi .......................................................................................................... 9 Een verzendingstype selecteren .............................................................................. 10 Geheugenverzending...............................................................................................11 Meerdere originelen verzenden via de glasplaat................................................... 14 Parallelle geheugenverzending .............................................................................15 Automatisch opnieuw kiezen ................................................................................. 16 Tweevoudige toegang ........................................................................................... 16 Gelijktijdige broadcast ........................................................................................... 16 Directe verzending ...................................................................................................17 Meerdere originelen verzenden via de glasplaat................................................... 19 Bevestiging van verzending weergeven...................................................................20 IP-Faxfuncties ...................................................................................................... 21 Terminologie ............................................................................................................23 Opmerkingen over het gebruik van IP-Fax ..............................................................24 Functies die niet beschikbaar zijn voor IP-Fax-verzending...................................... 24 Internetfaxfuncties............................................................................................... 25 Opmerkingen over het gebruik van Internetfax ........................................................ 26 Functies niet beschikbaar voor e-mailverzending ....................................................27 Functies niet beschikbaar voor e-mailontvangst ...................................................... 28 E-mailonderwerp ......................................................................................................28 T.37 Volledige modus .............................................................................................. 29 Originelen plaatsen..............................................................................................30 Origineelinvoerrichting instellen ............................................................................... 32 Tweezijdige originelen scannen ............................................................................... 33 Geschikte origineelformaten .................................................................................... 36 Papierformaat en scangebied .................................................................................. 37 Moeilijk te detecteren origineelformaten .................................................................. 39 Verzending met beeldrotatie .................................................................................... 40 Stempel .................................................................................................................... 41
iii
Scaninstellingen ..................................................................................................43 Scantype ..................................................................................................................43 JBIG-verzending.................................................................................................... 45 Resolutie ..................................................................................................................45 Scanformaat............................................................................................................. 47 Automatische detectie ........................................................................................... 48 Standaard .............................................................................................................. 49 Gebied ...................................................................................................................50 Gem. orig. form......................................................................................................52 Belichting (contrast) ................................................................................................. 54 Scaninstellingen mixen voor een origineel met meerdere pagina’s ......................... 56 De lijnpoort wijzigen ............................................................................................57 Gelijktijdige broadcast met behulp van meerdere lijnpoorten ..................................59 Een bestemming opgeven .................................................................................. 60 Verzenden via een faxlijn .........................................................................................60 Een pauze invoeren...............................................................................................61 Een toon invoeren ................................................................................................. 62 Verzenden met IP-fax .............................................................................................. 63 Met betrekking tot IP-Faxbestemmingen............................................................... 65 Bezig met verzenden naar E-mailadres ...................................................................66 De SMTP Server omzeilen .................................................................................... 69 Adresboek gebruiken om bestemmingen op te geven.............................................72 De titels in het Adresboek veranderen .................................................................. 73 Groepbestemmingen opgeven................................................................................. 74 Bestemmingen uit Recente bestemmingen selecteren............................................ 75 Bestemmingen in het Adresboek programmeren.............................................77 Bezig met registreren ingevoerde Bestemmingen in Adresboek ............................. 79 Zoeken naar een bestemming in het Adresboek ..............................................80 Zoeken op Bestemmingsnaam ................................................................................81 Zoeken op Faxnummer/IP-Faxbestemming.............................................................83 Zoeken op E-mailadres ............................................................................................86 Zoeken met Geavanceerd zoeken ........................................................................... 88 Zoeken op Registratienummer................................................................................. 91 Direct kiezen.........................................................................................................93 Handmatig kiezen ................................................................................................95 Afzenderinstellingen............................................................................................97 Geavanceerde functies...................................................................................... 100 SUB Codes voor verzending instellen....................................................................100 Een wachtwoord instellen....................................................................................103 SEP Codes voor ontvangst instellen...................................................................... 103 Een wachtwoord invoeren ................................................................................... 106 Rserverapport SEP Code RX.................................................................................106 Resultatenrapport SEP Code RX ...........................................................................107 Een verzending annuleren ................................................................................ 108 Voordat het origineel wordt gescand...................................................................... 108 Terwijl het origineel wordt gescand........................................................................108 Terwijl het origineel wordt verzonden.....................................................................109 Voordat de verzending wordt gestart .....................................................................111 Een verzending bevestigen............................................................................... 114 Het opslagresultaat (Geheugenopslag rapport) ............................................. 116
iv
2. Andere verzendingseigenschappen Verzenden op een bepaald tijdstip (uitgesteld verzenden)............................ 117 Een Ontvangstbericht aanvragen..................................................................... 119 Een e-mailbestemming instellen als een BCC ................................................ 121 Verzendresultaten bevestigen per e-mail ........................................................ 122 Het onderwerp invoeren.................................................................................... 124 De tekst invoeren ............................................................................................... 127 Verzendopties .................................................................................................... 129 Stempel standaardbericht ...................................................................................... 129 Auto Verkleinen...................................................................................................... 130 Label invoegen.......................................................................................................132 Gesloten netwerk ...................................................................................................134 Overdracht SUB Code ...........................................................................................135 Ontvangst SEP-code..............................................................................................136 Faxkoptekst afdrukken ...........................................................................................138
3. Ontvangst Ontvangsttypen.................................................................................................. 141 Directe ontvangst ...................................................................................................141 Geheugenontvangst............................................................................................... 142 Vervangende ontvangst ......................................................................................... 143 Documenten onvoorwaardelijk ontvangen .......................................................... 144 Documenten ontvangen die aan vooraf opgegeven voorwaarden voldoen ........ 144 Ontvangstmodi................................................................................................... 146 Handmatige ontvangst ...........................................................................................146 Automatische ontvangst......................................................................................... 146 Ontvangstmodus veranderen.................................................................................147 Internetfaxdocumenten ontvangen .................................................................. 148 Automatische e-mailontvangst ............................................................................... 148 Handmatige e-mailontvangst .................................................................................149 Ontvangen afbeeldingen ........................................................................................149 Ontvangstfuncties ............................................................................................. 151 Ontvangen documenten routeren .......................................................................... 151 Ontvangen documenten routeren met SUB Code...............................................151 Doorzenden van Ontvangen documenten ............................................................. 152 SUB Code doorzendrapport ................................................................................ 152 Ontvangen documenten doorzenden.....................................................................153 SMTP-ontvangst via internetfax ............................................................................. 154 Ontvangen e-mails via SMTP routeren ...............................................................155 JBIG-ontvangst ...................................................................................................... 156 Faxontvangst automatisch inschakelen .................................................................156
v
Afdrukopties....................................................................................................... 157 Signaal afdrukken voltooid .....................................................................................157 Geruit merkteken....................................................................................................157 Centreerteken ........................................................................................................ 158 Ontvangsttijd ..........................................................................................................158 Dubbelzijdig afdrukken...........................................................................................159 Afdrukken met een rotatie van 180 graden .........................................................160 Ontvangst van meerdere kopieën .......................................................................... 160 Beeldrotatie ............................................................................................................ 161 Paginatussenblad en lengteverkleining..................................................................162 Paginaverkleining...................................................................................................163 TSI-afdrukken (Transmitting Subscriber Identification Print)..................................163 Als het juiste papierformaat niet beschikbaar is.....................................................164 Prioriteitsladen instellen.......................................................................................164 Afdrukken op het juiste formaat...........................................................................165 Inkomende documenten afdrukken op papier uit de handinvoerlade.................. 165 Waar inkomende berichten worden afgeleverd - uitvoerlade................................. 166 Lade voor lijnen aangeven .................................................................................. 166 Lade verschuiven ................................................................................................167
4. Communicatie-informatie wijzigen/bevestigen Instellingen van bestanden in het geheugen veranderen.............................. 169 Een bestemming van een gelijktijdige broadcast verwijderen................................170 Een bestemming toevoegen .................................................................................. 172 De verzendtijd wijzigen ..........................................................................................174 De instelling van de SMTP Server wijzigen ...........................................................176 Een bestand uit het geheugen afdrukken........................................................ 179 Een lijst met bestanden in het geheugen afdrukken (TX-bestandslijst afdrukken) .......................................................................... 181 Een bestand opnieuw verzenden ..................................................................... 183 Verzendresultaten controleren (Status Verzendbestand).............................. 185 Op het display bevestigen...................................................................................... 185 Met rapport bevestigen ..........................................................................................186 Per e-mail bevestigen ............................................................................................ 187 Per rapport en e-mail bevestigen ...........................................................................187 Communicatieresultaat rapport (Geheugenverzending) ........................................188 Direct Resultaat Rapport (Directe verzending) ...................................................... 188 Communicatie foutrapport...................................................................................... 189 Het ontvangstresultaat controleren (Status Ontvangstbestand) .................. 190 Op het display bevestigen...................................................................................... 190 Per rapport bevestigen...........................................................................................191 Journaal............................................................................................................... 191 Journaal afdrukken............................................................................................ 192 Het journaal afdrukken ...........................................................................................192 Alle.......................................................................................................................193 Afdrukken per bestandsnummer. ........................................................................194 Afdruk per gebruiker ............................................................................................ 195 Journaal .................................................................................................................197 Journaal verzenden via e-mail ............................................................................... 199 Journaal via e-mail ..............................................................................................199
vi
Ontvangen en opgeslagen documenten afdrukken/wissen (opgeslagen ontvangstbestand afdrukken/wissen) ..................................... 200 Ontvangen en opgeslagen documenten afdrukken ...............................................201 Ontvangen en opgeslagen documenten wissen .................................................... 202 Een bestand dat met Geheugenslot ontvangen is, afdrukken ...................... 203 Persoonlijke box ................................................................................................ 205 Persoonlijke box..................................................................................................... 205 Persoonlijke box-documenten afdrukken ...............................................................206 Vertrouwelijk bestandsrapport................................................................................ 207 Informatieboxen ................................................................................................. 208 Informatieboxen ..................................................................................................... 208 Documenten opslaan in Informatieboxen...............................................................209 Informatieboxdocumenten afdrukken.....................................................................211 Informatieboxdocumenten verwijderen ..................................................................212
5. Een document opslaan Een opgeslagen bestand verzenden................................................................ 215 Een document opslaan ..........................................................................................216 Een gebruikersnaam programmeren................................................................... 218 Instellen van een bestandsnaam......................................................................... 219 Een wachtwoord instellen....................................................................................219 Verzenden van opgeslagen documenten...............................................................220 Documenten opgeven vanuit [Bestandslijst] .........................................................223 Documenten opgeven via [Gebruikersnaam] .........................................................223 Documenten opgeven via [Bestandsnaam] ...........................................................224 Een voorvertoning weergeven............................................................................. 224 Afdrukken van opgeslagen documenten................................................................ 225 Opgeslagen documentinformatie wijzigen ............................................................. 227 Een gebruikersnaam wijzigen..............................................................................229 De bestandsnaam wijzigen.................................................................................. 230 Het wachtwoord wijzigen .....................................................................................230 Opgeslagen documenten verwijderen....................................................................231
6. Faxen via computer Faxen versturen vanaf computers ................................................................... 233 Voor gebruik........................................................................................................... 234 De software gebruiken ...........................................................................................234 LAN-Faxstuurprogramma ....................................................................................234 Adresboek ........................................................................................................... 235 LAN-Fax Cover Sheet Editor ............................................................................... 235 Auto Run.............................................................................................................. 236 Afzonderlijke toepassingen installeren................................................................... 236 Eigenschappen LAN-Faxstuurprogramma instellen...............................................237 De afdrukeigenschappen instellen ...................................................................... 238 Instellingen invoeren voor de configuratie van opties.......................................... 239 Basisverzending..................................................................................................... 240 Een bestemming opgeven via een bestemmingslijst...........................................241 Een bestemming opgeven via het Adresboek .....................................................242 Bestemmingen opgeven door rechtstreeks een faxnummer, Internetfaxbestemming of IP-Faxbestemming in te voeren...............................243
vii
Opties specificeren.................................................................................................244 Het faxdocument op een bepaalde tijd verzenden .............................................. 244 Een afzenderstempel afdrukken.......................................................................... 244 Een voorblad bijvoegen .......................................................................................244 Dubbelzijdig afdrukken instellen .......................................................................... 244 Een voorbeeld weergeven................................................................................... 245 Als bestanden opslaan ........................................................................................245 Het faxdocument opslaan in de Document Server .............................................. 246 Verzending controleren met LAN-Faxstuurprogramma .........................................247 Verzendresultaten bevestigen per e-mail...............................................................247 LAN-Fax Resultatenrapport ................................................................................... 248 Afdrukken en opslaan ............................................................................................ 249 Adresboek bijwerken..............................................................................................249 Programmeren van nieuwe bestemmingen.........................................................250 Bijwerken van geprogrammeerde bestemmingen ...............................................251 Geprogrammeerde bestemmingen verwijderen ..................................................251 Het Adresboek van het apparaat gebruiken in de Bestemmingslijst van de LAN-Fax.......252 Faxvoorbladen wijzigen..........................................................................................252 Een voorblad maken............................................................................................ 253 Een gemaakt voorblad toevoegen.......................................................................254 De faxfuncties beheren met behulp van SmartDeviceMonitor for Admin...............255 Meldingen LAN-Faxbediening................................................................................ 255 Faxinformatie bekijken via een webbrowser................................................... 256 Ontvangen faxberichten bekijken, afdrukken en verwijderen via een Web Image Monitor..............................................................................................256 Ontvangen faxdocumenten bekijken via een webbrowser ..................................256 Faxinformatie afdrukken via een webbrowser .....................................................257 Faxinformatie wissen via een webbrowser.......................................................... 258 Bestemmingsinformatie programmeren vanuit een Webbrowser .......................... 258 Geprogrammeerde apparaateigenschappen bewerken ......................................259 Een ontvanger toevoegen ................................................................................... 260 Per fax ontvangen bestanden bezorgen.......................................................... 261
7. Bijlage De status van het geheugen controleren ........................................................ 263 Programma’s ...................................................................................................... 264 Keystroke-programma’s registreren en wijzigen .................................................... 264 Een prioriteitsfunctie vastleggen via een programma.......................................... 266 Een programmanaam wijzigen ............................................................................ 267 Een programma wissen ......................................................................................... 268 Een programma gebruiken.....................................................................................269 Opties.................................................................................................................. 270 Uitbreidingsgeheugen (28 MB: DIMM)................................................................... 270 Extra G3-interface .................................................................................................. 270 Specificaties ....................................................................................................... 271 Specificaties die vereist zijn voor apparaten met Internetfaxbestemming .............273 Maximum waarden............................................................................................. 274
INDEX....................................................................................................... 276
viii
Gebruik van deze handleiding Symbolen In deze handleiding worden de volgende symbolen gebruikt: Duidt op belangrijke opmerkingen over de veiligheid. Het negeren van deze opmerkingen kan resulteren in ernstig of fataal letsel. Zorg ervoor dat u deze opmerkingen leest. U vindt deze in het hoofdstuk “Veiligheidsinformatie” in Info over dit apparaat. Duidt op belangrijke opmerkingen over de veiligheid. Het negeren van deze opmerkingen kan resulteren in middelzwaar tot licht letsel, of schade aan het apparaat of eigendommen. Zorg ervoor dat u deze opmerkingen leest. U vindt deze in het hoofdstuk “Veiligheidsinformatie” in Info over dit apparaat. Duidt op punten waaraan u aandacht dient te schenken tijdens het gebruik van het apparaat en op uitleg over mogelijke oorzaken van papierstoringen, schade aan originelen of gegevensverlies. Zorg ervoor dat u deze opmerkingen leest. Duidt op aanvullende uitleg over de functies van het apparaat en instructies over het oplossen van gebruikersfouten. Dit symbool treft u aan het einde van de hoofdstukken aan. Dit geeft aan waar u nog meer relevante informatie kunt vinden. [] Duidt op de namen van de toetsen die op het scherm van het apparaat verschijnen. {} Duidt op de namen van de toetsen op het bedieningspaneel van het apparaat.
Namen van hoofdfuncties In deze handleiding wordt als volgt verwezen naar de hoofdfuncties van dit apparaat: • Internetfax (door het opgeven van een e-mailadres) → Internetfax • Internetfax (door het opgeven van een IPv4-adres) → IP-fax
1
Het display lezen In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe de toetsen van het bedieningspaneel en de toetsen in het scherm moeten worden gebruikt. Het display leidt u door de handelingen, toont berichten, apparaatstatus en de bestemmingen die geregistreerd zijn in de bestemmingslijsten. Wanneer u op de toets {Fax} of {Instellingen verwijderen} drukt wanneer het apparaat ingeschakeld is, geeft het display “stand-by” aan. Opmerking ❒ Het apparaat keert automatisch terug naar de stand-by-modus wanneer u het apparaat gedurende een bepaalde tijdsduur niet gebruikt. U kunt deze tijdsduur selecteren met behulp van de Automatische resettijd voor de fax in Systeeminstellingen.
❒ U kunt het apparaat na elke verzending laten terugkeren naar de stand-bymodus met behulp van de Gebruikersparameters (schakelaar 17, bit 3) in het menu Faxeigenschappen. ❒ Om handmatig terug te keren naar de stand-by-display, doet u het volgende: • Wanneer u het origineel in de automatische documentinvoer (ADF) heeft geplaatst niet op de toets {Start} heeft gedrukt, verwijdert u het origineel. • Wanneer u het origineel niet heeft geplaatst, drukt u op de toets {Instellingen verwijderen}. • Wanneer u zich in de modus Gebruikersinstellingen bevindt, drukt u op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}. Verwijzing Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
2
Het display lezen en de toetsen gebruiken In dit hoofdstuk worden de toetsfuncties en berichten uitgelegd die op het bedieningspaneel worden weergegeven.
❖ Eerste display
NL ALV008S
1. Geeft de datum, tijd en machi-
5. Druk op dit tabblad om het type
nestatus weer. Geeft de naam, faxnummer van de bestemming en het formaat van het origineel tijdens het verzenden weer.
verzending te veranderen tussen fax/IP-Fa en Internetfax.
Wanneer gebruikerverificatie is ingesteld, verschijnt er een Log-in gebruikersnaam.
2. Hiermee kunt u documenten verzenden of afdrukken die in de Document Server zijn opgeslagen. 3. Hiermee kunt u de scaninstellingen
Wanneer “Instellingen Internetfax” ingesteld is op “Aan” in het menu Faxeigenschappen, verschijnt . • Wanneer [Fax] geselecteerd is, kunt u faxnummers of IP-Faxbestemmingen opgeven. • Wanneer [Internet fax] geselecteerd is, kunt u e-mailadressen opgeven.
6. Geeft het ingevoerde nummer
en originele invoertypen instellen.
van een bestemming weer.
4. Geeft berichten en de apparaat-
7. Hiermee kunt u documenten opslaan
status weer.
in de Document Server.
8. Druk hierop om uiteenlopende informatie over communicatie weer te geven.
3
9. Hiermee kunt u de verzendinstellingen bevestigen. 10. Geeft het percentage vrije geheugenruimte weer.
11. Hiermee kunt u naar een bestemming zoeken met behulp van een bestemmingsnaam, faxnummer, e-mailadres of registratienummer.
12. Schakelt de verzendmodus naar de Directe verzending. Wanneer [Dir. TX] niet gemarkeerd is, bevindt het apparaat zich in de Geheugenverzendingsmodus.
13. Hiermee kunt u verschillende eigenschappen voor verzending instellen.
14. Hiermee kunt u een afzender instellen.
15. Hiermee kunt u het aantal “Verzending stand-by bestand(en): ”, “G eheugenbeveiliging afdrukta(a)k(en): ”, en “RX afdr. stand-by bestand(en): ” controleren.
16. Hiermee worden snelbedieningstoetsen weergegeven voor veelgebruikte functies. [Stat TX-best] en [Stat RX-best] zijn vooraf ingesteld.
17. Titelwoord-toetsen verschijnen. Hiermee kunt u van een pagina (weergave) naar een andere schakelen in de bestemmingslijst.
18. Schakelt tussen de titelwoordtoetsen.
19. Verschijnt op bestemmingstoetsen die geprogrammeerd zijn als een groepbestemming.
Opmerking ❒ Het display verschilt, afhankelijk van de geïnstalleerde optionele eenheden.
❒ U kunt “Instellingen Internetfax” wijzigen onder “Oorspr. Inst.” in het menu Faxeigenschappen. ❒ Informatie over documenten die verzonden zijn met behulp van de faxfunctie kunnen niet worden gecontroleerd in [Takenlijst]. Gebruik [Wijz TX/Inf.]. Verwijzing Pag.9 “Verzendmodi”
Pag.73 “De titels in het Adresboek veranderen” Pag.80 “Zoeken naar een bestemming in het Adresboek” Pag.117 “Andere verzendingseigenschappen” Pag.169 “Communicatie-informatie wijzigen/bevestigen” Pag.215 “Een document opslaan” Pag.263 “De status van het geheugen controleren” Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
4
Vereenvoudigd display In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe moet worden omgeschakeld naar het vereenvoudigde display. Wanneer u op de {Vereenvoudigd display}-toets drukt, verandert het scherm van het oorspronkelijke display naar het vereenvoudigde display. Letters en toetsen worden groter weergegeven, waardoor de bediening gemakkelijker wordt.
AMG051S
❖ Voorbeeld van een vereenvoudigd display
NL ALV009S
1. [Kleurentoets] Indrukken om de kleur van de toetsen te veranderen en de helderheid van het display te verhogen.
Opmerking ❒ Om terug te keren naar het oorspronkelijke display, drukt u opnieuw op de {Vereenvoudigd display}-toets.
❒ Bepaalde toetsen worden niet weergegeven in het vereenvoudigde display.
5
Functieoverzicht In dit hoofdstuk worden verschillende items uitgelegd die kunnen worden opgegeven in het menu Faxeigenschappen. Druk op de {Gebruikersinstellingen/Teller}-toets om het menu Faxeigenschappen weer te geven. Voor details over de instellingen, zie Bedieningshandleiding Standaardinstellingen.
❖ Algemene Instellingen Functienaam
Omschrijving
Snelbedieningstoets
Vaakgebruikte functies die als snelbedieningstoetsen zijn geprogrammeerd, worden in het menu getoond als de stroom wordt ingeschakeld.
Titel veranderen
Selecteer de titel die in de bestemmingslijst moet worden getoond.
Bestemming zoeken
Selecteer een bestemmingslijst die moet worden gebruikt in “Bestemming zoeken”.
Teller communicatie pagina's
Hiermee kunt u het totale aantal verzonden en ontvangen faxberichten in het display controleren.
Geluidsvolume aanpassen
Regel het geluidsvolume tijdens Modus Direct kiezen en Directe verzending.
Box instelling
De volgende functies zijn bedoeld voor het afleveren en doorzenden van documenten: Persoonlijke box, Informatiebox en Doorzendbox.
Box instelling: Lijst afdrukken
U kunt een lijst afdrukken van de Persoonlijke box, Informatieboxen en Doorzendboxen die momenteel geprogrammeerd zijn.
Direct kiezen tijd
Met deze functie kunt u aangeven na hoeveel tijd de modus Direct kiezen moet worden geannuleerd, nadat u gebruik heeft gemaakt van verzending via Direct kiezen.
❖ Scaninstellingen
6
Functienaam
Omschrijving
Scanform. progr/wijz/verw
U kunt veelgebruikte scanformaten programmeren, wijzigen of annuleren.
❖ Verzend instellingen Functienaam
Omschrijving
Max. E-mailform.
Specificeer dit als u het formaat van de te verzenden emailberichten wilt begrenzen, in het geval dat ontvangers hun e-mailformaten begrenzen, of als u om de een of andere reden geen e-mails van groot formaat kunt zenden.
Progr/Wijz/Verw stand.bericht
Programmeer dat standaardberichten bovenaan de eerste pagina van het origineel van de tegenpartij moet worden afgedrukt.
Kopiebestand TX-instelling
U kunt opgeven of de back-up van een bestand dat met Geheugenverzending is verzonden naar een geselecteerde map moet worden gestuurd of niet.
❖ Ontvangst instellingen Functienaam
Omschrijving
Activeer ontvangstmodus
Geef de methode voor het ontvangen van faxdocumenten aan.
Speciale afzender programmeren
Door bepaalde ontvangers vooraf als speciale afzenders te programmeren, kunt u speciale afzenders een bijzondere behandeling geven.
Spec. afz. progr.: Lijst afdr.
U kunt de lijst met speciale afzenders afdrukken.
Doorzenden
Geef aan of ontvangen faxdocumenten al dan niet moeten worden doorgezonden naar een geprogrammeerde ontvanger.
Ontvangst bestanden instellingen
Selecteert of ontvangen documenten worden opgeslagen op de harde schijf en later worden afgedrukt of direct worden worden afgedrukt zonder te worden opgeslagen.
Opgesl. ontv.best. gebr.inst.
U kunt de beheerder opgeven voor het beheren van documenten die worden opgeslagen op het apparaat na het ontvangen van faxdocumenten.
SMTP RX Inst. best.bez.
Deze functie is beschikbaar op systemen waarbij routering via SMTP van ontvangen e-mails mogelijk is.
2-zijdig afdrukken
Geef aan of ontvangen faxdocumenten al dan niet moeten worden afgedrukt op zowel de voorzijde als de achterzijde van het papier.
Geruit merkteken
Geef aan of een geruit merkteken al dan niet moet worden opgeslagen op de uitdraai om te worden afgedrukt op de eerste pagina van ontvangen faxdocumenten.
Centreerteken
Geef aan of al dan niet een middenteken halverwege de linkerzijde en boven in het midden van elke ontvangen pagina moet worden afgedrukt.
Ontvangsttijd afdrukken
Geef aan of de datum en tijd van ontvangst en het bestandsnummer al dan niet onderaan ontvangen faxdocumenten moeten worden afgedrukt.
Aantal afdruk. ontv.best.
Geef het aantal af te drukken kopieën op voor ieder ontvangen faxdocument.
7
Functienaam
Omschrijving
Papierlade
Met deze functie kunt u faxdocumenten die zijn ontvangen van geprogrammeerde afzenders en faxdocumenten van andere afzenders, afdrukken via verschillende papierladen.
Specificeer lade voor regels.
Geef voor iedere lijn een papierlade op (telefoon, Internetfax, IP-Fax).
Map Transfer-resultatenrapport
U kunt instellen of het Mapverzending Resultatenrapport al dan niet naar het opgegeven e-mailadres moet worden verzonden als mappen zijn geprogrammeerd als doorzendbestemmingen waarnaar documenten van alle afzenders of Speciale afzenders worden verzonden.
Geheugenbeveiliging ontvangst
Schakelt het Geheugenslot in of uit.
❖ Oorspr. Inst. Functienaam
Omschrijving
Parameterinstelling
Met Gebruikersparameters kunt u de verschillende instellingen naar wens aanpassen.
Parameterinstelling: Lijst afdrukken
Druk een lijst af om de huidige instellingen van de gebruikersparameters te controleren.
Progr. Gesloten Netwerk code
Registreer een ID dat vereist is voor communicatie via een Gesloten netwerk.
Geheug.beveil.-ID progr.
Programmeer een Geheugenslot-ID dat moet worden ingevoerd voor het afdrukken van documenten wanneer de Onvangst met geheugenbeveiliging is geactiveerd.
Instellingen Internetfax
U kunt selecteren of u Internetfax-pictogram al dan niet wilt weergeven.
Sel. tel. met kiessch./dr.kts
Met deze functie kunt u een lijntype selecteren als de machine is aangesloten op een G3 analoge lijn.
Fax-informatie programmeren
Programma-informatie die moet worden weergegeven op het display van het andere apparaat en afgedrukt als rapport.
Activeren H.323
Geef op of H.323 al dan niet wordt gebruikt voor IP-Faxverzending.
Activeren SIP
Geef op of SIP al dan niet wordt gebruikt voor IP-Faxverzending.
H.323 instellingen
Stel het IPv4-adres of de hostnaam en het alias telefoonnummer in van de gatekeeper.
SIP instellingen
Stel het IPv4-adres of de hostnaam en de SIP Gebruikersnaam van de SIP-server in.
Gateway progr/wijz/verw
Registreer, wijzig of verwijder de gateway die wordt gebruikt voor de verzending naar de IP-Fax.
Menu beveiligen
Met behulp van Menu Beschermen kunt u voorkomen dat niet-geautoriseerde gebruikers de gebruikersinstellingen kunnen wijzigen.
Verwijzing Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
8
1. Verzending In dit hoofdstuk worden de handelingen voor basisverzending zoals het aangeven van een verzendmodus of een bestemming uitgelegd.
Verzendmodi Er zijn twee manieren van verzenden: • Geheugenverzending • Directe verzending Belangrijk ❒ Het is raadzaam de ontvanger te bellen en met hem te bevestigen wanneer belangrijke documenten worden verzonden.
❖ Geheugenverzending Verzending start automatisch nadat het origineel is opgeslagen in het geheugen. Dat is gemakkelijk wanneer u haast heeft en u het document mee wilt nemen. U kunt ook hetzelfde origineel naar verschillende bestemmingen verzenden.
NL GFDOHO2E
❖ Directe verzending Kiest onmiddellijk het bestemmingsnummer en verstuurt dit tijdens het scannen van het origineel. Het is zeer gemakkelijk wanneer u een origineel snel wilt versturen of wanneer u de bestemming wilt controleren waarnaar u het origineel verzendt. Wanneer dit type verzending wordt gebruikt, wordt het origineel niet opgeslagen in het geheugen. U kunt slechts een adres aangeven.
NL GDRH240E
9
Verzending
Gewoonlijk bevindt het apparaat zich in de Geheugenverzending-modus. Om over te schakelen naar Directe verzending, drukt u op [Dir. TX].
1
Opmerking ❒ U kunt het apparaat dusdanig instellen dat meteen Geheugenverzending of Directe verzending instelt wanneer het apparaat wordt ingeschakeld of de toets {Instellingen verwijderen} wordt ingedrukt. Zie “Een prioriteitsfunctie vastleggen via een programma”. Verwijzing Pag.15 “Parallelle geheugenverzending”
Pag.16 “Gelijktijdige broadcast” Pag.266 “Een prioriteitsfunctie vastleggen via een programma”
Een verzendingstype selecteren U kunt het verzendingstype selecteren: standaardfax, IP-Fax of Internetfax. Druk op het tabblad in het stand-by-display om het verzendingstype te selecteren.
❖ Voor het verzenden naar een standaardfax- of een IP-Faxbestemming Controleer of [Fax] is geselecteerd.
10
Verzendmodi
❖ Voor het verzenden naar een Internetfax-bestemming Druk op [Internet fax] om het verzendingstype te wijzigen in Internetfax.
1
Verwijzing Pag.21 “IP-Faxfuncties”
Pag.25 “Internetfaxfuncties”
Geheugenverzending Geheugenverzending beschikt over standaardfax, Internetfax en IP-Fax. Belangrijk ❒ Bij een stroomstoring (de hoofdschakelaar wordt uitgeschakeld) of uitschakeling van het apparaat gedurende circa een uur, worden alle documenten die in het geheugen zijn opgeslagen, verwijderd. Zodra de hoofdschakelaar wordt ingeschakeld, wordt het stroomstoringsrapport afgedrukt, zodat u kunt nagaan welke bestanden verwijderd zijn. Het uitschakelen via de bedieningsschakelaar verwijdert opgeslagen documenten niet. Zie Problemen oplossen.
❒ Wanneer het geheugen vol is (0% verschijnt in “Geheugen” rechtsboven in het scherm) wordt Geheugenverzending uitgeschakeld. Gebruik in plaats daarvan Directe verzending.
A Controleer of [Dir. TX] niet is gemarkeerd. Normale geheugenverzending is geselecteerd.
B Plaats het origineel. 11
Verzending
C Maak de noodzakelijke scaninstellingen.
1
D Gebruik de cijfertoetsen of een Bestemming-toets, geef een bestemming op.
Wanneer u zich vergist, drukt u op de toets {Wis/Stop} en voert u het juiste nummer in. Om een bestemming uit het Adresboek te selecteren, zie “Adresboek gebruiken om bestemmingen op te geven”.
E Wanneer hetzelfde origineel naar verschillende bestemmingen (broadcasting) moet worden verzonden, drukt u op [Toev.] om de bestemmingen aan te geven.
U hoeft niet op [Toev.] te drukken, wanneer u een bestemming toevoegt met behulp van de bestemmingslijst.
12
Verzendmodi
F Geef de volgende bestemming op.
1
Druk op [Fax] of [Internet fax] om het type verzending te schakelen tussen fax/IP-Fax en Internetfax. Een faxnummer, e-mailadres en IP-Faxbestemming kunnen tegelijkertijd worden aangegeven.
G Druk op de toets {Start}. Opmerking ❒ Wanneer het gecombineerde totaal aantal geprogrammeerde bestemmingen groter is dan de maximumwaarde, is alleen Directe verzending mogelijk.
❒ Voor het maximum aantal bestemmingen dat u per bestand kunt opgeven, zie “Maximumwaarden”. ❒ Voor het maximum aantal bestemmingen dat u voor alle bestanden (inclusief bestanden in het geheugen) kunt opgeven, zie “Maximumwaarden”. ❒ Voor het maximum aantal documenten dat u kunt opslaan in het geheugen voor Geheugenverzending, zie “Maximumwaarden”. ❒ Voor het maximum aantal pagina’s dat u kunt opslaan in het geheugen (met behulp van A4-formaat standaard
), zie “Maximumwaarden”. Verwijzing Pag.43 “Scantype” Pag.45 “Resolutie” Pag.54 “Belichting (contrast)” Pag.60 “Verzenden via een faxlijn” Pag.63 “Verzenden met IP-fax” Pag.66 “Bezig met verzenden naar E-mailadres” Pag.72 “Adresboek gebruiken om bestemmingen op te geven” Pag.74 “Groepbestemmingen opgeven” Pag.75 “Bestemmingen uit Recente bestemmingen selecteren” Pag.274 “Maximum waarden” Bedieningshandleiding Standaardinstellingen Problemen oplossen
13
Verzending
Meerdere originelen verzenden via de glasplaat Volg deze stappen om meerdere originelen via de glasplaat te verzenden.
A Controleer of [Dir. TX] niet is gemarkeerd. B Plaats de eerste pagina van het origineel met de tekstzijde onder op de glas-
1
plaat.
C Geef een bestemming op. D Maak de noodzakelijke scaninstellingen. E Druk op de toets {Start}. Het apparaat start het scannen.
F Plaats het volgende origineel op de glasplaat binnen 60 seconden nadat het apparaat het scannen van het eerste origineel heeft voltooid.
G Herhaal stappen D tot F voor alle originelen. H Plaats het laatste origineel, en druk vervolgens op de toets {q}. Het apparaat kiest de bestemming en start de verzending.
14
Verzendmodi
Parallelle geheugenverzending Met deze functie kan een faxnummer worden gekozen terwijl het origineel wordt gescand. Bij standaard geheugenverzending wordt het origineel opgeslagen in het geheugen en wordt daarna het nummer van de bestemming gekozen. Parallelle geheugenverzending biedt u echter de mogelijkheid de verbindingssstatus snel te controleren. Daarnaast scant deze functie het origineel sneller dan de Directe verzending. Dit is handig als u haast heeft en het origineel voor andere doeleinden nodig heeft.
1
Belangrijk ❒ In de volgende gevallen wordt standaard geheugenverzending gebruikt in plaats van parallelle geheugenverzending:
• Als de lijn in gesprek is en er geen verbinding tot stand kon worden gebracht • Bij uitgestelde verzending • Als u een origineel opslaat voor geheugenverzending terwijl er een andere communicatie wordt uitgevoerd • Als er twee of meer bestemmingen zijn aangegeven • Als een origineel op de glasplaat wordt geplaatst en vervolgens verzonden • Als u documenten verzendt die in de Document Server zijn opgeslagen Opmerking ❒ U kunt deze functie in- of uitschakelen met de gebruikersparameters (schakelaar 07, bit 2) in het menu Faxeigenschappen.
❒ Standaard geheugenverzending kan worden gebruikt in plaats van Parallelle geheugenverzending afhankelijk van de optionele apparatuur die geïnstalleerd is als er onvoldoende geheugen vrij is. ❒ Als u deze functie gebruikt, wordt het Rapport geheugenopslag niet afgedrukt. ❒ Als de toets {Wis/Stop} is ingedrukt, een origineel is vastgelopen of er gebrek aan geheugen is tijdens Parallelle geheugenverzending, stopt de verzending. Het communicatieresultaatrapport wordt afgedrukt en de bestanden worden verwijderd. ❒ Wanneer u Parallelle geheugenverzending gebruikt, wordt alleen het paginanummer in de koptekst van de fax afgedrukt, het totaal aantal originelen wordt niet automatisch afgedrukt. Verwijzing Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
15
Verzending
Automatisch opnieuw kiezen Als een faxdocument niet kon worden verzonden omdat de lijn bezet was of als gevolg van een fout tijdens de verzending, dan wordt de lijn na een interval van vijf minuten overgeschakeld op een andere lijn en wordt vijf maal geprobeerd om opnieuw te kiezen. Als het opnieuw kiezen na vier herhalingen niet is gelukt, annuleert het apparaat de verzending en wordt een communicatieresultaatrapport of een communicatiefoutrapport afgedrukt.
1
Opmerking ❒ Wanneer een groot aantal bestanden in het geheugen opgeslagen is, worden documenten niet verzonden in de volgorde waarin ze gescand zijn.
Tweevoudige toegang De machine kan andere documenten scannen en in het geheugen opslaan terwijl er een faxdocument uit het geheugen wordt verzonden, een document in het geheugen wordt ontvangen, of een rapport automatisch wordt afgedrukt. Aangezien de machine direct na het voltooien van de verzending van het huidige document start met de verzending van het tweede document, wordt de lijn efficiënter gebruikt. Opmerking ❒ Bij directe verzending of wanneer u de gebruikersinstellingen heeft opgeroepen, kunt u geen origineel scannen.
Gelijktijdige broadcast Gebruik deze functie om hetzelfde origineel tegelijkertijd naar meerdere bestemmingen te verzenden. Om meerdere bestemmingen op te geven, geeft u de eerste bestemming op en vervolgens de volgende bestemming door op [Toev.] te drukken. Wanneer u verschillende bestemmingen voor hetzelfde document kiest (broadcasting), worden de documenten in de volgorde verzonden waarin de bestemmingen gekozen zijn. Wanneer het faxdocument niet kon worden verzonden, kiest het apparaat die bestemming opnieuw na de laatste bestemming die opgegeven was voor broadcasting. Wanneer u bijvoorbeeld vier bestemmingen voor broadcasting opgeeft, A t/m D, en de lijnen naar A en C bezet zijn, kiest het apparaat de bestemmingen in deze volgorde: A, B, C, D, A en C. Om de verzendingsvoortgang te controleren, drukt u de TX-bestandslijst af. Wanneer een optionele, extra G3-interface geïnstalleerd is, kunt u de functie Gelijktijdige broadcast gebruiken om faxen gelijktijdig te verzenden via verschillende telefoonlijnen. Wanneer u een tweede verzending opgeeft terwijl u naar verschillende bestemmingen broadcast, worden faxen afwisselend verzonden naar elke resterende bestemming in de huidige en de tweede broadcast. Wanneer u bijvoorbeeld een broadcast opgeeft naar de bestemmingen A en B en vervolgens een broadcast opgeeft naar de bestemmingen C en D, terwijl verzending naar de bestemming A wordt uitgevoerd, stuurt het apparaat de faxen in deze volgorde: A, C, B en dan D. Wanneer het vorige bestand en het volgende bestand beide stand-by zijn, worden deze ook in dezelfde volgorde verzonden.
16
Verzendmodi
Opmerking ❒ Om te voorkomen dat per ongeluk de verkeerde Bestemming-toets wordt ingedrukt, kunt u het apparaat dusdanig instellen dat elke keer wanneer een bestemming wordt toegevoegd met een Bestemming-toets, [Toev.] moet worden ingedrukt. Voer de instelling in gebruikersinstellingen (schakelaar 17, bit 2) in het menu Faxeigenschappen in.
1
Verwijzing Pag.59 “Gelijktijdige broadcast met behulp van meerdere lijnpoorten”
Pag.181 “Een lijst met bestanden in het geheugen afdrukken (TX-bestandslijst afdrukken)”
Directe verzending Directe verzending is mogelijk met standaardfaxverzending en IP-Faxverzending. Belangrijk ❒ Internetfax wordt alleen uitgevoerd in Geheugenverzending die de verzending automatisch opstart nadat de documenten in het geheugen zijn opgeslagen. Wanneer u het verzendingstype overschakelt naar Internetfax terwijl het apparaat zich in de modus Directe verzending bevindt, wordt de verzendmodus automatisch overgeschakeld naar Geheugenverzending. ❒ Groep kan niet worden gebruikt voor Directe verzending. U kunt hetzelfde document niet naar meerdere bestemmingen verzenden. (broadcasting). Wanneer u broadcast of verzending voor een groep opgeeft, schakelt het apparaat automatisch over naar Geheugenverzending.
A Druk op [Dir. TX].
B Plaats het origineel.
17
Verzending
C Selecteer de noodzakelijke scaninstellingen.
1
D Gebruik de cijfertoetsen of een Bestemming-toets, geef een bestemming op.
Wanneer u zich vergist, drukt u op de toets {Wis/Stop} en voert u het juiste nummer in. Om een bestemming uit het Adresboek te selecteren, zie “Adresboek gebruiken om bestemmingen op te geven”.
E Druk op de toets {Start}. Het apparaat kiest een bestemming. Opmerking ❒ Documenten worden niet opgeslagen in het geheugen. Verwijzing Pag.43 “Scantype”
Pag.45 “Resolutie” Pag.54 “Belichting (contrast)” Pag.60 “Verzenden via een faxlijn” Pag.63 “Verzenden met IP-fax” Pag.72 “Adresboek gebruiken om bestemmingen op te geven” Pag.74 “Groepbestemmingen opgeven” Pag.75 “Bestemmingen uit Recente bestemmingen selecteren”
18
Verzendmodi
Meerdere originelen verzenden via de glasplaat Volg deze stappen om meerdere originelen via de glasplaat te verzenden.
A Druk op [Dir. TX]. B Plaats de eerste pagina met de tekstzijde onder op de glasplaat. C Geef een bestemming op. D Maak de noodzakelijke scaninstellingen. E Druk op de toets {Start}. F Plaats het volgende origineel op de glasplaat binnen 10 seconden nadat het
1
apparaat het scannen van het eerste origineel heeft voltooid.
G Herhaal stappen D tot F voor alle originelen. H Plaats het laatste origineel, en druk vervolgens op de toets {q}.
19
Verzending
Bevestiging van verzending weergeven Op dit scherm kunt u de bestemming, verzendmodus, en andere verzendingsinstellingen controleren voor verzending.
1
A Druk op [Modi controleren] en controleer vervolgens de verzendingsinstellingen.
Het volgende display wordt getoond.
B Nadat de instellingen in het display zijn gecontroleerd, drukt u op [Afsluiten].
20
IP-Faxfuncties
IP-Faxfuncties Met de IP-Faxfunctie kunt u documenten tussen twee faxen rechtstreeks verzenden of ontvangen via een TCP/IP-netwerk. Deze functie biedt de volgende voordelen en is geschikt voor communicatie binnen hetzelfde LAN: • Communicatiekosten verminderen • Communicatie tussen IP-Faxen met een hogere snelheid dan met een standaardfax IP-Fax maakt gebruik van SIP en H.323 als het netwerkprotocol. Geef een IPv4-adres of hostnaam op in plaats van een faxnummer voor verzenden. Wanneer een gatekeeper wordt gebruikt, geeft u diens alias telefoonnummer op. Geef adressen van de gatekeeper of de SIP-server (proxyserver, register server, redirect server) op waar nodig in Oorspronkelijke instellingen in het menu Faxeigenschappen. Wanneer een SIP-server wordt gebruikt, kunt u verzenden door de SIP Gebruikersnaam op te geven. U kunt ook verzenden naar een G3-fax die aangesloten is op het publieke telefoonnetwerk (PSTN) via een gateway (compatibel met T.38). U kunt IP-Faxen op dezelfde wijze ontvangen als standaardfaxen.
1
21
Verzending
1
NL ALT001S
Belangrijk ❒ Om de IP-Fax-functies te gebruiken, moet dit apparaat aangesloten zijn op een LAN en correct ingesteld zijn onder Oorspronkelijke instellingen in het menu Faxeigenschappen. ❒ De faxfunctie van dit apparaat kan niet worden gebruikt met IPv6. ❒ Voordat deze functie wordt gebruikt, dient u het netwerk te configureren in het menu Systeeminstellingen. Opmerking ❒ IP-Fax dat door dit apparaat wordt ondersteund, is compatibel met ITU-Taanbeveling T.38.
22
IP-Faxfuncties
Verwijzing Pag.141 “Ontvangsttypen”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
1
Terminologie Hieronder treft u woorden aan die u moet kennen voor het gebruik van IP-Fax:
❖ H.323 Een multimedia-communicatieprotocol waarmee bestanden via een één-opéén-communicatie via een LAN of het internet worden verstuurd. ❖ SIP Een communicatieregelprotocol voor internettelefonie dat gebruik maakt van VoIP (dat spraakinformatie omzet naar IP-pakketten) en is uitgerust met functies, zoals het creëren, aanpassen en beëindigen van sessies met één of meerdere deelnemers. ❖ Gatekeeper (VoIP-gatekeeper) Een gatekeeper beheert apparaten die aangesloten zijn op een IP-netwerk en alias telefoonnummers omzet naar IPv4-adressen en verificatiefuncties uitvoert. Daarnaast regelt een gatekeeper band- (transmissiesnelheidstoewijzing) en toegangscontrole. ❖ SIP-server Een SIP-server bemiddelt de verbindingsverzoeken tussen apparaten die aangesloten zijn op een IP-netwerk en bestaat voornamelijk uit servers die de volgende drie functies hebben: • Proxy server: ontvangt SIP-verzoeken en stuurt deze door in opdracht van de aanvrager. • Register server: ontvangt informatie over een apparaatadres binnen een IP-netwerk en registreert deze in de database. • Redirect server: wordt gebruikt om naar informatie bestemmingsadres te vragen. ❖ Gateway (VoIP-gateway) Een gateway die een telefoonnetwerk met een IP-netwerk verbindt, beschikt over functies, zoals protocolconversie voor het aansluiten van deze verschillende netwerken en verbindt tevens communicatieapparaten (telefoons, faxen) met een LAN of andere netwerken.
