1 FAX Option Type 3030 Gebruiksaanwijzing Faxhandleiding Aan de slag Faxen Internetfaxfuncties gebruiken Programmeren Probleemoplossing Lees deze han...
Lees deze handleiding aandachtig door voordat u het apparaat gaat gebruiken en houd de handleiding bij de hand voor toekomstig gebruik. Lees eerst de veiligheidsinformatie met het oog op een veilig en correct gebruik van dit apparaat.
Inleiding Deze handleiding bevat gedetailleerde aanwijzingen en opmerkingen over de bediening en het gebruik van dit product. Lees voor uw eigen veiligheid deze handleiding aandachtig door voordat u het apparaat gaat gebruiken. Bewaar de handleiding op een handige plaats voor een snelle raadpleging. Opmerkingen Sommige illustraties wijken mogelijk iets af van hetgeen u op uw apparaat ziet. Sommige opties zijn niet in alle landen leverbaar. Raadpleeg uw dealer voor details. Deze gebruiksaanwijzing voorziet in twee maatsystemen. Gebruik de metrische maten voor dit apparaat. N.B. De inhoud van deze handleiding kan zonder kennisgeving worden gewijzigd. In geen geval is de producent/leverancier aansprakelijk voor directe, indirecte, speciale, incidentele schade of bedrijfsschade als gevolg van het hanteren of bedienen van het apparaat. Handelsmerken Microsoft® en Outlook® zijn gedeponeerde handelsmerken of handelsmerken van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen. Adobe® en Acrobat® zijn gedeponeerde handelsmerken van Adobe Systems Incorporated. Andere productnamen die in dit document worden gebruikt, worden alleen genoemd ter identificatie en kunnen handelsmerken zijn van de betreffende ondernemingen. Wij doen afstand van alle rechten op deze merken.
Handleidingen voor deze machine In de volgende handleidingen worden de bedieningsprocedures van dit apparaat beschreven. Voor bepaalde functies raadpleegt u de relevante onderdelen van de handleiding. Opmerking ❒ De handleidingen zijn specifiek voor het type apparaat. ❒ Adobe Acrobat Reader/Adobe Reader is nodig om de handleidingen te bekijken als PDF-bestand. ❒ Er worden twee cd-roms meegeleverd: • CD-ROM 1“Gebruiksaanwijzing” • CD-ROM 2“Scannerstuurprogramma en Hulpprogramma voor documentbeheer”
❖ Bedieningshandleiding Standaardinstellingen (PDF-bestand op cd-rom 1) Geeft een overzicht van het apparaat en beschrijft de systeeminstellingen (papierlades enz.), Document Server-functies en probleemoplossing. Zie deze handleiding voor adresboekprocedures, zoals het opslaan van faxnummers, e-mailadressen en gebruikerscodes. ❖ Beveiligingshandleiding Deze handleiding is bestemd voor beheerders van het apparaat. Hierin worden de beveiligingsfuncties beschreven die de beheerder kan gebruiken om gegevens te beveiligen en ongewenst gebruik van het apparaat te voorkomen. Raadpleeg deze handleiding ook voor het registreren van beheerders en het instellen van gebruikers- en beheerdersverificatie. ❖ Netwerkhandleiding (PDF-bestand op cd-rom 1) Bevat informatie over het instellen en bedienen van de printer in een netwerkomgeving en met gebruik van software. Deze handleiding is bestemd voor alle modellen en kan daarom beschrijvingen van functies en instellingen bevatten die niet op uw model van toepassing zijn. Afbeeldingen, functies en ondersteunde besturingssystemen kunnen verschillen van die van uw model. ❖ Kopieerhandleiding (PDF-bestand op cd-rom 1) Hierin worden bediening, functies en probleemoplossing voor de kopieerfunctie van het apparaat beschreven. ❖ Faxhandleiding (deze handleiding) (PDF-bestand op cd-rom 1) Hierin worden bediening, functies en probleemoplossing voor de faxfunctie van het apparaat beschreven. ❖ Faxhandleiding (PDF-bestand op cd-rom 1) Beschrijft geavanceerde faxfuncties zoals het instellen van de telefoonlijn en het registreren van ID’s. i
❖ Printerhandleiding (PDF-bestand op cd-rom 1) Hierin worden het instellen en de bediening van de printerfunctie van het apparaat en de bijbehorende probleemoplossing beschreven. ❖ Scannerhandleiding (PDF-bestand op cd-rom 1) Hierin worden bediening, functies en probleemoplossing voor de scannerfunctie van het apparaat beschreven. ❖ Handleidingen voor DeskTopBinder Lite DeskTopBinder Lite is een hulpprogramma dat wordt meegeleverd op de CD-ROM “Scannerstuurprogramma en Hulpprogramma voor documentbeheer”. • DeskTopBinder Lite Installatiehandleiding (PDF-bestand op cd-rom 2) Hierin worden de installatie en de gebruiksomgeving van DeskTopBinder Lite uitgebreid beschreven. Deze handleiding kan worden geopend vanuit het dialoogvenster [Setup] als DeskTopBinder Lite is geïnstalleerd. • DeskTopBinder Introductiehandleiding (PDF-bestand op cd-rom 2) Hierin wordt de bediening van DeskTopBinder Lite beschreven en wordt een overzicht van de functies gegeven. Deze handleiding is toegevoegd aan het menu [Start] als DeskTopBinder Lite is geïnstalleerd. • Auto Document Link Handleiding (PDF-bestand op cd-rom 2) Hierin worden de bediening en de functies beschreven van Auto Document Link dat is geïnstalleerd met DeskTopBinder Lite. Deze handleiding is toegevoegd aan het menu [Start] als DeskTopBinder Lite is geïnstalleerd. ❖ Andere handleidingen • PostScript 3 Supplement (PDF-bestand op cd-rom 1) • UNIX Supplement (verkrijgbaar bij een geautoriseerde dealer of als PDFbestand op onze website.) Opmerking ❒ Er wordt naar de volgende softwareproducten verwezen, met gebruik van algemene namen:
• DeskTopBinder Lite en DeskTopBinder Professional → DeskTopBinder • ScanRouter V2 Lite en ScanRouter EX Professional (optioneel) → de ScanRouter bezorgingssoftware • SmartDeviceMonitor for Admin en SmartDeviceMonitor for Client → SmartDeviceMonitor for Admin/Client
ii
INHOUDSOPGAVE Handleidingen voor deze machine........................................................................i Gebruik van deze handleiding ..............................................................................1 Symbolen ...................................................................................................................1 Namen van hoofdfuncties ..........................................................................................2
1. Aan de slag Bedieningspaneel ..................................................................................................3 Het display lezen........................................................................................................5 Functies van het display en de toetsen ...................................................................6 Gebruikersverificatie ..................................................................................................8 Gebruikerscodeverificatie (via het bedieningspaneel).............................................8 Gebruikerscodeverificatie (via een printerstuurprogramma) ...................................8 Inloggen (via het bedieningspaneel)........................................................................8 Uitloggen (via het bedieningspaneel) ......................................................................9 Inloggen (via een printerstuurprogramma) ..............................................................9 Inloggen (via een webbrowser) ...............................................................................9 Uitloggen (via een webbrowser) ..............................................................................9
2. Faxen Originelen plaatsen..............................................................................................11 Een scangebied instellen .........................................................................................13 Verzendmodi ........................................................................................................16 Schakelen tussen geheugenverzending en directe verzending...............................16 Geheugenverzending ..........................................................................................17 Een geheugenverzending annuleren .................................................................21 Voordat het origineel is gescand..............................................................................21 Terwijl het origineel wordt gescand..........................................................................21 Terwijl het origineel wordt verzonden.......................................................................21 Voordat de verzending is gestart .............................................................................22 Directe verzending...............................................................................................24 Een directe verzending annuleren .....................................................................26 Voordat u op de toets {Start} heeft gedrukt .............................................................26 Nadat u op de toets {Start} heeft gedrukt ................................................................26 Verzending bevestigen........................................................................................27 Bevestigen via het display........................................................................................27 Bevestigen via een rapport ......................................................................................27 Geheugenverzending ............................................................................................27 Directe verzending.................................................................................................27 Bevestigen via een e-mail ........................................................................................27 Bevestigen via een rapport en een e-mail................................................................28 Communicatieresultaatrapport (geheugenverzending) ............................................28 Directe verzending resultaatrapport (Directe verzending)........................................29
iii
Scaninstellingen ..................................................................................................30 Resolutie ..................................................................................................................30 Soort origineel ..........................................................................................................31 Belichting (contrast) .................................................................................................32 Verschillende instellingen kiezen bij een origineel met meerdere pagina’s .............34 Wanneer u de originelen op de glasplaat legt .......................................................34 Als u originelen in de optionele papierinvoereenheid (ADF) plaatst......................34 Een bestemming opgeven ..................................................................................35 Het invoeren van een faxnummer ............................................................................35 Pauze ....................................................................................................................36 Toon ......................................................................................................................36 Een e-mailadres invoeren ........................................................................................37 Wanneer de SMTP-server wordt omzeild..............................................................38 Een IP-faxbestemming invoeren ..............................................................................38 Ingevoerde bestemmingen opslaan in het adresboek .............................................40 Enkelvoudige of groepsbestemmingen opgeven met de bestemmingslijst..............41 Een bestemming zoeken .....................................................................................44 Zoeken op bestemmingsnaam.................................................................................44 Zoeken op faxnummer .............................................................................................45 Zoeken op e-mailadres ............................................................................................46 Zoeken op IP-faxbestemming ..................................................................................47 Zoeken op LDAP-server...........................................................................................48 Een registratienummer opgeven ..............................................................................50 Ontvangst .............................................................................................................52 De ontvangstmodus omschakelen ...........................................................................52 Een fax ontvangen in de modus Handmatige ontvangst..........................................53
3. Internetfaxfuncties gebruiken Internetfaxfuncties (door het opgeven van een e-mailadres)..........................55 Voorzorgsmaatregelen voor Internetfax...................................................................56 Functies die niet worden ondersteund met e-mailverzending..................................57 Functies die niet worden ondersteund met e-mailontvangst....................................57 T.37 Volledige modus ..............................................................................................57 Het versturen van internetfaxdocumenten........................................................59 De SMTP-server omzeilen .......................................................................................66 Ontvangst bevestigen ..............................................................................................67 De verzending van een Internetfax annuleren ..................................................68 Voordat het origineel is gescand..............................................................................68 Terwijl het origineel wordt gescand..........................................................................68 Nadat het origineel is gescand.................................................................................69 Internetfaxdocumenten ontvangen ....................................................................70 Automatische e-mailontvangst .................................................................................70 Handmatige e-mailontvangst ...................................................................................71 Ontvangen berichten................................................................................................72 Internetfaxfuncties (door het opgeven van een IP-adres)................................73 Opmerkingen over het gebruik van IP-fax................................................................75 Niet beschikbare functies voor IP-faxverzending .....................................................75 Verzenden met IP-fax...........................................................................................76
iv
4. Programmeren Begininstellingen en aanpassingen...................................................................79 Programmeren .........................................................................................................80 Bewerken .................................................................................................................82 Verwijderen ..............................................................................................................83 Bestemmingen opslaan in het adresboek .........................................................85
5. Probleemoplossing Het geluidsniveau aanpassen.............................................................................87 Wanneer de toets {Fax} rood oplicht .................................................................89 Wanneer de toner opraakt...................................................................................90 Foutmeldingen: oorzaken en oplossingen........................................................91 Problemen oplossen............................................................................................98 Wanneer dingen anders gaan dan verwacht................................................... 102
Gebruik van deze handleiding Symbolen In deze handleiding worden de volgende symbolen gebruikt: R WAARSCHUWING: Dit symbool geeft een potentieel gevaarlijke situatie aan die zou kunnen leiden tot een dodelijk ongeluk of zware verwondingen indien het apparaat verkeerd wordt gebruikt en wanneer de bij dit symbool beschreven instructies niet worden opgevolgd. Lees eerst de instructies in “Veiligheidsinformatie”, Bedieningshandleiding Standaardinstellingen. R VOORZICHTIG: Dit symbool geeft een potentieel gevaarlijke situatie aan die zou kunnen leiden tot lichte verwondingen of materiële schade zonder persoonlijk letsel indien het apparaat verkeerd wordt gebruikt en wanneer de bij dit symbool beschreven instructies niet worden opgevolgd. Lees eerst de instructies in “Veiligheidsinformatie”, Bedieningshandleiding Standaardinstellingen.
* De bovenstaande uiteenzettingen zijn opmerkingen voor uw veiligheid. Belangrijk Wanneer deze aanwijzingen niet worden opgevolgd, kunnen papierstoringen optreden, originelen worden beschadigd of gegevens verloren gaan. Zorg ervoor dat u de aanwijzingen leest. Voorbereiding Dit symbool verwijst naar informatie of voorbereidingen die voorafgaand aan de bediening noodzakelijk zijn. Opmerking Dit symbool verwijst naar voorzorgsmaatregelen die voorafgaand aan de bediening moeten worden getroffen of naar handelingen die moeten worden uitgevoerd bij storingen. Beperking Dit symbool verwijst naar maximumaantallen, functies die niet tegelijkertijd kunnen worden gebruikt of naar omstandigheden waarin bepaalde functies niet kunnen worden gebruikt. Verwijzing Dit symbool verwijst naar een referentie. [ ] Toetsen die op het scherm van het apparaat verschijnen. [ ] Toetsen en knoppen die op het scherm van de computer verschijnen. { } Toetsen op het bedieningspaneel van het apparaat.
1
Namen van hoofdfuncties In deze handleiding wordt als volgt verwezen naar de hoofdfuncties van dit apparaat: • Internetfax (door het opgeven van een e-mailadres) → Internetfax • Internetfax (door het opgeven van een IP-adres) → IP-fax
2
1. Aan de slag Bedieningspaneel Het feitelijke bedieningspaneel van het apparaat kan verschillen van deze afbeelding, afhankelijk van de geïnstalleerde optionele eenheden. In deze illustratie zijn alle opties geïnstalleerd.
NL AJC001S
1. Indicatielampje Communicatie
4. Indicatielampjes
Deze indicator gaat branden tijdens het verzenden en ontvangen van faxberichten.
Deze tonen fouten en de status van het apparaat. L: indicatielampje Onderhoud x: indicatielampje Papierstoring M: indicatielampje Klep open d: indicatielampje Nietjes toevoegen D: indicatielampje Toner toevoegen B: indicatielampje Papier op Zie “Bedieningspaneel”, Bedieningshandleiding Standaardinstellingen.
2. Indicatielampje Vertrouwelijk bestand Gaat branden wanneer er een document wordt ontvangen via Vertrouwelijke ontvangst of Persoonlijk vak. Zie de Faxhandleiding . Gaat knipperen wanneer een bestand met geheugenslot in het geheugen wordt ontvangen. Zie de Faxhandleiding .
3. {Gebruikersinstellingen/Teller} toets Gebruikersinstellingen: Druk op deze toets om de gebruikersinstellingen op te roepen. Met deze hulpprogramma’s kunt u standaardinstellingen aanpassen. Zie de Faxhandleiding . Teller: Geeft het totaal aantal te kopiëren of af te drukken pagina’s weer.
5. Display Het display helpt u taken uitvoeren en geeft de apparaatstatus weer. Hier verschijnen berichten. Zie Pag.5 “Het display lezen”.
6. {Instellingen controleren}-toets Controleer de instellingen voor het faxbericht dat u wilt verzenden door op deze toets te drukken voordat u op de toets {Start} drukt. Zie Pag.20 “De verzendinstellingen controleren”.
3
Aan de slag
7. {Programma}-toets Hiermee kunt u veelgebruikte instellingen registreren en eerder geregistreerde instellingen oproepen. Zie de Faxhandleiding .
1
8. {Instellingen verwijderen}-toets Toets om de huidige instellingen te wissen.
9. Aan-indicator Dit indicatielampje licht op als de bedrijfsschakelaar wordt ingeschakeld.
14. Functiestatus-indicatielampjes • Als het lampje groen verlicht is, is de desbetreffende functie geactiveerd. • Als het lampje rood verlicht is, is de desbetreffende functie onderbroken. Druk op de desbetreffende toets en volg daarna de instructies op het scherm.
Belangrijk ❒ Schakel de hoofdschakelaar niet uit terwijl het indicatielampje Aan brandt of knippert. Als u dit indicatielampje negeert, kan de vaste schijf beschadigd raken.
15. Functietoetsen
Opmerking ❒ Als de hoofdschakelaar is ingeschakeld maar het indicatielampje Aan niet oplicht, kunnen er faxdocumenten worden ontvangen. 10. Aan/uit-indicatielampje Dit indicatielampje licht op als de hoofdschakelaar wordt ingeschakeld. Zie “De spanning inschakelen”, Bedieningshandleiding Standaardinstellingen. 11. Bedrijfsschakelaar Druk op deze schakelaar om de spanning in te schakelen (het indicatielampje Aan licht op). Druk nogmaals op deze schakelaar om de spanning uit te schakelen (het indicatielampje Aan gaat uit). Zie de Faxhandleiding .
16. {Start Handmatig Ontv.}-toets
Opmerking ❒ De bedrijfsschakelaar werkt niet wanneer [Gebruikers tools/Teller/Informatie] op het display wordt weergegeven. 12. Indicatielampje Data in Knippert tijdens het verzenden en afdrukken naar en het opslaan op de Document Server via het LAN-Fax Driver. 13. Indicatielampje Ontvangen berichten Gaat branden wanneer een document wordt o n t va n g e n d a t g e e n V e r t r o u w e l i j k e ontvangst of geheugenslotbestand is. Zie de Faxhandleiding .
4
Gaat ook branden wanneer een document wordt ontvangen met de Ontvangstinstelling Opslaan. Zie de Faxhandleiding .
Druk op de toets {Kopiëren}, {Document Server}, {Fax}, {Printer}, of {Scanner} om de desbetreffende functie te activeren. De inhoud van het display varieert overeenkomstig. Het indicatielampje van de geselecteerde functie wordt verlicht. Druk in als Handmatige ontvangst is ingesteld. Zie Pag.53 “Een fax ontvangen in de modus Handmatige ontvangst”.
17. {Dir. Kiezen}-toets Druk deze in als u wilt bellen en het geluid via de luidspreker wilt horen. Zie de Faxhandleiding .
18. {Pauze/Herh.}-toets Pauze: Met deze toets wordt een pauze ingevoegd wanneer u een faxnummer kiest of opslaat. U kunt geen pauze invoegen op de plaats van het eerste cijfer. Zie Pag.36 “Pauze”. Opnieuw kiezen (redial): Druk op deze toets om één van de 10 laatstgekozen nummers te herhalen. Zie de Faxhandleiding .
19. {Toon}-toets Hiermee kunt u toonsignalen over een pulslijn verzenden. Zie Pag.36 “Toon”.
20. Cijfertoetsen Gebruik deze toetsen om faxnummers te kiezen of het aantal afdrukken in te voeren.
21. {#}-toets (Enter-toets) Registreert ingevoerde inhoud of instellingen.
22. {Wis/Stop}-toets Wissen: Annuleert ingevoerde cijfers of tekens.
Bedieningspaneel
Stoppen: Met deze toets wordt de huidige bewerking (verzenden, scannen, kopiëren of afdrukken) onderbroken.
23. {Start}-toets Druk op deze toets om te beginnen met faxen of rapporten of lijsten af te drukken.
1
Het display lezen Via het display kunt u het apparaat bedienen en kunt u berichten, de apparaatstatus en bestemmingen aflezen die zijn opgeslagen in de bestemmingslijst. Zie “Faxbestemming”, Bedieningshandleiding Standaardinstellingen. Als u op de toets {Fax} of {Modi wissen} drukt terwijl het apparaat in bedrijf is, wordt de stand-by modus van de fax ingeschakeld. U kunt op de functienamen op het display drukken om de bijbehorende functie te selecteren of op te geven. Nadat u een functie heeft geselecteerd of opgegeven, wordt de functienaam als volgt weergegeven . Als het niet mogelijk is om een functie te selecteren of op te geven, wordt de functienaam als volgt weergegeven . Opmerking ❒ Het apparaat wordt automatisch stand-by gezet wanneer u het gedurende een bepaalde tijd niet hebt gebruikt. U kunt deze tijd selecteren met de Auto Reset-timer van de fax. Zie “Timerinstellingen”, Bedieningshandleiding Standaardinstellingen.
❒ Met [Reset bij het einde van het scannen] onder Alg. instell./aanpas. kunt u het apparaat na iedere verzending laten terugkeren naar de standaardmodus. Zie de Faxhandleiding .
5
Aan de slag
Functies van het display en de toetsen De inhoud van het display varieert, afhankelijk van de geïnstalleerde opties.
❖ Begindisplay
1
NL AJC002S
1. Hiermee kunt u scanvoorwaarden en formaten selecteren. 2. Wanneer u gaat verzenden, worden hier de datum en tijd, de naam en het faxnummer van een bestemming, en het formaat van het origineel weergegeven. Als gebruikersverificatie is ingesteld, verschijnt een log-in gebruikersnaam.
3. Druk op deze knop om een faxnummer, e-mailadres of IP-faxnummer in te voeren of toe te voegen. • Instellingen Internetfax “Aan”: • IP-fax-, H.323-, SIP-instellingen “Aan”: • Instellingen Internetfax “Aan” en IP-fax-, H.323-, SIP-instellingen “Aan”:
6
Opmerking ❒ Voor het gebruik van de functie Internetfax of IP-fax zijn de optionele harde schijf en de printer/scannereenheid vereist. ❒ U kunt de Internetfaxinstellingen wijzigen bij E-mailinstellingen in het menu Faxinstellingen. Zie de Faxhandleiding . ❒ U kunt de IP-faxinstellingen wijzigen bij IP-faxinstellingen in het menu Faxinstellingen. Zie de Faxhandleiding .
