Gebruiksaanwijzing
Faxhandleiding
1
Verzending
2
Verzendinstellingen
3
Ontvangst
4
Informatie over de communicatie wijzigen/controleren
5
Faxen via de computer
6
Bijlage
Lees deze handleiding aandachtig door voordat u het apparaat gaat gebruiken en houd de handleiding bij de hand voor toekomstig gebruik. Lees eerst de veiligheidsinformatie in het gedeelte "Over dit apparaat" met het oog op een veilig en correct gebruik van dit apparaat.
Inleiding Deze handleiding bevat gedetailleerde aanwijzingen en opmerkingen over de bediening en het gebruik van dit product. Lees voor uw eigen veiligheid deze handleiding aandachtig door voordat u het apparaat gaat gebruiken. Bewaar de handleiding op een handige plaats voor een snelle raadpleging. Belangrijk De inhoud van deze handleiding kan zonder kennisgeving worden gewijzigd. In geen geval is de producent/leverancier aansprakelijk voor directe, indirecte, speciale, incidentele schade of bedrijfsschade als gevolg van het hanteren of bedienen van het apparaat. Opmerkingen: Sommige illustraties wijken mogelijk iets af van hetgeen u op uw apparaat ziet. Sommige opties zijn niet in alle landen leverbaar. Raadpleeg uw dealer voor details. Opgelet: Het gebruik van bedieningsorganen of afstellingen of het uitvoeren van procedures op een andere wijze dan voorgeschreven in deze handleiding kan blootstelling aan gevaarlijke straling tot gevolg hebben. Deze gebruiksaanwijzing voorziet in twee maatsystemen. Gebruik de metrische maten voor dit apparaat.
Handleidingen voor dit apparaat Raadpleeg de handleiding voor de gewenste toepassing van het apparaat. Belangrijk ❒ De media verschillen afhankelijk van de handleiding.
❒ De inhoud van de gedrukte en de elektronische versies van een handleiding is dezelfde. ❒ Voor het raadplegen van de PDF-bestanden moet Adobe Acrobat Reader/Adobe Reader geïnstalleerd zijn op uw computer. ❒ Afhankelijk van het land van gebruik zijn mogelijk ook html-handleidingen beschikbaar. Deze handleidingen kunnen alleen worden geraadpleegd als een webbrowser geïnstalleerd is.
❖ Over dit apparaat Lees eerst de Veiligheidsinformatie in deze handleiding alvorens het apparaat te gebruiken. In deze handleiding maakt u kennis met de functies van het apparaat. Daarnaast bevat de handleiding informatie over het bedieningspaneel, het gereedmaken van het apparaat voor gebruik, het invoeren van tekst en het installeren van de meegeleverde cd-roms. ❖ Bedieningshandleiding Standaardinstellingen Zie deze handleiding voor gebruikersinstellingen en adresboekprocedures, zoals het opslaan van faxnummers, e-mailadressen en gebruikerscodes. U kunt deze handleiding ook raadplegen voor het aansluiten van het apparaat. ❖ Probleemoplossing Raadpleeg deze handleiding voor het oplossen van veelvoorkomende problemen en het bijvullen van papier, toner en ander verbruiksmateriaal. ❖ Veiligheidsinformatie Deze handleiding is bestemd voor beheerders van het apparaat. Hierin worden de beveiligingsfuncties beschreven die de beheerder kan gebruiken om gegevens te beveiligen en ongewenst gebruik van het apparaat te voorkomen. Raadpleeg deze handleiding ook voor het registreren van beheerders en het instellen van gebruikers- en beheerdersverificatie. ❖ Kopieerhandleiding In deze handleiding worden de kopieerfuncties uitgelegd. U kunt deze handleiding ook raadplegen voor informatie over het plaatsen van originelen. ❖ Faxhandleiding In deze handleiding worden de faxfuncties uitgelegd. ❖ Printerhandleiding In deze handleiding worden de printerfuncties uitgelegd. ❖ Scannerhandleiding In deze handleiding worden de scannerfuncties uitgelegd. i
❖ Netwerkhandleiding Deze handleiding bevat informatie over het instellen en het gebruik van het apparaat in een netwerkomgeving en over het gebruik van de meegeleverde software. Deze handleiding is bestemd voor alle modellen en kan beschrijvingen van functies en instellingen bevatten die niet van toepassing zijn op dit apparaat. Afbeeldingen, figuren en informatie over ondersteunde besturingssystemen kunnen ook afwijken van dit apparaat. ❖ Overige handleidingen • Handleidingen voor dit apparaat • Veiligheidsinformatie • Verkorte Kopieerhandleiding • Verkorte Faxhandleiding • Verkorte Printerhandleiding • Verkorte Scanhandleiding • PostScript3 Supplement • UNIX Supplement • Handleidingen voor DeskTopBinder Lite • DeskTopBinder LiteInstallatiehandleiding • DeskTopBinder Introductiehandleiding • Handleiding Auto Document Link Opmerking ❒ De meegeleverde handleidingen bevatten specifieke informatie over het betreffende apparaattype.
❒ Bezoek onze website of raadpleeg een officiële dealer voor het “UNIX Supplement”. ❒ “PostScript3 Supplement” en “UNIX Supplement” kunnen beschrijvingen van functies en instellingen bevatten die niet van toepassing zijn op dit apparaat. ❒ Er wordt naar de volgende softwareproducten verwezen, met gebruik van algemene namen: Productnaam
Algemene naam
DeskTopBinder Lite en DeskTopBinder Professional *1
DeskTopBinder
*1
ii
Optioneel
INHOUDSOPGAVE Handleidingen voor dit apparaat ...........................................................................i Gebruik van deze handleiding ..............................................................................1 Symbolen ...................................................................................................................1 Naam van belangrijkste onderdeel.............................................................................1 Namen van de belangrijkste functies .........................................................................1 Het display lezen....................................................................................................2 Functies van het display en de toetsen......................................................................3 Functieoverzicht ....................................................................................................5
1. Verzending Verzendmodi ..........................................................................................................9 Type verzending selecteren .....................................................................................10 Geheugenverzending...............................................................................................11 Meerdere originelen vanaf de glasplaat verzenden (Geheugenverzending).........14 Parallelle geheugenverzending ............................................................................. 15 Automatisch opnieuw kiezen .................................................................................15 Dubbele toegang ...................................................................................................16 Gelijktijdige broadcast ........................................................................................... 16 Als het geheugen vol raakt terwijl u een origineel opslaat.....................................17 ECM (Error Correction Mode)................................................................................17 Directe verzending ...................................................................................................17 Meerdere originelen vanaf de glasplaat verzenden (Directe verzending) .............19 IP-faxfuncties .......................................................................................................20 Terminologie ............................................................................................................22 Opmerkingen over het gebruik van IP-fax................................................................23 Niet beschikbare functies voor IP-faxverzending .....................................................23 Internetfaxfuncties...............................................................................................24 Opmerkingen over het gebruik van Internetfax ........................................................26 Niet beschikbare functies voor E-mailverzending ....................................................27 Niet beschikbare functies voor E-mailontvangst ......................................................27 E-mailonderwerp ...................................................................................................... 27 T.37 Volledige modus ..............................................................................................28 Originelen plaatsen..............................................................................................30 Geschikte origineelformaten ....................................................................................32 Papierformaat en scangebied ..................................................................................32 Herkennen van blanco vellen...................................................................................33 Scaninstellingen ..................................................................................................35 Origineel type ...........................................................................................................35 JBIG-verzending....................................................................................................36 Resolutie ..................................................................................................................36 Belichting (Contrast).................................................................................................37 Verschillende instellingen kiezen bij een origineel met meerdere pagina’s .............38
iii
Een bestemming opgeven ..................................................................................39 Verzending via een faxlijn ........................................................................................ 39 Een pauze invoeren...............................................................................................40 Een toon invoeren .................................................................................................41 Verzending via IP-fax ...............................................................................................42 Over IP-faxbestemmingen.....................................................................................44 Naar een e-mailadres verzenden............................................................................. 45 Omzeilen van de SMTP-server ............................................................................. 48 De snelkiestoetsen gebruiken ..................................................................................50 Een bestemming opgeven via een snelkiestoets ..................................................50 Een groep bestemmingen opgeven via de snelkiestoetsen ..................................52 De opgegeven bestemming controleren ..................................................................54 Opnieuw kiezen (redial) ........................................................................................... 55 Bestemmingen programmeren in het adresboek .............................................57 Bestemmingen programmeren vanuit het scherm Controleer bestemming.............58 Bestemmingen programmeren vanuit het scherm Opnieuw kiezen (redial) ............59 Een bestemming opzoeken in het adresboek ...................................................60 Op naam zoeken...................................................................................................... 61 Zoeken op bestemmingslijst.....................................................................................63 Zoeken op opslagnummer .......................................................................................64 Zoeken op faxnummer .............................................................................................66 Zoeken via e-mailadres............................................................................................68 Zoeken op IP-faxbestemming ..................................................................................70 Zoeken op LDAP server........................................................................................... 72 Direct kiezen.........................................................................................................75 Handmatig kiezen ................................................................................................77 Rapport geheugenopslag....................................................................................78 Een verzending annuleren ..................................................................................79 Voordat het origineel is gescand..............................................................................79 Terwijl het origineel wordt gescand.......................................................................... 79 Terwijl het origineel wordt verzonden.......................................................................80 Voordat de verzending is gestart ............................................................................. 81
2. Verzendinstellingen Verzenden op een bepaald tijdstip (Verzend later)...........................................83 Afzenderinstellingen............................................................................................85 E-mailopties..........................................................................................................88 Het onderwerp invoeren........................................................................................... 88 Een ontvangstmelding vragen..................................................................................90 Faxkoptekst afdrukken........................................................................................92 Etiket invoegen ....................................................................................................93 SUB codes instellen voor verzending................................................................95 Een wachtwoord instellen ........................................................................................ 97 SEP codes instellen voor ontvangst..................................................................98 Een wachtwoord invoeren...................................................................................... 100 Reserveringsrapport SEP code-ontvangst............................................................. 100 Resultatenrapport SEP code-ontvangst.................................................................101 Dubbelzijdige originelen verzenden.................................................................102
iv
3. Ontvangst Typen ontvangst ................................................................................................105 Directe ontvangst ...................................................................................................105 Geheugenontvangst...............................................................................................106 Vervangende ontvangst ......................................................................................... 107 Onvoorwaardelijk documenten ontvangen .......................................................... 107 Berichten ontvangen die aan vooraf opgegeven instellingen voldoen ................ 108 Ontvangstmodi...................................................................................................109 Automatische omschakeling ..................................................................................109 Handmatige ontvangst ...........................................................................................109 Automatische ontvangst......................................................................................... 110 De ontvangstmodus omschakelen .........................................................................110 Een internetfax ontvangen................................................................................111 Automatische e-mailontvangst ...............................................................................111 Handmatige e-mailontvangst .................................................................................112 Ontvangen berichten..............................................................................................113 Ontvangstfuncties .............................................................................................115 Ontvangen documenten doorzenden.....................................................................115 SMTP-ontvangst via internetfax .............................................................................116 Ontvangen e-mails via SMTP routeren ...............................................................117 JBIG-ontvangst ......................................................................................................119 Automatische faxontvangst bij uitgeschakelde bedieningsschakelaar................... 119 Afdrukopties.......................................................................................................120 Geluidssignaal afdrukken voltooid .........................................................................120 Geruit merkteken.................................................................................................... 120 Centreerteken ........................................................................................................121 Ontvangsttijd ..........................................................................................................121 Paginascheiding en lengteverkleining....................................................................122 TSI-afdrukken (Transmitting Subscriber Identification Print)..................................123 Als het juiste papierformaat niet beschikbaar is.....................................................123 Prioriteitsladen instellen.......................................................................................124 Afdrukken op het juiste formaat........................................................................... 124
4. Informatie over de communicatie wijzigen/controleren Een lijst met bestanden in het geheugen afdrukken (TX best. lijst afdr.)..... 125 Een bestand afdrukken vanuit het geheugen .................................................127 Het verzendresultaat controleren (Status TX-bestand)..................................129 Bevestigen via het display...................................................................................... 129 Bevestigen via een rapport ....................................................................................130 Bevestigen via een e-mail ...................................................................................... 131 Controleren via een rapport en e-mail....................................................................131 Communicatieresultaten rapport (Geheugenverzending) ......................................132 Resultatenrapport van directe verzending (Directe verzending) ............................133 Rapport communicatiefout .....................................................................................134 Het ontvangstresultaat controleren (Status RX-bestand)..............................135 Bevestigen via het display...................................................................................... 135 Bevestigen via een rapport ....................................................................................136 Journaal...............................................................................................................136
v
Het journaal afdrukken ......................................................................................137 Journaal .................................................................................................................138 Journaal verzenden via e-mail ...............................................................................140 Journaal via e-mail ..............................................................................................141 Een ontvangen bestand met een geheugenslot afdrukken ...........................142
5. Faxen via de computer Faxen versturen vanaf computers ...................................................................145 Voor gebruik...........................................................................................................146 De software gebruiken ...........................................................................................146 LAN-Faxstuurprogramma ....................................................................................147 Adresboek ...........................................................................................................147 LAN-Fax Cover Sheet Editor ...............................................................................148 Auto Run..............................................................................................................148 Afzonderlijke toepassingen installeren...................................................................149 LAN-Faxstuurprogramma eigenschappen instellen ............................................... 150 De afdrukeigenschappen instellen ......................................................................150 Instellingen aanpassen voor de configuratie van opties......................................151 Basisverzending.....................................................................................................152 Een bestemming opgeven via een bestemmingslijst...........................................153 Een bestemming opgeven via het adresboek .....................................................154 Bestemmingen opgeven door rechtstreeks een faxnummer, Internetfaxbestemming of IP-faxbestemming op te geven ................................155 Opties opgeven ......................................................................................................156 Het faxdocument op een bepaald tijdstip verzenden...........................................156 Een afzenderstempel afdrukken..........................................................................156 Een voorblad bijvoegen .......................................................................................156 Een voorbeeld weergeven...................................................................................157 Als bestanden opslaan ........................................................................................157 De verzending controleren via het LAN-Faxstuurprogramma................................158 Verzendresultaten controleren via e-mail...............................................................159 LAN-Fax Resultatenrapport ...................................................................................160 Afdrukken en opslaan ............................................................................................160 Adresboek bijwerken..............................................................................................161 Programmeren van nieuwe bestemmingen.........................................................161 Bijwerken van geprogrammeerde bestemmingen ............................................... 162 Geprogrammeerde bestemmingen wissen.......................................................... 163 Adresboekgegevens van het apparaat gebruiken in de bestemmingslijst van de LAN-Fax ...................................................................................................164 Faxvoorbladen wijzigen..........................................................................................164 Een voorblad maken............................................................................................164 Een gemaakt voorblad toevoegen.......................................................................165 De faxfuncties beheren met behulp van SmartDeviceMonitor for Admin...............166 Meldingen LAN-Faxbediening................................................................................166 Bestemmingsinformatie programmeren vanuit een Webbrowser ................167 Geprogrammeerde apparaateigenschappen bewerken.........................................167 Een ontvanger toevoegen ...................................................................................... 168
vi
6. Bijlage Veelgebruikte functies programmeren onder de gebruikersfunctietoetsen ................................................................................169 Specificaties .......................................................................................................170 Vereiste specificaties voor internetfax-bestemmingsapparaten.............................172 Maximumwaarden..............................................................................................173
INDEX....................................................................................................... 174
vii
viii
Gebruik van deze handleiding Symbolen In deze handleiding worden de volgende symbolen gebruikt: Duidt op belangrijke veiligheidsinformatie. Het veronachtzamen van deze informatie kan leiden tot ernstig letsel of de dood. Zorg ervoor dat u deze informatie leest. Raadpleeg hiervoor “Veiligheidsinformatie” in het gedeelte Over dit apparaat. Duidt op belangrijke veiligheidsinformatie. Het veronachtzamen van deze informatie kan leiden tot verwondingen of tot schade aan het apparaat of andere goederen. Zorg ervoor dat u deze informatie leest. Raadpleeg hiervoor “Veiligheidsinformatie” in het gedeelte Over dit apparaat. Geeft aan dat u moet opletten tijdens het gebruik van het apparaat en geeft de mogelijke oorzaken aan van papierstoringen, beschadigingen van originelen of het verlies van gegevens. Zorg ervoor dat u deze informatie leest. Geeft aanvullende uitleg over de functies van het apparaat en geeft aanwijzingen voor het corrigeren van gemaakte fouten. Dit symbool bevindt zich aan het einde van een paragraaf. Het geeft aan waar u nadere informatie kunt vinden over het betreffende onderwerp. [] Dit symbool wordt gebruikt voor toetsen die op het display van het apparaat verschijnen. {} Dit symbool wordt gebruikt voor de toetsen op het bedieningspaneel van het apparaat.
Naam van belangrijkste onderdeel In deze handleiding wordt met de volgende naam naar het belangrijkste onderdeel verwezen: • Automatische documentinvoer voor het dubbelzijdig scannen van originelen → ARDF
Namen van de belangrijkste functies In deze handleiding wordt als volgt verwezen naar de hoofdfuncties van dit apparaat: • Internetfax (door het opgeven van een e-mailadres) → Internetfax • Internetfax (door het opgeven van een IPv4-adres) → IP-fax
1
Het display lezen In dit gedeelte wordt het gebruik van de toetsen op het bedieningspaneel en van de schermopties uitgelegd. Via het display kunt u het apparaat bedienen en kunt u berichten, de apparaatstatus en bestemmingen aflezen die zijn opgeslagen in de bestemmingslijst. Als u op de toets {Fax} of {Instellingen verwijderen} drukt terwijl het apparaat in bedrijf is, verschijnt het stand-by scherm. Druk op de toets {OK} om het aanpassen van instellingen te voltooien. Druk op de toets {Escape} om terug te keren naar het vorige scherm. Opmerking ❒ Het apparaat wordt automatisch stand-by gezet wanneer u het gedurende een bepaalde tijd niet heeft gebruikt. U kunt de tijdsduur selecteren via Fax autoreset timer bij de systeeminstellingen.
❒ Ga als volgt te werk om terug te keren naar het stand-by scherm: • Als u het origineel in de optionele ARDF heeft geplaatst en niet op de toets {Start} heeft gedrukt, verwijdert u het origineel. • Wanneer u geen origineel heeft geplaatst, drukt u op de toets {Instellingen verwijderen}. • Wanneer u de gebruikersinstellingen heeft opgeroepen, drukt u op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}. Verwijzing Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
2
Functies van het display en de toetsen In deze paragraaf worden de schermopties en de bijbehorende toetsen uitgelegd.
NL ARX001S
1. Selectietoetsen
2. {Escape}-toets
Deze toetsen horen bij de opties op de onderste regel van het display. Bijvoorbeeld: het stand-by scherm
Druk op deze toets om een handeling te annuleren of om terug te keren naar het vorige scherm.
• Bij het lezen van de aanwijzing “Druk op [ ]” in deze handleiding, drukt u op de linker selectietoets. • Bij het lezen van de aanwijzing “Druk op [Toon]” in deze handleiding, drukt u op de middelste selectietoets. • Bij het lezen van de aanwijzing “Druk op [TX Modus]” in deze handleiding, drukt u op de rechter selectietoets.
3. {OK}-toets Druk op deze toets om numerieke waarden in te stellen, instellingen aan te passen of een ingevoerde optie te selecteren.
4. Scroll-toetsen Druk op deze toetsen om de cursor stap voor stap in de betreffende richting te verplaatsen. Wanneer {U}, {T}, {V} of {W} in deze handleiding wordt gebruikt, drukt u op de scroll-toets van de betreffende richting.
3
NL ALT009S
1. Apparaatstatus en berichten 2. Invoer van bestemming 3. Selectietoetsen
4. Voor het selecteren van een faxnummer, e-mailadres of IP-faxnummer als bestemming.
5. Te selecteren opties
Opmerking ❒ De inhoud van het display is afhankelijk van de geïnstalleerde opties.
❒ U kunt de Internetfaxinstellingen wijzigen bij E-mailinstellingen in het menu Faxeigenschappen. ❒ U kunt de IP-faxinstellingen wijzigen bij IP-Faxinstellingen in het menu Faxeigenschappen. Verwijzing Pag.9 “Verzendmodi”
Pag.50 “Een bestemming opgeven via een snelkiestoets” Pag.60 “Een bestemming opzoeken in het adresboek” Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
4
Functieoverzicht In dit gedeelte worden de opties beschreven die in het menu Faxeigenschappen kunnen worden opgegeven. Klik op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller} om het menu Faxeigenschappen weer te geven. Raadpleeg de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen voor meer informatie over deze instellingen.
❖ Algemene instellingen/aanpassing Functienaam
Omschrijving
Volume aanpassen
Voor het regelen van het geluidsvolume tijdens Direct kiezen en Directe verzending.
Faxinformatie programmeren
Voor het opslaan van informatie over gefaxte documenten en over de afzenders die op de fax van de ontvanger verschijnen.
Direct kiezen ontgr.tijd
Met deze functie kunt u aangeven na hoeveel tijd de modus Direct kiezen moet worden geannuleerd, nadat u gebruik heeft gemaakt van verzending via Direct kiezen.
Stel gebr.functietoets in
Veelgebruikte functies die zijn geprogrameerd als gebruikersfunctietoetsen worden direct na het inschakelen van de hoofdschakelaar weergegeven in het menu.
❖ Ontvangstinstelling Functienaam
Omschrijving
Ontvangstmodus omschakelen
Geef de methode voor het ontvangen van faxberichten aan.
RX modus auto.schakeltijd
In de modus Automatische selectie gaat het apparaat een aantal keren over om u de kans te geven de hoorn op te nemen voordat de oproep automatisch wordt beantwoord. U kunt het aantal belsignalen wijzigen met Tijd automatische omschakeling.
Geautoriseerde ontvangst
Geef aan of ongewenste faxberichten al dan niet moeten worden geweerd.
Geruit merkteken
Geef aan of u wel of geen geruit merkteken wilt afdrukken op de eerste pagina van ontvangen faxdocumenten.
Centreerteken
Geef aan of al dan niet een middenteken halverwege de linkerzijde en boven in het midden van elke ontvangen pagina moet worden afgedrukt.
Ontvangsttijd afdrukken
Geef aan of de ontvangstdatum en tijd al dan niet onderaan ontvangen faxberichten moeten worden afgedrukt.
5
❖ E-mailinstellingen Functienaam
Omschrijving
Internetfax-instellingen
U kunt selecteren of al dan niet wordt weergegeven. Als u een Internetfax wilt verzenden, moet u Aan kiezen om het pictogram weer te geven.
Max. E-mailform.
Gebruik deze instelling om de grootte van verzonden e-mail te beperken, zodat bestemmingen die e-mail boven een bepaalde grootte weigeren uw e-mail toch kunnen ontvangen. Als deze functie is ingeschakeld, kunt u geen e-mails verzenden die groter zijn dan de opgegeven limiet.
SMTP RX bestandsbezorging
Deze functie is beschikbaar op systemen waarbij routering via SMTP van ontvangen e-mails mogelijk is.
❖ IP-Faxinstellingen
6
Functienaam
Omschrijving
H.323 inschakelen
Geef op of H.323 wel of niet wordt gebruikt voor IP-Faxverzending.
SIP inschakelen
Geef op of SIP wel of niet wordt gebruikt voor IP-Faxverzending.
H.323 instellingen
Via deze functie kunt u het IPv4-adres of de hostnaam van de gatekeeper en het alias telefoonnummer instellen.
SIP instellingen
Via deze functie kunt u het IPv4-adres en de SIP-gebruikersnaam van de SIP-server instellen.
Gateway instelingen
Via deze functie kunt u de gateway die wordt gebruikt voor de verzending naar IPFax opslaan, wijzigen of verwijderen. U kunt opslaan of u de gateway wilt gebruiken zonder de gatekeeper/SIP-server te gebruiken.
❖ Beheerdertools Functienaam
Omschrijving
Journaal afdrukken
Drukt een journaal af. Op dit apparaat kunnen de laatste 50 verzend- en/of bezorgresultaten worden gecontroleerd.
TX std-by best.lijst afdr.
Via deze functie kunt u de verzending standby bestandslijst afdrukken.
Communicatie paginateller
Via deze functie kunt u de verzending en de ontvangst en de totalen op het display controleren.
Geheugenbeveiliging
Als u Geheugenslot inschakelt, worden ontvangen documenten opgeslagen in het geheugen en niet automatisch afgedrukt.
Doorzenden
Geef op of ontvangen faxberichten al dan niet moeten worden doorgestuurd naar een geprogrammeerde ontvanger.
Map TX Resultatenrapport
Wanneer een map onderdeel uitmaakt van een doorzendbestemming of van een doorzendbestemming van een speciale afzender, dan wordt de opgegeven bestemming op de hoogte gebracht van de doorzendresultaten.
Parameterinstelling
Via de parameterinstelling kunt u de verschillende instellingen naar wens aanpassen. Om instellingen van de functies te wijzigen, stelt u de Parameter switches in.
Speciale afz. programmeren
Voor het programmeren, wijzigen en verwijderen van speciale afzenders, het uitvoeren van de eerste configuratie en het afdrukken van de lijst van speciale afzenders. Wanneer speciale afzenders zijn geprogrammeerd, kunt u per afzender functies instellen.
Progr. geh.bev.-ID
Via deze functie kunt u een Geheugenslot-ID programmeren, die moet worden ingevoerd voor het afdrukken van documenten als de functie Geheugenslot is ingeschakeld.
Selecteer Kies/Puls toon
Via deze functie kunt u een lijntype selecteren.
G3 analoge lijn
U moet de volgende instellingen opgeven voor de G3 analoge lijn voordat u het apparaat aansluit op een gewone G3 analoge lijn.
Menu Beschermen
Via Menubeveiliging kunt u voorkomen dat onbevoegde gebruikers de gebruikersinstellingen wijzigen.
Verwijzing Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
7
8
1. Verzending In deze paragraaf worden de belangrijkste bedieningshandelingen voor verzenden uitgelegd, zoals het opgeven van een verzendmodus of bestemming.
Verzendmodi Er zijn twee soorten verzending: • Geheugenverzending • Directe verzending Belangrijk ❒ Het is aan te bevelen om de ontvanger op te bellen om af te spreken wanneer u belangrijke documenten verzendt.
❖ Geheugenverzending De verzending wordt automatisch gestart nadat het origineel in het geheugen is opgeslagen. Dit is erg handig als u haast heeft en het document weer wilt meenemen. U kunt hetzelfde origineel bovendien naar meerdere bestemmingen verzenden.
❖ Directe verzending Het nummer van de bestemming wordt direct gekozen en het origineel wordt verzonden terwijl het wordt ingelezen. Dit is erg handig als u snel een origineel wilt verzenden of als u de bestemming waarnaar u de fax verzendt, wilt controleren. Bij dit type verzending wordt het origineel niet opgeslagen in het geheugen. U kunt slecht één adres opgeven.
9
Verzending
U kunt de verzendmodus wijzigen door op de toets {Verzendmodus} te drukken.