23
Verzending
Opmerkingen over het gebruik van IP-Fax Hieronder vindt u opmerkingen voer het gebruik van IP-Fax: • Wellicht kunt u niet naar een netwerk versturen dat beschermd wordt door een firewall. • U kunt geen telefoons in een LAN gebruiken. • Wanneer een stroomstoring ongeveer een uur duurt, of wanneer het apparaat gedurende ca. een uur is losgekoppeld van het lichtnet, worden documenten die opgeslagen zijn in het geheugen van het faxapparaat verwijderd. Wanneer een document verwijderd is, wordt het Stroomstoringsrapport automatisch afgedrukt wanneer de hoofdschakelaar wordt ingeschakeld. Gebruik dit rapport om te controleren welke documenten verwijderd zijn. Het uitschakelen via de bedieningsschakelaar verwijdert opgeslagen documenten niet. Zie Problemen oplossen.
1
Verwijzing Problemen oplossen
Functies die niet beschikbaar zijn voor IP-Fax-verzending U kunt de volgende functies gebruiken met standaard-faxverzending, maar niet met IP-Fax-verzending: • Direct kiezen • Handmatig kiezen
24
Internetfaxfuncties
Internetfaxfuncties Dit apparaat zet gescande documentafbeeldingen om in e-mailindeling en verzend de gegevens via het internet. De e-mail die met dit apparaat is verzonden, kan worden ontvangen door een ander Internetfaxapparaat. In plaats van het telefoonnummer te bellen van de bestemming waarnaar u het wilt versturen, voert u het relevante e-mailadres in. U ontvangen e-mailberichten ook afdrukken of doorsturen.
1
NL ALT002S
Belangrijk ❒ Om de Internetfaxfuncties te gebruiken, moet het apparaat aangesloten zijn op een LAN en correct ingesteld zijn in “Systeeminstellingen”.
❒ De faxfunctie van dit apparaat kan niet worden gebruikt met IPv6. ❒ Om Internetfax-documenten te verzenden, stelt u in het menu Faxeigenschappen onder Oorspronkelijke instellingen [Instellingen Internetfax] in op [Aan]. Documenten kunnen echter nog steeds worden doorgezonden of bezorgd bij Internetfaxbestemmingen, zelfs wanneer [Uit] geselecteerd is. ❒ Om Internetfaxdocumenten te ontvangen, stelt u in het menu Systeeminstellingen, in Bestandsoverdracht, onder [Fax E-mail Account] [Account] in op [Ontvangen].
25
Verzending
Opmerking ❒ De Internetfaxfunctie die door dit apparaat wordt ondersteund, is compatibel met ITU-T aanbeveling T.37.
❒ U kunt e-mailberichten met een bijgevoegde TIFF-F-afbeelding ontvangen van andere computers. ❒ Hoewel Internetfaxdocumenten gewoonlijk worden verzonden via een SMTP Server, kunt u ook Internetfaxdocumenten rechtstreeks naar hun bestemmingen verzenden zonder dit via een SMTP Server te leiden. Om dit te doen, stelt u in of de SMTP Server al dan niet moet worden omzeild in het stand-by-display. ❒ Tijdens het verzenden van Internetfaxdocumenten kunnen “Onderwerp”, “Tekst” “Ontv. Bevestiging” en “BCC verz.” worden geselecteerd in [TX modus]. ❒ U kunt het formaat van de verzonden e-mailberichten beperken in “Verzend instellingen” van “Faxeigenschappen”. ❒ Zie “Ontvangen afbeeldingen” voor de wijze waarop e-mail feitelijk wordt ontvangen door de computer. ❒ Voor details over de wijze waarop het verzendresultaat wordt bevestigd, zie “Verzendresultaten controleren (TX-bestandsstatus)”.
1
Verwijzing Pag.69 “De SMTP Server omzeilen” Pag.119 “Een Ontvangstbericht aanvragen” Pag.121 “Een e-mailbestemming instellen als een BCC” Pag.124 “Het onderwerp invoeren” Pag.127 “De tekst invoeren” Pag.149 “Ontvangen afbeeldingen” Pag.185 “Verzendresultaten controleren (Status Verzendbestand)” Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Opmerkingen over het gebruik van Internetfax Hieronder treft u opmerkingen aan over het gebruik van Internetfax: • Als u de Internetfaxfunctie gebruikt, worden de originelen op A4-formaat verzonden. Originelen die groter zijn dan A4 worden verkleind tot A4-formaat. Als de ontvanger de T.37 volledige modus ondersteunt, worden de originelen verzonden in het formaat dat is opgegeven in het Adresboek. • Wanneer u Internetfaxverzending gebruikt, worden documenten met de resolutie “Detail” verzonden, zelfs wanneer u “Super fijn” opgeeft. Om documenten naar “Super fijn” te verzenden, geeft u deze resolutie op wanneer de bestemming in het Adresboek registreert. • Wanneer een verzending mislukt, ontvangt dit apparaat meestal een e-mailfoutmelding. Er zijn echter verschillende redenen waarom e-mailfoutberichten niet worden verzonden. Het wordt aanbevolen de ontvangst van belangrijke documenten te bevestigen door de andere partij te bellen.
26
Internetfaxfuncties
• Het beveiligingsniveau voor internetcommunicatie is laag. Het wordt aangeraden het telefoonnetwerk te gebruiken voor vetrouwelijke communicatie. • Spraakcommunicatie wordt niet ondersteund via een LAN. • Internetfaxbezorging kan worden vertraagd als gevolg van verstoppingen in het netwerk. Gebruik Internetfaxverzending dat de SMTP Server, een fax via een openbare telefoonlijn of IP-Fax omzeilt wanneer communicatietijd belangrijk is. • Wanneer een stroomstoring ongeveer een uur duurt, of wanneer het apparaat gedurende ca. een uur is losgekoppeld van het lichtnet, worden documenten die opgeslagen zijn in het geheugen van het faxapparaat verwijderd. Wanneer een document verwijderd is, wordt het Stroomstoringsrapport automatisch afgedrukt wanneer de hoofdschakelaar wordt ingeschakeld. Gebruik dit rapport om te controleren welke documenten verwijderd zijn. Het uitschakelen via de bedieningsschakelaar verwijdert opgeslagen documenten niet. Zie Problemen oplossen. • Het kan zijn dat u grote bestanden niet kunt verzenden als e-mail, afhankelijk van de voorwaarden van de e-mailomgeving. • Wanneer er vrij geheugen beschikbaar is, kunt u wellicht geen Internetfaxdocumenten verzenden. • Omdat het apparaat documenten als e-mailberichten verstuurd met een toegevoegde TIFF-F-afbeelding, zijn viewertoepassingen vereist om de documenten te kunnen bekijken wanneer ze op een computer worden ontvangen. • Wanneer een document een grote omvang heeft, kan het enige tijd duren voordat de verzending start. Dit wordt veroorzaakt door de tijd die de computer nodig heeft om de gegevens in het geheugen om te zetten.
1
Verwijzing Pag.29 “T.37 Volledige modus”
Pag.37 “Papierformaat en scangebied” Pag.69 “De SMTP Server omzeilen” Problemen oplossen
Functies niet beschikbaar voor e-mailverzending De volgende functies worden ondersteund bij standaardfaxverzending, maar niet bij Internetfaxverzending. • Directe verzending • ID-verzending • Verzending op SUB Code • Direct kiezen • Handmatig kiezen • JBIG-verzending • ECM (Error Correction Mode)
27
Verzending
Functies niet beschikbaar voor e-mailontvangst De volgende functies worden ondersteund bij standaardfaxverzending, maar niet bij Internetfaxverzending. • Ontvangst met geheugenbeveiliging • Ontvangst SEP-code • Geautoriseerde ontvangst per afzender • Aant. af te dr. ontv.best. per afz.
1
E-mailonderwerp Wanneer u een e-mail verzendt zonder een onderwerp op te geven, wordt een onderwerp automatisch ingevoegd. Onderwerp verschilt, afhankelijk van de instellingen voor Stempel afzender.
❖ Wanneer Stempel afzender is ingeschakeld: Van Naam afzender (Faxbericht-nr.xxxx) ❖ Wanneer Stempel afzender is uitgeschakeld: • Wanneer Eigen Faxnr. en Eigen Naam geprogrammeerd zijn: Van “Eigen Faxnr.” (“Eigen Naam”) (Faxberichtnr.xxxx) • Wanneer alleen Eigen Faxnr. geprogrammeerd is: Van “Eigen Faxnr.” (Faxberichtnr.xxxx) • Wanneer alleen Eigen Naam geprogrammeerd is: Van “Eigen Naam” (Faxbericht-nr.xxxx) • Wanneer noch Eigen Faxnr., noch Eigen Naam geprogrammeerd zijn: Faxberichtnr.xxxx Opmerking ❒ “xxxx” is het documentnummer dat in het Journaal verschijnt. Verwijzing Pag.117 “Andere verzendingseigenschappen”
28
Internetfaxfuncties
T.37 Volledige modus Dit apparaat is compatibel met T.37 Volledige modus. T.37 Volledige modus is een internationale norm voor Internetfaxverzending. (ITU-T Aanbeveling, RFC2532) Wanneer een Internetfaxcommunicatie wordt uitgevoerd tussen apparaten die compatibel zijn met T.37 Volledige modus, verstuurt de ontvanger een retourontvangst (verzonden) als reactie op het verzoek om een ontvangstbericht dat is bijgevoegd bij de verzonden e-mail. Deze retourontvangst omvat informatie over de ontvangstmogelijkheden van de ontvanger (compressietype, papierformaat en resolutie). Wanneer de ontvanger is geprogrammeerd in het Adresboek als Volledige modus-bestemming, registreert de afzender de ontvangen informatie automatisch in het Adresboek. Hiermee kunt u een volgend Internetfaxdocument naar die ontvanger sturen op basis van deze informatie.
1
❖ Een retourontvangst retourneren Wanneer een e-mail is ontvangen en de afzender een ontvangstbericht vraagt, verzendt de ontvanger een retourontvangst dat de mogelijkheden (compressietype, papierformaat en resolutie) van het apparaat omvat. ❖ Inhoud van ontvangen ontvangstbevestiging registreren Wanneer de afzender de retourontvangst ontvangt, dat de ontvangstmogelijkheden van de ontvanger omvat, controleert de afzender of verzonden adres van de eindontvanger geprogrammeerd is in het Adresboek. Wanneer deze geprogrammeerd is als Volledige modus-bestemming, registreert de afzender de ontvangstmogelijkheden van de ontvanger automatisch. De geregistreerde ontvangstmogelijkheden wordt elke keer bijgewerkt wanneer de afzender nieuwe informatie over de ontvangstmogelijkheden ontvangt. De afzender kan de documenten naar de ontvanger versturen op basis van deze informatie. Wanneer de ontvanger geprogrammeerd is als Eenvoudige modus-apparaat of niet geprogrammeerd in het Adresboek, kan de ontvangstmogelijkheden van de ontvanger niet worden geregistreerd. Wanneer u de ontvangstmogelijkheden van de ontvanger kent, kunt u dit handmatig instellen. ❖ Een Ontvangstbericht aanvragen Wanneer het apparaat van de ontvanger T.37 Volledige modus ondersteunt en geprogrammeerd is als een Volledige modus-apparaat in het Adresboek, vraagt het apparaat het ontvangstbericht van de ontvanger aan. Vervolgens ontvangt het apparaat het retourontvangst (verzonden) dat de ontvangstmogelijkheden van de ontvanger bevat. Opmerking ❒ Gebruik Web Image Monitor om handmatig de gegevens van de ontvangstmogelijkheden van een ontvanger te programmeren. ❒ Wanneer u Internetfaxverzending gebruikt, kunt documenten in één keer naar meerdere bestemmingen verzenden. Wanneer u echter bestemmingen met Volledige modus opgeeft, wordt de verzending een voor een uitgevoerd in de opgegeven verzendingsvolgorde, omdat elke bestemming andere ontvangstmogelijkheden kan hebben. Verwijzing Pag.119 “Een Ontvangstbericht aanvragen” Pag.258 “Bestemmingsinformatie programmeren vanuit een Webbrowser”
29
Verzending
Originelen plaatsen Plaats het origineel op de glasplaat of in de ADF. Voor details over de manier waarop de originelen moeten worden geplaatst, zie het volgende: • Originelen plaatsen op de glasplaat Kopieerhandleiding/ Document Server-handleiding • Originelen in de ADF plaatsen Kopieerhandleiding/ Document Server-handleiding Vergeet niet dat [Spec. orig.] van de kopieerfunctie niet kan worden gebruikt met de faxfunctie. Plaats de originelen overeenkomstig hun papierformaat.
1
Formaat origineel
Op de glasplaat plaatsen
In de ADF plaatsen
A4, B4 JIS, A3, 81/2" × 11", 81/2" × 14", 11" × 17"
A4, B4 JIS, A3, 81/2" × 11", 81/2" × 14", 11" × 17"
A5, B5
A5, B5
Belangrijk ❒ Wanneer u originelen met A5-formaat op de glasplaat plaatst, worden ze niet gedetecteerd. Plaats originelen met A5-formaat in de ADF. ❒ Til de ADF niet op wanneer deze wordt gebruikt om originelen te scannen.
30
Originelen plaatsen
Opmerking ❒ Om meerdere originelen te scannen met behulp van de automatische documentinvoer (ADF), plaatst u de originelen in een stapel.
❒ Wanneer een fax wordt verzonden, is de uitvoer van de afbeelding bij de ontvanger afhankelijk van het formaat en de afdrukrichting van het papier dat in het apparaat van de ontvanger wordt gebruikt. Wanneer de ontvanger geen papier van hetzelfde formaat en afdrukrichting gebruikt als dat van het origineel, kan de faxafbeelding verkleind zijn, aan beide zijden afgesneden of verdeeld over meerdere vellen. Wanneer een belangrijk origineel wordt verzonden, vraag dan de ontvanger naar het formaat en de afdrukrichting van het papier in zijn apparaat. ❒ Wanneer een origineel met een ongelijkmatig (bijv. aangepast) formaat of een deel van een groot origineel wordt verzonden, kunt u het scangebied nauwkeurig opgeven. ❒ Originelen met aangepast formaat worden gescand als originelen met normaal formaat, zodat bij de ontvanger extra witmarges of ontbrekende randen van originelen te zien kunnen zijn. Wanneer u een scangebied opgeeft, wordt alleen dat gebied gescand, ongeacht het feitelijke formaat van het origineel. ❒ Documenten langer dan 800 mm (32") moeten worden verzonden met Geheugenverzending (Directe verzending is wellicht niet mogelijk). ❒ Wanneer een origineel vastloopt, drukt u op de toets {Wis/Stop} en verwijdert u het origineel voorzichtig. ❒ Zorg ervoor dat alle inkt, correctievloeistof enz, volledig opgedroogd is voordat u het origineel plaatst. Wanneer dit nog nat is, kan het vlekken veroorzaken op de glasplaat en deze vlekken verschijnen op de ontvangen afbeelding. ❒ Doorgaans plaatst u A4, 81/2" × 11" originelen in de afdrukstand liggend (L). Als u een A4, 81/2" × 11" origineel in de afdrukstand staand plaatst (K), wordt de afbeelding 90° gedraaid verstuurd. ❒ U kunt de eerste pagina van de glasplaat verzenden en de resterende pagina’s vanuit de ADF. U kunt niet wisselen van ADF naar glasplaat. ❒ Als u de Internetfaxfunctie gebruikt, worden de originelen op A4-formaat verzonden. Originelen die groter zijn dan A4 worden verkleind tot A4-formaat. Als het apparaat van de ontvanger de T.37 volledige modus ondersteunt, worden de originelen verzonden in het formaat dat is opgegeven in het Adresboek. ❒ Informatie over dit apparaat wordt afgedrukt op de bestemming. Deze informatie wordt afgedrukt op de zijde van het papier dat zich links van u bevindt wanneer u de documenten op de glasplaat of in de ADF plaatst. De informatie wordt echter ook 90 graden gedraaid afgedrukt wanneer een A4, 81/2" × 11"origineel geplaatst is in de staande afdrukrichting (K). ❒ Voor geschikte origineeltypen, zie “Geschikte origineelformaten”, “Papierformaat en scangebied” en “Moeilijk te detecteren origineelformaten”. ❒ U kunt origineelinvoertypen die geselecteerd zijn, meteen instellen wanneer het apparaat wordt ingeschakeld of de toets {Instellingen verwijderen} wordt ingedrukt. Zie “Een prioriteitsfunctie vastleggen via een programma”.
1
31
Verzending
Verwijzing Pag.14 “Meerdere originelen verzenden via de glasplaat” Pag.19 “Meerdere originelen verzenden via de glasplaat” Pag.29 “T.37 Volledige modus” Pag.36 “Geschikte origineelformaten” Pag.37 “Papierformaat en scangebied” Pag.39 “Moeilijk te detecteren origineelformaten” Pag.40 “Verzending met beeldrotatie” Pag.47 “Scanformaat” Pag.266 “Een prioriteitsfunctie vastleggen via een programma” Bedieningshandleiding Standaardinstellingen Kopieerhandleiding/ Document Server-handleiding
1
Origineelinvoerrichting instellen Wanneer u documenten in de Document Server opslaat, stelt u “Orig. richting” in.
A Plaats het origineel en selecteer de gewenste scaninstellingen. B Druk op [Origin. invoertype].
C Geef de afdrukrichting van het origineel op. Controleer de richting van het geplaatste document en druk vervolgens op [ ] of [ ].
32
Originelen plaatsen
D Druk op [OK]. De geselecteerde origineelinvoerrichting verschijnt in “Origin. invoertype”.
E Geef een bestemming op en druk vervolgens op de toets {Start}.
1
Verwijzing Pag.215 “Een document opslaan”
Tweezijdige originelen scannen Gebruik deze functie om dubbelzijdige originelen te verzenden. De voor- en achterzijde van het gescande origineel worden door de ontvangende machine in de juiste volgorde op afzonderlijke pagina’s afgedrukt. De afdrukrichting van elke tweede pagina kan aan de ontvangende zijde geroteerd zijn. Als u het origineel aan de ontvangende zijde in dezelfde afdrukrichting wilt afdrukken als het ingevoerde origineel geeft u “Originele positie” en “Richting pagina opening” op. Origineel
Origineelpositie
Paginaopeningsrichting Uitvoer aan andere zijde
Boven naar boven
Boven naar onder
Boven naar boven
Boven naar onder
Boven naar boven
Boven naar onder
Boven naar boven
Boven naar onder
NL
Belangrijk ❒ De ADF is vereist om deze functie te kunnen gebruiken. Tweezijdige originelen kunnen niet worden verzonden door alleen de glasplaat te gebruiken.
❒ Tweezijdige originelen worden alleen verzonden met Geheugenverzending. Directe verzending is niet mogelijk.
33
Verzending
A Plaats het origineel en selecteer de gewenste scaninstellingen. B Druk op [Origin. invoertype].
1
C Geef de afdrukrichting van het origineel op. Controleer de richting van het geplaatste document en druk vervolgens op [ ] of [ ].
Controleer of de opgegeven richting van het origineel overeenkomt met de afdrukrichting van de in de ADF geplaatste originelen.
D Druk op [2-zijdig origineel].
34
Originelen plaatsen
E Selecteer [Boven/boven afdr.] of [Boven/onder afdr.].
1
F Selecteer [1ste vel] of [2e vel].
Om tweezijdige verzending te annuleren, drukt u op [1-zijdig origineel]. Het display keert terug naar stap D. Selecteer [2e vel] als u een voorblad wilt versturen als de eerste pagina.
G Druk op [OK].
“2-zijdig origineel” verschijnt boven [Origin. invoertype].
H Geef een bestemming op en druk vervolgens op de toets {Start}. Opmerking ❒ U kunt bevestigen of beide zijden correct zijn gescand met behulp van de stempelfunctie.
❒ U kunt origineelinvoertypen die geselecteerd zijn, meteen instellen wanneer het apparaat wordt ingeschakeld of de toets {Instellingen verwijderen} wordt ingedrukt. Zie “Een prioriteitsfunctie vastleggen via een programma”. Verwijzing Pag.41 “Stempel”
Pag.266 “Een prioriteitsfunctie vastleggen via een programma”
35
Verzending
Geschikte origineelformaten Plaats van het origineel Geschikte origineelformaten
1
Glasplaat
Maximaal A3 (297 × 420 mm), 11" × 17" (279 × 432 mm)
ADF, enkelzijdig document
A5L tot A3L (tot max. 1200 mm lang)
Maximaal aan- Dikte van het patal vellen pier 1
----
50 vel 40 - 128 g/m2 2 (80 g/m , 20 lb) (11 - 34 lb)
51/2" × 81/2"K naar 11" × 17"L ADF, dubbelzijdig document
A5L tot A3L (tot max. 432 mm lang)
50 vel 52 - 105 g/m2 2 (80 g/m , 20 lb) (14 - 28 lb)
51/2" × 81/2"K naar 11" × 17"L
Opmerking ❒ Het gewichtsbereik voor originelen in de modus Gem. orig. form. is 52 - 81 g/m2, 13,8 - 21,5 lb.
36
Originelen plaatsen
Papierformaat en scangebied Belangrijk ❒ Als u een origineel op de glasplaat plaatst dat groter is dan A3, 11" × 17" wordt een gebied van slechts A3, 11" × 17" gescand.
1
❖ Glasplaat Plaatsingsmerkteken Horizontaal formaat Verticaal formaat
Maximaal scangebied
NL
❖ ADF
NL AAG019S
❖ Maximaal scangebied Het maximale scangebied wordt hieronder weergegeven: • Geheugenverzending: 297 × 1200 mm/11" × 47" (B × L) vanuit de ADF • Directe verzending: 297 × 1200 mm/11" × 47" (B × L) vanuit de ADF • 297 × 432 mm/11" × 17" (B × L) (vanaf de glasplaat)
37
Verzending
❒ ❒
1
❒ ❒ ❒
Opmerking Het formaat van de afbeelding kan afwijken als de afbeelding bij de ontvanger wordt afgedrukt. Zelfs als een origineel correct op de glasplaat of in de ADF is geplaatst, kan het zijn dat een marge van 3 mm (0,1") rondom de rand van het origineel niet wordt verzonden. Als de ontvanger papier gebruikt dat minder breed is dan het origineel, wordt de afbeelding verkleind zodat die op dat papier past. Tijdens directe verzending kan de lengte van het scanbereik smaller worden dan 1200 mm (47"), afhankelijk van de resolutie alsmede de instellingen in het bestemmingsapparaat. Het apparaat herkent de papierformaten als volgt: • Als u een origineel in de ADF plaatst, wordt een origineel dat breder is dan ongeveer 263 mm (10,4") gescand als A3, 11" × 17". Een origineel dat smaller is dan 230 mm (9,1") wordt verzonden als formaat 81/2" × 11" of 81/2" × 14", en een origineel dat smaller is dan ongeveer 263 mm (10,4") wordt als B4 JIS gescand. U kunt originelen met een lengte van maximaal 1200 mm (47,2") scannen. • Zie onderstaande tabel voor de formaten die de machine kan herkennen als u een origineel op de glasplaat plaatst. Aangezien de machine originelen met een aangepast formaat scant als een standaardformaat, kan afhankelijk van de lengte van het document een gedeelte van het bericht worden weggelaten. Zie “Een scanformaat instellen” voor informatie over het instellen van documenten met een aangepast formaat.
❖ Metrische versie
❖ Inch-versie
× - Autodetectie niet mogelijk *1 Normaliter kan een lengte van circa 420 mm (16,5") worden gescand, het is echter alleen mogelijk een scanformaat tot maximaal 432 mm (17") op te geven.
38
Originelen plaatsen
Verwijzing Pag.47 “Scanformaat”
Moeilijk te detecteren origineelformaten
1
Het apparaat heeft moeite met de detectie van de volgende origineelformaten. (Als dit gebeurt, selecteert het ontvangende apparaat mogelijk het verkeerde formaat afdrukpapier.) • documenten die op de glasplaat worden geplaatst en een ander formaat hebben dan de formaten in onderstaande tabel • originelen met tabs of andere uitstekende gedeelten • transparante originelen zoals overheadtransparanten en doorschijnend papier • donkere originelen met veel tekst of tekeningen • originelen met ingekleurde gedeelten • originelen met ingekleurde gedeelten langs de randen • originelen met een glanzend oppervlak • gebonden originelen dikker dan 10 mm (0,3") zoals boeken De volgende papierformaten worden automatisch in de faxmodus gedetecteerd.
❖ Metrische versie Formaat Plaatsing origineel
A3L
81/2" × 13" (F4)
B4 JISL
A4KL
B5 JISKL
A5KL
×
Glasplaat ADF
- Autodetectie × - Autodetectie niet mogelijk
❖ Inch-versie Formaat - Plaatsing origineel
11" × 17"L
Glasplaat
81/2" × 14"L
81/2" × 11"KL
51/2" × 81/2"K ×
ADF
- Autodetectie × - Autodetectie niet mogelijk Opmerking ❒ Met Gebruikersinstellingen (Systeeminstellingen) kunt u selecteren uit 81/2" × 13", 81/4" × 13", 8" × 13". Zie Bedieningshandleiding Standaardinstellingen.
39
Verzending
Verwijzing Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Verzending met beeldrotatie
1
Doorgaans plaatst u A4, 81/2" × 11" originelen in de afdrukstand liggend (L). Als u een A4, 81/2" × 11" origineel in de afdrukstand staand plaatst (K), wordt de afbeelding 90° gedraaid verstuurd. Mits de ontvanger A4, 81/2" × 11" liggend papier heeft (L), wordt het document op hetzelfde formaat als het origineel afgedrukt. Opmerking ❒ Deze functie is niet beschikbaar bij Directe verzending.
❒ Wanneer u beeldrotatie gebruikt, worden alle documenten via de normale geheugenverzending verzonden. ❒ Deze functie is niet beschikbaar wanneer Gem. orig. form. wordt gebruikt.
40
Originelen plaatsen
Stempel Als u een faxdocument verzendt met de ADF, kan de machine een cirkelvormige markering onderaan het origineel zetten. Als u een dubbelzijdig document verzendt, wordt het document onderaan de voorzijde van de eerste pagina en bovenaan de laatste pagina gemarkeerd.
1
Scannen
NL
Belangrijk ❒ De stempelfunctie kan alleen worden gebruikt bij scannen vanuit de ADF.
A Plaats het origineel en selecteer de gewenste scaninstellingen. B Druk op [Origin. invoertype].
C Druk op [Stempelen].
Om de stempel uit te schakelen drukt u nogmaals op [Stempelen] voordat u op [OK] drukt.
D Druk op [OK]. 41
Verzending
E Geef de bestemming op en druk op de toets {Start}. Opmerking ❒ Deze markering geeft aan dat het origineel succesvol in het geheugen is opgeslagen voor geheugenverzending, of dat het succesvol is verzonden bij directe verzending.
1
❒ Als het stempel lichter wordt, vervangt u het stempelkussen. ❒ Wanneer een invoer van meerdere pagina’s of een papierstoring plaats vindt, worden de originelen niet correct verzonden en niet gestempeld. Wanneer u een pagina aantreft die niet gestempeld is, stuurt u alleen die pagina opnieuw. ❒ U kunt het apparaat de Stempelfunctie meteen laten selecteren wanneer het apparaat wordt ingeschakeld of de toets {Instellingen verwijderen} wordt ingedrukt. Zie “Een prioriteitsfunctie vastleggen via een programma”. ❒ U kunt een van de snelbedieningstoetsen programmeren voor deze functie. Met de snelbedieningstoets kunt u stap B overslaan. ❒ Een papierstoring tijdens Parallelle geheugenverzending kan ertoe leiden dat het verzenden mislukt, zelfs bij gebruik van de stempelfunctie. ❒ U kunt de stempelfunctie niet in- of uitschakelen terwijl er originelen worden gescand. Verwijzing Pag.266 “Een prioriteitsfunctie vastleggen via een programma”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen Problemen oplossen
42
Scaninstellingen
Scaninstellingen Het kan zijn dat u veel verschillende typen faxdocumenten wilt verzenden. Sommige van deze documenten kunnen moeilijk te reproduceren zijn bij de ontvanger. Het apparaat beschikt echter over drie instellingen die u kunt aanpassen om het document met de meest optimale beeldkwaliteit te verzenden.
1
❖ Scantype: Tekst, Tekst / Line Art, Tekst / Foto, Foto ❖ Resolutie: Standaard, Detail, Super fijn (optioneel) ❖ Scanformaat: Autodetectie, Standaard, Gebied, Gem. orig. form. ❖ Belichting (contrast): Autom. bel., Handm. bel. (zeven niveaus), Gecomb. auto en Handm. bel.
Scantype Wanneer het origineel foto’s, illustraties of diagrammen bevat met complexe verlopende patronen of grijstinten, selecteert u het juiste scantype om de helderheid van de afbeelding te optimaliseren.
❖ Tekst Selecteer [Tekst] om originelen met zwart/wit-afbeeldingen met hoog contrast te verzenden. Gebruik deze instelling wanneer u alleen duidelijker leesbare tekst wilt verzenden, zelfs wanneer het origineel tekst en foto’s bevat. ❖ Tekst / Line Art Selecteer [Tekst / Line Art] om originelen met zwart/wit-afbeeldingen met hoog contrast met een verbeterde resolutie te verzenden. De modus [Tekst] geeft prioriteit aan scansnelheid; de modus [Tekst / Line Art] geeft prioriteit aan scankwaliteit. ❖ Tekst / Foto Selecteer [Tekst/Foto] om een origineel te verzenden dat zowel een zwart/witafbeelding met hoog contrast, zoals tekst, als een halftoon-afbeelding, zoals een foto bevat. ❖ Foto Selecteer [Foto] om een origineel te verzenden dat een halftoon-afbeelding bevat, zoals een foto of een kleurenorigineel.
43
Verzending
A Druk op [Scaninstellingen].
1
B Controleer of [Scantype] is geselecteerd.
C Selecteer het benodigde scantype en druk vervolgens op [OK].
Opmerking ❒ Wanneer u [Tekst / Line Art], [Tekst/Foto] of [Foto] selecteert, kan de verzending langer duren, dan wanneer [Tekst] is geselecteerd. ❒ Wanneer u een faxdocument verzendt met [Tekst / Line Art], [Tekst/Foto] of [Foto] en de achtergrond van de ontvangen afbeelding is vuil, verlaagt u de dichtheidsinstelling en verzendt u de fax opnieuw. ❒ U kunt het scantype dat geselecteerd is, meteen instellen wanneer het apparaat wordt ingeschakeld of de toets {Instellingen verwijderen} wordt ingedrukt. Zie “Een prioriteitsfunctie vastleggen via een programma”. Verwijzing Pag.54 “Belichting (contrast)”
Pag.266 “Een prioriteitsfunctie vastleggen via een programma”
44
Scaninstellingen
JBIG-verzending Met behulp van JBIG-compressie (Joint Bi-level Image Experts Group) kunt u gescande originelen sneller verzenden met behulp van [Foto] dan met andere compressiemethoden.
1
Belangrijk ❒ Deze functie is niet bij internetfax beschikbaar.
❒ Bij deze functie moet het ontvangende faxapparaat ook met de JBIG functie en de ECM functie zijn uitgerust (alleen bij G3-communicatie).
Resolutie In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u de resolutie van het origineel instelt. Afbeeldingen en tekst worden in het apparaat gescand door ze om te zetten in een reeks punten. De dichtheid van de punten bepaalt de kwaliteit van de afbeelding en hoe lang het duurt om het te verzenden. Daarom hebben afbeeldingen die gescand zij bij een hoge resolutie (Super fijn) een hoge kwaliteit, maar duurt de verzending langer. Omgekeerd, scannen met een lage resolutie (Standaard) resulteert in een lage kwaliteit, maar het origineel wordt sneller verzonden. Selecteer de instelling die overeenkomt met uw behoefte, gebaseerd op deze afweging tussen snelheid en afbeeldingskwaliteit.
❖ Standaard (8 x 3,85 regels/mm, 200 x 100 dpi) Selecteren voor originelen die tekens van een normaal formaat bevatten. ❖ Detail (8 x 7,7 regels/mm, 200 x 200 dpi) Selecteren voor originelen die kleinere tekens bevatten of wanneer u meer helderheid wenst: Deze resolutie is twee keer zo fijn als Standaard. ❖ Super fijn (optioneel uitbreidingsgeheugen vereist: 16 x 15,4 regels/mm, 400 x 400 dpi) Selecteren voor originelen met zeer fijne details of wanneer u de meest optimale beeldhelderheid wenst. Deze resolutie is acht keer fijner dan Standaard.
45
Verzending
A Druk op [Scaninstellingen].
1
B Druk op [Resolutie].
C Selecteer de benodigde resolutie en druk vervolgens op [OK].
46
Scaninstellingen
Opmerking ❒ Wanneer u het optionele uitbreidingsgeheugen installeert, verschijnt “Super fijn” in het vak Resolutie.
❒ Wanneer het apparaat van de tegenpartij niet de resolutie ondersteunt waarmee u gaat verzenden, schakelt het apparaat automatisch over naar een resolutie die wordt ondersteund. U kunt de resolutie waarmee u daadwerkelijk verzendt, controleren door het Journaal af te drukken. ❒ Voor verzenden met de resolutie Super fijn heeft het apparaat de optionele uitbreidingsgeheugen nodig en het apparaat van de andere partij moet over de mogelijkheid beschikken om faxdocumenten met de resolutie Super fijn te ontvangen. ❒ Het apparaat ondersteunt de resoluties Standaard, Detail en Super fijn. ❒ U kunt de resolutie die geselecteerd is, meteen instellen wanneer het apparaat wordt ingeschakeld of de toets {Instellingen verwijderen} wordt ingedrukt. Zie “Een prioriteitsfunctie vastleggen via een programma”. ❒ Wanneer Internetfaxverzending wordt gebruikt, worden documenten verzonden met de resolutie “Detail”, zelfs wanneer u “Super fijn” heeft opgegeven. Om een document te verzenden met “Super fijn”, moet u de Volledige modus instellen tijdens het opslaan van bestemmingen in het Adresboek.
1
Verwijzing Pag.29 “T.37 Volledige modus”
Pag.192 “Journaal afdrukken” Pag.266 “Een prioriteitsfunctie vastleggen via een programma”
Scanformaat Gewoonlijk wordt een geplaatst origineel gescand volgens het automatisch gedetecteerde formaat. Wanneer een scangebied is opgegeven, wordt het origineel volgens dit gebied gescand. Zodoende kunnen originelen worden verzonden zonder extra ruimte of witmarges. Opmerking ❒ Wanneer originelen met verschillende formaten in de ADF worden geplaatst, stelt u de documentgeleider in op het grootste origineel. ❒ Originelen met een klein formaat kunnen iets scheef worden verzonden omdat de documentgeleider niet op hun formaat is afgesteld. Verwijzing Pag.39 “Moeilijk te detecteren origineelformaten”
47
Verzending
Automatische detectie Detecteert het formaat van de eerste pagina en scant alle pagina’s die dat formaat hebben. Wanneer het apparaat het formaat van het origineel niet kan detecteren, verschijnt er een bevestigingsbericht. Plaats het origineel opnieuw.
1
A Plaats de originelen. B Druk op [Scaninstellingen].
C Druk op [Scanformaat].
D Controleer of [Autodetectie] is geselecteerd.
Is dat niet het geval, druk op [Autodetectie].
48
Scaninstellingen
E Druk op [OK].
1
“Autodet: Hetz.form.” verschijnt boven [Scaninstellingen].
F Stel de bestemming in en druk op de toets {Start}. Standaard Het geplaatste origineel wordt gescand overeenkomstig het opgegeven formaat ongeacht het werkelijke formaat. De formaten die kunnen worden opgegeven, zijn A4KL, B4 JISL, A3L, 81/2" × 11"KL, 81/2" × 14"L en 11" × 17"L.
A Plaats de originelen. B Druk op [Scaninstellingen].
C Druk op [Scanformaat].
49
Verzending
D Druk op het formaat van de te verzenden originelen.
1
81/2" × 11" geeft LT aan. 81/2" × 14" geeft LG aan. 11" × 17" geeft DLT aan.
E Druk op [OK].
Het geselecteerde formaat wordt boven [Scaninstellingen] weergegeven.
F Stel de bestemming in en druk op de toets {Start}.
Opmerking ❒ Om het geselecteerde scanformaat te annuleren, selecteert u [Autodetectie].
Gebied Programmeer de formaten van de originelen die vooraf moeten worden gescand. Alleen het gebied in het opgegeven formaat wordt gescand, ondanks het werkelijke formaat van het geplaatste origineel.
A Plaats de originelen. B Druk op [Scaninstellingen].
50
Scaninstellingen
C Druk op [Scanformaat].
1
D Druk op [Gebied 1] of [Gebied 2].
E Druk op [OK].
Het opgegeven formaat verschijnt boven [Scaninstellingen].
F Stel de bestemming in en druk op de toets {Start}. Opmerking ❒ Om het geselecteerde scanformaat te annuleren, selecteert u [Autodetectie].
51
Verzending
Gem. orig. form. Selecteer dit om het formaat van de originelen die in de ADF zijn geplaatst, afzonderlijk te scannen. Wanneer bijvoorbeeld originelen met de formaten A3L en A4K samen worden verzonden, worden gewoonlijk alle originelen verzonden op basis van het formaat van het eerste origineel. Door Gem. orig. form. te selecteren, scant en verzendt het apparaat elk origineel overeenkomstig diens formaat.
1
A Plaats de originelen. B Druk op [Scaninstellingen].
C Druk op [Scanformaat].
D Druk op [Gem. orig. form.].
52
Scaninstellingen
E Druk op [OK].
1
“Autodet: Gem.form.” verschijnt boven [Scaninstellingen].
F Stel de bestemming in en druk op de toets {Start}. Opmerking ❒ Om Gem. orig. form. te annuleren, drukt u opnieuw op [Gem. orig. form.]. ❒ U kunt de origineelformaten als volgt combineren: A3L en A4K, B4L en B5K, A4L en A5K. ❒ Wanneer Gem. orig. form. wordt gebruikt, stuurt het apparaat de originelen via Geheugenverzending. ❒ Wanneer Gem. orig. form. wordt gebruikt, is verzending met beeldrotatie uitgeschakeld. ❒ U kunt het apparaat Gem. orig. form. meteen laten selecteren wanneer het apparaat wordt ingeschakeld of de toets {Instellingen verwijderen} wordt ingedrukt. Zie “Een prioriteitsfunctie vastleggen via een programma”. Verwijzing Pag.40 “Verzending met beeldrotatie”
Pag.266 “Een prioriteitsfunctie vastleggen via een programma”
53
Verzending
Belichting (contrast) De tekst en diagrammen in de originelen moeten duidelijk te onderscheiden zijn van het papier waarop ze staan. Wanneer het origineel een achtergrond heeft die donkerder is dan normaal (bijvoorbeeld een krantenknipsel), of het handschrift is vaag, past u de belichting aan.
1
❖ Autom. bel. De juiste belichtingsinstelling voor het origineel wordt automatisch geselecteerd. A Controleer of [Autom. Bel.] is geselecteerd.
❖ Handm. bel. Gebruik de handmatige belichting om de belichting handmatig in te stellen. U heeft keuze uit zeven belichtingsniveaus. A Wanneer [Autom. Bel.] is geselecteerd, drukt u op [Autom. Bel.] om het uit te schakelen. B Druk op [W] of [V] om de belichting in te stellen. De cursor beweegt.
54
Scaninstellingen
❖ Gecomb. auto en handm. bel. U kunt de belichting alleen instellen voor foto’s, illustraties of diagrammen wanneer het origineel een donkere achtergrond heeft. U heeft keuze uit zeven belichtingsniveaus. A Controleer of [Autom. Bel.] is geselecteerd. B Druk op [W] of [V] om de belichting in te stellen. De cursor beweegt.
1
Opmerking ❒ Door [Tekst], [Tekst / Line Art] of [Tekst/Foto] te selecteren voor het scantype wordt [Autom. Bel.] geselecteerd. ❒ U kunt de belichting die geselecteerd is, meteen instellen wanneer het apparaat wordt ingeschakeld of de toets {Instellingen verwijderen} wordt ingedrukt. Zie “Een prioriteitsfunctie vastleggen via een programma”. Verwijzing Pag.266 “Een prioriteitsfunctie vastleggen via een programma”
55
Verzending
Scaninstellingen mixen voor een origineel met meerdere pagina’s Wanneer een origineel van meerdere pagina’s wordt verzonden, kunt u verschillende belichtings-, resolutie- en scantype-instellingen selecteren voor elke pagina. Het wordt aanbevolen originelen op de glasplaat te plaatsen wanneer scaninstellingen voor een origineel met meerdere pagina’s worden gemixt.
1
❖ Originelen plaatsen op de glasplaat A Controleer welke pagina’s u wilt scannen met verschillende instellingen. B Verwijder de vorige pagina en plaats de volgende pagina die u op de glasplaat heeft gecontroleerd. C Selecteer belichting, resolutie en Scantype. U heeft ongeveer 60 seconden (10 seconden voor Directe verzending) om belichting, resolutie, en scantype te selecteren. De resterende tijd wordt weergegeven op het display.
Wijzig de instellingen voor elke pagina voordat u op de toets {Start} drukt.
❖ Originelen plaatsen in de automatische documentinvoer (ADF) A Controleer welke pagina’s u wilt scannen met verschillende instellingen. B Selecteer belichting, resolutie, en scantype voordat u de pagina waarvoor u de instellingen wilt wijzigen, wordt gescand.
Afhankelijk van het tijdstip waarop de scaninstellingen zijn aangepast, worden de instellingen wellicht niet toegepast in de daaropvolgende handeling.
56
De lijnpoort wijzigen
De lijnpoort wijzigen Selecteer een lijnpoort of protocol die moet worden gebruikt voor standaardfax of IP-Faxverzending. Wanneer de extra G3-interface is geïnstalleerd, kunt u maximaal op drie poorten aansluiten.
1
Belangrijk ❒ Om meer faxlijnen toe te voegen, is de optionele extra G3-interface vereist.
❖ G3 G3 wordt geselecteerd na inschakeling of wanneer het apparaat is gereset. Als u de extra G3-interface installeert, kunt u “G3-1”, “G3-2”, “G3-3” of “G3 Auto” selecteren, afhankelijk van het nummer van de geïnstalleerde eenheid.
❖ Multipoort Als de extra G3-interface is geïnstalleerd, kan over drie lijnen tegelijk worden gecommuniceerd. In de onderstaande tabel ziet u de beschikbare protocolcombinaties voor elk lijntype. Optie
Beschikbare lijntypes
Zonder optie
PSTN
Extra G3-interface
PSTN n PSTN
Extra G3-interface n Extra G3-interface
PSTN n PSTN n PSTN
Beschikbare protocolcombinaties G3 G3 n G3 G3 n G3 n G3
❖ IP-Fax Voor het verzenden van een IP-Fax selecteert u “SIP” of “H.323” als protocol. Om “SIP” en “H.323” op het scherm weer te geven, voert u de instellingen in “Oorspr. Inst.” in het menu Faxeigenschappen in. Vraag uw beheerder of u “SIP” of “H.323” als protocol moet selecteren.
57
Verzending
A Druk op [Select. Lijn].
1
B Selecteer de lijn die u wilt gebruiken.
Als u “G3 Auto” selecteert, gebruikt de machine een willekeurige beschikbare lijn. Hierdoor wordt de efficiëntie vergroot. Als een optionele extra G3-interface is geïnstalleerd
Wanneer twee optionele extra G3-eenheden zijn geïnstalleerd
Wanneer H.323/SIP ingesteld zijn op “Aan”
58
De lijnpoort wijzigen
C Druk op [OK]. Het display geeft “stand-by” aan. Opmerking ❒ Indien u de optionele extra G3-interface installeert, kunt u de lijnpoort-positie opgeven. Zie “Een prioriteitsfunctie vastleggen via een programma”.
1
❒ Als u een fax verzendt, kunt u de lijnpoort selecteren wanneer u kiest via de cijfertoetsen. ❒ Maximaal drie gelijktijdige verbindingen zijn mogelijk. Het is niet mogelijk om gelijktijdig drie Directe verzendingen uit te voeren. ❒ Als er drie verbindingen worden gebruikt, wordt in het display weergegeven welke verbinding als eerste is gemaakt. Verwijzing Pag.266 “Een prioriteitsfunctie vastleggen via een programma”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Gelijktijdige broadcast met behulp van meerdere lijnpoorten De standaard broadcast-functie verzendt faxberichten één voor één naar verschillende bestemmingen, in de volgorde waarin de bestemmingen werden aangegeven. Met de functie gelijktijdige broadcast kunnen echter drie faxberichten via verschillende lijnen tegelijkertijd naar meerdere bestemmingen worden verzonden. Hierdoor wordt de totale verzendingstijd verkort. Belangrijk ❒ Voor deze functie is de optionele extra G3-interface vereist.
NL GFDOHO1E
Opmerking ❒ Maximaal drie gelijktijdige verbindingen (inclusief LAN) zijn mogelijk.
❒ Als u de optionele extra G3-interface gebruikt en de lijnselectie van tevoren instelt op “G3 Auto”, gebruikt het apparaat een willekeurige vrije G3-lijn. Hierdoor wordt de efficiëntie vergroot.
59
Verzending
Een bestemming opgeven In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe een bestemming wordt opgegeven. Faxnummers, IP-Faxbestemmingen en e-mailadressen kunnen worden opgegeven.
1
Opmerking ❒ In het display wordt het percentage vrije geheugenruimte voor het opslaan van originelen weergegeven. Omdat faxnummers, IP-Faxbestemmingen en emailadressen in afzonderlijke geheugens geprogrammeerd zijn, is het kiezen van faxnummers met de cijfertoetsen niet van invloed op het percentage in het display.