5. Hier wordt het nummer van een bestemming weergegeven. Wanneer u bestemmingen toevoegt met de cijfertoetsen, drukt u op [Toev.]. 6. Druk op deze toets om informatie over verzendingen weer te geven. 7. Hiermee kan de verzendmodus worden geschakeld tussen Geheugenverzending en Directe verzending. Zie Pag.16 “Schakelen tussen geheugenverzending en directe verzending”. 8. Hier worden de snelbedieningstoetsen weergegeven die zijn ingesteld voor vaak gebruikte functies. [Status TX-bestand] en [Status RX-bestand] zijn vooraf ingesteld. Zie de Faxhandleiding .
1
10. De titelwoord-toetsen verschijnen. Hiermee kunt u van één pagina (display) naar een andere op de bestemmingslijst gaan. Zie Pag.42 “Overschakelen tussen de titels van bestemmingslijsten”.
11. Hiermee kunt u een bestemming zoeken via bestemmingsnaam, faxnummer, e-mailadres of registratienummer.
12. Wordt weergegeven op bestemmingstoetsen die zijn geprogrammeerd als doorzendstation.
13. Deze wordt weergegeven op bestemmingstoetsen die zijn geprogrammeerd met een groep bestemmingen. Zie “Namen opslaan in een groep”, Bedieningshandleiding Standaardinstellingen.
❖ Ga als volgt te werk om het apparaat weer op stand-by te zetten: • Als u het origineel in de optionele papierinvoereenheid (ADF) heeft geplaatst en niet op de toets {Start} heeft gedrukt, verwijdert u het origineel. • Wanneer u geen origineel heeft geplaatst, drukt u op de toets {Instellingen verwijderen}. • Wanneer u de gebruikersinstellingen heeft opgeroepen, drukt u op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
7
Aan de slag
Gebruikersverificatie Wanneer gebruikersverificatie is ingesteld (Gebruikerscodeverificatie, Basisverificatie, Windows verificatie, LDAP verificatie of Integratieserver-verificatie) wordt het verificatiescherm weergegeven. Het apparaat kan uitsluitend worden gebruikt nadat een geldige gebruikersnaam en een geldig wachtwoord zijn ingevoerd. Meld u aan op het apparaat en meld u af als u klaar bent. Vergeet niet om u af te melden om ongewenst gebruik van het apparaat door andere gebruikers te voorkomen.
1
Opmerking ❒ Vraag de Gebruikerbeheerder om een log-in gebruikersnaam, wachtwoord en gebruikerscode. Neem contact op met de betreffende beheerders voor meer informatie over de verschillende soorten gebruikersverificatie.
❒ Voor gebruikerscodeverificatie voert u het nummer in dat in het Adresboek als log-in gebruikersnaam is opgeslagen.
Gebruikerscodeverificatie (via het bedieningspaneel) Als gebruikersverificatie is ingesteld, wordt het volgende scherm weergegeven.
Gebruikerscodeverificatie (via een printerstuurprogramma) Als gebruikersverificatie is ingesteld, geeft u de gebruikerscode op bij de printereigenschappen van het printerstuurprogramma. Raadpleeg de Help van het printerstuurprogramma voor meer informatie.
Inloggen (via het bedieningspaneel) Volg onderstaande stappen om in te loggen als Basisverificatie Windows verificatie, LDAP verificatie of Integratieserver-verificatie is ingesteld.
A Druk op [Invoeren] voor [Log-in gebruikersnaam].
B Voer een log-in gebruikersnaam in en druk vervolgens op [OK].
C Druk op [Invoeren] voor [Log-in wachtwoord].
D Voer een log-in wachtwoord in en druk op [OK].
E Druk op [Log-in]. Als de gebruiker wordt geaccepteerd, verschijnt het scherm voor de functie die u wilt gebruiken.
Voer een gebruikerscode in (acht cijfers) en druk op [#].
8
Bedieningspaneel
Uitloggen (via het bedieningspaneel)
Inloggen (via een webbrowser)
Volg onderstaande stappen om uit te loggen als Basisverificatie Windows verificatie, LDAP verificatie of Integratieserver-verificatie is ingesteld.
Volg onderstaande stappen om u aan te melden als gebruikersverificatie is ingesteld.
A Druk
op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
B Druk op [Log-out].
1
Opmerking ❒ Wij raden u aan een Web Image Monitor te gebruiken in dezelfde netwerkomgeving als dit apparaat. Anders wordt de webbrowser misschien niet geopend en kan een fout optreden.
A Klik op [Log-in]. B Voer een log-in gebruikersnaam
en een wachtwoord in en druk vervolgens op [OK].
C Druk op [Ja]. D Druk op
de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
Inloggen (via een printerstuurprogramma) Als Basisverificatie, Windows verificatie, LDAP verificatie of Integratieserver-verificatie is ingesteld, geeft u de coderingsinstellingen op in de printereigenschappen van het printerstuurprogramma en geeft u vervolgens een log-in gebruikersnaam en een wachtwoord op. Raadpleeg de Help van het printerstuurprogramma voor meer informatie. Opmerking ❒ Nadat u zich heeft aangemeld via een printerstuurprogramma is afmelden niet noodzakelijk.
Opmerking ❒ Voor gebruikerscodeverificatie voert u een gebruikerscode in bij [Gebruikersnaam] en klikt u op [OK].
❒ De te nemen stappen zijn afhankelijk van de gebruikte webbrowser.
Uitloggen (via een webbrowser) Klik op [Log-out] om u af te melden als gebruikersverificatie is ingesteld. Opmerking ❒ Wij raden u aan een Web Image Monitor te gebruiken in dezelfde netwerkomgeving als dit apparaat. Anders wordt de webbrowser misschien niet geopend en kan een fout optreden.
9
Aan de slag
1
10
2. Faxen Originelen plaatsen Plaats de originelen correct op de glasplaat of in de automatische documentinvoer (ADF) afhankelijk van de gebruikte papiersoort, zoals getoond in de afbeelding. Voor meer informatie over het plaatsen van verschillende soorten originelen raadpleegt u de Kopieerhandleiding. U kunt [Speciaal origineel] niet gebruiken tijdens het kopiëren. Zie “Originelen plaatsen”, Kopieerhandleiding. De origineelformaten die automatisch kunnen worden gedetecteerd wijken enigszins af van de formaten die worden genoemd in “Formaten die de automatische papierselectie kan detecteren”, Kopieerhandleiding. Zie de Faxhandleiding .
❖ Het plaatsen van originelen met het volgende formaat: A3, 81/ 2"×11", 81/2"×14", en 11"×17". Origineel
Waar de originelen plaatsen? Glasplaat De ADF
❖ Het plaatsen van originelen met het formaat A5 en B5 JIS Origineel
Waar de originelen plaatsen? Glasplaat De ADF
Opmerking ❒ Wanneer u originelen plaatst zoals in bovenstaande illustraties, wordt de faxkop als volgt op ontvangen faxen afgedrukt.
• *1 Aan de bovenzijde van de fax • *2 Aan de linkerzijde van de fax Verwijzing Pag.79 “Begininstellingen en aanpassingen” Beperking ❒ A5-originelen die u op de glasplaat plaatst, worden niet gedetecteerd. Plaats A5-originelen in de ADF. Zie de Faxhandleiding .
11
Faxen
❒
❒
2
❒
❒
❒
❒
12
Opmerking Voor het scannen van meerdere originelen via de automatische documentinvoer (ADF) plaatst u de originelen in een stapel. Wanneer u een fax verstuurt, wordt door het formaat en de afdrukrichting van het papier in het ontvangende faxapparaat bepaald hoe het beeld wordt afgedrukt. Als het papier in het ontvangende faxapparaat van een ander formaat is en/of een andere afdrukrichting heeft, kan het beeld van het faxbericht kleiner uitvallen, aan de randen worden afgesneden of over meerdere pagina’s worden verdeeld. Als u een belangrijk document wilt verzenden, vraag dan eerst aan de ontvanger welk papierformaat wordt gebruikt en welke afdrukrichting het papier heeft. U kunt het scangebied precies aangeven, wanneer u een origineel met een afwijkend (aangepast) formaat of een gedeelte van een groot origineel wilt verzenden. Zie Pag.13 “Een scangebied instellen”. Originelen met een aangepast formaat worden gescand als reguliere originelen, waardoor bij de ontvanger extra blanco marges kunnen optreden of de randen van afbeeldingen kunnen ontbreken. Als u een scangebied opgeeft, wordt alleen het betreffende gebied gescand, ongeacht het feitelijke origineelformaat. Voor het verzenden van originelen langer dan 420 mm (17") moet u een van de volgende instellingen kiezen. Scan vervolgens het origineel via de ADF (als het document vastloopt, kan het beschadigd raken omdat het scannen niet stopt in deze modus): • Geef het gebied op bij “Scangebied”. Zie Pag.13 “Een scangebied instellen”. • Selecteer Lang document bij de Gebruikersinstellingen. Zie de Faxhandleiding (schakelaar 14, bit 1). U moet gebruik maken van geheugenverzending als u documenten wilt versturen die langer zijn dan 800 mm (32") (directe verzending is niet mogelijk).
❒ Als zich een papierstoring voordoet, drukt u op de toets {Wissen/Stoppen} en verwijdert u het origineel voorzichtig. ❒ Controleer of de inkt, correctievloeistof, enzovoort volledig zijn opgedroogd voordat u de originelen plaatst. Er kunnen anders vlekken op de glasplaat komen die op de afdruk te zien zijn. ❒ Als u een A4- of LT (81/2"×11")origineel in staande afdrukrichting plaatst, zal het beeld 90 graden worden geroteerd voordat het faxbericht wordt verzonden. Zie de Faxhandleiding . ❒ U kunt de eerste pagina via de glasplaat verzenden en de resterende pagina’s via de ADF. U kunt niet van de ADF naar de glasplaat veranderen. Raadpleeg Pag.19 “Meerdere originelen vanaf de glasplaat verzenden” voor geheugenverzending. Raadpleeg Pag.25 “Meerdere originelen vanaf de glasplaat verzenden” voor directe verzending. ❒ Als u de Internetfaxfunctie gebruikt, worden de originelen op A4-formaat verzonden. Originelen die groter zijn dan A4 worden verkleind tot A4-formaat. Als het apparaat van de ontvanger is uitgerust met de T.37 Volledige modus dan hebben de verzonden originelen de breedte die is opgegeven in het Adresboek. Zie Pag.57 “T.37 Volledige modus”. ❒ Wanneer u gebonden originelen (boeken, tijdschriften) plaatst, kunt u in de Gebruikersinstellingen kiezen of eerst de linkerpagina of eerst de rechterpagina moet worden verzonden. Zie de Faxhandleiding (schakelaar 06, bit 6).
Originelen plaatsen
Verwijzing Voor het plaatsen van dubbelzijdige originele n raadpleegt u in de Faxhandleiding.
Zie voor acceptabele soorten originelen, in de Faxhandleiding.
Een scangebied instellen Normaal gesproken wordt een geplaatst origineel gescand volgens het automatisch gedetecteerde formaat. Als u een scangebied aangeeft, wordt het origineel dienovereenkomstig gescand. Originelen kunnen dus zonder extra ruimte of blanco marges worden verzonden. Zie de Faxhandleiding .
❖ Automatische detectie Detecteert het formaat van de eerste pagina en scant alle pagina’s volgens datzelfde formaat. Opmerking ❒ Als het formaat van het origineel niet kan worden vastgesteld, wordt een bevestigingsbericht weergegeven. Plaats het origineel opnieuw.
❖ Gebied Geef het gebied aan dat gescand moet worden. Alleen het gebied in het opgegeven formaat wordt gescand, ongeacht het feitelijke formaat van een geplaatst origineel. Zie de Faxhandleiding .
2
Opmerking ❒ Als u het geselecteerde scangebied wilt annuleren, selecteert u [Autodetectie]. Zie Pag.15 “Autodetectie opgeven”.
A Plaats de originelen en selecteer de gewenste scaninstellingen.
Opmerking ❒ Wanneer u originelen met verschillende formaten in de ADF plaatst, moet u de papiergeleider instellen op het formaat van het grootste origineel. ❒ Aangezien de papiergeleider niet is ingesteld op kleine originelen, bestaat de kans dat deze enigszins schuin worden afgedrukt.
B Druk op [Scangebied].
❖ Normaal Het geplaatste origineel wordt gescand volgens het opgegeven form aa t , o n g ea ch t h et fe ite li jk e formaat van het document. De volgende formaten kunnen worden opgegeven: A4KL, B4 JISL, A3L, 8 1/2"×11"KL, 81/ 2"×14"L, en 11"×17"L.
13
Faxen
C Geef het scangebied aan. Standaardformaten opgeven
Geregistreerde formaten opgeven A Druk op [Gebied 1] of [Gebied 2].
A Druk op [Standaard].
2
B Druk op [OK]. B Kies het gewenste formaat van de originelen die worden verzonden en druk op [OK].
“Gebied 1” of “Gebied 2”wordt boven het gemarkeerde [Scangebied] weergegeven. Opmerking ❒ 81/2"×11" betekent LT. 8 1/2"×14" betekent LG. 11"×17" betekent DLT. C Druk op [OK].
Het geselecteerde formaat wordt boven het gemarkeerde [Scangebied] weergegeven.
14
Originelen plaatsen
Autodetectie opgeven A Controleer of [Autodetectie] is geselecteerd.
2
Als dit niet het geval is, dan drukt u op [Autodetectie]. B Druk op [OK].
“Autodetectie” wordt boven [Scangebied] weergegeven.
D Geef een bestemming op en druk op {Start}.
15
Faxen
Verzendmodi Er zijn twee soorten verzending: • Geheugenverzending • Directe verzending
❖ Geheugenverzending De verzending wordt automatisch gestart nadat het origineel in het geheugen is opgeslagen. Dit is erg handig als u haast heeft en het document weer wilt meenemen. U kunt hetzelfde origineel bovendien naar meerdere bestemmingen verzenden. Zie Pag.20 “Volgorde distributielijst”.
2
Schakelen tussen geheugenverzending en directe verzending Controleer het display om te zien welke modus op dat moment actief is. U kunt de verzendmodus wijzigen door te drukken op [Directe TX] of [Geheugen TX].
Afzender (dit apparaat) Ontvanger
Ontvanger
Ontvanger
❖ Directe verzending Het nummer van de bestemming wordt direct gekozen en het origineel wordt verzonden terwijl het wordt gescand. Dit is erg handig als u snel een origineel wilt verzenden of als u de bestemming waarnaar u de fax verzendt, wilt controleren. Bij dit type verzending wordt het origineel niet opgeslagen in het geheugen. U kunt slecht één adres opgeven. Afzender (dit apparaat)
Ontvanger
16
Opmerking ❒ U kunt het apparaat zo instellen dat Geheugenverzending of Directe verzending actief is direct nadat het apparaat is ingeschakeld of nadat de toets {Modi wissen} is ingedrukt. Zie de Faxhandleiding .
Geheugenverzending
Geheugenverzending Geheugenverzending is uitgerust met standaardfax, Internetfax en IP-fax. Belangrijk ❒ Bij een stroomstoring (de hoofdschakelaar is uit) of wanneer de stekker uit het stopcontact is getrokken (beide gedurende ongeveer een uur), worden alle in het geheugen opgeslagen documenten gewist. Zodra de hoofdschakelaar is ingeschakeld, wordt het stroomstoringsrapport afgedrukt zodat u kunt vaststellen welke bestanden zijn gewist. Als u de netspanning uitschakelt door eenvoudig op de hoofdschakelaar te drukken, leidt dit er niet toe dat er documenten zullen worden gewist. Zie de Faxhandleiding .
❒ We raden aan dat u de ontvanger opbelt en met hem afspreekt wanneer u belangrijke documenten verzendt. Beperking ❒ Wanneer het geheugen vol is (0% verschijnt onder [Informatie] op het display), kunt u geen gebruik maken van geheugenverzending. Gebruik in dit geval directe verzending.
❒ Het aantal pagina’s dat u in het geheugen kunt opslaan, is afhankelijk van de originele afbeeldingen en de scaninstellingen. U kunt maximaal 320 standaardpagina’s opslaan (ITU-T #1 kaart, resolutie: standaard, soort origineel: tekst). U kunt maximaal 2240 standaardpagina’s opslaan als de optionele geheugenuitbreiding is geïnstalleerd. ❒ Zie Pag.27 “Verzending bevestigen” voor meer informatie over het controleren van het verzendresultaat. ❒ Een faxnummer, e-mailadres en IP-faxnummer kunnen gelijktijdig worden opgegeven.
2
Verwijzing Pag.59 “Het versturen van internetfaxdocumenten”
Pag.76 “Verzenden met IP-fax”
A Controleer of [Geheugen TX] is geselecteerd.
Opmerking ❒ Maximumaantal bestemmingen per geheugenverzending: 500.
❒ Totaal aantal bestemmingen of stand-by documenten die zijn opgeslagen in het geheugen: 500. ❒ Als het totaal aantal geprogrammeerde bestemmingsnummers de 500 overschrijdt, is alleen Directe verzending mogelijk. ❒ Maximum aantal documenten dat kan worden opgeslagen voor geheugenverzending: 400.
B Plaats het origineel. Opmerking ❒ U kunt het origineel in de ADF plaatsen of op de glasplaat leggen, totdat u op de toets {Start} drukt. Verwijzing Pag.11 “Originelen plaatsen”
Als u niet naar meerdere bestemmingen wilt verzenden, gaat u naar stap G. Opmerking ❒ Als u zich vergist, drukt u op de toets {Wis/Stop} en voert u het juiste nummer in.
18
Verwijzing Pag.35 “Het invoeren van een faxnummer”
Pag.37 “Een e-mailadres invoeren” Pag.38 “Een IP-faxbestemming invoeren” Pag.41 “Enkelvoudige of groepsbestemmingen opgeven met de bestemmingslijst” Faxhandleiding
E Voor het verzenden van een orig-
ineel naar meerdere bestemmingen (distributielijst), drukt u op [Toev.] om de bestemmingen op te geven.
Opmerking ❒ U hoeft niet op [Toev.] te drukken wanneer u een bestemming toevoegt met de bestemmingslijst. ❒ Om zeker te zijn dat een bestemming is toegevoegd, kunt u in de Gebruikersinstellingen het apparaat zo instellen dat telkens op [Toev.] moet worden gedrukt na het toevoegen van een bestemming. Zie de Faxhandleiding (schakelaar 17, bit 2).
Geheugenverzending
F Geef een bestemming op. -Meerdere originelen vanaf de glasplaat verzenden A B
C
Opmerking ❒ Door op te drukken wordt de bestemmingslijst tussen faxnummer, e-mailadres en IP-faxnummer geschakeld.
❒ Als u meer bestemmingen wilt opgeven, herhaalt u de stappen E en F.
D E F
Controleer of [Geheugen TX] is geselecteerd. Leg de eerste pagina van het origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat. Geef een bestemming op. Voer de gewenste scaninstellingen door. Druk op de toets {Start}. Het apparaat begint met scannen. Leg het volgende origineel op de glasplaat binnen 60 seconden nadat het eerste origineel is gescand.
2
G Druk op de toets {Start}.
Opmerking ❒ Til de ADF niet op tijdens het scannen van originelen. Het apparaat kiest het nummer van de bestemming. Na het scannen wordt het stand-by-display weergegeven.
G H
Herhaal stap D tot F voor alle originelen. Plaats het laatste origineel en druk dan op [#]. Het apparaat kiest het nummer van de bestemming en de verzending wordt gestart.
19
Faxen
-De verzendinstellingen controleren
-Volgorde distributielijst
U kunt de verzendinstellingen (bijvoorbeeld bestemming en verzendmodus) controleren op het display. A Druk op de toets {Instellingen controleren} en controleer de verzendingsinstellingen.
2
ZLBS040E
Het volgende display wordt getoond.
Opmerking ❒ Door op te drukken wordt de bestemmingslijst tussen faxnummer, e-mailadres en IP-faxnummer geschakeld. B Nadat u de instellingen op het display heeft gecontroleerd, drukt u op de toets {Instellingen controleren}. Het display voordat de toets {Instellingen controleren} werd ingedrukt, wordt weergegeven.
20
Als u hetzelfde document naar meerdere bestemmingen wilt sturen (distributielijst), worden de documenten verzonden in de volgorde waarin zij werden ingevoerd. Als een faxdocument niet kon worden verzonden, belt de machine die bestemming opnieuw na de laatste opgegeven bestemming van de distributielijst. Als u als distributielijst bijvoorbeeld vier bestemmingen opgeeft, A t/m D, en de lijnen A en C zijn bezet, dan belt de machine de bestemmingen in de volgorde: A, B, C, D, A, en C. Zie de Faxhandleiding . Voor het controleren van de verzendvoortgang, kunt u de TX-bestandenlijst afdrukken. Zie de Faxhandleiding . Als de optionele extra G3-interface is geïnstalleerd, kunt u de functie Gelijktijdige distributie gebruiken om faxen gelijktijdig te verzenden over verschillende telefoonlijnen.