1
NL ASO007S
Controleer de ingeschakelde modus via de indicator op het bedieningspaneel. Wanneer deze niet brandt, is de modus Directe verzending ingeschakeld. Verwijzing Pag.15 “Parallelle geheugenverzending”
Pag.16 “Gelijktijdige broadcast”
Type verzending selecteren U kunt Standaard fax, IP-fax of Internetfax selecteren. U kunt een ander type selecteren door op de selectietoets te drukken die is weergegeven op het standby-scherm. Belangrijk ❒ Om IP-faxbestemmingen of Internetfaxbestemmingen te kunnen selecteren, moet de optionele printer-/scannereenheid geïnstalleerd zijn. Dit scherm is afhankelijk van de installatie van de optionele printer-/scannereenheid.
❖ Wanneer u via een faxlijn verzendt Druk op [ ] om weer te geven in de kolom voor het weergeven van de bestemmingen.
❖ Wanneer u naar een e-mailadres verzendt Druk op [ ] om weer te geven in de kolom voor het weergeven van de bestemmingen.
10
Verzendmodi
❖ Wanneer u via IP-fax verzendt Als u een gatekeeper gebruikt, drukt u op [ ] om de kolom voor het weergeven van de bestemmingen.
weer te geven in
1 Als u een SIP-server gebruikt, drukt u op [ ] om kolom voor het weergeven van de bestemmingen.
weer te geven in de
Opmerking ❒ Als “H.323 inschakelen” (bij gebruik van een gatekeeper) of “SIP inschakelen” (bij gebruik van een SIP-server) is geselecteerd in het menu Faxeigenschappen, wordt weergegeven in plaats van . Druk op [ ] om weer te geven in de kolom voor het weergeven van de bestemmingen. Verwijzing Pag.20 “IP-faxfuncties”
Pag.24 “Internetfaxfuncties” Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Geheugenverzending Geheugenverzending is uitgerust met standaardfax, Internetfax en IP-fax. Belangrijk ❒ Bij een stroomstoring (de hoofdschakelaar is uit) of wanneer de stekker uit het stopcontact is getrokken (ca. 12 uur lang), worden alle in het geheugen opgeslagen documenten gewist. Zodra de hoofdschakelaar is ingeschakeld, wordt het Stroomstoringsrapport afgedrukt zodat u kunt vaststellen welke bestanden zijn gewist. Als u de netspanning uitschakelt door eenvoudig op de hoofdschakelaar te drukken, leidt dit er niet toe dat er documenten zullen worden gewist. Raadpleeg Probleemoplossing.
❒ Wanneer het geheugen vol is (0% verschijnt rechts bovenin het display), kunt u geen gebruik maken van geheugenverzending. Gebruik in dit geval directe verzending.
11
Verzending
A Controleer of de indicator Geheugenverzending brandt.
1
NL ASO007S
In het normale geval is Geheugenverzending geselecteerd. Wanneer deze niet brandt, is de modus Directe verzending geselecteerd. Druk op de toets {Verzendmodus}.
B Plaats het origineel. C Voer de gewenste scaninstellingen door. D Geef een bestemming op via de cijfertoetsen of via Snelkiezen.
Raadpleeg “De snelkiestoetsen gebruiken” voor het opgeven van de bestemming via een snelkiestoets. Als u zich vergist, drukt u op de toets {Wis/Stop} en voert u het juiste nummer in.
E Voor het verzenden van een origineel naar meerdere bestemmingen (distributielijst), drukt u op [Best.tv.] om de bestemmingen op te geven.
U hoeft niet op [Best.tv.] te drukken wanneer u een bestemming toevoegt met de bestemmingslijst.
12
Verzendmodi
F Geef de volgende bestemming op.
1 Door op [ ] te drukken wordt het verzendtype tussen faxnummer, emailadres en IP-faxnummer geschakeld. Het is mogelijk om gelijktijdig een faxnummer, e-mailadres en IP-faxbestemming op te geven.
G Druk op de toets {Start}. Opmerking ❒ Wanneer het totaal aantal geprogrammeerde bestemmingen groter is dan de maximumwaarde, is alleen Directe verzending mogelijk. ❒ Raadpleeg “Maximumwaarden” voor het maximum aantal bestemmingen dat u kunt opgeven per bestand. ❒ Raadpleeg “Maximumwaarden” voor het maximum aantal bestemmingen dat u kunt opgeven voor alle bestanden (inclusief bestanden in het geheugen). ❒ Raadpleeg “Maximumwaarden” voor het maximum aantal documenten dat u kunt opslaan in het geheugen voor Geheugenverzending. ❒ Raadpleeg “Maximumwaarden” voor het maximum aantal pagina’s dat u in het geheugen kunt opslaan (via A4 Standaard
). Verwijzing Pag.35 “Origineel type”
Pag.36 “Resolutie” Pag.37 “Belichting (Contrast)” Pag.39 “Verzending via een faxlijn” Pag.42 “Verzending via IP-fax” Pag.45 “Naar een e-mailadres verzenden” Pag.50 “Een bestemming opgeven via een snelkiestoets” Pag.52 “Een groep bestemmingen opgeven via de snelkiestoetsen” Pag.55 “Opnieuw kiezen (redial)” Pag.173 “Maximumwaarden” Bedieningshandleiding Standaardinstellingen Probleemoplossing
13
Verzending
Meerdere originelen vanaf de glasplaat verzenden (Geheugenverzending) Volg onderstaande stappen voor het verzenden van meerdere originelen via de glasplaat.
1
A Controleer of de indicator Geheugenverzending brandt. B Leg de eerste pagina van het origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
C Geef een bestemming op.
D Voer de gewenste scaninstellingen door. E Druk op de toets {Start}. Het apparaat begint met scannen.
F Leg het volgende origineel op de glasplaat binnen 60 seconden nadat het eerste origineel is gescand.
G Herhaal stap D tot F voor alle originelen. H Plaats het laatste origineel en druk dan op {q}. Het apparaat draait het nummer van de bestemming en begint met verzenden.
14
Verzendmodi
Parallelle geheugenverzending Met deze functie kan een faxnummer worden gekozen terwijl het origineel wordt gescand. Bij standaard geheugenverzending wordt het origineel opgeslagen in het geheugen en wordt daarna het nummer van de bestemming gekozen. Met Parallelle geheugenverzending kunt u echter snel de verbindingsstatus controleren. Daarnaast scant deze functie het origineel sneller dan de Directe verzending. Dit is handig als u haast heeft en het origineel voor andere doeleinden nodig heeft.
1
Belangrijk ❒ In de volgende gevallen wordt standaard geheugenverzending gebruikt in plaats van parallelle geheugenverzending: • Als de lijn in gesprek is en er geen verbinding tot stand kon worden gebracht • Bij uitgestelde verzending • Als u een origineel opslaat voor geheugenverzending terwijl er een andere communicatie wordt uitgevoerd • Als er twee of meer bestemmingen zijn aangegeven • Als een origineel op de glasplaat wordt geplaatst en vervolgens verzonden
❒ ❒ ❒ ❒ ❒
Opmerking U kunt deze functie in- en uitschakelen via de Gebruikersparameters (switch 07, bit 2) in het menu Faxeigenschappen. Standaard geheugenverzending kan worden gebruikt in plaats van Parallelle geheugenverzending wanneer onvoldoende geheugen vrij is. Als u deze functie gebruikt, wordt het Rapport geheugenopslag niet afgedrukt. Als de toets {Wis/Stop} is ingedrukt, een origineel is vastgelopen of er gebrek aan geheugen is, stopt de Parallelle geheugenverzending. Het communicatieresultaatrapport wordt afgedrukt en de bestanden worden verwijderd. Wanneer Parallelle geheugenverzending wordt gebruikt, wordt alleen het paginanummer afgedrukt op de faxkop, het totaal aantal originelen wordt niet automatisch afgedrukt. Verwijzing Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Automatisch opnieuw kiezen Als een faxdocument niet kon worden verzonden omdat de lijn bezet was of als gevolg van een fout tijdens de verzending, dan wordt vijf maal iedere vijf minuten geprobeerd om opnieuw te kiezen. Als het opnieuw kiezen na vier herhalingen niet is gelukt, annuleert het apparaat de verzending en wordt een communicatieresultaatrapport of een communicatiefoutrapport afgedrukt. Opmerking ❒ Wanneer een groot aantal bestanden is opgeslagen in het geheugen, is het mogelijk dat documenten niet in de gescande volgorde worden verzonden.
15
Verzending
Dubbele toegang Het apparaat kan andere documenten scannen en in het geheugen opslaan terwijl er een faxdocument uit het geheugen wordt verzonden, een document in het geheugen wordt ontvangen, of een rapport automatisch wordt afgedrukt. Aangezien het apparaat direct na het voltooien van de verzending van het huidige document start met de verzending van het tweede document, wordt de lijn efficiënter gebruikt.
1
Opmerking ❒ Bij directe verzending of wanneer u de gebruikersinstellingen heeft opgeroepen, kunt u geen origineel scannen.
Gelijktijdige broadcast Via deze functie kunt u hetzelfde origineel gelijktijdig naar meerdere bestemmingen zenden. Voor het opgeven van meerdere bestemmingen, geeft u de eerste bestemming op en geeft u de volgende bestemming op door op [Best.tv.] te drukken. Als u hetzelfde bericht naar meerdere bestemmingen wilt sturen (distributielijst), worden de berichten verzonden in de volgorde waarin de bestemmingen zijn gebeld. Als een faxbericht niet kon worden verzonden, belt het apparaat die bestemming opnieuw na de laatste opgegeven bestemming van de distributielijst. Als u als distributielijst bijvoorbeeld vier bestemmingen opgeeft, A t/m D, en de lijnen A en C zijn bezet, dan belt het apparaat de bestemmingen in de volgorde: A, B, C, D, A, en C. Voor het controleren van de verzendvoortgang, kunt u de TX-bestandenlijst afdrukken. Als u een tweede verzending opgeeft terwijl u via distributielijst naar meerdere bestemmingen verzendt, dan worden de faxen om de beurt naar de resterende bestemming in de huidige en in de tweede distributielijst verzonden. Wanneer u bijvoorbeeld een distributielijst opgeeft naar bestemmingen A en B en vervolgens een distributielijst opgeeft naar bestemmingen C en D terwijl u naar bestemming A aan het verzenden bent, zendt het apparaat de faxen in de volgende volgorde: A, B, C en dan D. Wanneer het vorige en het volgende bestand stand-by zijn, worden deze ook in dezelfde volgorde verzonden. Opmerking ❒ Om te voorkomen dat per ongeluk de verkeerde Snelkiestoets wordt ingedrukt, kunt u het apparaat zodanig instellen dat [Best.tv.] moet worden ingedrukt wanneer een bestemming wordt toegevoegd via een snelkiestoets. Pas deze instelling aan via de Gebruikersparameters (switch 17, bit 2) in het menu Faxeigenschappen. Verwijzing Pag.125 “Een lijst met bestanden in het geheugen afdrukken (TX best. lijst afdr.)” Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
16
Verzendmodi
Als het geheugen vol raakt terwijl u een origineel opslaat Als het geheugen vol raakt terwijl u een origineel opslaat (vrije ruimte is 0%) wordt de melding “Geheugen is vol. Scan wordt gest. gesc. pg. zullen wrd opgesl.” weergegeven. Druk op [Afsluit.] om alleen opgeslagen pagina’s te verzenden.
1
Opmerking ❒ Als dit gebeurt, worden alleen de gescande pagina’s verzonden. Neem contact op met uw servicevertegenwoordiger als u in dit geval de gescande pagina’s wilt verwijderen en de verzending wilt annuleren.
ECM (Error Correction Mode) Als een verzending gedeeltelijk mislukt omdat er een probleem is met de lijn, worden de verloren gegevens automatisch opnieuw verzonden. Belangrijk ❒ Voor deze functie moet uw apparaat zijn uitgerust met ECM.
❒ Deze functie is niet bij internetfax beschikbaar.
Directe verzending Directe verzending is mogelijk voor een standaard faxverzending en een IPfaxverzending. Belangrijk ❒ Internetfax wordt alleen uitgevoerd via geheugenverzending, waarbij het zenden automatisch wordt gestart nadat de documenten in het geheugen zijn opgeslagen. Wanneer u Directe verzending opgeeft voor Internetfax, wordt het bericht “Probeer opnieuw na overschak. op geh.verz.” weergegeven. Als dit gebeurt, drukt u op [Afsluit.] en schakelt u over naar Geheugenverzending.
❒ Groep kan niet worden gebruikt voor Directe verzending. U kunt hetzelfde document niet naar meerdere bestemmingen zenden (distributielijst). Als u een groep opgeeft, wordt het bericht “Probeer opnieuw na overschak. op geh.verz.” weergegeven. Als dit gebeurt, drukt u op [Afsluit.] en schakelt u over naar Geheugenverzending.
17
Verzending
A Controleer of de indicator Geheugenverzending is gedoofd.
1
NL ASO007S
Als de indicator Geheugenverzending brandt, drukt u op de toets {Verzendmodus} om de modus Directe verzending te selecteren.
B Plaats het origineel. C Selecteer de gewenste scaninstellingen. D Geef een bestemming op via de cijfertoetsen of via Snelkiezen.
Raadpleeg “De snelkiestoetsen gebruiken” voor het opgeven van de bestemming via een snelkiestoets. Als u zich vergist, drukt u op de toets {Wis/Stop} en voert u het juiste nummer in.
E Druk op de toets {Start}. Het apparaat belt een bestemming. Opmerking ❒ De documenten worden niet opgeslagen in het geheugen. Verwijzing Pag.35 “Origineel type”
Pag.36 “Resolutie” Pag.37 “Belichting (Contrast)” Pag.39 “Verzending via een faxlijn” Pag.42 “Verzending via IP-fax” Pag.50 “Een bestemming opgeven via een snelkiestoets” Pag.52 “Een groep bestemmingen opgeven via de snelkiestoetsen” Pag.55 “Opnieuw kiezen (redial)”
18
Verzendmodi
Meerdere originelen vanaf de glasplaat verzenden (Directe verzending) Volg onderstaande stappen voor het verzenden van meerdere originelen via de glasplaat.
1
A Controleer of de indicator Geheugenverzending is gedoofd. B Plaats de eerste pagina met de voorzijde naar beneden op de glasplaat. C Geef een bestemming op.
D Voer de gewenste scaninstellingen door. E Druk op de toets {Start}. F Leg het volgende origineel op de glasplaat binnen 10 seconden nadat het eerste origineel is gescand.
G Herhaal stap D tot F voor alle originelen. H Plaats het laatste origineel en druk dan op {q}.
19
Verzending
IP-faxfuncties Met de IP-faxfunctie kunnen rechtstreeks documenten worden verzonden of ontvangen tussen twee faxapparaten via een TCP/IP-netwerk. Deze functie heeft de volgende voordelen en is geschikt voor communicatie binnen hetzelfde LAN: • Lagere communicatiekosten • Snellere communicatie tussen IP-faxen dan via een standaard faxverzending De IP-faxfunctie maakt gebruik van SIP en H.323 als netwerkprotocol. Geef voor de verzending een IPv4-adres of hostnaam op in plaats van een faxnummer. Als u een gatekeeper gebruikt, geeft u het alias telefoonnummer hiervan op. Als u een SIP-server gebruikt, kunt u een fax verzenden door de SIPgebruikersnaam op te geven. Geef de adressen op van de gatekeeper of de SIP server (proxyserver, register server, redirect server) bij IP-Faxinstellingen in het menu Faxeigenschappen. U kunt ook een fax doorsturen naar een G3-fax die is aangesloten op het telefoonnet (PSTN) via een gateway (T.38). U kunt IP-faxen op dezelfde wijze ontvangen als standaardfaxen.
1
20
IP-faxfuncties
1
NL ALT001S
Belangrijk ❒ Om de IP-faxfuncties te kunnen gebruiken, moet de optionele printer-/scannereenheid geïnstalleerd zijn. ❒ Om de IP-faxfuncties te kunnen gebruiken, moet dit apparaat zijn aangesloten op een LAN en moeten de juiste instellingen zijn opgegeven bij IP-Faxinstellingen in het menu Faxeigenschappen. ❒ Voordat u deze functie gaat gebruiken, moet u het netwerk configureren in het menu Systeeminstellingen. ❒ De faxfunctie van dit apparaat kan niet worden gebruikt met IPv6. Opmerking ❒ IP-fax die door dit apparaat wordt ondersteund is ITU-T Rec. T.38.
21
Verzending
Verwijzing Pag.105 “Typen ontvangst”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
1
Terminologie Voor het gebruik van IP-fax dient u de volgende termen te kennen:
❖ H.323 Een multimedia communicatieprotocol dat bestanden verzendt en ontvangt via een-op-een communicatie via een LAN of het Internet. ❖ SIP Een communicatieprotocol voor internettelefoon dat gebruik maakt van Volp (converteert spraakinformatie naar IP-pakketten) en dat over functies beschikt als het maken, wijzigen en beëindigen van sessies met een of meerdere deelnemers. ❖ Gatekeeper (VoIP gatekeeper) Een gatekeeper beheert apparaten die zijn aangesloten op een IP-netwerk, converteert alias telefoonnummers naar IPv4-adressen en voert verificatiefuncties uit. Daarnaast houdt de gatekeeper toezicht op band- (toekenning van transmissiesnelheid) en toegangscontrole. ❖ SIP server Een SIP server bemiddelt bij de verbindingsverzoeken tussen apparaten die zijn aangesloten op een IP-netwerk en bestaat hoofdzakelijk uit servers die de volgende drie functies hebben: • Proxyserver: ontvangt SIP-verzoeken en zendt deze door voor de verzoeker. • Register server: ontvangt informatie over apparaatadressen in een IP-netwerk en slaat deze op in een database. • Redirect server: vraagt naar het adres van de bestemming. ❖ Gateway (VoIP gateway) Een gateway die een telefoonnet en een IP-netwerk verbindt en functies heeft zoals protocolconversie voor het aansluiten van verschillende netwerken, en communicatieapparatuur (telefoons, faxen, enz.) aansluit op LAN en andere netwerken.
22
IP-faxfuncties
Opmerkingen over het gebruik van IP-fax De volgende opmerkingen betreffen het gebruik van IP-fax: • Het is mogelijk dat verzending naar een netwerk dat is beveiligd via een firewall niet mogelijk is. • U kunt geen telefoons gebruiken op een LAN. • Als er gedurende een uur of twaalf een stroomstoring is geweest, of het apparaat ongeveer twaalf uur niet op het net aangesloten is geweest, worden documenten die in het geheugen van de fax zijn opgeslagen, gewist. Als er een document wordt gewist, wordt zodra de hoofdschakelaar wordt ingeschakeld, automatisch het stroomonderbrekingsrapport afgedrukt. Met dit rapport kunt u controleren welke documenten zijn gewist. Als u de netspanning uitschakelt door eenvoudig op de hoofdschakelaar te drukken, leidt dit er niet toe dat er documenten zullen worden gewist. Raadpleeg Probleemoplossing.
1
Verwijzing Probleemoplossing
Niet beschikbare functies voor IP-faxverzending U kunt de volgende functies gebruiken voor standaard faxverzending, maar niet voor IP-faxverzending: • Direct kiezen • Handmatige nummerkeuze
23
Verzending
Internetfaxfuncties Het apparaat zet afbeeldingen van gescande documenten om naar e-mailformaat en zendt de gegevens via het internet. De e-mail die door dit apparaat wordt gestuurd, kan door een andere internetfaxapparaat worden ontvangen. In plaats van het telefoonnummer van de bestemming in te voeren, voert u het desbetreffende e-mailadres in. U kunt ontvangen e-mailberichten ook afdrukken of doorsturen.
1
NL ALT002S
Belangrijk ❒ Om de Internetfaxfuncties te kunnen gebruiken, moet de optionele printer/scannereenheid geïnstalleerd zijn.
❒ Om de Internetfaxfuncties te kunnen gebruiken, moet dit apparaat zijn aangesloten op een LAN en moeten de juiste instellingen zijn opgegeven bij Instellingen Internetfax in het menu Faxeigenschappen. ❒ De faxfunctie van dit apparaat kan niet worden gebruikt met IPv6. ❒ Voor het verzenden van Internetfaxen, moet u in het menu Faxeigenschappen, bij E-mailinstellingen, [Internetfax-instellingen] instellen op [Aan]. Zelfs wanneer [Uit] is geselecteerd, is het mogelijk om documenten door te zenden of te bezorgen naar Internetfaxbestemmingen. ❒ Voor het ontvangen van Internetfaxdocumenten, stelt u [E-mailaccount faxen] in het menu Systeeminstellingen bij Bestandsoverdracht in op [Ontvangen].
24
Internetfaxfuncties
Opmerking ❒ De internetfax-functie die door dit apparaat wordt ondersteund kan worden gebruikt met ITU-T Rec. T.37.
❒ U kunt e-mailberichten ontvangen met een aangehechte TIFF-F-afbeelding van computers. ❒ Hoewel internetfax-documenten normaalgesproken via een SMTP-server worden verzonden, kunnen deze documenten ook rechtstreeks naar hun bestemming worden verzonden, zonder gebruik te maken van een SMTP-server. Hiervoor kunt u “SMTP server gebruiken” vooraf programmeren onder een gebruikersfunctietoets. ❒ Voor het verzenden van internetfax-documenten kunt u “Onderwerp bijvoegen” en “Ontvangstbevestiging” opgeven bij [TX Modus]. ❒ U kunt de grootte van verzonden e-mailberichten beperken in “E-mailinst.” of “Faxeigensch.”. ❒ Raadpleeg “Ontvangen berichten” voor het ontvangen van e-mail via de computer. ❒ Raadpleeg “Het verzendresultaat controleren (status TX-bestand)” voor meer informatie over het controleren van het verzendresultaat. ❒ Wanneer u een Internetfax verzendt door het opgeven van een gebruikerscode en het e-mailadres is ingesteld als routeringsbestemming van de opgegeven gebruikerscode, wordt een communicatieresultaatrapport verzonden nadat de verzending is voltooid. Dit maakt het mogelijk het resultaat van een verzending te controleren. ❒ U kunt geen e-mails verzenden naar een bestemming als cc.
1
Verwijzing Pag.48 “Omzeilen van de SMTP-server”
Pag.88 “Het onderwerp invoeren” Pag.90 “Een ontvangstmelding vragen” Pag.113 “Ontvangen berichten” Pag.129 “Het verzendresultaat controleren (Status TX-bestand)” Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
25
Verzending
Opmerkingen over het gebruik van Internetfax De volgende opmerkingen betreffen het gebruik van Internetfax: • Als u de Internetfaxfunctie gebruikt, worden de originelen in A4-formaat verzonden. Originelen die groter zijn dan A4 worden verkleind tot A4-formaat. Als het apparaat van de ontvanger is uitgerust met de T.37 Volledige modus dan worden de originelen verzonden in het formaat dat is opgegeven in het Adresboek. • Als u Internetfaxverzending gebruikt, worden documenten verzonden met de resolutie “Detail” zelfs als u “Fijn” heeft opgegeven. Om een document te verzenden met “Fijn”, moet u de Volledige modus instellen tijdens het opslaan van bestemmingen in het Adresboek. • Als een verzending niet succesvol is, ontvangt dit apparaat gewoonlijk een emailfoutmelding. E-mailfoutmeldingen kunnen echter om verschillende redenen niet worden verzonden. Het is aan te bevelen om de ontvangst van belangrijke documenten te bevestigen door de andere partij op te bellen. • Het niveau van beveiliging voor internetcommunicaties is laag. Het is raadzaam om voor vertrouwelijke communicaties het telefoonnetwerk te gebruiken. • Voice-communicatie wordt niet over LAN ondersteund. • De levering van internetfaxen kan worden vertraagd door overbelasting in het netwerk. Als communicatietijd een rol speelt, maak dan gebruik van Internetfaxverzending zodat u geen gebruik hoeft te maken van een SMTP-server, de telefoonlijn of IP-fax. • Als er gedurende een uur of twaalf een stroomstoring is geweest, of het apparaat ongeveer twaalf uur niet op het net aangesloten is geweest, worden documenten die in het geheugen van de fax zijn opgeslagen, gewist. Als er een document wordt gewist, wordt zodra de hoofdschakelaar wordt ingeschakeld, automatisch het stroomonderbrekingsrapport afgedrukt. Met dit rapport kunt u controleren welke documenten zijn gewist. Als u de netspanning uitschakelt door eenvoudig op de hoofdschakelaar te drukken, leidt dit er niet toe dat er documenten zullen worden gewist. Raadpleeg Probleemoplossing. • Mogelijk kunt u, afhankelijk van de voorwaarden van de e-mailomgeving, een groot bestand niet als e-mail versturen. • Als de beschikbare hoeveelheid geheugen laag is, kunt u mogelijk geen internetfaxen versturen. • Omdat het apparaat de documenten als e-mailboodschappen met een aangehechte TIFF-F-afbeelding stuurt, is een viewer nodig om de documenten te kunnen bekijken als deze op een computer worden ontvangen. • Bij een document met een groot volume kan het enige tijd duren voordat het verzenden begint. Dit komt doordat het apparaat tijd nodig heeft om de data voor in het geheugen om te vormen.
1
Verwijzing Pag.28 “T.37 Volledige modus” Pag.32 “Papierformaat en scangebied” Pag.48 “Omzeilen van de SMTP-server” Probleemoplossing
26
Internetfaxfuncties
Niet beschikbare functies voor E-mailverzending De volgende functies worden met standaard faxverzending, maar niet met internetfaxen ondersteund. • Directe verzending • Verzending via SUB code • Direct kiezen • Handmatig kiezen • JBIG-verzending • ECM (Error Correction Mode)
1
Niet beschikbare functies voor E-mailontvangst De volgende functies worden met standaard faxverzending, maar niet met internetfaxen ondersteund. • Ontvangst met geheugenslot • SEP code ontvangst • Geautoriseerde ontvangst
E-mailonderwerp Als u een e-mail verzendt zonder een onderwerp op te geven, wordt het onderwerp automatisch ingevoerd. Het onderwerp is afhankelijk van de instellingen bij Stempel afzendernaam.
❖ Als Stempel afzendernaam is ingeschakeld: Van afzendernaam(Faxberichtnr.xxxx) ❖ Als Stempel afzendernaam is uitgeschakeld: • Als Eigen faxnummer en Eigen naam zijn geprogrammeerd: Van “Eigen faxnummer”(“Eigen naam”)(Faxberichtnr.xxxx) • Als alleen Eigen faxnummer is geprogrammeerd: Van “Eigen faxnummer”(Faxberichtnr.xxxx) • Als alleen Eigen naam is geprogrammeerd: Van “Eigen naam”(Faxberichtnr.xxxx) • Als noch Eigen faxnummer noch Eigen naam zijn geprogrammeerd: Faxberichtnr.xxxx Opmerking ❒ “xxxx” is het documentnummer dat in het journaal verschijnt. Verwijzing Pag.85 “Afzenderinstellingen”
27
Verzending
T.37 Volledige modus Dit apparaat ondersteunt de T.37 volledige modus. De T.37 volledige modus is een internationale standaard voor de verzending van faxen via het Internet. (ITU-T Rec., RFC2532) Als een Internetfaxverbinding tot stand wordt gebracht tussen twee apparaten die de T.37 Volledige modus ondersteunen, stuurt de ontvanger de afzender een ontvangstbevestiging in antwoord op het verzoek om een ontvangstmelding die als bijlage aan het e-mailbericht is aangehecht. Deze ontvangstbevestiging bevat informatie over de ontvangstmogelijkheden van de ontvanger (compressietype, papierformaat en resolutie). Als de ontvanger in het adresboek is geprogrammeerd als bestemming met volledige modus, registreert de afzender de ontvangen informatie automatisch in het adresboek. Zo kunt u in het vervolg op basis van de ontvangen informatie Internetfaxdocumenten naar de betreffende ontvanger verzenden.