Verzenden via een faxlijn Voer nummers rechtstreeks in met de cijfertoetsen aan de rechterkant van het bedieningspaneel.
A Controleer of [Fax] is geselecteerd. B Voer het faxnummer in met de cijfertoetsen.
Wanneer u zich vergist, drukt u op de toets {Wis/Stop} en voert u het opnieuw in. Wanneer de optionele extra G3-interface geïnstalleerd is, selecteert u G3 voordat u op de toets {Start} drukt. Om een bestemming uit het Adresboek te selecteren, zie “Adresboek gebruiken om bestemmingen op te geven”.
C Druk op de toets {Start}. Het apparaat begint het scannen van het origineel en slaat deze op in het geheugen. Wanneer het scannen stopt, gaat de indicator Communiceren branden en start de verzending. Opmerking ❒ U kunt pauzes en tonen in een faxnummer invoegen. ❒ Druk op [Prg.Best.] na het invoeren van het faxnummer om het faxnummer op te slaan in de bestemmingslijst. ❒ Voor het maximum aantal cijfers voor een bestemming, zie “Maximumwaarden”.
60
Een bestemming opgeven
Verwijzing Pag.57 “De lijnpoort wijzigen”
Pag.61 “Een pauze invoeren” Pag.62 “Een toon invoeren” Pag.72 “Adresboek gebruiken om bestemmingen op te geven” Pag.79 “Bezig met registreren ingevoerde Bestemmingen in Adresboek” Pag.274 “Maximum waarden”
1
Een pauze invoeren Druk op [Pauze] tijdens het kiezen of opslaan van een nummer om een pauze van ongeveer twee seconden in te voegen.
Opmerking ❒ Een pauze wordt weergegeven als een “-” op het display.
❒ U kunt ook nummers inclusief pauzes programmeren in de bestemmingslijst.
61
Verzending
Een toon invoeren Met deze functie kan een apparaat dat is aangesloten op een impulskieslijn toonsignalen verzenden (bijvoorbeeld wanneer u een speciale dienst wilt gebruiken op een toonkieslijn). Wanneer u op [Toon] drukt, kiest het apparaat het nummer met behulp van toonsignalen. In dit hoofstuk wordt uitgelegd hoe u de toonfunctie moet gebruiken met Direct kiezen als voorbeeld.
1
A Druk op [Dir.kz.].
B Voer het faxnummer in met de cijfertoetsen. C Druk op [Toon].
D Voer het nummer in dat u via toonkiezen wilt kiezen met behulp van de cijfertoetsen.
E Druk op de toets {Start}. Het apparaat begint het scannen van het origineel en slaat deze op in het geheugen. Wanneer het scannen stopt, gaat de indicator Communiceren branden en start de verzending. Opmerking ❒ Bepaalde diensten zijn wellicht ook onbereikbaar wanneer de Toon-functie wordt gebruikt. ❒ Een toon wordt weergeven als een “T” op het display en de volgende nummers worden gebeld met behulp van toonsignalen.
62
Een bestemming opgeven
Verzenden met IP-fax In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u een bestemming opgeeft met IP-Faxverzending. Wanneer IP-Faxverzending wordt gebruikt, geeft u de IP-Faxbestemming (IPv4adres, hostnaam of alias telefoonnummer) op in plaats van het faxnummer.
1
Belangrijk ❒ Geef vooraf het protocol op dat moet worden gebruikt in [Select. Lijn].
A Controleer of [Fax] is geselecteerd. B Druk op [Handm. inv.].
C Voer de IP-Faxbestemming in en vervolgens drukt u op [OK].
Wanneer u een verkeerd teken invoert, drukt u op [Backspace] of [All.verwijd.]. Voer vervolgens de tekens opnieuw correct in. Om de IP-Faxbestemming te wijzigen nadat u op [OK] heeft gedrukt, drukt u op [Bw.bst.], voert u de IP-Faxbestemming opnieuw in en drukt u vervolgens op [OK]. Om een bestemming uit het Adresboek te selecteren, zie “Adresboek gebruiken om bestemmingen op te geven”.
63
Verzending
D Om een bestemming toe te voegen, drukt u op [Toev.].
1
Wanneer u op [Prg.Best.] drukt, kunt u een ingevoerde bestemming in de bestemmingslijst registreren.
E Geef de volgende bestemming op.
Om een andere bestemming toe te voegen, herhaalt u de stappen D en E.
F Druk op de toets {Start}.
Het apparaat begint het scannen van het origineel en slaat deze op in het geheugen. Wanneer het scannen stopt, gaat de indicator Communiceren branden en start de verzending.
Opmerking ❒ Afhankelijk van de beveiligingsinstellingen verschijnt [Handm. inv.] wellicht niet en kunt u de IP-Faxbestemming niet invoeren. ❒ Neem contact op met uw lokale dealer of een onderhoudstechnicus voor een lijst met gateways (compatibel met T.38), gatekeepers of SIP-servers waarvan gecertificeerd is dat ze met dit apparaat kunnen werken. ❒ Methoden voor het invoeren van een bestemming variëren, afhankelijk van de netwerkinstellingen die door de beheerder zijn ingevoerd. Vraag de apparaatbeheerder naar de details. Voor details over het invoeren van de IP-Faxbestemming, zie “ Met betrekking tot IP-Faxbestemmingen”. ❒ Om te voorkomen dat per ongeluk de verkeerde Bestemming-toets wordt ingedrukt, kunt u het apparaat dusdanig instellen dat elke keer wanneer een bestemming wordt toegevoegd met een Bestemming-toets, [Toev.] moet worden ingedrukt. Voer de instelling in gebruikersinstellingen (schakelaar 17, bit 2) in het menu Faxeigenschappen in. ❒ Voor het maximum aantal cijfers voor een bestemming, zie “Maximumwaarden”.
64
Een bestemming opgeven
Verwijzing Pag.21 “IP-Faxfuncties”
Pag.57 “De lijnpoort wijzigen” Pag.65 “Met betrekking tot IP-Faxbestemmingen” Pag.72 “Adresboek gebruiken om bestemmingen op te geven” Pag.79 “Bezig met registreren ingevoerde Bestemmingen in Adresboek” Pag.274 “Maximum waarden” Info over dit apparaat Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
1
Met betrekking tot IP-Faxbestemmingen Afhankelijk van het netwerk waarop het apparaat is aangesloten of de configuratie van dit apparaat, voert u de IP-Faxbestemming als volgt in:
❖ Wanneer er geen gatekeeper /SIP-server wordt gebruikt • Vanaf IP-Fax naar IP-Fax Geef het IPv4-adres of de hostnaam op van het ontvangende apparaat. Voorbeeld: 192.168.1.10 (IPv4-adres) Voorbeeld: IPFAX1 (hostnaam) • Van IP-Fax naar G3-fax Geef het G3-faxtelefoonnummer van het ontvangende apparaat op. Voorbeeld: 0312345678 ❖ Wanneer een gatekeeper server wordt gebruikt • Vanaf IP-Fax naar IP-Fax Geef het alias telefoonnummer van het ontvangende apparaat op. Voorbeeld: 0311119999 (alias telefoonnummer) • Van IP-Fax naar G3-fax Geef het G3-faxtelefoonnummer van het ontvangende apparaat op. Voorbeeld: 0312345678 ❖ Wanneer een SIP-server wordt gebruikt • Vanaf IP-Fax naar IP-Fax Geef de SIP Gebruikersnaam van het ontvangende apparaat op. Voorbeeld: ABC (SIP Gebruikersnaam) • Van IP-Fax naar G3-fax Geef het G3-faxtelefoonnummer van het ontvangende apparaat op. Voorbeeld: 0312345678
65
Verzending
Opmerking ❒ Om te verzenden naar een G3-fax via een gateway die is aangesloten op een openbaar telefoonnetwerk, moet u het’ telefoonnummer van het apparaat’ van de ontvanger opgeven. Wanneer bijvoorbeeld het faxnummer van de ontvanger’ “0312345678” is, geeft u “5678” op. Om vanaf een IP-Fax naar een G3-fax te verzenden zonder gebruik te maken van een gatekeeper of een SIPserver, moet u de gateway eveneens registreren.
1
❒ Afhankelijk van de netwerkconfiguratie van de ontvanger kan het zijn dat u het IPv4-adres en het poortnummer van het ontvangende apparaat moet opgeven wanneer u een bestemming met IP-Fax opgeeft. Wanneer bijvoorbeeld het IPv4-adres van de ontvanger “192.168.1.10” is en het poortnummer is “2100”, dan geeft u “192.168.1.10:2100” op. Vraag de apparaatbeheerder naar de details. ❒ Afhankelijk van de netwerkconfiguratie van de ontvanger, kan het zijn dat u de hostnaam en het poortnummer moet opgeven op het ontvangende apparaat wanneer u een hostnaam opgeeft. Wanneer bijvoorbeeld de hostnaam van de ontvanger “IPFAX1” is en het poortnummer is “2100”, geeft u “IPFAX1:2100” op. Vraag de apparaatbeheerder naar de details. ❒ Een alias telefoonnummer is een nummer dat geregistreerd is in de gatekeeper en dat alleen beschikbaar is in het netwerk waarop de gatekeeper aangesloten is. ❒ Let op het aantal cijfers in het telefoonnummer in de conversietabel gateway/IPv4-adres om verzendingsfouten te vermijden.
Bezig met verzenden naar E-mailadres In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u een e-mailadres als bestemming opgeeft. Wanneer Internetfaxverzending wordt gebruikt, geeft u het e-mailadres op in plaats van het faxnummer. Belangrijk ❒ In de bestemmingslijst registreert u afzenders, geeft u hun e-mailadressen op en stelt u vooraf de Gebruikersnaam in als [Afzender].
❒ Internetfax wordt alleen uitgevoerd in Geheugenverzending die de verzending automatisch opstart nadat de documenten in het geheugen zijn opgeslagen. Wanneer u het verzendingstype overschakelt naar Internetfax terwijl het apparaat zich in de modus Directe verzending bevindt, wordt de verzendmodus automatisch overgeschakeld naar Geheugenverzending.
66
Een bestemming opgeven
A Druk op [Internet fax] om het verzendingstype te wijzigen in Internetfax.
1
B Geef de afzender op. Voor details over het opgeven van afzenders, zie “Afzenderinstellingen”.
C Druk op [Handm. inv.].
D Voer de e-mailadresbestemming in en druk vervolgens op [OK].
Wanneer u een verkeerd teken invoert, drukt u op [Backspace] of [All.verwijd.]. Voer vervolgens de tekens opnieuw correct in. Om het e-mailadres te wijzigen nadat op [OK] is gedrukt, drukt u op [Bw.bst.], voert u een e-mailadres opnieuw en drukt u vervolgens op [OK]. Om een bestemming uit het Adresboek te selecteren, zie “Adresboek gebruiken om bestemmingen op te geven”.
67
Verzending
E Om een bestemming toe te voegen, drukt u op [Toev.].
1
Wanneer u op [Prg.Best.] drukt, kunt u een ingevoerde bestemming in de bestemmingslijst registreren.
F Geef de volgende bestemming op.
Om een andere bestemming toe te voegen, herhaalt u de stappen E en F.
G Druk op de toets {Start}.
Het apparaat begint het scannen van het origineel en slaat deze op in het geheugen. Wanneer het scannen stopt, gaat de indicator Communiceren branden en start de verzending. ❒
❒ ❒
❒ ❒
68
Opmerking Afhankelijk van de beveiligingsinstellingen verschijnt [Handm. inv.] wellicht niet en kunt u het e-mailadres niet invoeren. Voor details over het annuleren van een verzending, zie “Een verzending annuleren”. Om te voorkomen dat per ongeluk de verkeerde Bestemming-toets wordt ingedrukt, kunt u het apparaat dusdanig instellen dat elke keer wanneer een bestemming wordt toegevoegd met een Bestemming-toets, [Toev.] moet worden ingedrukt. Voer de instelling in gebruikersinstellingen (schakelaar 17, bit 2) in het menu Faxeigenschappen in. Voor het maximum aantal cijfers voor een bestemming, zie “Maximumwaarden”. Wanneer “Naam afzender autom. specificeren” ingesteld is op “Aan” in “Systeeminstellingen”, wordt de afzender automatisch opgegeven en kunt u de procedure voor het opgeven van een afzender overslaan. Wanneer “Aan” geselecteerd is, wordt het opgegeven e-mailadres afgedrukt bij “Vanaf:”. Als er geen e-mailadres is opgegeven voor de afzender, of wanneer het opgegeven e-mailadres niet geprogrammeerd is in de bestemmingslijst, kunnen er geen Internetfaxdocumenten worden verzonden.
Een bestemming opgeven
Verwijzing Pag.25 “Internetfaxfuncties”
Pag.72 “Adresboek gebruiken om bestemmingen op te geven” Pag.97 “Afzenderinstellingen” Pag.108 “Een verzending annuleren” Pag.274 “Maximum waarden” Info over dit apparaat Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
1
De SMTP Server omzeilen U kunt Internetfaxdocumenten rechtstreeks naar hun bestemmingen verzenden zonder ze via de SMTP Server te sturen. Belangrijk ❒ Om deze functie te gebruiken, moeten de volgende instellingen worden ingevoerd. Voor details over deze instellingen, Bedieningshandleiding Standaardinstellingen en “Speciale bewerkingen onder Windows”, Netwerkhandleiding.
❒ ❒
❒ ❒ ❒ ❒
• In “Systeeminstellingen”, “SMTP” in “E-mail communicatiepoort” stelt u het poortnummer in op “25”. • Om de hostnaam van de andere partij op te geven als domeindeel van het e-mailadres, programmeert u de hostnaam van de andere partij in de DNSserver. Wanneer het IPv4-adres van de andere partij niet geregistreerd is in de DNSserver, geeft u het IPv4-adres op bij het domeindeel van het e-mailadres. Om deze functie te gebruiken, dient het faxapparaat van de andere partij het volgende te kunnen: • compatibel met Internetfax • aangesloten op dezelfde LAN als dit apparaat • laat zijn ontvangstprotocol instellen op SMTP SMTP-verificatie dat ingesteld is op het faxapparaat van de andere partij wordt uitgeschakeld wanneer Internetfax wordt verzonden met behulp van deze functie. Wanneer een Internetfax vanaf de andere partij wordt verzonden met behulp van deze functie, wordt er geen e-mailfoutmelding naar afzender gestuurd, ook niet als de ontvangst mislukt. Wanneer een Internetfax met behulp van deze functie wordt verzonden, wordt de fout-e-mail niet verzonden vanaf de server, ook niet wanneer de verzending mislukt. Wanneer deze functie wordt gebruikt, kunt u geen Internetfaxdocumenten naar het e-mailadres van de beheerder sturen dat in dit apparaat geprogrammeerd is.
69
Verzending
U kunt Internetfaxdocumenten rechtstreeks naar hun bestemmingen verzenden zonder ze via de SMTP Server te sturen. Internetfaxen worden gewoonlijk verzonden via de SMTP Server. Bij deze functie echter wordt het domeingedeelte van het e-mailadres van de bestemming gelezen als het SMTP Server-adres en verzendingen omzeilen de SMPT Server. Omdat hierdoor de belasting voor de server vermindert, kunt u faxen verzenden zonder rekening te hoeven houden met de verzendtijd van server naar bestemming. Er zijn twee manieren om een bestemming op te geven:
1
❖ Geef de hostnaam van de andere partij op Geef het e-mailadres van de bestemming op door de hostnaam van de andere partij toe te voegen aan het domeingedeelte van het e-mailadres. Geeft het adres rechts van de @ als volgt op: “hostnaam”, “. (punt)” en “domeinnaam”. xxxx@hostnaam van de andere partij.domeinnaam Voorbeeld: het e-mailadres van de andere partij is “[email protected]” en de hostnaam is “HOST”; [email protected] ❖ Geef het IPv4-adres van de andere partij op Geeft het e-mailadres van een bestemming op door het domeingedeelte van het e-mailadres te veranderen in het IPv4-adres van de andere partij. xxxx@[het IPv4-adres van de andere partij] Voorbeeld: het e-mailadres van de andere partij is “[email protected]” en het IPv4-adres is “192.168.1.10”; abc@[192.168.1.10] Volg deze stappen om de SMTP Server te omzeilen.
A Druk op [SMTP].
B Druk op [Nee].
70
Een bestemming opgeven
C Druk op [OK].
1
Opmerking ❒ Wanneer u bestemmingen rechtstreeks opgeeft met behulp van de cijfertoetsen, kunt u opgeven of de SMTP Server al dan niet moet worden gebruikt voor elke bestemming.
❒ Wanneer u bestemmingen selecteert in de bestemmingslijst, is de SMTP Server-instelling die is opgegeven in het Adresboek ingeschakeld. ❒ Om Internetfaxdocumenten vanaf een computer te verzenden, gebruikt u het LAN-Faxstuurprogramma om al dan niet op te geven of de SMTP Server moet worden omzeild. Wanneer wordt verzonden met het selectievakje [Gebruik apparaatadres] ingeschakeld, is de SMTP Server-instelling die opgegeven is op dit apparaat ingeschakeld. Verwijzing Pag.233 “Faxen versturen vanaf computers”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen Netwerkhandleiding
71
Verzending
Adresboek gebruiken om bestemmingen op te geven Wanneer bestemmingen worden geprogrammeerd in een bestemmingslijst, kunt u een bestemming opgeven door een Bestemming-toets te selecteren in de bestemmingslijst. De geprogrammeerde naam verschijnt op de Bestemming-toets. Druk op [Fax] of [Internet fax] om het type verzending te schakelen tussen fax/IP-Fax en Internetfax.
1
Belangrijk ❒ In de bestemmingslijst programmeert u een afzonderlijke faxnummer, IP-Faxbestemming, e-mailadres en/of groep of bestemmingen.
A Druk op [Fax] of [Internet fax] om het type verzending te schakelen tussen fax/IP-Fax en Internetfax.
B Druk op de trefwoordtoets waar de gewenste bestemming geprogrammeerd is. Wanneer u bijvoorbeeld “KANTOOR NEW YORK” dat geprogrammeerd is onder “LMN” wilt opgeven, drukt u op [LMN].
C Druk op de Bestemming-toets waaronder de gewenste bestemming geprogrammeerd is.
Wanneer de gewenste Bestemming-toets niet wordt weergeven, drukt u op [U] en [T] om door de lijst te bladeren. Om de selectie te annuleren, drukt u opnieuw op de geselecteerde Bestemmingtoets. U kunt ook op de toets {Wis/Stop} drukken om de selectie te annuleren. Als u meer bestemmingen wilt selecteren, herhaalt u de stappen B en C. De bestemming is ingesteld en de Bestemming-toets is gemarkeerd.
72
Een bestemming opgeven
D Druk op de toets {Start}. Opmerking ❒ Om de inhoud van de Bestemming-toets te controleren, drukt u de bestemmingslijst af.
1
Verwijzing Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
De titels in het Adresboek veranderen Er zijn drie typen titels voor bestemmingslijsten; “Titel 1”, “Titel 2” en “Titel 3”. Het bovenstaande display geeft “Titel 1” weer.
A Druk op [Tit. wijz.]. B Selecteer het type titel en druk vervolgens op [OK].
73
Verzending
Groepbestemmingen opgeven Wanneer u meerdere bestemmingen in een groep programmeert, kunt u documenten naar alle bestemmingen in de groep sturen met slechts enkele toetsen. Bestemmingen die in een groep geprogrammeerd zijn, worden aangegeven met .
1
Belangrijk ❒ In de bestemmingslijst programmeert u een afzonderlijke faxnummer, IPFaxbestemming, e-mailadres en/of groep of bestemmingen.
❒ Groepbestemming kan alleen worden gebruikt voor Geheugenverzending; het kan niet worden gebruikt voor Directe verzending. Het apparaat schakelt automatisch over naar Geheugenverzending wanneer u groepbestemming gebruikt. ❒ Het totaal aantal bestemmingen dat in meerdere groepen wordt geprogrammeerd mag niet groter zijn dan het maximum aantal bestemmingen dat u kunt opgeven voor een bestand. Zie voor nadere gegevens “Maximumwaarden”.
A Druk op [Fax] of [Internet fax] om het type verzending te schakelen tussen fax/IP-Fax en Internetfax.
B Druk op de Bestemming-toets waaronder de gewenste groep geprogrammeerd is.
De bestemming is ingesteld en de Bestemming-toets is gemarkeerd. Om meer groepen te selecteren, herhaalt u stap B.
C Druk op de toets {Start}.
74
Een bestemming opgeven
Opmerking ❒ Bestemmingen die in groepen zijn geprogrammeerd, kunnen worden gecontroleerd met behulp van “Lijst groepkiesnrs. afdrukken” in “Systeeminstellingen”.
1
❒ Wanneer een bestemming, waarvoor een faxnummer, e-mailadres of IPFaxbestemming niet geprogrammeerd is, wordt opgenomen in een opgegeven groep, verschijnt het bevestigingsbericht. Druk op [Selecteren] om bestemmingen op te geven waarvoor het faxnummer, het e-mailadres of IP-Fax-bestemming geprogrammeerd is. Druk op [Annuleren] om de bestemming te wijzigen. U kunt de prioriteitsvolgorde selecteren om een alternatieve bestemming op te geven, wanneer er geen bestemming van het opgegeve type is. Voer deze instelling in met gebruikersinstellingen (schakelaar 32, bit 0) in het menu Faxeigenschappen. ❒ Om eventuele bestemming(en) in de groep te annuleren, drukt u op [Groepsbest. uitbr.] in [Modi controleren]. Vervolgens, op het stand-by-display, drukt u op [U] en [T] om de gewenste bestemming weer te geven en daarna drukt u op de toets {Wis/Stop}. U kunt ook een verzending annuleren door op de gemarkeerde Bestemming-toets te drukken om deze te deselecteren. Verwijzing Pag.274 “Maximum waarden”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Bestemmingen uit Recente bestemmingen selecteren Het apparaat slaat de laatste bestemmingen op die voor elke verzendingsmethode zijn opgegeven. Met deze functie kunt u tijd besparen als u vaak berichten naar dezelfde bestemming stuurt omdat u de bestemming niet opnieuw hoeft in te voeren. Belangrijk ❒ De volgende nummers worden niet ongeslagen:
• • • •
Bestemmingen opgegeven met de bestemmingslijst Bestemmingen opgegeven als groepsbestemming Faxnummers die via een externe telefoon worden gekozen Bestemmingen geselecteerd uit Recente bestemmingen (worden beschouwd als reeds opgeslagen in het geheugen) • Tweede en uitgestelde bestemmingen waarnaar een bericht is verzonden • Bestemmingen opgegeven in het LAN-faxstuurprogramma op de computer
75
Verzending
A Plaats het origineel en selecteer de gewenste scaninstellingen. B Druk op [Recent].
1
C Selecteer de bestemming die u opnieuw wilt kiezen en druk vervolgens op [OK].
D Druk op de toets {Start}. Opmerking ❒ U kunt tevens Internetfax- en IP-Faxbestemmingen selecteren uit Laatste bestemmingen.
❒ Als u op [Prog.Best.] drukt, kunt u een geselecteerde ontvanger in de bestemmingslijst vastleggen. ❒ Voor het maximum aantal laatste bestemmingen dat het apparaat kan opslaan, zie “Maximumwaarden”. Verwijzing Pag.79 “Bezig met registreren ingevoerde Bestemmingen in Adresboek”
Pag.274 “Maximum waarden”
76
Bestemmingen in het Adresboek programmeren
Bestemmingen in het Adresboek programmeren 1
U kunt faxnummers, e-mailadressen, IP-Faxbestemmingen en mapbestemmingen programmeren met behulp van Adresboekmanagement in Beheerdertools in het menu Systeeminstellingen.
A Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
ALV007S
B Druk op [Systeeminstellingen].
C Druk op [Beheerdertoepas.]. D Druk op [Adresboekmanagement]. E Druk op [Nieuw progr.]. Voor een omschrijving van de volgende procedure raadpleegt u de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen.
77
Verzending
Opmerking ❒ U kunt ook geprogrammeerde faxnummers, e-mailadressen, IP-Faxbestemmingen en mapbestemmingen in een groep registreren.
❒ Wanneer u op de toets {Fax} drukt om het eerste faxdisplay te tonen nadat de inhoud van het Adresboek is veranderd, verschijnt het bericht “ Bestem.lijst/apparaatinstell. zijn bijgewerkt.”. Druk op [Afsluiten] om het oorspronkelijke faxdisplay te laten weergeven. ❒ U kunt in het Adresboek registreren met behulp van Web Image Monitor of SmartDeviceMonitor for Admin. Voor details over installatie, zie Netwerkhandleiding of, voor informatie over het Adresboek, zie de relevante Help.
1
Verwijzing Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Netwerkhandleiding
78
Bestemmingen in het Adresboek programmeren
Bezig met registreren ingevoerde Bestemmingen in Adresboek In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u een direct ingevoerd faxnummer, e-mailadres of IP-Faxbestemming in het Adresboek registreert. Wanneer een bestemming wordt geregistreerd die rechtstreeks is ingevoerd of weergegeven in het scherm Laatste bestemmingen in het Adresboek, verschijnt [Prg.Best.] in het bestemmingsveld.
1
A Druk op [Prg.Best.].
B Druk op [Namen] en voer alle noodzakelijke informatie in.
Voor details over het registreren van bestemmingen, zie Bedieningshandleiding Standaardinstellingen.
C Druk op [OK]. Opmerking ❒ Afhankelijk van de beveiligingsinstellingen, verschijnt [Prg.Best.] niet en kunt u de bestemming niet registreren.
❒ Wanneer u op de toets {Fax} drukt nadat de inhoud van het Adresboek is veranderd, verschijnt het bericht “Bestem.lijst/apparaatinstell. zijn bijgewerkt.”. Druk op [Afsluiten]. Het display geeft “stand-by” aan. Verwijzing Pag.75 “Bestemmingen uit Recente bestemmingen selecteren”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
79
Verzending
Zoeken naar een bestemming in het Adresboek 1
Gebruik deze functie om te zoeken naar een bestemming geregistreerd in de Bestemmingslijst aan LDAP Server. Belangrijk ❒ Om naar een bestemming van een LDAP Server te zoeken, moet de LDAP Server vooraf geregistreerd zijn. Voor details over het registreren van LDAPservers, zie Bedieningshandleiding Standaardinstellingen. Opmerking ❒ Druk op [Fax] of [Internet fax] in het scherm Zoek Bestemming om het verzendingstype te wisselen tussen fax/IP-fax en Internetfax.
❒ De zoekactie levert alleen bestemmingen op die gedeeltelijk overeenkomen met de ingevoerde naam. ❒ Een waarschuwingsbericht wordt weergegeven wanneer het zoeken meer dan het maximum aantal bestemmingen oplevert dat u per keer mag opzoeken. Druk op [Afsluiten] en wijzig de bestemmingsnaam om minder bestemmingen weer te geven. ❒ Alhoewel een gebruiker meerdere e-mailadressen kan programmeren, kan tijdens het zoeken maar een adres worden opgehaald. Het adres dat opgehaald is met de zoekactie is afhankelijk van de zoekmethode die door de LDAP Server wordt ondersteund. Het adres dat als eerste is geprogrammeerd wordt echter normaal opgehaald. Verwijzing Pag.274 “Maximum waarden”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
80
Zoeken naar een bestemming in het Adresboek
Zoeken op Bestemmingsnaam Volg deze stappen om een bestemming die geregistreerd is in het Adresboek te zoeken op naam.
1
A Druk op [Zkbest.].
B Selecteer een zoekbestemming. Zoeken in Adresboek, selecteer [Adresboek]. Om in een LDAP Server te zoeken, selecteert u de relevante LDAP Server.
C Druk op [Fax] of [Internet fax] om het type verzending te schakelen tussen fax/IP-Fax en Internetfax.
81
Verzending
D Druk op [Naam].
1
E Voer de bestemmingsnaam in waarnaar u wilt zoeken en druk vervolgens op [OK].
Voert u een verkeerde bestemmingsnaam in, dan drukt u op [←], [→], [Backspace] en [All.verwijd.] en voert u de bestemmingsnaam opnieuw in.
F Bevestig de tekens die u heeft ingevoerd, en druk vervolgens op [Zoekopdr. starten].
Er verschijnt een melding dat er wordt gezocht. Wanneer het zoeken is voltooid, verschijnt een zoekresultaat.
82
Zoeken naar een bestemming in het Adresboek
G Selecteer een bestemming.
1
Wanneer de gewenste bestemming niet verschijnt, gebruikt u [U] of [T] om in de lijst te bladeren. Druk op [Details] om gedetailleerde informatie over de geselecteerde bestemming weer te geven. Verwijzing Info over dit apparaat
Zoeken op Faxnummer/IP-Faxbestemming Volg deze stappen om een bestemming die geregistreerd is in het Adresboek te zoeken op faxnummer of IP-Faxbestemming.
A Druk op [Zkbest.].
83
Verzending
B Selecteer een zoekbestemming. Naar zoeken Adresboek, selecteer [Adresboek]. Om in een LDAP Server te zoeken, selecteert u de relevante LDAP Server.
1
C Druk op [Faxbestemming].
D Voer het nummer in waarnaar u wilt zoeken en druk vervolgens op [OK]. Om naar een IP-Faxbestemming te zoeken, voert u de IP-Faxbestemming in die u wilt vinden.
Wanneer u een verkeerd nummer invoert, drukt u op [←], [→], [Backspace] of [All.verwijd.] en voert u het nummer opnieuw in.
84
Zoeken naar een bestemming in het Adresboek
E Bevestig de ingevoerde faxnummers, en druk vervolgens op [Zoekopdr. starten].
1
Er verschijnt een melding dat er wordt gezocht. Wanneer het zoeken is voltooid, verschijnt een zoekresultaat.
F Selecteer een bestemming.
Wanneer de gewenste bestemming niet verschijnt, gebruikt u [U] of [T] om de lijst te bladeren. Druk op [Details] om gedetailleerde informatie over de geselecteerde bestemming weer te geven.
85
Verzending
Zoeken op E-mailadres Volg deze stappen om een e-mailadres te gebruiken om een bestemming te zoeken die in de bestemmingslijst is geregistreerd.
1
A Druk op [Zkbest.].
B Selecteer een zoekbestemming. Zoeken in Adresboek, selecteer [Adresboek]. Om in een LDAP Server te zoeken, selecteert u de relevante LDAP Server.
C Druk op [Internet fax] om het verzendingstype te wijzigen in Internetfax.
86
Zoeken naar een bestemming in het Adresboek
D Druk op [E-mailadres].
1
E Voer het e-mailadres in waarnaar u wilt zoeken en druk vervolgens op [OK].
Wanneer u een verkeerd e-mailadres invoert, drukt u op [←], [→], [Backspace] of [All.verwijd.] en voert u het e-mailadres opnieuw in.
F Bevestig de ingevoerde tekens, en druk vervolgens op [Zoekopdr. starten].
Er verschijnt een melding dat er wordt gezocht. Wanneer het zoeken is voltooid, verschijnt een zoekresultaat.
87
Verzending
G Selecteer een bestemming.
1
Wanneer de gewenste bestemming niet verschijnt, gebruikt u [U] of [T] om door de lijst te bladeren. Druk op [Details] om gedetailleerde informatie over de geselecteerde bestemming weer te geven.
Zoeken met Geavanceerd zoeken Volg deze stappen om een bestemming die geregistreerd is in het Adresboek te zoeken door andere zoekcriteria op te geven.
A Druk op [Zkbest.].
B Selecteer een zoekbestemming.
Zoeken in Adresboek, selecteer [Adresboek]. Om in een LDAP Server te zoeken, selecteert u de relevante LDAP Server.
88
Zoeken naar een bestemming in het Adresboek
C Druk op [Geavanceerd zoeken].
1
D Druk op de toets voor elke voorwaarde, en voer vervolgens een gedeeltelijke reeks in.
De volgende voorwaarden kunnen worden opgegeven voor zoekacties in het Adresboek: Naam, Gebruikerscode, Faxbestemming, E-mailadres en Mapnaam. De volgende voorwaarden kunnen worden opgegeven voor zoekacties in de LDAP Server: Naam, Faxbestemming, E-mailadres, Naam bedrijf en Naam afdeling.
89
Verzending
E Selecteer zoeken voor voorwaarden.
1
De betekenis van de zoekcriteria zijn als volgt: • [Eerste woord]: Zoek tekenreeksen die beginnen met het opgegeven teken. Voorbeeld: wanneer wordt gezocht naar “ABC”, voert u “A” in. • [Laatste woord]: Zoek tekenreeksen die eindigen op het opgegeven teken. Voorbeeld: wanneer wordt gezocht naar “ABC”, voert u “C” in. • [Ex. overeenk.]: Zoek tekenreeksen die volledig overeenkomen met het opgegeven teken. Voorbeeld: wanneer wordt gezocht naar “ABC”, voert u “ABC” in. • [Incl. één woord]: Zoek tekenreeksen die het opgegeven teken bevatten. Voorbeeld: wanneer wordt gezocht naar “ABC”, voert u “A”, “B” of “C” in. • [Woorden uitsl.]: Zoek tekenreeksen die niet het opgegeven teken bevatten. Voorbeeld: wanneer wordt gezocht naar “ABC”, voert u “D” in. • [Ongestr. zk.]: Ongestr. zk. uitvoeren Dit item wordt weergegeven wanneer een LDAP Server geselecteerd is in stap B. De prestatie van Ongestr. zk. is afhankelijk van de zoekmethode die wordt ondersteund door de LDAP Server.
F Druk op [OK]. G Druk op [Zoekopdr. starten].
zoeken finisher, Zoekresultaten.
90
Zoeken naar een bestemming in het Adresboek
H Selecteer een bestemming. Wanneer de vereiste bestemming niet verschijnt, drukt u op [U] of [T] om het weer te geven. Druk op [Details] om gedetailleerde informatie over de geselecteerde bestemming weer te geven.
1
Opmerking ❒ U kunt een extra zoekvoorwaarde toevoegen voor LDAP Servers door de Zoekopties op te geven onder Programmeer/Wijzig/Verwijder LDAP server onder Systeeminstellingen. Voor details over het instellen van Zoekopties, zie Bedieningshandleiding Standaardinstellingen.
❒ De tekenreeks die u invoert in het voorwaardeveld [Naam] wordt gelezen als de voor- of de achternaam, afhankelijk van de instelling van de beheerder. Om bijvoorbeeld de naam “Jan Smit” te zoeken, vraagt u de systeembeheerder of “Jan” of “Smit” moet invoeren . Verwijzing Info over dit apparaat
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Zoeken op Registratienummer Volg deze stappen om een bestemming te zoeken door het opgeven van een registratienummer dat opgeslagen is in de bestemmingslijst.
A Druk op [Fax] of [Internet fax] om het type verzending te schakelen tussen fax/IP-Fax en Internetfax.
B Druk op [Reg.nr.]. Het invoerdisplay voor het registratienummer verschijnt.
91
Verzending
C Voer een registratienummer in met behulp van de cijfertoetsen en druk vervolgens op [#].
1
U hoeft niet de eerste nullen van een registratienummer in te voeren wanneer in het display wordt gevraagd de eerste vijf cijfers in te voeren. Wanneer u zich vergist, drukt u op [Wissen] en probeert u het opnieuw.
D Druk op [OK].
De overeenkomende bestemming verschijnt.
Opmerking ❒ Wanneer het bericht “Kan opgegeven registr.nr. niet vinden.” verschijnt, is het opgegeven registratienummer of het geselecteerde verzendingstype verkeerd of het bestaat niet. Druk op [Afsluiten], controleer het registratienummer opnieuw en volg vervolgens de procedure vanaf B.
92
Direct kiezen
Direct kiezen Met Direct Kiezen-functie kunt u bellen terwijl u via de ingebouwde luidspreker mee kunt luisteren. U kunt zo tijdens het verzenden van een fax de verbinding controleren.
1
Belangrijk ❒ Deze functie is niet beschikbaar voor de optionele extra G3 interface, Internetfax en IP-fax.
A Plaats het origineel en selecteer de gewenste scaninstellingen. B Druk op [Dir.kz.].
U hoort een lage toon via de interne speaker. Wanneer u deze handeling wilt annuleren, drukt u opnieuw op [Dir.kz.].
C Kies het faxnummer.
De machine kiest direct het nummer. Wanneer u zich vergist, drukt u op de toets [Dir.kz.] of op toets {Instellingen verwijderen} en probeert u het opnieuw. Om een bestemming uit het Adresboek te selecteren, zie “Adresboek gebruiken om bestemmingen op te geven”.
93
Verzending
D Wanneer de verbinding tot stand is gebracht en u een hoge pieptoon hoort, drukt u op de toets {Start}. De verzending begint. Voor het annuleren van een verzending drukt u op {Wis/Stop} en verwijdert u de originelen. Na verzending verschijnt de stand-bydisplay.
1
Opmerking ❒ In bepaalde landen is deze functie niet beschikbaar.
❒ Druk op [Vol...] om het scherm Geluidsvolume aanpassen weer te geven en druk vervolgens op [Harder] of [Lager] om het geluidsvolume van het direct kiezen aan te passen. Het volume kan ook vooraf worden geprogrammeerd in het menu Faxeigenschappen. ❒ Als u een externe telefoon op de faxmachine heeft, kunt u met de andere partij spreken indien u een stem hoort. Wanneer u een stem hoort voordat u op de {Start}-toets heeft gedrukt, neemt u de externe telefoon op en vertelt u de ontvanger dat u een faxdocument wilt verzenden (en dat de fax moet worden ingeschakeld). ❒ Voor details over Tijd voor annuleren direct kiezen, zie Bedieningshandleiding Standaardinstellingen. Verwijzing Pag.72 “Adresboek gebruiken om bestemmingen op te geven”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
94
Handmatig kiezen
Handmatig kiezen Neem de hoorn van de externe telefoon van de haak en kies het nummer. Wanneer de verbinding tot stand wordt gebracht en u een hoge pieptoon hoort, drukt u op de {Start}-toets om het faxdocument te verzenden. Indien echter aan de andere kant iemand opneemt, kunt u een normaal telefoongesprek voeren.
1
Belangrijk ❒ Voor deze functie is de externe telefoon vereist.
❒ Deze functie is niet beschikbaar voor de optionele extra G3 interface, Internetfax en IP-fax. ❒ Als het Directe TX Resultatenrapport (Directe verzending) wordt afgedrukt, wordt het resultaat van een verzending via Handmatig kiezen niet in het rapport vermeld.
A Plaats het origineel en selecteer de gewenste scaninstellingen. B Neem de hoorn op. U hoort de kiestoon.
C Kies het faxnummer.
De machine kiest direct het nummer. Wanneer u zicht vergist, plaatst u de hoorn terug en probeert u het opnieuw vanaf stap B. Om een bestemming uit het Adresboek te selecteren, zie “Adresboek gebruiken om bestemmingen op te geven”.
D Wanneer de verbinding tot stand wordt gebracht en u een hoge pieptoon hoort, drukt u op de {Start}-toets om het faxdocument te verzenden. Als aan de andere kant iemand opneemt, vertelt u de ander dat u een faxdocument wilt verzenden (en dat de fax moet worden ingeschakeld). De verzending begint.
95
Verzending
E Leg de hoorn op de haak. Voor het annuleren van een verzending drukt u op {Wis/Stop} en verwijdert u de originelen. Na verzending verschijnt de stand-bydisplay.
1
Opmerking ❒ Wanneer de bedieningsschakelaar uitgeschakeld is, zelfs wanneer de hoofdschakelaar ingeschakeld is, kunt u dit apparaat niet bedienen met alleen de hoorn van de externe telefoon. U moet eerst de bedieningsschakelaar indrukken om het apparaat in te schakelen. Verwijzing Pag.72 “Adresboek gebruiken om bestemmingen op te geven”
96
Afzenderinstellingen
Afzenderinstellingen Gebruik deze functie om afzender informatie in te stellen. Als het e-mailadres van de ontvanger is opgeslagen in de bestemmingslijst kan de afzender verzendresultaten via e-mail ontvangen. Als u bovendien Stempel naam afzender inschakelt, wordt de naam van de opgeslagen afzender (gebruikersnaam) weergegeven op het blad, de lijsten en het rapport van de ontvanger.
1
Belangrijk ❒ In de bestemmingslijst registreert u afzenders, geeft u hun e-mailadressen op en stelt u vooraf de Gebruikersnaam in als [Afzender]. ❒ Als gebruikersverificatie is ingesteld, wordt de aangemelde gebruiker ingesteld als afzender. Het verzendresultaat wordt naar het e-mailadres van de aangemelde gebruiker verzonden.
A Plaats het origineel en selecteer de gewenste scaninstellingen. B Druk op [Naam afzender].
C Selecteer een afzender.
Om een afzender te selecteren door het registratienummer op te geven dat geregistreerd staat in het Adresboek, drukt u op [Registratienr.]. Om naar een afzender uit een Adresboek te zoeken, drukt u op [Zoeken]. Als een beveiligingscode is ingesteld voor een bestemming, verschijnt het invoerscherm. Voer de beveiligingscode voor de bestemming in met behulp van de cijfertoetsen en druk op [OK].
97
Verzending
D Controleer de geselecteerde afzender en druk vervolgens op [OK].
1
E Om de naam van de afzender op het blad van de ontvanger af te drukken, drukt u op [Stempel afzender] om deze te markeren. Als u deze functie inschakelt, wordt de naam van de afzender (gebruikersnaam) weergegeven op het blad, de lijsten of het rapport van de ontvanger.
F Om de verzendresultaten met e-mailmelding te bevestigen, drukt u op [Result.
e-mailverz.] om deze te markeren. Wanneer het e-mailadres van de afzender geregistreerd is, kunt u het verzendresultaat naar het geregistreerde e-mailadres verzenden.
G Druk op [OK]. Het display geeft “stand-by” aan. Om de instellingen te controleren, drukt u op [Naam afzender].
98
Afzenderinstellingen
H Geef de bestemming op en druk op de toets {Start}. Opmerking ❒ U kunt verzendresultaten bevestigen via zowel de functie E-mail verzendresultaten, die de resultaten per e-mail verstuurt, als het communicatieresultaatrapport dat door het apparaat wordt afgedrukt. U kunt instellen of u beiden samen wilt gebruiken in gebruikerparameters (schakelaar 10, bit 6) in het menu Faxeigenschappen.
1
❒ Met behulp van het communicatieresultaatrapport enz. kunt u de gebruiksstatus van de opgegeven gebruiker controleren. Als gebruikersverificatie is ingesteld, kunt u het gebruik door de aangemelde gebruikers controleren. Als gebruikerscode is ingesteld op afzender kunt u de gebruiksfrequentie per gebruiker tellen. ❒ Om Naam afzender te annuleren, annuleert u de verzending. Zie “Een verzending annuleren”. Verwijzing Pag.108 “Een verzending annuleren”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
99
Verzending
Geavanceerde functies In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe een bestemming moet worden opgegeven met behulp van geavanceerde eigenschappen.
1
SUB Codes voor verzending instellen Volg deze stappen om een document met een SUB Code als een Vertrouwelijke verzending te verzenden. Een SUB Code is een ID die bestaat uit cijfers, q, p en spaties. Document verzonden met een SUB Code wordt opgeslagen in het geheugen van de andere partij, en niet automatisch afgedrukt. De andere partij voert de SUB Code in om het ontvangen document af te drukken. De privacy kan wederzijds worden beschermd wanneer een vertrouwelijk document wordt verzonden dat bedoeld is voor een bepaalde ontvanger, omdat alleen personen die de SUB Code kennen, het document kunnen afdrukken. Documenten kunnen ook via faxen met de functie Doorzendstation worden verzonden. Via deze functie kunt u kosten besparen als u hetzelfde document naar meer dan één bestemming buiten uw basisgebied verstuurt. Bovendien kunt u tijd besparen doordat meerdere documenten door middel van één enkele procedure kunnen worden verzonden. Belangrijk ❒ Documenten kunnen worden verzonden naar faxen met de functie Persoonlijke box.
❒ ❒ ❒ ❒
Een SUB Code kan niet worden gebruikt met Internetfax. Om deze functie te gebruiken, zet u [SUB Code Verzending] aan. Haal de SUB Code van de andere partij vooraf op. Wanneer een vertrouwelijk document wordt verzonden, informeert u de andere partij vooraf over de SUB Code.
A Plaats het origineel en selecteer de gewenste scaninstellingen. B Druk op [TX modus].
100
Geavanceerde functies
C Druk op [Opties instellen].
1
D Druk op [SUB Code Verzending].
E Druk tweemaal op [OK]. Het display geeft “stand-by” aan.
F Voer het faxnummer van de bestemming in of een IP-faxbestemming. G Druk op [Geav.eigsch.].
H Controleer of [SUB Code] is geselecteerd. I Druk op [TX SUB Code].
101
Verzending
J Voer een SUB Code in en druk vervolgens op [OK].
1
Wanneer u zich vergist, drukt u op de toets [Wissen] of op {Wis/Stop} voordat u op [OK] drukt en probeert u het opnieuw.
K Indien een wachtwoord vereist is, drukt u op [Wachtwoord (SID)], voert u het wachtwoord in met de cijfertoetsen en drukt u vervolgens op [OK].
L Druk op [OK]. M Druk op de toets {Start}. Wanneer u een faxdocument verstuurt via Directe verzending en het faxapparaat van de ontvanger de functie SUB Code niet ondersteunt, wordt dit gemeld via een bericht op het display. Druk in dit geval op [Afsluiten] om de verzending te annuleren. Opmerking ❒ Zorg ervoor dat het aantal tekens in de SUB Code overeenkomt met de specificatie van het apparaat waarnaar u verzendt. Voor het maximum aantal cijfers voor de SUB Code van dit apparaat, zie “Maximumwaarden”.