-Volgorde van geheugenverzending Als u een tweede verzending opgeeft tijdens het verzenden naar meerdere bestemmingen, worden faxen afwisselend verzonden naar elke resterende bestemming in de huidige en de tweede distributielijst. Bijvoorbeeld, als u een verzending naar bestemmingen A en B opgeeft en vervolgens een verzending naar bestemmingen C en D terwijl de verzending naar bestemming A bezig is, verzendt het apparaat de faxen in deze volgorde: A, C, B en vervolgens D. Als het vorige en het volgende bestand beide stand-by zijn, worden deze eveneens verzonden in dezelfde volgorde.
Een geheugenverzending annuleren
Een geheugenverzending annuleren In de volgende gevallen kunt u de modus via dezelfde procedure annuleren: • Faxbestemming, Internetfaxbestemming en IP-faxbestemming zijn gelijktijdig opgegeven. • Er is alleen een Internetfaxbestemming of een IP-faxbestemming opgegeven.
Voordat het origineel is gescand Gebruik deze procedure om een verzending te annuleren voordat u op de toets {Start} hebt gedrukt.
A Druk op de toets {Instellingen verwijderen}.
ZLBS050E
Opmerking ❒ Als er originelen in de ADF zijn geplaatst, kunt u de verzending annuleren door de documenten weg te halen.
Terwijl het origineel wordt gescand
Opmerking ❒ U kunt het scannen ook annuleren door op [Scannen stoppen.] te drukken.
2
❒ Het scannen wordt mogelijk voltooid terwijl u bezig bent te annuleren.
Terwijl het origineel wordt verzonden Opmerking ❒ Als de verzending wordt voltooid terwijl u deze handelingen uitvoert, kunt u de verzending niet meer annuleren.
❒ Als u een document annuleert terwijl het bericht wordt verzonden, wordt de verzending gestopt zodra u klaar bent met de annuleringsprocedure. Het kan zijn dat enkele pagina’s van het document toch zijn verzonden en door de andere partij zijn ontvangen.
A Druk op de toets {Wis/Stop}.
Gebruik deze procedure om een verzending te annuleren nadat u op de toets {Start} hebt gedrukt.
A Druk op de toets {Wis/Stop}.
Het apparaat stopt met scannen.
Opmerking ❒ U kunt een geheugenverzending ook ann uleren do or te drukken op [TX-bestand wijz./stoppen].
21
Faxen
B Selecteer het bestand dat u wilt annuleren.
Voordat de verzending is gestart Hiermee kunt u een verzending annuleren nadat het origineel is gescand. Voor het annuleren van de verzending naar sommige bestemmingen waarnaar de fax wordt verzonden, raadpleegt u de Faxhandleiding .
2 Opmerking ❒ Als het gewenste bestand niet wordt weergegeven, drukt u op [UVorige] of [TVolg.] om het bestand te zoeken. ❒ In deze gevallen wordt mogelijk geen bestemming gekozen omdat de bestemming wordt weergegeven als “*” afhankelijk van de beveiligingsinstellingen.
C Druk op [Doorzenden stopzetten].
A Druk op [TX-bestand wijz./stoppen].
De lijst met opgeslagen bestanden die worden verzonden of nog moeten worden verzonden, wordt weergegeven.
B Selecteer het bestand dat u wilt annuleren.
Opmerking ❒ Wanneer u nog een bestand wilt annuleren, herhaalt u stap B en C. ❒ Druk op [Opslaan] om het stoppen met zenden te annuleren.
D Druk op [Afsluiten].
Het stand-by-display wordt weergegeven.
22
Opmerking ❒ Als het gewenste bestand niet wordt weergegeven, drukt u op [UVorige] of [TVolg.] om het bestand te zoeken.
❒ In deze gevallen wordt mogelijk geen bestemming gekozen omdat de bestemming wordt weergegeven als “*” afhankelijk van de beveiligingsinstellingen.
Een geheugenverzending annuleren
C Druk op [Doorzetten stopzetten].
2 Opmerking ❒ Wanneer u nog een bestand wilt annuleren, herhaalt u stap B en C.
❒ Druk op [Opslaan] om het stoppen met zenden te annuleren.
D Druk op [Afsluiten].
Het stand-by-display wordt weergegeven.
23
Faxen
Directe verzending Beperking ❒ Internetfax wordt alleen uitgevoerd via geheugenverzending, waarbij het zenden automatisch wordt gestart nadat de documenten in het geheugen zijn opgeslagen. Als u in internetfax directe verzending opgeeft, wordt de modus naar geheugenverzending omgeschakeld als u een emailadres invoert.
2
Opmerking ❒ De documenten worden opgeslagen in het geheugen.
niet
❒ U kunt hetzelfde document niet naar meerdere bestemmingen zenden (distributielijst). Bij geheugenverzending kunt u deze functie wel gebruiken. ❒ Zie Pag.27 “Verzending bevestigen” voor meer informatie over het controleren van het verzendresultaat.
Verwijzing Pag.11 “Originelen plaatsen”
C Selecteer de gewenste scaninstellingen.
Verwijzing Pag.30 “Scaninstellingen”
D Geef een bestemming op.
A Controleer of [Directe TX] is geselecteerd.
B Plaats het origineel. Opmerking ❒ Het origineel kan worden geplaatst totdat u op {Start} drukt.
24
Beperking ❒ Groep kan niet worden gebruikt voor Directe verzending. Het apparaat schakelt automatisch over naar Geheugenverzending. Opmerking ❒ Als u zich vergist, drukt u op de toets {Wis/Stop} en voert u het juiste nummer in. Verwijzing Pag.35 “Het invoeren van een faxnummer”
Pag.38 “Een IP-faxbestemming invoeren”
Directe verzending
Pag.35 “Een bestemming opgeven” Faxhandleiding
E Druk op de toets {Start}. Het apparaat kiest het nummer van een bestemming.
2
Opmerking ❒ Til de ADF niet op tijdens het scannen van originelen. Na het verzenden wordt het standby-display weergegeven.
-Meerdere originelen vanaf de glasplaat verzenden A B
C D E F
G H
Controleer of [Directe TX] is geselecteerd. Plaats de eerste pagina met de voorzijde naar beneden op de glasplaat. Geef een bestemming op. Voer de gewenste scaninstellingen door. Druk op de toets {Start}. Leg het volgende origineel op de glasplaat binnen 10 seconden nadat het eerste origineel is gescand.
Herhaal stap D tot F voor alle originelen. Plaats het laatste origineel en druk dan op [#].
25
Faxen
Een directe verzending annuleren Voordat u op de toets {Start} heeft gedrukt Gebruik deze procedure om een verzending te annuleren voordat u op de toets {Start} hebt gedrukt.
2
A Druk op de toets {Instellingen verwijderen}.
ZLBS050E
Opmerking ❒ Indien het origineel in de ADF is geplaatst, kunt u een directe verzending ook annuleren door het origineel te verwijderen.
Nadat u op de toets {Start} heeft gedrukt Gebruik deze procedure om een verzending te annuleren nadat u op de toets {Start} hebt gedrukt.
A Druk
op de toets {Wis/Stop} en verwijder het origineel.
26
Opmerking ❒ U kunt een directe verzending ook annuleren door op [Stoppen met doorzenden] te drukken.
❒ Als de verzending wordt voltooid terwijl u deze handelingen uitvoert, kunt u de verzending niet meer annuleren.s
Verzending bevestigen
Verzending bevestigen U kunt de verzending bevestigen via het display, een rapport of een e-mail.
Bevestigen via het display Gebruik Status TX-bestand. Zie de Faxhandleiding .
Bevestigen via een rapport Druk rapporten af om te bevestigen.
Geheugenverzending Als een document niet kan worden verzonden, wordt automatisch een communicatiestoringsrapport afgedrukt. U kunt ook iedere verzending controleren met een communicatieresultaatrapport, ongeacht de status. Als u dit rapport inschakelt in de Gebruikersinstellingen wordt na iedere geheugenverzending een rapport afgedrukt. Zie de Faxhandleiding (schakelaar 03, bit 0). U kunt het rapport ook afdrukken door het TX-statusrapport te programmeren onder een snelbedieningstoets en deze toets in te drukken wanneer u een bestemming opgeeft. Zie de Faxhandleiding . Als u het communicatieresultaatrapport inschakelt, wordt het communicatiestoringsrapport niet afgedrukt. Zie de Faxhandleiding . Zie Pag.28 “Communicatieresultaatrapport (geheugenverzending)”.
Directe verzending U kunt het resultaat bevestigen met een Directe verzending resultaatrapport. Selecteer het afdrukken van dit rapport in de Gebruikersinstellingen. Na iedere directe verzending wordt een rapport afgedrukt. Zie de Faxhandleiding (schakelaar 03, bit 5). U kunt het rapport ook afdrukken door het TX-statusrapport te programmeren onder een snelbedieningstoets en deze toets in te drukken wanneer u een bestemming opgeeft. Zie de Faxhandleiding . Zie Pag.29 “Directe verzending resultaatrapport (Directe verzending)”.
2
Bevestigen via een e-mail Gebruik de functie E-mail verzendresultaten om rapporten als journaal per e-mail naar uw computer te verzenden. De volgende rapporten zijn beschikbaar: • Communicatieresultaatrapport. • Directe verzending resultaatrapport. • Polling-verzending wisrapport. • Polling-ontvangst resultaatrapport. Door de E-mail verzendresultaten vooraf te programmeren onder een snelbedieningstoets, kunt u de verzendresultaten per e-mail versturen na iedere verzending. U kunt ook de functie Afzenderinstellingen gebruiken om de verzendresultaten te versturen naar de geprogrammeerde e-mailadressen van afzenders. Als u faxdocumenten verzendt vanaf een computer, kunt u via het LANfaxstuurprogramma opgeven of het LAN-faxresultaatrapport moet worden verstuurd naar de computer.
27
Faxen
Voorbereiding U moet eerst de e-mailadressen registreren van de bestemmingen waarnaar het rapport moet worden verzonden in de bestemmingslijst. Zie “Faxbestemming”, Bedieningshandleiding Standaardinstellingen.
2
Opmerking ❒ Wanneer u E-mail verzendresultaten voorprogrammeert onder een snelbedieningstoets, selecteert u de bestemming voor de kennisgeving uit de Internetfaxbestemmingen in de bestemmingslijst.
❒ Wanneer u Afzenderinstellingen voorprogrammeert onder een snelbedieningstoets, selecteert u de afzender uit de Internetfaxbestemmingen in de bestemmingslijst. Verwijzing Faxhandleiding
Bevestigen via een rapport en een e-mail U kunt verzendresultaten bevestigen via zowel de functie E-mail verzendresultaten, die de resultaten per email verstuurt, als het communicatieresultaatrapport dat door het apparaat wordt afgedrukt. In de Gebruikersinstellingen kunt u opgeven of beide functies samen moeten worden gebruikt. Zie de Faxhandleiding (schakelaar 10, bit 6).
Communicatieresultaatrapport (geheugenverzending) Dit rapport wordt afgedrukt na iedere geheugenverzending, zodat u het resultaat van de verzending kunt controleren. Als E-mail verzendresultaten onder een snelbedieningstoets is geprogrammeerd, kunt u selecteren of een emailrapport moet worden gestuurd na de verzending. Zie de Faxhandleiding . Opmerking ❒ Als twee of meer bestemmingen zijn opgegeven, wordt dit rapport afgedrukt nadat het faxdocument is verzonden naar alle bestemmingen.
❒ Als het apparaat zo is ingesteld dat dit rapport niet wordt afgedrukt en het faxdocument niet kon worden verzonden, wordt een communicatiestoringsrapport afgedrukt. Zie de Faxhandleiding . ❒ Met de gebruikersparameters kunt u deze functie aan of uit zetten. Zie de Faxhandleiding (schakelaar 03, bit 0).
28
Verzending bevestigen
❒ U kunt selecteren of een deel van het origineelbeeld moet worden opgenomen in het rapport. Zie de Faxhandleiding (schakelaar 04, bit 7). ❒ Om het rapport zonder tekstverstoring te bekijken, selecteert u in uw e-mailinstellingen een lettertype van gelijke tekenbreedte. ❒ U kunt een bestemming weergeven met de Gebruikersinstellingen. Zie de Faxhandleiding (schakelaar 04, bit 4). ❒ U kunt een afzendernaam weergeven met de Gebruikersinstellingen. Zie de Faxhandleiding (schakelaar 04, bit 5). ❒ De Pagina-kolom vermeldt het totale aantal pagina’s. De kolom Niet verzonden vermeldt het aantal pagina’s dat niet kon worden verzonden. ❒ “--” geeft aan dat het internetfaxdocument werd verzonden naar de mailserver die is geprogrammeerd in dit apparaat. (Dit betekent echter niet dat de e-mail werd bezorgd.)
Directe verzending resultaatrapport (Directe verzending) Als u dit rapport inschakelt, wordt een rapport afgedrukt na iedere directe verzending zodat u kunt controleren of de verzending al dan niet met succes is voltooid. Als het apparaat zo is ingesteld dat dit rapport niet wordt afgedrukt en het faxdocument niet kon worden verzonden, wordt in plaats daarvan een foutrapport afgedrukt. Als E-mail verzendresultaten onder een snelbedieningstoets is geprogrammeerd, kunt u selecteren of een e-mailrapport moet worden gestuurd na de verzending. Zie de Faxhandleiding .
2
Opmerking ❒ U kunt dit rapport in- of uitschakelen in de Gebruikersinstellingen. Zie de Faxhandleiding (schakelaar 03, bit 5). ❒ Om het rapport zonder tekstverstoring te bekijken, selecteert u in uw e-mailinstellingen een lettertype van gelijke tekenbreedte. ❒ U kunt een bestemming weergeven met de Gebruikersinstellingen. Zie de Faxhandleiding (schakelaar 04, bit 4). ❒ Als de pagina met succes is verzonden, wordt in de Pagina-kolom het totale aantal pagina’s weergegeven dat met succes is verzonden.
29
Faxen
Scaninstellingen U kunt veel verschillende soorten faxdocumenten verzenden. Een aantal daarvan kan soms moeilijk worden gereproduceerd bij de ontvanger. Het apparaat heeft drie instellingen waarmee u de kwaliteit van de afdruk kunt aanpassen en verbeteren.
2
❖ Resolutie: Standaard, Detail, Superfijn (optioneel) ❖ Soort origineel: Tekst, Tekst / Foto, Foto ❖ Belichting (contrast): Automatische belichting, Handmatige belichting (zeven niveaus), gecombineerde auto- en handmatige belichting
Resolutie Afbeeldingen en teksten worden tijdens het scannen omgezet in puntjes. De hoeveelheid puntjes bepaalt de kwaliteit van de afdruk en hoeveel tijd er nodig is voor het verzenden. Daarom zijn afbeeldingen die met een hoge resolutie (Superfijn) worden gescand van hoge kwaliteit, maar duurt het langer om de afbeeldingen te verzenden. Scannen met een lage resolutie (Standaard) resulteert daarentegen in een lagere kwaliteit, maar het origineel wordt wel sneller verzonden. Selecteer de instelling die aan uw eisen voldoet, waarbij u een afweging maakt tussen de beeldkwaliteit en de verzendsnelheid.
❖ Standaard (8 x 3,85 lijnen/mm, 200 x 100 dpi) Selecteer deze resolutie voor originelen met een normale tekengrootte. 30
❖ Detail (8 x 7,7 lijnen/mm, 200 x 200 dpi) Selecteer deze resolutie voor originelen met een kleine lettergrootte of wanneer de tekst niet goed leesbaar is. Deze resolutie is tweemaal zo hoog als Standaard. ❖ Superfijn (optionele geheugenuitbreiding vereist: 16 x 15,4 lijnen/mm, 400 x 400 dpi) Selecteer deze resolutie voor originelen met fijne details of voor een zo duidelijk mogelijke afdruk. Deze resolutie is achtmaal zo hoog als Standaard. Beperking ❒ Als het ontvangende faxapparaat de gekozen resolutie niet ondersteunt, wordt automatisch overgeschakeld op een resolutie die wel wordt ondersteund. U kunt de feitelijke resolutie waarmee u zendt controleren. Zie de Faxhandleiding .
❒ Voor verzenden met de resolutie Superfijn moet het faxapparaat zijn uitgerust met de optionele geheugenuitbreiding en moet het ontvangende apparaat faxdocumenten kunnen ontvangen in de resolutie Superfijn. Opmerking ❒ Het apparaat ondersteunt de resoluties Standaard, Detail en (met de optionele geheugenuitbreiding) Superfijn.
❒ Met de toets [Reset bij het einde van het scannen] onder Alg. instell./aanpas. kunt u de resolutie opgeven die automatisch wordt geselecteerd nadat het apparaat is ingeschakeld of als een modus wordt gewist. Zie de Faxhandleiding .
Scaninstellingen
❒ Als u Internetfaxverzending gebruikt, worden documenten verzonden met de resolutie “Detail” zelfs als u “Super fijn” heeft opgegeven. Om een document te verzenden met “Super fijn”, moet u de Volledige modus instellen tijdens het opslaan van bestemmingen in het Adresboek. Zie Pag.57 “T.37 Volledige modus”.
A Druk op [Resolutie].
B Selecteer de vereiste resolutie en druk op [OK].
Opmerking ❒ Als de optionele geheugenuitbreiding is geïnstalleerd, wordt “Super fijn” weergegeven in het resolutievenster.
Soort origineel Als het origineel fotos, afbeeldingen of grafieken bevat met complexe patronen of veel grijstinten, selecteert u het geschikte type origineel voor een zo duidelijk mogelijke afdruk.
2
❖ Tekst Selecteer [Tekst] om originelen met contrastrijke zwart-witafbeeldingen te verzenden. Gebruik deze instelling als u alleen een duidelijkere tekst wilt verzenden, ook als het origineel tekst en foto’s bevat. ❖ Tekst / Foto Selecteer [Tekst/Foto] om een origineel met zowel een contrastrijke zwart-witafbeelding, zoals een stuk tekst en een afbeelding met halftinten, zoals een foto, te versturen. ❖ Foto Selecteer [Foto] om een origineel met halftinten te verzenden, zoals een foto, of een origineel met kleuren. Opmerking ❒ Als u [Tekst/Foto] of [Foto], selecteert, zal de verzending meer tijd kosten dan wanneer [Tekst] is geselecteerd. ❒ Als u een faxdocument verzendt met [Tekst/Foto] of [Foto] en de achtergrond van de ontvangen afbeelding is vaag, vermindert u de belichting en stuurt u het faxbericht opnieuw. Zie Pag.32 “Belichting (contrast)”. ❒ Met de toets [Prioriteit origineel type] onder Alg. instell./aanpas. kunt u het soort origineel opgeven dat automatisch wordt geselecteerd nadat het apparaat is ingeschakeld of nadat op de toets {Instellingen verwijderen} is gedrukt. Zie de Faxhandleiding .
31
Faxen
A Druk op [Soort Origineel].
2 B Selecteer
het vereiste origineeltype en druk op [OK].
❖ Gecombineerde automatische en handmatige belichting U kunt de belichting voor foto’s, illustraties of grafieken alleen aanpassen als het origineel een donkere achtergrond heeft. U kunt kiezen uit zeven belichtingsniveaus. Opmerking ❒ Als u [Tekst] of [Tekst/Foto] selecteert voor het type origineel, wordt [Automatische Belichting] geselecteerd.
❒ U kunt de belichting instellen die direct nadat het apparaat is ingeschakeld wordt geselecteerd of de toets{Instellingen verwijderen} is gedrukt, met [Automatische Belichting] onder Gen. Instellingen/ Aanpassen. Zie de Faxhandleiding .
Belichting (contrast) De tekst en de grafieken op het origineel moeten duidelijk zijn te onderscheiden van de achtergrond. Wanneer de achtergrond donkerder is dan normaal (bijvoorbeeld bij een krantenknipsel) of wanneer de tekst niet duidelijk is, kunt u de belichting aanpassen.
❖ Automatische Belichting De juiste belichting voor het origineel wordt automatisch geselecteerd. ❖ Handmatige belichting Gebruik handmatige belichting als u de belichting zelf wilt instellen. U kunt kiezen uit zeven belichtingsniveaus.
32
A Het type belichting selecteren. Automatische Belichting A Controleer of [Automatische Belichting] is geselecteerd.
Scaninstellingen
Handmatige belichting A Controleer of [Automatische Belichting] niet is geselecteerd. Als dit wel is geselecteerd, drukt u op [Automatische Belichting] om dit uit te schakelen. B Druk op [iLichter] of [Donkerderj] om de belichting aan te passen. Het vierkantje verplaatst zich.
2
Gecombineerde automatische en handmatige belichting A Selecteer [Automatische Belichting]. B Druk op [iLichter] of [Donkerderj] om de belichting aan te passen. Het vierkantje verplaatst zich.
33
Faxen
Verschillende instellingen kiezen bij een origineel met meerdere pagina’s Als u een origineel met meerdere pagina’s wilt verzenden, kunt u voor iedere pagina afzonderlijk de instellingen voor belichting, resolutie en het type origineel instellen. Plaats het origineel, selecteer de scaninstellingen voor de eerste pagina, kies een nummer en druk op de toets {Start}. Volg hierna één van de volgende twee procedures.
2
Opmerking ❒ Het wordt aangeraden de originelen op de glasplaat te leggen als u bij een origineel met meerdere pagina’s met verschillende scaninstellingen werkt.