1
❖ Een ontvangstbewijs terugsturen Na de ontvangst van een e-mail van een afzender die om een ontvangstmelding vraagt, stuurt de ontvanger een ontvangstbevestiging waarin de ontvangstmogelijkheden van het apparaat van de ontvanger worden vermeld (compressietype, papierformaat en resolutie). ❖ De inhoud van het ontvangstbewijs opslaan Nadat de afzender de ontvangstbevestiging heeft ontvangen met informatie over de ontvangstmogelijkheden van de ontvanger, controleert de afzender of het adres op de ontvangstbevestiging in het adresboek staat. Als het adres is geprogrammeerd als bestemming met volledige modus wordt de informatie over de ontvangstmogelijkheden van de ontvanger automatisch door de afzender opgeslagen. De opgeslagen informatie wordt bijgewerkt zodra de afzender nieuwe ontvangstinformatie van de ontvanger ontvangt. Op basis van deze informatie kan de afzender documenten naar de ontvanger sturen. Als de ontvanger niet in het adresboek is geprogrammeerd of als apparaat met een eenvoudige modus kan de informatie over de ontvangstmogelijkheden van de ontvanger niet worden opgeslagen. Als u de ontvangstmogelijkheden van de ontvanger kent, kunt u deze handmatig instellen. ❖ Een ontvangstmelding vragen Als het apparaat van de ontvanger de T.37 volledige modus ondersteunt en in het adresboek is geprogrammeerd als apparaat met volledige modus, vraagt het apparaat om een ontvangstmelding van de ontvanger. Het apparaat ontvangt vervolgens de ontvangstbevestiging (verzonden) waarin de ontvangstmogelijkheden van de ontvanger worden vermeld.
28
Internetfaxfuncties
Opmerking ❒ Gebruik Web Image Monitor om de ontvangstmogelijkheden van de ontvanger handmatig te programmeren.
❒ Via Internetfaxverzending kunt u een document naar meerdere bestemmingen tegelijk verzenden. Als u echter bestemmingen opgeeft die de volledige modus ondersteunen, worden de faxen één voor één verzonden in de opgegeven volgorde omdat in dat geval niet alle bestemmingen over dezelfde ontvangstmogelijkheden beschikken.
1
Verwijzing Pag.90 “Een ontvangstmelding vragen”
Pag.167 “Bestemmingsinformatie programmeren vanuit een Webbrowser”
29
Verzending
Originelen plaatsen Plaats het origineel op de glasplaat of in de optionele ARDF. Raadpleeg de volgende paragrafen voor meer informatie over het plaatsen van originelen: • Originelen op de glasplaat plaatsen Kopieerhandleiding • Originelen in de optionele ARDF plaatsen Kopieerhandleiding
1
Belangrijk ❒ De ARDF niet optillen tijdens het scannen van originelen.
❖ Het plaatsen van originelen met het volgende formaat: A4, B5 JIS (Japanese Industrial Standard), A5, 51/2"×81/2", 81/2"×11", en 81/2"×14"
NL ASO005S
❖ Het plaatsen van originelen met het formaat A5 en 51/2"×81/2"
NL ASO004S
30
Originelen plaatsen
❒ ❒
❒ ❒ ❒ ❒
❒
❒ ❒
Opmerking Voor het scannen van meerdere originelen via de ARDF, plaatst u de originelen in een stapel. Wanneer u een fax verstuurt, wordt de uiteindelijke afdruk van het document bepaald door het formaat en de afdrukrichting van het papier in het ontvangende faxapparaat. Als het papier in het ontvangende faxapparaat van een ander formaat is en/of een andere afdrukrichting heeft, kan het beeld van het faxbericht kleiner uitvallen, aan de randen worden afgesneden of over meerdere pagina’s worden verdeeld. Als u een belangrijk document wilt verzenden, vraag dan eerst aan de ontvanger welk papierformaat wordt gebruikt en welke afdrukrichting het papier heeft. U moet gebruik maken van geheugenverzending als u documenten wilt versturen die langer zijn dan 1000 mm (39") (directe verzending is niet mogelijk). Als zich een papierstoring voordoet, drukt u op de toets {Wis/Stop} en verwijdert u het origineel voorzichtig. Controleer of de inkt, correctievloeistof, enzovoort volledig zijn opgedroogd voordat u de originelen plaatst. Er kunnen anders vlekken op de glasplaat komen die op de afdruk te zien zijn. U kunt de eerste pagina via de glasplaat verzenden en de resterende pagina’s via de ARDF. U kunt niet van de ARDF naar de glasplaat veranderen. Raadpleeg “Meerdere originelen vanaf de glasplaat verzenden (Geheugenverzending)” wanneer u vanuit het geheugen verzendt. Raadpleeg “Meerdere originelen vanaf de glasplaat verzenden (Directe verzending)” wanneer u een directe verzending uitvoert. Als u de Internetfaxfunctie gebruikt, worden de originelen in A4-formaat verzonden. Originelen die groter zijn dan A4 worden verkleind tot A4-formaat. Als het apparaat van de ontvanger is uitgerust met de T.37 Volledige modus dan worden de originelen verzonden in het formaat dat is opgegeven in het Adresboek. De gegevens van dit apparaat worden bij de bestemming afgedrukt. Deze informatie wordt links op het papier afgedrukt (gezien vanuit uw positie tijdens het plaatsen van documenten op de glasplaat of in de ARDF). Raadpleeg “Geschikte origineelformaten” en “Papierformaat en scangebied” voor ondersteunde origineelformaten.
1
Verwijzing Pag.14 “Meerdere originelen vanaf de glasplaat verzenden (Geheugenverzending)”
Pag.19 “Meerdere originelen vanaf de glasplaat verzenden (Directe verzending)” Pag.28 “T.37 Volledige modus” Pag.32 “Geschikte origineelformaten” Pag.32 “Papierformaat en scangebied” Bedieningshandleiding Standaardinstellingen Kopieerhandleiding
31
Verzending
Geschikte origineelformaten
1
Plaats van het origineel
Geschikte origineelformaten
Glasplaat
Maximaal A4 (210 × 297 mm), 81/2" × 14" (216 × 356 mm)
ARDF, enkelzijdig document
A5 t/m A4 L (max. 1200 mm lang)
Maximaal aan- Dikte van het patal vellen pier 1
----
50 vel 52-105 g/m2 (80 g/m2, 20 lb) (14-28 lb)
81/2" × 51/2" t/m 81/2" × 14"L ARDF, dubbelzijdig document
A5L t/m A4 L (max. 356 mm lang)
50 vel 64-105 g/m2 2, 20 lb) (17-28 lb) (80 g/m
81/2" × 51/2"L t/m 81/2" × 14"L
Papierformaat en scangebied Belangrijk ❒ Als u een origineel op de glasplaat plaatst dat groter is dan A4, 81/2" × 14", wordt een gebied van slechts A4, 81/2" × 14" gescand.
❖ Glasplaat
NL ASO001S
❖ ARDF
NL ASO002S
32
Originelen plaatsen
❖ Maximaal scangebied Het maximale scangebied wordt hieronder weergegeven: • Geheugenverzending: 216 × 1200 mm/81/2" × 47" (B × L) vanuit de ARDF • Directe verzending: 216 × 1200 mm/81/2" × 47" (B × L) vanuit de ARDF • 210 × 297 mm/81/2" × 14" (B × L) (vanaf de glasplaat) ❒ ❒ ❒ ❒
1
Opmerking Het formaat van de afbeelding kan afwijken als de afbeelding bij de ontvanger wordt afgedrukt. Zelfs als een origineel correct op de glasplaat of in de ARDF is geplaatst, kan het zijn dat een marge van 3 mm (0,1") rondom de rand van het origineel niet wordt verzonden. Als de ontvanger papier gebruikt dat minder breed is dan het origineel, wordt de afbeelding verkleind zodat die op dat papier past. Tijdens directe verzending kan de lengte van het scanbereik smaller worden dan 1200 mm (47"), afhankelijk van de resolutie alsmede de instellingen in het bestemmingsapparaat.
Herkennen van blanco vellen Wanneer het scannen van de eerste pagina is voltooid, wordt een waarschuwingssignaal afgegeven als de pagina bijna volledig blanco is. Belangrijk ❒ De functie voor het herkennen van blanco vellen werkt alleen wanneer originelen via de ARDF worden gescand. ❒ De functie voor het herkennen van blanco vellen werkt niet voor tweede en volgende pagina’s. Deze functie waarschuwt u wanneer een origineel verkeerd op de scanner wordt geplaatst. Als dit gebeurt, wordt gedurende enkele seconden een bericht weergegeven. De inhoud van dit bericht is afhankelijk van het aantal te scannen pagina’s en de verzendmodus. • Wanneer u een document via Directe verzending verzendt of wanneer alle pagina’s in de modus Geheugenverzending zijn gescand:
• Wanneer een aantal pagina’s niet is gescand in de modus Parallelle verzending of Geheugenverzending:
33
Verzending
Opmerking ❒ Zelfs wanneer een bijna blanco vel wordt herkend, wordt het normaal verzonden. ❒ U kunt deze functie in- en uitschakelen via de Gebruikersparameters (switch 11, bit 2) in het menu Faxeigenschappen. ❒ Om het scannen te annuleren nadat een blanco vel is herkend, drukt u op de toets {Wis/Stop}.
1
Verwijzing Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
34
Scaninstellingen
Scaninstellingen U wilt mogelijk verschillende soorten faxberichten verzenden. Een aantal daarvan kan soms moeilijk worden gereproduceerd bij de ontvanger. Uw apparaat heeft drie instellingen waarmee u de kwaliteit van de afdruk kunt aanpassen en verbeteren.
1
❖ Origineel type: Tekst, Foto ❖ Resolutie: Standaard, Detail, Fijn ❖ Belichting (Contrast): Handmatige belichting (vijf niveaus)
Origineel type Om de scherpte van de afbeelding te verbeteren, selecteert u het juiste soort origineel. De volgende soorten origineel zijn beschikbaar:
❖ Tekst Selecteer Tekst om originelen met contrastrijke zwart-wit afbeeldingen te verzenden. Gebruik deze instelling als u alleen de scherpte van de tekst wilt verbeteren, ook als het origineel tekst en foto’s bevat. ❖ Foto Selecteer Foto om een origineel met afbeeldingen in halftinten te verzenden, zoals een foto, of een kleuren origineel.
A Druk op de toets {Origineel type} om het gewenste soort origineel te selecteren.
ASO008S
Druk op de toets {Origineel type} om tussen Tekst en Foto te schakelen. Opmerking ❒ Als u Foto selecteert, duurt het verzenden langer dan wanneer u Tekst selecteert. ❒ Als u een faxbericht verzendt met Foto en de achtergrond van de ontvangen afbeelding is vaag, vermindert u de belichtingswaarde en stuurt u het faxbericht opnieuw. Verwijzing Pag.37 “Belichting (Contrast)”
35
Verzending
JBIG-verzending Met behulp van JBIG (Joint Bi-level Image Experts Group) compressie kunt u originelen gescand met Foto sneller verzenden dan via andere compressiemethoden.
1
Belangrijk ❒ Deze functie is niet beschikbaar voor de functie Internetfax. ❒ Voor deze functie moet het ontvangende faxapparaat ook met de JBIG-functie en de ECM-functie zijn uitgerust.
Resolutie In deze paragraaf wordt uitgelegd hoe u de resolutie van een origineel kunt instellen. Afbeeldingen en teksten worden tijdens het scannen omgezet in een reeks puntjes (dots). De hoeveelheid puntjes bepaalt de kwaliteit van de afdruk en hoeveel tijd er nodig is voor het verzenden. Daarom zijn afbeeldingen die met een hoge resolutie worden gescand van hoge kwaliteit, maar duurt het langer om de afbeeldingen te verzenden. Scannen met een lage resolutie resulteert daarentegen in een lagere kwaliteit, maar het origineel wordt wel sneller verzonden. Selecteer de instelling die aan uw eisen voldoet, waarbij u een afweging maakt tussen de beeldkwaliteit en de verzendsnelheid.
❖ Standaard (8 x 3,85 lijnen/mm, 200 x 100 dpi) Selecteer deze resolutie voor originelen met een normale tekengrootte. ❖ Detail (8 x 7,7 lijnen/mm, 200 x 200 dpi) Selecteer deze resolutie voor originelen met een kleine lettergrootte of wanneer de tekst niet goed leesbaar is. Deze resolutie is tweemaal zo Fijn als Standaard. ❖ Fijn (8 x 15,4 lijnen/mm, 200 x 400 dpi) Selecteer deze resolutie voor originelen met fijne details of voor een zo scherp mogelijke afdruk. Deze resolutie is vier maal zo fijn als Standaard.
A Druk op de toets {Resolutie} om tussen de resoluties te schakelen.
NL ASO009S
De indicatoren boven de toets geven de huidige selectie aan. Wanneer beide indicatoren zijn gedoofd, is Standaard geselecteerd.
36
Scaninstellingen
Opmerking ❒ Als het ontvangende faxapparaat de gekozen resolutie niet ondersteunt, schakelt het apparaat automatisch over op een resolutie die wel wordt ondersteund. U kunt de feitelijke resolutie waarmee u zendt controleren door het Journaal af te drukken.
1
❒ Het apparaat ondersteunt de ontvangst met de resolutie Standaard en Detail. ❒ Als u Internetfaxverzending gebruikt, worden documenten verzonden met de resolutie “Detail” zelfs als u “Fijn” heeft opgegeven. Om een document te verzenden met “Fijn”, moet u de Volledige modus instellen tijdens het opslaan van bestemmingen in het Adresboek. Verwijzing Pag.28 “T.37 Volledige modus”
Pag.137 “Het journaal afdrukken”
Belichting (Contrast) Pas de belichting aan voor het scannen van originelen. Gebruik de toets {Belichting} om een van de vijf belichtingsniveaus te selecteren.
A Druk op {Lichter} of {Donkerder} om een van de vijf belichtingsniveaus in te stellen.
ASO010S
Bij iedere druk op de knop wordt de indicator een positie verplaatst.
37
Verzending
Verschillende instellingen kiezen bij een origineel met meerdere pagina’s Als u een origineel met meerdere pagina’s wilt verzenden, kunt u voor iedere pagina afzonderlijk de instellingen voor belichting, resolutie en het type origineel instellen. Het wordt aangeraden de originelen op de glasplaat te leggen als u bij een origineel met meerdere pagina’s met verschillende scaninstellingen werkt.
1
❖ Wanneer u de originelen op de glasplaat legt A Controleer welke pagina’s u met verschillende instellingen wilt scannen. B Verwijder de vorige pagina en plaats de volgende pagina die u heeft gecontroleerd op de glasplaat. C Selecteer de belichting, de resolutie en het type origineel. U heeft ongeveer 60 seconden (10 seconden voor Directe verzending) om de belichting, de resolutie en het soort origineel te selecteren. De resterende tijd verschijnt op het display.
Pas de instellingen voor iedere pagina aan voordat u op de toets {Start} drukt.
❖ Wanneer u de originelen in de optionele ARDF plaatst A Controleer welke pagina’s u met verschillende instellingen wilt scannen. B Selecteer de belichting, de resolutie en het scantype voordat de pagina waarvoor u de instellingen wilt aanpassen wordt gescand. Afhankelijk van op welk tijdstip de scaninstellingen zijn aangepast, komen de instellingen mogelijk niet tot uitdrukking in de bewerking.
38
Een bestemming opgeven
Een bestemming opgeven In deze paragraaf wordt uitgelegd hoe u een bestemming kunt opgeven. U kunt faxnummers, IP-faxbestemmingen en e-mailadressen opgeven.
1
Opmerking ❒ Op het display ziet u de vrije geheugenruimte voor het opslaan van originelen (in procenten). Omdat faxnummers, IP-faxbestemmingen en e-mailadressen in een apart geheugen worden opgeslagen, heeft het kiezen van faxnummers met de cijfertoetsen geen invloed op het percentage in het display.
Verzending via een faxlijn Voer de nummers rechtstreeks in met de cijfertoetsen aan de rechterkant van het bedieningspaneel.
A Druk op [
] om de bestemming naar faxnummer te schakelen.
B Voer het faxnummer in met de cijfertoetsen.
Raadpleeg “De snelkiestoetsen gebruiken” voor het opgeven van de bestemming via een snelkiestoets. Als u een fout maakt, drukt u op de toets {Wis/Stop} en voert u het nummer opnieuw in.
C Druk op de toets {Start}. Het apparaat begint het origineel te scannen en slaat het op in het geheugen. Als het scannen is voltooid, gaat de indicatoren Communicatie branden en begint het verzenden. Opmerking ❒ U kunt tussen de cijfers pauzes en tonen aanbrengen.
❒ Raadpleeg “Maximumwaarden” voor het maximum aantal tekens voor een bestemming.
39
Verzending
Verwijzing Pag.40 “Een pauze invoeren”
Pag.41 “Een toon invoeren” Pag.50 “De snelkiestoetsen gebruiken” Pag.173 “Maximumwaarden”
1
Een pauze invoeren Druk op de toets {Pauze/Redial} wanneer u tijdens het kiezen of opslaan van een nummer een pauze van twee seconden tussen de cijfers wilt aanbrengen.
NL ASO011S
Opmerking ❒ Als u op {Pauze/Redial} drukt bij het eerste cijfer, wordt het scherm voor opnieuw kiezen weergegeven.
❒ Een pauze wordt op het display als een “-” weergegeven.
❒ U kunt ook nummers met pauzes opslaan in een bestemmingslijst.
40
Een bestemming opgeven
Een toon invoeren Met deze functie kan men met een apparaat dat op een pulslijn is aangesloten, toonsignalen laten verzenden (bijvoorbeeld voor speciale diensten op een toonlijn). Wanneer u op de toets [Toon] drukt, kiest het apparaat het nummer met toonsignalen. In deze paragraaf wordt het gebruik van de toonfunctie uitgelegd aan de hand van een Direct kiezen voorbeeld.
1
A Druk op de toets {Direct Kiezen}.
NL ASO012S
B Voer het faxnummer in met de cijfertoetsen.
C Druk op [Toon].
D Voer met de cijfertoetsen het nummer in dat u wilt kiezen.
41
Verzending
E Druk op de toets {Start}. De verzending begint. Voor het annuleren van een verzending drukt u op {Wis/Stop} en verwijdert u de originelen. Na verzending verschijnt de stand-bydisplay.
1
Opmerking ❒ Bepaalde diensten kunt u mogelijk niet gebruiken in combinatie met de Toonfunctie.
❒ Een toon wordt in het display weergegeven als “T” en de volgende nummers worden gekozen via toonsignalen.
Verzending via IP-fax In deze paragraaf wordt uitgelegd hoe u een IP-faxbestemming kunt opgeven. Voor verzending naar een IP-fax geeft u de IP-faxbestemming op (IPv4-adres, hostnaam of alias telefoonnummer) in plaats van het faxnummer. Belangrijk ❒ Om de IP-faxfuncties te kunnen gebruiken, moet de optionele printer-/scannereenheid geïnstalleerd zijn.
A Druk op [
] om de bestemming naar IP-faxbestemming te schake-
len. Als u een gatekeeperserver gebruikt, selecteert u . Als u een SIP-server gebruikt, selecteert u .
B Druk op [Handm.].
Raadpleeg “De snelkiestoetsen gebruiken” voor het opgeven van de bestemming via een snelkiestoets.
42
Een bestemming opgeven
C Voer de IP-faxbestemming in en druk op {OK}.
1 Als u een onjuist teken heeft ingevoerd, drukt u op de toets {Wis/Stop}. Voer vervolgens de tekens correct in. Als u de IP-faxbestemming wilt wijzigen nadat u op {OK} heeft gedrukt, drukt u op [Best.bw.], voert u de nieuwe IP-faxbestemming in en drukt u op {OK} .
D Om een bestemming toe te voegen, drukt u op [Best.tv.].
E Geef de volgende bestemming op.
Wanneer u nog een bestemming wilt toevoegen, herhaalt u stap D en E.
F Druk op de toets {Start}.
Het apparaat begint het origineel te scannen en slaat het op in het geheugen. Als het scannen is voltooid, gaat de indicator Communicatie branden en begint het verzenden. Opmerking ❒ Afhankelijk van de beveiligingsinstellingen, wordt [Handm.] mogelijk niet weergegeven en is het niet mogelijk om de IP-faxbestemming in te voeren. ❒ Neem contact op met uw dealer of vertegenwoordiger voor een lijst met gateways (T.38), gatekeepers of SIP-servers die goedgekeurd zijn voor gebruik met dit apparaat.
43
Verzending
❒ De methodes voor het invoeren van een bestemming zijn afhankelijk van de netwerkinstellingen die door de beheerder zijn geconfigureerd. Neem contact op met de netwerkbeheerder voor meer informatie. Raadpleeg “Over IP-faxbestemmingen” voor meer informatie over het invoeren van de IP-faxbestemming. ❒ Om te voorkomen dat per ongeluk de verkeerde Snelkiestoets wordt ingedrukt, kunt u het apparaat zodanig instellen dat [Best.tv.] moet worden ingedrukt wanneer een bestemming wordt toegevoegd via een snelkiestoets. Pas deze instelling aan via de Gebruikersparameters (switch 17, bit 2) in het menu Faxeigenschappen. ❒ Raadpleeg “Maximumwaarden” voor het maximum aantal tekens voor een bestemming.
1
Verwijzing Pag.20 “IP-faxfuncties”
Pag.44 “Over IP-faxbestemmingen” Pag.50 “De snelkiestoetsen gebruiken” Pag.173 “Maximumwaarden” Over dit apparaat Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Over IP-faxbestemmingen Afhankelijk van het netwerk waarop het apparaat is aangesloten en afhankelijk van de configuratie van het apparaat, voert u de IP-faxbestemming als volgt in:
❖ Als u geen gatekeeper/SIP server gebruikt • Van IP-fax naar IP-fax Geeft het IPv4-adres of de hostnaam op van het ontvangende apparaat. Voorbeeld: 192.168.1.10 (IPv4-adres) Voorbeeld: IPFAX1 (hostnaam) • Van IP-fax naar G3-fax Geeft het telefoonnummer van de ontvangende G3-fax op. Voorbeeld: 0312345678 ❖ Als u een gatekeeperserver gebruikt • Van IP-fax naar IP-fax Geeft het alias telefoonnummer van het ontvangende apparaat op. Voorbeeld: 0311119999 (alias telefoonnummer) • Van IP-fax naar G3-fax Geeft het telefoonnummer van de ontvangende G3-fax op. Voorbeeld: 0312345678
44
Een bestemming opgeven
❖ Als u een SIP-server gebruikt • Van IP-fax naar IP-fax Geef de SIP-gebruikersnaam op van het ontvangende apparaat. Voorbeeld: ABC (SIP-gebruikersnaam) • Van IP-fax naar G3-fax Geeft het telefoonnummer van de ontvangende G3-fax op. Voorbeeld: 0312345678
1
Opmerking ❒ Om naar een G3-fax te verzenden via een gateway die is aangesloten op een telefoonlijn moet u het telefoonnummer van het ontvangende apparaat opgeven. Bijvoorbeeld als het nummer van de ontvanger “0312345678” is, geeft u “5678” op. Om zonder gatekeeper of SIP server van een IP-fax naar een G3fax te verzenden moet u de gateway ook registreren.
❒ Als u een bestemming met een IP-fax opgeeft, moet u mogelijk, afhankelijk van de netwerkconfiguratie van de ontvanger, het IPv4-adres en het poortnummer van het ontvangende apparaat opgeven. Als het IPv4-adres van de ontvanger bijvoorbeeld “192.168.1.10” is en het poortnummer is “2100” geeft u “192.168.1.10:2100” op. Neem contact op met de netwerkbeheerder voor meer informatie. ❒ Als u een hostnaam opgeeft, moet u mogelijk, afhankelijk van de netwerkconfiguratie van de ontvanger, de hostnaam en het poortnummer van het ontvangende apparaat opgeven. Als de hostnaam van de ontvanger bijvoorbeeld “IPFAX1” is en het poortnummer is “2100” geeft u “IPFAX1:2100” op. Neem contact op met de netwerkbeheerder voor meer informatie. ❒ Een alias telefoonnummer is een nummer dat is opgeslagen in de gatekeeper en dat uitsluitend beschikbaar is in het netwerk waarop de gatekeeper is aangesloten. ❒ Controleer het aantal cijfers van het telefoonnummer in de gateway/IPv4adres conversietabel om verzendfouten te voorkomen.
Naar een e-mailadres verzenden In deze paragraaf wordt uitgelegd hoe u een e-mailadres kunt opgeven als bestemming. Als u internetfax-verzending gebruikt, geeft u een e-mailadres op in plaats van een faxnummer. Belangrijk ❒ Om de Internetfaxfuncties te kunnen gebruiken, moet de optionele printer/scannereenheid geïnstalleerd zijn.
❒ In de bestemmingslijst slaat u vooraf afzenders op, geeft u de bijbehorende emailadressen op en stelt u [Alleen afzender] of [Bestemming & Afzender] in met “Adresboek beheer” in “Systeeminstellingen”.
45
Verzending
❒ Internetfax wordt alleen uitgevoerd via geheugenverzending, waarbij het zenden automatisch wordt gestart nadat de documenten in het geheugen zijn opgeslagen. Wanneer u Directe verzending opgeeft voor Internetfax, wordt het bericht “Probeer opnieuw na overschak. op geh.verz.” weergegeven. Als dit gebeurt, drukt u op [Afsluit.] en schakelt u over naar Geheugenverzending.
1
A Druk op [
] om de bestemming naar e-mailadres te schakelen.
B Druk op [Handm.].
Raadpleeg “De snelkiestoetsen gebruiken” voor het opgeven van de bestemming via een snelkiestoets.
C Voer het e-mailadres in en druk op {OK}.
Als u een onjuist teken heeft ingevoerd, drukt u op de toets {Wis/Stop}. Voer vervolgens de tekens correct in. Als u het e-mailadres wilt wijzigen nadat u op {OK} heeft gedrukt, drukt u op [Best.bw.], voert u het nieuwe e-mailadres in en drukt u op {OK}.
D Om een bestemming toe te voegen, drukt u op [Best.tv.].
46
Een bestemming opgeven
E Geef de volgende bestemming op.
1 Wanneer u nog een bestemming wilt toevoegen, herhaalt u stap D en E.
F Geef de afzender op.
Raadpleeg “Afzenderinstellingen” voor meer informatie over het opgeven van afzenders.
G Druk op de toets {Start}.