❒ U kunt zowel SUB Codes als de namen en faxnummers in de bestemmingslijst en Keystroke-programma’s opslaan. ❒ Wanneer een SUB Code opslagen is in de bestemmingslijst, kan de SUB Code worden aangepast of verwijderd nadat de bestemming geselecteerd is met de Bestemming-toetsen. ❒ De SUB Code wordt afgedrukt op lijsten en rapporten. Verwijzing Pag.135 “Overdracht SUB Code”
Pag.152 “Doorzenden van Ontvangen documenten” Pag.264 “Keystroke-programma’s registreren en wijzigen” Pag.274 “Maximum waarden” Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
102
Geavanceerde functies
Een wachtwoord instellen In bepaalde gevallen is het wenselijk om vertrouwelijke faxdocumenten te versturen met de functie SUB Code en daarbij gebruik te maken van een “SID” (ID van de afzender). Wanneer u een Persoonlijke box met wachtwoord gebruikt, voert u de SID Code in als wachtwoord.
1
Opmerking ❒ Voor het maximum aantal cijfers voor de SID Code, zie “Maximumwaarden”.
❒ U kunt nummers, p, q en spaties invoeren. ❒ U kunt zowel SID Codes als de namen en faxnummers in de bestemmingslijst en Keystroke-programma’s opslaan. ❒ De SID Code wordt afgedrukt op lijsten en rapporten. Verwijzing Pag.264 “Keystroke-programma’s registreren en wijzigen”
Pag.274 “Maximum waarden” Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
SEP Codes voor ontvangst instellen Volg deze stappen om een SEP Code in te voeren om de bestemming te vragen een document te verzenden. U kunt een document ontvangen dat opgeslagen is in het bestemmingsgeheugen wanneer het document dezelfde SEP Code heeft als de SEP Code die u heeft ingevoerd. Met deze functie kan het apparaat gebruik maken van diensten die gebruik maken van de pollingfunctie of documenten ontvangen van meerdere bestemmingen. Belangrijk ❒ Documenten kunnen worden ontvangen vanaf faxen met Informatieboxen en de functie SUB Code Verzending. ❒ Een SEP-code kan niet worden gebruikt met Internetfax. ❒ Om deze functie te gebruiken, zet u [SEP Code Ontvangst] aan.
A Druk op [TX modus].
103
Verzending
B Druk op [Opties instellen].
1
C Druk op [SEP Code Ontvangst].
D Druk tweemaal op [OK]. Het display geeft “stand-by” aan.
E Voer het faxnummer van de bestemming in of een IP-faxbestemming. F Druk op [Geav.eigsch.].
G Controleer of [SEP Code] is geselecteerd. H Druk op [RX SEP Code].
104
Geavanceerde functies
I Voer een SUB Code in en druk vervolgens op [OK].
1
Wanneer u zich vergist, drukt u op de toets [Wissen] of op {Wis/Stop} voordat u op [OK] drukt en probeert u het opnieuw.
J Indien een wachtwoord vereist is, drukt u op [Wachtwoord (WW)], voert u het wachtwoord in met de cijfertoetsen en drukt u vervolgens op [OK].
K Druk op [OK]. L Druk op de toets {Start}. Opmerking ❒ Zorg ervoor dat het aantal cijfers in de SEP Code overeenkomt met de specificatie van het apparaat waarvan u ontvangt. Voor het maximum aantal cijfers voor de SEP-code van dit apparaat, zie “Maximumwaarden”. ❒ U kunt nummers, p, q en spaties invoeren. ❒ U kunt zowel SEP Codes als de namen en faxnummers in de bestemmingslijst en Keystroke-programma’s opslaan. ❒ Wanneer een SEP Code opslagen is in de bestemmingslijst, kan de SEP Code worden aangepast of verwijderd nadat de bestemming geselecteerd is met de Bestemming-toetsen. ❒ De SEP Code wordt afgedrukt op lijsten en rapporten. Verwijzing Pag.136 “Ontvangst SEP-code”
Pag.264 “Keystroke-programma’s registreren en wijzigen” Pag.274 “Maximum waarden” Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
105
Verzending
Een wachtwoord invoeren In bepaalde gevallen is het wenselijk met de Ontvangst SEP-code een wachtwoord te gebruiken bij het ontvangen van faxberichten.
1
Opmerking ❒ Voor het maximumaantal cijfers voor de Wachtwoord (PWD) Code, zie “Maximumwaarden”.
❒ U kunt nummers, p, q en spaties invoeren. ❒ U kunt zowel PWD Codes als de namen en faxnummers in de bestemmingslijst en Keystroke-programma’s opslaan. ❒ De Wachtwoord (PWD) Code wordt afgedrukt op lijsten en rapporten. Verwijzing Pag.264 “Keystroke-programma’s registreren en wijzigen”
Pag.274 “Maximum waarden” Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Rserverapport SEP Code RX Dit rapport wordt afgedrukt nadat Ontvangst SEP-code is ingesteld. U kunt dit rapport gebruiken om de reserveringen voor Ontvangst SEP-code te controleren. Opmerking ❒ U kunt deze functie in- of uitschakelen met de gebruikersparameters (schakelaar 03, bit 3) in het menu Faxeigenschappen. ❒ U kunt een bestemming laten weergeven met de gebruikersparameters (schakelaar 04, bit 4) in het menu Faxeigenschappen. ❒ U kunt een afzendernaam laten weergeven met de gebruikersparameters (schakelaar 04, bit 5) in het menu Faxeigenschappen. Verwijzing Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
106
Geavanceerde functies
Resultatenrapport SEP Code RX Dit rapport wordt afgedrukt nadat elke Ontvangst SEP-code is voltooid en toont het resultaat. Als E-mail TX resultaten onder een snelbedieningstoets is geprogrammeerd, kunt u selecteren of een e-mailrapport moet worden gestuurd na de ontvangst.
1
Opmerking ❒ U kunt het resultaat van een Ontvangst SEP-code ook in het Journaal controleren. ❒ U kunt deze functie in- of uitschakelen met de gebruikersparameters (schakelaar 03, bit 4) in het menu Faxeigenschappen. ❒ Om het rapport zonder tekstverstoring te bekijken, selecteert u in uw e-mailinstellingen een lettertype van gelijke tekenbreedte. ❒ U kunt een bestemming laten weergeven met de gebruikersparameters (schakelaar 04, bit 4) in het menu Faxeigenschappen. ❒ U kunt een afzendernaam laten weergeven met de gebruikersparameters (schakelaar 04, bit 5) in het menu Faxeigenschappen. Verwijzing Pag.197 “Journaal”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
107
Verzending
Een verzending annuleren In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u een faxverzending annuleert.
1
Belangrijk ❒ Vergeet niet dat de indicator Communiceren bijna onmiddellijk dooft nadat een Internetfax verzonden is.
Voordat het origineel wordt gescand Gebruik deze procedure om een verzending te annuleren voordat op de toets {Start} is gedrukt.
A Druk op de toets {Instellingen verwijderen}.
ALV001S
Opmerking ❒ Wanneer originelen in de ADF worden geplaatst, kunt u de verzending eenvoudig annuleren door deze te verwijderen.
Terwijl het origineel wordt gescand Gebruik deze procedure om een verzending te annuleren terwijl de originelen worden gescand nadat de toets {Start} is ingedrukt.
A Druk op de {Wis/Stop}-toets.
ALV002S
Het apparaat stopt het scannen.
108
Een verzending annuleren
Opmerking ❒ Het scannen kan voltooid zijn terwijl u de annuleringshandeling uitvoert.
Terwijl het origineel wordt verzonden
1
Volg deze stappen om een verzending te annuleren terwijl de indicator Communiceren brandt.
A Druk op de {Wis/Stop}-toets.
ALV002S
U kunt ook een Geheugenverzending annuleren door op [Wijz TX/Inf.] te drukken.
B Selecteer het bestand dat u wilt annuleren.
Wanneer het gewenste bestand niet wordt weergegeven, drukt u op [U] of [T] om deze te zoeken. In sommige gevallen wordt een bestemming mogelijk niet geselecteerd als de bestemming als “p” wordt weergegeven, afhankelijk van de beveiligingsinstellingen.
C Druk op [Verz. stopz.].
109
Verzending
D Druk op [OK].
1
Om een ander bestand te annuleren, herhaalt u de stappen B en D. Druk op [Annuleren] om het stoppen met zenden te annuleren.
E Druk op [Afsluiten].
Het display geeft “stand-by” aan. Opmerking ❒ Wanneer u een document annuleert terwijl het verzonden wordt, wordt de verzending meteen gestopt, zodra u de annuleringsprocedure heeft voltooid. Sommige pagina’s van het document kunnen wel verzonden zijn en ontvangen door de ontvanger.
❒ Indien een verzending beëindigd wordt terwijl u deze procedure uitvoert, kan het niet worden geannuleerd. ❒ Als er meerdere bestemmingen zijn ingesteld, verschijnt slechts een bestemming.
110
Een verzending annuleren
Voordat de verzending wordt gestart Gebruik deze procedure om een verzending te annuleren nadat het origineel is gescand. Deze functie komt van pas wanneer u een verzending wilt annuleren omdat u een fout in de bestemming heeft ontdekt of een fout in de originelen na opslag. Om geheugenverzending te annuleren, zoekt u het te annuleren bestand tussen de bestanden die in het geheugen zijn opgeslagen en verwijdert u dit. U kunt de verzending van een bestand annuleren terwijl het bestand wordt verzonden, als het is opgeslagen in het geheugen of als de verzending niet is gelukt. Alle gescande gegevens worden uit het geheugen gewist.
1
Belangrijk ❒ Deze functie is niet beschikbaar bij Directe verzending.
A Druk op [Wijz TX/Inf.].
B Druk op [TX-bestand contr./stoppen].
De lijst met opgeslagen bestanden die worden verzonden of die wachten op verzending verschijnt. Om uitsluitend bestanden weer te geven die verzonden zijn, drukt u op [Bstanden TX].
111
Verzending
C Selecteer het bestand dat u wilt annuleren.
1
Wanneer het gewenste bestand niet wordt weergegeven, drukt u op [U] of [T] om deze te zoeken. In sommige gevallen wordt een bestemming mogelijk niet geselecteerd als de bestemming als “p” wordt weergegeven, afhankelijk van de beveiligingsinstellingen.
D Druk op [Verz. stopz.].
E Druk op [OK].
Om een ander bestand te annuleren, herhaalt u de stappen C en E. Druk op [Annuleren] om het stoppen met zenden te annuleren.
112
Een verzending annuleren
F Druk tweemaal op [Afsluiten].
1
Het display geeft “stand-by” aan. Opmerking ❒ Om verzending te annuleren naar een aantal bestemmingen waarnaar een fax wordt verzonden, raadpleegt u “Een bestemming van een Gelijktijdige broadcast verwijderen”. ❒ Indien u een verzending annuleert terwijl het bestand wordt verzonden, kunnen enkele paginas van het bestand reeds zijn verzonden en ontvangen. ❒ Indien een verzending beëindigd wordt terwijl u deze procedure uitvoert, kan de verzending niet worden geannuleerd. ❒ Als er meerdere bestemmingen zijn ingesteld, verschijnt alleen het aantal bestemmingen voor niet-verzonden documenten. ❒ Als er meerdere bestemmingen zijn ingesteld, verschijnt slechts een bestemming. Om alle bestemmingen weer te geven, drukt u op [Instellingen control/wijz]. Verwijzing Pag.170 “Een bestemming van een gelijktijdige broadcast verwijderen”
113
Verzending
Een verzending bevestigen A Druk op [Wijz TX/Inf.].
1
B Druk op [TX-bestand contr./stoppen].
C Selecteer een te controleren bestand.
Als er meerdere bestemmingen zijn ingesteld, verschijnt alleen de eerst geselecteerde bestemming. Als er meerdere bestemmingen zijn ingesteld, verschijnt alleen het aantal bestemmingen voor niet-verzonden documenten.
114
Een verzending bevestigen
D Druk op [Instellingen control/wijz].
1
E Bevestig een bestemming en druk vervolgens op [Afsluiten]. F Druk tweemaal op [Afsluiten]. Het display geeft “stand-by” aan.
115
Verzending
Het opslagresultaat (Geheugenopslag rapport) 1
Dit rapport wordt afgedrukt nadat een origineel in het geheugen is opgeslagen. Dit is handig als u de inhoud en de bestemmingen van opgeslagen originelen wilt controleren. Belangrijk ❒ Als u Parallelle geheugenverzending gebruikt, wordt het rapport geheugenopslag niet afgedrukt. Opmerking ❒ U kunt dit rapport in- of uitschakelen met de gebruikersparameters (schakelaar 03, bit 2) in het menu Faxeigenschappen.
❒ Als de machine niet is ingesteld om dit rapport af te drukken, wordt het toch afgedrukt als een origineel niet kon worden opgeslagen. ❒ U kunt selecteren of een deel van het oorspronkelijke afbeelding aan het rapport moet worden toegevoegd met de gebruikersparameters (schakelaar 04, bit 7) in het menu Faxeigenschappen. ❒ U kunt selecteren of een bestemming moet worden weergeven met de gebruikersparameters (schakelaar 04, bit 4) in het menu Faxeigenschappen. ❒ U kunt een afzendernaam laten weergeven met de gebruikersparameters (schakelaar 04, bit 5) in het menu Faxeigenschappen. Verwijzing Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
116
2. Andere verzendingseigenschappen In dit hoofdstuk worden de eigenschappen van [TX modus] uitgelegd, die u kunt gebruiken om verzendingsfuncties toe te passen.
Verzenden op een bepaald tijdstip (uitgesteld verzenden) Door middel van deze functie kunt u de machine instellen om de verzending van uw faxdocument uit te stellen tot een aan te geven later tijdstip. Hierdoor kunt u gebruik maken van daltarieven zonder dat u op dat moment bij de machine aanwezig hoeft te zijn. Belangrijk ❒ Nadat het apparaat ongeveer een uur is uitgeschakeld, gaan alle opgeslagen faxdocumenten verloren. Als documenten om deze reden verloren gaan, wordt er automatisch een stroomstoringsrapport afgedrukt wanneer u de bedieningsschakelaar aanzet. U kunt dit rapport gebruiken om te zien welke documenten verloren zijn gegaan. Zie Problemen oplossen voor meer informatie. ❒ Deze functie is niet beschikbaar bij Directe verzending. Gebruik Geheugenverzending.
A Plaats het origineel en selecteer de gewenste scaninstellingen. B Druk op [TX modus].
C Druk op [Uitg. verzenden].
117
Andere verzendingseigenschappen
D Voer met behulp van de cijfertoetsen (24-uursindeling) de tijd in en druk op [OK].
2
Bij getallen onder de 10 eerst een 0 invoeren. Wanneer u zich vergist, drukt u op de toets [Wissen] of op {Wis/Stop} voordat u op [OK] drukt en probeert u het opnieuw. Om uitgesteld verzenden te annuleren, drukt u op [Annuleren]. Het display keert terug naar stap C. De ingestelde tijd wordt weergegeven boven de gemarkeerde [Uitgest. verz.].
E Druk op [OK]. Het display geeft “stand-by” aan. Om de instellingen te controleren, drukt u op [TX modus].
F Geef een bestemming op en druk vervolgens op de toets {Start}. Opmerking ❒ U kunt een tijdstip opgeven binnen 24 uur van het huidige tijdstip.
❒ Indien de huidige weergegeven tijd niet correct is, wijzigt u die. ❒ U kunt een van de snelbedieningstoetsen programmeren voor deze functie. Met de snelbedieningstoets kunt u stap B overslaan. ❒ U kunt de verzendinstelling voor Uitgestelde verzending annuleren. Zie “Een verzending annuleren”. Verwijzing Pag.108 “Een verzending annuleren”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen Problemen oplossen
118
Een Ontvangstbericht aanvragen
Een Ontvangstbericht aanvragen U kunt bevestigen dat verzonden documenten correct ontvangen zijn met behulp van e-mail of het Journaal. De ontvanger stuurt een ontvangstbericht terug. Wanneer het ontvangstbericht ontvangen is, verschijnt “OK” in de kolom Resultaat van het Journaal, waarmee de verzender kan controleren of de verzending ontvangen is.
2
Belangrijk ❒ De functie Ontvangstbericht is alleen beschikbaar wanneer de ontvanger MDN (Message Disposition Notification) ondersteunt.
A Plaats het origineel en selecteer de gewenste scaninstellingen. B Druk op [TX modus].
C Druk op [Ontv. Bevestiging] om deze te markeren.
D Druk op [OK]. Het display geeft “stand-by” aan. Om de instellingen te controleren, drukt u op [TX modus].
E Geef een bestemming op en druk vervolgens op de toets {Start}.
119
Andere verzendingseigenschappen
Opmerking ❒ Wanneer de fax niet normaal wordt ontvangen, verschijnt “Fout” in de kolom Resultaat.
❒ Alleen de laatste 50 communicaties verschijnen in het Journaal. Wanneer u geen ontvangstbericht ontvangt voordat de laatste 50 communicaties voltooid zijn, wordt “OK” niet afgedrukt in de kolom Resultaat van het Journaal. Dit kan gebeuren zelfs wanneer de mail op normale wijze is ontvangen bij de andere partij. ❒ Wanneer u maillijstadressen opgeeft, stel dan geen Ontvangstbericht in. Anders ontvangt u meerdere ontvangstberichten van e-mailontvangers, en de kolom Resultaat wordt elke keer overschreven wanneer een nieuw meldingsbericht wordt ontvangen. Wanneer u echter een ontvangstbericht ontvangt waarin een fout wordt aangegeven, verschijnt “Fout” in de kolom Resultaat en wordt niet overschreven, zelfs niet wanneer u vervolgens een ontvangstbericht ontvangt als “OK” volgend op het foutbericht. ❒ Ontvangstbericht resultaten weergeven: Journaal. De kolom Resultaat in alle andere bestanden, lijsten en verzendrapporten toont “- -”. ❒ Meldingsberichten ontvangst worden niet opgeslagen in het Journaal. ❒ U kunt selecteren of het ontvangstbericht al dan niet wordt afgedrukt. Dit kan worden ingesteld met gebruikersparameters (schakelaar 21, bit 0) in het menu Faxeigenschappen. ❒ U kunt een van de snelbedieningstoetsen programmeren voor deze functie. Met de snelbedieningstoets kunt u stap B overslaan. ❒ U kunt geen e-mail broadcasten met behulp van Ontvangstbericht. De documenten worden verzonden naar de bestemmingen in de volgorde waarin ze zijn opgegeven.
2
Verwijzing Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
120
Een e-mailbestemming instellen als een BCC
Een e-mailbestemming instellen als een BCC E-mail wordt naar alle opgegeven bestemmingen verzonden als bcc.
A Plaats het origineel en selecteer de gewenste scaninstellingen. B Druk op [TX modus].
2
C Druk op [BCC verz.] om deze te markeren.
D Druk op [OK]. Het display geeft “stand-by” aan. Om de instellingen te controleren, drukt u op [TX modus].
E Geef een bestemming op en druk vervolgens op de toets {Start}. Opmerking ❒ U kunt een van de snelbedieningstoetsen programmeren voor deze functie. Met de snelbedieningstoets kunt u stap B overslaan. Verwijzing Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
121
Andere verzendingseigenschappen
Verzendresultaten bevestigen per e-mail Gebruik deze functie om verzendresultaten te bevestigen door een E-mailmelding te verzenden naar de gespecificeerde bestemming. Belangrijk ❒ Registreer het E-mailadres van de bestemming voor E-mailmelding vooraf in de Bestemmingslijst.
2
A Plaats het origineel en selecteer de gewenste scaninstellingen. B Druk op [TX modus].
C Druk op [Result. e-mailverz.] om deze te markeren.
122
Verzendresultaten bevestigen per e-mail
D Selecteer bestemming voor melding en druk vervolgens op [OK].
2 Wanneer u een fout maakt voordat u op [OK] drukt, drukt u op [Wissen] of u drukt opnieuw op de geselecteerde Bestemming-toets om de markering uit te schakelen. [Result. e-mailverz.] wordt gemarkeerd en de bestemming voor de geselecteerde melding verschijnt.
E Druk op [OK].
Om de instellingen te controleren, drukt u op [TX modus]. Het display geeft “stand-by” aan.
F Geef een bestemming op en druk vervolgens op de toets {Start}. Opmerking ❒ U kunt een van de snelbedieningstoetsen programmeren voor deze functie. Met de snelbedieningstoets kunt u stap B overslaan. Verwijzing Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
123
Andere verzendingseigenschappen
Het onderwerp invoeren Hiermee kunt u een onderwerp invoeren voor het document dat u wilt verzenden.
A Plaats het origineel en selecteer de gewenste scaninstellingen. B Druk op [TX modus].
2
C Druk op [Onderwerp].
D Voer het onderwerp in.
124
Het onderwerp invoeren
E Om tekenreeksen in te voeren die in het apparaat zijn geprogrammeerd, drukt u op [Gebruikerstekst] en selecteert u vervolgens de tekenreeksen die u wilt invoeren.
2
F Druk op [OK].
Het ingevoerde onderwerp verschijnt in het veld Onderwerp.
G Druk op [OK]. Het display geeft “stand-by” aan.
H Geef een bestemming op en druk vervolgens op de toets {Start}. Opmerking ❒ Voor het gemak programmeert u veelgebruikte onderwerp vooraf in “Gebruikerstekst Programmeren/ Wijzigen / Verwijderen” in “Systeeminstellingen”.
❒ Wanneer u een e-mail verzendt zonder een onderwerp in te stellen, wordt een onderwerp automatisch ingevoegd. Voor details over de wijze waarop het onderwerp automatisch wordt ingevoerd, zie “E-mailonderwerp” en “Ontvangen afbeeldingen”. ❒ U kunt niet alleen een onderwerp als e-mail zonder origineel verzenden. ❒ U kunt een van de snelbedieningstoetsen programmeren voor deze functie. Met de snelbedieningstoets kunt u stap B overslaan. ❒ Voor het maximum aantal tekens voor een e-mailonderwerp, zie “Maximumwaarden”.
125
Andere verzendingseigenschappen
Verwijzing Pag.28 “E-mailonderwerp”
Pag.149 “Ontvangen afbeeldingen” Pag.274 “Maximum waarden” Info over dit apparaat Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
2
126
De tekst invoeren
De tekst invoeren Hiermee kunt u de tekst invoeren die moet worden verzonden. Belangrijk ❒ Programmeer tekstreeksen vooraf in “Programmeer/Wijzig/Verwijder e-mailbericht” in “Systeeminstellingen”.
2
A Plaats het origineel en selecteer de gewenste scaninstellingen. B Druk op [TX modus].
C Druk op [Tekst].
D Selecteer tekst, en [OK].
E Druk op [OK]. Het display geeft “stand-by” aan.
127
Andere verzendingseigenschappen
F Geef een bestemming op en druk vervolgens op de toets {Start}. Opmerking ❒ U kunt niet alleen tekst verzenden zonder een origineel.
❒ U kunt een van de snelbedieningstoetsen programmeren voor deze functie. Met de snelbedieningstoets kunt u stap B overslaan.
2
Verwijzing Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
128
Verzendopties
Verzendopties In dit hoofdstuk vindt u de verschillende functies die u voor een faxverzending kunt in- of uitschakelen aan de hand van de hier gegeven aanwijzingen.
Stempel standaardbericht
2
Met deze functie kunt u bovenaan de eerste pagina van een verzonden origineel een standaardbericht afdrukken. Er zijn vier typen standaardberichten: “Vertrouwelijk”, “Urgent”, “Bellen” en “Kopiëren naar corres. gedeelte” U kunt ook andere berichten programmeren. Belangrijk ❒ Als deze functie wordt gebruikt, wordt de derde regel van Label invoegen niet afgedrukt. ❒ Als er zich een afbeelding bevindt rondom het gebied waarin het standaardbericht wordt afgedrukt, wordt die afbeelding gewist. ❒ Programmeer een standaardbericht in “Progr/Wijz/Verw stand.bericht” in het menu Faxeigenschappen. Zie Bedieningshandleiding Standaardinstellingen.
A Plaats de originelen en selecteer de gewenste scaninstellingen. B Druk op [TX modus].
C Druk op [Opties instellen]. D Druk op [Standaard bericht].
129
Andere verzendingseigenschappen
E Selecteer het standaardbericht dat u wilt afdrukken en druk op [OK].
2 Het geselecteerde standaardbericht wordt weergegeven boven de gemarkeerde [Standaard bericht].
F Druk tweemaal op [OK]. G Geef de bestemming op en druk op de toets {Start}. De machine kan slechts één standaardbericht afdrukken. Opmerking ❒ U kunt een van de snelbedieningstoetsen programmeren voor deze functie. Met de snelbedieningstoets kunt u stap B en C overslaan. Verwijzing Pag.132 “Label invoegen”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Auto Verkleinen Wanneer deze functie is ingeschakeld, zal het apparaat het document automatisch verkleinen als het papier van de ontvanger kleiner is dan het origineelformaat dat u verstuurt. Verzender (dit apparaat) Ontvanger
Verkleining NL
130
Verzendopties
Belangrijk ❒ Wanneer u deze functie uitschakelt, wordt het oorspronkelijke beeld niet verkleind en kunnen er delen van de tekst of afbeelding bij de ontvangst wegvallen.
2 A Plaats het origineel en selecteer de gewenste scaninstellingen. B Druk op [TX modus].
C Selecteer [Opties instellen]. D Controleer of [Auto Verkleinen] is gemarkeerd.
Om Auto Verkleinen te annuleren, drukt u op [Auto Verkleinen] om de markering uit te schakelen.
E Druk tweemaal op [OK]. F Geef de bestemming op en druk op de toets {Start}.
131
Andere verzendingseigenschappen
Label invoegen Met deze functie kunt u de naam van de ontvanger laten afdrukken op het document wanneer dit aan de andere kant wordt ontvangen. Belangrijk ❒ Om deze functie te gebruiken, plaats Labels invoegen naar [Aan] faxbestemmingen registreren in Adresboek, en stel “Label invoegen” in op aan bij verzenden van faxen.
2
❒ Als er zich rondom het gebied waarin het label wordt afgedrukt afbeeldingen bevinden, worden die afbeeldingen gewist. De naam van de ontvanger wordt als volgt afgedrukt: • Naam van ontvanger: afgedrukt bovenaan de pagina en voorafgegaan door “Aan:”. • Standaardbericht: het geprogrammeerde bericht wordt afgedrukt binnen de volgende twee regels. Stel deze functie als volgt in: • Stel Labels invoegen in op [Aan] wanneer u faxbestemmingen programmeert. • Labels invoegen inschakelen wanneer faxen worden verzonden. • Selecteer op het scherm Standaard bericht het standaardbericht dat u wilt afdrukken.
A Plaats het origineel en selecteer de gewenste scaninstellingen. B Druk op [TX modus].
C Selecteer [Opties instellen].
132
Verzendopties
D Druk op [Label invoegen] om deze te markeren.
2 Om Labels invoegen te annuleren, drukt u opnieuw op [Label invoegen].
E Druk tweemaal op [OK]. F Geef de bestemming op en druk op de toets {Start}. Opmerking ❒ U kunt een van de snelbedieningstoetsen programmeren voor deze functie. Met de snelbedieningstoets kunt u stap B en C overslaan.
❒ Als u een standaardbericht wilt afdrukken dat niet standaard is geprogrammeerd, moet u het van tevoren programmeren in “Progr/Wijz/Verw stand.bericht” in het menu Faxeigenschappen. Verwijzing Pag.129 “Stempel standaardbericht”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
133
Andere verzendingseigenschappen
Gesloten netwerk Als u deze functie inschakelt, vindt verzending alleen plaats als de Gesloten netwerkcode van de ontvanger overeenkomt met die van u. Deze functie kan voorkomen dat informatie per ongeluk naar het verkeerde adres wordt verzonden. Belangrijk ❒ U moet vooraf een Gesloten netwerkcode registreren. ❒ Deze functie is niet bij internetfax beschikbaar.
2
A Plaats het origineel en selecteer de gewenste scaninstellingen. B Druk op [TX modus].
C Selecteer [Opties instellen]. D Druk op [Gesloten netwerk] om deze te markeren.
Om een Gesloten netwerk-verzending te annuleren, drukt u opnieuw op [Gesloten netwerk].
E Druk tweemaal op [OK]. F Geef de bestemming op en druk op de toets {Start}. Opmerking ❒ U kunt een van de snelbedieningstoetsen programmeren voor deze functie. Met de snelbedieningstoets kunt u stap B en C overslaan. Verwijzing Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
134
Verzendopties
Overdracht SUB Code Schakeld deze functie in om SUB Code Verzending uit te voeren. Belangrijk ❒ Deze functie is niet bij internetfax beschikbaar. ❒ Om Overdracht SUB Code uit te voeren, moet vooraf een SUB Code ingesteld zijn in [Geav.eigsch.], het Adresboek of Keystroke-programma’s. Hoewel “SUB Code Verzending” ingeschakeld is, wordt de verzending in de standaard faxmodus uitgevoerd wanneer de SUB Code niet bijgevoegd is aan de opgegeven bestemming. ❒ Wanneer u een bestemming selecteert die een geregistreerde SUB Code van het Adresboek heeft en “SUB Code Verzending” uitgeschakeld is, wordt de SUB Code niet bijgevoegd en vindt verzending in de standaardfaxmodus plaats.
2
A Plaats het origineel en selecteer de gewenste scaninstellingen. B Druk op [TX modus].
C Selecteer [Opties instellen]. D Druk op [SUB Code Verzending] om deze te markeren.
Om een SUB Code-verzending te annuleren, drukt u opnieuw op [SUB Code Verzending].
E Druk tweemaal op [OK]. F Geef de bestemming op en druk op de toets {Start}. 135
Andere verzendingseigenschappen
Opmerking ❒ U kunt een van de snelbedieningstoetsen programmeren voor deze functie. Met de snelbedieningstoets kunt u stap B en C overslaan. Verwijzing Pag.100 “SUB Codes voor verzending instellen”
Pag.264 “Programma’s” Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
2
Ontvangst SEP-code Schakel deze functie om Ontvangst SEP-code uit te voeren. Belangrijk ❒ Deze functie is niet bij internetfax beschikbaar. ❒ Om Ontvangst SEP-code uit te voeren, moet vooraf een SEP Code ingesteld zijn in [Geav.eigsch.], het Adresboek of Keystroke-programma’s. Anders wordt de ontvangst niet uitgevoerd, zelfs niet wanneer “SEP Code Ontvangst” is ingeschakeld. Wanneer het faxapparaat van de andere partij een Polling Verzending-functie heeft, voert het apparaat een Polling Ontvangst uit. ❒ Wanneer u een bestemming selecteert die een geregistreerde SEP Code van het Adresboek heeft en “SEP Code Ontvangst” uitgeschakeld is, wordt de SEP Code niet bijgevoegd en vindt verzending in de standaardfaxmodus plaats.
A Plaats het origineel en selecteer de gewenste scaninstellingen. B Druk op [TX modus].
C Selecteer [Opties instellen].
136
Verzendopties
D Druk op [SEP Code Ontvangst] om deze te markeren.
2 Om Ontvangst SEP-code te annuleren, drukt u opnieuw op [SEP Code Ontvangst].
E Druk tweemaal op [OK]. F Geef de bestemming op en druk op de toets {Start}. Opmerking ❒ U kunt een van de snelbedieningstoetsen programmeren voor deze functie. Met de snelbedieningstoets kunt u stap B en C overslaan. Verwijzing Pag.103 “SEP Codes voor ontvangst instellen”
Pag.264 “Programma’s” Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
137
Andere verzendingseigenschappen
Faxkoptekst afdrukken Wanneer de Faxkoptekst ingeschakeld is, wordt de opgeslagen naam afgedrukt op het papier van de ontvanger. In sommige gevallen wilt u misschien een fax zonder koptekst versturen. Hiertoe schakelt u Faxkoptekst uit. U kunt twee faxkopteksten opslaan; “Naam 1” en “Naam 2”. Als u bijvoorbeeld de naam van uw afdeling opslaat in de ene en de naam van uw organisatie in de andere, kunt u de eerste gebruiken als u interne faxen verzendt en de tweede voor externe faxen.
2
A Plaats het origineel en selecteer de gewenste scaninstellingen. B Druk op [TX modus].
C Selecteer [Opties instellen]. D Controleer of [Faxkoptekst Afdruk.] is gemarkeerd.
Om Faxkoptekst afdrukken te annuleren, drukt u op [Faxkoptekst Afdruk.] om de markering uit te schakelen.
E Druk tweemaal op [OK]. F Geef de bestemming op en druk op de toets {Start}.
138
Verzendopties
Opmerking ❒ U kunt de namen van faxkopteksten programmeren met behulp van de functie Faxinformatie programmeren in het menu Faxeigenschappen.
❒ U kunt selecteren of datums, faxkoptekstnamen, bestandsnummers of paginanummers al dan niet moeten worden afgedrukt, door de respectievelijke gebruikersparameters (schakelaar 18, bit 3, 2, 1, 0) te wijzigen in het menu Faxeigenschappen. ❒ Wanneer u de ontvanger heeft opgegeven met behulp van de cijfertoetsen, wordt de eerste koptekstnaam afgedrukt op het papier van de ontvanger. Neem contact op met de servicevertegenwoordiger voor het afdrukken van de tweede koptekstnaam. ❒ U kunt een van de snelbedieningstoetsen programmeren voor deze functie. Met de snelbedieningstoets kunt u stap B en C overslaan.
2
Verwijzing Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
139
Andere verzendingseigenschappen
2
140
3. Ontvangst In dit hoofdstuk worden ontvangst en ontvangstfuncties uitgelegd, zoals het afdrukken van ontvangen documenten of het routeren van ontvangen documenten naar andere faxapparaten.
Ontvangsttypen in dit hoofdstuk worden verschillende manieren van het ontvangen van faxdocumenten uitgelegd.
Directe ontvangst Elke pagina van een faxdocument wordt afgedrukt zodra die is ontvangen. Dit is van toepasssing voor standaard faxdocumenten.
Ontvanger (dit apparaat) Afzender
NL
Belangrijk ❒ Bij de ontvangst van belangrijke faxdocumenten raden wij aan de afzenders te raadplegen om de inhoud van de ontvangen documenten te controleren. ❒ Wanneer er te weinig vrije geheugenruimte is, kan de machine geen faxdocumenten meer ontvangen. ❒ Als het vrije geheugen tijdens directe ontvangst opraakt (0%), wordt ontvangst onmogelijk en wordt de huidige communicatie beëindigd. Opmerking ❒ Normaal gesproken ontvangt dit apparaat documenten via Directe ontvangst. Maar Geheugenontvangst wordt gebruikt wanneer “Ontvangst van meerdere kopiëren” of “2-zijdig afdrukken” ingesteld is. ❒ Als de Vervangende ontvangst wordt gebruikt, wordt een faxdocument niet afgedrukt, maar opgeslagen in het geheugen. ❒ Dit apparaat ondersteunt voor ontvangst de resoluties Standaard, Detail en Super fijn. Indien u niet over de optionele geheugenuitbreidingsmodule beschikt, worden faxen die zijn verzonden met de resolutie Superfijn op uw apparaat afgedrukt met de resolutie Detail. Hierdoor kan de resolutie van de fax anders zijn dan de afzender had bedoeld.
141
Ontvangst
Verwijzing Pag.45 “Resolutie”
Pag.142 “Geheugenontvangst” Pag.143 “Vervangende ontvangst” Pag.157 “Afdrukopties”
Geheugenontvangst Eerst worden alle paginas in het geheugen opgeslagen en vervolgens wordt het hele faxdocument afgedrukt.
3
Ontvanger (dit apparaat) Afzender
NL
Belangrijk ❒ Ongeveer één uur nadat het apparaat is uitgeschakeld, worden alle in het geheugen opgeslagen faxdocumenten gewist. Als documenten op deze manier verloren gaan, wordt er automatisch een stroomstoringsrapport afgedrukt wanneer u de bedieningsschakelaar aanzet. U kunt dit rapport gebruiken om te zien welke documenten verloren zijn gegaan. Zie Problemen oplossen. ❒ De machine kan misschien geen grote aantallen faxdocumenten of documenten met een grote hoeveelheid gegevens ontvangen. In dergelijke gevallen adviseren wij u meervoudige kopieën en 2-zijdig afdrukken uit te schakelen of de optionele geheugenuitbreiding te installeren. ❒ Wanneer er te weinig vrije geheugenruimte is, kan de machine geen faxdocumenten meer ontvangen. ❒ Wanneer de vrije geheugenruimte opraakt tijdens geheugenontvangst, is verdere ontvangst niet meer mogelijk en wordt de verbinding verbroken. Opmerking ❒ Normaal gesproken ontvangt dit apparaat documenten via Directe ontvangst. Maar Geheugenontvangst wordt gebruikt wanneer “Ontvangst van meerdere kopiëren” of “2-zijdig afdrukken” ingesteld is. ❒ Als u Opslaan heeft geselecteerd bij Ontvangst bestanden instellingen, wordt het ontvangen document opgeslagen op de harde schijf en wordt het niet afgedrukt. U kunt deze documenten zo nodig afdrukken via het apparaat of een aangesloten computer.
142
Ontvangsttypen
Verwijzing Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Problemen oplossen
Vervangende ontvangst Vervangende ontvangst wordt ingeschakeld wanneer het apparaat geen faxdocumenten kan afdrukken. Bij Vervangende ontvangst wordt een ontvangen faxdocument opgeslagen in het geheugen in plaats van te worden afgedrukt. Faxdocumenten die tijdens Vervangende ontvangst worden ontvangen, worden automatisch afgedrukt als de omstandigheid waardoor het apparaat naar Vervangende ontvangst schakelde, wordt opgeheven. Afhankelijk van de reden waarom het apparaat niet afdrukt, kan Vervangende ontvangst worden gebruikt voor alle ontvangen faxdocumenten die voldoen aan een bepaalde voorwaarde, opgegeven in de gebruikersparameters in het menu Faxeigenschappen. De indicator Bestand ontvangen gaat branden om u erop te wijzen dat documenten met Vervangende ontvangst zijn ontvangen.
3
NL ALV005S
Belangrijk ❒ Er moet voldoende geheugenruimte vrij zijn om faxberichten te ontvangen. ❒ Wanneer de vrije geheugenruimte opraakt tijdens vervangende ontvangst, is verdere ontvangst niet meer mogelijk en wordt de verbinding verbroken. Opmerking ❒ Wanneer een faxdocument wordt ontvangen nadat Opslaan is geselecteerd bij Ontvangst bestanden instellingen in het menu Faxeigenschappen, gaat de indicator Bestand ontvangen branden.
❒ Het indicatielampje Bestand ontvangen kan ook branden wanneer documenten worden ontvangen met Directe ontvangst. Verwijzing Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
143
Ontvangst
Documenten onvoorwaardelijk ontvangen Wanneer een van de volgende omstandigheden zich voordoet, ontvangt het apparaat alle faxdocumenten met Vervangende ontvangst.
3
Probleem
Oorzaak
Oplossing
De machine drukt af met een andere functie.
De machine is bezig met af- Zodra de machine klaar is met afdrukken met een andere drukken, wordt het document autofunctie. matisch afgedrukt.
Het bericht “Uitvoer-
De uitvoerlade is vol.
Neem het papier uit de uitvoerlade.
De klep is open.
Sluit de klep die op het display wordt aangegeven.
lade is vol. Papier verwijderen.” verschijnt. h brandt.
Documenten ontvangen die aan vooraf opgegeven voorwaarden voldoen Wanneer een van de volgende omstandigheden zich in de volgende lijst voordoet, ontvangt het apparaat alleen de documenten die aan de voorwaarden voldoen die zijn opgegeven bij de Gebruikersparameters in het menu Faxeigenschappen. Probleem
Oorzaak
Oplossing
h brandt.
Papierstoring.
Het vastgelopen papier verwijderen. Voor details over het verwijderen van papier, zie Problemen oplossen.
h brandt.
Alle lades zijn leeg.
Papier bijvullen. Voor details over het toevoegen van papier, zie Problemen oplossen.
h brandt.
De toner is op.
De tonercartridge vervangen. Voor details over het vervangen van de toner, zie Problemen oplossen.
Het bericht “Deze lade is buiten werking.” verschijnt.
144
Alle lades zijn buiten gebruik.
Neem contact op met uw leverancier.
Ontvangsttypen
U kunt de onderstaande voorwaarden opgeven met de gebruikersparameters (schakelaar 05, bit 2, 1) in het menu Faxeigenschappen. • Als Eigen Naam of Eigen Faxnr. wordt ontvangen Dit apparaat schakelt alleen over naar Vervangende ontvangst, als de verzender zijn Eigen naam of Eigen Faxnr. heeft geprogrammeerd. Wanneer de stroom langer dan één uur is uitgeschakeld, worden alle in het geheugen opgeslagen documenten gewist. In dit geval kan het Journaal worden gebruikt om de afzenders van de verwijderde documenten te identificeren, zodat u ze kunt vragen deze opnieuw te versturen. Als een afzender zijn Eigen naam of Eigen Faxnr. niet heeft geprogrammeerd, kan het voorkomen dat het apparaat een belangrijk faxdocument niet ontvangt. Wij bevelen aan dat u belangrijke verzenders vraagt op voorhand een Eigen naam of Eigen Faxnr. te programmeren. • Vrij Dit apparaat schakelt naar Vervangende ontvangst over, ongeacht of de verzender zijn Eigen naam of Eigen Faxnr. heeft geprogrammeerd. • Overeenkomst gesloten netwerkcode Het apparaat schakelt alleen over naar Vervangende ontvangst wanneer de geprogrammeerde Gesloten netwerkcode van de tegenpartij overeenkomt met de Gesloten netwerkcode van dit apparaat. • Uitschakelen Het apparaat ontvangt geen documenten.
3
Verwijzing Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Problemen oplossen
145
Ontvangst
Ontvangstmodi Er zijn twee manieren waarop u het apparaat kunt instellen om binnenkomende gesprekken af te handelen: • Handmatige ontvangst (een externe telefoon noodzakelijk) • Automatische ontvangst U kunt de ontvangstmodus alleen wijzigen wanneer een standaard G3-lijn wordt gebruikt. U kunt de ontvangstmodus niet veranderen waneer een andere lijn dan de standaard G3-lijn (G3-2 G3-3) wordt gebruikt.
3
Opmerking ❒ Er is een externe telefoon nodig om dit apparaat als telefoon te kunnen gebruiken.
Handmatige ontvangst Wanneer een telefoongesprek wordt ontvangen, gaat het apparaat bellen. Wanneer de telefonische oproep een faxdocument is, dient u handmatig over te schakelen naar de faxmodus.
A Wanneer het apparaat belt, neemt u de hoorn of de externe telefoon op. B Wanneer u geluidssignalen hoort, drukt u op de toets {Start} of u houdt de
toets {Fax} enkele seconden ingedrukt. (De toets {Start} is alleen beschikbaar in de faxmodus wanneer er geen origineel is geplaatst.)
C Leg de hoorn van het externe telefoontoestel op de haak. Het apparaat start met ontvangen.
Opmerking ❒ Wanneer de bedieningsschakelaar uitgeschakeld is, zelfs wanneer de hoofdschakelaar ingeschakeld is, kunt u dit apparaat niet bedienen met alleen de hoorn van de externe telefoon. U moet eerst de bedieningsschakelaar indrukken om het apparaat in te schakelen.
Automatische ontvangst Wanneer een telefoongesprek wordt ontvangen, ontvangt het apparaat dit automatisch als een faxdocument. Gebruik deze instelling voor een aparte faxlijn.
146
Ontvangstmodi
Ontvangstmodus veranderen U kunt ontvangstmodi omschakelen met behulp van de Ontvangstinstellingen in het menu Faxeigenschappen. Wanneer u een Snelbedieningstoets programmeert met Omschakelen naar ontvangstmodus, kunt u de ontvangstmodus snel omschakelen.
A Druk op [Activeer RX modus].
3
B Selecteer de ontvangstmodus en druk vervolgens op [OK].
Om de selectie te annuleren, drukt u op [Annuleren]. Het display geeft “stand-by” aan. Verwijzing Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
147
Ontvangst
Internetfaxdocumenten ontvangen U kunt e-maildocumenten ontvangen met Internetfax. Er zijn twee methoden om e-mail te ontvangen: Automatische e-mailontvangst en Handmatige e-mailontvangst. Belangrijk ❒ E-mail met bijlagen anders dan bestanden met TIFF-F-indeling kunnen niet worden ontvangen. Afzenders ontvangen een e-mailfoutmelding wanneer hun e-mails bijlagen bevatten. U kunt selecteren of het apparaat dit bericht al dan niet verzendt met de gebruikersparameters (schakelaar 21, bit 7) in het menu Faxeigenschappen. TIFF-F-documenten die gemaakt zijn met de functie Opslaan van DeskTopBinder kunnen echter worden ontvangen.
3
❒ Indien [Beveiligd-wachtwoordverificatie voor alle clientverbindingen verplicht] geselecteerd is in Windows Server 2003, is ontvangst niet mogelijk. Opmerking ❒ Wanneer het ontvangstprotocol ingesteld is op POP3 of IMAP4, kunt u het apparaat in “Systeeminstellingen” instellen om binnenkomende e-mail vast te houden of dit van de server te verwijderen.
❒ Met gebruikersparameters (schakelaar 21, bit 1) in het menu Faxeigenschappen kunt u het apparaat de retourontvangst laten verzenden als reactie op het verzoek ontvangstbericht dat aan de verzonden e-mail was bevestigd. Verwijzing Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Automatische e-mailontvangst Wanneer deze functie aan staat, controleert het apparaat periodiek de e-mail server voor binnenkomende e-mail en downloadt het indien nodig. Opmerking ❒ Wanneer het geheugen vol raakt, wordt de e-mail niet op de opgegeven intervallen ontvangen. Ontvangst zal hervat worden wanneer voldoende geheugen beschikbaar wordt.
❒ Automatische ontvangst van e-mail moet worden ingesteld in “Systeeminstellingen”. Wanneer u automatische ontvangst selecteert, stelt u de ontvangstinterval in op minuten. ❒ E-mail kan handmatig worden ontvangen. Verwijzing Pag.149 “Handmatige e-mailontvangst”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
148
Internetfaxdocumenten ontvangen
Handmatige e-mailontvangst Volg deze stappen om een fax te ontvangen door de e-mailserver handmatig te openen. Belangrijk ❒ Programmeer de functie Handmatige E-mail RX vooraf onder een snelbedieningstoets.