Wanneer u de originelen op de glasplaat legt Opmerking ❒ Als er een piepsignaal klinkt, heeft u circa 60 seconden (10 seconden voor directe verzending) om de belichting, de resolutie en het type origineel te selecteren. De resterende tijd verschijnt op het display.
A Controleer welke pagina’s u met verschillende instellingen wilt scannen.
B Verwijder de pagina en plaats de volgende in het apparaat.
34
C Selecteer de belichting, de resolutie en het type origineel.
Opmerking ❒ Pas de instellingen voor iedere pagina aan voordat u op de toets {Start} drukt.
Als u originelen in de optionele papierinvoereenheid (ADF) plaatst Opmerking ❒ Afhankelijk van op welk tijdstip de scaninstellingen zijn aangepast, komen de instellingen mogelijk niet tot uitdrukking in de bewerking.
A Controleer welke pagina’s u met verschillende instellingen wilt scannen.
B Selecteer de belichting, resolutie en het type origineel voordat de volgende pagina wordt gescand.
Een bestemming opgeven
Een bestemming opgeven Er zijn vier manieren om de bestemming op te geven.
❖ Faxnummer Pag.35 “Het invoeren van een faxnummer” ❖ E-mail-adres Pag.37 “Een e-mailadres invoeren” ❖ IP-faxbestemming Pag.38 “Een IP-faxbestemming invoeren” ❖ Bestemmingslijst Pag.41 “Enkelvoudige of groepsbestemmingen opgeven met de bestemmingslijst” In deze sectie vindt u nadere informatie over deze en andere functies. Opmerking ❒ Op het display ziet u de vrije geheugenruimte voor het opslaan van originelen (in procenten). Omdat faxnummers en e-mailadressen in een apart geheugen worden opgeslagen, heeft het kiezen van faxnummers met de cijfertoetsen geen invloed op het percentage op het display.
Het invoeren van een faxnummer Voer de faxnummers rechtstreeks in met de cijfertoetsen aan de rechterkant van het bedieningspaneel.
2
Opmerking ❒ Maximumlengte van een faxnummer: 128 cijfers.
❒ U kunt tussen de cijfers pauzes en tonen aanbrengen. Zie Pag.36 “Pauze”, Pag.36 “Toon”.
A Voer het faxnummer in met de cijfertoetsen.
Opmerking ❒ Als u een fout maakt, drukt u op de toets {Wis/Stop} en voert u het nummer opnieuw in.
❒ Als de optionele extra G3-interface is geïnstalleerd, selecteert u G3 voordat u op de toets {Start} drukt. Zie de Faxhandleiding . ❒ Druk na het invoeren van het faxnummer op [Prog.Best.] om het faxnummer in de bestemmingslijst op te slaan. Zie Pag.40 “Ingevoerde bestemmingen opslaan in het adresboek”.
35
Faxen
Pauze
Toon
Druk op de toets {Pauze/Herh.} wanneer u tijdens het kiezen of opslaan van een nummer een pauze van twee seconden tussen de cijfers wilt aanbrengen.
Met deze functie kan men met een apparaat dat op een pulslijn is aangesloten, toonsignalen laten verzenden (bijvoorbeeld voor speciale diensten op een toonlijn). Wanneer u op de toets {Toon} drukt, kiest het apparaat het nummer met toonsignalen.
2
Beperking ❒ Bepaalde diensten kunt u mogelijk niet gebruiken in combinatie met de toets {Toon}.
NL
Opmerking ❒ Als u op {Pauze/Herh.} drukt bij het eerste cijfer, wordt het scherm Opnieuw kiezen weergegeven. Zie de Faxhandleiding .
Opmerking ❒ Een toon wordt op het display als een “•” weergegeven en de volgende nummers worden gekozen met toonsignalen.
Direct kiezen met de toets {Toon}
A Druk op de toets {Dir. Kiezen}.
❒ Een pauze wordt op het display als een “-” weergegeven.
NL
B Voer het faxnummer in met de cijfertoetsen.
Opmerking ❒ U kunt ook nummers met pauzes opslaan in een bestemmingslijst.
C Druk op de toets {Toon}.
NL
36
Een bestemming opgeven
D Voer
met de cijfertoetsen het nummer in dat u wilt kiezen.
C Voer
de bestemming van het emailadres in en druk op [OK].
Een e-mailadres invoeren Als u internetfax-verzending gebruikt, geeft u een e-mailadres op in plaats van een faxnummer. Zie Pag.55 “Internetfaxfuncties (door het opgeven van een e-mailadres)”. Opmerking ❒ U kunt maximaal 128 tekens invoeren.
A Druk op
om de bestemming naar e-mailadres te schakelen.
B Druk op [Handmatig inv.].
Opmerking ❒ Afhankelijk van de beveiligingsinstellingen is het mogelijk dat [Handm. invoer] niet wordt weergegeven en dat u het emailadres niet kunt invoeren.
2 Opmerking ❒ U kunt instellen of de SMTPserver al dan niet moet worden omzeild door te drukken op [SMTP]. Zie Pag.66 “De SMTPserver omzeilen”. ❒ Als u een verkeerd teken invoert, kunt u drukken op [Backspace ] of [ A l l . v e r w i jd . ]. V o e r vervolgens de tekens correct in. ❒ Als u het e-mailadres wilt wijzigen nadat u gedrukt heeft op [OK], press [Bewerken bestem.], voert u het nieuwe e-mailadres in, en drukt u op [OK]. Verwijzing “Tekst invoeren”, Bedieningshandleiding Standaardinstellingen De bestemming is opgegeven.
Opmerking ❒ Druk in deze volgorde op [Prog.Best.] om het opnieuw ingevoerde e-mailadres in het adresboek op te slaan. Zie Pag.40 “Ingevoerde bestemmingen opslaan in het adresboek”.
37
Faxen
Wanneer de SMTP-server wordt omzeild Als u de SMTP-server wilt omzeilen wanneer u faxdocumenten verzendt, geeft u de bestemmingen als volgt op: Voorbereiding Programmeer de hostnaam van de andere partij vooraf op de DNSserver. Zie “Een hostnaam gebruiken in plaats van een IPadres”, Netwerkhandleiding.
2
Beperking ❒ Als het IP-adres van de andere partij niet is geregistreerd op de DNS-server, geeft u het IP-adres op in het domeingedeelte van het e-mailadres.
❖ Geef de hostnaam van de andere partij op Geef het e-mailadres van de bestemming op door de hostnaam van de andere partij toe te voegen aan het domeingedeelte van het emailadres. Geef het adres rechts van @ als volgt op: “hostnaam”, “. (punt)”, en “domeinnaam”. xxxx@hostnaam van andere partij.domeinnaam Voorbeeld: het e-mailadres van de andere partij is “[email protected]” en de hostnaam is “HOST”; [email protected] ❖ Geef het IP-adres van de andere partij op Geef het e-mailadres van de bestemming op door het domeingedeelte van het e-mailadres te wijzigen in het IP-adres van de andere partij. xxxx@[IP-adres van andere partij] Voorbeeld: het e-mailadres van de andere partij is “[email protected]” en het IP-adres is “192.168.1.10”; abc@[192.168.1.10] 38
Een IP-faxbestemming invoeren Voor verzending naar een IP-fax geeft u de IP-faxbestemming op (IP-adres, hostnaam of alias telefoonnummer) in plaats van het faxnummer. Zie Pag.73 “Internetfaxfuncties (door het opgeven van een IP-adres)”. Opmerking ❒ U kunt maximaal 128 tekens invoeren.
A Druk op
om de bestemming naar IP-faxbestemming te schakelen.
B Druk op [Handmatig inv.].
Opmerking ❒ Afhankelijk van de beveiligingsinstellingen is het mogelijk dat [Handmatig inv.] niet wordt weergegeven en dat u de IPfaxbestemming niet kunt invoeren.
Een bestemming opgeven
C Voer de IP-faxbestemming in en druk op [OK].
-IP-faxbestemming
Opmerking ❒ Als u zowel “Activeren H.323” als “Activeren SIP” hebt ingesteld op “Aan” bij “IP-faxinstellingen” onder “Faxeigenschappen”, verschijnt [Protocol]. Druk op deze knop om een protocol te selecteren.
Afhankelijk van het netwerk waarop het apparaat is aangesloten en afhankelijk van de configuratie van het apparaat, voert u de IP-faxbestemming als volgt in:
❒ Als u een verkeerd teken invoert, kunt u drukken op [Backspac e] o f [ A l l. v e r w i j d .] . V o e r vervolgens de tekens correct in. ❒ Als u de IP-faxbestemming wilt wijzigen nadat u op [OK] hebt gedrukt, drukt u op [Bewerken bestem.], voert u de nieuwe IPfaxbestemming in en drukt u op [OK]. Verwijzing “Tekst invoeren”, Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
De bestemming is opgegeven.
2
❖ Als u geen gatekeeper/SIP server gebruikt • Van IP-fax naar IP-fax Geeft het IP-adres of de hostnaam op van het ontvangende apparaat. Voorbeeld: 192.168.1.10 (IPadres) Voorbeeld: tokyo.abc.co.jp (hostnaam) • Van IP-fax naar G3-fax Geeft het telefoonnummer van de ontvangende G3-fax op. Voorbeeld :0312345678 ❖ Als u een gatekeeper/SIP server gebruikt • Van IP-fax naar IP-fax Geeft het alias telefoonnummer van het ontvangende apparaat op. Voorbeeld: 0311119999 (alias telefoonnummer) • Van IP-fax naar G3-fax Geeft het telefoonnummer van de ontvangende G3-fax op. Voorbeeld: 0312345678
Opmerking ❒ Druk in deze volgorde op [Prog.Best.] om de ingevoerde IP-faxbestemming in het adresboek op te slaan. Zie Pag.40 “Ingevoerde bestemmingen opslaan in het adresboek”.
39
Faxen
Opmerking ❒ Als u via een gateway (G3-fax aangesloten op het telefoonnet enz.) een bestemming invoert in het Adresboek of in de Bestemmingslijst, moet u het telefoonnummer van het apparaat opgeven. Om zonder gatekeeper of SIP server van een IP-fax naar een G3-fax te verzenden moet u de gateway ook registreren. Zie de Faxhandleiding .
2
❒ Als u een bestemming met een IPfax opgeeft, moet u mogelijk, afhankelijk van de netwerkconfiguratie van de ontvanger, het IPadres en het poortnummer van het ontvangende apparaat opgeven. Als het IP-adres van de ontvanger bijvoorbeeld “192.168.1.10” is en het poortnummer is “2100” geeft u “192.168.1.10:2100” op. Neem contact op met de netwerkbeheerder voor meer informatie. ❒ Als u een hostnaam opgeeft, moet u mogelijk, afhankelijk van de netwerkconfiguratie van de ontvanger, de hostnaam en het poortnummer van het ontvangende apparaat opgeven. Als de hostnaam van de ontvanger bijvoorbeeld “tokyo.abc.co.jp”is en het poortnummer is “2100” dan geeft u “tokyo.abc.co.jp:2100” op. Neem contact op met de netwerkbeheerder voor meer informatie. ❒ Een alias telefoonnummer is een telefoonnummer dat alleen beschikbaar is op het netwerk geregistreerd in de gatekeeper. ❒ Controleer het aantal cijfers van het telefoonnummer in de gateway/IP-adres conversietabel om verzendfouten te voorkomen.
40
Ingevoerde bestemmingen opslaan in het adresboek U kunt faxnummers, e-mailadressen of IP-faxbestemmingen opslaan in het Adresboek. Als u een bestemming opslaat die u heeft ingevoerd of die wordt weergegeven in het scherm Opnieuw kiezen in het Adresboek, verschijnt [Prog.Best.] in het bestemmingsveld. Zie “Faxbestemming” en “E-mailbestemming”, Bedieningshandleiding Standaardinstellingen. Opmerking ❒ Afhankelijk van de beveiligingsinstellingen is het mogelijk dat [Prog.Best.] niet wordt weergegeven en dat u de faxbestemming niet kunt opslaan. ❒ Als u op de toets {Fax} drukt nadat u de inhoud van het adresboek heeft gewijzigd, wordt het bericht “ Bestemmingslijst/machine-instellingen is/zijn bijgewerkt.” weergegeven.
Druk op [Afsluiten]. Het stand-by-display wordt weergegeven. Verwijzing “Faxbestemming”, Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
“E-mailbestemming”, Bedieningshandleiding Standaardinstellingen “Namen opslaan in een groep”, Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
A Druk op [Prog.Best.].
Een bestemming opgeven
B Druk op [Namen] en voer de vereiste gegevens in.
C Druk op [OK]. Enkelvoudige of groepsbestemmingen opgeven met de bestemmingslijst Wanneer bestemmingen zijn opgeslagen in een bestemmingslijst, kunt u een bestemming opgeven door gewoon een bestemmingstoets te selecteren in de bestemmingslijst. De geprogrammeerde naam verschijnt op de bestemmingstoets. Door op te drukken wordt de bestemmingslijst tussen faxnummer, emailadres en IP-faxnummer geschakeld. Wanneer u meerdere bestemmingen in een groep programmeert, kunt u door slechts een paar toetsen in te drukken documenten verzenden naar alle bestemmingen in de groep. Bestemmingen die in een groep zijn geprogrammeerd worden aangegeven door . Voorbereiding Programmeer in de bestemmingslijst individuele faxnummers, IP-faxnummers, e-mailadressen en/of groepen van bestemmingen. Zie “Faxbestemming”, “Emailbestemming”, en “Namen opslaan in een groep”, Bedieningshandleiding Standaardinstellingen.
Beperking ❒ Een groepsbestemming kan alleen bij geheugenverzending worden gebruikt en niet bij directe verzending. Wanneer u een groepsbestemming gebruikt, schakelt het apparaat automatisch naar geheugenverzending. ❒ U kunt niet meer dan 500 bestemmingen opgeven voor meervoudige groepen.
2
Opmerking ❒ Als u de inhoud van de bestemmingstoetsen wilt controleren, kunt u de bestemmingslijst afdrukken. Zie “Beheerdersinstellingen”, Bedieningshandleiding Standaardinstellingen. ❒ Een opgeslagen naam kan bij de ontvanger op de eerste pagina van een ontvangen fax worden afgedrukt. Zie de Faxhandleiding . ❒ Wanneer u wilt controleren welke nummers in een groep zijn opgeslagen, kunt u de lijst afdrukken. Zie “Beheerdersinstellingen”, Bedieningshandleiding Standaardinstellingen.
A Door op
te drukken wordt de bestemming tussen faxnummer, emailadres en IP-faxnummer geschakeld.
B Druk op de titelwoordtoets waar de gewenste bestemming is geprogrammeerd. Als u bijvoorbeeld wilt opgeven “NEW YORK OFFICE” dat in “LMN” is geprogrammeerd, drukt u op [LMN].
Opmerking ❒ Er zijn drie soorten titels voor bestemmingslijsten; “Titel 1”, “Titel 2”, en “Titel 3”. Het bovenstaande display toont “Titel 1”.
41
Faxen
2
Overschakelen tussen de titels van bestemmingslijsten
Een enkelvoudige bestemming opgeven
A Druk op , het vergrootglaspictogram. B Druk op [Veranderen van titel ]. C Selecteer het type titel en druk op [Afsluiten].
A Druk op de bestemmingstoets waaronder de gewenste bestemming is geregistreerd.
C Selecteer een bestemming.
Opmerking ❒ Door op te drukken wordt de bestemmingslijst tussen faxnummer, e-mailadres en IP-faxnummer geschakeld.
42
Opmerking ❒ Als de gewenste bestemmingstoets niet wordt weergegeven, drukt u op [U] en [T] om door de lijst te bladeren. ❒ Als u de selectie wilt annuleren, drukt u nogmaals op de geselecteerde bestemmingstoets. U kunt ook op de toets {Wis/Stop} drukken om de selectie te annuleren. ❒ Als u meer bestemmingen wilt selecteren, herhaalt u stap B en C.
Een bestemming opgeven
Groepsbestemmingen opgeven A Druk op de bestemmingstoets waaronder de gewenste groep is geregistreerd.
❒ Als een bestemming zonder geprogrammeerd faxnummer, emailadres of IP-faxnummer in de opgegeven groep is opgenomen, dan verschijnt het bericht “ D e o p g e g e v e n groep bevat ongeldige bestemmingen. Wilt u alleen geldige bestemmingen selecteren?”. Druk op
Opmerking ❒ De bestemmingslijst die is opgeslagen in de gewenste groep, waarvan het soort is geselecteerd in stap A, wordt weergegeven.
❒ Om een bestemming of meerdere bestemmingen uit de groep te annuleren, drukt u op [UVorige] en [TVolg.] om de gewenste bestemming weer te geven. Druk vervolgens op de toets {Wis/Stop}. U kunt een verzending ook annuleren door te drukken op de gemarkeerde bestemmingstoets zodat deze wordt gedeselecteerd.
2
[Selecteer] om de bestemmingen op te geven waarvan het faxnummer, het e-mailadres of het IP-faxnummer is geprogrammeerd. Druk op [Annuleren] om de bestemming te wijzigen. Als de bestemming in bestemmingstype niet bestaat kunt u de voorrang geven aan een bestemming die u wilt opgeven. Zie de Faxhandleiding (schakelaar 32, bit 0). ❒ Als u meer groepen wilt selecteren, herhaalt u stap B en C.
D Druk op de toets {Start}.
43
Faxen
Een bestemming zoeken Gebruik deze procedure om de bestemmingslijsten te doorzoeken op een bepaalde bestemming.
❖ Zoeken op bestemmingsnaam Pag.44 “Zoeken op bestemmingsnaam”
2
Zoeken op bestemmingsnaam
A Druk op
, het vergrootglas-
pictogram.
❖ Zoeken op faxnummer Pag.45 “Zoeken op faxnummer” ❖ Zoeken via e-mailadres Pag.46 “Zoeken op e-mailadres” ❖ Zoeken op IP-faxbestemming Pag.47 “Zoeken op IP-faxbestemming”
B Druk op [Geavanceerd zoeken].
❖ Zoeken op LDAP server Pag.48 “Zoeken op LDAP-server” ❖ Een registratienummer opgeven Pag.50 “Een registratienummer opgeven” Opmerking ❒ Als u op [Fax], [E-mail] of [IPFax]drukt in het display met zoekresultaten, dan kunt u schakelen tussen faxbestemming, emailbestemming en IP-faxbestemming.
❒ De zoekopdracht retourneert alleen bestemmingen waarvan de beginletters overeenkomen met de ingevoerde naam. ❒ Er wordt een waarschuwing weergegeven als de zoekopdracht meer dan 100 items retourneert. Druk op [OK] en wijzig de bestemmingsnaam zodat minder bestemmingen worden weergegeven.
44
C Druk op [Zoek op bestem.naam].
D Voer de te zoeken bestemmingsnaam in en druk op [OK].
Een bestemming zoeken
Opmerking ❒ Als u een verkeerde bestemmingsnaam invoert, drukt u op [←] of [→] en [Backspace] of [All.verwijd.] en voert u de bestemmingsnaam opnieuw in.
Zoeken op faxnummer
A Druk op
, het vergrootglas-
pictogram.
E Controleer het ingevoerde teken
2
en druk op [OK].
B Druk op [Geavanceerd zoeken]. Er wordt een bericht weergegeven dat de voortgang van het zoeken aangeeft. Wanneer de zoekopdracht is voltooid, wordt het resultaat weergegeven.
F Selecteer een bestemming.
Opmerking ❒ Als de gewenste bestemming niet wordt weergegeven, gebruikt u [U] of [T] om door de lijst te schuiven.
C Druk op [Faxnummer].
D Voer het te zoeken nummer in en druk op [OK].
45
Faxen
Opmerking ❒ Als u een verkeerd nummer invoert, drukt u op [←] of [→] en [Wissen], en voert u het nummer opnieuw in.
Zoeken op e-mailadres
A Druk op
, het vergrootglas-
pictogram.
E Controleer
de ingevoerde faxnummers en druk op [OK].
2
B Druk op [Geavanceerd zoeken]. Er wordt een bericht weergegeven dat de voortgang van het zoeken aangeeft. Wanneer de zoekopdracht is voltooid, wordt het resultaat weergegeven.
F Selecteer een bestemming.
Opmerking ❒ Als de gewenste bestemming niet wordt weergegeven, gebruikt u [U] of [T] om door de lijst te schuiven.
46
C Druk op [E-mailadres].
D Voer het te zoeken e-mailadres in en druk op [OK].
Een bestemming zoeken
Opmerking ❒ Als u een verkeerd e-mailadres invoert, drukt u op [←] of [→] en [Backspace] of [All.verwijd.], en voert u het e-mailadres opnieuw in.
Zoeken op IP-faxbestemming
A Druk op
, het vergrootglas-
pictogram.
E Controleer de ingevoerde tekens
2
en druk op [OK].
B Druk op [Geavanceerd zoeken]. Er wordt een bericht weergegeven dat de voortgang van het zoeken aangeeft. Wanneer de zoekopdracht is voltooid, wordt het resultaat weergegeven.
F Selecteer een bestemming.
Opmerking ❒ Als de gewenste bestemming niet wordt weergegeven, gebruikt u [U] of [T] om door de lijst te schuiven.
C Druk op [IP-Faxbestem. zoeken].
D Voer de te zoeken IP-faxbestemming in en druk op [OK].
47
Faxen
Opmerking ❒ Als u een verkeerde bestemming invoert, drukt u op [←] of [→] en [Backspace] of [All.verwijd.], en voert u de bestemming opnieuw in.