Het apparaat begint het origineel te scannen en slaat het op in het geheugen. Als het scannen is voltooid, gaat de indicator Communicatie branden en begint het verzenden. Opmerking ❒ Afhankelijk van de beveiligingsinstellingen, wordt [Handm.] mogelijk niet weergegeven en is het niet mogelijk om het e-mailadres in te voeren. ❒ Raadpleeg “Een verzending annuleren” voor meer informatie over het annuleren van een verzending. ❒ Om te voorkomen dat per ongeluk de verkeerde Snelkiestoets wordt ingedrukt, kunt u het apparaat zodanig instellen dat [Best.tv.] moet worden ingedrukt wanneer een bestemming wordt toegevoegd via een snelkiestoets. Pas deze instelling aan via de Gebruikersparameters (switch 17, bit 2) in het menu Faxeigenschappen. ❒ Raadpleeg “Maximumwaarden” voor het maximum aantal tekens voor een bestemming. ❒ Als “Afz.naam autom. opg.” is ingesteld op “Aan” dan wordt de afzender automatisch opgegeven en kunt u de procedure voor het opgeven van een afzender overslaan. Als “Aan” is geselecteerd dan wordt het opgegeven e-mailadres afgedrukt bij “Van:”. Wanneer geen e-mailadres is opgegeven voor de afzender of wanneer het opgegeven e-mailadres niet is geprogrammeerd in de bestemmingslijst, is het niet mogelijk om Internetfaxdocumenten te verzenden. Verwijzing Pag.24 “Internetfaxfuncties”
Pag.50 “De snelkiestoetsen gebruiken” Pag.79 “Een verzending annuleren” Pag.85 “Afzenderinstellingen” Pag.173 “Maximumwaarden” Over dit apparaat Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
47
Verzending
Omzeilen van de SMTP-server Het is mogelijk om Internetfaxdocumenten rechtstreeks naar een bestemming te verzenden, zonder de SMTP-server te gebruiken.
1
Belangrijk ❒ Deze functie moet vooraf onder een gebruikersfunctietoets worden geprogrammeerd.
❒ Om deze functie te kunnen gebruiken, moeten de volgende instellingen worden opgegeven. Raadpleeg de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen en de Netwerkhandleiding voor meer informatie over deze instellingen. • Bij “Systeeminstellingen”, “SMTP” onder “E-mail communicatiepoort” stelt u het poortnummer in op “25”. • Om de hostnaam van de andere partij op te geven als domeingedeelte van het e-mailadres, programmeert u de hostnaam van de andere partij op de DNS-server. ❒ Als het IPv4-adres van de andere partij niet is opgeslagen op de DNS-server, geeft u het IPv4-adres op in het domeingedeelte van het e-mailadres. ❒ Om deze functie te kunnen gebruiken, moet het faxapparaat van de andere partij: • compatibel zijn met Internetfax • zijn aangesloten op hetzelfde LAN als dit apparaat • zijn ingesteld op SMTP als ontvangstprotocol ❒ De SMTP-verificatie-instelling op het faxapparaat van de andere partij is uitgeschakeld tijdens de verzending van een Internetfax via deze functie. ❒ Als een internetfax van een andere partij via deze functie wordt verzonden en de ontvangst mislukt, wordt geen e-mailfoutmelding verstuurd naar de afzender. ❒ Als een internetfax via deze functie wordt verzonden en de verzending mislukt, wordt geen fout-e-mail verzonden vanaf de server. ❒ Tijdens het gebruik van deze functie is het niet mogelijk om Internetfaxdocumenten te verzenden naar het e-mailadres van de beheerder dat op dit apparaat is geprogrammeerd. Het is mogelijk om Internetfaxdocumenten rechtstreeks naar een bestemming te verzenden, zonder de SMTP-server te gebruiken. Normaal gesproken worden Internetfaxdocumenten via de SMTP-server verzonden. Via deze functie wordt het domeingedeelte van het e-mailadres van de geadresseerde echter gelezen als SMTP-serveradres en wordt de SMTP-server tijdens de verzending omzeild. De server wordt op deze manier minder belast en u hoeft geen rekening te houden met de verzendtijd van server naar bestemming. U kunt op twee manieren een bestemming opgeven:
48
Een bestemming opgeven
❖ De hostnaam van de andere partij opgeven Geef het e-mailadres van de bestemming op door de hostnaam van de andere partij toe te voegen aan het domeingedeelte van het e-mailadres. Geef als volgt het adres rechts van @ op: “hostnaam”, “. (punt)” en “domeinnaam”. xxxx@hostnaam van andere partij.domeinnaam Voorbeeld: Het e-mailadres van de andere partij is “[email protected]” en de hostnaam is “HOST”; [email protected]
1
❖ Het IPv4-adres van de andere partij opgeven Geef het e-mailadres van de bestemming op door het domeingedeelte van het e-mailadres te wijzigen in het IPv4-adres van de andere partij. xxxx@[het IPv4-adres van de andere partij] Voorbeeld: Het e-mailadres van de andere partij is “[email protected]” en het IPv4-adres is “192.168.1.10”; abc@[192.168.1.10]
Volg onderstaande stappen om de SMTP-server te omzeilen.
A Druk op de Gebruikersfunctietoets waaronder deze functie is opgeslagen om de indicator uit te schakelen.
NL ASO013S
Opmerking ❒ Wanneer u bestemmingen rechtstreeks opgeeft via de cijfertoetsen kunt u per bestemming opgeven of u de SMTP-server wilt gebruiken of niet. ❒ Wanneer u bestemmingen selecteert in de bestemmingslijst wordt de SMTP-serverinstelling die is opgegeven in het Adresboek ingeschakeld. ❒ Voor het verzenden van Internetfaxdocumenten vanaf een computer gebruikt u het LAN-faxstuurprogramma om op te geven of u de SMTP-server wel of niet wilt omzeilen. Voor verzending met een ingeschakeld [Gebruik apparaatadres] vakje, wordt de SMTP-serverinstelling ingeschakeld die op dit apparaat is opgegeven.
49
Verzending
Verwijzing Pag.145 “Faxen versturen vanaf computers”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen Netwerkhandleiding
1
De snelkiestoetsen gebruiken U kunt een bestemming opgeven via een druk op een snelkiestoets waaronder u het nummer van de bestemming heeft geprogrammeerd. Nadat u op een snelkiestoets heeft gedrukt, wordt de bijbehorende bestemming op het scherm weergegeven. Door op [ ] te drukken wordt de bestemmingslijst tussen faxnummer, emailadres en IP-faxnummer geschakeld. Belangrijk ❒ Programmeer in de bestemmingslijst individuele faxnummers, IP-faxnummers, e-mailadressen en/of groepen van bestemmingen.
Een bestemming opgeven via een snelkiestoets
A Door op [
] te drukken wordt de bestemming tussen faxnummer, emailadres en IP-faxnummer geschakeld.
50
Een bestemming opgeven
B Druk op de snelkiestoets waaronder het nummer van de bestemming is geprogrammeerd.
1
NL ASO014S
De naam van de bestemming verschijnt op het display.
Wanneer u zich vergist, drukt u op de toets {Wis/Stop} en probeert u het opnieuw. Als u meer bestemmingen wilt selecteren, herhaalt u stap A en B.
C Druk op de toets {Start}.
Opmerking ❒ Geprogrammeerde bestemmingen kunnen worden weergegeven bij “Bestemmingslijst” in “Beheerdertools” in “Systeeminstellingen”.
❒ Het is niet nodig om op [Best.tv.] te drukken wanneer u een bestemming toevoegt via de snelkiestoetsen. Verwijzing Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
51
Verzending
Een groep bestemmingen opgeven via de snelkiestoetsen Wanneer u meerdere bestemmingen in een groep programmeert, kunt u met behulp van slechts enkele toetsen documenten verzenden naar alle bestemmingen in de groep. Bestemmingen die in een groep zijn geprogrammeerd worden aangegeven door .
1
Belangrijk ❒ Programmeer in de bestemmingslijst individuele faxnummers, IP-faxnummers, e-mailadressen en/of groepen van bestemmingen.
❒ Groepbestemmingen kunnen alleen voor geheugenverzending worden gebruikt; niet voor directe verzending. Wanneer u Directe verzending opgeeft voor Groepbestemming wordt het bericht “Probeer opnieuw na overschak. op geh.verz.” weergegeven. Als dit gebeurt, drukt u op [Afsluit.] en schakelt u over naar Geheugenverzending. ❒ Het totaal aantal bestemmingen dat in meerdere groepen wordt geprogrammeerd mag niet hoger zijn dan het maximum aantal bestemmingen dat per bestand kan worden opgegeven. Zie voor nadere gegevens “Maximumwaarden”.
A Door op [
] te drukken wordt de bestemming tussen faxnummer, emailadres en IP-faxnummer geschakeld.
B Druk op de snelkiestoets waaronder de groep is geprogrammeerd.
Wanneer u zich vergist, drukt u op de toets {Wis/Stop} en probeert u het opnieuw. Als u meer groepen wilt selecteren, herhaalt u stap A en B.
C Druk op de toets {Start}.
52
Een bestemming opgeven
Opmerking ❒ Bestemmingen die in groepen zijn geprogrammeerd, kunnen worden weergegeven bij “Groep bestemmingslijst” in “Beheerdertools” in “Systeeminstellingen”.
1
❒ Als een bestemming zonder geprogrammeerd faxnummer, e-mailadres of IP-faxnummer in de opgegeven groep is opgenomen, dan verschijnt het bevestigingsbericht. Druk op [Select.] om de bestemmingen op te geven waarvan het faxnummer, het e-mailadres of het IP-faxnummer is geprogrammeerd. Druk op [Annuleren] om de bestemming te wijzigen. U kunt de volgorde van prioriteit selecteren om een alternatieve bestemming op te geven als het opgegeven type bestemming niet bestaat. Pas deze instelling aan via de Gebruikersparameters (switch 32, bit 0) in het menu Faxeigenschappen. ❒ Om een bestemming of meerdere bestemmingen uit de groep te annuleren, geeft u de gewenste bestemmig weer met {U} of {T} en drukt u vervolgens op de toets {Wis/Stop}. Verwijzing Pag.54 “De opgegeven bestemming controleren”
Pag.173 “Maximumwaarden” Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
53
Verzending
De opgegeven bestemming controleren In deze paragraaf wordt uitgelegd hoe u de opgegeven bestemmingen kunt controleren. Wanneer u een bestemming heeft opgegeven via de bestemmingslijst kunt u namen, faxnummers, e-mailadressen of IP-faxbestemmingen weergeven. Wanneer u een groep heeft opgegeven als bestemming kunt u de faxnummers, e-mailadressen of IP-faxbestemmingen van de groep weergeven.
1
A Controleer of de naam van de bestemming wordt weergegeven op het scherm.
B Druk op de toets {Controleer bestemming}.
NL ASO015S
C Als u meerdere bestemmingen heeft opgegeven, geeft u deze een voor een weer met {U} of {T}.
D Druk op {OK} als u klaar bent met controleren. Het display keert terug naar stap A.
54
Een bestemming opgeven
Opmerking ❒ Als u een groep heeft opgegeven via de snelkiestoetsen, , wordt het pictogram van de groep rechts van de bestemmingsnaam weergegeven als u op de toets {Controleer bestemming} drukt.
1
❒ Wanneer u een bestemming opgeeft via de cijfertoetsen wordt [Programmeren] op het scherm weergegeven als u op de toets {Controleer bestemming} drukt. Druk op [Programmeren] om een bestemming op te slaan die in de bestemmingslijst is geselecteerd. Verwijzing Pag.58 “Bestemmingen programmeren vanuit het scherm Controleer bestemming”
Opnieuw kiezen (redial) Het apparaat slaat per verzendmethode de laatst opgegeven bestemmingen op. Met deze functie kunt u tijd besparen als u vaak berichten naar dezelfde bestemming stuurt omdat u de bestemming niet opnieuw hoeft in te voeren. Belangrijk ❒ De volgende nummers worden niet opgeslagen:
• • • •
Bestemmingen opgegeven met de bestemmingslijst Bestemmingen opgegeven als groepsbestemming Faxnummers die via een externe telefoon worden gekozen Bestemmingen die met Redial (nummerherhaling) zijn gekozen (worden beschouwd als reeds opgeslagen in het geheugen) • Tweede en uitgestelde bestemmingen waarnaar een bericht is verzonden • Bestemmingen opgegeven in het LAN-faxstuurprogramma op de computer ❒ Als u een faxnummer opnieuw wilt bellen, dient u geen nummer te bellen voordat u op de toets {Pauze/Redial} heeft gedrukt. Als u op de toets {Pauze/Redial} drukt nadat u met de cijfertoetsen nummers heeft ingevoerd, wordt in plaats daarvan een pauze ingevoerd.
A Plaats het origineel en selecteer de gewenste scaninstellingen.
55
Verzending
B Druk op de toets {Pauze/Redial}.
1
NL ASO011S
C Selecteer de bestemming die u opnieuw wilt kiezen via {U} of {T} en druk vervolgens op {OK}.
D Druk op de toets {Start}.
Opmerking ❒ U kunt Internetfax- en IP-faxbestemmingen opgeven met de functie Opnieuw kiezen. Selecteer deze functie voordat u op [Handm.] drukt. ❒ Als u op [Programmeren] drukt, kunt u een geselecteerde ontvanger in de bestemmingslijst vastleggen. ❒ Raadpleeg “Maximumwaarden” voor het maximum aantal keer dat een bestemming opnieuw kan worden gekozen. Verwijzing Pag.59 “Bestemmingen programmeren vanuit het scherm Opnieuw kiezen (redial)”
Pag.173 “Maximumwaarden”
56
Bestemmingen programmeren in het adresboek
Bestemmingen programmeren in het adresboek 1
Via de functie Adresboekbeheer bij Beheerderstoepassingen in het menu Systeeminstellingen kunt u faxnummers, e-mailadressen, IP-faxbestemmingen en mapbestemmingen programmeren.
A Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
ASO016S
B Selecteer [Systeeminstellingen] via {U} of {T} en druk vervolgens op {OK}.
C Selecteer [Beheerdertools] via {U} of {T} en druk vervolgens op {OK}.
D Selecteer [Adresboek beheer] via {U} of {T} en druk vervolgens op {OK}.
57
Verzending
E Selecteer [Programmeren/Wijzigen] {OK}.
via {U} of {T} en druk vervolgens op
1 Raadpleeg de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen voor meer informatie over de te volgen procedure. Opmerking ❒ U kunt geprogrammeerde faxnummers, e-mailadressen, IP-faxnummers en mapbestemmingen ook in een groep opslaan. ❒ Wanneer het beginscherm van de fax wordt getoond nadat u de inhoud van het adresboek heeft gewijzigd, wordt het bericht “Instellingen zijn bijgewerkt. Geselect. best./functies zijn geannuleerd.” weergegeven. Druk op [Afsluit.] om het beginscherm van de fax weer te geven. ❒ U kunt registraties uitvoeren in het adresboek via Web Image Monitor of SmartDeviceMonitor for Admin. Raadpleeg de Netwerkhandleiding voor meer informatie over de installatie of raadpleeg de Help voor informatie over het adresboek. Verwijzing Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Netwerkhandleiding
Bestemmingen programmeren vanuit het scherm Controleer bestemming In deze paragraaf wordt uitgelegd hoe een rechtstreeks ingevoerd faxnummer, e-mailadres of IP-faxnummer kan worden opgeslagen in het adresboek via het scherm Controleer bestemming. Wanneer [Programmeren] in het scherm wordt weergegeven, kan een bestemming die wordt weergegeven in het scherm Controleer bestemming in het adresboek worden opgeslagen.
A In het scherm Controleer bestemming selecteert u de bestemming die u wilt opslaan in het adresboek.
58
Bestemmingen programmeren in het adresboek
B Druk op [Programmeren].
Raadpleeg de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen voor meer informatie over het opslaan van bestemmingen.
C Geef de instellingen op en druk vervolgens op de toets {OK}.
1
Het display keert terug naar stap A.
Opmerking ❒ Afhankelijk van de beveiligingsinstellingen, wordt [Programmeren] mogelijk niet weergegeven en is het niet mogelijk om de bestemming op te slaan. Verwijzing Pag.54 “De opgegeven bestemming controleren” Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Bestemmingen programmeren vanuit het scherm Opnieuw kiezen (redial) In deze paragraaf wordt uitgelegd hoe een rechtstreeks ingevoerd faxnummer, e-mailadres of IP-faxnummer kan worden opgeslagen in het adresboek via het scherm Opnieuw kiezen (redial). Wanneer [Programmeren] in het scherm wordt weergegeven, kan een bestemming die wordt weergegeven in het scherm Opnieuw kiezen in het adresboek worden opgeslagen.
A In het scherm Opnieuw kiezen selecteert u de bestemming die u wilt opslaan in het adresboek.
B Druk op [Programmeren]. Raadpleeg de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen voor meer informatie over het opslaan van bestemmingen.
C Geef de instellingen op en druk vervolgens op de toets {OK}. Het display keert terug naar stap A. Opmerking ❒ Afhankelijk van de beveiligingsinstellingen, wordt [Programmeren] mogelijk niet weergegeven en is het niet mogelijk om de bestemming op te slaan. Verwijzing Pag.55 “Opnieuw kiezen (redial)”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
59
Verzending
Een bestemming opzoeken in het adresboek 1
Via deze functie kunt u bestemmingen opzoeken die zijn opgeslagen in de bestemmingslijst of op de LDAP server. Belangrijk ❒ Om een bestemming vanaf een LDAP server te kunnen opzoeken, moet de LDAP server vooraf zijn geregistreerd. Raadpleeg de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen voor meer informatie over het registreren van LDAP servers. Opmerking ❒ De zoekopdracht retourneert bestemmingen waarvan de beginletters overeenkomen met de ingevoerde tekens.
❒ Wanneer de zoekopdracht meer bestemmingen retourneert dan het maximum aantal bestemmingen dat per keer kan worden opgezocht, wordt een waarschuwingsbericht weergegeven. Druk op [Afsluit.] en wijzig de bestemmingsnaam zodat minder bestemmingen worden weergegeven. Verwijzing Pag.173 “Maximumwaarden”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
60
Een bestemming opzoeken in het adresboek
Op naam zoeken Volg onderstaande stappen om op naam te zoeken naar een opgeslagen bestemming in het adresboek.
1
Belangrijk ❒ Als [LDAP zoeken] is ingesteld op [Uit] bij Beheerderstoepassingen in het menu Systeeminstellingen, wordt het scherm voor de selectie van [Zoek adresboek] of [Zoek LDAP] niet weergegeven.
A Door op [
] te drukken wordt de bestemming tussen faxnummer, emailadres en IP-faxnummer geschakeld.
B Druk op de toets {Zoek bestemming}.
NL ASO017S
C Selecteer [Zoek adresboek] via {U} of {T} en druk vervolgens op {OK}.
D Selecteer [Zoek op naam] via {U} of {T} en druk vervolgens op {OK}.
61
Verzending
E Voer de bestemming in die u zoekt en druk vervolgens op {OK}.
1 Afhankelijk van het soort tekens dat u wilt invoeren drukt u op de toets {Shift} om de modus te wijzigen. Als u de verkeerde bestemmingsnaam heeft ingevoerd drukt u voordat u op {OK} drukt op de toets {Wis/Stop} en voert u de bestemming opnieuw in.
F Controleer de ingevoerde tekens en druk op {OK}.
Wanneer de zoekopdracht is voltooid, wordt het resultaat weergegeven.
G Selecteer een bestemming met {U} of {T} en druk op {V} om het op te geven (tik erop).
Er kunnen meerdere bestemmingen worden geselecteerd. Druk op {W} om de selectie van een bestemming te annuleren.
H Druk op de toets {OK}. Opmerking ❒ Wanneer geen bestemming overeenkomt met de opgegeven tekst wordt het bericht “Opgegeven best. is niet geprogrammeerd.” weergegeven. Druk op [Afsluit.] om terug te keren naar het scherm van stap D.
❒ U kunt bestemmingen niet twee maal opgeven. Probeert u dit dan wordt het bericht “Deze bestemming is reeds geprogrammeerd.” weergegeven. Druk op [Afsluit.] om terug te keren naar het stand-by scherm. ❒ Druk op [Best.tv.] om andere bestemmingen op te geven. Verwijzing Over dit apparaat
62
Een bestemming opzoeken in het adresboek
Zoeken op bestemmingslijst Volg onderstaande stappen om op bestemmingslijst te zoeken naar een opgeslagen bestemming in het adresboek.
1
Belangrijk ❒ Als [LDAP zoeken] is ingesteld op [Uit] bij Beheerderstoepassingen in het menu Systeeminstellingen, wordt het scherm voor de selectie van [Zoek adresboek] of [Zoek LDAP] niet weergegeven.
A Door op [
] te drukken wordt de bestemming tussen faxnummer, emailadres en IP-faxnummer geschakeld.
B Druk op de toets {Zoek bestemming}.
NL ASO017S
C Selecteer [Zoek adresboek] via {U} of {T} en druk vervolgens op {OK}.
D Selecteer [Geef lijst weer] via {U} of {T} en druk vervolgens op {OK}.
Bestemmingen worden weergegeven op opslagnummer.
63
Verzending
E Selecteer een bestemming met {U} of {T} en druk op {V} om het op te geven (tik erop).
1 Er kunnen meerdere bestemmingen worden geselecteerd. Druk op {W} om de selectie van een bestemming te annuleren.
F Druk op de toets {OK}. Opmerking ❒ U kunt bestemmingen niet twee maal opgeven. Probeert u dit dan wordt het bericht “Deze bestemming is reeds geprogrammeerd.” weergegeven. Druk op [Afsluit.] om terug te keren naar het stand-by scherm.
❒ Druk op [Best.tv.] om andere bestemmingen op te geven.
Zoeken op opslagnummer Volg onderstaande stappen om een bestemming te zoeken op opslagnummer dat is opgeslagen in het adresboek. Belangrijk ❒ Als [LDAP zoeken] is ingesteld op [Uit] bij Beheerderstoepassingen in het menu Systeeminstellingen, wordt het scherm voor de selectie van [Zoek adresboek] of [Zoek LDAP] niet weergegeven.
A Door op [
] te drukken wordt de bestemming tussen faxnummer, emailadres en IP-faxnummer geschakeld.
B Druk op de toets {Zoek bestemming}.
NL ASO017S
64
Een bestemming opzoeken in het adresboek
C Selecteer [Zoek adresboek] via {U} of {T} en druk vervolgens op {OK}.
1 D Selecteer [Zoek op registratienr.] via {U} of {T} en druk vervolgens op {OK}.
E Voer het 3-cijferige opslagnummer in via de cijfertoetsen en druk op {OK}.
Als u het verkeerde opslagnummer heeft ingevoerd drukt u voordat u op {OK} drukt op de toets {Wis/Stop} en voert u het opslagnummer opnieuw in. Wanneer de zoekopdracht is voltooid, wordt het resultaat weergegeven.
F Druk op {V} om een bestemming te selecteren en druk op de toets {OK}.
Om de selectie van een bestemming te annuleren drukt u voordat u op de toets {OK} drukt op {W}. Opmerking ❒ Wanneer geen bestemming overeenkomt met de opgegeven tekst wordt het bericht “Opgegeven best. is niet geprogrammeerd.” weergegeven. Druk op [Afsluit.] om terug te keren naar het scherm van stap D. ❒ U kunt bestemmingen niet twee maal opgeven. Probeert u dit dan wordt het bericht “Deze bestemming is reeds geprogrammeerd.” weergegeven. Druk op [Afsluit.] om terug te keren naar het stand-by scherm. ❒ Druk op [Best.tv.] om andere bestemmingen op te geven.
65
Verzending
Zoeken op faxnummer Volg onderstaande stappen om op faxnummer te zoeken naar een opgeslagen bestemming in het adresboek.
1
Belangrijk ❒ Als [LDAP zoeken] is ingesteld op [Uit] bij Beheerderstoepassingen in het menu Systeeminstellingen, wordt het scherm voor de selectie van [Zoek adresboek] of [Zoek LDAP] niet weergegeven.
A Druk op [
] om de bestemming naar faxnummer te schakelen.
B Druk op de toets {Zoek bestemming}.
NL ASO017S
C Selecteer [Zoek adresboek] via {U} of {T} en druk vervolgens op {OK}.
D Selecteer [Faxbestemming zoeken] via {U} of {T} en druk vervolgens op {OK}.
Als [Faxbestemming zoeken] niet wordt weergegeven drukt u op {Escape} om terug te keren naar stap A en schakelt u de bestemming vervolgens over naar faxnummer.
66
Een bestemming opzoeken in het adresboek
E Voer het nummer in dat u zoekt en druk vervolgens op {OK}.
1 Als u het verkeerde nummer heeft ingevoerd drukt u voordat u op {OK} drukt op de toets {Wis/Stop} en voert u het nummer opnieuw in.
F Controleer de ingevoerde nummers en druk op {OK}.
Wanneer de zoekopdracht is voltooid, wordt het resultaat weergegeven.
G Selecteer een bestemming met {U} of {T} en druk op {V} om het op te geven (tik erop).
Er kunnen meerdere bestemmingen worden geselecteerd. Druk op {W} om de selectie van een bestemming te annuleren.
H Druk op de toets {OK}. Opmerking ❒ Wanneer geen bestemming overeenkomt met de opgegeven tekst wordt het bericht “Opgegeven best. is niet geprogrammeerd.” weergegeven. Druk op [Afsluit.] om terug te keren naar het scherm van stap D. ❒ U kunt bestemmingen niet twee maal opgeven. Probeert u dit dan wordt het bericht “Deze bestemming is reeds geprogrammeerd.” weergegeven. Druk op [Afsluit.] om terug te keren naar het stand-by scherm. ❒ Druk op [Best.tv.] om andere bestemmingen op te geven.
67
Verzending
Zoeken via e-mailadres Volg onderstaande stappen om op e-mailadres te zoeken naar een opgeslagen bestemming in de bestemmingslijst.
1
Belangrijk ❒ Als [LDAP zoeken] is ingesteld op [Uit] bij Beheerderstoepassingen in het menu Systeeminstellingen, wordt het scherm voor de selectie van [Zoek adresboek] of [Zoek LDAP] niet weergegeven.
A Druk op [
] om de bestemming naar e-mailadres te schakelen.
B Druk op de toets {Zoek bestemming}.
NL ASO017S
C Selecteer [Zoek adresboek] via {U} of {T} en druk vervolgens op {OK}.
D Selecteer [Zoeken op E-mailadres] via {U} of {T} en druk vervolgens op {OK}.
Als [Zoeken op E-mailadres] niet wordt weergegeven drukt u op {Escape} om terug te keren naar stap A en schakelt u de bestemming vervolgens over naar e-mailadres.
68
Een bestemming opzoeken in het adresboek
E Voer het e-mailadres in dat u zoekt en druk vervolgens op {OK}.
1 Als u het verkeerde e-mailadres heeft ingevoerd drukt u voordat u op {OK} drukt op de toets {Wis/Stop} en voert u het e-mailadres opnieuw in.
F Controleer het ingevoerde e-mailadres en druk op {OK}.
Wanneer de zoekopdracht is voltooid, wordt het resultaat weergegeven.
G Selecteer een bestemming met {U} of {T} en druk op {V} om het op te geven (tik erop).