A Druk op [Handm. E-mail RX].
3
B Controleren het bericht en druk vervolgens op [Afsluiten].
Het apparaat opent de server om de e-mail te controleren en ontvangt nieuwe e-mail. Het display geeft “stand-by” aan. Verwijzing Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Ontvangen afbeeldingen Dit is een voorbeeld van een Internetfaxdocument dat vanaf dit apparaat is verzonden en ontvangen op een computer met de e-mailtoepassing Outlook Express. De ontvangen afbeelding is afhankelijk van de e-mailtoepassing. Belangrijk ❒ Wanneer Internetfax-e-mail naar de computer is verzonden, wordt de volgende informatie altijd in de e-mailtekst ingevoegd: “Deze e-mail is verzonden door “Hostnaam” (productnaam) vragen naar: “E-mailadres beheerder”” om hostnaam en e-mailadres te controleren, zie Bedienings-
handleiding Standaardinstellingen.
149
Ontvangst
3
ALV011S
1. E-mail verzonden zonder een onderwerp op te geven in “TX modus”.
6. Onderwerp
De naam (e-mailadres) van de afzender
Toont het onderwerp dat opgegeven is in “TX modus” ten tijde van de verzending. Als er geen onderwerp opgegeven is, wordt er een automatisch toegewezen in de notatie die in 1 hierboven wordt getoond.
4. De datum
7. Het bericht is in alle e-mails inge-
2. E-mail verzonden met een onderwerp opgegeven in “TX modus”. 3. Vanaf
De datum en tijd van een e-mailverzending
voegd. “xxxx” is de apparaatnaam.
5. naar
Elk document dat door de afzender wordt bijgevoegd, wordt weergegeven als een bevestigd document.
Het e-mailadres van de ontvanger
8. Bestandsbijlage
Opmerking ❒ Het displayformaat van de afzendernaam verschilt overeenkomstig dat van de instelling Stempel afzender en andere functies. ❒ Het displayformaat van het onderwerp varieert overeenkomstig de Stempel afzender en andere instellingen. Verwijzing Pag.28 “E-mailonderwerp”
150
Ontvangstfuncties
Ontvangstfuncties in dit hoofdstuk worden nuttige functies voor het ontvangen van faxdocumenten uitgelegd.
Ontvangen documenten routeren In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe ontvangen documenten moeten worden gerouterd met behulp van SUB Codes. Belangrijk ❒ Met deze functie kunnen documenten niet worden gerouteerd naar mappen.
3
Ontvangen documenten routeren met SUB Code Dit apparaat kan ontvangen documenten routeren met behulp van SUB Codes. Als een document is ontvangen, wordt de SUB Code ervan vergeleken met gebruikerscodes die in Persoonlijke box zijn geprogrammeerd. Indien een overeenstemming wordt gevonden, wordt het document naar de bestemming doorgestuurd waarvan de SUB Code is opgegeven.
NL ALT003S
Belangrijk ❒ U moet eerst de Persoonlijke box instellen en een bezorgingsbestemming registreren. Persoonlijke box kan worden geprogrammeerd in “Box instelling” in het menu Faxeigenschappen. ❒ Deze functie is niet beschikbaar als u heeft ingesteld dat ontvangen documenten naar de netwerkbezorgingsserver moeten worden bezorgd. Bezorging van ontvangen documenten kan worden ingesteld in “Systeeminstellingen”. Opmerking ❒ Als de gespecificeerde bestemming een e-mailadres is, wordt het ontvangen document als e-mail naar die bestemming gerouteerd. ❒ U kunt vanaf elke willekeurige faxmachine ontvangen documenten routeren, ongeacht het fabrikaat. Verwijzing Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
151
Ontvangst
Doorzenden van Ontvangen documenten Het apparaat kan ontvangen document doorzenden met behulp van SUB Codes. Originele documenten die zijn verzonden met een SUB Code die overeenkomt met de voor de Verzendingsbox geprogrammeerde SUB Code worden ontvangen en vervolgens doorgezonden naar een geprogrammeerde ontvanger. Belangrijk ❒ Om ontvangen documenten door te kunnen sturen dienen er Doorzendboxen en Ontvangerstations te zijn ingesteld. Doorzendbox kan worden geprogrammeerd in “Box instelling” in het menu Faxeigenschappen.
3
Opmerking ❒ Als e-mailadressen als ontvangers zijn geprogrammeerd, worden ontvangen documenten in e-mailformaat naar de ontvangers gezonden.
❒ Doorzendresultaten worden niet naar de verzoekende partij teruggestuurd. ❒ U kunt vanaf elke willekeurige faxmachine ontvangen gegevens doorzenden, ongeacht het fabrikaat. Verwijzing Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
SUB Code doorzendrapport U kunt het resultaat van verzending naar ontvangende stations controleren. Het apparaat drukt dit rapport af wanneer het gereed is met het verzenden naar Ontvangende stations. Opmerking ❒ U kunt selecteren of de SUB Code doorzendrapport automatisch moet worden afgedrukt met de gebruikersparameters (schakelaar 04, bit 1) in het menu Faxeigenschappen.
❒ U kunt instellen of een deel van de oorspronkelijke afbeelding op het rapport moet worden afgedrukt met de gebruikersparameters (schakelaar 04, bit 7) in het menu Faxeigenschappen. ❒ “Niet geprogrammeerd” geeft aan dat het document niet kon worden verzonden, omdat de eindontvanger niet geprogrammeerd is. ❒ “--” geeft aan dat het internetfax-document naar de e-mailserver was gestuurd, die in deze machine is geprogrammeerd. ❒ Voor het maximum aantal bestemmingen dat u in een groep kunt programmeren, zie “Maximumwaarden”. Verwijzing Pag.274 “Maximum waarden”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
152
Ontvangstfuncties
Ontvangen documenten doorzenden Dit apparaat kan ontvangen documenten doorsturen naar andere bestemmingen die in dit apparaat geprogrammeerd zijn.
3
NL ALT004S
❒ ❒ ❒ ❒
❒ ❒
Opmerking Een faxnummer, Internetfaxadres, IP-faxadres of mapadres kan worden ingesteld als doorzendbestemming. Als een e-mailadres is geprogrammeerd als de bestemming, worden ontvangen documenten als e-mail doorgestuurd. U dient van te voren de doorzendbestemming op te geven. Doorzenden kan worden ingesteld onder Ontvangstinstellingen in het menu Faxeigenschappen. Wanneer u wilt dat het apparaat ontvangen documenten doorzendt naar een bepaalde bestemming overeenkomstig de afzender, geeft u de Doorzendbestemming voor elke afzender op onder Faxeigenschappen, Ontvangstinstellingen, Speciale afzender programmeren. Documenten van andere afzenders worden doorgezonden naar de standaard doorzendbestemming die voor deze functie is opgegeven. U kunt via de gebruikersparameters selecteren of het apparaat de documenten die worden doorgestuurd, moet afdrukken (schakelaar 11, bit 6) in het menu Faxeigenschappen. U kunt instellen of het Mapverzending Resultatenrapport al dan niet naar het opgegeven e-mailadres moet worden verzonden als mappen zijn geprogrammeerd als doorzendbestemmingen waarnaar documenten van alle afzenders of Speciale afzenders worden verzonden. Voor details, Zie Bedieningshandleiding Standaardinstellingen.
❒ Voor het maximum aantal bestemmingen dat u in een groep kunt programmeren, zie “Maximumwaarden”.
153
Ontvangst
Verwijzing Pag.274 “Maximum waarden”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
SMTP-ontvangst via internetfax U kunt een document ontvangen dat met Internetfax verzonden is met behulp van SMTP-ontvangst. Met SMTP-ontvangst worden e-mails ontvangen, zodra deze worden gezonden naar het e-mailadres dat door de machine is ingesteld.
3
NL ALT005S
Belangrijk ❒ Stel dit apparaat eerst in met behulp van de MX record of de DNS server om SMTP ontvangst mogelijk te maken.
❒ Stel de ontvangstprotocol in op SMTP onder “Systeeminstellingen”. Opmerking ❒ U kunt eveneens ontvangen e-mails naar andere internetfaxmachines routeren.
❒ Zelfs als op de DNS-server SMTP-ontvangst is ingeschakeld, zullen e-mails gestuurd vanaf de SMTP-server, niet worden ontvangen en de machine geeft een foutmelding als SMTP-ontvangst niet is ingesteld. Bovendien zendt de SMTP-server een foutmelding naar de zender. ❒ Als bij het ontvangen van een e-mail een fout plaats vindt, wordt de ontvangst ervan afgebroken, de e-mail gewist, en een foutrapport afgedrukt. Bovendien zendt de SMTP-server een foutmelding naar de zender. ❒ Wanneer de SMTP-server ontvangen documenten naar dit apparaat probeert te routeren, terwijl het apparaat een e-mail aan het verzenden is, zal het apparaat de SMTP-server beantwoorden met een “bezet”-signaal. Vervolgens probeert de SMTP-server gewoonlijk het document opnieuw te sturen, totdat de ingestelde termijn is verlopen. Verwijzing Pag.148 “Automatische e-mailontvangst”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
154
Ontvangstfuncties
Ontvangen e-mails via SMTP routeren Via SMTP ontvangen e-mails kunnen naar andere faxmachines worden gerouteerd.
3
NL ALT006S
Belangrijk ❒ Voordat e-mails die via SMTP zijn ontvangen, worden gerouterd, moet u eerst “SMTP RX Inst. best.bez.” op “Aan” instellen in het menu Faxeigenschappen. ❒ Het is mogelijk dat deze functie, afhankelijk van de beveiligingsinstellingen, niet beschikbaar is. De verzender kan verzoeken e-mails naar een andere faxmachine door te laten zenden, door het volgende e-mailadres op te geven:
❖ Faxnummer fax=faxnummer bestemming@hostnaam van dit apparaat.domeinnaam Bijvoorbeeld: als u wilt doorzenden naar faxnummer 212-123-4567: [email protected] ❖ Enkelvoudige bestemming geprogrammeerd in de bestemmingslijst fax=qregistratienummer van 5 cijfers of minder@hostnaam van deze machine.domeinnaam Voorbeeld: doorzenden naar bestemmingsnummer 00001: [email protected] ❖ Groepsbestemming geprogrammeerd in de bestemmingslijst fax=qppregistratienummer van 5 cijfers of minder@hostnaam van deze machine.domeinnaam Voorbeeld: doorzenden naar de bestemming geprogrammeerd onder groepsnr. 0004: [email protected] 155
Ontvangst
Opmerking ❒ Als een Doorzendverzoek per e-mail wordt ontvangen terwijl “SMTP RX Inst. best.bez.” op “Uit” staat, beantwoordt dit apparaat de SMTP-server met een foutmelding.
❒ U kunt instellingen maken die het doorzenden naar bepaalde afzenders beperkt. ❒ Met deze functie kunt u ook tegelijkertijd via deze machine met uw e-mailtoepassing documenten zenden naar e-mailadressen en bestemmingen van G3-faxmachines. ❒ Voor het maximum aantal bestemmingen dat u in een groep kunt programmeren, zie “Maximumwaarden”.
3
Verwijzing Pag.274 “Maximum waarden”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
JBIG-ontvangst Met behulp van JBIG (Joint Bi-level Image Experts Group) compressie kunt u foto’s sneller verzenden dan via andere compressiemethoden. Hiermee kunt u documenten in JBIG-opmaak ontvangen via verzending met JBIG-compressie. Belangrijk ❒ U kunt deze functie alleen gebruiken met de telefoonlijn.
Faxontvangst automatisch inschakelen Dit apparaat kan worden ingesteld om zich automatisch uit te schakelen als hij gedurende een bepaalde tijd niet is gebruikt. In deze situatie kan het apparaat, hoewel de bedieningsschakelaar is uitgeschakeld, toch inkomende documenten ontvangen, zolang de hoofdschakelaar is ingeschakeld. Belangrijk ❒ U kunt geen berichten ontvangen als zowel de bedieningsschakelaar als de hoofdschakelaar is uitgeschakeld. Opmerking ❒ Met de gebruikersparameters kunt u instellen of documenten na ontvangst (Directe ontvangst) meteen moeten worden afgedrukt (schakelaar 14, bit 0) in het menu Faxeigenschappen. ❒ U kunt tevens faxdocumenten die met Geheugenontvangst (Vervangende ontvangst) zijn ontvangen, laten afdrukken nadat het apparaat wordt ingeschakeld. Verwijzing Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
156
Afdrukopties
Afdrukopties in dit hoofdstuk worden nuttige functies voor het afdrukken van ontvangen documenten uitgelegd.
Signaal afdrukken voltooid Wanneer deze functie is ingeschakeld, geeft het apparaat een geluidssignaal om u te laten weten dat er een ontvangen document wordt afgedrukt.
3
Opmerking ❒ U kunt het volume van het geluidssignaal wijzigen en dit zelfs helemaal uitschakelen met “Geluidsvolume aanpassen” in het menu Faxeigenschappen (stel het volume in op het minimumniveau). Verwijzing Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Geruit merkteken Wanneer deze functie is ingeschakeld, wordt er een geruit merkteken op de eerste pagina van de faxdocumenten afgedrukt zodat u ze gemakkelijker kunt scheiden.
Opmerking ❒ U kunt deze functie in- of uitschakelen met Geruit merkteken in het menu Faxeigenschappen. Verwijzing Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
157
Ontvangst
Centreerteken Wanneer deze functie is ingeschakeld, worden merktekens halverwege de linkerzijde en boven in het midden van elke ontvangen pagina afgedrukt. Dit is handig als u de documenten wilt perforeren om ze te archiveren.
3
Opmerking ❒ Soms staat dit Centreerteken niet helemaal precies in het midden.
❒ U kunt deze functie in- of uitschakelen met behulp van Centreerteken in het menu Faxeigenschappen. Verwijzing Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Ontvangsttijd U kunt onderaan het document de datum en tijd van ontvangst en het bestandsnummer laten afdrukken. Opmerking ❒ U kunt deze functie in- of uitschakelen met Ontvangsttijd afdrukken in het menu Faxeigenschappen.
❒ Als een ontvangen document wordt afgedrukt op twee of meer vellen, wordt de ontvangsttijd afgedrukt op de laatste pagina. ❒ Het tijdstip waarop het document werd afgedrukt kan eveneens op het document worden vastgelegd. Als u gebruik wenst te maken van deze functie, dient u contact op te nemen met de leverancier. Verwijzing Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
158
Afdrukopties
Dubbelzijdig afdrukken U kunt een ontvangen document afdrukken op zowel de voorzijde als de achterzijde van een vel papier.
3
Belangrijk ❒ Om deze functie te kunnen gebruiken, moeten alle pagina’s van het ontvangen document hetzelfde formaat hebben-breng de afzender hiervan indien nodig van tevoren op de hoogte. Ook moet het papier dat u in het apparaat heeft geplaatst van hetzelfde formaat zijn als het papier van de afzender. Wanneer de functie Dubbelzijdig afdrukken is ingesteld, wordt A3L, B4 JIS (Japanese Industrial Standard) L, A4KL, B5 JISKL, A5KL(11" × 17"L, 81/2" × 14"L, 81/2" × 11"KL, 81/2" × 51/2"L) papier correct door het apparaat ontvangen. De volgende tabel toont de resultaten die kunnen worden bereikt bij het ontvangen met dit apparaat. Originelen
Bovenaan binden Binden aan zijkant
NL
❒ Deze functie werkt alleen wanneer alle pagina’s dezelfde breedte hebben en in het geheugen worden ontvangen.
159
Ontvangst
❒ ❒ ❒ ❒
Opmerking U kunt deze functie in- of uitschakelen met 2-zijdig afdrukken in het menu Faxeigenschappen. Afdrukken kunnen afhankelijk van de instellingen van de afzender verschillen. U kunt bepalen om alleen documenten van specifieke afzenders op deze wijze af te drukken. Opgeslagen documenten met hetzelfde formaat worden op hetzelfde papier afgedrukt. Sommige opgeslagen documenten kunnen via deze afdrukoptie niet worden afgedrukt. Verwijzing Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
3
Afdrukken met een rotatie van 180 graden Wanneer u dubbelzijdig afdrukt, draait de machine de berichten zoals afgebeeld in het schema.
CP2B02E0
Ontvangst van meerdere kopieën Als u deze functie inschakelt, worden van ieder inkomend faxdocument meerdere exemplaren afgedrukt. U kunt ook bepalen dat meerdere exemplaren worden afgedrukt van documenten van bepaalde afzenders.
160
Afdrukopties
Opmerking ❒ Van ieder document kunnen maximaal 10 exemplaren worden afgedrukt.
❒ Wanneer u de instelling Meerdere exemplaren gebruikt met specifieke afzenders, is het maximale aantal 10. ❒ U kunt deze functie in- of uitschakelen met Afdrukhoeveelheid Ontvangstbestand in het menu Faxeigenschappen. ❒ Let op dat de machine geheugenontvangst gebruikt voor het afdrukken van meerdere exemplaren. Verwijzing Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
3
Beeldrotatie Wanneer u papier in de standaardlade K heeft geplaatst, worden inkomende faxdocumenten automatisch gedraaid, zodat ze op het papier passen.
Dit apparaat
NL
Opmerking ❒ Wanneer u een lade heeft opgegeven voor “Papierlade” in het menu Faxeigenschappen, wordt het papier dat in de opgegeven lade is geplaatst, geselecteerd.
161
Ontvangst
Paginatussenblad en lengteverkleining Als de lengte van een ontvangen document langer is dan het in de machine geplaatste papier, kan iedere pagina van het document worden gesplitst en op meerdere vellen worden afgedrukt, of worden verkleind en afgedrukt op één enkel vel.
3 (Document)
NL
Deze functie deelt bijvoorbeeld het document als de lengte van het document 20 mm (0,79") of langer is dan het papier dat wordt gebruikt. Het document wordt verkleind als het kleiner dan 20 mm (0,79") is. Als een document wordt gesplitst, wordt een scheidingsteken (p) afgedrukt op de positie waar de splitsing heeft plaatsgevonden en wordt bovenaan het tweede vel ongeveer 10 mm (0,39") van het gesplitste gebied opnieuw afgedrukt. Opmerking ❒ Uw leverancier kan deze functie aan uw wensen aanpassen via de volgende instellingen:
• Verkleining • Scheidingsteken afdrukken • Overdrukken • Lengte overdrukken • Richtlijn voor scheiding ❒ U kunt de lengte van de overlappende rand en de marge voor verkleinen met de volgende waarden aanpassen: • Overlappende lengte: 4 mm (0,16"), 10 mm (0,39"), 15 mm (0,59") • Richtlijn voor splitsing: 5 - 155 mm (in stappen van 5 mm)/0,2 - 6,1" (in stappen van 0,2")
162
Afdrukopties
Paginaverkleining Als u een document ontvangt dat langer is dan het papier in de lade, drukt het apparaat dit gewoonlijk af op twee pagina’s.
Dit apparaat
(B4 JISformaat)
3
Verkleining (A4-formaat)
NL
Als u deze functie aanzet, worden de lengte en de breedte van de ontvangen afbeelding dusdanig verkleind, dat de afbeelding op een enkele pagina past. Als A4L papier is geplaatst en er wordt een document in B4 JISL formaat ontvangen, verkleint de machine het document naar één enkel vel A4L. Opmerking ❒ U kunt deze functie in- of uitschakelen met de gebruikersparameters (schakelaar 10, bit 3) in het menu Faxeigenschappen.
❒ Wanneer deze functie wordt gebruikt, is de afdrukkwaliteit mogelijk niet zo goed als gebruikelijk. Verwijzing Pag.162 “Paginatussenblad en lengteverkleining”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
TSI-afdrukken (Transmitting Subscriber Identification Print) Normaliter wordt de Faxkoptekst van de afzender afgedrukt op ontvangen documenten. Als u een internetfaxdocument ontvangt, wordt het e-mailadres van de afzender afgedrukt. Als de afzender zijn Faxkoptekst niet heeft geprogrammeerd, kunt u hem niet identificeren. Als u echter deze functie inschakelt, wordt in plaats van de koptekst de Eigen naam of het Eigen Faxnr. van de afzender afgedrukt en kunt u zien door wie het document is verzonden. Opmerking ❒ U kunt deze functie in- of uitschakelen met de gebruikersparameters (schakelaar 02, bit 3) in het menu Faxeigenschappen. Verwijzing Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
163
Ontvangst
Als het juiste papierformaat niet beschikbaar is Als er in de machine geen papier is geplaatst dat overeenkomt met het formaat van een ontvangen document, kiest de machine een papierformaat op basis van het papier dat beschikbaar is.
3
Paginaverkleining
Uit
Verkleining in sub-scanrichting
Aan
Marge paginasplitsing
20 mm (0,79")
Prioriteit breedte of lengte
Breedte
Opmerking ❒ Het document wordt verspreid over twee vellen papier, afhankelijk van het papierformaat. ❒ Papier dat in de handinvoerlade is geplaatst, wordt doorgaans niet geselecteerd voor het afdrukken van een ontvangen document. U kunt deze lade echter gebruiken als u de handinvoerlade selecteert als de hoofdpapierlade bij ontvangst met specifieke afzenders. ❒ Breedten die dit apparaat kan ontvangen zijn A4, B4 JIS, LT (81/2" × 11") en A3. Berichten smaller dan A4 of LT (81/2" × 11") worden ontvangen op de breedte A4 of LT (81/2" × 11"). De lengte van documenten hangt af van het document. ❒ Het papierformaat waarop het ontvangen document wordt afgedrukt, kan afwijken van het formaat van het origineel. Verwijzing Pag.161 “Beeldrotatie”
Pag.162 “Paginatussenblad en lengteverkleining” Pag.163 “Paginaverkleining” Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Prioriteitsladen instellen Als papier van hetzelfde formaat in meerdere lades is geplaatst, kunt u het apparaat de ene lade laten gebruiken voor de ene functie en de andere lade voor een andere functie. U kunt bijvoorbeeld wit A4-papier plaatsen in lade 1 om kopieën te maken en geel A4-papier in lade 2 om ontvangen faxberichten af te drukken. U kunt dan gemakkelijk vaststellen voor welk doel papier is uitgevoerd. U kunt deze instelling uitvoeren in “Papierladeprioriteit: Fax” in “Systeeminstellingen”. Opmerking ❒ Wanneer een document met een ander formaat dan de prioriteitslade wordt ontvangen, wordt de lade met hetzelfde papierformaat als het ontvangen document gebruikt. Verwijzing Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
164
Afdrukopties
Afdrukken op het juiste formaat Als u deze functie inschakelt, worden ontvangen documenten afgedrukt op het blad met de hoogste prioriteit. Deze functie kan worden ingesteld met gebruikersparameters (schakelaar 05, bit 5) in het menu Faxeigenschappen. Als u deze functie inschakelt en er in geen van de lades papier van geschikt formaat is geplaatst, verschijnt in het display een melding die aangeeft dat papier van de juiste lengte moet worden geplaatst. Als u het juiste papier heeft geplaatst, kunt u op [Afsluiten] drukken om het bericht af te drukken.
3
Opmerking ❒ Nadat u op [Afsluiten] heeft gedrukt, is de procedure afhankelijk van de apparaatstatus op het moment dat het bericht werd weergegeven.
• Als er ontvangen documenten of rapporten automatisch werden afgedrukt, gaat de printer automatisch verder met afdrukken vanaf het punt waar hij was gestopt. • Als er handmatig documenten of rapporten werden afgedrukt, gaat de printer niet door met afdrukken. Voer de handelingen nogmaals vanaf het begin uit. Verwijzing Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Inkomende documenten afdrukken op papier uit de handinvoerlade U kunt documenten van opgegeven afzenders afdrukken op papier uit de handinvoer. Als volgt instellen: • Programmeer een Speciale afzender en selecteer de Handinvoer als papierlade. • In “Speciale afzender programmeren” in het menu Faxeigenschappen schakelt u de “Speciale ontvangstfunctie” in “Oorspronkelijke setup” in. Belangrijk ❒ Als u deze functie gebruikt, kunnen afgedrukte vellen niet worden uitgevoerd naar de finisher uitvoerlade. Zelfs wanneer u de finisher uitvoerlade opgeeft, worden de vellen uitgevoerd naar de Interne lade 1.
165
Ontvangst
❒ ❒ ❒
❒
3
❒ ❒ ❒ ❒
Opmerking U kunt maximaal 100 vel standaardpapier in de handinvoerlade plaatsen. U kunt een papierformaat dat niet in de papierlade(s) kan worden geplaatst gebruiken in de handinvoer. Het apparaat kan de volgende papierformaten detecteren: A6L, A5L, A4L, A3L (51/2" × 81/2"L, 81/2" × 11"L, 11" × 17"L). Wanneer u papier met een ander formaat plaatst, moet u het formaat instellen. Als het opgegeven papierformaat en het papierformaat in de handinvoer niet overeenkomen, kan het papier vastlopen of de afbeelding kan worden afgesneden. Wanneer u lade 1 gebruikt van de optionele 1000-blad finisher, wordt papier uitgevoerd via de lade zelfs als aangepaste formaten zijn geselecteerd. Documenten die worden afgedrukt op papier dat kleiner is dan A4-formaat kunnen worden afgesneden of verspreid over meerdere vellen worden afgedrukt. Papier dat langer is dan 600 mm wordt mogelijk gekreukt, niet verzonden of loopt vast. Het afdrukgebied is afhankelijk van de optionele geheugenuitbreidingsmodule, de resolutie en de verticale lengte van originelen. Als u deze functie gebruikt, zijn Beeldrotatie en Afdrukken met rotatie van 180 graden niet mogelijk. Verwijzing Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Waar inkomende berichten worden afgeleverd - uitvoerlade U kunt de uitvoerlade of de uitvoerpositie opgeven om het scheiden van ontvangen documenten te vergemakkelijken.
Lade voor lijnen aangeven Gebruik deze functie om de uitvoerlade voor elke lijnpoort op te geven. U kunt voor iedere poort de papierlade opgeven (telefoon, Internetfax of IP-fax). U kunt bijvoorbeeld aangeven dat documenten die worden ontvangen via de G3-1 poort in de “Interne lade 1” terechtkomen en dat berichten die worden ontvangen via de G3-2 poort in de “Interne lade 2” terechtkomen, waardoor het scheiden van berichten gemakkelijker wordt. U kunt de machine ook instellen om internetfaxdocumenten en gewone faxen via verschillende laden naar buiten te laten komen. Belangrijk ❒ Voor deze functie is de optionele extra G3-interface vereist. Opmerking ❒ Specificeer de poort en bestemming in [Specificeer lade voor regels.] met behulp van het menu Faxeigenschappen. ❒ Beschikbare uitvoerladen zijn afhankelijk van het type finisher. Verwijzing Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
166
Afdrukopties
Lade verschuiven Gebruik deze functie om de uitvoer positie voor elk document te verschuiven, zodat u ontvangen documenten eenvoudig kunt scheiden. Belangrijk ❒ De optionele finisher of verschuivingssorteerlade is nodig.
Als de optionele finisher is geselecteerd voor faxuitvoer, kunt u de functie Lade verschuiven gebruiken telkens als er een fax of rapport wordt afgedrukt. Dit is handig voor het scheiden van faxen die in de uitvoerlade van de finisher zijn gestapeld. Als bijvoorbeelde de vorige binnengekomen fax naar links was uitgevoerd, zal de volgende binnenkomende fax naar rechts worden uitgevoerd en omgekeerd.
3
Opmerking ❒ U kunt deze functie in- of uitschakelen met de gebruikersparameters (schakelaar 19, bit 0) in het menu Faxeigenschappen. Verwijzing Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
167
Ontvangst
3
168
4. Communicatie-informatie wijzigen/bevestigen In dit hoofdstuk worden de eigenschappen van [Wijz TX/Inf.] uitgelegd, die u kunt gebruiken om communicatieresultaten op het scherm of afgedrukte rapporten te bevestigen.
Instellingen van bestanden in het geheugen veranderen Nadat u op de toets {Start} heeft gedrukt (na het scannen van de originelen), kunt u de bestemming en de instellingen van geheugenverzending controleren en wijzigen. U kunt een verzending ook annuleren, de instellingen van een verzending wijzigen, een opgeslagen bericht afdrukken, een overzicht van opgeslagen berichten afdrukken en een bericht dat het apparaat niet heeft verzonden alsnog verzenden. Opmerking ❒ Wanneer het bericht “Er zijn geen verzendbestanden gevonden.” verschijnt op het scherm nadat u op [TX-bestand contr./stoppen] drukt, worden er geen bestanden opgeslagen of verzonden met Geheugenverzending.
❒ Een bestand dat wordt verzonden kan niet worden gecontroleerd of bewerkt. SUB Code-berichten en opgeslagen berichten die als rapport worden afgedrukt, kunnen evenmin worden gecontroleerd of bewerkt. ❒ In sommige gevallen wordt een bestemming mogelijk niet geselecteerd als de bestemming als “p” wordt weergegeven, afhankelijk van de beveiligingsinstellingen.
169
Communicatie-informatie wijzigen/bevestigen
Een bestemming van een gelijktijdige broadcast verwijderen U kunt geselecteerde broadcastbestemmingen verwijderen. Belangrijk ❒ Als u een bestemming wist die tevens de enige bestemming voor een verzending is, dan wordt de verzending geannuleerd.
A Druk op [Wijz TX/Inf.].
4
B Druk op [TX-bestand contr./stoppen].
C Selecteer het bestand waarvan u de bestemming wilt wissen.
170
Instellingen van bestanden in het geheugen veranderen
D Druk op [Instellingen control/wijz].
E Druk op [Wijzigen] om de gewenste bestemming te verwijderen.
4
F Druk op de toets {Wis/Stop} om de bestemming te verwijderen en druk vervolgens op [OK].
ALV002S
Drukken op de toets {Wis/Stop} verwijdert per cijfer het faxnummer of IP-Faxadres. Het Internetfaxadres kan in een keer worden gewist door op {Wis/Stop} te drukken.
G Druk op [Afsluiten]. Om een andere bestemming te wissen, herhaalt u stap C.
H Druk tweemaal op [Afsluiten].
Het display geeft “stand-by” aan.
171
Communicatie-informatie wijzigen/bevestigen
Een bestemming toevoegen U kunt een bestemming toevoegen voor broadcasting.
A Druk op [Wijz TX/Inf.].
4 B Druk op [TX-bestand contr./stoppen].
C Selecteer het bestand waaraan u een bestemming wilt toevoegen.
172
Instellingen van bestanden in het geheugen veranderen
D Druk op [Instellingen control/wijz].
E Druk op [Best. toev.].
4
F Geef de bestemming op met de cijfertoetsen of Bestemming-toetsen en druk vervolgens op [OK].
Wanneer het bestand een aantal Internetfaxbestemmingen heeft, kunt u het verzendingstype schakelen tussen fax/IP-Fax en Internetfax door op [Fax] of [Internet fax] te drukken. Om een e-mailadres toe te voegen, schakelt u het type verzending over naar Internetfax door op [Internet fax] te drukken. Vervolgens drukt u op [Handm. inv.] en voert u het e-mailadres in. U kunt ook een SUB Code of SEP-code programmeren door op [Geav.eigsch.] te drukken.
G Druk op [Afsluiten].
Herhaal vanaf stap C indien u nog een bestemming wilt toevoegen.
H Druk tweemaal op [Afsluiten].
Het display geeft “stand-by” aan.
173
Communicatie-informatie wijzigen/bevestigen
De verzendtijd wijzigen U kunt de ingestelde verzendingstijd wijzigen met Uitgesteld verzenden. U kunt de verzendingstijd ook wissen. Als de verzendingstijd wordt gewist, wordt het bestand onmiddellijk verzonden.
A Druk op [Wijz TX/Inf.].
4 B Druk op [TX-bestand contr./stoppen].
C Selecteer het bestand waarvoor u de verzendingstijd wilt wijzigen of annuleren.
174
Instellingen van bestanden in het geheugen veranderen
D Druk op [Instellingen control/wijz].
E Druk op [Wijzig TX tijd].
4
F Druk op [Wissen], voer de verzendtijd opnieuw in met de cijfertoetsen en druk vervolgens op [OK].
Als u op [Prioriteit TX] drukt, wordt het bestand direct verzonden. Als er echter een bestand standby staat, dan wordt dat bestand als eerste verzonden.
G Druk op [Afsluiten]. Herhaal vanaf stap C als u nog een verzendingstijd wilt wijzigen.
H Druk tweemaal op [Afsluiten].
Het display geeft “stand-by” aan.
175
Communicatie-informatie wijzigen/bevestigen
De instelling van de SMTP Server wijzigen U kunt de instelling voor het al dan niet omzeilen van de SMTP-server wijzigen.
A Druk op [Wijz TX/Inf.].
4 B Druk op [TX-bestand contr./stoppen].
C Selecteer een bestand waarvan u de SMTP-serverinstelling wilt wijzigen.
176
Instellingen van bestanden in het geheugen veranderen
D Druk op [Instellingen control/wijz].
E Druk op [Wijzigen].
4
F Druk op [SMTP].
G Selecteer [Ja] of [Nee] en druk op [OK].
177
Communicatie-informatie wijzigen/bevestigen
H Druk op [OK].
I Druk op [Afsluiten].
4
Herhaal vanaf stap C om de SMTP-serverinstellingen van andere ontvangers te wijzigen.
J Druk tweemaal op [Afsluiten]. Het display geeft “stand-by” aan.
178
Een bestand uit het geheugen afdrukken
Een bestand uit het geheugen afdrukken Als u de inhoud van een in het geheugen opgeslagen maar nog niet verzonden bestand wilt controleren, kunt u dit als volgt afdrukken.
A Druk op [Wijz TX/Inf.].
4 B Druk op [TX-bestand contr./stoppen].
C Selecteer het bestand dat u wilt afdrukken.
Als er meerdere bestemmingen zijn ingesteld, verschijnt alleen het aantal bestemmingen voor niet-verzonden documenten.
179
Communicatie-informatie wijzigen/bevestigen
D Druk op [Afdr.].
Als u dubbelzijdig wilt afdrukken, drukt u op [Afdr. op 2 zijden]. Druk op [Annuleren] voor het annuleren van het afdrukken. Het display keert terug naar stap C.
4
E Druk op de toets {Start}.
Om het afdrukken te annuleren nadat u op de toets {Start} heeft gedrukt, drukt u op [Stop. met afdr.]. Het display keert terug naar stap C. Herhaal vanaf stap C als u nog een bestand wilt afdrukken.
F Druk tweemaal op [Afsluiten].
Het display geeft “stand-by” aan. Opmerking ❒ U kunt ook bestanden afdrukken die niet zijn verzonden.
180
Een lijst met bestanden in het geheugen afdrukken (TX-bestandslijst afdrukken)
Een lijst met bestanden in het geheugen afdrukken (TX-bestandslijst afdrukken) Druk deze lijst af als u wilt zien welke bestanden in het geheugen zijn opgeslagen en wat de bijbehorende bestandsnummers zijn. Het kan nuttig zijn de bestandsnummers te kennen (bijvoorbeeld voor het wissen van bestanden).
A Druk op [Wijz TX/Inf.].
4
B Druk op [TX-bestand contr./stoppen].
C Druk op [Lijst afdrukken].
Om het afdrukken te annuleren voordat u op de toets {Start} heeft gedrukt, drukt u op [Annuleren]. Het scherm keert terug naar hetgeen voorrheen was weergegeven, voordat [Lijst afdrukken] werd ingedrukt.
181
Communicatie-informatie wijzigen/bevestigen
D Druk op de toets {Start}. Om het afdrukken te annuleren nadat u op de toets {Start} heeft gedrukt, drukt u op [Stop. met afdr.]. Het display keert terug naar stap C.
E Druk tweemaal op [Afsluiten].
Het display geeft “stand-by” aan. Opmerking ❒ De inhoud van een in het geheugen opgeslagen bestand kan eveneens worden afgedrukt. ❒ U kunt instellen of een afzendernaam al dan niet moet worden weergegeven met de gebruikersparameters (schakelaar 04, bit 5) in het menu Faxeigenschappen.
4
Verwijzing Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
182
Een bestand opnieuw verzenden
Een bestand opnieuw verzenden De machine slaat documenten op die niet verzonden konden worden via Geheugenverzending. Gebruik deze procedure om deze documenten opnieuw te verzenden. Belangrijk ❒ Stel “Documenten opslaan in geheugen die niet konden worden verzonden” in op “Aan” in gebruikersparameter (schakelaar 24, bit 0), in het menu Faxeigenschappen.
A Druk op [Wijz TX/Inf.].
4
B Druk op [TX-bestand contr./stoppen].
C Selecteer het bestand dat u opnieuw wilt verzenden.
“TX mislukt” wordt weergegeven voor bestanden die niet verzonden konden worden.
Als er meerdere bestemmingen zijn ingesteld, verschijnt alleen de eerst opgegeven bestemming. Als er meerdere bestemmingen zijn ingesteld, verschijnt alleen het aantal bestemmingen voor niet-verzonden documenten.
183
Communicatie-informatie wijzigen/bevestigen
D Druk op [Misl. best. verz.].
Om een bestemming toe te voegen, drukt u op [Best. toev.] en geeft u de bestemming op.
4
E Druk op [OK]. Herhaal vanaf stap C om nog een bestand te verzenden. Om verzendingen te annuleren, drukt u op [Annuleren]. Het display keert terug naar stap D.
F Druk tweemaal op [Afsluiten].
Het display geeft “stand-by” aan. Verzending begint. Opmerking ❒ Bestanden die niet konden worden verzonden worden gedurende 24 of 72 uur opgeslagen, afhankelijk van de instelling die u heeft ingevoerd in gebruikersparameters (schakelaar 24, bit 1) in het menu Faxeigenschappen. Verwijzing Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
184
Verzendresultaten controleren (Status Verzendbestand)
Verzendresultaten controleren (Status Verzendbestand) U kunt de verzending bevestigen aan de hand van het display, rapport of e-mail.
Op het display bevestigen Volg deze stappen om de verzendresultaten weer te geven.
A Druk op [Wijz TX/Inf.].
4
B Selecteer [Status Verzendbestand]. C Controleer de verzendresultaten.
Verzendresultaten worden weergegeven vanaf het laatste resultaat in groepen van negen. Als een fax is verstuurd, toont “Bestemming” het Eigen Faxnr. of de Faxkoptekst van de ontvanger. Wanneer een Internetfax wordt verzonden, verschijnen het e-mailadres en de naa m die geprogrammeerd zijn in de bestemmingslijst. Voor een verzending vanaf een computer wordt “-- LANFax -->” weergegeven. Afhankelijk van de beveiligingsinstellingen wordt de bestemming mogelijk weergegeven als p.
D Druk tweemaal op [Afsluiten].
Het display geeft “stand-by” aan.
185
Communicatie-informatie wijzigen/bevestigen
❒ ❒ ❒ ❒ ❒
4
Opmerking Alleen de verzendresultaten van de laatste communicaties worden weergegeven. Voor het maximum aantal communicatieresultaten dat u op dit apparaat kunt controleren, zie “Maximumwaarden”. U kunt verzonden faxdocumenten en hun lijsten bekijken via een Web Image Monitor op een netwerkcomputer. Zie de Help-functie van de Web Image Monitor voor nadere details. Wanneer een verzending wordt voltooid terwijl u deze functie gebruikt, verschijnt het verzendresultaat niet. Om het laatste resultaat te bekijken, sluit u Status Verzendbestand af en probeert u het opnieuw. U kunt een van de snelbedieningstoetsen programmeren voor deze functie. Met deze toets kunt u stap A overslaan. Als documenten vanaf de computer zijn verzonden naar het apparaat, verschijnt --LAN-Fax -->. Om te controleren of de documenten zijn verzonden naar de ontvanger, controleert u hetzelfde bestandsnummer. Verwijzing Pag.274 “Maximum waarden” Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Met rapport bevestigen Drukt rapporten voor bevestiging af.
❖ Geheugenverzending Wanneer een document niet kan worden verzonden, wordt er automatisch een Communicatie foutrapport afgedrukt. Of u gebruikt het Communicatieresultaat rapport om elk verzendresultaat te controleren, ongeacht de status. Dit rapport wordt elke keer afgedrukt wanneer een Geheugenverzending voltooid is, indien ingeschakeld met gebruikersparameters (schakelaar 03, bit 0) in het menu Faxeigenschappen. U kunt het rapport ook afdrukken door de TX status rapport aan een snelbedieningstoets toe te wijzen en deze in te drukken wanneer een bestemming wordt opgegeven. Wanneer u het Communicatieresultaat rapport inschakelt, wordt het Communicatie foutrapport niet afgedrukt. ❖ Directe verzending U kunt het resultaat bevestigen met een Direct TX Resultatenrapport. Selecteren om dit rapport af te drukken in gebruikersparameters (schakelaar 03, bit 5) in het menu Faxeigenschappen. Een rapport wordt afgedrukt nadat elke Directe verzending voltooid is. U kunt het rapport ook afdrukken door de TX status rapport aan een snelbedieningstoets toe te wijzen en deze in te drukken wanneer een bestemming wordt opgegeven. Verwijzing Pag.188 “Communicatieresultaat rapport (Geheugenverzending)” Pag.188 “Direct Resultaat Rapport (Directe verzending)” Pag.189 “Communicatie foutrapport” Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
186
Verzendresultaten controleren (Status Verzendbestand)
Per e-mail bevestigen Result. e-mailverz. functie naar verzenden rapport met e-mail naar a Computer, en bevestigen aan Computer. De beschikbare rapporten zijn: • Communicatieresultaat rapport. • Direct TX Resultatenrapport. • Polling met SEP RX-resultaat. Belangrijk ❒ U moet eerst de e-mailadressen van de bestemmingen waarnaar het rapport moet worden verzonden, registreren in de bestemmingslijst.
4
Opmerking ❒ Door de E-mail TX resultaten vooraf aan een snelbedieningstoets toe te wijzen, kunt u de verzendresultaten per e-mail verzenden nadat elke verzending voltooid is. Selecteer in de bestemmingslijst de bestemming voor melding van Internetfaxbestemmingen.
❒ Naam afzender functie naar selecteer afzender, verzendresultaten naar afzender:’ e-mail adressen geregistreerd. Selecteer in de bestemmingslijst de afzender uit de Internetfaxbestemmingen. ❒ Wanneer u faxen verzendt vanaf een computer, gebruikt u het LAN-Faxstuurprogramma om op te geven of het LAN-fax resultatenrapport al dan niet naar de computer moet worden gestuurd. Verwijzing Pag.97 “Afzenderinstellingen”
Pag.103 “SEP Codes voor ontvangst instellen” Pag.188 “Direct Resultaat Rapport (Directe verzending)” Pag.192 “Journaal afdrukken” Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Per rapport en e-mail bevestigen U kunt verzendresultaten bevestigen via zowel de functie E-mail TX resultaten, die de resultaten per e-mail verstuurt, als het communicatieresultaatrapport dat door het apparaat wordt afgedrukt. U kunt instellen of u beide samen wilt gebruiken in gebruikerparameters (schakelaar 10, bit 6) in het menu Faxeigenschappen. Verwijzing Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
187
Communicatie-informatie wijzigen/bevestigen
Communicatieresultaat rapport (Geheugenverzending) Dit rapport wordt afgedrukt als een geheugenverzending is voltooid, zodat u het resultaat van de verzending kunt controleren. Opmerking ❒ Als E-mail TX resultaten onder een snelbedieningstoets is geprogrammeerd, kunt u selecteren of een e-mailrapport moet worden gestuurd na ontvangst.
❒ Als er twee of meer bestemmingen zijn aangegeven, wordt dit rapport afgedrukt nadat het faxdocument naar alle bestemmingen is verstuurd. ❒ Als het apparaat is ingesteld om dit rapport niet af te drukken en het faxdocument niet succesvol kon worden verzonden, wordt het Communicatie foutrapport afgedrukt. ❒ U kunt deze functie in- of uitschakelen met de gebruikersparameters (schakelaar 03, bit 0) in het menu Faxeigenschappen. ❒ U kunt een afzendernaam laten weergeven met de gebruikersparameters (schakelaar 04, bit 5) in het menu Faxeigenschappen. ❒ U kunt selecteren of een deel van het oorspronkelijke afbeelding aan het rapport moet worden toegevoegd met de gebruikersparameters (schakelaar 04, bit 7) in het menu Faxeigenschappen. ❒ Om het rapport zonder tekstverstoring te bekijken, selecteert u in uw e-mailinstellingen een lettertype van gelijke tekenbreedte. ❒ U kunt instellen of een bestemming al dan niet moet worden weergegeven met de gebruikersparameters (schakelaar 04, bit 4) in het menu Faxeigenschappen. ❒ In de kolom Pagina’s wordt het totale aantal pagina’s weergegeven. In de kolom Pagina’s niet verzonden wordt het aantal pagina’s aangegeven dat niet kon worden verzonden. ❒ “--” geeft aan dat het internetfax-document naar de e-mailserver was gestuurd, die in deze machine is geprogrammeerd. (Dit betekent echter niet, dat de e-mail was geleverd.)
4
Verwijzing Pag.189 “Communicatie foutrapport”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Direct Resultaat Rapport (Directe verzending) Als u dit rapport inschakelt, wordt er na iedere Directe verzending een rapport afgedrukt, zodat u kunt controleren of de verzending al dan niet is geslaagd. Als het apparaat is ingesteld om dit rapport niet af te drukken en het faxdocument niet succesvol kon worden verzonden, wordt het Foutrapport afgedrukt.
188
Verzendresultaten controleren (Status Verzendbestand)
Opmerking ❒ Als E-mail TX resultaten onder een snelbedieningstoets is geprogrammeerd, kunt u selecteren of een e-mailrapport moet worden gestuurd na de ontvangst.