Zoeken op LDAP-server
A Druk op
, het vergrootglas-
pictogram.
E Controleer de IP-faxbestemming
2
en druk op [OK].
Er wordt een bericht weergegeven dat de voortgang van het zoeken aangeeft. Wanneer de zoekopdracht is voltooid, wordt het resultaat weergegeven.
F Selecteer een bestemming.
B Druk op [Zoek LDAP]. C Druk op [Selecteer Server]. D Selecteer de LDAP-server waarop u wilt zoeken.
Opmerking ❒ LDAP-servers kunnen worden geprogrammeerd bij Systeeminstellingen. Raadpleeg de Netwerkhandleiding voor meer informatie.
❒ Zorg dat tenminste één LDAP server is gemarkeerd. Wanneer geen LDAP server is geselecteerd, verschijnt er een foutmelding als u begint met zoeken.
Opmerking ❒ Als de gewenste bestemming niet wordt weergegeven, gebruikt u [U] of [T] om door de lijst te schuiven.
48
E Druk op [OK]. F Druk op [Geavanceerd zoeken].
Een bestemming zoeken
G Voer
een gedeeltelijke reeks in voor iedere zoekvoorwaarde.
H Druk op [Zoek criteria] voor iedere voorwaarde en selecteer de zoekcriteria.
2 Opmerking ❒ Voorwaarden (Naam, E-mailadres, Faxnummer, Bedrijfsnaam, en Afdelingsnaam) zijn geprogrammeerd in de LDAP-server.
❒ Druk op de afzonderlijke voorwaarden om het veld weer te geven voor het invoeren van de vereiste gegevens. ❒ U kunt één extra zoekvoorwaarde opgeven voor LDAP servers door de Beslissende zoekvoorwaarde op te geven bij Programmeer/Wijzig/Verwijder LDAP server bij Systeeminstellingen. Raadpleeg de Netwerkhandleiding voor meer informatie. ❒ De reeks die u invoert in het voorwaardenveld [Naam] wordt gelezen als voornaam of achternaam, afhankelijk van de beheerdersinstellingen. Wanneer u bijvoorbeeld wilt zoeken naar de naam “Jan Jansen” vraagt u de systeembeheerder of u “Jan” of “Jansen” moet invoeren.
Opmerking ❒ De zoekcriteria hebben de volgende betekenis:
• [Zoek begin woord]: zoeken naar reeksen die beginnen met de opgegeven letter. Voorbeeld: als u “ABC” zoekt, voert u “A” in. • [Zoek laatste woord]: zoeken naar reeksen die eindigen op de opgegeven letter. Voorbeeld: als u “ABC” zoekt, voert u “C” in. • [Exacte overeenkomst]: zoeken naar reeksen die volledig overeenkomen met de opgegeven letters. Voorbeeld: als u “ABC ” zoekt, voert u “ABC” in. • [Bevat één v/d woorden]: zoeken naar reeksen die de opgegeven letters bevatten. Voorbeeld: als u “ABC” zoekt, voert u “A”, “B” of “C” in. • [Woorden uitsluiten]: zoeken naar reeksen die de opgegeven letters niet bevatten. Voorbeeld: als u “ABC ” zoekt, voert u “D” in. • [Ongestruct. zoeken]: een globale zoekopdracht uitvoeren (volgens de zoekmethode die wordt ondersteund door de LDAP server).
49
Faxen
I Druk op [OK]. Opmerking ❒ Hoewel een gebruiker meerdere emailadressen kan programmeren, kan slechts op één adres worden gezocht. Het adres dat wordt gevonden is afhankelijk van de zoekmethode die wordt ondersteund door de LDAP server. Normaalgesproken wordt het adres gevonden dat als eerste is geprogrammeerd.
2
❒ Druk op [Detail] om de gedetailleerde gegevens van de geselecteerde bestemming weer te geven. Wanneer de zoekopdracht is voltooid, wordt het resultaat weergegeven.
J Selecteer een bestemming.
Een registratienummer opgeven Gebruik deze procedure om een bestemming te selecteren door een registratienummer op te geven.
A Door op
te drukken wordt de bestemming tussen faxnummer, e-mailadres en IP-faxnummer geschakeld.
B Druk op [Registratienr.]. Het display voor het invoeren van het registratienummer wordt weergegeven.
C Voer
een registratienummer in met de cijfertoetsen.
Opmerking ❒ Als de gezochte bestemming niet verschijnt, drukt u op [U] of [T] om het adres weer te geven.
Opmerking ❒ U hoeft de eerste nullen van een registratienummer niet in te voeren wanneer u wordt gevraagd vijf cijfers in te voeren. Als u geen vijf cijfers invoert, drukt u op de toets {#} om de invoer te voltooien.
De overeenkomstige bestemming wordt weergegeven.
50
Een bestemming zoeken
Opmerking ❒ De titelwoordtoets schakelt over naar de bestemmingslijst waarin de opgegeven bestemming is opgeslagen.
❒ Als het bericht “Kan opgegeven registratienummer niet vinden. ” verschijnt, is het
2
opgegeven registratienummer onjuist. Druk op [Afsluiten], controleer het registratienummer opnieuw, en volg de procedure vanaf stap B. ❒ Als het bericht “Geen geldige bestemming voor het opgegeven nr.” verschijnt, dan is
de -toets verkeerd. Druk op [Afsluiten], en volg de procedure vanaf stap A.
51
Faxen
Ontvangst Het apparaat kan binnenkomende oproepen op twee manieren beantwoorden: • Handmatige ontvangst (externe telefoon vereist) • Automatische ontvangst U kunt de ontvangstmodus uitsluitend wijzigen als een standaard-G3lijn wordt gebruikt. U kunt de ontvangstmodus niet wijzigen wanneer een andere lijn dan de standaard G3-lijn (G3-2 of G3-3) wordt gebruikt.
2
❖ Handmatige ontvangst Wanneer er een oproep binnenkomt, gaat het apparaat over. Als de oproep een faxdocument betreft, moet u handmatig overschakelen op faxmodus. ❖ Automatische ontvangst Wanneer er een oproep binnenkomt, zal het apparaat deze automatisch als een faxdocument afhandelen. Gebruik deze instelling voor een telefoonlijn die uitsluitend door het faxapparaat wordt gebruikt.
De ontvangstmodus omschakelen U kunt de ontvangstmodus omschakelen met Ontvangstinstellingen in het menu Faxinstellingen. Zie de Faxhandleiding . Als u een snelbedieningstoets programmeert met Ontvangstmodus omschakelen, kunt u snel de ontvangstmodus omschakelen. Voorbereiding U kunt deze functie alleen gebruiken nadat u een snelbedieningstoets heeft geprogrammeerd als omschakeling ontvangstmodus met [Snelbedieningstoets 1], [Snelbedieningstoets 2] of [Snelbedieningstoets 3] onder Alg. instell./aanpas.. Zie de Faxhandleiding .
A Druk op [Activeer RX modus].
Opmerking ❒ De externe telefoon is vereist om dit apparaat als telefoon te gebruiken.
B Selecteer de ontvangstmodus en
52
druk op [OK].
Ontvangst
Het stand-by-display wordt weergegeven. Opmerking ❒ Druk op [Annuleren] om de selectie te annuleren.
Een fax ontvangen in de modus Handmatige ontvangst
2
A Wanneer
het apparaat overgaat, neemt u de hoorn van het externe telefoontoestel op.
B Druk
op de toets {Start} of de toets {Start Handmatig Ontv.} wanneer u een pieptoon hoort. (De toets {Start} is alleen beschikbaar in faxmodus wanneer er geen origineel is geplaatst.)
C Leg de hoorn van het externe telefoontoestel op de haak. Het apparaat begint nu te ontvangen.
53
Faxen
2
54
3. Internetfaxfuncties gebruiken Er zijn twee soorten Internetfaxfuncties. • Internetfaxfuncties. Zie Pag.55 “Internetfaxfuncties (door het opgeven van een e-mailadres)”. • IP-faxfunctie. Zie Pag.73 “Internetfaxfuncties (door het opgeven van een IPadres)”.
Internetfaxfuncties (door het opgeven van een e-mailadres) Hiervoor zijn de optionele harde schijf en de printer/scanner-eenheid vereist. Deze machine zet afbeeldingen van gescande documenten om naar e-mailformaat en zendt de gegevens via het internet. De e-mail die door deze machine wordt gestuurd, kan door een andere internetfaxmachine worden ontvangen. In plaats van het telefoonnummer van de bestemming in te voeren, voert u het desbetreffende e-mailadres in. U kunt ontvangen e-mailberichten ook afdrukken of doorsturen. Kantoor in New York van bedrijf A
Beperking ❒ Voor het verzenden van internetfaxdocumenten stelt u in het menu Faxinstellingen, onder E-mailinstellingen, [Instellingen Internetfax] in op [Aan]. Documenten kunnen echter ook worden doorgestuurd of bezorgd aan Internetfaxbestemmingen als [Uit] is geselecteerd.
❒ Voor het ontvangen van internetfaxdocumenten stelt u in het menu Systeeminstellingen bij Bestandsoverdracht onder [Fax e-mailaccount] [Account] in op [Ontvangen]. ❒ Deze machine moet worden aangesloten op een LAN en op de juiste wijze zijn ingesteld om de internetfax-functies te kunnen gebruiken. Zie “Aansluiting en instelling”, Netwerkhandleiding.
3
Opmerking ❒ De internetfax-functie die door deze machine wordt ondersteund kan worden gebruikt met ITU-T Rec. T.37. Zie de Faxhandleiding .
❒ U kunt e-mailberichten ontvangen met een aangehechte TIFF-F-afbeelding van computers.
Voorzorgsmaatregelen voor Internetfax • Internetfax communiceert met een server via een LAN. Deze kan niet rechtstreeks met andere partijen communiceren. • Als u de functie Verzendverzoek via e-mail gebruikt, worden de documenten op A4-formaat verzonden. Documenten die groter zijn dan A4 worden verkleind tot A4-formaat. Als het apparaat van de ontvanger is uitgerust met de T.37 Volledige modus dan hebben de verzonden documenten de breedte die is opgegeven in het Adresboek. Zie Pag.57 “T.37 Volledige modus” en de Faxhandleiding . • Als een verzending niet succesvol is, ontvangt deze machine gewoonlijk een e-mailfoutmelding. Zie de Faxhandleiding . E-mailfoutmeldingen kunnen echter om verschillende redenen niet worden verzonden. Wij bevelen aan de ontvangst van belangrijke documenten te bevestigen door de andere partij op te bellen. • Het niveau van beveiliging voor internetcommunicaties is laag. Wij bevelen aan voor vertrouwelijke communicaties het telefoonnetwerk te gebruiken. • Voice-communicatie wordt niet over LAN ondersteund. • De levering van internetfaxen kan worden vertraagd door overbelasting in het netwerk. Gebruik een Internetfaxverzending die de SMTP-server omzeilt of een fax via het gewone telefoonnet als de communicatie tijdsgevoelig is. Zie Pag.66 “De SMTP-server omzeilen”. • Als u deze machine gebruikt via een inbelverbinding, zoekt de automatische emailontvangstfunctie via een telefoonlijn toegang tot de server van de provider, wat telefoonkosten met zich mee kan brengen, zelfs als u geen e-mail ontvangt. Om de frequentie van het maken van verbinding met de server te verminderen, kunt u een groter e-mailontvangst-interval instellen. Voor het instellen van het E-mail ontvangstinterval, zie “Bestandsoverdracht”, Netwerkhandleiding.
56
Internetfaxfuncties (door het opgeven van een e-mailadres)
Functies die niet worden ondersteund met e-mailverzending De volgende functies worden met standaard faxverzending, maar niet met internetfaxen ondersteund. • Directe verzending • Vertrouwelijke verzending • ID-verzending • Polling-verzending • Chain Dial • Verzending via SUB-code • Direct kiezen • Handmatig kiezen • JBIG-verzending • Batchverzending • ECM (Error Correction Mode) • Geheugenbestanden verzenden
3
Functies die niet worden ondersteund met e-mailontvangst De volgende functies worden met standaard faxverzending, maar niet met internetfaxen ondersteund. • Vertrouwelijk ontvangst • Ontvangst met geheugenslot • Polling-ontvangst • Ontvangst met SEP-code • Geautoriseerd ontvangst • Aantal af te drukken ontvangen bestanden
T.37 Volledige modus Dit apparaat ondersteunt de T.37 volledige modus. De T.37 volledige modus is een internationale standaard voor de verzending van faxen via het Internet. (ITU-T mededeling, RFC2532) Als er een Internetfaxverbinding tot stand wordt gebracht tussen twee apparaten die de T.37 Volledige modus ondersteunen, stuurt de ontvanger de afzender een ontvangstbewijs in antwoord op het verzoek om een ontvangstbevestiging dat als bijlage aan het e-mailbericht is aangehecht. Het ontvangstbewijs bevat informatie over de ontvangstmogelijkheden van de ontvanger (compressietype, papierformaat en resolutie). Als de ontvanger in het adresboek is geprogrammeerd als bestemming met volledige modus, registreert de afzender de ontvangen informatie automatisch in het adresboek. Zo kunt u in het vervolg op basis van de ontvangen informatie internetfaxdocumenten naar de betreffende ontvanger verzenden.
57
Internetfaxfuncties gebruiken
Opmerking ❒ Als u een bestemming in het adresboek programmeert via een Web Image Monitor dan moet u het apparaat dat de T.37 volledige modus ondersteunt programmeren als bestemming met T.37 volledige modus. Zie de Faxhandleiding .
❒ Via Internetfaxverzending kunt u een document naar meerdere bestemmingen tegelijk verzenden. Als u echter bestemmingen opgeeft die de volledige modus ondersteunen, worden de faxen één voor één verzonden in de opgegeven volgorde omdat in dat geval niet alle bestemmingen over dezelfde ontvangstmogelijkheden beschikken.
3
❖ Een ontvangstbewijs terugsturen Na de ontvangst van een e-mail van een afzender die om een ontvangstbevestiging vraagt, stuurt de ontvanger een ontvangstbewijs waarin de ontvangstmogelijkheden van het apparaat van de ontvanger worden vermeld (compressietype, papierformaat en resolutie). ❖ De inhoud van het ontvangstbewijs opslaan Nadat de afzender het ontvangstbewijs heeft ontvangen van de ontvanger, controleert de afzender of het adres op het ontvangstbewijs in het adresboek staat. Als het adres is geprogrammeerd als bestemming met volledige modus wordt de informatie over de ontvangstmogelijkheden van de ontvanger automatisch door de afzender opgeslagen. De opgeslagen informatie wordt bijgewerkt zodra de afzender nieuwe ontvangstinformatie van de ontvanger ontvangt. Op basis van deze informatie kan de afzender documenten naar de ontvanger sturen. ❖ Een ontvangstbevestiging vragen Als het apparaat van de ontvanger de T.37 volledige modus ondersteunt en in het adresboek is geprogrammeerd als apparaat met volledige modus, vraagt het apparaat om een ontvangstbevestiging van de ontvanger. Het apparaat ontvangt vervolgens het ontvangstbewijs (verzonden) waarin de ontvangstmogelijkheden van de ontvanger worden vermeld. Opmerking ❒ Als de ontvanger niet in het adresboek is geprogrammeerd of als apparaat met een eenvoudige modus kan de informatie over de ontvangstmogelijkheden van de ontvanger niet worden opgeslagen.
❒ Als u de ontvangstmogelijkheden van de ontvanger kent, kunt u deze handmatig instellen. Deze instelling zal echter worden overschreven wanneer het apparaat een ontvangstbewijs ontvangt. Zie de Faxhandleiding .
58
Het versturen van internetfaxdocumenten
Het versturen van internetfaxdocumenten U kunt internetfaxdocumenten alleen versturen via geheugenverzending. Als u in internetfax directe verzending opgeeft, wordt de modus naar geheugenverzending omgeschakeld als er één of meerdere e-mailadressen zijn opgegeven. Voorbereiding De volgende voorbereidingen zijn noodzakelijk voordat u deze functie gebruikt: • Voer de netwerkinstellingen door in het menu Systeeminstellingen. Zie “Het apparaat instellen in een netwerk”, Netwerkhandleiding. • Programmeer de afzender in de bestemmingslijst en stel “Gebruik naam als” in op “Afzender”. Zie “Faxbestemming”, Bedieningshandleiding Standaardinstellingen. Bij het verzenden van documenten kunt u emailopties instellen met [Sub TX modus]. U kunt de volgende opties instellen:
❖ Voer onderwerp in Hiermee kunt u een onderwerp invoeren voor het document dat u wilt verzenden. ❒
❒ ❒
❒
Opmerking Voor het gemak kunt u vaak gebruikte onderwerpen programmeren. “[Urgent]”, en “[Hoog]” worden standaard ingeprogrammeerd. Zie “Aansluiting en instelling”, Netwerkhandleiding. U kunt maximaal 128 tekens invoeren. Als u een e-mail stuurt zonder een onderwerp/tekst op te geven bij “Email opties” onder “Sub TX modus” dan wordt het onderwerp automatisch ingevoerd. Zie voor meer informatie over het automatisch invoeren van het onderwerp Pag.65 “Over het onderwerp van e-mails” en Pag.72 “Ontvangen berichten”. U kunt niet alleen maar een onderwerp zenden zonder origineel.
❖ Voer de tekst in Hiermee kunt u de mee te zenden tekst invoeren. Opmerking ❒ Voor het invoeren van de tekst dient u deze vooraf te programmeren. Zie “Aansluiting en instelling”, Netwerkhandleiding. ❒ U kunt niet alleen maar een tekst zenden zonder origineel.
3
❖ Ontvangstmelding U kunt bevestigen dat verzonden documenten correct waren ontvangen, door e-mail of journaal te gebruiken. ❖ BCC-verzending E-mails worden als bcc naar alle opgegeven bestemmingen gestuurd. Belangrijk ❒ Als er gedurende ongeveer een uur een netstoring is, of de machine is ongeveer gedurende een uur niet op het net aangesloten geweest, worden documenten die in het geheugen van de machine zijn opgeslagen, gewist. Als er een document wordt gewist, wordt zodra de hoofdschakelaar wordt ingeschakeld, automatisch het stroomonderbrekingsrapport afgedrukt. Met dit rapport kunt u controleren welke documenten zijn gewist. Als u de netspanning uitschakelt door eenvoudig op de hoofdschakelaar te drukken, leidt dit er niet toe dat er documenten zullen worden gewist. Zie de Faxhandleiding . ❒ Mogelijk kunt u, afhankelijk van de voorwaarden van de e-mailomgeving, een groot bestand niet als e-mail versturen. ❒ Het niveau van beveiliging voor internetcommunicaties is laag. Voor vertrouwelijke communicaties wordt het gebruik van het telefoonnetwerk aanbevolen.
59
Internetfaxfuncties gebruiken
Beperking ❒ Als de beschikbare hoeveelheid geheugen laag is, kunt u mogelijk geen internetfaxen versturen. Opmerking ❒ Omdat de machine de documenten als e-mailboodschappen met een aangehechte TIFF-F-afbeelding stuurt, is een viewer nodig om de documenten te kunnen bekijken als deze op een computer worden ontvangen.
3
❒ U kunt de grootte van verzonden e-mailberichten beperken in “Emailinstellingen” van “Faxeigenschappen”. Zie de Faxhandleiding . ❒ Zie Pag.72 “Ontvangen berichten” om te zien hoe e-mail feitelijk door de computer wordt ontvangen, als deze wordt verzonden met geselecteerde mailopties. ❒ Als u internetfaxdocumenten verzendt en u geeft een gebruikerscode 6*, en het e-mailadres is als de bestemmingsroute van de opgegeven gebruikersc o d e i ng e s t e l d , w o r d t e r e e n communicatieresultaatrapport gestuurd als de verzending is voltooid. Hierdoor wordt het mogelijk het resultaat van een verzending te controleren. ❒ Zie Pag.27 “Verzending bevestigen” voor meer informatie over het controleren van het verzendresultaat. ❒ U kunt de faxbestemming en internetfaxbestemming tegelijkertijd opgeven. ❒ U kunt geen e-mails als cc naar een bestemming zenden.
60
A Druk op
om de bestemming naar e-mailadres te schakelen.
B Geef de afzender op.
Verwijzing Faxhandleiding Opmerking ❒ Als “Naam afzender autom. specificeren” is ingesteld op “Aan”, wordt de afzender automatisch opgegeven en kunt u de procedure voor het opgeven van de afzender overslaan. Als “Aan” is geselecteerd, wordt het opgegeven e-mailadres afgedrukt bij “Van:”. Als geen emailadres is opgegeven voor de afzender, of als het opgegeven e-mailadres niet is geprogrammeerd in de bestemmingslijst, kunnen geen internetfaxdocumenten worden verstuurd. Zie “Bestandsoverdracht”, Netwerkhandleiding.
Het versturen van internetfaxdocumenten
C Als
u een e-mailoptie instelt, drukt u op [Sub TX modus].
Als u geen e-mailopties instelt, gaat u verder naar stap G.
D Druk op [E-mail opties].
Het invoeren van een onderwerp A Druk op [Wijzigen] bij Voer onderwerp in.
B Selecteer het onderwerp uit de weergegeven lijst.
3
Het geselecteerde onderwerp verschijnt in de kolom voor handmatige invoer.
Opmerking ❒ Achter het geselecteerde onderwerp kunt u extra tekens invoeren. Als u geen extra tekens hoeft in te voeren, gaat u naar stap E.