Er kunnen meerdere bestemmingen worden geselecteerd. Druk op {W} om de selectie van een bestemming te annuleren.
H Druk op de toets {OK}. Opmerking ❒ Wanneer geen bestemming overeenkomt met de opgegeven tekst wordt het bericht “Opgegeven best. is niet geprogrammeerd.” weergegeven. Druk op [Afsluit.] om terug te keren naar het scherm van stap D. ❒ U kunt bestemmingen niet twee maal opgeven. Probeert u dit dan wordt het bericht “Deze bestemming is reeds geprogrammeerd.” weergegeven. Druk op [Afsluit.] om terug te keren naar het stand-by scherm. ❒ Druk op [Best.tv.] om andere bestemmingen op te geven.
69
Verzending
Zoeken op IP-faxbestemming Volg onderstaande stappen om op IP-faxbestemming te zoeken naar een opgeslagen bestemming in het adresboek.
1
Belangrijk ❒ Als [LDAP zoeken] is ingesteld op [Uit] bij Beheerderstoepassingen in het menu Systeeminstellingen, wordt het scherm voor de selectie van [Zoek adresboek] of [Zoek LDAP] niet weergegeven.
A Druk op [
] om de bestemming naar IP-faxbestemming te schake-
len.
B Druk op de toets {Zoek bestemming}.
NL ASO017S
C Selecteer [Zoek adresboek] via {U} of {T} en druk vervolgens op {OK}.
D Selecteer [Faxbestemming zoeken] via {U} of {T} en druk vervolgens op {OK}.
Als [Faxbestemming zoeken] niet wordt weergegeven drukt u op {Escape} om terug te keren naar stap A en schakelt u de bestemming vervolgens over naar IP-faxbestemming.
70
Een bestemming opzoeken in het adresboek
E Druk op [IP].
1 Het scherm voor het zoeken op IP-faxbestemming wordt weergegeven.
F Voer de IP-faxbestemming in die u zoekt en druk vervolgens op {OK}.
Als u de verkeerde bestemming heeft ingevoerd drukt u voordat u op {OK} drukt op de toets {Wis/Stop} en voert u de bestemming opnieuw in.
G Controleer de ingevoerde IP-faxbestemming en druk op {OK}.
Wanneer de zoekopdracht is voltooid, wordt het resultaat weergegeven.
H Selecteer een bestemming met {U} of {T} en druk op {V} om het op te geven (tik erop).
Er kunnen meerdere bestemmingen worden geselecteerd. Druk op {W} om de selectie van een bestemming te annuleren.
I Druk op de toets {OK}. Opmerking ❒ Wanneer geen bestemming overeenkomt met de opgegeven tekst wordt het bericht “Opgegeven best. is niet geprogrammeerd.” weergegeven. Druk op [Afsluit.] om terug te keren naar het scherm van stap D. ❒ U kunt bestemmingen niet twee maal opgeven. Probeert u dit dan wordt het bericht “Deze bestemming is reeds geprogrammeerd.” weergegeven. Druk op [Afsluit.] om terug te keren naar het stand-by scherm. ❒ Druk op [Best.tv.] om andere bestemmingen op te geven.
71
Verzending
Zoeken op LDAP server Volg onderstaande stappen om via de LDAP server te zoeken naar een bestemming die is opgeslagen in het adresboek.
1
Belangrijk ❒ Deze functie is niet beschikbaar als [LDAP zoeken] is ingesteld op [Uit] bij Beheerderstoepassingen in het menu Systeeminstellingen.
A Druk op de toets {Zoek bestemming}.
NL ASO017S
B Selecteer [Zoek LDAP] via {U} of {T} en druk vervolgens op {OK}.
C Selecteer [Selecteer Server] via {U} of {T} en druk vervolgens op {OK}.
D Wanneer meer dan een server is geprogrammeerd, selecteert u de server die u wilt zoeken via {U} of {T} en drukt u vervolgens op {OK}.
Het display keert terug naar stap C.
72
Een bestemming opzoeken in het adresboek
E Selecteer [Geavanceerd zoeken] via {U} of {T} en druk vervolgens op {OK}.
1 F Selecteer een zoekvoorwaarde via {U} of {T} en druk vervolgens op {OK}.
De zoekvoorwaarden (naam, e-mailadres, faxbestemming, bedrijfsnaam en afdelingsnaam) zijn geprogrammeerd op de LDAP server.
G Voer een deel van de tekenreeks in en druk vervolgens op de toets {OK}.
Afhankelijk van het soort tekens dat u wilt invoeren drukt u op de toets {Shift} om de modus te wijzigen. Om op IP-faxbestemming te zoeken, drukt u op [IP] in het scherm Faxbestemming.
H Selecteer een zoekvoorwaarde met de scrolltoetsen en druk vervolgens op {OK}.
De zoekcriteria hebben de volgende betekenis: • [Insluiten]: zoeken naar reeksen die de opgegeven letters bevatten. Voorbeeld: Als u “ABC” zoekt, voert u “A”, “B” of “C” in. • [Uitsluiten]: zoeken naar reeksen die de opgegeven letters niet bevatten. Voorbeeld: Als u “ABC” zoekt, voert u “D” in. • [Eerste woord]: zoeken naar reeksen die beginnen met de opgegeven letter. Voorbeeld: Als u “ABC” zoekt, voert u “A” in. • [Ltste woord]: zoeken naar reeksen die eindigen op de opgegeven letter. Voorbeeld: Als u “ABC” zoekt, voert u “C” in. • [Ex. ovreenk.]: zoeken naar reeksen die volledig overeenkomen met de opgegeven letters. Voorbeeld: Als u “ABC” zoekt, voert u “ABC” in.
73
Verzending
• [Ongestr. zk]: een globale zoekopdracht uitvoeren (volgens de zoekmethode die wordt ondersteund door de LDAP server).
I Druk op de toets {Escape}. Het display keert terug naar stap E.
1
J Druk op [Zoeken].
Wanneer de zoekopdracht is voltooid, wordt het resultaat weergegeven.
K Selecteer een bestemming met {U} of {T} en druk op {V} om het op te geven (tik erop). Er kunnen meerdere bestemmingen worden geselecteerd. Druk op de toets {Controleer bestemming} om informatie weer te geven over de geselecteerde bestemming. Druk op {W} om de selectie van een bestemming te annuleren.
L Druk op de toets {OK}. Opmerking ❒ Hoewel een gebruiker meerdere e-mailadressen kan programmeren, kan slechts op één adres worden gezocht. Het adres dat wordt gevonden is afhankelijk van de zoekmethode die wordt ondersteund door de LDAP server. Normaal gesproken wordt het adres gevonden dat als eerste is geprogrammeerd.
❒ U kunt één extra zoekvoorwaarde opgeven voor LDAP servers door de Zoekopties op te geven bij LDAP server programmeren/wijzigen/verwijderen bij Systeeminstellingen. Raadpleeg de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen voor meer informatie over het instellen van zoekopties. ❒ De reeks die u invoert in het voorwaardenveld [Naam] in stap F wordt gelezen als voornaam of achternaam, afhankelijk van de beheerdersinstellingen. Wanneer u bijvoorbeeld wilt zoeken naar de naam “Jan Jansen” vraagt u de systeembeheerder of u “Jan” of “Jansen” moet invoeren. Verwijzing Over dit apparaat
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
74
Direct kiezen
Direct kiezen Met Direct Kiezen-functie kunt u bellen terwijl u via de ingebouwde luidspreker mee kunt luisteren. U kunt zo tijdens het verzenden van een fax de verbinding controleren.
1
Belangrijk ❒ Deze functie is niet beschikbaar voor Internetfax en IP-fax.
A Plaats het origineel en selecteer de gewenste scaninstellingen. B Druk op de toets {Direct Kiezen}.
NL ASO012S
U hoort een lage toon via de interne speaker. Druk nogmaals op {Direct Kiezen} voor het annuleren van deze procedure.
C Kies het faxnummer.
Raadpleeg “De snelkiestoetsen gebruiken” voor het opgeven van de bestemming via een snelkiestoets. Het apparaat kiest direct het nummer. Wanneer u zich vergist, drukt u op {Direct Kiezen} of op {Instellingen verwijderen} en probeert u het opnieuw.
D Wanneer de verbinding tot stand is gebracht en u een hoge pieptoon hoort, drukt u op de toets {Start}. De verzending begint. Voor het annuleren van een verzending drukt u op {Wis/Stop} en verwijdert u de originelen. Na verzending verschijnt de stand-bydisplay.
75
Verzending
Opmerking ❒ In bepaalde landen is deze functie niet beschikbaar.
❒ Druk op {U} of {T} om het volume van het geluid voor direct kiezen te regelen (acht niveaus). Bij het maximum volumeniveau, verandert U in |. Bij het minimumniveau verandert T in {. Het volume kan ook worden voorgeprogrammeerd in het menu Faxeigenschappen. ❒ Als u een externe telefoon op de faxmapparaat heeft, kunt u met de andere partij spreken indien u een stem hoort. Wanneer u een stem hoort voordat u op de {Start}-toets heeft gedrukt, neemt u de externe telefoon op en vertelt u de ontvanger dat u een faxdocument wilt verzenden (en dat de fax moet worden ingeschakeld). ❒ Raadpleeg de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen voor meer informatie over de instelling Tijd voor annuleren direct kiezen.
1
Verwijzing Pag.50 “De snelkiestoetsen gebruiken”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
76
Handmatig kiezen
Handmatig kiezen Neem de hoorn van de externe telefoon van de haak en kies het nummer. Wanneer de verbinding tot stand wordt gebracht en u een hoge pieptoon hoort, drukt u op de {Start}-toets om het faxdocument te verzenden. Indien echter aan de andere kant iemand opneemt, kunt u een normaal telefoongesprek voeren.
1
Belangrijk ❒ Een externe telefoon is vereist.
❒ Deze functie is niet beschikbaar voor Internetfax en IP-fax.
A Plaats het origineel en selecteer de gewenste scaninstellingen. B Neem de hoorn op. U hoort de kiestoon.
C Kies het faxnummer.
Raadpleeg “De snelkiestoetsen gebruiken” voor het opgeven van de bestemming via een snelkiestoets. Het apparaat kiest direct het nummer. Wanneer u zich vergist, legt u de hoorn weer op de haak en begint u weer bij stap B.
D Wanneer de verbinding tot stand wordt gebracht en u een hoge pieptoon
hoort, drukt u op de {Start}-toets om het faxdocument te verzenden. Als aan de andere kant iemand opneemt, vertelt u de ander dat u een faxdocument wilt verzenden (en dat de fax moet worden ingeschakeld). De verzending begint.
E Leg de hoorn op de haak.
Voor het annuleren van een verzending drukt u op {Wis/Stop} en verwijdert u de originelen. Na verzending verschijnt de stand-bydisplay. Opmerking ❒ Als de bedieningsschakelaar is uitgeschakeld, kunt u dit apparaat niet gebruiken via de handset van de externe telefoon, zelfs niet als de hoofdstroom is ingeschakeld. U moet eerst op de bedieningsschakelaar drukken om het apparaat in te schakelen. Verwijzing Pag.50 “De snelkiestoetsen gebruiken”
77
Verzending
Rapport geheugenopslag Dit rapport wordt afgedrukt nadat een origineel in het geheugen is opgeslagen. Dit is handig als u de inhoud en de bestemmingen van opgeslagen originelen wilt controleren.
1
Belangrijk ❒ Als u Parallelle geheugenverzending gebruikt, wordt het rapport geheugenopslag niet afgedrukt. Opmerking ❒ U kunt dit rapport in- en uitschakelen via de Gebruikersparameters (switch 03, bit 2) in het menu Faxeigenschappen. ❒ Als het apparaat niet is ingesteld om dit rapport af te drukken, wordt het toch afgedrukt als een origineel niet kon worden opgeslagen. ❒ Bij de Gebruikersparameters (switch 04, bit 7) in het menu Faxeigenschappen kunt u opgeven of u een gedeelte van de originele afbeelding wilt toevoegen aan het rapport. ❒ U kunt de weergave van de bestemming selecteren via de Gebruikersparameters (switch 04, bit 4) in het menu Faxeigenschappen. ❒ U kunt de weergave van de afzendernaam selecteren via de Gebruikersparameters (switch 04, bit 5) in het menu Faxeigenschappen. Verwijzing Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
78
Een verzending annuleren
Een verzending annuleren In deze paragraaf wordt uitgelegd hoe u een faxverzending kunt annuleren.
1
Belangrijk ❒ Onthoud dat de indicator Communicatie vrijwel direct na het verzenden van een internetfax wordt uitgeschakeld.
Voordat het origineel is gescand Gebruik deze procedure om een verzending te annuleren voordat u op de toets {Start} heeft gedrukt.
A Druk op de toets {Instellingen verwijderen}.
ASO018S
Opmerking ❒ Als er documenten in de ARDF zijn geplaatst, kunt u de verzending annuleren door de documenten te verwijderen.
Terwijl het origineel wordt gescand Gebruik deze procedure om een verzending te annuleren nadat u op de toets {Start} heeft gedrukt.
A Druk op de toets {Wis/Stop}.
ASO019S
Het apparaat stopt met scannen.
79
Verzending
Opmerking ❒ Het scannen wordt mogelijk voltooid terwijl u bezig bent te annuleren.
Terwijl het origineel wordt verzonden
1
Volg onderstaande stappen om een verzending te annuleren terwijl de indicator Communicatie brandt.
A Druk op de toets {Wis/Stop}.
ASO019S
B Selecteer het bestand dat u wilt annuleren met {U} of {T} en druk op [Stop TX].
C Druk op [Verw.].
Druk op [Nee] om het stoppen met zenden te annuleren. Het display geeft "stand-by" aan. Opmerking ❒ Als u een document annuleert terwijl het wordt verzonden, wordt de verzending gestopt zodra u klaar bent met de annuleringsprocedure. Het kan zijn dat enkele pagina’s van het document toch zijn verzonden en door de andere partij zijn ontvangen. ❒ Als de verzending wordt voltooid terwijl u deze handelingen uitvoert, kunt u de verzending niet meer annuleren. ❒ Als er meerdere bestemmingen zijn ingesteld, verschijnt slechts een bestemming.
80
Een verzending annuleren
Voordat de verzending is gestart Hiermee kunt u een verzending annuleren nadat het origineel is gescand. Deze functie komt van pas wanneer u een verzending wilt annuleren omdat u een fout in de bestemming heeft ontdekt of een fout in de originelen na opslag. Om geheugenverzending te annuleren, zoekt u het te annuleren bestand tussen de bestanden die in het geheugen zijn opgeslagen en verwijdert u dit. U kunt de verzending van een bestand annuleren terwijl het bestand wordt verzonden, als het is opgeslagen in het geheugen of als de verzending niet is gelukt. Alle gescande gegevens worden uit het geheugen gewist.
1
Belangrijk ❒ Deze functie is niet beschikbaar bij Directe verzending.
A Druk op de toets {Taakinformatie}.
NL ASO020S
B Selecteer [Stop communicatie] via {U} of {T} en druk vervolgens op {OK}.
C Selecteer het bestand dat u wilt annuleren met {U} of {T} en druk op [Stop TX].
81
Verzending
D Druk op [Verw.].
1 Herhaal vanaf stap B voor het annuleren van een volgend bestand. Druk op [Nee] om het stoppen met zenden te annuleren.
E Druk op de toets {Escape}. Het display geeft "stand-by" aan. Opmerking ❒ Indien u een verzending annuleert terwijl het bestand wordt verzonden, kunnen enkele pagina’s van het bestand reeds zijn verzonden en ontvangen. ❒ Indien een verzending beëindigd wordt terwijl u deze procedure uitvoert, kan de verzending niet worden geannuleerd. ❒ Als er meerdere bestemmingen zijn ingesteld, verschijnt alleen het aantal bestemmingen die het verzonden document niet hebben ontvangen. ❒ Als er meerdere bestemmingen zijn ingesteld, verschijnt slechts een bestemming.
82
2. Verzendinstellingen In deze paragraaf worden de eigenschappen van [TX Modus] uitgelegd voor de toepassing van diverse verzendfuncties.
Verzenden op een bepaald tijdstip (Verzend later) Door middel van deze functie kunt u het apparaat instellen om de verzending van uw faxdocument uit te stellen tot een aan te geven later tijdstip. Hierdoor kunt u gebruik maken van daltarieven zonder dat u op dat moment bij het apparaat aanwezig hoeft te zijn. Belangrijk ❒ Nadat het apparaat een uur of twaalf is uitgeschakeld, gaan alle opgeslagen faxdocumenten verloren. Als documenten om deze reden verloren gaan, wordt er automatisch een stroomstoringsrapport afgedrukt wanneer u de bedieningsschakelaar aanzet. U kunt dit rapport gebruiken om te zien welke documenten verloren zijn gegaan. Raadpleeg Probleemoplossing voor meer informatie over het gebruik van de Faxfunctie. ❒ Deze functie is niet beschikbaar bij Directe verzending. Wanneer u Directe verzending opgeeft voor deze functie, wordt het bericht “Bestem. en functies die niet konden worden gebr. bij directe verzending zijn al geselect.” weergegeven. Als dit gebeurt, drukt u op [Afsluit.] en schakelt
u over naar Geheugenverzending.
A Plaats het origineel en selecteer de gewenste scaninstellingen. B Druk op [TX Modus].
C Selecteer [Verzend later] via {U} of {T} en druk vervolgens op {OK}.
83
Verzendinstellingen
D Selecteer [Verz.op specifiek tijdstip] via {U} of {T} en druk vervolgens op {OK}.
2
Om de instelling te annuleren, selecteert u [Uit] en drukt u vervolgens op {OK}. Het display keert terug naar stap C.
E Voer met behulp van de cijfertoetsen (24-uursindeling) de tijd in en druk op {OK}.
Bij getallen onder de 10 eerst een 0 invoeren. Wanneer u zich vergist, drukt u op de toets {Wis/Stop} voordat u op {OK} drukt en probeert u het opnieuw. Om Verzend later te annuleren, drukt u op {Escape}. Het display keert terug naar stap C.
F Druk op de toets {Escape}.
Het display geeft "stand-by" aan. Om de instellingen te controleren, drukt u op [TX Modus].
G Stel de bestemming in en druk vervolgens op de toets {Start}. Opmerking ❒ U kunt een verzendtijd tot 24 uur na de huidige tijd opgeven.
❒ Indien de huidige weergegeven tijd niet correct is, wijzigt u die. Verwijzing Pag.79 “Een verzending annuleren”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen Probleemoplossing
84
Afzenderinstellingen
Afzenderinstellingen Via deze functie kunt u afzenderinformatie instellen. Als het e-mailadres van de ontvanger is opgeslagen in de bestemmingslijst kan de afzender verzendresultaten via e-mail ontvangen. Als u bovendien Stempel naam afzender inschakelt, wordt de naam van de opgeslagen afzender (gebruikersnaam) weergegeven op het blad, de lijsten en het rapport van de ontvanger.
2
Belangrijk ❒ Om verzendresultaten via e-mail te kunnen ontvangen, moet de optionele printer-/scannereenheid geïnstalleerd zijn. ❒ In de bestemmingslijst slaat u vooraf afzenders op, geeft u de bijbehorende emailadressen op en stelt u [Alleen afzender] of [Bestemming & Afzender] in met “Adresboek beheer” in “Systeeminstellingen”. ❒ Als gebruikersverificatie is ingesteld, wordt de aangemelde gebruiker ingesteld als afzender. Het verzendresultaat wordt naar het e-mailadres van de aangemelde gebruiker verzonden.
A Plaats het origineel en selecteer de gewenste scaninstellingen. B Druk op [TX Modus].
C Selecteer [Instellingen afzender] via {U} of {T} en druk vervolgens op {OK}.
D Selecteer een afzender.
Als een beveiligingscode is ingesteld voor een bestemming, verschijnt het invoerscherm. Voer de beveiligingscode voor de bestemming in met behulp van de cijfertoetsen en druk op {OK} .
85
Verzendinstellingen
E Controleer de geselecteerde afzender en druk vervolgens op {OK}.
F Om de afzendernaam af te drukken op het blad van de ontvanger selecteert
2
u [Stempel] via {U} of {T} en drukt u op {OK}. Als u deze functie inschakelt, wordt de naam van de afzender (gebruikersnaam) weergegeven op het blad, de lijsten of het rapport van de ontvanger.
G Om het verzendresultaat voor internetfax via e-mail te controleren, selecteert u [E-mail] via {U} of {T} en drukt u op {OK}.
Als het e-mailadres van de afzender is opgeslagen, kunt u instellen of u het verzendresultaat via e-mail naar de afzender wilt verzenden. Als u deze functie inschakelt, wordt het verzendresultaat verzonden naar het opgeslagen emailadres. Het display keert terug naar stap C.
H Druk op de toets {Escape}.
Het display geeft "stand-by" aan. Om de instellingen te controleren, drukt u op [TX Modus].
I Stel de bestemming in en druk vervolgens op de toets {Start}.
86
Afzenderinstellingen
Opmerking ❒ U kunt verzendresultaten bevestigen via zowel de functie E-mail verzendresultaten, die de resultaten per e-mail verstuurt, als het communicatieresultaatrapport dat door het apparaat wordt afgedrukt. U kunt het gebruik van beide instellen via de Gebruikersparameters (switch 10, bit 6) in het menu Faxeigenschappen.
❒ U kunt een van de gebruikersfunctietoetsen programmeren voor Afzenderinstellingen. Als u de gebruikersfunctietoetsen gebruikt, kunt u stap B en C overslaan. ❒ Met behulp van het communicatieresultaatrapport enz. kunt u de gebruiksstatus van de opgegeven gebruiker controleren. Als gebruikersverificatie is ingesteld, kunt u het gebruik door de aangemelde gebruikers controleren. Als Gebruikerscode is ingesteld op afzender kunt u de gebruiksfrequentie per gebruiker tellen. ❒ Om Afzenderinstellingen te annuleren, annuleert u de verzending. Zie “Een verzending annuleren”.
2
Verwijzing Pag.79 “Een verzending annuleren”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
87
Verzendinstellingen
E-mailopties In deze paragraaf wordt uitgelegd welke instellingen vereist zijn voor de internetfaxfunctie. Belangrijk ❒ Om de Internetfaxfuncties te kunnen gebruiken, moet de optionele printer/scannereenheid geïnstalleerd zijn.
2
Het onderwerp invoeren Hiermee kunt u een onderwerp invoeren voor het e-maildocument dat u wilt verzenden. Belangrijk ❒ Om de Internetfaxfuncties te kunnen gebruiken, moet de optionele printer/scannereenheid geïnstalleerd zijn.
A Plaats het origineel en selecteer de gewenste scaninstellingen. B Druk op [TX Modus].
C Selecteer [E-mail opties] via {U} of {T} en druk vervolgens op {OK}.
D Selecteer [Onderwerp bijvoegen] via {U} of {T} en druk vervolgens op {OK}.
88
E-mailopties
E Voer het onderwerp in op de daarvoor bestemde regel en druk vervolgens op de toets {OK}.
2
Afhankelijk van het soort tekens dat u wilt invoeren drukt u op de toets {Shift} om de modus te wijzigen. Het display keert terug naar stap D.
F Druk tweemaal op de toets {Escape}.
Het stand-by scherm wordt opnieuw weergegeven. Om de instellingen te controleren, drukt u op [TX Modus].
G Geef een bestemming op. H Geef de afzender op. Raadpleeg “Afzenderinstellingen” voor meer informatie over het opgeven van afzenders.
I Druk op de toets {Start}. Opmerking ❒ Als u een e-mail verzendt zonder een onderwerp op te geven, wordt het onderwerp automatisch ingevoerd. Raadpleeg “E-mailonderwerp” en “Ontvangen berichten” voor meer informatie over het automatisch invoegen van onderwerpen.
❒ U kunt niet alleen maar een onderwerp zenden zonder origineel. ❒ Raadpleeg “Maximumwaarden” voor het maximum aantal tekens voor een e-mailonderwerp. Verwijzing Pag.27 “E-mailonderwerp”
Pag.85 “Afzenderinstellingen” Pag.113 “Ontvangen berichten” Pag.173 “Maximumwaarden” Over dit apparaat
89
Verzendinstellingen
Een ontvangstmelding vragen U kunt correct ontvangst van verzonden documenten bevestigen door e-mail of journaal te gebruiken. Als de ontvangstmelding is ingesteld onder “E-mail opties”, stuurt de ontvanger een ontvangstbericht terug. Zodra de ontvangstmelding is ontvangen, verschijnt “OK” in de Resultaat-kolom van het journaal, zodat de afzender kan zien dat het bericht is ontvangen.
2
Belangrijk ❒ De voorziening van de ontvangstmelding is alleen beschikbaar als de ontvanger MDN (Message Disposition Notification) ondersteunt.
A Plaats het origineel en selecteer de gewenste scaninstellingen. B Druk op [TX Modus].
C Selecteer [E-mail opties] via {U} of {T} en druk vervolgens op {OK}.
D Selecteer [Ontvangstbevestiging] via {U} of {T} en druk vervolgens op {OK}.
E Selecteer [Aan] of [Uit] via {U} of {T} en druk vervolgens op {OK}.
Het display keert terug naar stap D.
90
E-mailopties
F Druk tweemaal op de toets {Escape}. Het stand-by scherm wordt opnieuw weergegeven. Om de instellingen te controleren, drukt u op [TX Modus].
G Geef een bestemming op. H Geef de afzender op.
2
Raadpleeg “Afzenderinstellingen” voor meer informatie over het opgeven van afzenders.
I Druk op de toets {Start}. Opmerking ❒ Als uw fax niet goed is ontvangen, verschijnt “Fout” in de Resultaat-kolom.
❒ Alleen de 50 meest recente verbindingen worden in het journaal weergegeven. Als u geen ontvangstmelding ontvangt voordat de laatste 50 verbindingen zijn voltooid, wordt “OK” mogelijk niet afgedrukt in de kolom resultaat in het journaal. Dit kan zelfs gebeuren als de e-mail correct is ontvangen door de ontvanger. ❒ Als u mailinglistadressen opgeeft, stel dan niet in voor ontvangstmelding. Anders zou u meerdere ontvangstberichten van ontvangers van e-mails ontvangen, en de Resultaat-kolom zou dan elke keer dat een nieuw ontvangstbericht wordt ontvangen, worden overschreven. Als u echter een ontvangstbericht ontvangt met een foutmelding, dan verschijnt “Fout” in de Resultaat-kolom en deze zal niet worden overschreven, ook niet als u vervolgens een goed ontvangstbericht ontvangt (“OK”). ❒ Alleen de resultaten van ontvangstmeldingen worden in het journaal getoond. De resultaatkolom in alle andere bestanden, lijsten en verzendrapporten laten “- -” zien. ❒ De ontvangstmeldingen zelf worden niet in het journaal vastgelegd. ❒ U kunt selecteren of u al dan niet het ontvangstbericht wilt laten afdrukken. Dit kan worden ingesteld via de Gebruikersparameters (switch 21, bit 0) in het menu Faxeigenschappen. ❒ U kunt geen e-mails naar meerdere bestemmingen versturen met ontvangstmelding. De documenten worden in de opgegeven volgorde naar de bestemmingen verstuurd. Verwijzing Pag.85 “Afzenderinstellingen”
Pag.137 “Het journaal afdrukken” Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
91
Verzendinstellingen
Faxkoptekst afdrukken Wanneer de Faxkoptekst is ingesteld op “Aan” wordt de opgeslagen naam afgedrukt op het papier van de ontvanger. In sommige gevallen wilt u misschien een fax zonder koptekst versturen. In dat geval schakelt u Faxkoptekst uit.