❒ U kunt dit rapport in- of uitschakelen met de gebruikersparameters (schakelaar 03, bit 5) in het menu Faxeigenschappen. ❒ Om het rapport zonder tekstverstoring te bekijken, selecteert u in uw e-mailinstellingen een lettertype van gelijke tekenbreedte. ❒ U kunt instellen of een bestemming al dan niet moet worden weergegeven met de gebruikersparameters (schakelaar 04, bit 4) in het menu Faxeigenschappen. ❒ Als de pagina succesvol is verzonden, wordt in de kolom Pagina het totale aantal pagina’s aangegeven dat is verzonden. Verwijzing Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
4
Communicatie foutrapport Dit rapport wordt afgedrukt als een document niet met succes via Geheugenverzending kon worden gezonden. Als het apparaat is ingesteld voor het afdrukken van een communicatieresultaatrapport, dan wordt dit rapport niet afgedrukt. U kunt dit rapport gebruiken om te controleren welke verzendingen zijn mislukt, zodat u deze opnieuw kunt verzenden. ❒ ❒ ❒ ❒ ❒ ❒ ❒ ❒
Opmerking U kunt selecteren of het Rapport communicatiefouten automatisch moet worden afgedrukt met de gebruikersparameters (schakelaar 04, bit 1) in het menu Faxeigenschappen. Dit rapport wordt alleen afgedrukt als het communicatieresultaatrapport is uitgeschakeld en een document niet kon worden verzonden via Geheugenverzending. U kunt selecteren of een deel van het oorspronkelijke afbeelding aan het rapport moet worden toegevoegd met de gebruikersparameters (schakelaar 04, bit 7) in het menu Faxeigenschappen. U kunt een bestemming laten weergeven met de gebruikersparameters (schakelaar 04, bit 4) in het menu Faxeigenschappen. U kunt instellen of een afzendernaam al dan niet moet worden weergegeven met de gebruikersparameters (schakelaar 04, bit 5) in het menu Faxeigenschappen. In de kolom Pagina’s wordt het totale aantal pagina’s weergegeven. In de kolom Pagina’s niet verzonden wordt het aantal pagina’s aangegeven dat niet kon worden verzonden. “Niet geprogrammeerd” geeft aan dat het document niet kon worden verzonden, omdat de doorzendbestemming niet geprogrammeerd is. “--” geeft aan dat het internetfax-document naar de e-mailserver was gestuurd, die in deze machine is geprogrammeerd. (Dit betekent echter niet, dat de e-mail was geleverd.) Verwijzing Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
189
Communicatie-informatie wijzigen/bevestigen
Het ontvangstresultaat controleren (Status Ontvangstbestand) Bevestig het ontvangstresultaat in het scherm of in een rapport.
Op het display bevestigen Volg deze stappen om het ontvangstresultaat weer te geven.
A Druk op [Wijz TX/Inf.].
4
B Druk op [Status Ontvangstbestand]. C Controleer de ontvangstresultaten.
Ontvangstresultaten worden weergegeven vanaf het laatste resultaat in groepen van negen. Wanneer een fax of een IP-fax is ontvangen, geeft het “Afzender” het Eigen Faxnr. of de informatie van de Faxkoptekst weer. Wanneer een Internetfax wordt ontvangen, verschijnt het e-mailadres van de afzender.
190
Het ontvangstresultaat controleren (Status Ontvangstbestand)
D Druk tweemaal op [Afsluiten]. Het display geeft “stand-by” aan. Opmerking ❒ Alleen de ontvangstresultaten van de laatste communicaties worden weergegeven. Voor het maximum aantal communicatieresultaten dat u op dit apparaat kunt controleren, zie “Maximumwaarden”.
❒ U kunt ontvangen faxdocumenten en hun lijsten bekijken via een Web Image Monitor op een netwerkcomputer. Zie de Help-functie van de Web Image Monitor voor nadere details. ❒ Wanneer een document wordt ontvangen terwijl u deze functie gebruikt, verschijnt het ontvangstresultaat niet. Om het laatste resultaat te bekijken, sluit u Status Ontvangstbestand af en probeert u het opnieuw. ❒ U kunt een van de snelbedieningstoetsen programmeren voor deze functie. Met deze toets kunt u stap A overslaan.
4
Verwijzing Pag.274 “Maximum waarden”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Per rapport bevestigen Drukt een rapport af om de ontvangstresultaten te bevestigen.
Journaal Drukt het Journaal af om de meest recente ontvangstresultaten te bevestigen. Zie voor nadere gegevens “Journaal”. Verwijzing Pag.197 “Journaal”
191
Communicatie-informatie wijzigen/bevestigen
Journaal afdrukken U kunt het Journaal handmatig afdrukken. Belangrijk ❒ De inhoud van een automatisch afgedrukt journaal wordt na het afdrukken gewist. Bewaar het journaal als u het berichtenverkeer wilt bijhouden.
Het journaal afdrukken Om het Journaal handmatig af te drukken, selecteert u de afdrukmethode: “Alles”, “Afdrukken per bestandsnr.” of “Afdruk per gebruiker”.
4
Opmerking ❒ In de gebruikersparameters kunt u instellen of het Journaal automatisch moet worden afgedrukt na elke 50 verzendingen en ontvangsten, (schakelaar 03, bit 7) in het menu Faxeigenschappen.
❒ U kunt een afzendernaam laten weergeven met de gebruikersparameters (schakelaar 04, bit 5) in het menu Faxeigenschappen. ❒ Afhankelijk van de beveiligingsinstellingen wordt het Journaal niet automatisch afgedrukt. ❒ In de gebruikersparameters kunt u instellen of het Journaal automatisch moet worden afgedrukt op lijntype, (schakelaar 19, bit 1) in het menu Faxeigenschappen. ❒ U kunt een van de snelbedieningstoetsen programmeren voor deze functie. Met deze toets kunt de stap overslaan waar u op [Wijz TX/Inf.] drukt. ❒ Afhankelijk van de beveiligingsinstellingen wordt de bestemming mogelijk niet weergegeven. ❒ Voor het maximum aantal communicatieresultaten dat in het Journaal wordt afgedrukt, zie “Maximumwaarden”. Verwijzing Pag.274 “Maximum waarden”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
192
Journaal afdrukken
Alle Hiermee worden de resultaten van communicaties afgedrukt in de volgorde waarin ze worden gemaakt.
A Druk op [Wijz TX/Inf.].
4 B Druk op [Logboek afdr.]. C Selecteer [Alles].
D Druk op de toets {Start}.
Om het afdrukken van een bestand te annuleren, drukt u op [Stop. met afdr.]. Het display keert terug naar stap C.
E Druk tweemaal op [Afsluiten].
Het display geeft “stand-by” aan.
193
Communicatie-informatie wijzigen/bevestigen
Afdrukken per bestandsnummer. Hiermee worden alleen de resultaten afgedrukt van de communicaties die zijn opgegeven met bestandsnummer.
A Druk op [Wijz TX/Inf.].
4
B Druk op [Logboek afdr.]. C Selecteer [Afdrukken per bestandsnr.].
D Voer een 4-cijferig bestandsnummer in.
Wanneer u zich vergist, drukt u op de toets [Wissen] of op {Wis/Stop} en probeert u het opnieuw.
E Druk op de toets {Start}.
Om het afdrukken van een bestand te annuleren, drukt u op [Stop. met afdr.]. Het display keert terug naar stap C.
F Druk tweemaal op [Afsluiten].
Het display geeft “stand-by” aan.
194
Journaal afdrukken
Afdruk per gebruiker Voor het afdrukken van de communicatieresultaten per gebruiker.
A Druk op [Wijz TX/Inf.].
4 B Druk op [Logboek afdr.]. C Selecteer [Afdruk per gebruiker].
D Selecteer een gebruiker.
Druk op [Annuleren] als de gebruiker niet is opgeslagen. Het display keert terug naar stap C.
E Druk op [OK] nadat u de gebruikersnaam in het display heeft gecontroleerd.
Druk op [Annuleren] als een verkeerde gebruikersnaam is geselecteerd. Het display keert terug naar stap C.
195
Communicatie-informatie wijzigen/bevestigen
F Druk op de toets {Start}.
Om het afdrukken van een bestand te annuleren, drukt u op [Stop. met afdr.]. Het display keert terug naar stap C.
G Druk tweemaal op [Afsluiten].
Het display geeft “stand-by” aan.
4
196
Journaal afdrukken
Journaal In dit hoofdstuk worden de items uitgelegd die in het Journaal staan afgedrukt.
4
1. Afdrukdatum
5. Ontvanger
Toont de datum en tijd waarop het rapport is afgedrukt.
• Voor faxbestemmingen Toont de naam (voor weergave) die door de ontvanger is geprogrammeerd. Toont het geprogrammeerde faxnummer als de naam (voor weergave) niet is geprogrammeerd. Als zowel de naam als het faxnummer niet door de ontvanger zijn geprogrammeerd, wordt een ingevoerd faxnummer of een naam die in een bestemmingslijst is geprogrammeerd, weergegeven voor verzendingen.
2. Geprogrammeerde faxkoptekst Toont de naam van de afzender die is geprogrammeerd voor afdrukken.
3. De datum Toont de verzend- of ontvangstdatum.
4. Tijd Toont de starttijd voor verzending of ontvangst.
197
Communicatie-informatie wijzigen/bevestigen
• Voor internetfax-bestemmingen Tijdens de verzending wordt het emailadres of de naam weergegeven die is geprogrammeerd in de bestemmingslijst. Tijdens de ontvangst wordt het e-mailadres van de afzender weergegeven. Tijdens broadcasting wordt het aantal bestemmingen weergegeven naast de e-mailadressen of namen van bestemmingen. Als documenten vanaf de computer zijn verzonden naar het apparaat, verschijnt --LAN-Fax -->. Om te controleren of de documenten zijn verzonden naar de ontvanger, controleert u hetzelfde bestandsnummer. • Voor IP-faxbestemmingen Geeft de IP-faxbestemming of -naam weer die is geprogrammeerd in de bestemmingslijst. De gedetailleerde gegevens van de faxbestemming worden weergegeven op het ontvangstrapport. • Voor mapbestemmingen Toont de naam die geprogrammeerd is in de bestemmingslijst.
4
6. Verbinding • Voor faxverzendingen en -ontvangsten Achter het lijntype en “T” voor uitgaande faxen of “R” voor binnenkomende faxen verschijnt de communicatiemodus in letters of symbolen. Wanneer de optionele extra G3-interface geïnstalleerd is, verschijnt “G3-1”, “G3-2” of “G3-3”. • Voor internetfaxverzendingen en -ontvangsten Achter de en “T” voor uitgaande e-mails of “R” voor binnenkomende e-mails verschijnt de communicatiemodus in letters of symbolen. Een “Q” geeft uitgaande e-mail aan waarvoor een ontvangstbericht ingesteld is in “TX modus”, terwijl een “A” een email met ontvangstbericht aangeeft.
• Voor IP-faxverzendingen en -ontvangsten Achter de en “T” voor uitgaande faxen of “R” voor binnenkomende faxen verschijnt de communicatiemodus in letters of symbolen. • Voor doorzenden naar de mapbestemmingen Achter (mapsymbool) en “T” voor uitgaande faxen verschijnt de communicatiemodus in letters of symbolen.
7. Communicatietijd Toont de benodigde tijd voor verzendingen en ontvangsten.
8. Aantal pagina’s Toont het aantal verzonden of ontvangen pagina’s.
9. Communicatieresultaat Toont het resultaat van verzendingen of ontvangsten. OK: Alle pagina’s zijn correct verzonden of ontvangen. Als Ontvangstbericht is geactiveerd met behulp van “TX modus” wordt de ontvangst van het Ontvangstbericht getoond. De resultaten van ontvangen documenten die zijn gerouteerd, worden voorafgegaan door “n”. --: Het internetfax-document was naar de e-mailserver gestuurd, die in deze machine is geprogrammeerd. (Dit betekent echter niet, dat de e-mail was geleverd.) Bij gebruik van LAN-Fax worden de resultaten van de communicatie van een computer naar deze machine weergegeven. Fout: Er is een communicatiefout opgetreden. D: De stroom is tijdens de verbinding uitgeschakeld. Niet alle faxdocumenten zijn verzonden.
10. Gebruikersnaam Geeft de naam van de afzender weer.
11. Bestandsnummer Toont de bestandsbeheernummers.
Opmerking ❒ Raadpleeg uw systeembeheerder als u een faxnummer of een naam die in de bestemmingslijst is geprogrammeerd, prioriteit wilt geven.
198
Journaal afdrukken
Journaal verzenden via e-mail Gebruik deze functie om het Journaal te verzenden naar E-mailadres beheerder. Het Journaal wordt automatisch na 50 communicaties verzonden. Bij het journaal wordt een journaal van het CSV-formaat bijgesloten. Belangrijk ❒ Om het journaal per e-mail te kunnen verzenden, is het nodig dat met de gebruikersparameters (schakelaar 21, bit 4) instellingen in het menu Faxeigenschappen worden uitgevoerd. ❒ Deze machine slaat geen verzonden CSV-bestanden op. Het wordt aanbevolen dat u het e-mailadres van de beheerder extra controleert voordat u het journaal stuurt. Als het e-mailadres van de beheerder niet correct is, kan uw belangrijke journaal verloren raken. Verzonden CSV-bestanden blijven niet bewaard op het faxapparaat.
4
Opmerking ❒ Als het adres van de beheerder niet klopt, kan het zijn dat u niet over het journaal zult kunnen beschikken.
❒ Als het niet lukt het journaal in e-mailformaat te zenden, wordt het journaal afgedrukt. ❒ De naam van een aangehecht CSV-bestand is “JOURNALnjaar, maand, datum, uren, minuten”. Bijvoorbeeld: de bestandsnaam van het bestand dat werd verzonden om 14:40 op 20 december 2005 is “JOURNAL200512201440.csv”. ❒ Het onderwerp van Journaal verzonden per e-mail begint met “Journal”. Verwijzing Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Journaal via e-mail Als de instelling zodanig is gemaakt dat het journaal als e-mail wordt gestuurd, wordt het gestuurd naar een e-mailadres van een beheerder. Opmerking ❒ Om het journaal te verzenden, is het nodig dat met de gebruikersparameters (schakelaar 21, bit 4) instellingen in het menu Faxeigenschappen worden uitgevoerd. ❒ U kunt instellen of een afzendernaam al dan niet moet worden weergegeven met de gebruikersparameters (schakelaar 04, bit 5) in het menu Faxeigenschappen. ❒ Naar plaats E-mailadres beheerder, Bedieningshandleiding Standaardinstellingen. ❒ Afhankelijk van de beveiligingsinstellingen wordt de bestemming/afzender mogelijk niet weergegeven. Verwijzing Pag.119 “Een Ontvangstbericht aanvragen”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
199
Communicatie-informatie wijzigen/bevestigen
Ontvangen en opgeslagen documenten afdrukken/wissen (opgeslagen ontvangstbestand afdrukken/wissen) U kunt documenten afdrukken die zijn ontvangen en opgeslagen op de harde schijf. U kunt tevens ongewenste documenten wissen.
4 NL GFJYUS5E
Belangrijk ❒ Maak de instellingen voor ontvangen en opgeslagen documenten in “Ontvangst bestanden instellingen” in het menu Faxeigenschappen voordat u deze functie gebruikt. Opmerking ❒ Als u heeft geselecteerd om ontvangen documenten op de slaan waarbij u tevens een e-mailadres voor ontvangstmelding hebt opgegeven, kan naar dat e-mailadres een faxmelding worden verzonden.
❒ Voor het maximum aantal ontvangen documenten dat u kunt opslaan op de harde schijf van het apparaat, zie “Maximumwaarden”. ❒ U kunt ontvangen en opgeslagen documenten via een Web Image Monitor of DeskTopBinder bekijken en afdrukken. Verwijzing Pag.256 “Faxinformatie bekijken via een webbrowser”
Pag.274 “Maximum waarden” Bedieningshandleiding Standaardinstellingen DeskTopBinder
200
Ontvangen en opgeslagen documenten afdrukken/wissen (opgeslagen ontvangstbestand afdrukken/wissen)
Ontvangen en opgeslagen documenten afdrukken Met behulp van de onderstaande instructies kunt u documenten afdrukken die op de harde schijf zijn opgeslagen.
A Druk op [Wijz TX/Inf.].
4 B Druk op [Opgeslagen ontvangstbestand afdrukken / verwijderen]. C Selecteer het af te drukken bestand en druk op [Afdr.].
Druk op [Annuleren] voor het annuleren van het afdrukken. Om het document na het afdrukken te wissen, drukt u op [Verw. bestand na afdr.]. Druk voor dubbelzijdig afdrukken eerst op [Afdr. op 2 zijden] en dan op {Start}.
D Druk op de toets {Start}. E Druk tweemaal op [Afsluiten].
Het display geeft “stand-by” aan. ❒ ❒ ❒ ❒
Opmerking Met deze functie kunt u alleen ontvangen en opgeslagen documenten afdrukken. Met de Document Server-functie kunt u geen ontvangen documenten afdrukken of wissen. U kunt een van de snelbedieningstoetsen programmeren voor deze functie. Met de snelbedieningstoets kunt u stap A overslaan. U kunt meerdere documenten aangeven en afdrukken. Voor het maximum aantal documenten dat u op een bepaald tijdstip kunt opgeven, zie “Maximumwaarden”.
201
Communicatie-informatie wijzigen/bevestigen
Verwijzing Pag.274 “Maximum waarden”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Ontvangen en opgeslagen documenten wissen Met behulp van de onderstaande instructies kunt u documenten wissen die op de harde schijf zijn opgeslagen.
A Druk op [Wijz TX/Inf.].
4
B Druk op [Opgeslagen ontvangstbestand afdrukken / verwijderen]. C Selecteer het te wissen bestand en druk op [Verwijderen].
D Druk op [Ja].
Om het wissen te annuleren, drukt u op [Nee]. Het display keert terug naar stap C.
E Druk tweemaal op [Afsluiten].
Het display geeft “stand-by” aan. Opmerking ❒ U kunt een document niet wissen terwijl iemand anders het document via een Web Image Monitor of DeskTopBinder bekijkt of afdrukt. ❒ U kunt meerdere documenten aangeven en wissen. Voor het maximum aantal documenten dat u op een bepaald tijdstip kunt opgeven, zie “Maximumwaarden”. Verwijzing Pag.274 “Maximum waarden”
202
Een bestand dat met Geheugenslot ontvangen is, afdrukken
Een bestand dat met Geheugenslot ontvangen is, afdrukken Dit is een beveiligingsfunctie waarmee wordt voorkomen dat onbevoegde gebruikers uw documenten lezen. Indien Ontvangst met geheugenbeveiliging is ingeschakeld, worden alle ontvangen documenten opgeslagen in het geheugen en niet automatisch afgedrukt. Om documenten af te drukken, moet u de GeheugenslotID invoeren. Wanneer uw apparaat een document heeft ontvangen met een Ontvangst met geheugenbeveiliging, knippert de indicator Vertrouwelijk bestand i). Voordat deze functie wordt gebruikt, zijn de volgende voorbereidingen noodzakelijk. • Programmeer uw Geheugenslot-ID. • Ontvangst met geheugenbeveiliging inschakelen.
4
Belangrijk ❒ Indien de hoofdschakelaar ongeveer 1 uur lang is uitgeschakeld, worden alle documenten gewist die zijn beveiligd met Ontvangst met geheugenbeveiliging. In dat geval wordt het Rapport Stroomuitval afgedrukt, zodat u kunt zien welke documenten werden gewist. Zie Problemen oplossen voor meer informatie.
A Controleer of de indicator Vertrouwelijk bestand knippert.
NL ALV004S
B Druk op [Wijz TX/Inf.].
C Druk op [Geheug.bev.afdruk.]. Als er geen documenten zijn ontvangen terwijl Ontvangst met geheugenbeveiliging was ingeschakeld, wordt het bericht “Geen ontvangstbestand.” weergegeven. Druk op [Afsluiten].
203
Communicatie-informatie wijzigen/bevestigen
D Voer met behulp van de cijfertoetsen een 4-cijferige Geheugenslot-ID in en druk op {Start}.
Indien de Geheugenslot-ID niet overeenkomt, verschijnt het bericht “Gespe-
4
cificeerde code komt niet overeen met geregistreerde Geheugenbeveiligings-ID.”. Druk op [Afsluiten] en probeer het opnieuw nadat u de
Geheugenslot-ID heeft gecontroleerd.
E Druk op [Afsluiten]. Het display geeft “stand-by” aan. Opmerking ❒ Als Ontvangst met geheugenbeveiliging en Ontvangen documentenopslag beide ingeschakeld zijn, is Ontvangst met geheugenbeveiliging niet beschikbaar en worden ontvangen documenten opgeslagen documenten. ❒ Als Ontvangst met geheugenbeveiliging wel beschikbaar is, maar er is onvoldoende geheugen beschikbaar, is ontvangst niet mogelijk. ❒ U kunt Ontvangst met geheugenbeveiliging ook alleen gebruiken voor documenten die afkomstig zijn van bepaalde afzenders. ❒ Documenten die met Ontvangst SEP-code worden ontvangen, worden automatisch afgedrukt, ook als deze functie is aangezet. ❒ U kunt een van de snelbedieningstoetsen programmeren voor deze functie. Met deze toets kunt u stap B overslaan. Verwijzing Pag.200 “Ontvangen en opgeslagen documenten afdrukken/wissen (opgeslagen ontvangstbestand afdrukken/wissen)”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen Problemen oplossen
204
Persoonlijke box
Persoonlijke box U kunt vertrouwelijk documenten ontvangen in Persoonlijke box. Belangrijk ❒ Stel voordat u deze functie gebruikt de Persoonlijke box eerst in.
Persoonlijke box Het opslaan van uw documenten in een Persoonlijke box voorkomt dat ongeautoriseerde gebruikers deze lezen. Wanneer u een ontvanger voor Persoonlijke box opgeeft, worden binnenkomende documenten rechtstreeks doorgezonden naar de bestemming die u opgeeft. U kunt een faxnummer, e-mailadres of IP-faxbestemming als ontvanger opgeven. Om documenten te kunnen ontvangen in een Persoonlijke box, moet u de afzender de SUB Code geven die voor de betreffende Persoonlijke box is geprogrammeerd en hem verzoeken het document te verzenden via SUB Codeverzending met die SUB Code. Wanneer uw apparaat een vertrouwelijk document heeft ontvangen, brandt de indicator Vertrouwelijk bestand (i).
4
Belangrijk ❒ Indien de hoofdschakelaar ongeveer 1 uur lang is uitgeschakeld, worden alle documenten die zijn ontvangen in de Persoonlijke box gewist. In dat geval wordt het Rapport Stroomuitval afgedrukt, zodat u kunt zien welke documenten werden gewist. Zie Problemen oplossen voor meer informatie.
❒ Documenten die bezorgd worden bij geregistreerde bestemmingen worden uit de Persoonlijke box verwijderd. Dit apparaat Afzender
Persoonlijke box
Ontvanger
SUB-code Ontvanger SUB-code Ontvanger SUB-code Ontvanger Afdrukken
NL
Opmerking ❒ Als geen ontvanger is toegekend, kunt u de ontvangen documenten afdrukken op dit apparaat. Zie “Persoonlijke box-documenten afdrukken”. Verwijzing Pag.206 “Persoonlijke box-documenten afdrukken” Pag.207 “Vertrouwelijk bestandsrapport” Problemen oplossen
205
Communicatie-informatie wijzigen/bevestigen
Persoonlijke box-documenten afdrukken Voer de volgende stappen uit voor het afdrukken van een document dat is ontvangen in een Persoonlijke box.
A Controleer of de Vertrouwelijk bestand-indicator brandt.
4 NL ALV004S
B Druk op [Wijz TX/Inf.].
C Druk op [Persoonlijk boxbestand afdrukken]. D Selecteer de box met het document dat u wilt afdrukken.
206
Persoonlijke box
E Wanneer een wachtwoord wordt ingesteld voor de box, voert u het wachtwoord in en drukt u vervolgens op [OK].
Wanneer u zich vergist, drukt u op de toets [Wissen] of op {Wis/Stop} voordat u op [OK] drukt en probeert u het opnieuw. Om het invoeren van een wachtwoord te annuleren, drukt u op [Annuleren]. Het display keert terug naar stap D.
4
F Druk op de toets {Start}.
Voor stoppen van het afdrukken, drukt u op [Stop. met afdr.]. Het display keert terug naar stap D. Herhaal vanaf stap D om een document uit een andere Persoonlijke box af te drukken.
G Druk tweemaal op [Afsluiten]. Het display geeft “stand-by” aan. Opmerking ❒ Als u een document uit een Persoonlijke box afdrukt, wordt het gewist. ❒ De wachtwoorden voor Persoonlijke box kunnen worden geprogrammeerd onder “Algemene Instellingen” in het menu Faxeigenschappen. Verwijzing Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Vertrouwelijk bestandsrapport U kunt controleren of een document ontvangen is in een Persoonlijke box. Opmerking ❒ U kunt deze functie in- of uitschakelen met de gebruikersparameters (schakelaar 04, bit 0) in het menu Faxeigenschappen. Verwijzing Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
207
Communicatie-informatie wijzigen/bevestigen
Informatieboxen In deze sectie wordt beschreven hoe u informatieboxen kunt gebruiken. Belangrijk ❒ Stel voordat u deze functie gebruikt de Informatiebox eerst in.
Informatieboxen Gebruik de functie Informatiebox om het apparaat in te stellen als documentserver. Een document in een Informatiebox programmeren zodat anderen dit kunnen ophalen. Als een verzoek is gedaan door een andere partij, wordt de SEP Code die zij opgeven, vergeleken met de SEP Codes die zijn geprogrammeerd in de betreffende Informatiebox. Als de code overeenkomt met het document dat in de Informatiebox is opgeslagen, wordt het document automatisch naar de andere partij gezonden. Andere partijen kunnen deze documenten ontvangen wanneer ze deze opvragen.
4
Belangrijk ❒ Indien de hoofdschakelaar ongeveer 1 uur lang is uitgeschakeld, worden alle documenten die zijn ontvangen in de Informatieboxen gewist. In dat geval wordt het Rapport Stroomuitval afgedrukt, zodat u kunt zien welke documenten werden gewist. Zie Problemen oplossen voor meer informatie. ❒ Om ervoor te zorgen dat andere partijen een document kunnen terugvinden dat in een Informatiebox is geprogrammeerd, moet u deze partijen de SEPcode geven die is toegekend aan deze Informatiebox. Dit apparaat Documenten registreren
Informatieboxen
Ontvanger
SEP-code Verzendverzoek
SEP-code
Afdrukken
SEP-code
NL
Opmerking ❒ Voor details over het opslaan van documenten in de Informatieboxen, zie “Documenten opslaan in Informatieboxen”. ❒ U kunt vooraf een wachtwoord instellen voor Informatieboxen. Een wachtwoord kan worden ingesteld in “Algemene Instellingen” in het menu Faxeigenschappen. Verwijzing Pag.211 “Informatieboxdocumenten afdrukken” Bedieningshandleiding Standaardinstellingen Problemen oplossen
208
Informatieboxen
Documenten opslaan in Informatieboxen Voer de volgende stappen uit om een document in een Informatiebox op te slaan.
A Druk op [Wijz TX/Inf.].
4 B Druk op [Informatie boxbestand opslaan/verwijderen/afdrukken.]. C Selecteer de box waarin u het bestand wilt opslaan.
Wanneer er voorgeprogrammeerde bestanden zijn, verschijnt er een bestandsmerk links van de boxnaam. Er wordt een bericht weergegeven indien u een box selecteert waarin een bestand is opgeslagen. Druk op [Ja] als u de bestandsnaam verandert. Het opgeslagen oorspronkelijke bestand wordt overschreven.
209
Communicatie-informatie wijzigen/bevestigen
D Wanneer een wachtwoord is ingesteld voor de box, voert u het wachtwoord in en drukt u vervolgens op [OK].
Wanneer u zich vergist, drukt u op de toets [Wissen] of op {Wis/Stop} voordat u op [OK] drukt en probeert u het opnieuw. Om het invoeren van een wachtwoord te annuleren, drukt u op [Annuleren]. Het display keert terug naar stap C.
4
E Plaats het origineel en selecteer de gewenste scaninstellingen.
U kunt eveneens de volgende instellingen selecteren: • Orig. invoerrichting • Originele instellingen • Stempel
F Druk op de toets {Start}. De machine begint het origineel te scannen. Om het scannen te stoppen, drukt u op [Stoppen]. Het display keert terug naar stap C. Herhaal vanaf stap C om een document in een andere Informatiebox op te slaan.
G Druk tweemaal op [Afsluiten].
Het display geeft “stand-by” aan. Opmerking ❒ In één Informatiebox wordt één bericht opgeslagen. ❒ Het opgeslagen bericht wordt niet automatisch gewist. Wanneer u een verwijderd bestand wilt herstellen, raadpleegt u “Informatieboxdocumenten verwijderen”. Verwijzing Pag.212 “Informatieboxdocumenten verwijderen”
210
Informatieboxen
Informatieboxdocumenten afdrukken Voer de volgende stappen uit om een in een Informatiebox opgeslagen bestand af te drukken.
A Druk op [Wijz TX/Inf.].
4 B Druk op [Informatie boxbestand opslaan/verwijderen/afdrukken.]. C Druk op [Afdr.]. D Selecteer de box waarin het bericht is opgeslagen dat u wilt afdrukken.
U kunt geen box selecteren waarin geen bericht is opgeslagen.
211
Communicatie-informatie wijzigen/bevestigen
E Wanneer een wachtwoord is ingesteld voor de box, voert u het wachtwoord in en drukt u vervolgens op [OK].
Wanneer u zich vergist, drukt u op de toets [Wissen] of op {Wis/Stop} voordat u op [OK] drukt en probeert u het opnieuw. Om het invoeren van een wachtwoord te annuleren, drukt u op [Annuleren]. Het display keert terug naar stap D.
4
F Druk op de toets {Start}.
Voor dubbelzijdig afdrukken drukt u op de toets [Afdr. op 2 zijden] voordat u op {Start} drukt. Om het afdrukken te stoppen voordat u op {Start} heeft gedrukt, kunt u op [Annuleren] drukken. Het display keert terug naar stap D. Om het afdrukken te annuleren nadat u op {Start} heeft gedrukt, drukt u op [Stop. met afdr.]. Het display keert terug naar stap D. Herhaal vanaf stap D voor het afdrukken van nog een in een box opgeslagen bericht.
G Druk tweemaal op [Afsluiten].
Het display geeft “stand-by” aan.
Informatieboxdocumenten verwijderen Voer de volgende stappen uit om een in een Informatiebox opgeslagen bestand te wissen.
A Druk op [Wijz TX/Inf.].
212
Informatieboxen
B Druk op [Informatie boxbestand opslaan/verwijderen/afdrukken.]. C Druk op [Verwijderen]. D Selecteer de box waarin het bericht dat u wilt afdrukken, is opgeslagen.
4
E Wanneer een wachtwoord wordt ingesteld voor de box, voert u het wachtwoord in en drukt u vervolgens op [OK].
Wanneer u zich vergist, drukt u op de toets [Wissen] of op {Wis/Stop} voordat u op [OK] drukt en probeert u het opnieuw. Om het invoeren van een wachtwoord te annuleren, drukt u op [Annuleren]. Het display keert terug naar stap D.
F Druk op [Ja].
Voor het stoppen van het wissen, drukt u op [Nee]. Het display keert terug naar stap D. Herhaal vanaf stap D om nog een in een andere box opgeslagen bestand te wissen.
G Druk tweemaal op [Afsluiten]. Het display geeft “stand-by” aan.
213
Communicatie-informatie wijzigen/bevestigen
4
214
5. Een document opslaan In dit hoofdstuk wordt het opslaan en beheren van documenten in de Document Server uitgelegd.
Een opgeslagen bestand verzenden In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe faxdocumenten moeten worden opgeslagen en beheerd in de Document Server. De Document Server kan documenten van verschillende toepassing opslaan. De documenten die worden opgeslagen met de faxfunctie kunnen via de fax worden verzonden. Opslaan in de Document Server biedt de volgende mogelijkheden: • Eenmaal opgeslagen, kan een document zo vaak als u wilt worden verzonden, door het eenvoudigweg te selecteren. • Het opslaan van een document neemt geen faxgeheugen in beslag. U kunt meerdere documenten als één document afdrukken en verzenden of tegelijkertijd met gescande originelen verzenden. Volg de aanwijzingen bij [Select. opgesl. best.] voor het verzenden of afdrukken van opgeslagen documenten. Dit apparaat
(Origineel + opgeslagen bestand)
NL
Belangrijk ❒ Bij een storing op de harde schijf van het apparaat kunnen de gegevens die zijn opgeslagen in het apparaat verloren gaan. De fabrikant kan niet aansprakelijk worden gesteld voor eventuele schade die het gevolg is van gegevensverlies.
215
Een document opslaan
❒ ❒
❒ ❒ ❒ ❒
5
Opmerking Opgeslagen documenten worden zelfs niet verwijderd als er een stroomstoring is of als de hoofdschakelaar is uitgeschakeld. U kunt het apparaat zo instellen dat documenten van de Document Server al dan niet na een aantal dagen automatisch verwijdert. Deze verwijderfunctie is geprogrammeerd in de software en verwijdert documenten die langer dan drie dagen (72 uur) zijn opgeslagen automatisch. U kunt deze instelling wijzigen met “Aut. best.verw. in Document server” onder “Systeeminstellingen”. Zie Bedieningshandleiding Standaardinstellingen. U kunt via de Document Server geen ontvangen en opgeslagen documenten controleren. Documenten in de Document Server kunnen worden verzonden, afgedrukt of verwijderd en hun informatie kan worden gewijzigd met de Web Image Monitor. Met behulp van DeskTopBinder of Web Image Monitor kunnen documenten die u in de Document Server heeft opgeslagen, downloaden en beheren op de computer. Zie Kopieerhandleiding/ Document Server-handleiding. Voor de maximum waarden van de volgende items, zie “Maximumwaarden”. • Aantal documenten dat u kunt opslaan in de Document Server met gebruik van de faxfunctie • Aantal pagina’s per document dat u kunt opslaan in de Document Server • Aantal pagina’s dat u kunt opslaan in de Document Server (in totaal – kopieerfunctie, faxfunctie, printerfunctie en scannerfunctie) Verwijzing Pag.274 “Maximum waarden”
Info over dit apparaat Bedieningshandleiding Standaardinstellingen Kopieerhandleiding/ Document Server-handleiding
Een document opslaan U kunt een document tegelijkertijd opslaan en verzenden. U kunt een document ook gewoon opslaan.
❖ Bestandsnamen Gescande documenten krijgen automatisch een naam toegewezen, zoals “FAX0001” of “FAX0002”. ❖ Gebruikersnamen U kunt deze functie instellen als u wilt weten wie en welke afdelingen documenten in het apparaat hebben opgeslagen. ❖ Wachtwoord U kunt deze functie zo instellen dat geen berichten naar geadresseerden worden gestuurd die niet zijn opgegeven. 216
Een opgeslagen bestand verzenden
A Plaats het origineel en selecteer de gewenste scaninstellingen. Stel “Orig. richting” correct in. Doet u dat niet, wordt de afdrukrichting boven/onder van het origineel niet correct weergegeven in de voorvertoning.
B Druk op [Best.opsl.].
C Selecteer [Verzenden & Opslaan] of [Alleen opslaan].
5
Selecteer [Verzenden & Opslaan] om documenten te verzenden nadat ze zijn opgeslagen. Selecteer [Alleen opslaan] voor het opslaan van documenten.
D Stel zo nodig de gebruikersnaam, bestandsnaam en wachtwoord in.
Als u geen gebruikersnaam, bestandsnaam of wachtwoord instelt, gaat u naar stap E. U kunt niet meer dan één document tegelijk wijzigen.
E Druk op [OK].
De bestandsnaam verschijnt links van [Bestand opslaan].
217
Een document opslaan
F Als u [Verzenden & Opslaan] heeft geselecteerd, geeft u de ontvanger op. Als u [Alleen opslaan] heeft geselecteerd, gaat u verder met stap G.
G Druk op de toets {Start}.
Opmerking ❒ U kunt bestandsnamen en gebruikersnamen wijzigen. Verwijzing Pag.32 “Origineelinvoerrichting instellen”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Een gebruikersnaam programmeren
A Druk op [Gebruikersnaam].
5
B Druk op de gebruikersnaam die moet worden geprogrammeerd.
Druk op de titeltoets om tussen de titels te wisselen. Voor instellen van een niet-geprogrammeerde gebruikersnaam, drukt u op [Handm. inv.] en voert u vervolgens de naam in. Gebruikersnamen die worden ingevoerd door het indrukken van de toets [Handm. inv.] worden niet in de gebruikerscode geprogrammeerd.
C Druk op [OK].
Opmerking ❒ Afhankelijk van de beveiligingsinstellingen, kan [Toegangsprivileges] worden weergeven in plaats van [Gebruikersnaam]. Vraag de beheerder naar de details voor het instellen van [Toegangsprivileges].
218
Een opgeslagen bestand verzenden
Verwijzing Info over dit apparaat
Instellen van een bestandsnaam
A Druk op [Bestandsnaam].
5
B Voer de bestandsnaam in.
C Druk op [OK]. Verwijzing Info over dit apparaat
Een wachtwoord instellen
A Druk op [Wachtwoord].
219
Een document opslaan
B Voer het wachtwoord in met behulp van de cijfertoetsen en druk op [OK].
Wanneer u zich vergist, drukt u op de toets [Wissen] of op de toets {Wis/Stop} voordat u op [OK] drukt en voert u het wachtwoord opnieuw in. U kunt vier tot acht cijfers invoeren.
C Voer het wachtwoord opnieuw in en druk op [OK].
5
Verzenden van opgeslagen documenten Het apparaat verzendt documenten die zijn opgeslagen in de Document Server. De in de Document Server opgeslagen documenten kunnen telkens opnieuw worden verzonden, totdat zij worden gewist. Eenmaal verzonden, worden de documenten opgeslagen in de Document Server. U kunt ze dus met één handeling verzenden en hoeft de originelen niet opnieuw te plaatsen. Belangrijk ❒ Sla de te verzenden documenten van tevoren op. U kunt een wachtwoord programmeren voor deze functie. U kunt de gebruikersnamen, bestandsnamen en wachtwoorden van opgeslagen documenten wijzigen. ❒ De volgende verzendingsmethodes kunt u niet gebruiken: • Directe verzending • Parallelle geheugenverzending • Direct kiezen • Handmatig kiezen
A Druk op [Select. opgesl. best.].
220
Een opgeslagen bestand verzenden
B Selecteer de te verzenden documenten.
Wanneer meerdere documenten worden geselecteerd, worden die in volgorde van selectie verzonden. • Druk op [W.rij] om de volgorde van de te verzenden documenten te rangschikken. • Druk op [Bestandsnaam] om de documenten in alfabetische volgorde te plaatsen. • Druk op [Gebruikersnaam] om de documenten op volgorde van de ingeprogrammeerde gebruikersnaam te plaatsen. • Druk op [Datum] om de documenten op volgorde van de geprogrammeerde datum te plaatsen. Om details over opgeslagen documenten te bekijken, drukt u op [Details]. Druk op de Miniaturen-toets om over te schakelen naar de miniatuurweergave.
5
C Als u een document met een wachtwoord selecteert, voert u het wachtwoord in en drukt u op [OK].
Als het document geen wachtwoord heeft, gaat u verder met stap D.
221
Een document opslaan
D Als u uw originelen wilt toevoegen aan opgeslagen documenten en ze tegelijkertijd wilt verzenden, drukt u op [Orig. + opgesl. bestnd] of [Opgesl. bstnd + orig.].
Als u alleen opgeslagen documenten wilt verzenden, gaat u verder met stap E. Wanneer de toets [Orig. + opgesl. bestnd] is ingedrukt, verzendt het apparaat de originelen en vervolgens opgeslagen bestanden. Wanneer de toets [Opgesl. bstnd + orig.] is ingedrukt, verzendt het apparaat de opgeslagen bestanden en vervolgens originelen.
5
E Druk op [OK]. F Geef de bestemming op en druk op de toets {Start}. Voor toevoegen van een origineel aan opgeslagen documenten, plaatst u het origineel en selecteert u vervolgens de gewenste scaninstellingen. De toegevoegde originelen worden niet opgeslagen. Opmerking ❒ U kunt alleen documenten verzenden die zijn opgeslagen met de faxfunctie op de Document Server. U kunt geen documenten verzenden die opgeslagen zijn in de Document Server met de kopieer-, printer- of scannerfuncties.
❒ De aangegeven documenten worden verzonden met de tijdens het opslaan ingestelde scaninstellingen. ❒ Om details van het geselecteerde document te bekijken, drukt u op [Details]. Om terug te keren naar het display van stap B drukt u op [Afsluiten]. ❒ Voor het maximum aantal opgeslagen documenten dat u op een bepaald tijdstip kunt opgeven, zie “Maximumwaarden”. ❒ Voor het maximum aantal opgeslagen pagina’s dat u in een handeling kunt verzenden, zie “Maximumwaarden”. Verwijzing Pag.274 “Maximum waarden”
222
Een opgeslagen bestand verzenden
Documenten opgeven vanuit [Bestandslijst]
A Druk op [U] of [T] om de te verzenden documenten weer te geven. B Selecteer het bestand.
Documenten opgeven via [Gebruikersnaam]
5
A Selecteer [Gebruikersnaam].
B Selecteer de gebruikersnaam van het geprogrammeerde document en druk op [OK].
Om te zoeken door het rechtstreeks invoeren van een gebruikersnaam, drukt u op de toets [Handm. inv.] en voert u vervolgens de gebruikersnaam in. Gedeeltelijk overeenkomst wordt gebruikt tijdens het zoeken naar een gebruikersnaam.
C Selecteer het te verzenden bestand. 223
Een document opslaan
Documenten opgeven via [Bestandsnaam]
A Selecteer [Bestandsnaam].
B Voer de naam in van het te verzenden document en druk op [OK].
5
Gedeeltelijk overeenkomst wordt gebruikt tijdens het zoeken naar een bestandsnaam.
C Selecteer het te verzenden bestand. Een voorvertoning weergeven
A Selecteer het document dat u wilt verzenden. Druk op de miniatuurtoets om het scherm over te schakelen naar miniatuurweergave.
B Druk op [Voorvertoning].
224
Een opgeslagen bestand verzenden
C Controleer de voorvertoning.
• Druk op [Uitzoomen] of [Inzoomen] om de voorvertoningsafbeelding te vergroten of te verkleinen. • Druk op [←] [→] [↑] [↓] om de voorvertoningsafbeelding te verschuiven. • Druk op [Veranderen] voor “Bestand weergeven” om een ander geselecteerd bestand weer te geven. • Druk op [Veranderen] voor “Pagina weergeven” om de weergegeven pagina te veranderen.
D Druk op [Afsluiten]. E Druk op [OK].
5
Opmerking ❒ Wanneer afbeeldingsbestanden beschadigd zijn of groter zijn dan A3, worden ze niet weergegeven in het voorvertoningscherm. ❒ Wanneer het afbeeldingsbestand beschadigd is, slaat u het opnieuw op. ❒ Wanneer u originelen met meerdere pagina’s van verschillende formaten hebt opgeslagen zonder gebruik te maken van de functie Gem. orig. form., kan het weergegeven formaat afwijken van het feitelijke formaat voor pagina’s na de eerste pagina.
Afdrukken van opgeslagen documenten Met deze functie kunt u documenten afdrukken die zijn opgeslagen in de Document Server. Belangrijk ❒ Als u [Afdrukken pagina 1] selecteert, worden originelen met een groter formaat dan A4 eerst verkleind tot A4-formaat en vervolgens afgedrukt.
A Druk op [Select. opgesl. best.].
225
Een document opslaan
B Selecteer het af te drukken document.
Druk op de miniatuurtoets om het scherm over te schakelen naar miniatuurweergave.
C Als u een document met een wachtwoord selecteert, voert u het wachtwoord in en drukt u op [OK].
5
Als het document geen wachtwoord heeft, gaat u verder met stap D.
D Druk op [Bestand afdrukken] of [Afdrukken pagina 1].
Als u op de toets [Bestand afdrukken] drukt, drukt het apparaat alle pagina’s af. Als u op de toets [Afdrukken pagina 1] drukt, drukt het apparaat alleen de eerste pagina af. Druk op [Afdrukken 2-zijdig] voor dubbelzijdig afdrukken. Wanneer meerdere bestanden zijn opgegeven, worden ze per bestand afgedrukt. Druk op [Annuleren] voor het annuleren van het afdrukken.
E Druk op de toets {Start}. Als alleen de eerste pagina wordt afgedrukt, wordt de bestandsnaam bovenaan het papier gezet. Om het afdrukken te annuleren nadat u op de toets {Start} heeft gedrukt, drukt u op [Stop. met afdr.].
F Druk op [Annuleren]. Het display geeft “stand-by” aan.
226
Een opgeslagen bestand verzenden
❒ ❒ ❒ ❒ ❒ ❒
Opmerking U kunt alleen documenten afdrukken die zijn opgeslagen met de faxfunctie. Wanneer originelen die niet zijn opgeslagen met behulp van de functie Gem. orig. form. worden afgedrukt, kunnen de papierformaten afwijken afhankelijk van het feit of het afdrukken gebeurt via de faxfunctie of de Document Server. U kunt ook alleen de eerste pagina afdrukken als u de inhoud van het origineel wilt controleren. U kunt meerdere documenten tegelijkertijd aangeven en afdrukken. Voor het maximumaantal opgeslagen documenten dat u op een bepaald tijdstip kunt afdrukken met behulp van [Afdrukken pagina 1], zie “Maximumwaarden”. Voor het maximum aantal opgeslagen pagina’s dat u op een bepaald tijdstip kunt afdrukken, zie “Maximumwaarden”. Verwijzing Pag.274 “Maximum waarden”
5
Opgeslagen documentinformatie wijzigen U kunt de bestandsnaam, de gebruikersnaam en het wachtwoord van opgeslagen documenten wijzigen. Als u een opgeslagen document wilt wijzigen, wist u het document dat u niet meer nodig heeft en programmeert u het nieuwe document.
A Selecteer [Select. opgesl. best.].
B Druk op [Best. beh./verw.] en selecteer het document dat u wilt wijzigen.
227
Een document opslaan
C Als u een document selecteert waarvoor een wachtwoord is ingesteld, voert u het wachtwoord in en drukt u op [OK].