C Druk op [Handm. invoer].
Er zijn twee manieren om een onderwerp in te voeren: door een geprogrammeerd onderwerp te selecteren, of door rechtstreeks tekens in te voeren. Als u tekens invoert, gaat u naar stap C.
61
Internetfaxfuncties gebruiken
D Druk na het invoeren van het onderwerp op [OK].
Het invoeren van te tekst A Druk op [Wijzigen] voor Inv. tekst.
Ingevoerde tekens verschijnen in de kolom voor handmatige invoer.
Het instellen van ontvangstmelding Opmerking ❒ Nadat u een onderwerp heeft ingevoerd, kunt u een geprogrammeerd onderwerp toevoegen. Selecteer het onderwerp uit de weergegeven onderwerpen.
A Selecteer [Aan] of [Uit] voor Ontv. Bevestiging.
E Druk op [OK].
Verwijzing Pag.67 “Ontvangst bevestigen”
62
Het versturen van internetfaxdocumenten
Het instellen van bcc-verzending A Selecteer [Ja] of [Nee] voor BCC verz.
E Druk op [OK].
F Druk op [OK].
H Selecteer de gewenste scaninstellingen.
3
Opmerking ❒ Als u Internetfaxverzending gebruikt, worden documenten verzonden met de resolutie “Detail” zelfs als u “Super fijn” heeft opgegeven. Om documenten te verzenden met “Super fijn” geeft u deze resolutie op wanneer u de bestemming opslaat in het adresboek. Zie Pag.57 “T.37 Volledige modus”. Verwijzing Pag.30 “Resolutie”
G Plaats het origineel. Opmerking ❒ Plaats het origineel op dezelfde manier als een standaardfax. Zie Pag.11 “Originelen plaatsen”.
❒ Gebruik een willekeurige methode om het origineel te plaatsen en druk op de toets {Start}.
Als er slechts één bestemming is, gaat u verder met stap L.
Verwijzing Pag.11 “Originelen plaatsen”
63
Internetfaxfuncties gebruiken
Verwijzing Pag.37 “Een e-mailadres invoeren”
Pag.41 “Enkelvoudige of groepsbestemmingen opgeven met de bestemmingslijst” Pag.48 “Zoeken op LDAP-server” Faxhandleiding
3
J Druk voor het verzenden van het-
zelfde document naar meerdere bestemmingen op [Toev.].
K Geef de volgende bestemming op.
Opmerking ❒ Door op te drukken wordt de bestemmingslijst tussen faxnummer, e-mailadres en IP-faxnummer geschakeld.
❒ Wanneer u nog een bestand wilt toevoegen, herhaalt u stappen J en K.
L Druk op de toets {Start}. Opmerking ❒ Het is niet nodig op [Toev.] te drukken als u met gebruikmaking van de bestemmingenlijst bestemmingen toevoegt. ❒ Om zeker te zijn dat een bestemming is toegevoegd, kunt u in de Gebruikersinstellingen het apparaat zo instellen dat telkens op [Toev.] moet worden gedrukt na het toevoegen van een bestemming. Zie de Faxhandleiding (schakelaar 17, bit 2).
64
Hierdoor wordt begonnen het document in het geheugen te lezen. Het verzenden van e-mails begint nadat het inlezen is voltooid. Als het scannen is voltooid, gaat het indicatielampje Communicatie branden en begint het verzenden. Opmerking ❒ Bij een document met een groot volume kan het enige tijd duren voordat het verzenden begint. Dit komt doordat de machine tijd nodig heeft om de data voor in het geheugen om te vormen.
❒ Zie voor het annuleren van de verzending van een internetfax Pag.68 “De verzending van een Internetfax annuleren”.
Het versturen van internetfaxdocumenten
-Over het onderwerp van e-mails
-E-mailtekst
Als u een e-mail verzendt zonder een onderwerp op te geven, wordt het onderwerp automatisch ingevoerd. Het onderwerp dat wordt ingevoerd is afhankelijk van de instellingen van Stempel afzendernaam. Zie de Faxhandleiding .
Als een internetfax-e-mail naar de computer is gestuurd, dan wordt de volgende informatie altijd in de emailtekst geplaatst. Voor het controleren van de hostnaam en het emailadres, zie “Het apparaat instellen in een netwerk”, Netwerkhandleiding. Deze e-mail werd gezonden vanaf “Hostnaam” (productnaam) Vragen naar: “e-mailadres van de beheerder”
❖ Wanneer Stempel afzendernaam is ingesteld op [Aan]: Van Stempel afzendernaam (Faxbericht nr. xxxx)
3
❖ Wanneer Stempel afzendernaam is ingesteld op [Uit]: • Als Eigen faxnummer en Eigen naam zijn geprogrammeerd: Van “Eigen faxnummer”(“Eigen naam”)(Faxbericht nr. xxxx) • Als alleen Eigen faxnummer is geprogrammeerd: Van “Eigen faxnummer”(Faxbericht nr. xxxx) • Als alleen Eigen naam is geprogrammeerd: Van “Eigen naam”(Faxbericht nr. xxxx) • Als Eigen faxnummer noch Eigen naam zijn geprogrammeerd: Faxbericht nr. xxxx Opmerking ❒ “xxxx” is het documentnummer dat in het journaal verschijnt. Verwijzing Faxhandleiding
65
Internetfaxfuncties gebruiken
De SMTP-server omzeilen U kunt internetfaxdocumenten rechtstreeks naar hun bestemmingen verzenden zonder tussenkomst van de SMTP-server. Internetfaxen worden normaal verzonden via de SMTP-server. Met deze functie wordt het domeingedeelte van het e-mailadres van de bestemming echter gelezen als het adres van de SMTPserver en omzeilt de verzending de SMTP-server. Aangezien de server hierdoor minder wordt belast, kunt u faxen verzenden zonder rekening te houden met de overdrachttijd van de server naar de bestemming.
3
Voorbereiding Stel het poortnummer voor de SMTPserver vooraf in op 25. Zie “Bestandsoverdracht”, Netwerkhandleiding.
❒
❒
❒
❒
❒
66
Beperking Voor het gebruik van deze functie moet het faxapparaat van de ontvanger: • compatibel zijn met Internetfax • aangesloten zijn op hetzelfde LAN als dit apparaat • het ontvangstprotocol SMTP gebruiken De SMTP-verificatie op het faxapparaat van de ontvanger wordt uitgeschakeld wanneer een Internetfax wordt verzonden met deze functie. Als de andere partij een Internetfax verzendt met deze functie en de ontvangst is mislukt, wordt geen e-mailfoutmelding verstuurd naar de afzender. Wanneer een Internetfax wordt verzonden met deze functie en de verzending is mislukt, wordt geen e-mailfoutmelding verstuurd vanaf de server. Wanneer u deze functie gebruikt, kunt u geen internetfaxdocumenten verzenden naar het e-mailadres van de beheerder dat is geprogrammeerd in dit apparaat.
Opmerking ❒ Wanneer u bestemmingen rechtstreeks invoert met het toetsenbord, kunt u voor elke bestemming opgeven of u al dan niet de SMTPserver wenst te gebruiken.
❒ Wanneer u bestemmingen selecteert in de bestemmingslijst, wordt de instelling van de SMTP-server die is opgegeven in het Adresboek ingeschakeld. ❒ Wanneer u internetfaxdocumenten verzendt vanaf een computer, geeft u in het LAN-faxstuurprogramma op of de SMTP-server al dan niet moet worden omzeild. Wanneer u documenten verzendt met het selectievakje [Gebruik apparaatadres] ingeschakeld, wordt de instelling van de SMTP-server die is opgegeven in dit apparaat ingeschakeld. Zie de Faxhandleiding .
A Druk op [SMTP].
B Druk op [Nee].
C Druk op [Afsluiten].
Het versturen van internetfaxdocumenten
Ontvangst bevestigen Als de ontvangstmelding is ingesteld onder “E-mail opties”, stuurt de ontvanger een ontvangstbericht terug. Wanneer de ontvangstmelding is ontvangen, verschijnt “OK” in de Resultaat-kolom van het journaal. Aan de hand hiervan kan de afzender controleren of de verzending werd ontvangen. Beperking ❒ De voorziening van de ontvangstmelding is alleen beschikbaar als de ontvanger MDN (Message Disposition Notification) ondersteunt. Opmerking ❒ Als de fax niet normaal is ontvangen, verschijnt “Error” in de Resultaat-kolom.
❒ De resultaten van ontvangstmeldingen worden alleen in het journaal getoond. De resultaatkolom in alle andere bestanden, lijsten en verzendrapporten laten “- -” zien. ❒ De ontvangstberichten zelf worden niet in het journaal vastgelegd. ❒ U kunt selecteren of u al dan niet het ontvangstbericht wilt laten afdrukken. Dit kan worden ingesteld met de gebruikersparameters. Zie de Faxhandleiding (schakelaar 21, bit 0). ❒ U kunt geen e-mails met ontvangstmelding versturen naar meerdere bestemmingen. De documenten worden verzonden naar de bestemmingen in de volgorde waarin ze werden opgegeven.
3
❒ Van de laatste 200 documenten is informatie vastgelegd, alleen de laatste 50 communicaties verschijnen echter in het journaal. Als u voor één van de laatste 50 communicaties geen ontvangstbericht van het apparaat van de ontvanger ontvangt, zou het kunnen zijn dat u niet in staat bent de ontvangst te bevestigen via de Resultaat-kolom van het journaal. ❒ Als u mailinglistadressen opgeeft, stel dan niet in voor ontvangstmelding. Anders zou u meerdere ontvangstberichten van ontvangers van e-mails ontvangen, en de Resultaat-kolom zou dan elke keer dat een nieuw ontvangstbericht wordt ontvangen, worden overschreven. Als u echter een ontvangstbericht ontvangt met een foutmelding, dan verschijnt “Error” in de Resultaatkolom en deze zal niet worden overschreven, ook niet als u vervolgens een goed ontvangstbericht ontvangt (“OK”).
67
Internetfaxfuncties gebruiken
De verzending van een Internetfax annuleren Wanneer een fax-, Internetfax- en IPfaxbestemming gelijktijdig worden opgegeven, en wanneer alleen een fax- of IP-faxbestemming wordt opgegeven, kunt u de verzending annuleren via dezelfde methode.
3
Opmerking ❒ U kunt de verzending niet meer annuleren nadat het origineel is gescand.
Terwijl het origineel wordt gescand Gebruik deze procedure om een verzending te annuleren nadat u op de toets {Start} hebt gedrukt.
A Druk op de toets {Wis/Stop}.
Voordat het origineel is gescand Gebruik deze procedure om een verzending te annuleren voordat u op de toets {Start} hebt gedrukt.
A Druk op de toets {Instellingen verwijderen}.
ZLBS050E
Opmerking ❒ Als er originelen in de ADF zijn geplaatst, kunt u de verzending annuleren door de documenten weg te halen.
68
Het apparaat stopt met scannen. Opmerking ❒ U kunt het scannen ook annuleren door op [Scannen stoppen.] te drukken.
❒ Het scannen wordt mogelijk voltooid terwijl u bezig bent te annuleren.
De verzending van een Internetfax annuleren
Nadat het origineel is gescand
C Druk op [Doorzenden stopzetten].
Opmerking ❒ Afhankelijk van het papierformaat en het moment waarop u de verzending annuleert, kunt u de verzending van een Internetfax mogelijk niet meer annuleren.
A Druk op [TX-bestand wijz./stoppen].
3
Opmerking ❒ Om de verzending van andere bestanden te annuleren, herhaalt u stappen B en C.
❒ Druk op [Opslaan] om het stoppen met zenden te annuleren.
D Druk op [Afsluiten]. De lijst met opgeslagen bestanden die worden verzonden of nog moeten worden verzonden, wordt weergegeven.
B Selecteer het bestand dat u wilt annuleren.
Het stand-by-display wordt weergegeven.
Opmerking ❒ Als het gewenste bestand niet wordt weergegeven, drukt u op [UVorige] of [TVolg.] om het bestand te zoeken. ❒ In deze gevallen wordt mogelijk geen bestemming gekozen omdat de bestemming wordt weergegeven als “*” afhankelijk van de beveiligingsinstellingen.
69
Internetfaxfuncties gebruiken
Internetfaxdocumenten ontvangen U kunt via internetfax e-maildocumenten ontvangen. Er zijn twee manieren om e-mails te ontvangen: automatische e-mailontvangst en handmatige e-mailontvangst. Beperking ❒ E-mails met bijlagen van een ander formaat dan TIFF-F, kunnen niet worden ontvangen. Zenders ontvangen een foutmelding als hun e-mail bijlagen bevatte. U kunt met de gebruikersparameters selecteren of u al dan niet dit bericht wilt zenden. Zie de Faxhandleiding (schakelaar 21, bit 7). Echter, TIFF-Fdocumenten die via de opslagfunctie van DeskTopBinder Professional Lite zijn aangemaakt, kunnen wel worden ontvangen. ❒ Als “Beveiligde wachtwoordver-
3
ificatie vereist (SPA) voor alle clientaansluitingen ” is
geselecteerd bij Windows Server 2003 is ontvangst niet mogelijk. Opmerking ❒ Als het ontvangstprotocol is ingesteld op POP3 of IMAP4, dan kunt u de machine zo instellen, dat binnenkomende e-mail wordt bewaard of van de server worden gewist in “Systeeminstellingen”. Zie “Bestandsoverdracht”, Netwerkhandleiding.
❒ In Gebruikersinstellingen kunt u het apparaat zo instellen dat het een ontvangstbewijs verstuurt in antwoord op het verzoek om een ontvangstbevestiging, dat als bijlage aan het e-mailbericht wordt aangehecht. Zie de Faxhandleiding (schakelaar 21, bit 1).
70
Automatische e-mailontvangst Als deze functie is ingeschakeld, zal de machine periodiek de e-mailserver voor binnenkomende e-mails controleren en deze indien nodig downloaden. Automatische e-mailontvangst dient in “Systeeminstellingen” te worden ingesteld. Als u automatische ontvangst instelt, kunt u de ontvangsttijd instellen in minuten. Zie “Bestandsoverdracht”, Netwerkhandleiding. Opmerking ❒ Als het geheugen vol raakt, zullen de e-mails niet meer op de gespecificeerde intervallen worden ontvangen. De ontvangst komt weer op gang, zodra voldoende geheugenruimte wordt vrijgemaakt.
Internetfaxdocumenten ontvangen
Handmatige e-mailontvangst Op de volgende wijze kunt u te allen tijde e-mails ontvangen. Voorbereiding Programmeer de functie Handmatige e-mailontvangst van te voren in een snelbedieningstoets. Zie de Faxhandleiding .
3
A Druk op [Handmatige E-mail RX].
Het apparaat maakt verbinding met de server om te controleren op e-mail en haalt nieuwe e-mailberichten op.
B Controleer het bericht en druk op [Afsluiten].
Het stand-by-display wordt weergegeven.
71
Internetfaxfuncties gebruiken
Ontvangen berichten Hier is een voorbeeld van een internetfaxdocument dat vanaf deze machine is gestuurd en ontvangen in een computer met het e-mailprogramma Outlook Express. Het ontvangen beeld varieert, afhankelijk van het e-mailprogramma.
3
AJC004S
1. Gezonden e-mail zonder een onderwerp op te geven in “E-mail opties”. 2. Gezonden e-mail met een onderwerp dat is opgegeven in “E-mail opties”. 3. Van De naam (e-mailadres) van de afzender
Opmerking ❒ Het displayformaat van de afzendernaam verschilt in overeenstemming met de instelling van de Stempel afzendernaam en andere functies.
4. Datum
72
6. Onderwerp Toont het onderwerp dat werd opgegeven in E-mail opties” ten tijde van de verzending. Indien er geen onderwerp is opgegeven, wordt er automatisch één toegekend in het formaat zoals in 1 bovenstaand wordt getoond.
Opmerking ❒ Het formaat varieert in overeenstemming met de Stempel afzendernaam en andere instellingen. Zie Pag.65 “Over het onderwerp van e-mails”.
7. Het bericht wordt bij alle e-mails
De datum en de tijd dat de e-mail werd gezonden
ingevoegd. “xxxx” is de naam van het apparaat.
5. Aan
8. Bijlage
Het e-mailadres van de ontvanger
Elk document dat de afzender bijsluit wordt getoond als een bijgesloten document.
Internetfaxfuncties (door het opgeven van een IP-adres)
Internetfaxfuncties (door het opgeven van een IP-adres) Hiervoor zijn de optionele harde schijf en de printer/scanner-eenheid vereist. Met de IP-faxfunctie kunnen documenten worden verzonden of ontvangen tussen twee faxapparaten, rechtstreeks via een TCP/IP-netwerk. Deze functie biedt de volgende voordelen en is geschikt voor communicatie binnen hetzelfde LAN: • Lagere communicatiekosten • Communicatie tussen IP-faxen verloopt sneller dan bij gewone fax De IP-faxfunctie maakt gebruik van SIP en H.323 als netwerkprotocol. Geef voor de verzending een IP-adres of hostnaam op in plaats van een faxnummer. Als u een gatekeeper gebruikt, geeft u het alias telefoonnummer hiervan op. Geef de adressen op van de gatekeeper of de SIP-server (proxyserver, register server, redirect server) bij IP-faxinstellingen in het menu Faxinstellingen. Zie de Faxhandleiding . Als u een SIP-server gebruikt, kunt u een fax verzenden door de SIP-gebruikersnaam op te geven. U kunt ook een fax doorsturen naar een G3-fax die is aangesloten op het telefoonnet (PSTN) via een gateway (T.38). Zie Pag.21 “Een geheugenverzending annuleren” voor het annuleren van de IPfaxverzending. U kunt IP-faxen op dezelfde wijze ontvangen als standaardfaxen. Zie Pag.52 “Ontvangst”.
3
73
Internetfaxfuncties gebruiken
Uw apparaat
Verzenden door het faxnummer van de ontvanger op te geven (03-1234-5678)
3
Verzenden door het aliasnummer (0311119999) of de SIP-gebruikersnaam (ABC) van de ontvanger op te geven.
Verzenden door het IP-adres (192.169.1.10) of de hostnaam (IPFAX1) van de ontvanger op te geven
Telefoonnet
IP-adres: Hostnaam:
Alias-telefoonnummer geregistreerd op gatekeeper/SIP-server
G3-fax 03-1234-5678 * Er wordt een gatekeeper/SIP-server gebruikt. * Gateway is geregistreerd
Opmerking ❒ Om de IP-faxfuncties te kunnen gebruiken, moet dit apparaat zijn aangesloten op een LAN en moeten de juiste instellingen zijn opgegeven bij IP-faxinstellingen. Zie de Faxhandleiding .
❒ IP-fax die door dit apparaat wordt ondersteund is compatibel met ITU-T Rec. T.38.
74
Internetfaxfuncties (door het opgeven van een IP-adres)
-Terminologie ❖ H.323 Een multimedia communicatieprotocol dat bestanden verzendt of ontvangt via rechtstreekse communicatie over een LAN of het Internet. ❖ SIP Een communicatieprotocol voor Internettelefonie dat gebruik maakt van VoIP (waarbij spraakinformatie wordt omgezet in IP-pakketten) en waarmee functies mogelijk zijn als het tot stand brengen, wijzigen en beëindigen van sessies tussen een of meer deelnemers.
3
❖ Gatekeeper (VoIP gatekeeper) Een gatekeeper beheert apparaten die zijn aangesloten op een IP-netwerk, converteert alias telefoonnummers naar IP-adressen en voert verificatiefuncties uit. Daarnaast houdt de gatekeeper toezicht op band- (toekenning van transmissiesnelheid) en toegangscontrole. ❖ Gateway (VoIP gateway) Een gateway die een telefoonnet en een IP-netwerk verbindt en functies heeft zoals protocolconversie voor het aansluiten van verschillende netwerken, en communicatie-apparatuur (telefoons, faxen, enz.) aansluit op LAN en andere netwerken. ❖ SIP server Een SIP server bemiddelt bij de verbindingsverzoeken tussen apparaten die zijn aangesloten op een IP-netwerk en bestaat hoofdzakelijk uit servers die de volgende drie functies hebben: • Proxyserver: ontvangt SIP-verzoeken en stuurt ze door in naam van de aanvrager. • Registratieserver: ontvangt informatie over het adres van een apparaat in een IP-netwerk en registreert deze in de database. • Redirect server: vraagt naar het bestemmingsadres.
Opmerkingen over het gebruik van IP-fax • U kunt niet verzenden naar een netwerk dat is beveiligd met een firewall. • U kunt geen telefoons gebruiken op een LAN.
Niet beschikbare functies voor IP-faxverzending U kunt de volgende functies gebruiken voor standaard faxverzending, maar niet voor IP-faxverzending: • Batchverzending • Handmatige nummerkeuze
75
Internetfaxfuncties gebruiken
Verzenden met IP-fax IP-faxfuncties maken gebruik van TCP/IP (LAN of Internet) en van dezelfde procedures als de standaard faxfunctie. De functies die beschikbaar zijn voor zowel standaard faxverzending als IP-faxverzending kunnen over het algemeen op dezelfde wijze worden gebruikt. Door het apparaat aan te sluiten op een gateway (T.38) kunt u faxen verzenden naar een standaard G3-fax die is aangesloten op het telefoonnet (PSTN) via TCP/IP.
3
A Druk op
om de bestemming naar IP-faxnummer te schakelen.
B Geef de IP-faxbestemming van de ontvanger op.