A Plaats het origineel en selecteer de gewenste scaninstellingen. B Druk op [TX Modus].
2
C Selecteer [Faxkoptekst afdr.] via {U} of {T} en druk vervolgens op {OK}.
D Selecteer [Aan] of [Uit] via {U} of {T} en druk vervolgens op {OK}.
Het display keert terug naar stap C.
E Druk op de toets {Escape}.
Het stand-by scherm wordt opnieuw weergegeven. Om de instellingen te controleren, drukt u op [TX Modus].
F Stel de bestemming in en druk vervolgens op de toets {Start}. Opmerking ❒ U kunt de namen van faxkopteksten programmeren via de functie Faxinformatie programmeren in het menu Faxeigenschappen. ❒ U kunt selecteren of datums, faxkoptekstnamen, bestandsnummers of paginanummers al dan niet moeten worden afgedrukt, door de respectievelijke gebruikersparameters (switch 18, bit 3, 2, 1, 0) te wijzigen in het menu Faxeigenschappen. ❒ U kunt een van de gebruikersfunctietoetsen programmeren voor deze functie. Met de gebruikersfunctietoets kunt u stappen B t/m E overslaan. Verwijzing Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
92
Etiket invoegen
Etiket invoegen Met deze functie kunt u de naam van de ontvanger laten afdrukken op het document wanneer dit aan de andere kant wordt ontvangen. Belangrijk ❒ Om deze functie te gebruiken, stelt u Etiket invoegen in op [Aan] wanneer u faxbestemmingen programmeert in het adresboek en selecteert u ook [Geregistreerde naam] wanneer u faxdocumenten verzendt. ❒ Als er zich rondom het gebied waarin het label wordt afgedrukt afbeeldingen bevinden, worden die afbeeldingen gewist. De naam van de ontvanger wordt als volgt afgedrukt: • Naam van ontvanger: afgedrukt bovenaan de pagina en voorafgegaan door “Aan:”. Stel deze functie als volgt in: • Stel Labels invoegen in op [Aan] wanneer u faxbestemmingen programmeert. • Selecteer [Geregistreerde naam] voor Label invoegen wanneer u faxdocumenten verzendt.
2
A Plaats het origineel en selecteer de gewenste scaninstellingen. B Druk op [TX Modus].
C Selecteer [Etiket invoegen] via {U} of {T} en druk vervolgens op {OK}.
D Selecteer [Geregistreerde naam] of [Uit] via {U} of {T} en druk vervolgens op {OK}.
Het display keert terug naar stap C.
93
Verzendinstellingen
E Druk op de toets {Escape}. Het stand-by scherm wordt opnieuw weergegeven. Om de instellingen te controleren, drukt u op [TX Modus].
F Stel de bestemming in en druk vervolgens op de toets {Start}. Opmerking ❒ [Geregistreerde naam] is standaard geselecteerd.
2
94
SUB codes instellen voor verzending
SUB codes instellen voor verzending Volg onderstaande stappen om een document vertrouwelijk te verzenden met behulp van een SUB code. Een SUB code is een ID dat uit cijfers, q, p en spaties bestaat. Een document dat met behulp van een SUB code wordt verzonden, wordt in het geheugen van het ontvangende apparaat opgeslagen en niet automatisch afgedrukt. De ontvanger voert de SUB code in om het ontvangen document af te drukken. De privacy kan wederzijds worden beschermd tijdens de verzending van een vertrouwelijk document voor een bepaalde ontvanger, omdat alleen de persoon die de SUB code kent het document kan afdrukken. Documenten kunnen ook worden verzonden via faxen die zijn uitgerust met de functie Doorzendstation. Via deze functie kunt u kosten besparen als u hetzelfde document naar meer dan één bestemming buiten uw basisgebied verstuurt. Bovendien kunt u tijd besparen doordat meerdere documenten door middel van één enkele procedure kunnen worden verzonden.
2
Belangrijk ❒ Documenten kunnen worden verzonden naar faxen die zijn uitgerust met de functie Persoonlijke box.
❒ ❒ ❒ ❒ ❒
Een SUB-code kan niet worden gebruikt met Internetfax. Voor deze functie moet [SUB Code TX] zijn ingesteld op [Aan]. Programmeer deze functie vooraf onder een van de gebruikersfunctietoetsen. Zorg dat u vooraf over de SUB code van de ontvanger beschikt. Voor het verzenden van een vertrouwelijk document, geeft u de SUB code vooraf door aan de ontvangende partij. ❒ Dit apparaat kan geen documenten ontvangen die met een SUB code zijn verzonden.
A Plaats het origineel en selecteer de gewenste scaninstellingen. B Druk op [TX Modus].
C Selecteer [SUB Code TX] via {U} of {T} en druk vervolgens op {OK}.
95
Verzendinstellingen
D Selecteer [Aan] via {U} of {T} en druk vervolgens op {OK}.
Het display keert terug naar stap C.
2
E Druk op de toets {Escape}.
Het stand-by scherm wordt opnieuw weergegeven.
F Voer het faxnummer van de bestemming in of een IP-faxbestemming.
G Druk op de gebruikersfunctietoets ({F1} t/m {F3}) waaronder [SUB/SEP Code] is geprogrammeerd.
NL ASO013S
H Voer een SUB code in en druk vervolgens op de toets {OK}.
Wanneer u zich vergist, drukt u op de toets {Wis/Stop} voordat u op {OK} drukt en probeert u het opnieuw.
96
SUB codes instellen voor verzending
I Wanneer u een wachtwoord moet invoeren, voert u de SID code in via de cijfertoetsen en drukt u op {OK}.
2
Wanneer geen SID code is vereist, drukt u op {OK}. Het stand-by scherm wordt opnieuw weergegeven.
J Druk op de toets {Start}. Wanneer u een faxdocument verstuurt via Directe verzending en het faxapparaat van de ontvanger de functie SUB code niet ondersteunt, wordt dit gemeld via een bericht op het display. Druk in dit geval op [Afsluit.] om de verzending te annuleren. Opmerking ❒ Zorg ervoor dat het aantal tekens in de SUB code overeenkomt met de specificatie van het apparaat waarnaar u verzendt. Raadpleeg “Maximumwaarden” voor het maximum aantal tekens voor een SUB code. ❒ U kunt SUB codes, namen en faxnummers opslaan in de bestemmingslijst. ❒ De SUB code wordt afgedrukt op alle lijsten en rapporten. Verwijzing Pag.173 “Maximumwaarden”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Een wachtwoord instellen In bepaalde gevallen is het wenselijk om vertrouwelijke faxdocumenten te versturen met de functie SUB-code en daarbij gebruik te maken van een “SID” (ID van de afzender). Wanneer u een Doorzendbox met wachtwoord gebruikt, voert u de SID-code in als wachtwoord. Opmerking ❒ U kunt SID codes, namen en faxnummers opslaan in de bestemmingslijst.
❒ U kunt cijfers p, q en spaties opgeven. ❒ De SID code wordt afgedrukt op alle lijsten en rapporten. ❒ Raadpleeg “Maximumwaarden” voor het maximum aantal tekens voor SID codes. Verwijzing Pag.173 “Maximumwaarden”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
97
Verzendinstellingen
SEP codes instellen voor ontvangst Volg onderstaande stappen om een SEP code in te voeren waarmee u de bestemming verzoekt om een document te verzenden. U kunt een document ontvangen dat is opgeslagen in het geheugen van de bestemming wanneer het document dezelfde SEP code heeft als de door u ingevoerde SEP code. Via deze functie kan het apparaat services gebruiken die de pollingfunctie gebruiken of documenten ontvangen van meerdere bestemmingen.
2
Belangrijk ❒ Documenten kunnen worden ontvangen van faxapparaten die beschikken over Informatieboxen en die zijn uitgerust met de functie pollingverzending.
❒ Een SEP-code kan niet worden gebruikt met Internetfax. ❒ Voor deze functie moet [SEP Code RX] zijn ingesteld op [Aan]. ❒ Programmeer deze functie vooraf onder een van de gebruikersfunctietoetsen.
A Druk op [TX Modus].
B Selecteer [SEP Code RX] via {U} of {T} en druk vervolgens op {OK}.
C Selecteer [Aan] via {U} of {T} en druk vervolgens op {OK}.
Het display keert terug naar stap B.
D Druk op de toets {Escape}.
Het display keert terug naar stap A.
E Voer het faxnummer van de bestemming in of een IP-faxbestemming. 98
SEP codes instellen voor ontvangst
F Druk op de gebruikersfunctietoets ({F1} t/m {F3}) waaronder [SUB/SEP Code] is geprogrammeerd.
2 NL ASO013S
G Voer een SEP code in en druk vervolgens op de toets {OK}.
Wanneer u zich vergist, drukt u op de toets {Wis/Stop} voordat u op {OK} drukt en probeert u het opnieuw.
H Wanneer u een wachtwoord moet invoeren, voert u de WW code in via de cijfertoetsen en drukt u op {OK}.
Wanneer geen WW code is vereist, drukt u alleen op {OK}. Het stand-by scherm wordt opnieuw weergegeven.
I Druk op de toets {Start}. Opmerking ❒ Zorg ervoor dat het aantal tekens in de SEP code overeenkomt met de specificatie van het apparaat waarvan u documenten ontvangt. Raadpleeg “Maximumwaarden” voor het maximum aantal tekens voor de SEP code van dit apparaat. ❒ U kunt cijfers p, q en spaties opgeven. ❒ U kunt SEP codes, namen en faxnummers opslaan in de bestemmingslijst. ❒ De SEP code wordt afgedrukt op alle lijsten en rapporten. Verwijzing Pag.173 “Maximumwaarden”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
99
Verzendinstellingen
Een wachtwoord invoeren In bepaalde gevallen is het wenselijk met de SEP-codefunctie een wachtwoord te gebruiken bij het ontvangen van faxberichten via SEP code-ontvangst. Opmerking ❒ U kunt WW codes, namen en faxnummers opslaan in de bestemmingslijst.
2
❒ U kunt cijfers p, q en spaties opgeven. ❒ De WW code wordt afgedrukt op alle lijsten en rapporten. ❒ Raadpleeg “Maximumwaarden” voor het maximum aantal tekens voor WW codes. Verwijzing Pag.173 “Maximumwaarden”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Reserveringsrapport SEP code-ontvangst Dit rapport wordt afgedrukt na het instellen van een SEP code-ontvangst. Met dit rapport kunt u de reserveringen voor SEP code-ontvangst controleren. Opmerking ❒ U kunt deze functie in- en uitschakelen via de Gebruikersparameters (switch 03, bit 3) in het menu Faxeigenschappen.
❒ U kunt een bestemming weergeven via de Gebruikersparameters (switch 04, bit 4) in het menu Faxeigenschappen. ❒ U kunt een afzendernaam weergeven via de Gebruikersparameters (switch 04, bit 5) in het menu Faxeigenschappen. Verwijzing Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
100
SEP codes instellen voor ontvangst
Resultatenrapport SEP code-ontvangst Dit rapport wordt afgedrukt nadat elke SEP code-ontvangst is voltooid en toont het resultaat. Opmerking ❒ U kunt het resultaat van een SEP code-ontvangst ook controleren met het journaal.
2
❒ U kunt deze functie in- en uitschakelen via de Gebruikersparameters (switch 03, bit 4) in het menu Faxeigenschappen. ❒ Om het rapport zonder tekstverstoring te bekijken, selecteert u in uw e-mailinstellingen een lettertype van gelijke tekenbreedte. ❒ U kunt een bestemming weergeven via de Gebruikersparameters (switch 04, bit 4) in het menu Faxeigenschappen. ❒ U kunt een afzendernaam weergeven via de Gebruikersparameters (switch 04, bit 5) in het menu Faxeigenschappen. Verwijzing Pag.136 “Journaal”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
101
Verzendinstellingen
Dubbelzijdige originelen verzenden Gebruik deze functie om dubbelzijdige originelen te verzenden. Belangrijk ❒ De optionele ARDF is nodig.
A Plaats het origineel in de ARDF en selecteer de gewenste scaninstellingen. B Druk op [TX Modus].
2
C Selecteer [2-zijdig TX] via {U} of {T} en druk vervolgens op {OK}.
D Selecteer een verzendmodus via {U} of {T} en druk vervolgens op {OK}.
Selecteer [2-zijdig vanaf pag. 1] om een 2-zijdig origineel te versturen van de eerste pagina. Selecteer [1-zijdig voor pagina 1] als u een voorblad wilt versturen als de eerste pagina.
E Selecteer de positie van het geplaatste document via {U} of {T} en druk vervolgens op {OK}.
Druk op {Escape} om Dubbelzijdig originelen verzenden te annuleren. Het display keert terug naar stap C.
102
Dubbelzijdige originelen verzenden
F Selecteer de openingsrichting van de pagina via {U} of {T} en druk vervolgens op {OK}.
2
Het display keert terug naar stap C.
G Druk op de toets {Escape}.
Het stand-by scherm wordt opnieuw weergegeven.
H Stel de bestemming in en druk vervolgens op de toets {Start}. Opmerking ❒ Wanneer u deze functie gebruikt, is het niet mogelijk dubbelzijdige originelen alleen via de glasplaat te verzenden.
❒ De voor- en achterzijde van het gescande origineel worden door het ontvangende apparaat in de juiste volgorde op afzonderlijke pagina’s afgedrukt. De afdrukrichting van elke tweede pagina kan aan de ontvangende zijde geroteerd zijn. Wanneer het origineel bij de ontvanger moet worden afgedrukt in dezelfde richting geeft u de positie van het origineel en de richting van de pagina-opening op.
NL ASO003S
❒ Deze functie is alleen mogelijk bij Geheugenverzending. ❒ U kunt een van de gebruikersfunctietoetsen programmeren voor deze functie. Met de gebruikersfunctietoets kunt u stap B en C overslaan. ❒ Controleer of de opgegeven positie van het origineel overeenkomt met de afdrukrichting van de in de ARDF geplaatste originelen. Verwijzing Pag.30 “Originelen plaatsen”
Pag.35 “Scaninstellingen” Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
103
Verzendinstellingen
2
104
3. Ontvangst In deze paragraaf worden de ontvangstfuncties uitgelegd zoals het afdrukken van ontvangen documenten en het doorsturen van ontvangen documenten naar andere faxapparaten.
Typen ontvangst In deze paragraaf worden de verschillende manieren besproken waarop faxdocumenten kunnen worden ontvangen.
Directe ontvangst Elke pagina van een faxdocument wordt afgedrukt zodra die is ontvangen. Dit is van toepasssing voor standaard faxdocumenten.
Belangrijk ❒ Bij de ontvangst van belangrijke faxdocumenten raden wij aan de afzenders te raadplegen om de inhoud van de ontvangen documenten te controleren. ❒ Wanneer er te weinig vrije geheugenruimte is, kan het apparaat geen faxdocumenten meer ontvangen. ❒ Als het vrije geheugen tijdens directe ontvangst opraakt (0%), wordt ontvangst onmogelijk en wordt de huidige communicatie beëindigd. Opmerking ❒ Als de Vervangende ontvangst wordt gebruikt, wordt een faxdocument niet afgedrukt, maar opgeslagen in het geheugen. ❒ Dit apparaat ondersteunt de Standaard en Detail resoluties voor ontvangst. Faxen die zijn verzonden met de resolutie Fijn of Superfijn worden op dit apparaat afgedrukt met de resolutie Detail. Hierdoor kan de resolutie van de fax anders zijn dan de afzender had bedoeld. Verwijzing Pag.36 “Resolutie”
Pag.106 “Geheugenontvangst” Pag.107 “Vervangende ontvangst”
105
Ontvangst
Pag.120 “Afdrukopties”
Geheugenontvangst Eerst worden alle pagina’s in het geheugen opgeslagen en vervolgens wordt het hele faxdocument afgedrukt.
3
Belangrijk ❒ Ongeveer twaalf uur nadat het apparaat is uitgeschakeld, worden alle in het geheugen opgeslagen faxdocumenten gewist. Als documenten op deze manier verloren gaan, wordt er automatisch een stroomstoringsrapport afgedrukt wanneer u de bedieningsschakelaar aanzet. U kunt dit rapport gebruiken om te zien welke documenten verloren zijn gegaan. Raadpleeg Probleemoplossing. ❒ Wanneer er te weinig vrije geheugenruimte is, kan het apparaat geen faxdocumenten meer ontvangen. ❒ Wanneer de vrije geheugenruimte opraakt (0%) tijdens Geheugenontvangst, is verdere ontvangst niet meer mogelijk en wordt de verbinding verbroken. Verwijzing Probleemoplossing
106
Typen ontvangst
Vervangende ontvangst Vervangende ontvangst wordt ingeschakeld wanneer het apparaat geen faxdocumenten kan afdrukken. Bij Vervangende ontvangst wordt een ontvangen faxdocument opgeslagen in het geheugen in plaats van te worden afgedrukt. Faxdocumenten die tijdens Vervangende ontvangst worden ontvangen, worden automatisch afgedrukt als de omstandigheid waardoor het apparaat naar Vervangende ontvangst schakelde, wordt opgeheven. Afhankelijk van de reden waarom het apparaat niet afdrukt, kan Vervangende ontvangst worden gebruikt voor alle ontvangen faxdocumenten of alleen voor documenten die voldoen aan een bepaalde voorwaarde die is opgegeven bij de Gebruikersparameters in het menu Faxeigenschappen. De indicator Ontvangen Berichten gaat branden om u erop te wijzen dat documenten met Vervangende ontvangst zijn ontvangen.
3
NL ASO021S
Belangrijk ❒ Er moet voldoende geheugenruimte vrij zijn om faxberichten te ontvangen. ❒ Wanneer de vrije geheugenruimte opraakt tijdens vervangende ontvangst, is verdere ontvangst niet meer mogelijk en wordt de verbinding verbroken. Opmerking ❒ De indicator voor ontvangen bestanden kan ook branden wanneer documenten worden ontvangen met Directe ontvangst. Verwijzing Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Onvoorwaardelijk documenten ontvangen Wanneer een van de volgende omstandigheden zich voordoet, ontvangt het apparaat alle faxdocumenten met Vervangende ontvangst. Probleem
Oorzaak
Oplossing
Het apparaat drukt af met een andere functie.
Het apparaat is bezig met afdrukken met een andere functie.
Zodra het apparaat klaar is met afdrukken, wordt het document automatisch afgedrukt.
h brandt.
De klep is open.
Sluit de klep die op het display wordt aangegeven.
107
Ontvangst
Berichten ontvangen die aan vooraf opgegeven instellingen voldoen Wanneer een van de volgende omstandigheden zich voordoet, ontvangt het apparaat alleen de documenten die aan de voorwaarden voldoen die zijn opgegeven bij de Gebruikersparameters (switch 05, bit 2, 1) in het menu Faxeigenschappen. Probleem
Oorzaak
Oplossing
h brandt.
Papierstoring.
Het vastgelopen papier verwijderen. Zie “Papierstoringen verhelpen”, Probleemoplossing voor meer informatie over het verwijderen van papier.
3 B brandt.
Alle lades zijn leeg.
Papier bijvullen. Zie “Papier bijvullen en toner vervangen”, Probleemoplossing voor meer informatie over het bijvullen van papier.
G brandt.
De toner is op.
Vervang de tonerfles. Raadpleeg Probleemoplossing voor meer informatie over het vervangen van de tonerfles.
Het bericht “Probleem met deze lade” verschijnt.
Alle lades zijn buiten gebruik.
Neem contact op met uw leverancier.
U kunt de volgende voorwaarden opgeven bij de Gebruikersparameters (switch 05, bit 2, 1) in het menu Faxeigenschappen. • Als Eigen Naam of Eigen Faxnr. wordt ontvangen Het apparaat schakelt alleen over naar Vervangende ontvangst, als de verzender zijn Eigen naam of Eigen faxnummer heeft geprogrammeerd. Wanneer de stroom langer dan twaalf uur is uitgeschakeld, worden alle in het geheugen opgeslagen documenten gewist. In dat geval kan het Journaal worden gebruiken om de afzenders van de gewiste documenten te achterhalen, zodat u hen kunt vragen om de documenten opnieuw te verzenden. Als een afzender zijn Eigen naam of Eigen faxnummer niet heeft geprogrammeerd, kan het voorkomen dat het apparaat een belangrijk faxdocument niet ontvangt. Het is aan te raden om belangrijke verzenders te vragen op voorhand een Eigen naam of Eigen faxnummer te programmeren. • Vrij Dit apparaat schakelt over op Vervangende ontvangst, ongeacht of de verzender zijn Eigen naam of Eigen faxnummer heeft geprogrammeerd. • Uitschakelen Het apparaat ontvangt geen documenten. Verwijzing Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Probleemoplossing
108
Ontvangstmodi
Ontvangstmodi Uw apparaat kan binnenkomende oproepen op twee manieren beantwoorden: • Handmatige ontvangst (externe telefoon vereist) • Automatische ontvangst Opmerking ❒ Een externe telefoon is vereist om dit apparaat als telefoon te gebruiken.
3
Automatische omschakeling In deze modus gaat het apparaat een aantal keren over. U kunt de oproep beantwoorden terwijl het apparaat overgaat. Als u de oproep niet beantwoordt, schakelt het apparaat automatisch om naar de ontvangst van faxdocumenten. Opmerking ❒ U kunt het aantal belsignalen wijzigen met “RX modus auto.schakeltijd” in het menu Faxeigenschappen.
❒ Wanneer de andere partij een faxdocument verzendt, schakelt het apparaat automatisch om naar de ontvangst van faxdocumenten. ❒ U kunt een antwoordapparaat aansluiten met Automatische omschakeling. ❒ Stel een lager aantal beltonen in voor het antwoordapparaat dan voor het faxapparaat. ❒ Deze functie werkt niet met bepaalde antwoordapparaten. Verwijzing Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Handmatige ontvangst Wanneer er een oproep binnenkomt, gaat het apparaat over. Als de oproep een faxbericht betreft, moet u handmatig overschakelen op de faxmodus.
A Wanneer het apparaat overgaat, neemt u de hoorn van het externe telefoontoestel op. B Wanneer u geluidssignalen hoort, drukt u op de toets {Start} of op de gebruikersfunctietoets waaronder Start handmatige ontvangst is geprogrammeerd. (De toets {Start} is alleen beschikbaar in faxmodus wanneer er geen origineel is geplaatst).
C Als u op de toets {Start} heeft gedrukt in stap B, drukt u op [Start RX].
109
Ontvangst
D Leg de hoorn van het externe telefoontoestel op de haak. Het apparaat begint nu te ontvangen.
Opmerking ❒ Als de bedieningsschakelaar is uitgeschakeld, kunt u dit apparaat niet gebruiken via de handset van de externe telefoon, zelfs niet als de hoofdstroom is ingeschakeld. U moet eerst op de bedieningsschakelaar drukken om het apparaat in te schakelen.
Automatische ontvangst
3
Wanneer er een telefonische oproep binnenkomt, zal het apparaat deze automatisch als een faxbericht afhandelen. Gebruik deze instelling voor een telefoonlijn die uitsluitend door het faxapparaat wordt gebruikt.
De ontvangstmodus omschakelen U kunt schakelen tussen ontvangstmodi via Ontvangstinstelling in het menu Faxeigenschappen. Wanneer u Ontvangstmodus omschakelen onder een gebruikersfunctietoets programmeert, kunt u de ontvangstmodus snel wijzigen.
A Druk op de toets {Wijzig RX modus}.
NL ASO022S
B Selecteer een ontvangstmodus via {U} of {T} en druk vervolgens op {OK}.
Druk op {Escape} om de selectie te annuleren. Het display geeft "stand-by" aan. Verwijzing Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
110
Een internetfax ontvangen
Een internetfax ontvangen U kunt via internetfax e-maildocumenten ontvangen. Er zijn twee manieren om e-mails te ontvangen: automatische e-mailontvangst en handmatige e-mailontvangst. Belangrijk ❒ Om de Internetfaxfuncties te kunnen gebruiken, moet de optionele printer/scannereenheid geïnstalleerd zijn.
❒ E-mails met bijlagen van een ander formaat dan TIFF-F, kunnen niet worden ontvangen. Zenders ontvangen een foutmelding als hun e-mail bijlagen bevatte. Via de Gebruikersparameters (switch 21, bit 7) in het menu Faxeigenschappen kunt u selecteren of dit bericht wel of niet door dit apparaat wordt gestuurd. Echter, TIFF-F-documenten die via de opslagfunctie van DeskTopBinder zijn aangemaakt, kunnen wel worden ontvangen. ❒ Als [Beveiligde wachtwoordverificatie vereist (SPA) voor alle clientaansluitingen] is geselecteerd in Windows Server 2003 is ontvangst niet mogelijk.
3
Opmerking ❒ Als het ontvangstprotocol is ingesteld op POP3 of IMAP4, dan kunt u het apparaat zo instellen, dat binnenkomende e-mail wordt bewaard of van de server worden gewist in “Systeeminstellingen”. ❒ Via de Gebruikersparameters (switch 21, bit 1) in het menu Faxeigenschappen kunt u instellen dat het apparaat de ontvangstbevestiging verstuurt in antwoord op het verzoek om een ontvangstmelding die als bijlage bij de e-mail zit. Verwijzing Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Automatische e-mailontvangst Als deze functie is ingeschakeld, zal het apparaat periodiek de e-mailserver voor binnenkomende e-mails controleren en deze indien nodig downloaden. Opmerking ❒ Als het geheugen vol raakt, zullen de e-mails niet meer op de gespecificeerde intervallen worden ontvangen. De ontvangst komt weer op gang, zodra voldoende geheugenruimte wordt vrijgemaakt.
❒ Automatische e-mailontvangst dient in “Systeeminstellingen” te worden ingesteld. Als u automatische ontvangst instelt, kunt u de ontvangsttijd instellen in minuten. ❒ E-mail kan handmatig worden ontvangen. Verwijzing Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
111
Ontvangst
Handmatige e-mailontvangst Volg onderstaande stappen om een fax te ontvangen via handmatige toegang van de e-mailserver. Belangrijk ❒ Programmeer de functie Handmatige e-mailontvangst vooraf onder een gebruikersfunctietoets.
A Druk op de gebruikersfunctietoets ({F1} t/m {F3}) waaronder Handmatige e-mailontvangst is geprogrammeerd.
3
NL ASO013S
B Druk op de toets {Start}.