Wanneer een geselecteerd bestand geen wachtwoord heeft, gaat u naar stap D.
D Wijzig de gewenste informatie in het opgeslagen document. Druk op de toetsen voor de items die u wilt wijzigen.
5
E Druk op [Afsluiten]. Het display geeft “stand-by” aan.
228
Een opgeslagen bestand verzenden
Een gebruikersnaam wijzigen
A Druk op [Gebr.naam wijz.].
B Druk op [Wissen].
5
De gebruikersnaam is gewist.
C Voer de nieuwe gebruikersnaam in en druk op [OK]. Druk op de titelwoordtoetsen voor wisselen tussen de titels. Voor instellen van een niet-geprogrammeerde gebruikersnaam, drukt u op [Handm. inv.] en voert u vervolgens de naam in. Gebruikersnamen die worden ingevoerd door het indrukken van de toets [Handm. inv.] worden niet in de gebruikerscode geprogrammeerd. Opmerking ❒ Afhankelijk van de beveiligingsinstellingen, kan [Wijz. toeg.privil.] worden weergeven in plaats van [Gebr.naam wijz.]. Vraag de beheerder naar de details voor het instellen van [Wijz. toeg.privil.]. Verwijzing Info over dit apparaat
229
Een document opslaan
De bestandsnaam wijzigen
A Druk op [Bestandsnaam wijz.].
B Druk op [Backspace] of [All.verwijd.] en voer vervolgens de bestandsnaam opnieuw in.
5
C Druk op [OK]. Verwijzing Info over dit apparaat
Het wachtwoord wijzigen
A Druk op [Ww wijz.].
230
Een opgeslagen bestand verzenden
B Voer een nieuw wachtwoord in met behulp van de cijfertoetsen en druk op [OK].
C Voer het wachtwoord opnieuw in en druk op [OK].
5
Opgeslagen documenten verwijderen Gebruik deze functie voor het verwijderen van opgeslagen documenten.
A Druk op [Select. opgesl. best.].
231
Een document opslaan
B Druk op [Best. beh./verw.].
C Selecteer het document dat u wilt verwijderen.
5
U kunt ook meerdere documenten tegelijk verwijderen.
D Voer het wachtwoord in met behulp van de cijfertoetsen en druk op [OK].
E Druk op [Bestand verw.]. F Druk op [Ja]. Als u het document niet wilt wissen, drukt u op [Nee].
G Druk op [Afsluiten]. Het display geeft “stand-by” aan.
232
6. Faxen via computer In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u de faxfunctie van dit apparaat kunt gebruiken vanaf een computer via een netwerk.
Faxen versturen vanaf computers U kunt een document verzenden dat met een Windows-toepassing is gemaakt vanaf een computer die is aangesloten op het apparaat naar een ander faxapparaat. Sluit computers aan op het apparaat via parallelle poort, LAN, IEEE 802.11b (wireless LAN), IEEE 1394 (IPv4 over 1394) of USB 2.0. • Om een fax te verzenden, hoeft u vanuit een Windows-toepassing alleen maar [Afdrukken] te selecteren, vervolgens LAN-Fax te selecteren als printer en vervolgens een bestemming op te geven. Met LAN-Fax kunt u papierloos faxen vanaf uw computer naar andere bestemmingen. • Behalve het verzenden van faxberichten, kunt u met het LAN-Faxstuurprogramma dit apparaat ook gebruiken om ter controle documenten af te drukken die op een computer zijn gemaakt. • Als u het LAN-Faxstuurprogramma wilt gebruiken, verbindt u dit apparaat met een LAN, voert u de gewenste netwerkinstellingen uit en installeert u het LAN-Faxstuurprogramma en de bijbehorende programma’s op uw computer.
NL ALT007S
Belangrijk ❒ Fouten die optreden wanneer het apparaat als LAN-Fax wordt gebruikt, worden niet op de computer weergegeven. Controleer op fouten met een Web Image Monitor. Zie de Help van Web Image Monitor. ❒ USB-verbinding is niet beschikbaar wanneer de LAN-Fax-functie wordt gebruikt onder Windows 98. ❒ De faxfunctie van dit apparaat kan niet worden gebruikt met IPv6.
233
Faxen via computer
Opmerking ❒ Wij raden u aan een Web Image Monitor te gebruiken in dezelfde netwerkomgeving als dit apparaat. Anders wordt de webbrowser misschien niet geopend en kan een fout optreden.
Voor gebruik Om deze voorzieningen te kunnen gebruiken, dient een LAN-Faxstuurprogramma op uw computer te zijn geïnstalleerd. Gebruik het LAN-Faxstuurprogramma dat zich op de scanner-cd-rom bevindt. U dient ook in overeenstemming met de soort aansluiting, de vereiste instellingen voor computer-naar-faxnetwerk op de machine uit te voeren. Opmerking ❒ Als een pc en het apparaat parallel zijn aangesloten: zie Printerhandleiding.
❒ Wanneer Ethernet, IEEE 1394 (IPv4 over 1394) of IEEE 802.11b (wireless LAN) wordt gebruikt: Zie Bedieningshandleiding Standaardinstellingen. Verwijzing Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
6
Printerhandleiding
De software gebruiken In dit hoofdstuk wordt informatie gegeven over LAN-Faxstuurprogramma, Adresboek en LAN-Fax Cover Sheet Editor.
LAN-Faxstuurprogramma Met dit stuurprogramma kunt u LAN-Faxfuncties gebruiken. Belangrijk ❒ Niet alle besturingen kunnen worden gegarandeerd, afhankelijk van de systeemomgeving. ❒ Als u Windows NT gebruikt, werkt het LAN-Faxstuurprogramma niet in een omgeving met een RISC base-processor (MIPS R-serie, Alpha AXP, PowerPC).
❖ Locatie van het bestand De volgende mappen bevinden zich op de cd-rom: • LAN-Faxstuurprogramma voor Windows 98/Me \DRIVERS\LAN-FAX\WIN9X_ME • LAN-Faxstuurprogramma voor Windows NT 4.0 \DRIVERS\LAN-FAX\NT4 • LAN-Faxstuurprogramma voor Windows 2000/XP en Windows Server 2003 \DRIVERS\LAN-FAX\WIN2K_XP 234
Faxen versturen vanaf computers
❖ Besturingsomgeving • Computer PC/AT-compatibel • Besturingssystemen Microsoft Windows 98/Me Microsoft Windows 2000/XP Microsoft Windows Server 2003 Microsoft Windows NT 4.0 • Resolutie VGA 640 × 480 pixels of meer Opmerking ❒ Voordat u met de installatie begint, sluit u alle andere toepassingen af.
Adresboek Met het Adresboek kunt u LAN-Fax verzendbestemmingen wijzigen.
❖ Besturingssystemen Microsoft Windows 98/Me Microsoft Windows 2000/XP Microsoft Windows Server 2003 Microsoft Windows NT 4.0
6
LAN-Fax Cover Sheet Editor LAN-Fax Cover Sheet Editor helpt u bij het bewerken van LAN-Fax-voorbladen.
❖ Besturingssystemen Microsoft Windows 98/Me Microsoft Windows 2000/XP Microsoft Windows Server 2003 Microsoft Windows NT 4.0
235
Faxen via computer
Auto Run De installatieprogramma’s voor diverse stuur- en hulpprogramma’s worden automatisch opgestart (Auto Run) wanneer u de cd-rom in het station plaatst. LAN-Faxstuurprogramma, Adresboek, en LAN-Fax Cover Sheet Editor kunnen worden geïnstalleerd met Auto Run. Belangrijk ❒ Wanneer de plug and play-functie wordt gestart, klikt u op [Annuleren] in het dialoogvenster [Nieuwe hardware gevonden], [Wizard apparaatstuurprogramma] of [Wizard nieuwe hardware gevonden] en plaatst u de cd-rom in het station. Het dialoogvenster [Nieuwe hardware gevonden], [Wizard Apparaatstuurprogramma] of [Wizard Nieuwe hardware gevonden] wordt weergegeven, afhankelijk van de systeemversie van Windows 98/Me, Windows 2000/XP, Windows Server 2003 of Windows NT 4.0.
❒ Het is mogelijk dat Auto Run met bepaalde instellingen van het besturingssysteem niet werkt. Als dit het geval is, dubbelklikt u op “Setup.exe” in de root directory van de cd-rom. ❒ Wanneer u Auto Run wilt annuleren, houdt u de {SHIFT}-toets ingedrukt (wanneer uw systeem Windows 2000/Windows XP of Windows Server 2003 is, houdt u de linker {SHIFT}-toets ingedrukt) terwijl u de cd-rom plaatst. Houd de {SHIFT}-toets ingedrukt totdat de computer de cd-rom heeft gelezen. ❒ Wanneer u tijdens de installatie op [Annuleren] klikt, wordt de installatie afgebroken. Wanneer u de installatie onderbreekt, moet u uw computer opnieuw opstarten en de rest van de software of het printerstuurprogramma installeren.
6
Opmerking ❒ Als uw besturingssysteem Windows 2000/XP, Windows Server 2003 of Windows NT 4.0 is, heeft u voor het installeren van een printerstuurprogramma via Auto Run een systeembeheerdersmachtiging nodig. Wanneer u het LANFaxstuurprogramma via Auto Run installeert, dient u zich aan te melden met een account met systeembeheerdersmachtiging.
Afzonderlijke toepassingen installeren U dient een LAN-Faxstuurprogramma op uw computer te installeren voordat u de LAN-faxfuncties gaat gebruiken. Het LAN-Faxstuurprogramma bevindt zich op de cd-rom die bij het apparaat is geleverd. Adresboek en LAN-Fax Cover Sheet Editor worden geïnstalleerd met het LANFaxstuurprogramma. Met het Adresboek kunt u LAN-Fax verzendbestemmingen wijzigen. LAN-Fax Cover Sheet Editor helpt u bij het bewerken van LAN-Fax-voorbladen. Gebruik de volgende procedure om LAN-Faxstuurprogramma, Adresboek en LAN-Fax Cover Sheet Editor tegelijkertijd te installeren. Belangrijk ❒ Installeer SmartDeviceMonitor for Client voordat u de bovengenoemde toepassingen installeert.
236
Faxen versturen vanaf computers
A Sluit alle geopende toepassingen af. B Plaats de cd-rom die bij het apparaat is geleverd in het cd-rom-station van
uw computer. Het installatieprogramma wordt automatisch opgestart en het dialoogvenster voor de taalkeuze verschijnt. Wanneer uw besturingssysteem op een bepaalde manier is ingesteld, is het mogelijk dat het installatieprogramma niet automatisch wordt opgestart. Wanneer dit het geval is, dubbelklikt u op “Setup.exe” in de root directory van de cd-rom om het installatieprogramma op te starten.
C Selecteer de interfacetaal van de software en klik vervolgens op [OK]. D Klik op [LAN-Faxstuurprogramma]. Het venster met de programmalicentieovereenkomst verschijnt.
E Lees alle voorwaarden en, wanneer u akkoord gaat, selecteert u [Ik accepteer
de overeenkomst.] en klikt u op [Volgende]. Als u [Ik accepteer de overeenkomst niet.] selecteert, kunt u de installatie niet voltooien.
6
F Schakel het selectievakje [LAN-Faxstuurprogramma] in en klik vervolgens op [Volgende].
G Controleer of het selectievakje [Printernaam:] ingeschakeld is en klik op [Doorgaan]. Selecteer de gewenste poort.
H Klik op [Voltooien]. Het dialoogvenster voor het voltooien van de installatie verschijnt.
I Klik op [Voltooien]. J Klik op [Afsluiten]. Eigenschappen LAN-Faxstuurprogramma instellen In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u de eigenschappen instelt die noodzakelijk zijn voor het gebruik van het LAN-Faxstuurprogramma. Opmerking ❒ Als uw besturingssysteem Windows NT 4.0, Windows 2000/XP of Windows Server 2003 is, moet u zich aanmelden met een account met systeembeheerdersmachtiging.
237
Faxen via computer
De afdrukeigenschappen instellen In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u instellingen als papierformaat en resolutie kunt aanpassen.
A In het [Start]-menu, klikt u op [Instellingen] en vervolgens op [Printers].
In Windows XP Professional of Windows Server 2003 selecteert u [Printers en faxen] in het menu [Start]. In Windows XP Home Edition selecteert u [Configuratiescherm] in het menu [Start]. Vervolgens selecteert u [Printers en andere hardware] en [Printers en faxen].
B Dubbelklik op [LAN-Fax M8] om deze te selecteren en klik vervolgens op
[Eigenschappen] in het menu [Bestand]. Onder Windows NT, klikt u op [Standaardwaarden document...] in het mnenu [Bestand].
C Wanneer Windows 98/Me wordt gebruikt, klikt u op het tabblad [Papier] om de volgende eigenschappen in te stellen. • Papierformaat • Afdrukrichting • Lade • Resolutie • Grijstint • Afdrukken als afbeelding
6
D Wanneer Windows NT 4.0 wordt gebruikt, stelt u de volgende eigenschappen in. • Papierformaat • Afdrukrichting • Lade • Resolutie
E Wanneer Windows 2000/XP of Windows Server 2003 wordt gebruikt, klikt u op de knop [Afdrukken...] om de volgende eigenschappen in te stellen. • Papierformaat • Afdrukrichting • Lade • Resolutie
F Klik op [OK].
238
Faxen versturen vanaf computers
Instellingen invoeren voor de configuratie van opties Pas de instellingen aan voor de optionele units die op dit apparaat geïnstalleerd zijn.
A In het [Start]-menu, klikt u op [Instellingen] en vervolgens op [Printers].
In Windows XP Professional of Windows Server 2003 selecteert u [Printers en faxen] in het menu [Start]. In Windows XP Home Edition selecteert u [Configuratiescherm] in het menu [Start]. Vervolgens selecteert u [Printers en andere hardware] en [Printers en faxen].
B Dubbelklik op [LAN-Fax M8] om deze te selecteren en klik vervolgens op [Eigenschappen] in het menu [Bestand].
C Klik op het tabblad [Accessoires] en voer de instellingen door voor de configuratie van de opties.
D Wanneer het apparaat op een netwerk is aangesloten, worden de opties automatisch geconfigureerd. Als de instellingen niet overeenkomen met de geïnstalleerde optionele units, klikt u op [Laden vanuit apparaat].
E Wanneer dit apparaat lokaal is aangesloten op uw computer, schakelt u de selectievakjes in voor de geïnstalleerde optionele eenheden.
6
F Klik op [Toepassen]. De instellingen voor de configuratie van opties zijn aangepast.
G Klik op [OK]. [Tabblad] Accessoires Het tabblad [Accessoires] bevat naast de items voor het configureren van opties de volgende items. • Verbieden van handmatige invoer bestemming Selecteer deze optie om het handmatig opgeven van de bestemming te verbieden. • E-mail inschakelen Selecteer deze optie als u Internetfax gebruikt met de LAN-faxfunctie. • IP-Fax Selecteer deze optie als u IP-fax gebruikt. Nadat u deze optie heeft geselecteerd, selecteert u een protocol door op de juiste radioknop te klikken. Opmerking ❒ Wanneer de opties van het apparaat niet volgens de aanwijzingen worden geconfigureerd, werken de LAN-Faxfuncties mogelijk niet goed ❒ Wanneer dit apparaat is aangesloten op een netwerk en de poort is ingesteld via de “SmartDeviceMonitor for Client”-poort, wordt het configureren van de optie automatisch uitgevoerd. Voor details over automatische configuratie van opties, zie de Help van LAN-Fax Driver.
239
Faxen via computer
Basisverzending In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u met behulp van Windows-toepassingen gemaakte faxdocumenten kunt verzenden. Om een fax te verzenden, hoeft u vanuit een Windows-toepassing alleen maar [Afdrukken...] te selecteren, vervolgens [LAN-Fax M8] te selecteren als de printer en vervolgens een bestemming op te geven in het dialoogvenster [LAN-Fax]. Open het document dat u wilt verzenden of maak een nieuw document en voer daarna de volgende procedure uit. Zie de Help van LAN-Faxstuurprogramma voor meer informatie. Belangrijk ❒ Met SmartDeviceMonitor for Client kunt u geen documenten naar dit apparaat verzenden met meer dan één LAN-Fax tegelijkertijd.
A In het menu [Bestand] klikt u op [Afdrukken...]. B Selecteer [LAN-Fax M8] in de keuzelijst [Naam:]. C Klik op [OK].
6
Het dialoogvenster LAN-Fax verschijnt. De instelprocedure is afhankelijk van de toepassing die u gebruikt. In alle gevallen selecteert u [LAN-Fax M8] als printer.
D Geef de bestemming op. Voor details over het opgeven van een bestemming, zie de Help van het LANFaxstuurprogramma. Als gebruikersverificatie wordt gebruikt voor dit apparaat klikt u op [Gebruikersinstellingen...].
E Stel de nodige opties in. F Klik op [Verzenden].
Als u op [Afdrukken & Verzenden], wordt de fax naar de bestemming verzonden en drukt het apparaat een kopie van het verzonden document af. Opmerking ❒ Het apparaat kan documenten vasthouden die verzonden zijn met behulp van een LAN-Faxstuurprogramma als te verzenden bestanden. Voor het maximum aantal documenten dat het apparaat kan vasthouden, zie “Maximumwaarden”. ❒ Voor het maximum aantal bestemmingen dat u per bestand kunt opgeven, zie “Maximumwaarden”.
240
Faxen versturen vanaf computers
Verwijzing Pag.241 “Een bestemming opgeven via een bestemmingslijst”
Pag.242 “Een bestemming opgeven via het Adresboek” Pag.243 “Bestemmingen opgeven door rechtstreeks een faxnummer, Internetfaxbestemming of IP-Faxbestemming in te voeren” Pag.244 “Opties specificeren” Pag.247 “Verzendresultaten bevestigen per e-mail” Pag.249 “Adresboek bijwerken” Pag.274 “Maximum waarden”
Een bestemming opgeven via een bestemmingslijst
A Klik op het tabblad [Adresboek] of [Bestemming specificeren].
Het tabblad [Adresboek] of [Bestemming specificeren] wordt weergegeven.
B Schakel het selectievakje [Apparaat adres] (of [Gebruik apparaatadres]) in. C Het apparaatadres wordt weergegeven in het veld [Apparaat adres] op het
6
tabblad [Adresboek]. Voer in het tabblad [Bestemming specificeren] in et veld [Apparaat adres] het registratienummer in van de bestemmingssleutel.
D Klik op [Als bestemming instellen]. De ingevoerde bestemming wordt toegevoegd en wordt weergegeven bij [Lijst van bestemmingen:]. Wanneer u een ingevoerde bestemming wilt verwijderen, klikt u op de bestemming en vervolgens op [Van lijst verwijderen].
E Als u meer bestemmingen wilt opgeven, herhaalt u de stappen C en D.
241
Faxen via computer
Een bestemming opgeven via het Adresboek Belangrijk ❒ Om deze methode te gebruiken, moet u bestemmingen via het Adresboek registreren in de adreslijst.
A Klik op het tabblad [Adresboek]. Het tabblad [Adresboek] wordt weergegeven.
B Selecteer in het vervolgkeuzemenu [Adresboek:] een CSV-bestand met de gewenste bestemmingslijst. De drie laatst gebruikte bestanden verschijnen in het vervolgkeuzemenu. Om een niet weergegeven bestemmingslijst te gebruiken, klikt u op [Bladeren...] en selecteert u het bestand.
C Selecteer [Contactpersoon] of [Groep] als displayformaat in het vervolgkeuzemenu [Naam:]. De inhoud van de bestemmingslijst wordt als volgt gewijzigd, afhankelijk van de geselecteerde optie: • Contact: naam van persoon, bedrijfsnaam, afdelingsnaam, faxnummer • Groep: Groepsnaam Als u [Groep] selecteert, gaat u verder met stap E.
6
D Wanneer u [Contactpersoon] geselecteerd hebt in stap C, selecteert u het type
fax uit het vervolgkeuzemenu [Type:]. Om met standaardfax of IP-fax te verzenden, selecteert u [Fax]. Om met Internetfax te verzenden, selecteert u [E-mail].
E Klik op de bestemming in de bestemmingslijst om deze te markeren en
klik vervolgens op [Als bestemming instellen]. De geselecteerde bestemming wordt toegevoegd en wordt weergegeven in het veld [Lijst met bestemmingen:]. Wanneer u een ingevoerde bestemming wilt verwijderen, klikt u op de bestemming en vervolgens op [Van lijst verwijderen]. In het lijstveld Adresboek, voert u rechtstreeks de naam in waarnaar u wilt zoeken. U kunt vervolgens naar de naam springen die u heeft ingevoerd.
F Wanneer u meer bestemmingen wilt opgeven, herhaalt u stap B en E. Opmerking ❒ De inhoud van bestemmingslijsten kan worden verkleind door de eerste letter van een naam van een contactpersoon, bedrijfsnaam of groepsnaam te selecteren in het vervolgkeuzemenu [Zoeken].
242
Faxen versturen vanaf computers
Bestemmingen opgeven door rechtstreeks een faxnummer, Internetfaxbestemming of IP-Faxbestemming in te voeren
A Klik op het tabblad [Bestemming specificeren].
Het tabblad [Bestemming specificeren] wordt weergegeven.
B Selecteer het faxtype in het vervolgkeuzemenu [Type:]. Om met standaardfax of IP-fax te verzenden, selecteert u [Fax]. Om met Internetfax te verzenden, selecteert u [E-mail]. Nadat u het faxtype heeft geselecteerd, verschijnen de items die overeenkomen met het geselecteerde faxtype.
C Geef de bestemming op. Geef als volgt de bestemming op, afhankelijk van het geselecteerde faxtype: • Als u [Fax] heeft geselecteerd: voer het faxnummer in. Om per IP-fax te verzenden, voert u de IP-Faxbestemming in. • Als u [E-mail] heeft geselecteerd: voer het e-mailadres in. Om een pauze in het faxnummer in te voeren, klikt u op [Pauze]. Als u [E-mail] heeft geselecteerd in stap B, is [Pauze] niet beschikbaar.
6
D Geef de instellingen op overeenkomstig het type faxverzending.
Geef als volgt de instellingen op overeenkomstig het type faxverzending dat u heeft geselecteerd in stap B: • Als u [Fax] heeft geselecteerd, selecteer een regel of protocol in de [Regel:] lijst. • Als u [E-mail] heeft geselecteerd, schakelt u het selectievakje [SMTP-server niet gebruiken] in als u de SMTP-server wilt omzeilen.
E Klik op [Als bestemming instellen]. De ingevoerde bestemming wordt toegevoegd en wordt weergegeven bij [Lijst van bestemmingen:]. Wanneer u een ingevoerde bestemming wilt verwijderen, klikt u op de bestemming en vervolgens op [Van lijst verwijderen].
F Wanneer u meer bestemmingen wilt opgeven, herhaalt u stap B en E. Opmerking ❒ Voor het maximum aantal cijfers voor een bestemming, zie “Maximumwaarden”. Verwijzing Pag.60 “Verzenden via een faxlijn” Pag.63 “Verzenden met IP-fax” Pag.66 “Bezig met verzenden naar E-mailadres” Pag.274 “Maximum waarden”
243
Faxen via computer
Opties specificeren U kunt de volgende verzendingsopties opgeven wanneer u een fax verzendt. Voor details over verzendingsopties, zie de Help van het LAN-Faxstuurprogramma. • Op een specifiek tijdstip verzenden • Koptekst fax afdrukken • Een voorblad bijvoegen • 2-zijdig afdrukken • Voorvertoning • Opslaan als bestand • Document Server
Het faxdocument op een bepaalde tijd verzenden
A Klik op [Verzendopties].
Het tabblad [Verzendopties] wordt weergegeven.
B Schakel het selectievakje [Op een specifiek tijdstip verzenden] in en geef een verzendtijd op.
6
Een afzenderstempel afdrukken
A Klik op [Verzendopties].
Het tabblad [Verzendopties] wordt weergegeven.
B Schakel het selectievakje [Koptekst fax afdrukken] in. Een voorblad bijvoegen
A Klik op [Verzendopties].
Het tabblad [Verzendopties] wordt weergegeven.
B Schakel het selectievakje [Een voorblad bijvoegen] in.
Een voorblad is toegevoegd aan de eerste pagina van een verzendbestand. Klik op [Voorblad bewerken...] om het voorblad te bewerken. Verwijzing Pag.252 “Faxvoorbladen wijzigen”
Dubbelzijdig afdrukken instellen
A Klik op [Verzendopties]. Het tabblad [Verzendopties] wordt weergegeven.
B Schakel het selectievakje [2-zijdig afdrukken] in. 244
Faxen versturen vanaf computers
Een voorbeeld weergeven Als u het selectievakje [Voorvertoning] inschakelt, kunt u controleren hoe het faxdocument op de bestemming wordt uitgevoerd.
A Klik op [Verzendopties]. Het tabblad [Verzendopties] wordt weergegeven.
B Schakel het selectievakje [Voorvertoning] in. C Klik op [Verzenden] of [Afdrukken & Verzenden]. Het venster [Voorvertoning] verschijnt.
D Klik op [Volgende] of [Vorige] om de afbeelding te controleren. Om het venster [Voorvertoning] te sluiten, klikt u op [Annuleren].
Als bestanden opslaan U kunt het faxdocument opslaan in TIFF-opmaak (TIFF-F).
A Klik op [Verzendopties].
6
Het tabblad [Verzendopties] wordt weergegeven.
B Schakel het selectievakje [Opslaan als bestand] in. C Klik op [Opslaan in...]. D Selecteer een map in de map-boomstructuur. E Selecteer een methode om het bestand een naam te geven. Om een bestandsnaam handmatig in te voeren, schakelt u het selectievakje [Geef bestandsnaam op bij het opslaan] in. Om het bestand automatisch een naam te geven en op te slaan, schakelt u het selectievakje [Automatisch een nieuw bestand maken] in.
F Klik op [OK]. G Klik op [Opslaan] of [Opslaan & versturen].
Als u [Automatisch een nieuw bestand maken] heeft geselecteerd, krijgt het afbeeldingsbestand een naam toegewezen en wordt het opgeslagen in de aangegeven map. De bestandnaam wordt RicHHMMSS.tif (HH: uren, MM: minuten, SS: seconden).
H Voer een bestandsnaam in. U kunt bij deze stap ook de map wijzigen.
245
Faxen via computer
I Klik op [Opslaan]. Het afbeeldingsbestand wordt opgeslagen in de aangegeven map. Opmerking ❒ Documenten van één pagina worden opgeslagen als enkelvoudige TIFFbestanden, en documenten met meerdere pagina’s worden opgeslagen als meervoudige TIFF-bestanden.
Het faxdocument opslaan in de Document Server Belangrijk ❒ Als [Vaste schijf-eenheid] niet is ingeschakeld bij [Accessoires] in het dialoogvenster met printereigenschappen, kunt u [Document Server] niet selecteren.
A Klik op [Verzendopties]. Het tabblad [Verzendopties] wordt weergegeven.
B Schakel het selectievakje [Naar Doc.Serv. versturen] in en selecteer een gebruikersnaam, bestandsnaam en wachtwoord.
6
246
Faxen versturen vanaf computers
Verzending controleren met LAN-Faxstuurprogramma Vanuit “SmartDeviceMonitor for Admin”, “SmartDeviceMonitor for Client” of een Web Image Monitor kunt u informatie controleren over bestanden die zijn verzonden met het LAN-Faxstuurprogramma. Voor het maximum aantal verzendresultaten dat u op kunt controleren, zie “Maximumwaarden”. U kunt ook de inhoud van het Journaal in een computer opslaan als CSV-bestand met behulp van [Laad Fax journaal] in “SmartDeviceMonitor for Admin”. Opmerking ❒ Als de gegevens zijn verzonden met het LAN-Faxstuurprogramma via de “SmartDeviceMonitor for Client”-poort dan wordt het bericht “Gegevensverzending voltooid.” weergegeven op het beeldscherm van uw computer zodat de voortgang van de communicatie eenvoudig kan worden gecontroleerd. Wanneer de hoeveelheid gegevens die door de LAN-fax naar dit apparaat wordt verzonden echter toeneemt, wordt het bericht mogelijk tijdens de verzending weergegeven als gevolg van het verschil in geheugencapaciteit tussen dit apparaat en “SmartDeviceMonitor for Client”. Voor meer nauwkeurige faxverzendingsresultaten, gebruikt u “E-mail TX resultaten”. ❒ De taakhistorie kan afwijken van de verzendresultaten van het apparaat. In dat geval raadpleegt u de verzendresultaten van het apparaat. ❒ Zie de Help van het programma voor meer informatie.
6
Verwijzing Pag.188 “Communicatieresultaat rapport (Geheugenverzending)” Pag.274 “Maximum waarden”
Verzendresultaten bevestigen per e-mail Na een verbinding via de LAN-faxmodus verstuurt deze functie de communicatieresultaten met de computer via e-mail. Als u [Verzenden] of [Afdrukken & Verzenden] heeft gebruikt met LAN-fax, wordt na een geslaagde verbinding een e-mail verzonden met het verzendresultaat. Een kennisgeving van het verzendresultaat wordt via e-mail verzonden wanneer het afdrukken is voltooid, of als zich een fout voordoet tijdens de verbinding tussen dit apparaat en een computer.
A Klik op het tabblad [E-mail instellingen]. B Schakel het selectievakje [Melden] in onder [E-mail TX resultaten]. C Voer de bestemming in.
Als u het e-mailadres rechtstreeks invoert, klik u op het keuzerondje [Bestemmingen specificeren] en voert u vervolgens het e-mailadres in het veld [Bestemmingen specificeren] in. Als u het adres invoert dat in het apparaat is geprogrammeerd, klikt u op het keuzerondje [Apparaat adres] en voert u vervolgens het registratienummer van de Bestemming-toets in het veld [Apparaat adres]. Het veld [Apparaat adres] is niet beschikbaar als [Bestemmingen specificeren] is geselecteerd omdat u dan geen tekst in het tekstvak kunt invoeren.
247
Faxen via computer
D Klik op [Verzenden] of [Afdrukken & Verzenden]. Opmerking ❒ U kunt de verzendresultaten bevestigen met de functie E-mail verzendresultaten en het communicatieresultaatrapport. U kunt instellen of u beide samen wilt gebruiken in gebruikerparameters (schakelaar 10, bit 6) in het menu Faxeigenschappen. ❒ Als het e-mailmenu op dit apparaat niet goed is ingesteld of als “Naam afzender autom. specificeren” is ingesteld op “Uit”, dan wordt het LAN-fax resultaat niet via e-mail verzonden en wordt het LAN-Fax Resultatenrapport afgedrukt. Zie de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen voor de e-mailinstellingen en raadpleeg “LAN-Fax Resultatenrapport” voor het LAN-Fax Resultatenrapport. Verwijzing Pag.188 “Communicatieresultaat rapport (Geheugenverzending)” Pag.248 “LAN-Fax Resultatenrapport” Pag.274 “Maximum waarden” Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
LAN-Fax Resultatenrapport
6
In dit hoofdstuk wordt het LAN-Fax Resultatenrapport uitgelegd. Als “E-mail TX resultaten” is ingesteld op “Melden” en het e-mailmenu op dit apparaat niet goed is ingesteld of als “Naam afzender autom. specificeren” is ingesteld op “Uit”, dan wordt het LAN-Fax-resultaat niet via e-mail verzonden en wordt het LAN-fax resultatenrapport afgedrukt. Als “Result. e-mailverz.” bij “Naam afzender” niet is ingeschakeld, dan wordt het LAN-Fax Resultatenrapport afgedrukt. Opmerking ❒ Of het LAN-Fax Resultatenrapport wordt afgedrukt of niet, kan worden geconfigureerd met gebruikersparameters (schakelaar 20, bit 0) in het menu Faxeigenschappen.
❒ Als u [Verzenden] of [Afdrukken & Verzenden] uitvoert met het LAN-Faxstuurprogramma, en het E-mail TX Resultatenrapport niet is aangekomen, dan wordt het communicatieresultaatrapport afgedrukt. Verwijzing Pag.188 “Communicatieresultaat rapport (Geheugenverzending)”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
248
Faxen versturen vanaf computers
Afdrukken en opslaan U kunt documenten afdrukken die met Windows-toepassingen zijn gemaakt. Open het document dat u wilt afdrukken of maak een nieuw document en voer daarna de volgende procedure uit. Voor details over het afdrukken van de faxafbeelding, zie de Help van het LANFaxstuurprogramma.
A In het menu [Bestand] klikt u op [Afdrukken...]. B Selecteer [LAN-Fax M8] in de lijst [Naam:] en klik vervolgens op [OK]. Het dialoogvenster [LAN-Fax] verschijnt. De instelprocedure is afhankelijk van de toepassing die u gebruikt. In alle gevallen selecteert u [LAN-Fax M8] als printer.
C Klik op [Afdr.] of [Afdrukken & Verzenden]. U kunt het faxdocument opslaan als bestand. Zie “Opties specificeren”. Opmerking ❒ U kunt bestanden ook opslaan in TIFF-opmaak. Voor details over het opslaan in TIFF-indeling, zie “Als bestanden opslaan”.
6
❒ U kunt de tijdsduur instellen gedurende welke het apparaat documentgegevens in zijn geheugen bewaart als het afdrukken is mislukt door een pap i e rt ek o r t o f e e n p a p i e r s t o r in g . V o e r d e z e in s t e ll i n g i n m et gebruikersparameters (schakelaar 20, bit 2, 3, 4, 5) in het menu Faxeigenschappen. Datum wordt verwijderd wanneer de opgegeven tijd verstrijkt. Verwijzing Pag.244 “Opties specificeren”
Pag.245 “Als bestanden opslaan” Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Adresboek bijwerken U kunt bestemmingen programmeren en bewerken in de adreslijst met behulp van het Adresboek. Voor details over het Adresboek, zie de Help van het LAN-Faxstuurprogramma. Opmerking ❒ U kunt bestanden die zijn aangemaakt in CSV-opmaak gebruiken als Adresboekgegevens. Hiertoe maakt u CSV-bestanden die voldoen aan een bepaalde opmaak. Zie Help voor meer informatie.
249
Faxen via computer
Programmeren van nieuwe bestemmingen
A Ga in het menu [Start] naar [Programma’s], [LAN-Fax hulppprogramma’s] en klik
vervolgens op [Adresboek]. Het [Adresboek]-venster verschijnt. Als LAN-Faxstuurprogramma reeds is opgestart, klikt u op [Adresboek bewerken...].
B Klik op [Nieuw/Bladeren...] en selecteer het CSV-bestand met de te bewerken adreslijst.
C Voer de bestemming en naam in. U kunt de naam van een contactpersoon, de bedrijfsnaam, de naam van de afdeling, het faxnummer, e-mailadres en het IP-Faxadres invoeren. De naam en bestemming (faxnummer, e-mailadres, IP-Faxadres) kunnen niet worden weggelaten.
D Klik op [Toev.]. De bestemming wordt toegevoegd aan de bestemmingslijst.
E Klik op [Sluiten]. F Als u een bestemming heeft gewijzigd, verschijnt een melding ter bevesti-
6
ging. Om de wijzigingen op te slaan, klikt u op [Ja]. Als u de wijzigingen niet wilt opslaan en wilt stoppen met wijzigen, klikt u op [Nee]. Om naar het wijzigingsdisplay terug te gaan, klikt u op [Annuleren]. Het dialoogvenster voor bevestiging verschijnt niet als u geen wijzigingen heeft aangebracht na het starten van het Adresboek.
Opmerking ❒ Om de inhoud van de bestemmingslijst van dit apparaat te programmeren in het Adresboek, schakelt u het selectievakje [Gebruik apparaatadres] in en voert u vervolgens het registratienummer van de bestemmingstoets in het veld [Apparaat adres] in. ❒ Voor [Lijn:] onder [Faxnummer:] zijn de volgende typen instelbaar; G3, G3-2, G3-3, G4, G3 Dir. Auto, G3 PABX Auto of I-G3. Dit apparaat ondersteunt echter geen G4 en G3 PABX Auto. ❒ Voor [Protocol:] onder [IP-Faxadres:] selecteert u [H.323] of [SIP]. ❒ Om de SMTP-server te omzeilen, schakelt u het selectievakje [E-mailadres:] in onder [SMTP-server niet gebruiken].
250
Faxen versturen vanaf computers
Bijwerken van geprogrammeerde bestemmingen
A Ga in het menu [Start] naar [Programma’s], [LAN-Fax hulppprogramma’s] en klik
vervolgens op [Adresboek]. Het [Adresboek]-venster verschijnt. Als LAN-Faxstuurprogramma reeds is opgestart, klikt u op [Adresboek bewerken...].
B Klik op [Nieuw/Bladeren...] en selecteer het CSV-bestand met de te bewerken adreslijst.
C Selecteer de te wijzigen bestemming zodat deze wordt gemarkeerd in de lijst.
D Wijzig de gegevens. E Klik op [Bijwerken]. F Klik op [Sluiten]. G Als u een bestemming heeft gewijzigd, verschijnt een melding ter bevestiging. Om de wijzigingen op te slaan, klikt u op [Ja]. Als u de wijzigingen niet wilt opslaan en wilt stoppen met wijzigen, klikt u op [Nee]. Om naar het wijzigingsdisplay terug te gaan, klikt u op [Annuleren]. Het dialoogvenster voor bevestiging verschijnt niet als u geen wijzigingen heeft aangebracht na het starten van het Adresboek.
6
Geprogrammeerde bestemmingen verwijderen
A Ga in het menu [Start] naar [Programma’s], [LAN-Fax hulppprogramma’s] en klik
vervolgens op [Adresboek]. Het [Adresboek]-venster verschijnt. Als LAN-Faxstuurprogramma reeds is opgestart, klikt u op [Adresboek bewerken...].
B Klik op [Nieuw/Bladeren...] en selecteer het CSV-bestand met de te bewerken adreslijst.
C Selecteer de te wissen bestemming zodat deze wordt gemarkeerd in de lijst.
D Klik op [Verwijderen]. E Klik op [Ja]. F Klik op [Sluiten]. 251
Faxen via computer
G Als u een bestemming heeft gewijzigd, verschijnt een melding ter bevestiging. Om de wijzigingen op te slaan, klikt u op [Ja]. Als u de wijzigingen niet wilt opslaan en wilt stoppen met wijzigen, klikt u op [Nee]. Om naar het wijzigingsdisplay terug te gaan, klikt u op [Annuleren]. Het dialoogvenster voor bevestiging verschijnt niet als u geen wijzigingen heeft aangebracht na het starten van het Adresboek.
Het Adresboek van het apparaat gebruiken in de Bestemmingslijst van de LAN-Fax U kunt de faxbestemmingen die in dit apparaat zijn opgeslagen opslaan als CSVbestand op een computer via “Adres beheer Tool” in “SmartDeviceMonitor for Admin”. Opgeslagen CSV-bestanden kunnen worden ingevoegd in de bestemmingstabel van het LAN-Faxstuurprogramma door [Nieuw/Bladeren...] te selecteren in Adresboek. Sla het bestand nogmaals op voor het LANFaxstuurprogramma. Opmerking ❒ Wanneer bestemmingen die in dit apparaat als groepen zijn opgeslagen worden ingevoegd in het Adresboek, dan worden de afzonderlijke bestemmingen vastgesteld in de volgende volgorde (controleer eerst voordat u invoegt en de volgorde wijzigt): IP-faxbestemming, → Faxnummer → Mailadres.
6
❒ Sommige apparaatmodellen kunnen mogelijk niet worden gebruikt voor het bijwerken van het Adresboek met CSV-bestanden (gevonden via SmartDeviceMonitor for Admin) met gebruikerscodes. ❒ Zie de “SmartDeviceMonitor for Admin” Help voor meer informatie.
Faxvoorbladen wijzigen Met LAN-Fax Cover Sheet Editor kunt u het formaat van faxvoorbladen bijwerken. Belangrijk ❒ U moet een voorbladbestand aanmaken voordat u een voorblad met behulp van het LAN-Faxstuurprogramma toevoegt aan faxdocumenten.
252
Faxen versturen vanaf computers
Een voorblad maken Met behulp van de onderstaande instructies kunt u een faxvoorblad maken. U kunt de volgende items bewerken met behulp van LAN-Fax Cover Sheet Editor. • Bedrijfsnaam als bestemmingsinformatie • Afdelingsnaam als bestemmingsinformatie • De naam van de persoon als bestemmingsinformatie • Bedrijfsnaam als afzenderinformatie • Afdelingsnaam als afzenderinformatie • De naam van de persoon als afzenderinformatie • Telefoonnummer als afzenderinformatie • Faxnummer als afzenderinformatie • De datum • Melding
A Ga in het menu [Start] naar [Programma’s], [LAN-Fax hulppprogramma’s] en klik vervolgens op [LAN-Fax Voorblad-Editor]. Het [LAN-Fax Voorblad-Editor]-venster verschijnt.
6
B Wijzig het voorblad. Zie Help voor meer informatie.
C Klik op [Opslaan als...] in het menu [Bestand]. D Selecteer een map en voer vervolgens een bestandsnaam in. E Klik op [Opslaan]. Opmerking ❒ De gegevens van het voorblad worden opgeslagen in een eigen opmaak (met “fcp” als bestandsextensie).
253
Faxen via computer
Een gemaakt voorblad toevoegen Met behulp van de onderstaande instructies kunt u een gemaakt voorbladbestand toevoegen aan een faxdocument.
A In het menu [Bestand] klikt u op [Afdrukken...]. B Selecteer [LAN-Fax M8] in de lijst [Naam:] en klik vervolgens op [OK]. Het dialoogvenster [LAN-Fax] verschijnt.
C Klik op [Voorblad bewerken...]. Het [Voorblad]-venster verschijnt.
D Selecteer een voorbladbestand in de vervolgkeuzelijst of na klikken op
[Bladeren...] in [Voorblad selecteren]. De selectie in [Voorblad selecteren] wordt niet geannuleerd, tenzij u een ander bestand selecteert. Als u alleen informatie over de bestemming wilt wijzigen, slaat u deze stap over en gaat u naar stap E.
E Selecteer het type gegevens bij [Aan:].
6
U kunt [Adresboek gebruiken], [Aan wie dit leest], [Namen bewerken] of [(Geen)] selecteren. Door [Namen bewerken] te selecteren kunt u de namen van het bedrijf, de afdeling en de persoon invoeren.
F Om de datum af te drukken, schakelt u het selectievakje [Met een datum] in. G Voer informatie over de afzender in. U kunt de namen van het bedrijf, de afdeling en de contactpersoon invoeren en ook telefoon- en faxnummers. Om een bericht toe te voegen, schakelt u het selectievakje [Met een bericht] in en voert u vervolgens een bericht in.
H Klik op [OK]. I Geef een bestemming op. J Klik op het tabblad [Verzendopties] en schakel vervolgens het selectievakje [Een voorblad bijvoegen] in.
K Klik op [Verzenden] of [Afdrukken & Verzenden].
254
Faxen versturen vanaf computers
De faxfuncties beheren met behulp van SmartDeviceMonitor for Admin U kunt informatie over de faxfuncties van dit apparaat controleren op een computer en bestanden opslaan via SmartDeviceMonitor for Admin. Opmerking ❒ Voor meer informatie over SmartDeviceMonitor for Admin en de installatie ervan, raadpleegt u de Netwerkhandleiding.
❒ Voor meer informatie raadpleegt u de Netwerkhandleiding en de Help van SmartDeviceMonitor for Admin. Verwijzing Netwerkhandleiding
Meldingen LAN-Faxbediening In dit hoofdstuk worden karakteristieke handelingsfoutmeldingen uitgelegd die worden weergegeven op de computer wanneer het LAN-Faxstuurprogramma wordt gebruikt en oplossingen voor deze berichten. Melding
6
Oorzaken en oplossingen
Kan geen verbinding krijgen met de machine.
Controleer de netwerkverbinding.
Het aantal vermeldingen in Bestemmingen overschrijdt de limiet. Maximaal 500 kunnen worden ingevoerd.
Het aantal opgegeven bestemmingen overschrijdt het toegestane maximum. Het maximum aantal bestemmingen dat tegelijkertijd kan worden opgegeven is 500.
"LAN-Fax" is reeds gestart. Kan het niet opnieuw starten.
Het dialoogvenster [LAN-Fax] is al geopend. Sluit LAN-Fax eenmaal af en start opnieuw op.
Geheugen toewijzen mislukt.
Er is onvoldoende geheugen op de computer beschikbaar. Sluit toepassingen die u momenteel niet gebruikt af.
Controleer of de voeding is ingeschakeld.
255
Faxen via computer
Faxinformatie bekijken via een webbrowser U kunt ontvangen faxdocumenten en overzichten bekijken of deze documenten afdrukken via een Web Image Monitor op een netwerkcomputer. Opmerking ❒ Wij raden u aan een Web Image Monitor te gebruiken in dezelfde netwerkomgeving als dit apparaat. Anders wordt de webbrowser misschien niet geopend en kan een fout optreden. ❒ U moet “Opslaan” selecteren als “Ontvangst bestanden instellingen” in het menu Faxeigenschappen. ❒ U kunt de documenten ook controleren en beheren met DeskTopBinder. Verwijzing Netwerkhandleiding
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen DeskTopBinder
6
Ontvangen faxberichten bekijken, afdrukken en verwijderen via een Web Image Monitor Met behulp van de onderstaande instructies kunt u ontvangen faxdocumenten bekijken en/of afdrukken via een Web Image Monitor.
Ontvangen faxdocumenten bekijken via een webbrowser
A Start een webbrowser. B Voer het IPv4-adres van het apparaat in het veld [Adres] in. C Klik op [Ontv. faxbestand] in het linker schermgedeelte. D Wanneer u een gebruikerscode heeft geprogrammeerd voor het opgeslagen
ontvangstbestand, voert u deze code in en drukt u vervolgens op [OK]. Er verschijnt een overzicht van de ontvangen faxdocumenten. Als de geprogrammeerde gebruikerscode is gewist met de functie Adresboekmanagement in Systeeminstellingen, verschijnt het bericht dat een onjuiste gebruikerscode is ingevoerd. Als dit het geval is, programmeert u opnieuw een gebruikerscode.