Voorbereiding Voer vooraf de netwerkinstellingen door in het menu Systeeminstellingen. Zie Netwerkhandleiding. Opmerking ❒ Om via het Internet faxen te verzenden moet het apparaat van de ontvanger ook op het Internet zijn aangesloten. U kunt niet verzenden naar een netwerk dat is beveiligd met een firewall.
❒ Neem contact op met uw dealer of service provider voor een lijst met gateways (T.38), gatekeepers of SIP-servers die geschikt zijn voor gebruik met dit apparaat. ❒ Als u de functie voor een verzendverzoek gebruikt, kunt u de IPfaxbestemming opgeven bij het verzendstation. Zie de Faxhandleiding . ❒ Zie Pag.27 “Verzending bevestigen” voor meer informatie over het controleren van het verzendresultaat.
76
Als u geen bestemming wilt toevoegen, gaat u naar stap E. Verwijzing Pag.38 “Een IP-faxbestemming invoeren”
Pag.41 “Enkelvoudige of groepsbestemmingen opgeven met de bestemmingslijst” Faxhandleiding Opmerking ❒ Wanneer zowel H.323 inschakelen als SIP inschakelen zijn ingesteld bij IP-faxinstellingen in het menu Faxfuncties, wordt [Protocol] weergegeven. Druk op [Protocol] om het protocol te selecteren dat u wilt gebruiken.
Verzenden met IP-fax
C Om een bestemming toe te voegen, drukt u op [Toev.].
E Druk op de toets {Start}. Het apparaat begint het origineel te scannen en slaat het op in het geheugen. Als het scannen is voltooid, gaat het indicatielampje Communicatie branden en begint het verzenden.
3
Opmerking ❒ Als u een bestemmingslijst gebruikt, worden automatisch meerdere bestemmingen toegevoegd en moet u op [Toev.] drukken.
❒ Om zeker te zijn dat een bestemming is toegevoegd, kunt u in de Gebruikersinstellingen het apparaat zo instellen dat telkens op [Toev.] moet worden gedrukt na het toevoegen van een bestemming. Zie de Faxhandleiding (schakelaar 17, bit 2).
D Geef de volgende bestemming op.
Opmerking ❒ Door op te drukken wordt de bestemmingslijst tussen faxnummer, e-mailadres en IP-faxnummer geschakeld.
❒ Wanneer u nog een bestand wilt toevoegen, herhaalt u stappen C en D.
77
Internetfaxfuncties gebruiken
3
78
4. Programmeren Begininstellingen en aanpassingen Terwijl u een faxdocument verzendt of ontvangt, kunt u informatie naar het andere apparaat verzenden. Deze informatie wordt op het display van het andere apparaat getoond en afgedrukt als een rapport. De volgende informatie kan worden verzonden. Belangrijk ❒ U kunt de geregistreerde instellingen bevestigen in de lijst met gebruikersparameters. We raden aan de lijst met gebruikersparameters af te drukken en te bewaren wanneer u instellingen programmeert of wijzigt. Zie de Faxhandleiding .
❖ Faxkoptekst De Faxkoptekst wordt in ieder faxbericht dat u verzendt in de kopregel afgedrukt. De faxkoptekst moet uw naam bevatten. U kunt faxkop 1 of faxkop 2 programmeren. Als u originelen verzendt met behulp van de bestemmingslijst, kunt u selecteren welke Faxkoptekst wordt afgedrukt op het document dat wordt ontvangen door de andere partij. Opmerking ❒ U kunt maximaal 32 tekens in de faxkoptekst opslaan.
❒ U kunt tekens, symbolen, cijfers en spaties opgeven. ❒ U kunt instellen of er al dan niet een Faxkoptekst moet worden afgedrukt met [Faxkoptekst] onder Opties . Zie de Faxhandleiding .
❒ In programma nr. 1 kunt u vastleggen of de Faxkoptekst al dan niet altijd wordt afgedrukt. U kunt de instelling dan alleen wanneer nodig omschakelen met de functie Faxkoptekst afdrukken. Zie de Faxhandleiding .
❖ Eigen naam De Eigen naam wordt naar het andere apparaat verzonden wanneer u een fax verzendt of ontvangt via een G3-lijn. Deze naam moet uw naam bevatten. De Eigen naam wordt op het display van het andere apparaat weergegeven en afgedrukt in een rapport. Beperking ❒ De functie Eigen naam werkt alleen als het andere faxapparaat van hetzelfde merk is en ook over de functie Eigen naam beschikt. Opmerking ❒ U kunt tekens, symbolen, cijfers en spaties opgeven.
❒ U kunt maximaal 20 tekens als Eigen naam opslaan.
❖ Eigen faxnummer (faxnummer van afzender) Als u een fax via een G3-lijn verzendt, wordt het Eigen faxnummer van de verzender naar het andere apparaat verzonden. Het ontvangen faxnummer wordt op het display van het andere apparaat getoond en afgedrukt als een rapport. Deze functie is beschikbaar ongeacht het merk van het faxapparaat van de ontvanger. 79
Programmeren
Opmerking ❒ U kunt cijfers en symbolen (spaties of +-teken) opgeven. ❒ U kunt maximaal 20 tekens als Eigen faxnummer opslaan.
Een Faxkoptekst programmeren A Druk op [Naam 1] of [Naam 2].
Programmeren
A Druk
op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}. B Voer een faxkoptekst in en druk op [OK].
4
NL
B Druk op [Faxeigenschappen]. Verwijzing “Tekst invoeren”, Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
C Controleer of het scherm [Alg. instell./aanpas.] wordt weergegeven.
D Druk op [Fax-informatie programmeren].
E Registreer nummer.
80
de naam en het fax-
Begininstellingen en aanpassingen
Een Eigen naam programmeren
Een Eigen faxnummer programmeren
A Druk op [Eigen Naam].
A Druk op [Eigen Faxnr.].
B Druk op [Eigen Naam].
B Selecteer het type lijn om te registreren.
C Voer een eigen naam in en druk vervolgens op [OK].
4
Opmerking ❒ Het display varieert afhankelijk van de optionele eenheden die in het apparaat zijn geïnstalleerd.
C Voer het eigen faxnummer in met behulp van de cijfertoetsen en druk op [OK].
Verwijzing “Tekst invoeren”, Bedieningshandleiding Standaardinstellingen Opmerking ❒ Voor het invoeren van een +teken of een spatie drukt u op [+] of [Spatie].
❒ Als u zich vergist, drukt u op de toets [Wissen] of {Wis/Stop} en voert u het faxnummer opnieuw in.
81
Programmeren
F Druk op [Afsluiten]. G Druk op
E Druk op [Faxkoptekst], [Eigen Naam] of
de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}. Het stand-by-display wordt weergegeven.
[Eigen Faxnr.] om te bewerken.
Bewerken Opmerking ❒ In de volgende procedure wordt, bij wijze van voorbeeld, uitgelegd hoe u de eigen naam bewerkt.
A Druk
F Druk op het item dat u wilt wijzigen.
op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
4
G Druk op [Backspace] of [All.verwijd.] NL
B Druk op [Faxeigenschappen].
C Controleer of het [Alg. instell./aanpas.] scherm wordt weergegeven.
D Druk op [Fax-informatie programmeren].
82
en voer de naam of het nummer opnieuw in.
Opmerking ❒ Wanneer u uw eigen faxnummer opgeeft, drukt u op [Wissen] of op de toets {Wis/Stop} en probeert u het vervolgens opnieuw.
Begininstellingen en aanpassingen
H Druk op [OK].
Verwijderen Opmerking ❒ In de volgende procedure wordt, bij wijze van voorbeeld, uitgelegd hoe u de Eigen naam verwijdert.
A Duk
op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
Opmerking ❒ Wanneer u uw eigen faxnummer opgeeft, drukt u op [OK].
4
I Druk op [Afsluiten]. NL
B Druk op [Faxeigenschappen]. J Druk
op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}. Het stand-by-display wordt weergegeven.
C Controleer of het [Alg. instell./aanpas.] scherm wordt weergegeven.
83
Programmeren
D Druk op [Fax-informatie programmeren].
Opmerking ❒ Wanneer u uw eigen faxnummer opgeeft, drukt u op [Wissen] of op de toets {Wis/Stop} en drukt u vervolgens op [OK].
H Druk op [Afsluiten].
E Druk op [Faxkoptekst], [Eigen Naam] of [Eigen Faxnr.] om te verwijderen.
4 I Druk
op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}. Het stand-by-display wordt weergegeven.
F Druk op het item dat u wilt verwijderen.
G Druk op [Backspace] of [All.verwijd.] en druk vervolgens op [OK].
84
Bestemmingen opslaan in het adresboek
Bestemmingen opslaan in het adresboek U kunt faxnummers, e-mailadressen, IP-faxnummers en mapbestemmingen opslaan met de functie Adresboekbeheer onder Beheerdersinstellingen in het menu Systeeminstellingen. U kunt geprogrammeerde faxnummers, emailadressen, IP-faxnummers en mapbestemmingen in een groep registreren. Opmerking ❒ Als u op de toets {Fax} drukt om het beginscherm van de fax weer te geven nadat u de inhoud van het adresboek heeft gewijzigd, wordt het bericht “Bestemmingslijst/machine-instellingen is/zijn bijgewerkt. ” weergegeven. Druk op [Afsluiten] om het beginscherm van de fax weer te geven.
❒ U kunt registraties uitvoeren in het adresboek via Web Image Monitor of SmartDeviceMonitor for Admin. Raadpleeg “De printer controleren en configureren”, Netwerkhandleiding voor meer informatie over de installatie of raadpleeg de Help voor informatie over het adresboek.
“E-mailbestemming”, Bedieningshandleiding Standaardinstellingen “Namen opslaan in een groep”, Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
85
Programmeren
4
86
5. Probleemoplossing Het geluidsniveau aanpassen U kunt het volume van de volgende geluidssignalen van het apparaat wijzigen.
A Druk
op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
❖ Hoorn op de haak Klinkt wanneer op de toets {Dir. Kiezen} wordt gedrukt. ❖ Bij verzending Klinkt wanneer een faxdocument wordt verzonden. ❖ Bij ontvangst Klinkt wanneer een faxbericht wordt ontvangen.
NL
B Druk op [Faxeigenschappen].
❖ Bij het bellen Klinkt nadat u de toets {Start} hebt ingedrukt totdat er verbinding wordt gemaakt met de bestemming. ❖ Bij afdrukken Klinkt wanneer een ontvangen document wordt afgedrukt. Zie de Faxhandleiding . Opmerking ❒ U kunt het volume voor Direct kiezen aanpassen door op de toets {Dir. Kiezen} te drukken. Zie de Faxhandleiding .
C Controleer of het scherm [Alg. instell./aanpas.] wordt weergegeven.
D Druk op [Geluidsvolume aanpassen].
87
Probleemoplossing
E Druk
op [Lager] of [Harder] voor ieder item en druk vervolgens op [OK].
Opmerking ❒ U kunt het werkelijke volume horen door op [Controleren] te drukken. ❒ Als u op [Annuleren] drukt, wordt de volume-instelling geannuleerd. Het display is hetzelfde als in stap D.
5
F Druk
op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}. Het stand-by-display wordt weergegeven.
88
Wanneer de toets {Fax} rood oplicht
Wanneer de toets {Fax} rood oplicht Als deze toets verlicht is, drukt u erop om naar de faxmodus te gaan. Zie vervolgens de onderstaande tabel en voer de nodige actie uit.
NL ZLBS010E
Probleem
Oplossingen
De uitvoerlade is vol.
Verwijder het papier uit de lade.
Er is een storing met de fax opgetreden.
Er is een probleem met de fax. Neem contact op met de servicevertegenwoordiger en vertel welk codenummer op het display wordt weergegeven. Zie Pag.91 “Foutmeldingen: oorzaken en oplossingen”. U kunt nog wel gewoon kopiëren.
Papier op
Voeg papier toe.
5
“Papier plaatsen”, Bedieningshandleiding Standaardinstellingen Er is een storing in het netwerk opgetreden.
• Controleer de weergegeven boodschap. Zie Pag.91 “Foutmeldingen: oorzaken en oplossingen”. • Controleer of de machine op correcte wijze op het netwerk is aangesloten, en of de machine op correcte wijze is ingesteld. Zie Netwerkhandleiding. • Raadpleeg uw netwerkbeheerder. • Als de toets nog steeds rood verlicht is, ondanks dat u de bovenstaande maatregelen heeft genomen, neemt u dan contact op met uw leverancier.
89
Probleemoplossing
Wanneer de toner opraakt Als de toner in de machine op is, verschijnt het bijbehorende indicatielampje in het display. Let op: als de toner op is, kunt u wel faxdocumenten verzenden. Belangrijk ❒ Als het aantal verbindingen dat heeft plaatsgevonden nadat de toner op was en dat niet is geregistreerd door het automatisch uitgevoerde journaal 200 overschrijdt, is communicatie niet mogelijk. Beperking ❒ Het geheugenopslagrapport, polling-ontvangst reservatierapport en vertrouwelijk-bestandrapport worden niet afgedrukt.
5
A Zorg ervoor dat de machine zich in de faxmodus bevindt.
NL ZLBS011E
Opmerking ❒ Als het stand-by-scherm niet wordt weergegeven, drukt u op de toets {Fax}.
B Druk op [Afsluiten] en verzend een fax. Het foutbericht wordt niet meer weergegeven.
90
Verwijzing Pag.17 “Geheugenverzending”
Pag.24 “Directe verzending”
Foutmeldingen: oorzaken en oplossingen
Foutmeldingen: oorzaken en oplossingen Als er een storing optreedt, verschijnt één van de volgende foutmeldingen op het display. Als er een ander bericht verschijnt, volg dan dat bericht. Melding
Oorzaken en oplossingen
U heeft niet de privileges om deze functie te gebruiken.
Het gebruik van deze functie is beperkt. Raadpleeg de systeembeheerder.
Authentificatie is mislukt.
Gebruikersnaam of wachtwoord onjuist. Controleer of de gebruikersnaam en het wachtwoord juist zijn. Verificatie is niet mogelijk vanaf dit apparaat. Raadpleeg de systeembeheerder.
De geselecteerde bestanden waar u geen toegangsprivileges voor heeft konden niet worden verwijderd. [Exit]
U heeft geprobeerd een document te verwijderen terwijl u daar geen toestemming voor heeft. Alleen uw documentbeheerder kan dit document verwijderen. Raadpleeg uw documentbeheerder wanneer u een document wilt verwijderen terwijl u daar geen toestemming voor heeft.
5
Plaats origineel terug, contro- Origineel vastgelopen tijdens geheugenverzending. Plaats niet-gescande originelen leer en druk op [Start]. opnieuw op de glasplaat of in de ADF.
Er is een fout opgetreden, en verzenden is geannuleerd.
Een origineel is vastgelopen tijdens directe verzending. Druk op [OK] en verzend de pagina’s die nog niet zijn verzonden nogmaals. Er is een storing opgetreden tijdens de directe verzending. Druk op [OK] en verzend het origineel opnieuw.
Opmerking ❒ Er is mogelijk een probleem met het apparaat of de telefoonlijn (bijvoorbeeld ruis of overspraak). Als de fout regelmatig optreedt, neemt u contact op met uw servicevertegenwoordiger.
Kan origineel formaat niet vaststellen. Plaats origineel opnieuw en druk op [Start].
Het apparaat herkent het papierformaat van het origineel niet. Plaats de originelen opnieuw en druk op {Start}.
L Bel service.
Er doet zich een probleem voor met de fax. Neem contact op met de servicevertegenwoordiger en vertel welk codenummer op het display wordt weergegeven. U kunt nog wel gewoon kopiëren.
Functionele problemen in fax. Bel service. Geheugen is vol. Kan niet meer scannen. Alleen gescande pagina's worden verzonden.
Als u op [Afsluiten] drukt, keert het apparaat terug in de stand-by-modus en worden de inmiddels opgeslagen pagina’s verzonden.
91
Probleemoplossing Melding
Oorzaken en oplossingen
Verwijder papier uit de interne lade 1.
De uitvoerlade is vol. Verwijder het papier. Als de andere lade ook vol is, verandert de naam van de lade in het display. Verwijder het papier uit de lade die op het display wordt aangegeven.
Kan niet scannen om een faxbericht te verzenden omdat de scanner in gebruik is door een andere functie.
De kopieer- of Document Server-functie is in gebruik. Wanneer u de huidige opdracht wilt annuleren, voert u de onderstaande stappen uit en probeert u vervolgens opnieuw te faxen. Druk op [Afsluiten] en druk vervolgens op {Kopiëren} of {Document Server}. Druk vervolgens op de toets {Wis/Stop}. Wanneer het bericht “De [Stoppen]
toets is ingedrukt. Wilt u stoppen met kopiëren?” of “[Stoppen] toets is ingedrukt. Opslaan annuleren? ” wordt weergegeven, drukt u op [Stop].
5
Bestemmingslijst wordt bijgewerkt... Een ogenblik geduld a.u.b. Geselect. bestem. en/of naam afzender zijn gewist.
De bestemmingslijst wordt bijgewerkt via het netwerk met SmartDeviceMonitor for Admin. Afhankelijk van het aantal bestemmingen dat moet worden bijgewerkt, kan het enige tijd duren voordat u het apparaat opnieuw kunt bedienen. Bediening is niet mogelijk terwijl dit bericht wordt weergegeven. Wacht totdat het bericht niet meer wordt weergegeven. Schakel de stroom niet uit terwijl dit bericht wordt weergegeven. Wacht totdat het bericht niet meer wordt weergegeven. Schakel de stroom niet uit terwijl dit bericht wordt weergegeven.
Controleer of er netwerkproble- Het alias telefoonnummer dat u heeft ingevoerd is reeds geregistreerd in de gatemen zijn. [13-10]
keeper door een ander apparaat.
• Controleer of het alias telefoonnummer juist is geprogrammeerd in IP-faxinstellingen onder Faxinstellingen. U kunt ook de Web Image Monitor gebruiken voor controle. Zie de Help-functie van de Web Image Monitor.
Controleer of er netwerkproble- Kan geen toegang krijgen tot gatekeeper. • Controleer of het adres van de gatekeeper men zijn. [13-11]
juist is geprogrammeerd in IP-faxinstellingen onder Faxinstellingen. U kunt ook de Web Image Monitor gebruiken voor controle. Zie de Help-functie van de Web Image Monitor.
Controleer of er netwerkproble- De registratie van de gebruikersnaam is geweigerd door de SIP server. men zijn. [13-17]
• Controleer of het adres van de SIP-server en de gebruikersnaam juist zijn geprogrammeerd in IP-faxinstellingen onder Faxinstellingen. U kunt ook de Web Image Monitor gebruiken voor controle. Zie de Help-functie van de Web Image Monitor.
Controleer of er netwerkproble- Kan geen toegang krijgen tot SIP-server. • Controleer of het adres van de SIP-server juist men zijn. [13-18]
is geprogrammeerd in IP-faxinstellingen onder Faxinstellingen. U kunt ook de Web Image Monitor gebruiken voor controle. Zie de Help-functie van de Web Image Monitor.
Controleer of er netwerkproble- Kan DNS-server, SMTP-server of map voor verzending niet vinden. men zijn. [14-01]
• Controleer via de Web Image Monitor of het IP-adres van de DNS-server juist is geprogrammeerd. Zie de Help-functie van de Web Image Monitor. • Controleer via de Web Image Monitor of de DNS-server juist is geprogrammeerd. Zie de Help-functie van de Web Image Monitor. • Controleer via de Web Image Monitor of de hostnaam of het IP-adres van de SMTPserver juist zijn geprogrammeerd. Zie de Help-functie van de Web Image Monitor. • Controleer via de Web Image Monitor of de SMTP-server juist is geprogrammeerd. Zie de Help-functie van de Web Image Monitor. • Controleer of de map voor verzending juist is opgegeven.
5
• Controleer of de computer waarop de map voor verzending is opgegeven goed werkt. • Controleer of de LAN-kabel correct op de machine is aangesloten. Zie “Aansluiting en instelling”, Netwerkhandleiding. • Raadpleeg uw netwerkbeheerder.
94
Foutmeldingen: oorzaken en oplossingen Melding
Oorzaken en oplossingen
Controleer of er netwerkproble- E-mailverzending is geweigerd door SMTP verificatie, POP voor SMTP verificatie of logmen zijn. [14-09]
in verificatie op de computer waarop de map voor verzending is opgegeven. • Controleer of de gebruikersnaam en het wachtwoord voor de SMTP-controle of POP voor SMTP-controle, vanaf Bestandsoverdracht onder de systeeminstellingen correct zijn geprogrammeerd. U kunt ook de Web Image Monitor gebruiken voor controle. Zie de Help-functie van de Web Image Monitor.
Verwijzing “Bestandsoverdracht”, Netwerkhandleiding • Controleer vanaf Bestandsoverdracht onder Systeeminstellingen, of de gebruikersnaam en het wachtwoord van de Fax e-mailaccount correct zijn geprogrammeerd. U kunt ook de Web Image Monitor gebruiken voor controle. Zie de Help-functie van de Web Image Monitor.
5
Verwijzing “Bestandsoverdracht”, Netwerkhandleiding • Controleer of het gebruikers-ID en het wachtwoord om in te loggen juist zijn geprogrammeerd op de computer waarop de map voor verzending is weergegeven. • Controleer of de map voor verzending juist is opgegeven. • Controleer of de computer waarop de map voor verzending is opgegeven goed werkt. • Raadpleeg uw netwerkbeheerder.