Het apparaat krijgt toegang tot de server om te controleren op e-mail en eventuele te ontvangen nieuwe e-mail. Het display geeft "stand-by" aan. Opmerking ❒ U kunt ook op de toets {Taakinformatie} drukken en [Handm. e-mailontvangst] selecteren om e-mail te ontvangen. Verwijzing Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
112
Een internetfax ontvangen
Ontvangen berichten Dit is een voorbeeld van een internetfaxbericht dat vanaf dit apparaat is gestuurd en ontvangen op een computer met de e-mailsoftware Outlook Express. De inhoud van het ontvangen bericht is afhankelijk van de e-mailsoftware. Belangrijk ❒ Wanneer een internetfaxe-mail naar een computer wordt verzonden, dan wordt de volgende informatie altijd aan de e-mailtekst toegevoegd “Deze email is verzonden door “Hostnaam” (productnaam) Vragen aan: “Emailadres van beheerder””. Raadpleeg de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen voor het controleren van de hostnaam en het e-mailadres.
3
ALV011S
1. Gezonden e-mail zonder een onderwerp op te geven in “E-mail opties”.
4. De datum
2. Gezonden e-mail met een onder-
5. Aan
werp dat is opgegeven in “E-mail opties”.
De datum en de tijd dat de e-mail werd gezonden Het e-mailadres van de ontvanger
3. Van De naam (e-mailadres) van de afzender
113
Ontvangst
6. Onderwerp Toont het onderwerp dat werd opgegeven in “E-mail opties” ten tijde van de verzending. Indien er geen onderwerp is opgegeven, wordt er automatisch één toegekend in het formaat zoals bovenstaand in 1 wordt getoond.
7. Het bericht wordt aan alle e-mails toegevoegd. “xxxx” is de apparaatnaam. 8. Bijlage Elk bericht dat de afzender bijvoegt wordt getoond als een bijgevoegd document.
Opmerking ❒ Het displayformaat van de afzendernaam verschilt in overeenstemming met de instelling van de Stempel afzendernaam en andere functies. ❒ Het weergegeven formaat is afhankelijk van de Stempel afzendernaam en andere instellingen.
3
Verwijzing Pag.27 “E-mailonderwerp”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
114
Ontvangstfuncties
Ontvangstfuncties In deze paragraaf worden nuttige functies besproken voor het ontvangen van faxdocumenten. Belangrijk ❒ Om de Internetfax- en IP-faxfuncties te kunnen gebruiken, moet de optionele printer-/scannereenheid geïnstalleerd zijn.
Ontvangen documenten doorzenden
3
Dit apparaat kan ontvangen documenten doorzenden naar andere bestemmingen die in dit apparaat zijn geprogrammeerd.
Kantoor in Los Angeles van Klant B
Dit apparaat
NL ALT004S
115
Ontvangst
Opmerking ❒ Een faxnummer, Internetfaxadres, IP-faxadres of mapadres kan worden ingesteld als doorzendbestemming.
❒ Als een e-mailadres is geprogrammeerd als de bestemming, worden ontvangen documenten als e-mail doorgestuurd. ❒ De doorzendbestemming moet vooraf worden opgegeven. Doorzenden kan worden ingesteld bij Beheerderstoepassingen in het menu Faxeigenschappen. ❒ Als u wilt dat het apparaat ontvangen documenten doorzendt naar een afzenderspecifieke bestemming, geeft u per afzender de Doorzendbestemming op bij Faxeigenschappen, Beheerderstoepassingen, Speciale afzender programmeren. Documenten van andere afzenders worden doorgezonden naar de standaard doorzendbestemming die voor deze functie is opgegeven. ❒ U kunt via de Gebruikersparameters (switch 11, bit 6) in het menu Faxeigenschappen selecteren of het apparaat de documenten die worden doorgestuurd, moet afdrukken. ❒ U kunt instellen of het Mapverzending Resultatenrapport al dan niet naar het opgegeven e-mailadres moet worden verzonden als mappen zijn geprogrammeerd als doorzendbestemmingen waarnaar documenten van alle afzenders of Speciale afzenders worden verzonden. Raadpleeg de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen voor meer informatie. ❒ Raadpleeg “Maximumwaarden” voor het maximum aantal bestemmingen dat u per groep kunt programmeren.
3
Verwijzing Pag.173 “Maximumwaarden”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
SMTP-ontvangst via internetfax Via SMTP-ontvangst kunt u documenten ontvangen die via Internetfax zijn verzonden. Met SMTP-ontvangst worden e-mails ontvangen, zodra deze worden gezonden naar het e-mailadres dat door het apparaat is ingesteld.
NL ALT005S
116
Ontvangstfuncties
Belangrijk ❒ Stel dit apparaat eerst in met behulp van de MX record of de DNS server om SMTP ontvangst mogelijk te maken.
❒ Stel het ontvangstprotocol in op SMTP bij “Systeeminstellingen”. Opmerking ❒ U kunt eveneens ontvangen e-mails naar andere internetfaxapparaten routeren.
❒ Zelfs als op de DNS-server SMTP-ontvangst is ingeschakeld, zullen e-mails gestuurd vanaf de SMTP-server, niet worden ontvangen en het apparaat geeft een foutmelding als SMTP-ontvangst niet is ingesteld in “Systeeminstellingen”. Bovendien zendt de SMTP-server een foutmelding naar de zender. ❒ Als bij het ontvangen van een e-mail een fout plaats vindt, wordt de ontvangst ervan afgebroken, de e-mail gewist, en een foutrapport afgedrukt. Bovendien zendt de SMTP-server een foutmelding naar de zender. ❒ Wanneer de SMTP-server ontvangen documenten naar dit apparaat probeert te routeren terwijl het apparaat een e-mail aan het verzenden is, zal het apparaat de SMTP server beantwoorden met een “bezet” signaal. Vervolgens probeert de SMTP-server gewoonlijk het document opnieuw te sturen, totdat de ingestelde termijn is verlopen.
3
Verwijzing Pag.111 “Automatische e-mailontvangst”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Ontvangen e-mails via SMTP routeren Via SMTP ontvangen e-mails kunnen naar andere faxapparaten worden gerouteerd.
NL ALT006S
117
Ontvangst
Belangrijk ❒ Voordat u via SMTP ontvangen e-mails routeert, dient u eerst “SMTP RX bestandsbezorging” in te stellen op “Aan” in het menu Faxeigenschappen.
❒ Het is mogelijk dat deze functie, afhankelijk van de beveiligingsinstellingen, niet beschikbaar is. De verzender kan verzoeken e-mails naar een ander faxapparaat door te laten zenden, door het volgende e-mailadres op te geven:
❖ Faxnummer fax=bestemmingsfaxnummer@hostnaam van dit apparaat.domeinnaam Bijvoorbeeld: als u wilt doorzenden naar faxnummer 212-123-4567, geeft u op: [email protected]
3
❖ Een geprogrammeerde bestemming onder de snelkiestoetsen fax=qregistratienummer van 3 cijfers of minder@hostnaam van dit apparaat.domeinnaam Voorbeeld: doorzenden naar bestemmingsnummer 001: [email protected] ❖ Groepsbestemming geprogrammeerd in de bestemmingslijst fax=qppregistratienummer van 3 cijfers of minder@hostnaam van dit apparaat.domeinnaam Voorbeeld: doorzenden naar de bestemming geprogrammeerd onder groep nr. 004: [email protected] Opmerking ❒ Via SMTP ontvangen e-mails kunnen ook worden gerouteerd naar afzonderlijke of groepsbestemmingen die zijn geprogrammeerd in de bestemmingslijst.
❒ Als een Doorzendverzoek per e-mail wordt ontvangen terwijl “SMTP RX bestandsbezorging” op “Uit” staat in het menu Faxeigenschappen, beantwoordt dit apparaat de SMTP-server met een foutmelding. ❒ U kunt instellingen maken die het doorzenden naar bepaalde afzenders beperkt. ❒ Met deze functie kunt u ook tegelijkertijd via dit apparaat met uw e-mailtoepassing documenten zenden naar e-mailadressen en bestemmingen van G3faxapparaten. ❒ Raadpleeg “Maximumwaarden” voor het maximum aantal bestemmingen dat u per groep kunt programmeren. Verwijzing Pag.173 “Maximumwaarden”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
118
Ontvangstfuncties
JBIG-ontvangst Met behulp van JBIG (Joint Bi-level Image Experts Group) compressie kunt u foto’s sneller verzenden dan via andere compressiemethoden. Hiermee kunt u documenten in JBIG-opmaak ontvangen via verzending met JBIG-compressie. Belangrijk ❒ Deze functie is niet bij de internetfaxfunctie beschikbaar.
Automatische faxontvangst bij uitgeschakelde bedieningsschakelaar
3
Dit apparaat kan worden ingesteld om zich automatisch uit te schakelen als hij gedurende een bepaalde tijd niet is gebruikt. In deze situatie kan het apparaat, hoewel de bedieningsschakelaar is uitgeschakeld, toch inkomende berichten ontvangen, zolang de hoofdschakelaar is ingeschakeld. Belangrijk ❒ U kunt geen berichten ontvangen als zowel de bedieningsschakelaar als de hoofdschakelaar is uitgeschakeld. Opmerking ❒ Via de Gebruikersparameters (switch 14, bit 0) in het menu Faxeigenschappen kunt u instellen of documenten na ontvangst (Directe ontvangst) meteen moeten worden afgedrukt.
❒ U kunt tevens faxdocumenten die met Geheugenontvangst (Vervangende ontvangst) zijn ontvangen, laten afdrukken nadat het apparaat wordt ingeschakeld. Verwijzing Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
119
Ontvangst
Afdrukopties In deze paragraaf worden nuttige functies besproken voor het afdrukken van ontvangen documenten.
Geluidssignaal afdrukken voltooid Wanneer deze functie is ingeschakeld, geeft het apparaat een geluidssignaal om u te laten weten dat er een ontvangen document wordt afgedrukt.
3
Opmerking ❒ U kunt het volume van het geluidssignaal wijzigen of helemaal uitschakelen (het volume instellen op het minimumniveau) via Geluidsniveau aanpassen in het menu Faxeigenschappen. Verwijzing Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Geruit merkteken Wanneer deze functie is ingeschakeld, wordt er een Geruit merkteken op de eerste pagina van de faxdocumenten afgedrukt zodat u ze gemakkelijker kunt scheiden.
Opmerking ❒ Via Geruit merkteken in het menu Faxeigenschappen kunt u deze functie inen uitschakelen. Verwijzing Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
120
Afdrukopties
Centreerteken Wanneer deze functie is ingeschakeld, worden merktekens halverwege de linkerzijde en boven in het midden van elke ontvangen pagina afgedrukt. Dit is handig als u de documenten wilt perforeren om ze te archiveren.
3
Opmerking ❒ Via Centreerteken in het menu Faxeigenschappen kunt u deze functie in- en uitschakelen.
❒ Soms staat dit Centreerteken niet helemaal precies in het midden. Verwijzing Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Ontvangsttijd U kunt onderaan het document de datum en tijd van ontvangst en het bestandsnummer laten afdrukken. Opmerking ❒ Via Ontvangsttijd afdrukken in het menu Faxeigenschappen kunt u deze functie in- en uitschakelen.
❒ Als een ontvangen document wordt gesplitst en afgedrukt op twee of meer vellen, wordt de ontvangsttijd afgedrukt op het laatste vel. ❒ Het tijdstip waarop het document werd afgedrukt kan eveneens op het document worden vastgelegd. Als u gebruik wenst te maken van deze functie, dient u contact op te nemen met de leverancier. Verwijzing Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
121
Ontvangst
Paginascheiding en lengteverkleining Als de lengte van een ontvangen document langer is dan het in het apparaat geplaatste papier, kan iedere pagina van het document worden gesplitst en op meerdere vellen worden afgedrukt, of worden verkleind en afgedrukt op één enkel vel.
3
Deze functie deelt bijvoorbeeld het document als de lengte van het document 20 mm (0,79") of langer is dan het papier dat wordt gebruikt. Het document wordt verkleind als het kleiner dan 20 mm (0,79") is. Als een document wordt gesplitst, wordt een p afgedrukt op de positie waar de splitsing heeft plaatsgevonden en wordt bovenaan het tweede vel ongeveer 10 mm (0,39") van het gesplitste gebied opnieuw afgedrukt. Opmerking ❒ Uw leverancier kan deze functie aan uw wensen aanpassen via de volgende instellingen:
• Verkleining • Scheidingsteken afdrukken • Overdrukken • Lengte overdrukken • Richtlijn voor scheiding ❒ U kunt de lengte van de overlappende rand en de marge voor verkleinen met de volgende waarden aanpassen: • Overlappende lengte: 4 mm (0,16"), 10 mm (0,39"), 15 mm (0,59") • Richtlijn voor splitsing: 5 -155 mm (in stappen van 5 mm)/0,2-6,1" (in stappen van 0,2")
122
Afdrukopties
TSI-afdrukken (Transmitting Subscriber Identification Print) Normaliter wordt de Faxkoptekst van de afzender afgedrukt op ontvangen documenten. Als u een internetfaxdocument ontvangt, wordt het e-mailadres van de afzender afgedrukt. Als de afzender zijn Faxkoptekst niet heeft geprogrammeerd, kunt u hem niet identificeren. Als u deze functie echter inschakelt, wordt in plaats van de koptekst de Eigen naam of het Eigen faxnummer van de afzender afgedrukt en kunt u zien door wie het document is verzonden. Opmerking ❒ U kunt deze functie in- en uitschakelen via de Gebruikersparameters (switch 02, bit 3) in het menu Faxeigenschappen.
3
Verwijzing Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Als het juiste papierformaat niet beschikbaar is Als er in het apparaat geen papier is geplaatst dat overeenkomt met het formaat van een ontvangen document, kiest het apparaat een papierformaat op basis van het papier dat beschikbaar is. Verkleining in sub-scanrichting
Aan
Marge paginasplitsing
20 mm (0,79")
Prioriteit breedte of lengte
Breedte
Opmerking ❒ Het document wordt verspreid over twee vellen papier, afhankelijk van het papierformaat.
❒ Papier dat in de handinvoerlade is geplaatst, wordt doorgaans niet geselecteerd voor het afdrukken van een ontvangen document. ❒ Breedten die dit apparaat kan ontvangen zijn A4 en LT (81/2"×11"). Berichten smaller dan A4 of LT (81/2"×11") worden ontvangen op de breedte A4 of LT (81/2"×11"). De lengte van documenten hangt af van het document. ❒ Het papierformaat waarop het ontvangen document wordt afgedrukt, kan afwijken van het formaat van het origineel. Verwijzing Pag.122 “Paginascheiding en lengteverkleining”
123
Ontvangst
Prioriteitsladen instellen Als papier van hetzelfde formaat in meerdere lades is geplaatst, kunt u het apparaat de ene lade laten gebruiken voor de ene functie en de andere lade voor een andere functie. U kunt bijvoorbeeld wit A4-papier plaatsen in lade 1 om kopieën te maken en geel A4-papier in lade 2 om ontvangen faxberichten af te drukken. U kunt dan gemakkelijk vaststellen voor welk doel papier is uitgevoerd. U kunt deze instelling opgeven bij “Papierlade Prioriteit : Fax” in “Systeeminstellingen”. Opmerking ❒ Wanneer een document met een ander formaat dan de prioriteitslade wordt ontvangen, wordt de lade met hetzelfde papierformaat als het ontvangen document gebruikt.
3
Verwijzing Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Afdrukken op het juiste formaat Als u deze functie inschakelt, worden ontvangen documenten afgedrukt op het blad met de hoogste prioriteit. Deze functie kan worden ingesteld via de Gebruikersparameters (switch 05, bit 5) in het menu Faxeigenschappen. Als u deze functie inschakelt en er in geen van de lades papier van geschikt formaat is geplaatst, verschijnt in het display een melding die aangeeft dat papier van de juiste lengte moet worden geplaatst. Als u het juiste papier heeft geplaatst, kunt u op [Afsluit.] drukken om het bericht af te drukken.
Opmerking ❒ Nadat u op [Afsluit.] heeft gedrukt, is de procedure afhankelijk van de apparaatstatus op het moment dat het bericht werd weergegeven. • Als er ontvangen documenten of rapporten automatisch werden afgedrukt, gaat de printer automatisch verder met afdrukken vanaf het punt waar hij was gestopt. • Als er handmatig documenten of rapporten werden afgedrukt, gaat de printer niet door met afdrukken. Voer de handelingen nogmaals vanaf het begin uit. Verwijzing Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
124
4. Informatie over de communicatie wijzigen/controleren In deze paragraaf worden de opties van de toets {Taakinformatie} uitgelegd waarmee u communicatieresultaten op het scherm of afgedrukte rapporten kunt controleren.
Een lijst met bestanden in het geheugen afdrukken (TX best. lijst afdr.) Druk deze lijst af als u wilt zien welke bestanden in het geheugen zijn opgeslagen en wat de bijbehorende bestandsnummers zijn. Het kan nuttig zijn de bestandsnummers te kennen (bijvoorbeeld voor het wissen van bestanden).
A Druk op de toets {Taakinformatie}.
NL ASO020S
B Selecteer [TX std-by best.lijst afdr.] via {U} of {T} en druk vervolgens op {OK}.
Om het afdrukken te annuleren voordat u op de toets {Start} heeft gedrukt, drukt u op {Escape}. Het display geeft "stand-by" aan.
C Druk op de toets {Start}.
Om het afdrukken te annuleren nadat u op de toets {Start} heeft gedrukt, drukt u op {Wis/Stop}. Het display keert terug naar stap B. Het scherm van stap B wordt opnieuw weergegeven na het afdrukken van een TX stand-by bestandslijst.
125
Informatie over de communicatie wijzigen/controleren
D Druk op de toets {Escape}. Het display geeft "stand-by" aan. Opmerking ❒ De inhoud van een in het geheugen opgeslagen bestand kan eveneens worden afgedrukt.
❒ U kunt de weergave van de afzendernaam selecteren via de Gebruikersparameters (switch 04, bit 5) in het menu Faxeigenschappen. Verwijzing Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
4
126
Een bestand afdrukken vanuit het geheugen
Een bestand afdrukken vanuit het geheugen Als u de inhoud van een in het geheugen opgeslagen maar nog niet verzonden bestand wilt controleren, kunt u dit als volgt afdrukken.
A Druk op de toets {Taakinformatie}.
4 NL ASO020S
B Selecteer [TX stand-by bestand afdr.] via {U} of {T} en druk vervolgens op {OK}.
C Selecteer het bestand dat u wilt afdrukken met {U} of {T}.
Druk op {Escape} om het afdrukken te annuleren. Het display keert terug naar stap B.
D Druk op [Afdr.].
Om het afdrukken te annuleren nadat u op de toets [Afdr.] heeft gedrukt, drukt u op {Wis/Stop}. Het display keert terug naar stap B. Het scherm van stap B wordt opnieuw weergegeven na het afdrukken van een TX stand-by bestand.
127
Informatie over de communicatie wijzigen/controleren
Herhaal vanaf stap B als u nog een bestand wilt afdrukken.
E Druk op de toets {Escape}.
Het display geeft "stand-by" aan. Opmerking ❒ U kunt ook bestanden afdrukken die niet zijn verzonden.
4
128
Het verzendresultaat controleren (Status TX-bestand)
Het verzendresultaat controleren (Status TX-bestand) U kunt de verzending controleren via het display, een rapport of een e-mail.
Bevestigen via het display Volg onderstaande stappen om de verzendresultaten weer te geven.
A Druk op de toets {Taakinformatie}.
4
NL ASO020S
B Selecteer [Status TX-bestand] via {U} of {T} en druk vervolgens op {OK}.
C Controleer de verzendresultaten via {U} of {T}.
Als een fax is verstuurd, wordt het Eigen faxnummer of de Eigen naam van de ontvanger weergegeven. Als een Internetfax is verstuurd, wordt het emailadres of de naam weergegeven die is geprogrammeerd in de bestemmingslijst van het apparaat. Voor een verzending vanaf een computer wordt “-- LAN-Fax -->” weergegeven.
D Druk tweemaal op de toets {Escape}. Het display geeft "stand-by" aan.
129
Informatie over de communicatie wijzigen/controleren
Opmerking ❒ Alleen de verzendresultaten van de meest recente communicaties worden weergegeven. Raadpleeg “Maximumwaarden” voor het maximum aantal tekens van communicatieresultaten die u op dit apparaat kunt controleren.
❒ U kunt verzonden faxdocumenten en hun lijsten bekijken via een Web Image Monitor op een netwerkcomputer. Zie de Help-functie van de Web Image Monitor voor nadere details. ❒ Wanneer een verzending wordt voltooid terwijl u deze functie gebruikt, verschijnt het verzendresultaat niet. Om het laatste resultaat te bekijken, sluit u Status TX-bestand af en probeert u het opnieuw. ❒ U kunt een van de gebruikersfunctietoetsen programmeren voor deze functie. Met deze toets kunt u stap A en B overslaan. ❒ Als documenten vanaf de computer zijn verzonden naar het apparaat, verschijnt “--LAN-Fax -->”. Om te controleren of de documenten zijn verzonden naar de ontvanger, controleert u hetzelfde bestandsnummer.
4
Verwijzing Pag.173 “Maximumwaarden”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Bevestigen via een rapport Druk rapporten af om verzendresultaten te controleren.
❖ Geheugenverzending Als een document niet kan worden verzonden, wordt automatisch een rapport communicatiefout afgedrukt. U kunt ook alle verzendingen controleren via een communicatieresultaten rapport, ongeacht de status. Dit rapport wordt na iedere Geheugenverzending afgedrukt, wanneer het afdrukken van dit rapport is ingeschakeld via de Gebruikersparameters (switch 03, bit 0) in het menu Faxeigenschappen. U kunt het rapport ook afdrukken door Statusrapport verzending afdrukken onder een gebruikersfunctietoets te programmeren en deze toets in te drukken tijdens het opgeven van een bestemming. Als u het communicatieresultaten rapport inschakelt, wordt het rapport communicatiefout niet afgedrukt. ❖ Directe verzending U kunt het resultaat controleren via een resultatenrapport van directe verzending. U kunt het afdrukken van dit rapport selecteren via de gebruikersparameters (switch 03, bit 5) in het menu Faxeigenschappen. Na iedere directe verzending wordt een rapport afgedrukt. U kunt het rapport ook afdrukken door Statusrapport verzending afdrukken onder een gebruikersfunctietoets te programmeren en deze toets in te drukken tijdens het opgeven van een bestemming. 130
Het verzendresultaat controleren (Status TX-bestand)
Verwijzing Pag.132 “Communicatieresultaten rapport (Geheugenverzending)”
Pag.133 “Resultatenrapport van directe verzending (Directe verzending)” Pag.134 “Rapport communicatiefout” Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Bevestigen via een e-mail Gebruik de functie E-mail verzendresultaat om rapporten via e-mail naar een computer te verzenden en deze op de computer te controleren. De beschikbare rapporten zijn: • Communicatieresultaten rapport. • Resultatenrapport van directe verzending. • Polling met resultaat van SEP-ontvangst.
4
Belangrijk ❒ Om verzendresultaten via e-mail te kunnen controleren, moet de optionele printer-/scannereenheid geïnstalleerd zijn. ❒ U dient eerst de e-mailadressen van de bestemmingen waarnaar het rapport wordt verzonden op te slaan in de bestemmingslijst. Opmerking ❒ Als u een afzender selecteert via de functie Afzenderinstellingen, worden de verzendresultaten verzonden naar de e-mailadressen van afzenders die zijn opgeslagen. Selecteer de afzender uit de Internetfaxbestemmingen in de bestemmingslijst. ❒ Als u faxdocumenten vanaf een computer verstuurt, gebruikt u het LANfaxstuurprogramma om op te geven of het LAN-Fax resultatenrapport wel of niet naar de computer moet worden verzonden. Verwijzing Pag.85 “Afzenderinstellingen”
Pag.133 “Resultatenrapport van directe verzending (Directe verzending)” Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Controleren via een rapport en e-mail U kunt verzendresultaten controleren via zowel de functie E-mail verzendresultaten, die de resultaten per e-mail verstuurt, als het communicatieresultatenrapport dat door het apparaat wordt afgedrukt. U kunt het gebruik van beide instellen via de Gebruikersparameters (switch 10, bit 6) in het menu Faxeigenschappen.
131
Informatie over de communicatie wijzigen/controleren
Verwijzing Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Communicatieresultaten rapport (Geheugenverzending) Dit rapport wordt afgedrukt als een geheugenverzending is voltooid, zodat u het resultaat van de verzending kunt controleren. Opmerking ❒ Als er twee of meer bestemmingen zijn opgegeven, wordt dit rapport afgedrukt nadat het faxbericht naar alle bestemmingen is verstuurd.
❒ Als het apparaat is ingesteld om dit rapport niet af te drukken en het faxbericht niet succesvol kon worden verzonden, wordt het Rapport communicatiefout afgedrukt. ❒ U kunt deze functie in- en uitschakelen via de Gebruikersparameters (switch 03, bit 0) in het menu Faxeigenschappen. ❒ U kunt de weergave van de afzendernaam selecteren via de Gebruikersparameters (switch 04, bit 5) in het menu Faxeigenschappen. ❒ Bij de Gebruikersparameters (switch 04, bit 7) in het menu Faxeigenschappen kunt u opgeven of u een gedeelte van de originele afbeelding wilt toevoegen aan het rapport. ❒ Om het rapport zonder tekstverstoring te bekijken, selecteert u in uw e-mailinstellingen een lettertype van gelijke tekenbreedte. ❒ U kunt de weergave van de bestemming selecteren via de Gebruikersparameters (switch 04, bit 4) in het menu Faxeigenschappen. ❒ In de kolom Pg(s) wordt het totale aantal pagina’s weergegeven. In de kolom Pagina niet verzonden wordt het aantal pagina’s aangegeven dat niet kon worden verzonden. ❒ “--” geeft aan dat het internetfax-document naar de e-mailserver was gestuurd, die in dit apparaat is geprogrammeerd. (Dit betekent echter niet, dat de e-mail was geleverd.)
4
Verwijzing Pag.134 “Rapport communicatiefout”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
132
Het verzendresultaat controleren (Status TX-bestand)
Resultatenrapport van directe verzending (Directe verzending) Als u dit rapport inschakelt, wordt er na iedere directe verzending een rapport afgedrukt, zodat u kunt controleren of de verzending al dan niet is geslaagd. Als het apparaat is ingesteld om dit rapport niet af te drukken en het faxbericht niet succesvol kon worden verzonden, wordt het Foutrapport afgedrukt. Opmerking ❒ U kunt deze functie in- en uitschakelen via de Gebruikersparameters (switch 03, bit 5) in het menu Faxeigenschappen. ❒ Om het rapport zonder tekstverstoring te bekijken, selecteert u in uw e-mailinstellingen een lettertype van gelijke tekenbreedte. ❒ U kunt de weergave van de bestemming selecteren via de Gebruikersparameters (switch 04, bit 4) in het menu Faxeigenschappen. ❒ Als de pagina succesvol is verzonden, wordt in de kolom Pagina het totale aantal pagina’s aangegeven dat is verzonden.
4
Verwijzing Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
133
Informatie over de communicatie wijzigen/controleren
Rapport communicatiefout Dit rapport wordt afgedrukt als een document niet met succes via Geheugenverzending kon worden gezonden. Als het apparaat is ingesteld voor het afdrukken van een communicatieresultaatrapport, dan wordt dit rapport niet afgedrukt. U kunt dit rapport gebruiken om te controleren welke verzendingen zijn mislukt, zodat u deze opnieuw kunt verzenden. Opmerking ❒ U kunt via de Gebruikersparameters (switch 04, bit 1) in het menu Faxeigenschappen selecteren of het rapport communicatiefout automatisch wordt afgedrukt.