E Klik op
van het gewenste faxdocument. Om een lijst van de faxdocumenten te zien, kunt u de miniaturenweergave, pictogramweergave of detailweergave selecteren. Klik op , of .
256
Faxinformatie bekijken via een webbrowser
F Bekijk de inhoud van het faxdocument.
Klik op [Vergr. afb] om de voorbeeldafbeelding te vergroten. Vergroten is niet mogelijk zonder dat Acrobat Reader is geïnstalleerd. Zie voor meer informatie Help in de Web Image Monitor.
G Om het ontvangen faxdocument te downloaden, klikt u op [PDF] of [Multipage TIFF] en klikt u vervolgens op [Download]. Er verschijnt een dialoogvenster waarin het downloaden wordt bevestigd. Wanneer u [PDF] selecteert, voert u de noodzakelijke “Instellingen PDF bestandsbeveiliging” in voordat u op [Download] klikt. Acrobat Reader start en het geselecteerde document wordt weergegeven.
Opmerking ❒ Wanneer uw computer niet kan worden verbonden met Web Image Monitor, raadpleegt u de Netwerkhandleiding. ❒ Om de documentgegevens te downloaden in de lijst van ontvangen faxdocumenten, klikt u op [TIFF] of [PDF]. Zie de Help-functie van de Web Image Monitor voor nadere details over het downloaden. ❒ De methode voor het downloaden hangt af van de geselecteerde opmaak. Zie voor meer informatie Help in de Web Image Monitor.
6
Verwijzing Netwerkhandleiding
Faxinformatie afdrukken via een webbrowser
A Start een webbrowser. B Voer het IPv4-adres van het apparaat in het veld [Adres] in. C Klik op [Ontv. faxbestand] in het linker schermgedeelte. Het overzicht van ontvangen faxdocumenten verschijnt.
D Schakel het selectievakje naast het af te drukken faxdocument in.
Om een lijst van de faxdocumenten te zien, kunt u de miniaturenweergave, pictogramweergave of detailweergave selecteren. Klik op , of .
E Klik op [Afdr.]. F Klik op [Afdr.].
Om het afdrukken te annuleren, drukt u op [Annuleren] voordat u op [Afdr.] drukt. U kunt de afdrukvolgorde wijzigen of meerdere documenten selecteren. U kunt ook documenten afdrukken op zowel de voorzijde als de achterzijde van het papier. Zie voor meer informatie Help in de Web Image Monitor.
G Klik op [OK].
Het display keert terug naar stap E.
257
Faxen via computer
Faxinformatie wissen via een webbrowser
A Start een webbrowser. B Voer het IPv4-adres van het apparaat in het veld [Adres] in. C Klik op [Ontv. faxbestand] in het linker schermgedeelte. Het overzicht van ontvangen faxdocumenten verschijnt.
D Schakel het selectievakje naast het te verwijderen faxdocument in. Om een lijst van de faxdocumenten te zien, kunt u de miniaturenweergave, pictogramweergave of detailweergave selecteren. Klik op , of .
E Klik op [Verwijderen]. F Klik op [Bestand(en) verwijderen]. Om het wissen te annuleren, drukt u op [Annuleren] voordat u op [Bestand(en) verwijderen] drukt. Na het selecteren van meerdere documenten, kunt u ook het wissen van enkele geselecteerde documenten annuleren. Zie voor meer informatie Help in de Web Image Monitor.
6
G Klik op [OK]. Het display keert terug naar stap E.
Bestemmingsinformatie programmeren vanuit een Webbrowser Als het ontvangende faxapparaat is uitgerust met de T.37 Volledige modus Internetfaxfunctie kunt u de eigenschappen van de ontvanger programmeren met de Web Image Monitor. U kunt de volgende eigenschappen programmeren: • Compressietype • Papierformaat • Resolutie Opmerking ❒ Zie de Help van de Web Image Monitor voor een gedetailleerde beschrijving.
❒ Als een ontvanger die als volledige modus in het Adresboek is geprogrammeerd een ontvangstbevestiging terugstuurt via e-mail dan wordt de bestaande informatie vervangen door de inhoud van deze e-mail. Verwijzing Pag.29 “T.37 Volledige modus”
258
Faxinformatie bekijken via een webbrowser
Geprogrammeerde apparaateigenschappen bewerken Volg deze stappen om Web Image Monitor te gebruiken om informatie te bewerken over het bestemmingsapparaat die in het Adresboek is geregistreerd.
A Start de Webbrowser. B Voer na “http://” in het adresveld het IPv4-adres in van het apparaat dat u wilt controleren. Het bovenste scherm wordt weergegeven.
C Klik op [Inloggen] en voer de naam van de beheerder en het wachtwoord in. D Klik op [Adresboek] in het linker schermgedeelte. Het Adresboek wordt weergegeven.
E Klik op de radioknop links van het apparaat dat u wilt wijzigen en klik op [Wijzigen]. De pagina [Gebr. wijz.] wordt weergegeven.
F Wijzig de gegevensnotatie van de Internetfaxfunctie.
6
Als u de modus wijzigt in “Eenvoudige modus”, is het niet mogelijk om de apparaateigenschappen in te stellen.
G Klik links boven in het scherm op [OK]. Om de instelling te annuleren, klikt u links boven in het scherm op [Annuleren]. Het Adresboek wordt weergegeven.
H Sluit de Webbrowser.
259
Faxen via computer
Een ontvanger toevoegen Volg deze stappen om Web Image Monitor te gebruiken om een nieuwe bestemming aan het Adresboek toe te voegen.
A Start de Webbrowser. B Voer na “http://” in het adresveld het IPv4-adres in van het apparaat dat u wilt controleren. Het bovenste scherm wordt weergegeven.
C Klik op [Inloggen] en voer de naam van de beheerder en het wachtwoord in. D Klik op [Adresboek] in het linker schermgedeelte. Het Adresboek wordt weergegeven.
E Klik op [Gebruiker toevoegen].
De pagina [Gebruiker toevoegen] wordt weergegeven.
F Voer het registratienummer, de naam en het e-mailadres in en geef vervolgens de eigenschappen op. Nadat u het e-mailadres heeft ingevoerd kunt u de gegevensnotatie instellen voor de Internetfaxfunctie.
6
G Klik op [Volledige modus] onder [Internet fax gegevensnotatie] en stel de eigenschappen in op basis van de eigenschappen van de ontvanger. Als u de modus wijzigt in “Eenvoudige modus”, is het niet mogelijk om de apparaateigenschappen in te stellen.
H Klik links boven in het scherm op [OK]. Om de instelling te annuleren, klikt u links boven in het scherm op [Annuleren]. Het Adresboek wordt weergegeven.
I Sluit de Webbrowser.
260
Per fax ontvangen bestanden bezorgen
Per fax ontvangen bestanden bezorgen Documenten die door het apparaat zijn ontvangen kunnen op een computer worden bekeken of met ScanRouter-bezorgingssoftware worden gedownload via de netwerkbezorgingsserver. Dit is een handige functie waarmee u documenten op uw computer kunt weergeven en opslaan zonder dat u de documenten hoeft af te drukken. Belangrijk ❒ De ScanRouter-bezorgingssoftware vereist als een bezorgingsserver. DeskTopBinder moeten geïnstalleerd zijn op uw computer. Met de Delivery server verliest u geen tijd aan het zoeken en doorsturen van documenten.
❖ Functies De Delivery server biedt de volgende functies: • Gebruik de bezorgingsserver voor het koppelen van ontvangen documenten (SUB Code, Eigen naam en Eigen Faxnr.) met de ontvangers, zodat de documenten worden bezorgd bij de ontvangers voor wie de documenten bedoeld zijn. • De keuze van de bezorgingsmethode van ontvangen documenten: “Opslaan in de inbox van de Delivery server”, “Versturen als e-mailbestand” of “Opslaan in de aangegeven map op de computer”. Ontvangen documenten zonder SUB Code, Eigen Naam of Eigen Faxnr. worden opgeslagen in de inbox van de bezorgingsserver. U kunt de instelling ook zo uitvoeren, dat de ontvangen documenten in de aangegeven Delivery server worden opgeslagen, via de voor ontvangst gebruikte lijn. • U kunt ontvangen documenten die in de inbox van de bezorgingsserver zijn opgeslagen, controleren of downloaden met behulp van DeskTopBinder.
6
Opmerking ❒ Documenten die ontvangen zijn in Persoonlijke box worden doorgezonden naar bezorgingsserver. ❒ Om documenten die opgeslagen zijn in de inbox van de bezorgingsserver, te bekijken of downloaden, dient u DeskTopBinder op uw computer te installeren. ❒ Om ontvangen documenten naar uw computer te versturen als e-mailbijlagen, moet uw computer over een e-mailprogramma beschikken dat compatibel is met de ScanRouter-bezorgingssoftware. ❒ Voor de netwerkaansluiting met een Delivery server, moet u de Gebruikersinstellingen van het apparaat aanpassen. Deze instellingen moeten ook op Delivery server worden aangepast. ❒ Voor details over de bezorgingsserver (ScanRouter-bezorgingsoftware), zie de Help of de instructies van de ScanRouter-bezorgingssoftware. ❒ Voor meer informatie over DeskTopBinder kunt u de handleiding en de Help van DeskTopBinder raadplegen. Verwijzing Bedieningshandleiding Standaardinstellingen DeskTopBinder handleiding en Help
261
Faxen via computer
6
262
7. Bijlage In dit hoofdstuk worden eigenschappen en specificaties van de faxfunctie uitgelegd.
De status van het geheugen controleren Via deze functie kunt u een samenvatting weergeven van het huidige geheugengebruik. In het stand-by-display kunt u het percentage vrije geheugenruimte controleren. Daarnaast kunt u in [Systeemstatus] het aantal van “Verzending stand-by bestand(en): ”, “Geheugenbeveiliging afdrukta(a)k(en): ” en “RX afdr. stand-by bestand(en): ” controleren. “Overige: ” toont het totaal aantal documenten dat geregistreerd is in Informatieboxen en ontvangen in Persoonlijke box. Zie Problemen oplossen. Opmerking ❒ Wanneer u de “Ontvangst bestanden instellingen” in het menu Faxeigenschappen instelt op “Opslaan”, kunt u het aantal ontvangen documenten controleren met behulp van “RX afdr. stand-by bestand(en): ”. Verwijzing Pag.3 “Het display lezen en de toetsen gebruiken”
Pag.205 “Persoonlijke box” Pag.208 “Informatieboxen” Bedieningshandleiding Standaardinstellingen Problemen oplossen
263
Bijlage
Programma’s Als u regelmatig documenten naar dezelfde bestemming verzendt of steeds dezelfde instellingen voor verzending gebruikt, kunt u deze informatie opslaan in een programma, zodat u de instellingen snel kunt oproepen. Keystroke Programma’s kunnen gemakkelijk worden opgeroepen door op een geprogrammeerde toets te drukken.
Keystroke-programma’s registreren en wijzigen De volgende procedure kan worden gebruikt om een nieuw programma vast te leggen of een oud programma te overschrijven. U kunt de volgende gegevens in een programma opslaan: • Geheugenverzending, Directe verzending, type verzending, bestemmingen, Scantype, Resolutie, Scanformaat, Gem. orig. form., Autom. Bel., Handmatige belichting, Orig. richting, Originele instel., Stempel, Select. Lijn, invoer SUB/SID/SEP/PWD Code, Uitgest. verz., Ontv. Bevestiging, BCC verz., Result. e-mailverz., Tekst, Standaard bericht, Auto Verkleinen, Label invoegen, Gesloten netwerk, SUB Code Verzending, SEP Code Ontvangst, Faxkoptekst Afdruk., TX status rapport, Bestand opslaan • Programmanaam
A Voer de instellingen door die u wilt registreren in het programma.
7
De manier van programmeren is afhankelijk van de items die u wilt registreren. Druk op de toets {Instellingen verwijderen} om het programmeren te annuleren. Om ene programma te registreren met Uitgestelde verzending met het faxnummer, “0123456789”, drukt u op {0}, {1}, {2}, {3}, {4}, {5}, {6}, {7}, {8}, {9} met behulp van de cijfertoetsen en gaat u vervolgens verder met het invoeren van de Uitgestelde verzending-instelling tot het stand-by-display wordt weergegeven wanneer u op [OK] drukt.
B Controleer of de machine in de faxmodus staat en het display “standby” aangeeft. Als de machine niet standby staat, drukt u op de {Fax}-toets.
C Druk op de toets {Programmeren}.
ALV006S
264
Programma’s
D Druk op [Geprogram.].
Als er geen programma’s zijn geregistreerd, gaat u verder naar stap E.
E Selecteer een programmanummer waarin “Niet geprogr.” wordt weergegeven.
Wanneer u zich vergist, drukt u op [Annuleren] en selecteert u opnieuw een programmanummer. Wanneer u een programma wilt wijzigen, drukt u op [Ja] nadat u op het programmanummer heeft gedrukt dat u wilt wijzigen. Wanneer u zich vergist, drukt u op [Nee] en gaat u terug naar stap E.
7
F Voer het programmanummer in en druk op [OK].
Wanneer u zich vergist, drukt u op [Backspace] of [All.verwijd.] en probeert u het opnieuw. U dient de programmanaam vast te leggen. Druk op [Annuleren] om een programma te annuleren. Het display keert terug naar stap E.
G Druk op [Afsluiten].
Het display geeft “stand-by” aan. ❒ ❒ ❒ ❒ ❒
Opmerking U kunt dezelfde procedure gebruiken voor het registreren en wijzigen van programma’s. In stap E selecteert u het programmanummer dat u wilt wijzigen. Voor het maximum aantal Keystroke-programma’s dat u kunt registreren, zie “Maximumwaarden”. Voor het maximum aantal tekens dat u kunt invoeren voor een programmanaam, zie “Maximumwaarden”. Voor het maximum aantal bestemmingen dat u in een Keystroke-programma kunt registreren, zie “Maximumwaarden”. De methode om programma’s voor de kopieerfunctie te registreren of te wijzigen wijkt af van die voor de faxfunctie.
265
Bijlage
Verwijzing Pag.117 “Verzenden op een bepaald tijdstip (uitgesteld verzenden)”
Pag.274 “Maximum waarden” Info over dit apparaat
Een prioriteitsfunctie vastleggen via een programma Stel de functies die geregistreerd zijn in een programma in als prioriteitsfuncties, zodat u het apparaat deze functies meteen kunt laten selecteren nadat het apparaat is ingeschakeld of wanneer op de toets {Instellingen verwijderen} is gedrukt. Om de prioriteitsfuncties in te stellen, registreert u de gewenste instellingen in een programma. Vervolgens roept u het geregistreerde programma op en daarna drukt uo op [Als stnd progr.] op het programmascherm. De opgeroepen instellingen worden geregistreerd als prioriteitsfuncties.
7 Belangrijk ❒ Bestemmingen en SUB/SID/SEP/PWD Code-vermeldingen kunnen niet worden geregistreerd als prioriteitsfuncties. Verwijzing Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
266
Programma’s
Een programmanaam wijzigen Volg deze stappen om een programmanaam te wijzigen.
A Controleer of de machine in de faxmodus staat en het display “standby” aangeeft. Als de machine niet standby staat, drukt u op de {Fax}-toets.
B Druk op de toets {Programmeren}.
ALV006S
C Druk op [Naam wijzigen].
7
D Selecteer het programmanummer behorend bij de naam die u wilt wijzigen.
E Voer een nieuwe programmanaam in en druk op [OK].
Druk op [Annuleren] om de wijziging te annuleren en ga verder met stap F.
F Druk op [Afsluiten].
Het display geeft “stand-by” aan.
267
Bijlage
Een programma wissen Volg deze stappen om een overbodig programma te verwijderen:
A Controleer of de machine in de faxmodus staat en het display “standby” aangeeft. Als de machine niet standby staat, drukt u op de {Fax}-toets.
B Druk op de toets {Programmeren}.
ALV006S
C Druk op [Verwijderen].
7
D Selecteer het nummer van het programma dat u wilt wissen.
E Druk op [Ja].
Druk op [Nee] om het programma niet te wissen. Het display keert terug naar stap D.
F Druk op [Afsluiten].
Het display geeft “stand-by” aan.
268
Programma’s
Een programma gebruiken Volg deze stappen om een geregistreerd programma op te roepen en te gebruiken:
A Controleer of de machine in de faxmodus staat en het display “standby” aangeeft. Als de machine niet standby staat, drukt u op de {Fax}-toets.
B Plaats het origineel. C Druk op de toets {Programmeren}.
ALV006S
D Controleer of [Oproepen] is geselecteerd en druk op het geregistreerde pro-
7
grammanummer.
Het display geeft “stand-by” aan. Het geprogrammeerde faxnummer wordt weergegeven en de geregistreerde instellingen worden opgeroepen.
E Druk op de toets {Start}. De machine begint het origineel te scannen. Vervolgens start de verzending met de opgeroepen verzendingsinstellingen. Opmerking ❒ Door het programma te gebruiken kunnen de vorige instellingen worden gewist.
❒ Als u geen geregistreerde bestemmingen of scaninstellingen als programma heeft ingesteld, selecteert u het programmanummer, voert u het faxnummer van de bestemming in en selecteert u de gewenste scaninstellingen.
269
Bijlage
Opties In dit hoofdstuk worden de functies van opties uitgelegd.
Uitbreidingsgeheugen (28 MB: DIMM) Hiermee kunt u faxdocumenten met een hoge resolutie verzenden (Superfijn). Hiermee kunt u faxdocumenten met een hoge resolutie ontvangen (Fijn of Superfijn). Als u deze functie wilt gebruiken, dient u contact op te nemen met uw onderhoudstechnicus. Verwijzing Pag.274 “Maximum waarden”
Extra G3-interface Deze optie biedt één extra G3-lijnverbinding. U kunt maximaal twee G3-interfaces installeren.
7
270
Specificaties
Specificaties ❖ Faxen verzenden en ontvangen Standaard
G3
Resolutie
G3: 8 × 3,85/mm·200 × 100 dpi (Standaard teken), 8 × 7,7/mm·200 × 200 dpi (Gedetailleerd teken), 8 × 15,4/mm (Fijn teken: optioneel), 16 × 15,4/mm·400 × 400 dpi (Super fijn teken: optioneel)
Verzendingstijd
G3: 3 seconden bij 28800 bps, standaardresolutie (JBIG verzending: 2 seconden)
Datacompressiemethode
MH, MR, MMR, JBIG
Maximaal origineelformaat
Standaardformaat: A3L, 11" × 17" Aangepast formaat: 297 × 1200 mm/11" × 47"
Maximaal scanformaat
297 × 1200 mm/11" × 47"
Afdrukmethode
Laserafdruk op normaal papier
Verzendsnelheid
G3: 33600/31200/28800/26400/24000/21600/19200/16800/14400/ 12000/9600/7200/4800/2400 bps (automatische terugkoppeling)
7
❖ Stroomverbruik Directe verzending
ongeveer 260 W
Geheugenverzending
ongeveer 230 W
Geheugenontvangst
ongeveer 225 W
Ontvangst
ongeveer 520 W
❖ IP-Faxen verzenden en ontvangen Netwerk
LAN: Local Area Network Ethernet/10base-T, 100base-TX, IEEE1394 (IPv4 over 1394), IEEE802.11b (wireless LAN)
Scanlijndichtheid
8 × 3,85 mm·200 × 100 dpi (Standaard teken), 8 × 7,7 mm, 200 × 200 dpi (Gedetailleerd teken), 8 × 15,4 mm (Fijn teken: optioneel), 16 × 15,4 mm, 400 × 400 dpi (Super fijn teken: optioneel)
Maximaal origineelformaat
Standaardformaat: A3L, 11" × 17" Aangepast formaat: 297 × 1200 mm/11" × 47"
Maximaal scanformaat
297 mm × 1200 mm
Verzendprotocol
Aanbevolen: T.38, TCP, UDP/IP communicatie, SIP (RFC 3261-compatibel), H.323 v2
271
Bijlage Compatibele apparatuur
Compatibele IP-Fax apparatuur
IP-Fax verzendfunctie
Geef een IPv4-adres op en stuur faxen naar een compatibel IP-Faxapparaat via het netwerk. Kan ook faxen sturen naar een G3-faxapparaat dat is aangesloten op het telefoonnet via een VoIP-gateway.
IP-Fax ontvangstfunctie
Faxen ontvangen die zijn verzonden door een compatibel IP-faxapparaat via het netwerk. Kan ook faxen ontvangen van een G3-faxapparaat dat is aangesloten op het telefoonnet via een VoIP gateway.
❖ Internetfaxen verzenden en ontvangen Netwerk
LAN: Local Area Network Ethernet/10base-T, 100base-TX, IEEE1394 (IPv4 over 1394), IEEE802.11b (wireless LAN)
Verzendfunctie
E-mail
Scanlijndichtheid
200 × 100 dpi (Standaard teken), 200 × 200 dpi (Gedetailleerd teken, 200 × 400 dpi (Fijn teken: optioneel) *1 , 400 × 400 dpi (Superfijn teken: optioneel) *1
Formaat origineel: scanbreedte A3 *1 , B4 *1 , A4 Communicatieprotocollen
• Verzending SMTP, TCP/IP • Ontvangst POP3, SMTP, IMAP4, TCP/IP
7 E-mailformaat
Single/Multi-part, MIME Conversion Toegevoegde bestandsformaten: TIFF-F (MH, MR *1 , MMR *1 compressie)
Beveiligingscontrolemethode
SMTP-AUTH, POP voor SMTP, A-POP
Internetcommunicatie
Zenden en ontvangen van e-mails met een computer die is voorzien van een e-mailadres
Zendfuncties van e-mails
Automatische conversie van verzonden documenten naar emailformaat en e-mailverzending. Alleen verzending vanuit het geheugen.
Ontvangstfuncties van e-mails
Automatische detectie en afdrukken van aangehechte TIFF-F (MH)-bestanden en ASCII-tekst. Alleen ontvangst in het geheugen.
*1
272
Volledige modus
Specificaties
Specificaties die vereist zijn voor apparaten met Internetfaxbestemming Dit apparaat kan communiceren met Internetfaxapparaten die voldoen aan de volgende specificatievereisten. Wanneer wordt gecommuniceerd met Volledige modus-apparaten, kunt u gebruik maken van de hogere specificaties voor codering, origineelformaat en resolutie. Voor details over de specificaties die beschikbaar zijn in Volledige modus, zie “Internetfaxen verzenden en ontvangen” in “Specificaties”. Communicatieprotocollen
• Verzending SMTP • Ontvangst POP3, SMTP, IMAP4
E-mailformaat
• Formaat MIME, Base64 • Type inhoud Image/tiff Multipart/mixed (text/plain, Image/tiff (aangehechte bestandsformaten))
Dataformaat
• Profiel TIFF Profile S • Codering MH
7
• Formaat origineel A4 • Resolutie (dpi) 200 × 100/200 × 200, 204 × 98/204 × 196
Verwijzing Pag.271 “Specificaties”
273
Bijlage
Maximum waarden De volgende lijst bevat de maximumwaarde voor elk item.
7
274
Item
Standaard
Geheugenuitbreiding (Optioneel)
Geheugen
4 MB
28 MB
Het aantal documenten dat u kunt opslaan in het geheugen voor Geheugenverzending
400
400
Het aantal pagina’s dat u kunt opslaan in het ge- Circa 320 heugen (met behulp van A4-formaat standaard )
Circa 2240
Aantal bestemmingen dat u kunt registreren in een bestemmingslijst
2000
2000
Aantal groepen dat u kunt registreren
100
100
Aantal bestemmingen dat u kunt registreren in een groep
500
500
Aantal bestemmingen dat u kunt opgeven per bestand
500
500
Aantal bestemmingen dat u kunt opgeven voor alle bestanden (inclusief bestanden in het geheugen)
500
500
Aantal bestemmingen dat u op een bepaald moment kunt zoeken met behulp van [Best. zk.]
100
100
Aantal laatste bestemmingen dat het apparaat kan opslaan
10
10
Aantal cijfers voor een bestemming
128
128
Aantal cijfers voor een SEP/SUB/PWD/SID Code
20
20
Aantal tekens dat u kunt invoeren in de onderwerpregel van een e-mail
128
128
Aantal communicatieresultaten dat u op dit apparaat kunt controleren
200
200
Aantal communicatieresultaten afgedrukt in het Journaal
50
50
Aantal speciale afzenders dat u kunt registreren
30
30
Aantal verzendresultaten van het LAN70 Faxstuurprogramma dat u kunt controleren vanaf een netwerkcomputer “SmartDeviceMonitor for Admin”, “DeskTopBinder” of Web Image Monitor.
70
Maximum waarden Item
Standaard
Geheugenuitbreiding (Optioneel)
Aantal documenten dat vanaf een LANFaxstuurprogramma is verzonden dat het apparaat kan vasthouden als bestanden die moeten worden verzonden
400
400
Aantal bestemmingen dat u kunt registreren in een Keystroke-programma
500
500
Aantal Keystroke-programma’s dat u kunt regis- 100 treren
100
Aantal tekens dat u kunt invoeren voor een programmanaam
20
20
Aantal ontvangen documenten dat u kunt opslaan op de harde schijf van het apparaat
400
400
Aantal documenten dat u tegelijkertijd kunt afdruk- 30 ken in [Opgeslagen ontvangstbestand afdrukken / verwijderen]
30
Aantal documenten dat u tegelijkertijd kunt verwij- 30 deren in [Opgeslagen ontvangstbestand afdrukken / verwijderen]
30
Aantal opgeslagen documenten dat u tegelijkertijd kunt opgeven in [Select. opgesl. best.]
30
30
Aantal opgeslagen pagina’s dat u in een handeling kunt verzenden in [Select. opgesl. best.]
1000
1000
Aantal opgeslagen documenten dat u tegelijkertijd kunt afdrukken met [Afdrukken pagina 1]
30
30
Aantal opgeslagen documenten dat u tegelijkertijd kunt afdrukken met [Bestand afdrukken]
30
30
Aantal documenten dat u kunt opslaan in de Do- 2000 cument Server met de faxfunctie
2000
Aantal pagina’s per document dat u kunt opslaan in de Document Server
1000
1000
Aantal pagina’s dat u kunt opslaan in de Document Server (in totaal – kopieerfunctie, faxfunctie, printerfunctie en scannerfunctie) (met behulp van ITU-T q4 kaart)
Circa 9000
Circa 9000
7
Opmerking ❒ Het maximale aantal pagina’s dat u kunt opslaan of verzenden, hangt af van de inhoud van documenten.
275
INDEX 1e vel, 33 2e vel, 33 2-zijdig afdrukken, 6, 244 2-zijdig origineel, 33
A Aantal afdrukken ontvangstbestand, 6 Activeer RX modus, 146, 147 Adresboek, 235, 249 Adresboek bijwerken, 249 Adresboek gebruiken om bestemmingen op te geven, 72 Afdrukken, 179, 201 Afdrukken en opslaan, 249 Afdrukken met een rotatie van 180 graden, 160 Afdrukken op het juiste formaat, 165 Afdrukken pagina 1, 225 Afdrukken per bestandsnr.., 194 Afdrukken van opgeslagen documenten, 225 Afdrukopties, 157 Afdruk per gebruiker, 195 Afzenderinstellingen, 97 Afzonderlijke toepassingen installeren, 236 Algemene instellingen, 6 Alle, 193 Alleen opgeslagen bestand doorzenden., 220 Alleen opslaan, 216 Als bestanden opslaan, 245 Als het juiste papierformaat niet beschikbaar is, 164 Als standaard programmeren, 266 Automatische detectie, 48 Automatische e-mailontvangst, 148 Automatische ontvangst, 146 Automatisch opnieuw kiezen, 16 Autom. bel., 54 Auto Run, 236 Auto Verkleinen, 130
B Basisverzending, 240 Bedieningsschakelaar, 156 Beeldrotatie, 161 Belichting (contrast), 54 Bestand afdrukken, 225
276
Bestanden controleren die opgeslagen zijn in het geheugen, 181 Bestand opslaan, 216 Bestandslijst, 181, 223 Bestandsnaam, 219 Bestandsnaam wijzigen, 230 Bestand verwijderen, 231 Best. beh./verw., 227, 231 Bestemmingen in het Adresboek programmeren, 77 Bestemmingen uit Recente bestemmingen selecteren, 75 Bestemmingsinformatie programmeren vanuit een Webbrowser, 258 Bestemming-toets, 72, 74 Bestemming zoeken, 6 Best. toev., 172 Best. zk., 80 Bevestiging van verzending weergeven, 20 Bew.best., 63, 66 Bezig met registreren ingevoerde Bestemmingen in Adresboek, 79 Bezig met verzenden naar e-mailadres, 66 Bezorgingsinstellingen SMTP RX-bestand, 6 Bijwerken van geprogrammeerde bestemmingen, 251 Boven naar Boven, 33 Boven naar Onder, 33 Box Instelling, 6 Box instelling: Lijst afdrukken, 6 Broadcastvolgorde, 16
C Centreerteken, 6, 158 Communicatie foutrapport, 189 Communicatieresultaat rapport, 188 Compatibele apparatuur, 273 CSI→Eigen Faxnr, 144
D De afdrukeigenschappen instellen, 238 De faxfuncties beheren met behulp van SmartDeviceMonitor for Admin, 255 De instelling van de SMTP Server wijzigen, 176 De lade voor lijnen aangeven, 6 De lijnpoort wijzigen, 57
De reserveringen voor Ontvangst SEPcode bevestigen, 106 De resultaten van een verzending bevestigen, 152 De SMTP Server omzeilen, 69 De software gebruiken, 234 De status van het geheugen controleren, 263 Detail, 45 De titels in het Adresboek veranderen, 73 De verzendtijd wijzigen, 174 Directe ontvangst, 141 Directe verzending, 9, 17 Direct kiezen, 93 Direct TX Resultatenrapport, 188 Dir.kz., 93 Documenten ontvangen die aan vooraf opgegeven voorwaarden voldoen, 144 Documenten onvoorwaardelijk ontvangen, 144 Documenten opgeven vanuit de Bestandslijst, 223 Documenten opgeven via de bestandsnaam, 224 Documenten opgeven via de gebruikersnaam, 223 Documenten opslaan in Informatieboxen, 209 Document Server, 246 Doorzendbestemming, 153 Doorzendbox, 152 Doorzenden, 6 Doorzenden van Ontvangen documenten, 152 Dubbelzijdig afdrukken, 159
E Een alias telefoonnummer opgeven, 65 Een bestand dat met Geheugenslot ontvangen is, afdrukken, 203 Een bestand opnieuw verzenden, 183 Een bestand uit het geheugen afdrukken, 179 Een bestemming opgeven, 60 Een bestemming opgeven door rechtstreeks in te voeren., 243 Een bestemming opgeven via een bestemmingslijst, 241 Een bestemming opgeven via het Adresboek, 242 Een bestemming toevoegen, 172 Een bestemming van een gelijktijdige broadcast verwijderen, 170
Een Directe verzending annuleren, 108 Een document opslaan, 215, 216 Een e-mailadres invoeren, 66 Een e-mailbestemming instellen als een BCC, 121 Een gebruikersnaam programmeren, 218 Een Geheugenverzending annuleren, 108 Een gemaakt voorblad toevoegen, 254 Een hostnaam opgeven, 65 Een IP-Faxbestemming invoeren, 63 Een IPv4-adres opgeven, 63 Een lijst met bestanden in het geheugen afdrukken, 181 Een ontvanger toevoegen, 260 Een opgeslagen bestand verzenden, 215 Een pauze invoeren, 61 Een prioriteitsfunctie vastleggen via een programma, 266 Een programma gebruiken, 269 Een programmanaam wijzigen, 267 Een programma wissen, 268 Een protocol selecteren, 57 Een SIP-gebruikersnaam opgeven, 65 Een toon invoeren, 62 Een verzendbestand controleren, 169 Een verzending annuleren, 108 Een verzending annuleren terwijl het origineel wordt gescand, 108 Een verzending annuleren terwijl het origineel wordt verzonden, 109 Een verzending annuleren voordat de verzending is gestart, 111 Een verzending annuleren voordat het origineel is gescand, 108 Een verzending bevestigen, 114 Een verzendingstype selecteren, 10 Een verzending van een Internetfax annuleren, 108 Een voorblad bijvoegen, 244 Een voorblad maken, 253 Een voorvertoning weergeven, 224 Eigenschappen, 237 Eigenschappen LAN-Faxstuurprogramma instellen, 237 E-mailadres, 86 E-mailonderwerp, 28 E-mailtekst, 149 E-mail TX resultaten, 247 Externe telefoon, 95 Extra G3-interface, 270
277
F Fax, 10 Faxbestemming, 83 Faxen versturen vanaf computers, 233 Faxen via computer, 233 Faxinformatie afdrukken via een webbrowser, 257 Faxinformatie bekijken via een webbrowser, 256 Faxinformatie programmeren, 6 Faxinformatie wissen via een webbrowser, 258 Faxinstellingen, 6 Faxkoptekst afdrukken, 138 Faxontvangst automatisch inschakelen, 156 Fax-toets, 2, 146 Faxvoorbladen wijzigen, 252 Formaat origineel, 30, 36 Foto, 43 Functieoverzicht, 6 Functies die niet beschikbaar zijn voor IP-Fax-verzending, 24 Functies niet beschikbaar voor e-mailontvangst, 28 Functies niet beschikbaar voor e-mailverzending, 27
G G3, 57 G3 Auto, 57 G4, 57 Gatekeeper (VoIP-gatekeeper), 23 Gateway programmeren/wijzigen/ wissen, 6 Gateway (VoIP-gateway), 23 Geautoriseerde ontvangst per afzender, 6 Geavanceerde functies, 100 Geavanceerd zoeken, 88 Gebied, 50 Gebied 1, 50 Gebied 2, 50 Gebruikersinstellingen/Teller-toets, 6 Gebruikersnaam, 218 Gebruikersnaam wijzigen, 229 Gebruikerstekst, 124 Gebruiker toevoegen, 260 Gebruik van de Document Server, 215 Gebruik van deze handleiding, 1 Gecomb. auto en handm. bel., 54 Geheug.bev.afdruk., 203
278
Geheugen, 263 Geheugenontvangst, 142 Geheugenopslag rapport, 116 Geheugenslot-ID programmeren, 6 Geheugenverzending, 9, 11 Geheugenverzendingsvolgorde, 16 Gelijktijdige broadcast, 16 Gelijktijdige broadcast met behulp van meedere lijnpoorten, 59 Geluidsniveau aanpassen, 6 Gem. orig. form., 52 Geprogrammeerde apparaateigenschappen bewerken, 259 Geprogrammeerde bestemmingen verwijderen, 251 Geruit merkteken, 6, 157 Geschikte origineelformaten, 36 Gesloten netwerk, 134 Gesloten netwerkcode, 134, 144 Gesloten netwerkcode programmeren, 6 Groepsbestemmingen opgeven, 74
H H.323, 23 H.323 inschakelen, 6 H.323-instellingen, 6 Handleidingen voor deze machine, i Handmatige e-mailontvangst, 149 Handmatige E-mail RX, 149 Handmatige invoer, 63, 66, 218, 223 Handmatige ontvangst, 146 Handmatig kiezen, 95 Handm. bel., 54 Harder, 93 Het Adresboek van het apparaat gebruiken in de bestemmingslijst van de LAN-Fax, 252 Het apparaat terugzetten in de stand-bymodus, 2 Het display lezen, 2 Het display lezen en de toetsen gebruiken, 3 Het journaal afdrukken, 192 Het ontvangstresultaat controleren, 190 Het opslagresultaat controleren, 116 Het resultaat van de communicatie controleren, 188 Het resultaat van de Directe verzending controleren, 188 Het resultaat van een Ontvangst SEP-code bevestigen, 107
I
M In de ADF plaatsen, 30 Indicator Bestand ontvangen, 143 Indicator Communiceren, 109 Indicator Vertrouwelijk bestandsrapport, 203 Informatiebox, 208 Informatieboxbestand opslaan/ verwijderen/afdrukken, 209, 211, 212 Informatieboxdocumenten afdrukken, 211 Informatieboxdocumenten verwijderen, 212 Inkomende documenten afdrukken op papier uit de handinvoerlade, 165 Instellingen control/wijz, 114, 170, 172, 174, 176 Instellingen Internetfax, 6 Instellingen invoeren voor de configuratie van opties, 239 Instellingen van bestanden in het geheugen veranderen, 169 Instellingen verwijderen-toets, 2, 108 Internetfax, 10 Internetfaxdocumenten ontvangen, 148 Internetfaxfuncties, 25 IP-Faxfuncties, 21
J JBIG-ontvangst, 156 JBIG-verzending, 45 Journaal, 191, 197 Journaal afdrukken, 192 Journaal verzenden via e-mail, 199 Journaal via e-mail, 199
K Keystroke-programma’s:, 264 Keystroke-programma’s registreren, 264 Keystroke-programma’s wijzigen, 264 Kleurentoets, 5 Kopiebestand TX-instelling, 6 Koptekst fax afdrukken, 244
L Label invoegen, 132 Lade verschuiven, 167 Lade voor lijnen aangeven, 166 Lager, 93 LAN-Fax Cover Sheet Editor, 235, 252 LAN-Fax Resultatenrapport, 248 LAN-Faxstuurprogramma, 233, 234 LDAP Server, 80 Lijst afdrukken, 181
Mapverzending Resultatenrapport, 6 Max. e-mailgrootte, 6 Maximum waarden, 274 MDN, 119 Meerdere originelen verzenden via de glasplaat, 14, 19 Meldingen LAN-Faxbediening, 255 Menu Beschermen, 6 Met betrekking tot IP-Faxbestemmingen, 65 Met rapport bevestigen, 186 Misl. best. verz., 183 Modi controleren, 20 Moeilijk te detecteren origineelformaten, 39 Multipoort, 57
N Naam, 81 Naam 1, 138 Naam 2, 138 Naam afzender, 97 Naam wijzigen, 267 Namen, 79 Namen van hoofdfuncties, 1 Nummers invoeren met de cijfertoetsen, 60
O Onderwerp, 124 Ontvangen afbeeldingen, 149 Ontvangen documenten doorzenden, 153 Ontvangen documenten routeren, 151 Ontvangen documenten routeren met SUB Code, 151 Ontvangen e-mails via SMTP routeren, 155 Ontvangen en opgeslagen documenten afdrukken, 200, 201 Ontvangen en opgeslagen documenten wissen, 200, 202 Ontvangen faxdocumenten bekijken via een webbrowser, 256 Ontvangstbericht, 119 Ontvangstbericht bericht, 119 Ontvangst bestand instellingen, 6 Ontvangstfuncties, 151 Ontvangstinstelling, 6 Ontvangst met geheugenbeveiliging, 6 Ontvangstmodi, 146 Ontvangstmodus omschakelen, 6 Ontvangstmodus veranderen, 147 Ontvangst SEP-code, 103, 136
279
Ontvangsttijd, 158 Ontvangsttijd afdrukken, 6 Ontvangsttypen, 141 Ontvangst van meerdere kopieën, 160 Oorspronkelijk display, 3 Oorspronkelijke instellingen, 6 Op de glasplaat plaatsen, 30 Op een specifiek tijdstip verzenden, 244 Opgeslagen documenten verwijderen, 231 Opgeslagen documentinformatie wijzigen, 227 Opgeslagen ontvangstbestand afdrukken / verwijderen, 201, 202 Opgeslagen ontvangstbestand gebruikersinstelling, 6 Opgesl. bstnd + orig., 220 Op het display bevestigen, 185, 190 Opmerkingen over het gebruik van Internetfax, 26 Opmerkingen over het gebruik van IP-Fax, 24 Oproepen, 269 Opties instellen, 129 Opties specificeren, 244 Optionele apparatuur, 270 Origineelformaten die automatisch worden gedetecteerd, 39 Origineelinvoerrichting instellen, 32 Originele invoertype, 32, 33 Originelen plaatsen, 30 Orig. + opgesl. bestnd, 220 Overdracht BCC, 121 Overdracht SUB Code, 100, 135
P Paginatussenblad en lengteverkleining, 162 Paginaverkleining, 163 Papierformaat en scangebied, 37 Papierlade, 6 Parallelle geheugenverzending, 9, 15 Parameterinstelling, 6 Parameterinstelling: Lijst afdrukken, 6 Password (SID), 103 Pauze, 61 Per e-mail bevestigen, 187 Per fax ontvangen bestanden bezorgen, 261 Per rapport bevestigen, 191 Per rapport en e-mail bevestigen, 187 Persoonlijk boxbestand afdrukken, 206 Persoonlijke box, 151, 205 Persoonlijke box-documenten afdrukken, 206
280
Prg. Best., 79 Prioriteitsladen instellen, 164 Prog.Best., 75 Programma, 264 Programma’s, 264 Programmatoets, 264 Programmeren van nieuwe bestemmingen, 250
R Rapport, 106, 107, 116, 152, 181, 188, 189, 197, 207, 248 Recent, 75 Reg. Nr., 91 Resolutie, 45 Resultatenrapport SEP Code RX, 107 Result. e-mailverz., 97, 122, 187 Rserverapport SEP Code RX, 106 RTI→Eigen Naam, 144 RX SEP Code, 103
S Scanformaat, 47 Scanformaat programmeren/wijzigen/ wissen, 6 Scaninstellingen, 6, 43 Scaninstellingen mixen voor een origineel met meerdere pagina’s, 56 Scantype, 43 Schakelen tussen Geheugen en Directe verzending, 9 Selectecteer opgeslagen bestand, 225 Select. opgesl. best., 220, 227 Select. Regel, 57 SEP Code, 103, 136 SID Code, 103 Signaal afdrukken voltooid, 157 SIP, 23 SIP inschakelen, 6 SIP-instellingen, 6 SIP-server, 23 SMTP, 69, 176 SMTP-ontvangst via Internetfax, 154 Snelbedieningstoets, 6 Speciale afzender programmeren, 6 Speciale afzender programmeren: Lijst afdrukken, 6 Specificaties, 271 Standaard, 45, 49 Standaardbericht programmeren/ wijzigen/wissen, 6
Status Ontvangstbestand, 190 Status verzonden berichten, 185 Stempel afzender, 97 Stempel standaardbericht, 129 SUB Code, 100, 135, 151, 152, 205 SUB Code doorzendrapport, 152 Super fijn, 45 Symbolen, 1 Systeemstatus, 263
T T.37 Volledige modus, 29, 258 Tekst, 43, 127 Tekst / Foto, 43 Tekst / Line Art, 43 Telefoon met draaischijf/druktoetsen selecteren, 6 Teller communicatie pagina’s, 6 Terminologie, 23 TIFF-F-indeling, 25 Tijd voor annuleren direct kiezen, 6 Titel 1, 73 Titel 2, 73 Titel 3, 73 Titel veranderen, 6 Titelwoord-toets, 3 Tit. wijz., 73 Toevoegen, 16 Toon, 62 TSI→Transmitting Subscriber Identification, 163 TSI-afdrukken (Transmitting Subscriber Identification Print), 163 Tweevoudige toegang, 16 Tweezijdige originelen scannen, 33 TX-bestand contr./stoppen, 111, 169 TX modus, 117, 119, 121, 122, 124, 127 TX SUB Code, 100
U Uitbreidingsgeheugen, 270 Uitgestelde verzending, 117
V
Verzenden met Internetfax, 66 Verzenden met IP-fax, 63 Verzenden op een bepaald tijdstip, 117 Verzenden & Opslaan, 216 Verzenden stoppen, 109, 111 Verzenden van opgeslagen documenten, 220 Verzenden via een faxlijn, 60 Verzending, 11, 17 Verzending controleren met LAN-Faxstuurprogramma, 247 Verzending met beeldrotatie, 40 Verzendinstellingen, 6 Verzendmodi, 9 Verzendresultaten bevestigen per e-mail, 122, 247 Verzendresultaten controleren, 185 Vol..., 93 Volledige modus, 29, 258 Voorblad bewerken..., 254 Voor gebruik, 234 Voorvertoning, 224, 245
W Waar inkomende berichten worden afgeleverd - uitvoerlade, 166 Wachtwoord, 219 Wachtwoord (PWD), 106 Wachtwoord (PWD) Code, 106 Wachtwoord wijzigen, 230 Web Image Monitor, 256 Wijz TX/Inf., 169, 179, 181 Wis/Stop-toets, 108, 109
Z Zoekcriteria, 88 Zoeken in een LDAP Server, 80 Zoeken met Geavanceerd zoeken, 88 Zoeken naar een bestemming in het Adresboek, 80 Zoeken op bestemmingsnaam, 81 Zoeken op e-mailadres, 86 Zoeken op faxnummer, 83 Zoeken op IP-Faxbestemming, 83 Zoeken op registratienummer, 91
Vereenvoudigd display, 5 Vereenvoudigd display-toets, 5 Vertrouwelijk bestandsrapport, 207 Vervangende ontvangst, 143 Verwijderen, 202, 212, 268 Verzendbestand wijzigen / stoppen, 114
281
282
DU
NL
B786-8606
Verklaring van conformiteit Melding aan gebruikers in de EER-landen Dit product voldoet aan de essentiële vereisten en voorwaarden van Richtlijn 1999/5/EG van het Europese Parlement en van de Raad van 9 maart 1999 over radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur en de wederzijdse erkenning van hun conformiteit. Melding aan gebruikers die analoge PSTN gebruiken in de EER-landen Dit product is ontwikkeld om analoge PSTN te gebruiken in alle EER-landen. Lokale PSTN-comptibiliteit is afhankelijk van de software-schakelinstellingen. Neem contact op met uw onderhoudstechnicus wanneer dit product naar een ander land moet worden overgebracht. in het geval van problemen, dient u in eerste instantie contact op te nemen met uw onderhoudstechnicus. De CE-verklaring van overeenstemming is beschikbaar via URL:http://www.ricoh.co.jp/fax/ce_doc waarna u vervolgens het desbetreffende product aanklikt.
Copyright © 2006
FAX Option Type MPC3000 Gebruiksaanwijzing Faxhandleiding
B786-8606
NL
DU