Controleer of er netwerkproble- Er is van de machine geen e-mailadres geprogrammeerd. • Controleer of het e-mailadres van de machine men zijn. [14-33]
vanaf Bestandsoverdracht onder Systeeminstellingen correct is geprogrammeerd. U kunt ook de Web Image Monitor gebruiken voor controle. Zie de Help-functie van de Web Image Monitor.
Controleer of er netwerkproble- Er is geen POP3/IMAP4-serveradres geprogrammeerd. men zijn. [15-01]
• Controleer met behulp van de Web Image Monitor of de hostnaam of het IP-adres van de POP3/IMAP4-server juist zijn geprogrammeerd. Zie de Help-functie van de Web Image Monitor. • Raadpleeg uw netwerkbeheerder.
95
Probleemoplossing Melding
Oorzaken en oplossingen
Controleer of er netwerkproble- Kan niet in de POP3/IMAP4-server inloggen. • Controleer vanaf Bestandsoverdracht men zijn. [15-02]
onder Systeeminstellingen, of de gebruikersnaam en het wachtwoord van het emailaccount correct zijn geprogrammeerd. U kunt ook de Web Image Monitor gebruiken voor controle. Zie de Help-functie van de Web Image Monitor.
Controleer of er netwerkproble- Er is van de machine geen e-mailadres geprogrammeerd. men zijn. [15-03]
5
• Controleer of het e-mailadres van de machine vanaf Bestandsoverdracht onder Systeeminstellingen correct is geprogrammeerd. U kunt ook de Web Image Monitor gebruiken voor controle. Zie de Help-functie van de Web Image Monitor.
Controleer of er netwerkproble- Kan de DNS-server of POP3/IMAP4-server niet vinden. men zijn. [15-11]
• Controleer via de Web Image Monitor of het IP-adres van de DNS-server juist is geprogrammeerd. Zie de Help-functie van de Web Image Monitor. • Controleer via de Web Image Monitor of de DNS-server juist is geprogrammeerd. Zie de Help-functie van de Web Image Monitor. • Controleer met behulp van de Web Image Monitor of de hostnaam of het IP-adres van de POP3/IMAP4-server juist zijn geprogrammeerd. Zie de Help-functie van de Web Image Monitor. • Controleer via Web Image Monitor of de POP3/IMAP4-server juist is geprogrammeerd. Zie de Help-functie van de Web Image Monitor. • Controleer of de LAN-kabel correct op de machine is aangesloten. • Raadpleeg uw netwerkbeheerder.
96
Foutmeldingen: oorzaken en oplossingen Melding
Oorzaken en oplossingen
Controleer of er netwerkproble- Kan niet in de POP3/IMAP4-server inloggen. • Controleer vanaf Bestandsoverdracht onder men zijn. [15-12]
Systeeminstellingen, of de gebruikersnaam en het wachtwoord van de Fax e-mailaccount correct zijn geprogrammeerd. U kunt ook Web Image Monitor gebruiken voor controle. Zie de Help-functie van de Web Image Monitor.
Verwijzing “Bestandsoverdracht”, Netwerkhandleiding • Controleer vanaf Bestandsoverdracht onder de systeeminstellingen, of de gebruikersnaam en het wachtwoord voor de POP voor SMTP-controle correct zijn geprogrammeerd. U kunt ook Web Image Monitor gebruiken voor controle. Zie de Help-functie van de Web Image Monitor.
-Melding dat het papier op is Als de papierlade leeg is, verschijnt het bericht “Geen papier. Plaats papier. Druk vervolgens op [Afsluiten].” op het scherm, om aan u te vragen papier bij te vullen. Opmerking ❒ Als er zich nog papier in de andere lades bevindt, kunt u nog steeds documenten ontvangen, zelfs als het bericht op het display wordt weergegeven. ❒ Met de gebruikersparameters kunt u deze functie aan of uit zetten. Zie de Faxhandleiding (schakelaar 05, bit 7).
-Boodschap netwerkstoring Als het bericht “Controleer of er netwerkproblemen zijn.” verschijnt, is het apparaat niet op correcte wijze op het netwerk aangesloten of zijn de apparaatinstellingen niet goed. Als het apparaat niet moet worden aangesloten op het netwerk, selecteert u in Gebruikersinstellingen dat het bericht niet wordt weergegeven. De toets {Fax} licht dan niet langer op. Zie de Faxhandleiding (schakelaar 21, bit 6). Opmerking ❒ Als u het apparaat opnieuw aansluit op het netwerk, zorg er dan voor dat u “Display” instelt bij de gebruikersinstellingen.
97
Probleemoplossing
Problemen oplossen In deze tabel staan problemen die vaker voorkomen en de mogelijke oplossingen. Probleem
Oorzaken en oplossingen
Verwijzing
Achtergrond van ontvangen beelden Scanbelichting aanpassen. lijkt vuil. Er verschijnen beelden van de achterkant van de pagina.
Pag.32 “Belichting (contrast)”
Afgedrukte of verzonden bee- De ADF of de glasplaat is velden vertonen vlekken. rontreinigd. Maak deze schoon.
“Onderhoud van uw apparaat”, Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Controleer of de inkt of correctievloeistof is opgedroogd voordat u een origineel plaatst. Het faxbericht dat u ontvangt, is te licht.
Vraag de verzender de belich- --ting donkerder in te stellen. Als u vochtig, ruw papier of kring- “Kopieerpapier”, Bedieninglooppapier gebruikt, is het mogel- shandleiding Standaardinstelijk dat delen van het beeld slecht lingen worden afgedrukt. Gebruik alleen geschikte papiersoorten.
5
Wanneer D knippert, is de toner bijna op. Vervang zo snel mogelijk de tonercartridge.
Als dit zich voordoet wanneer het Faxhandleiding standen brandt, kan het afdrukken onderbroken zijn vanwege een lage papier- of tonervoorraad. Opslaan is geselecteerd bij Faxhandleiding Druk de faxdocumenten af met een webbrowser of de functie Opgeslagen RX-bestand afdrukken.
Het door u verzonden faxdocument wordt blanco afgedrukt.
De beeldzijde van het origineel lag verkeerd. Plaats het origineel op de juiste wijze.
Pag.11 “Originelen plaatsen”
Verzending en ontvangst zijn beide niet mogelijk.
Controleer of de modulaire kabel goed is aangesloten.
Faxhandleiding
De instelling van de terminaladapter die wordt gebruikt voor ISDN-verbinding is verkeerd. Controleer de instelling.
---
Problemen oplossen Probleem
Oorzaken en oplossingen
Verzending is mogelijk, maar ontvangst is niet mogelijk.
De instelling van de terminala- --dapter die wordt gebruikt voor ISDN-verbinding is verkeerd. Controleer de instelling.
Ontvangst is mogelijk, maar verzending is niet mogelijk.
De instelling van de terminala- --dapter die wordt gebruikt voor ISDN-verbinding is verkeerd. Controleer de instelling. Er zijn regio’s en telefooncentrales waar een kiestoon niet kan worden herkend. Schakel de kiestoonherkenning uit in de gebruikersinstellingen.
Verwijzing
Faxhandleiding (schakelaar 22, bit 0, 1, 2)
Wanneer u op [Handmatige E-mail RX] drukt, wordt het bericht “Kan
--Het apparaat ontvangt een e-mailbericht op verzoek (e-mailaanvraag op dit moment geen e- van de beheerder). Druk na het mails ontvangen.” weerge- ontvangen van de e-mail op [Handmageven en kan geen e-mail worden tige E-mail RX] en probeer het vervolgens opnieuw. ontvangen. Als u Direct kiezen of Handmatig kiezen gebruikt, wordt “Bezig met ontvangen...” weergegeven en kan er geen verzending plaatsvinden.
Als het formaat van het origineel Pag.13 “Een scangebied instelniet wordt gedetecteerd wanneer len” op {Start} wordt gedrukt, is het faxapparaat bezig met ontvangen. Druk op [Scangebied], selecteer het scangebied en verzend het document opnieuw. Als u Direct kiezen of Handmatig kiezen veelvuldig gebruikt, is het aan te bevelen dat u“Documenten ontvangen instelt door te drukken op de toets {Start} wanneer de originelen niet zijn ingesteld op “Uit” in Gebruikersinstellingen. Als de instelling “Uit” is, kunt u tijdens Handmatig kiezen geen documenten ontvangen door te drukken op de toets {Start}.
LAN-Fax Driver werkt niet.
De ingevoerde gebruikersnaam, Raadpleeg de systeembeheerder. het ingevoerde wachtwoord of de codering van de sleutel van het stuurprogramma is onjuist. Controleer de ingevoerde gebruikersnaam, het ingevoerde wachtwoord of de codering van de sleutel van het stuurprogramma en voer de gegevens correct in.
5
Er is een hoog beveiligingsniveau in- Raadpleeg de systeembeheerder. gesteld via de uitgebreide beveiligingsfunctie. Vraag de beheerder naar de juiste beveiligingsinstellingen.
99
Probleemoplossing Probleem
Oorzaken en oplossingen
Alle in het geheugen opgeslagen faxdocumenten zijn gewist. Daaronder vallen ook de documenten die zijn opgeslagen met de functies Geheugenverzending/ontvangst, Vertrouwelijke ontvangst, Vervangende ontvangst of Geheugendocument.
Wanneer er ongeveer een uur is Faxhandleiding is uitgeschakeld, worden alle in het geheugen opgeslagen faxdocumenten gewist. Als er om deze reden faxdocumenten zijn gewist, wordt er automatisch een stroomstoringsrapport afgedrukt wanneer het apparaat weer wordt ingeschakeld. Als er faxdocumenten zijn gewist die waren opgeslagen voor geheugenverzending, controleert u de bestemmingen en verzendt u de documenten opnieuw. Als er faxdocumenten zijn gewist die waren ontvangen met de functies Geheugenontvangst, Vertrouwelijke of Vervangende ontvangst, vraagt u de verzenders de betreffende documenten opnieuw te verzenden. Als er geheugendocumenten zijn gewist, kunt u die opnieuw programmeren.
Verzending mislukt door “Max. formaat van e-mail overschreden.”-fout.
Als het gespecificeerde e-mailfor- Faxhandleiding kan de internetfax niet worden gezonden. Stel het max. e-mailformaat in op [Uit], of stel het maximale e-mailformaat in op een grotere waarde. Zend het document dan opnieuw.
Als een correct wachtwoord is ingevoerd, kunt u geen documenten afdrukken die in de vertrouwelijke box of Mededelingenbord box verschijnen, of de opgeslagen documenten verzenden of afdrukken.
De documenten zijn door een Raadpleeg de systeembeheerder. beveiligingsfunctie geblokkeerd, als een aantal malen incorrecte wachtwoorden zijn ingevoerd. Raadpleeg de systeembeheerder.
[Prog.Best.] of [Handm. invoer] verschijnt niet.
Deze functie is niet meer beschikbaar als gevolg van de verbeterde beveiligingsfunctie. Raadpleeg de beheerder.
Raadpleeg de systeembeheerder.
De volgende functies zijn niet beschikbaar: Doorzendbox, Doorzenden, Bestand opslaan in informatiebox, routering van e-mail ontvangen via SMTP en Polling Verzending.
Deze functie is niet meer beschikbaar als gevolg van de verbeterde beveiligingsfunctie. Raadpleeg de beheerder.
Raadpleeg de systeembeheerder.
5
100
Verwijzing
Problemen oplossen Probleem
Oorzaken en oplossingen
Hoewel de volgende partijen in een groep zijn opgegeven, was ontvangst niet mogelijk.
Er kunnen maximaal 500 part- “Een bestemming opslaan in ijen worden opgegeven voor een groep”, Bedieningshandleieen groep. Controleer of de ding Standaardinstellingen opgegeven aantallen in het adresboek worden overschreden. Als een groep werd geregistreerd in een andere groep of opgegeven als Ontvangststations 1 tot 5 voor Doorzendbox, wordt de verzending geannuleerd, maar wordt geen foutmelding weergegeven.
Ontvangststation voor Verzendverzoek, Eindontvanger voor Doorzendbox, Doorzenden, Doorzenden van speciale afzender, Ontvangstrapport e-mail, E-mail verzendresultaten, routering van email ontvangen via SMTP.
Verwijzing
5
101
Probleemoplossing
Wanneer dingen anders gaan dan verwacht Ik wil...
In bedrijf
Een Geheugenverzending an- Als het origineel wordt gesnuleren. cand, drukt u op [Scannen stoppen.] of {Wis/Stop}.
Pag.21 “Een geheugenverzending annuleren”
Wanneer het origineel wordt verzonden of wanneer het apparaat stand-by is, drukt u op [TX-bestand wijz./stoppen] of op {Wis/Stop}.
Pag.21 “Een geheugenverzending annuleren”
Een onmiddellijke verzending Druk op de toets [Stoppen met annuleren. doorzenden] of de toets {Wis/Stop}.
INDEX A Aan de slag, 3 Aan-indicator, 4 Aan/uit-indicatielampje, 4 Achternaam, 80 Alg. instell./aanpas., 80, 87 Autodetectie, 15 Automatische e-mailontvangst, 70 Automatische ontvangst, 52
B BCC-verzending, 59 Bedieningspaneel, 3 Bedrijfsschakelaar, 4 Begininstellingen en aanpassingen, 79 Bewerken, 82 Programmeren, 80 Verwijderen, 83 Belichting (contrast), 30, 32 Bestemming bewerken, 37, 39 Bestemmingen opslaan in het adresboek, 85 Bestemming opslaan, 35, 37, 39, 40 Bestemmingslijst, 35, 41 Bestemmingstoets Een bestemming opgeven, 35 Bevestigen via een e-mail, 27 Bevestigen via een rapport, 27 Bevestigen via een rapport en een e-mail, 28 Bevestigen via het display, 27 Boodschap netwerkstoring, 97
C Cijfertoetsen, 4 Communicatieresultaatrapport (geheugenverzending), 28 CSI->Eigen faxnummer, 79
D De ontvangstmodus omschakelen, 52 Detail, 30 De verzending van een Internetfax annuleren, 68 Directe verzending, 16, 24, 27 Annuleren, 26 Directe verzending resultaatrapport (Directe verzending), 29 Dir. Kiezen-toets, 4, 36 Display, 3, 5 Donkerder, 33
E Een bestemming opgeven, 35 Een bestemming zoeken, 44 Bestemmingsnaam, 44 E-mailadres, 46 Faxnummer, 45 IP-faxbestemming, 47 LDAP-server, 48 Een directe verzending annuleren, 26 Een e-mailadres invoeren, 37 Een fax ontvangen in de modus Handmatige ontvangst, 53 Een geheugenverzending annuleren, 21 Een IP-faxbestemming invoeren, 38 Een registratienummer opgeven, 50 Een scangebied instellen, 13 Eigen faxnummer, 79 Bewerken, 82 Programmeren, 81 Verwijderen, 83 Eigen naam, 79 Bewerken, 82 Programmeren, 81 Verwijderen, 83 E-mailadres, 46 E-mailopties, 61 E-mailtekst, 65 Enkelvoudige of groepsbestemmingen opgeven met de bestemmingslijst, 41 Enter-toets (#), 4
103
F Faxen, 11 Faxfuncties, 80, 87 Faxinformatie programmeren, 80 Faxkoptekst, 79 Bewerken, 82 Programmeren, 80 Verwijderen, 83 Faxnummer, 45 Faxtoets, 89 Foto, 31 Foutmeldingen oorzaken en oplossingen, 91 Functies die niet worden ondersteund met e-mailontvangst, 57 Functies die niet worden ondersteund met e-mailverzending, 57 Functiestatus-indicatielampjes, 4 Functies van het display en de toetsen, 6 Functietoetsen, 4
G Geavanceerd zoeken, 44 Gebied 1, 14 Gebied 2, 14 Gebruikerscodeverificatie Bedieningspaneel, 8 Printerstuurprogramma, 8 Gebruikersinstellingen/teller-toets, 3, 9 Gebruikersverificatie, 8 Geheugenverzending, 16, 17, 27 annuleren, 21 Geluidsniveau aanpassen, 87 Groepen Een bestemming opgeven, 41
H Handmatige e-mailontvangst, 71 Handmatige invoer, 37, 38, 61 Handmatige ontvangst, 52 Het display lezen, 5 Het geluidsniveau aanpassen, 87 Bij afdrukken, 87 Bij kiezen, 87 Bij ontvangst, 87 Bij verzending, 87 Direct kiezen, 87 Het invoeren van een faxnummer, 35
104
I Indicatielampje Communicatie, 3 Indicatielampje Data in, 4 Indicatielampje Ontvangen berichten, 4 Indicatielampjes, 3 Indicatielampje Vertrouwelijk bestand, 3 Ingevoerde bestemmingen opslaan in het adresboek, 40 Inloggen Bedieningspaneel, 8 Printerstuurprogramma, 9 Webbrowser, 9 Instellingen controleren-toets, 3, 20 Instellingen verwijderen-toets, 4 Internetfax, 55 Annuleren, 68 De SMTP-server omzeilen, 66 Ontvangen, 70 Voorzorgsmaatregelen, 56 Zenden, 59 Internetfaxfuncties (door het opgeven van een e-mailadres), 55 Internetfaxfuncties (door het opgeven van een IP-adres), 73 Internetfaxfuncties gebruiken, 55 IP-faxbestemming, 39
L Lichter, 33 Luider, 88
M Melding dat het papier op is, 97
N Nadat het origineel is gescand, 69 Nadat u op de toets Start heeft gedrukt, 26 Namen, 41 Namen van hoofdfuncties, 2 Niet beschikbare functies voor IPfaxverzending, 75
O Omschakelen tussen titels, 42 Onderwerp in e-mail, 59, 65 Ontvangen berichten, 72 Ontvangst, 52 Automatische ontvangst, 52 Handmatige ontvangst, 52 Ontvangst bevestigen, 67 Ontvangstmelding, 59, 67 Opmerkingen over het gebruik van IPfax, 75 Opslaan, 22, 23, 69 Originelen plaatsen, 11 Over het onderwerp van e-mails, 65
R Rapport Communicatieresultaatrapport (geheugenverzending), 28 Directe verzending resultaatrapport (Directe verzending), 29 Registratienr., 50 Resolutie, 30 RTI->Eigen naam, 79
S Scangebied, 13 Scaninstellingen, 30 Scannen stoppen, 21, 68 Schakelen tussen geheugenverzending en directe verzending, 16 Server selecteren, 48 SMTP, 37, 66 Soort origineel, 30, 31 Standaard, 30 Standaardformaat, 14 Start Handmatig Ontv.-toets, 4, 53 Start-toets, 5 Stempel afzendernaam, 65 Stiller, 88 Sub TX-modus, 61 Superfijn, 30, 31
T T.37 Volledige modus, 57 Tekst, 31 Tekst / Foto, 31 Terwijl het origineel wordt gescand, 21, 68 Terwijl het origineel wordt verzonden, 21 Titel 1, 41 Titel 2, 41 Titel 3, 41 Titelwoord-toets, 7 Toner, 90 Toon, 36 Toon-toets, 4, 36 TTI->Faxkoptekst, 79 TX-bestand wijzigen/stoppen, 21, 22, 69
U Uitloggen Bedieningspaneel, 9 Webbrowser, 9
V Verschillende instellingen kiezen bij een origineel met meerdere pagina’s, 34 Als u originelen in de optionele papierinvoereenheid (ADF) plaatst, 34 Wanneer u de originelen op de glasplaat legt, 34 Verzenden met IP-fax, 76 Verzending bevestigen, 27 Verzendingen die de SMTP-server omzeilen, 66 Verzending stoppen, 22, 26, 69 Verzendmodi, 16 Voer de tekst in, in e-mail, 59 Volgorde distributielijst, 20 Volgorde van geheugenverzending, 20 Voordat de verzending is gestart, 22 Voordat het origineel is gescand, 21, 68 Voordat u op de toets Start heeft gedrukt, 26 Voornaam, 80 Voorzorgsmaatregelen voor Internetfax, 56
105
W Wanneer de Faxtoets rood oplicht, 89 Wanneer de toner opraakt, 90 Wanneer dingen anders gaan dan verwacht, 102 Wijzig RX modus, 52 Wis/Stop-toets, 4
Z Zoekcriteria, 49 Zoeken op bestemmingsnaam, 44 Zoeken op IP-faxbestemming, 47 Zoeken op LDAP, 48
106
DU
NL
B766-8606
Verklaring van conformiteit Mededeling aan gebruikers in EER (Europese Economische Ruimte)-landen Dit product voldoet aan de hoofdvereisten en voorzieningen van Richtlijn 1999/5/EG van het Europese Parlement en van de Raad, zoals vastgesteld op 9 maart 1999, inzake radio-apparatuur en telecommunicatie-terminalapparatuur (TE), en de wederzijdse erkenning van hun conformiteit. Mededeling aan gebruikers voor toegang tot Analoge PSTN in EER-landen Dit product is ontworpen om toegang te kunnen bieden tot analoge PSTN in alle EER-landen. Lokale PSTN-compatibiliteit is afhankelijk van de instellingen van de software-switches. Indien u voornemens bent dit product in een ander land te gaan gebruiken, dient u contact op te nemen met uw leverancier voor nader advies. Ingeval er problemen optreden, dient u onmiddellijk contact op te nemen met uw leverancier. De CE-Conformiteitsverklaring is op het Internet beschikbaar op http://jboard.danka.de/jboard/produkte/index.htmlo na het selecteren van het betreffende product.