4
❒ Dit rapport wordt alleen afgedrukt als het communicatieresultaatrapport is uitgeschakeld en een document niet kon worden verzonden via Geheugenverzending. ❒ Bij de Gebruikersparameters (switch 04, bit 7) in het menu Faxeigenschappen kunt u opgeven of u een gedeelte van de originele afbeelding wilt toevoegen aan het rapport. ❒ U kunt de weergave van de bestemming selecteren via de Gebruikersparameters (switch 04, bit 4) in het menu Faxeigenschappen. ❒ U kunt de weergave van de afzendernaam selecteren via de Gebruikersparameters (switch 04, bit 5) in het menu Faxeigenschappen. ❒ In de kolom Pg(s) wordt het totale aantal pagina’s weergegeven. In de kolom Pagina niet verzonden wordt het aantal pagina’s aangegeven dat niet kon worden verzonden. ❒ “Niet geprogrammeerd” geeft aan dat het document niet kon worden verzonden omdat de doorzendbestemming niet is geprogrammeerd. ❒ “--” geeft aan dat het internetfax-document naar de e-mailserver was gestuurd, die in dit apparaat is geprogrammeerd. (Dit betekent echter niet, dat de e-mail was geleverd.) Verwijzing Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
134
Het ontvangstresultaat controleren (Status RX-bestand)
Het ontvangstresultaat controleren (Status RX-bestand) Controleer het ontvangstresultaat op het scherm of via een rapport.
Bevestigen via het display Volg onderstaande stappen om de ontvangstresultaten weer te geven.
A Druk op de toets {Taakinformatie}.
4
NL ASO020S
B Selecteer [Status RX-bestand] via {U} of {T} en druk vervolgens op {OK}.
C Controleer de ontvangstresultaten via {U} of {T}.
Wanneer een fax of een IP-fax is ontvangen, wordt het faxnummer of de faxkoptekst van de afzender weergegeven. Wanneer een Internetfax is ontvangen, wordt het e-mailadres van de afzender weergegeven.
D Druk tweemaal op de toets {Escape}. Het display geeft "stand-by" aan.
135
Informatie over de communicatie wijzigen/controleren
Opmerking ❒ Alleen de ontvangstresultaten van de meeste recente communicaties worden weergegeven. Raadpleeg “Maximumwaarden” voor het maximum aantal tekens van communicatieresultaten die u op dit apparaat kunt controleren.
❒ U kunt ontvangen faxdocumenten en hun lijsten bekijken via een Web Image Monitor op een netwerkcomputer. Zie de Help-functie van de Web Image Monitor voor nadere details. ❒ Wanneer een document wordt ontvangen terwijl u deze functie gebruikt, verschijnt het ontvangstresultaat niet. Om het laatste resultaat te bekijken, sluit u Status RX-bestand af en probeert u het opnieuw. ❒ U kunt een van de gebruikersfunctietoetsen programmeren voor deze functie. Met deze toets kunt u stap A en B overslaan.
4
Verwijzing Pag.173 “Maximumwaarden”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Bevestigen via een rapport Druk een rapport af om de ontvangstresultaten te controleren.
Journaal Druk het Journaal af om de meest recente ontvangstresultaten te controleren. Zie “Journaal” voor meer informatie. Verwijzing Pag.138 “Journaal”
136
Het journaal afdrukken
Het journaal afdrukken U kunt het journaal handmatig afdrukken. Belangrijk ❒ De inhoud van een automatisch afgedrukt journaal wordt na het afdrukken gewist. Bewaar het journaal als u het berichtenverkeer wilt bijhouden.
A Druk op de toets {Taakinformatie}.
4 NL ASO020S
B Selecteer [Journaal afdrukken] via {U} of {T} en druk vervolgens op {OK}.
C Druk op de toets {Start}. Om het afdrukken te annuleren nadat u op de toets {Start} heeft gedrukt, drukt u op {Wis/Stop}. Het display keert terug naar stap B. Het display van stap B wordt opnieuw weergegeven nadat het journaal is afgedrukt.
D Druk op de toets {Escape}.
Het display geeft "stand-by" aan. Opmerking ❒ Via de gebruikersparameters (switch 03, bit 7) in het menu Faxeigenschappen kunt u instellen of u het journaal na iedere 50 communicaties automatisch wilt afdrukken.
❒ Afhankelijk van de beveiligingsinstellingen wordt het journaal wel of niet automatisch afgedrukt. ❒ U kunt de weergave van de afzendernaam selecteren via de Gebruikersparameters (switch 04, bit 5) in het menu Faxeigenschappen. ❒ U kunt een van de gebruikersfunctietoetsen programmeren voor deze functie. Met deze toets kunt u stap A en B overslaan.
137
Informatie over de communicatie wijzigen/controleren
❒ Afhankelijk van de beveiligingsinstellingen wordt de bestemming/afzender mogelijk niet weergegeven. ❒ Raadpleeg “Maximumwaarden” voor het maximum aantal communicatieresultaten dat in een journaal kan worden afgedrukt. Verwijzing Pag.173 “Maximumwaarden”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Journaal In deze paragraaf wordt de informatie beschreven die in het journaal wordt afgedrukt.
4
ASO006S
1. Afdrukdatum
3. De datum
Toont de datum en tijd waarop het rapport is afgedrukt.
Toont de verzend- of ontvangstdatum.
2. Geprogrammeerde faxkoptekst
Toont de starttijd voor verzending of ontvangst.
Toont de naam van de afzender die is geprogrammeerd voor afdrukken.
138
4. Tijd
Het journaal afdrukken
5. Ontvanger • Voor faxbestemmingen Toont de naam (voor weergave) die door de ontvanger is geprogrammeerd. Toont het geprogrammeerde faxnummer als de naam (voor weergave) niet is geprogrammeerd. Als zowel de naam als het faxnummer niet door de ontvanger zijn geprogrammeerd, wordt een ingevoerd faxnummer of een naam die in een bestemmingslijst is geprogrammeerd, weergegeven voor verzendingen. • Voor internetfax-bestemmingen Tijdens de verzending wordt het emailadres of de naam weergegeven die is geprogrammeerd in de bestemmingslijst. Tijdens de ontvangst wordt het e-mailadres van de afzender weergegeven. Tijdens broadcasting wordt het aantal bestemmingen weergegeven naast de e-mailadressen of namen van bestemmingen. Als documenten vanaf de computer zijn verzonden naar het apparaat, verschijnt “--LAN-Fax -->”. Om te controleren of d e documen ten zijn verzonden naar de ontvanger, controleert u hetzelfde bestandsnummer. • Voor IP-faxbestemmingen Geeft de IP-faxbestemming of -naam weer die is geprogrammeerd in de bestemmingslijst. De gedetailleerde gegevens van de faxbestemming worden weergegeven op het ontvangstrapport. • Voor mapbestemmingen Geeft de naam weer die is geprogrammeerd in de bestemmingslijst.
6. Verbinding • Voor faxverzendingen en -ontvangsten Achter “G3”, “T” voor uitgaande faxen of “R” voor binnenkomende faxen verschijnt de communicatiemodus in letters of symbolen.
• Voor internetfaxverzendingen en ontvangsten Achter , “T” voor uitgaande emails of “R” voor binnenkomende emails verschijnt de communicatiemodus in letters of symbolen. Uitgaande e-mails die zijn ingesteld voor een Ontvangstmelding bij E-mailopties zijn voorzien van een “Q”, terwijl bij e-mails met ontvangstbevestiging een “A” verschijnt. • Voor IP-faxverzendingen en -ontvangsten Achter , “T” voor uitgaande faxen of “R” voor binnenkomende faxen verschijnt de communicatiemodus in letters of symbolen. • Voor doorzenden naar de mapbestemmingen Achter en “T” voor uitgaande faxen of e-mail verschijnt de communicatiemodus in letters of symbolen.
4
7. Communicatietijd Toont de benodigde tijd voor verzendingen en ontvangsten.
8. Aantal pagina’s Toont het aantal verzonden of ontvangen pagina’s.
9. Communicatieresultaat Toont het resultaat van verzendingen of ontvangsten. OK: Alle pagina’s zijn correct verzonden of ontvangen. Als Ontvangstmelding is geactiveerd bij de E-mailopties van de Internetfax wordt de ontvangst van de ontvangstmelding getoond. De resultaten van ontvangen documenten die zijn gerouteerd, worden voorafgegaan door “n”. --: Het internetfax-document was naar de e-mailserver gestuurd, die in het apparaat is geprogrammeerd. (Dit betekent echter niet, dat de e-mail was geleverd.) Bij gebruik van LAN-Fax worden de resultaten van de communicatie van een computer naar dit apparaat weergegeven. Fout: Er is een communicatiefout opgetreden. D: De stroom is tijdens de verbinding uitgeschakeld. Niet alle faxdocumenten zijn verzonden.
139
Informatie over de communicatie wijzigen/controleren
10. Gebruikersnaam
11. Bestandsnummer
Geeft de naam van de afzender weer.
Toont de bestandsbeheernummers.
Opmerking ❒ Raadpleeg uw systeembeheerder als u een faxnummer of een naam die in de bestemmingslijst is geprogrammeerd, prioriteit wilt geven.
Journaal verzenden via e-mail Gebruik deze functie on het journaal te verzenden naar het e-mailadres van de beheerder. Het journaal wordt automatisch na iedere 50 communicaties verzonden. Bij het journaal wordt een journaal van het CSV-formaat bijgesloten.
4
Belangrijk ❒ Om het journaal via e-mail te kunnen verzenden, moet de optionele printer/scannereenheid geïnstalleerd zijn. ❒ Om het journaal per e-mail te verzenden, moeten de instellingen worden aangepast bij de gebruikersparameters (switch 21, bit 4) in het menu Faxeigenschappen. ❒ Dit apparaat slaat geen verzonden CSV-bestanden op. Het wordt aanbevolen dat u het e-mailadres van de beheerder extra controleert voordat u het journaal stuurt. Als het e-mailadres van de beheerder niet correct is, kan uw belangrijke journaal verloren raken. Verzonden CSV-bestanden blijven niet bewaard op het faxapparaat. Opmerking ❒ Als het adres van de beheerder niet klopt, kan het zijn dat u niet over het journaal zult kunnen beschikken.
❒ Als het niet lukt het journaal in e-mailformaat te zenden, wordt het journaal afgedrukt. ❒ De naam van een aangehecht CSV-bestand is “JOURNAALnjaar, maand, datum, uren, minuten”. Bijvoorbeeld, de bestandsnaam van het bestand dat werd verzonden om 14:40 op 20 December, 2006 is “JOURNAL200612201440.csv”. ❒ Het onderwerp van Journaal verzonden per e-mail begint met “Journal”. Verwijzing Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
140
Het journaal afdrukken
Journaal via e-mail Als de instelling zodanig is gemaakt dat het journaal als e-mail wordt gestuurd, wordt het gestuurd naar een e-mailadres van een beheerder. Opmerking ❒ U kunt de weergave van de afzendernaam selecteren via de Gebruikersparameters (switch 04, bit 5) in het menu Faxeigenschappen.
❒ Raadpleeg de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen om het e-mailadres van de beheerder in te stellen. ❒ Afhankelijk van de beveiligingsinstellingen wordt de bestemming/afzender mogelijk niet weergegeven. Verwijzing Pag.90 “Een ontvangstmelding vragen”
4
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
141
Informatie over de communicatie wijzigen/controleren
Een ontvangen bestand met een geheugenslot afdrukken Dit is een beveiligingsfunctie waarmee wordt voorkomen dat onbevoegde gebruikers uw documenten lezen. Indien Geheugenslot is ingeschakeld, worden alle ontvangen documenten opgeslagen in het geheugen en niet automatisch afgedrukt. Om de documenten af te drukken, moet u de Geheugenslot-ID invoeren. Als uw apparaat een document met geheugenslot heeft ontvangen, knippert de indicator Ontvangen berichten. Voordat u deze functie kunt gebruiken, moet u de volgende voorbereidingen treffen in het menu Faxeigenschappen. • Programmeer een Geheugenslot-ID. • Schakel Geheugenslot in.
4
Belangrijk ❒ Indien de hoofdschakelaar ongeveer twaalf uur lang is uitgeschakeld, worden alle documenten die zijn beveiligd met een geheugenslot gewist. In dat geval wordt het Rapport Stroomuitval afgedrukt, zodat u kunt zien welke documenten werden gewist. Raadpleeg Probleemoplossing voor meer informatie.
A Controleer of de indicator Ontvangen berichten knippert.
NL ASO021S
B Druk op de toets {Taakinformatie}.
NL ASO020S
142
Een ontvangen bestand met een geheugenslot afdrukken
C Selecteer [Best. geh.bev. afdruk.] via {U} of {T} en druk vervolgens op {OK}.
Wanneer geen documenten zijn ontvangen terwijl Geheugenslot was ingeschakeld, wordt het bericht “Er zijn geen geheugenbev. bestanden.” weergegeven en wordt vervolgens het display van stap C opnieuw weergegeven.
D Voer met behulp van de cijfertoetsen een 4-cijferige Geheugenslot-ID in en druk op {Start}.
4
Als het Geheugenslot-ID niet overeenkomt, wordt het bericht “Opgegeven code komt niet overeen met het geprogr. geheugenbev. ID.” weergegeven en keert het display terug naar het vorige scherm. Probeer het opnieuw nadat u het Geheugenslot-ID heeft gecontroleerd.
E Druk op de toets {Escape}. Het display geeft "stand-by" aan. Opmerking ❒ Als Geheugenslot wel beschikbaar is, maar er is onvoldoende geheugen beschikbaar, is ontvangst niet mogelijk.
❒ U kunt een Geheugenslot ook alleen gebruiken voor documenten die worden ontvangen van bepaalde verzenders. ❒ Documenten die met SEP code-ontvangst worden ontvangen, worden automatisch afgedrukt, ook als deze functie is aangezet. ❒ Als u een bestand met geheugenslot afdrukt, wordt het verwijderd. Verwijzing Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Probleemoplossing
143
Informatie over de communicatie wijzigen/controleren
4
144
5. Faxen via de computer In deze paragraaf wordt het gebruik van de faxfunctie van dit apparaat vanaf een computer via een netwerk uitgelegd.
Faxen versturen vanaf computers U kunt een document dat is gemaakt met een Windows-toepassing verzenden naar een ander faxapparaat vanaf een computer waarop dit apparaat is aangesloten. Sluit computers aan op het apparaat via een parallelle poort, LAN, IEEE 802.11b (draadloze LAN), of USB 2.0. • Om een fax te verzenden, hoeft u alleen maar [Afdrukken...] te selecteren in een Windows-toepassing, vervolgens LAN-Fax te selecteren als printer en een bestemming op te geven. Met LAN-Fax kunt u papierloos faxen vanaf uw computer naar andere bestemmingen. • Met het LAN-Faxstuurprogramma kunt u, behalve het verzenden van faxberichten, ook computerdocumenten afdrukken op dit apparaat zodat u de documenten kunt controleren. • Als u het LAN-Faxstuurprogramma wilt gebruiken, verbindt u dit apparaat met een LAN, geeft u de gewenste netwerkinstellingen op en installeert u het LAN-Faxstuurprogramma en de bijbehorende programma’s op uw computer.
Dit apparaat
NL ALT007S
145
Faxen via de computer
Belangrijk ❒ Om IP-faxbestemmingen of Internetfaxbestemmingen te kunnen opgeven, moet de optionele printer-/scannereenheid zijn geïnstalleerd.
❒ Fouten die optreden wanneer het apparaat als LAN-Fax wordt gebruikt, worden niet op de computer weergegeven. Controleer op fouten met een Web Image Monitor. Zie de Help van Web Image Monitor. ❒ USB-aansluiting is niet beschikbaar als u de LAN-faxfunctie onder Windows 98 gebruikt. ❒ Als uw besturingssysteem Windows Me is, moet u USB Printing Support for Windows Me downloaden vanaf de website van de leverancier. ❒ De faxfunctie van dit apparaat kan niet worden gebruikt met IPv6. Opmerking ❒ Wij raden u aan een Web Image Monitor te gebruiken in dezelfde netwerkomgeving als dit apparaat. Anders wordt de webbrowser misschien niet geopend en kan een fout optreden.
5
Voor gebruik Om deze functies te kunnen gebruiken, dient een LAN-Faxstuurprogramma op uw computer te zijn geïnstalleerd. Gebruik het LAN-Faxstuurprogramma dat op de CD-rom van de printer staat. U dient ook in overeenstemming met de soort aansluiting, de vereiste instellingen voor computer-naar-faxnetwerk op het apparaat uit te voeren. Opmerking ❒ Wanneer een pc en het apparaat parallel zijn aangesloten: raadpleeg Printerhandleiding. ❒ Als u Ethernet of IEEE 802.11b (draadloze LAN) gebruikt: raadpleeg de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen. Verwijzing Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Printerhandleiding
De software gebruiken Deze paragraaf bevat informatie over het LAN-Faxstuurprogramma, het adresboek en LAN-Fax Cover Sheet Editor.
146
Faxen versturen vanaf computers
LAN-Faxstuurprogramma Met dit stuurprogramma kunt u LAN-Faxfuncties gebruiken. Belangrijk ❒ Niet alle besturingen kunnen worden gegarandeerd, afhankelijk van de systeemomgeving. ❒ Als uw besturingssysteem Windows NT 4.0 is, moet u het LAN-Fax-stuurprogramma voor Windows NT 4.0 downloaden vanaf de website van de leverancier. ❒ Als u Windows NT gebruikt, werkt het LAN-Faxstuurprogramma niet in een omgeving met een RISC base-processor (MIPS R-serie, Alpha AXP, PowerPC).
❖ Locatie van het bestand De volgende mappen bevinden zich op de cd-rom: • LAN-Faxstuurprogramma voor Windows 98/Me \DRIVERS\LAN-FAX\WIN9X_ME • LAN-Faxstuurprogramma voor Windows 2000/XP en Windows Server 2003 \DRIVERS\LAN-FAX\WIN2K_XP
5
❖ Besturingsomgeving • Computer PC/AT-compatibel • Besturingssystemen Microsoft Windows 98/Me Microsoft Windows 2000/XP Microsoft Windows Server 2003 Microsoft Windows NT 4.0 • Resolutie VGA 640×480 pixels of meer Opmerking ❒ Voordat u met de installatie begint, sluit u alle andere toepassingen af.
Adresboek Met het adresboek kunt u LAN-Fax verzendbestemmingen wijzigen.
❖ Besturingssystemen Microsoft Windows 98/Me Microsoft Windows 2000/XP Microsoft Windows Server 2003 Microsoft Windows NT 4.0 147
Faxen via de computer
LAN-Fax Cover Sheet Editor Met LAN-Fax Cover Sheet Editor kunt u LAN-Faxvoorbladen bewerken.
❖ Besturingssystemen Microsoft Windows 98/Me Microsoft Windows 2000/XP Microsoft Windows Server 2003 Microsoft Windows NT 4.0 Auto Run De installatieprogramma’s voor diverse stuur- en hulpprogramma’s worden automatisch opgestart (Auto Run) wanneer u de cd-rom in het station plaatst. Het LAN-Faxstuurprogramma, het adresboek en LAN-Fax Cover Sheet Editor kunnen via Auto Run worden geïnstalleerd.
5
Belangrijk ❒ Wanneer de plug and play-functie wordt gestart, klikt u op [Annuleren] in het dialoogvenster [Nieuwe hardware gevonden], [Wizard apparaatstuurprogramma] of [Wizard nieuwe hardware gevonden] en plaatst u de cd-rom in het station. Het dialoogvenster [Nieuwe hardware gevonden], [Wizard apparaatstuurprogramma] of [Wizard nieuwe hardware gevonden] verschijnt afhankelijk van de systeemversie van Windows 98/Me, Windows 2000/XP, Windows Server 2003 of Windows NT 4.0.
❒ Het is mogelijk dat Auto Run met bepaalde instellingen van het besturingssysteem niet werkt. Als dit het geval is, dubbelklikt u op “Setup.exe” in de root directory van de cd-rom. ❒ Wanneer u Auto Run wilt annuleren, houdt u de {SHIFT}-toets ingedrukt (wanneer uw systeem Windows 2000/Windows XP of Windows Server 2003 is, houdt u de linker {SHIFT}-toets ingedrukt) wanneer u de cd-rom plaatst. Houd de {SHIFT}-toets ingedrukt totdat de computer de cd-rom heeft gelezen. ❒ Wanneer u tijdens de installatie op [Annuleren] klikt, wordt de installatie afgebroken. Wanneer u de installatie onderbreekt, moet u uw computer opnieuw opstarten en de rest van de software of het printerstuurprogramma installeren. Opmerking ❒ Wanneer uw besturingssysteem Windows 2000/XP of Windows Server 2003 is, heeft u voor de installatie van het printerstuurprogramma via Auto Run systeembeheerdersmachtiging nodig. Wanneer u het LAN-Faxstuurprogramma via Auto Run installeert, dient u zich aan te melden met een account met systeembeheerdersmachtiging.
148
Faxen versturen vanaf computers
Afzonderlijke toepassingen installeren U dient een LAN-Faxstuurprogramma op uw computer te installeren voordat u de LAN-faxfuncties gaat gebruiken. Het LAN-Faxstuurprogramma bevindt zich op de CD-rom die bij het apparaat wordt geleverd. Het adresboek en LAN-Fax Cover Sheet Editor worden samen met het LANFaxstuurprogramma geïnstalleerd. Met het adresboek kunt u LAN-Fax verzendbestemmingen wijzigen. Met LAN-Fax Cover Sheet Editor kunt u LANFaxvoorbladen bewerken. Volg onderstaande procedure om het LAN-Faxstuurprogramma, het adresboek en LAN-Fax Cover Sheet Editor gelijktijdig te installeren. Belangrijk ❒ Installeer SmartDeviceMonitor for Client voordat u de bovengenoemde toepassingen installeert.
A Sluit alle geopende toepassingen af. B Plaats de CD-rom die bij het apparaat is geleverd in het CD-rom-station
5
van uw computer. Het installatieprogramma wordt automatisch opgestart en het dialoogvenster voor de taalkeuze verschijnt. Wanneer uw besturingssysteem op een bepaalde manier is ingesteld, is het mogelijk dat het installatieprogramma niet automatisch wordt opgestart. Wanneer dit het geval is, dubbelklikt u op “Setup.exe” in de root directory van de cd-rom om het installatieprogramma op te starten.
C Selecteer de interfacetaal van de software en klik vervolgens op [OK]. D Klik op [LAN-Fax-stuurprogramma]. Het venster met de programmalicentieovereenkomst verschijnt.
E Lees alle voorwaarden en, wanneer u akkoord gaat, selecteert u [Ik accepteer de overeenkomst.] en klikt u op [Volgende]. Als u [Ik accepteer de overeenkomst niet.] selecteert, kunt u de installatie niet voltooien.
F Schakel het selectievakje [LAN-Fax-stuurprogramma] in en klik op [Volgende]. G Controleer of [Printernaam:] is geselecteerd en klik op [Doorgaan]. Selecteer de gewenste poort.
H Klik op [Voltooien]. Het dialoogvenster voor het voltooien van de installatie verschijnt.
I Klik op [Voltooien]. J Klik op [Afsluit.]. 149
Faxen via de computer
LAN-Faxstuurprogramma eigenschappen instellen In deze paragraaf wordt uitgelegd hoe u de eigenschappen voor het gebruik van het LAN-Faxstuurprogramma kunt instellen. Opmerking ❒ Als uw besturingssysteem Windows NT 4.0, Windows 2000/XP of Windows Server 2003 is, moet u zich aanmelden met een account met systeembeheerdersmachtiging.
De afdrukeigenschappen instellen In deze paragraaf wordt beschreven hoe u instellingen als papierformaat en resolutie kunt aanpassen.
A In het [Start]-menu, klikt u op [Instellingen] en vervolgens op [Printers]. In Windows XP Professional of Windows Server 2003 selecteert u [Printers en faxen] in het menu [Start]. In Windows XP Home Edition selecteert u [Configuratiescherm] in het menu [Start]. Vervolgens selecteert u [Printers en andere hardware] en [Printers en faxen].
5
B Selecteer [LAN-Fax M11] en klik op [Eigenschappen] in het menu [Bestand]. In Windows NT klikt u op [Standaardwaarden document...] in het menu [Bestand].
C Als u Windows 98/Me gebruikt, klikt u op het tabblad [Papier] om de volgende eigenschappen in te stellen. • Papierformaat • Afdrukrichting • Lade • Resolutie • Grijswaarden • Afdrukken als afbeelding
D Als u Windows NT 4.0 gebruikt, stelt u de volgende eigenschappen in. • • • •
150
Papierformaat Afdrukrichting Lade Resolutie
Faxen versturen vanaf computers
E Als u Windows 2000/XP of Windows Server 2003 gebruikt, klikt u op de knop [Afdrukvoorkeuren...] om de volgende eigenschappen in te stellen. • Papierformaat • Afdrukrichting • Lade • Resolutie
F Klik op [OK]. Instellingen aanpassen voor de configuratie van opties Pas de instellingen aan voor de optionele units die op dit apparaat geïnstalleerd zijn.
A In het [Start]-menu, klikt u op [Instellingen] en vervolgens op [Printers]. In Windows XP Professional of Windows Server 2003 selecteert u [Printers en faxen] in het menu [Start]. In Windows XP Home Edition selecteert u [Configuratiescherm] in het menu [Start]. Vervolgens selecteert u [Printers en andere hardware] en [Printers en faxen].
5
B Selecteer [LAN-Fax M11] en klik op [Eigenschappen] in het menu [Bestand]. C Klik op het tabblad [Accessoires] en geef de instellingen op voor de configuratie van de opties.
D Wanneer dit apparaat op een netwerk is aangesloten, worden de opties automatisch geconfigureerd. Als de instellingen niet overeenkomen met de geïnstalleerde optionele units, klikt u op [Laden vanuit apparaat].
E Als het apparaat lokaal is aangesloten op uw computer, selecteert u de selectievakjes voor de geïnstalleerde opties.
F Klik op [Toepassen]. De instellingen voor de configuratie van opties zijn aangepast.
G Klik op [OK]. [Accessoires] tabblad Het tabblad [Accessoires] bevat naast de items voor het configureren van opties de volgende items. • Verbieden van handmatige invoer bestemming Selecteer deze optie om het handmatig opgeven van de bestemming te verbieden. • E-mail inschakelen Selecteer deze optie als u Internetfax gebruikt met de LAN-faxfunctie.
151
Faxen via de computer
• IP-Fax Selecteer deze optie als u IP-fax gebruikt. Nadat u deze optie heeft geselecteerd, selecteert u een protocol door op de juiste radioknop te klikken. Opmerking ❒ Wanneer de opties van het apparaat niet volgens de aanwijzingen worden geconfigureerd, werken de LAN-Faxfuncties mogelijk niet goed
❒ Wanneer dit apparaat op een netwerk is aangesloten via de “SmartDeviceMonitor for Client” worden de opties automatisch geconfigureerd. Zie de Help van het LAN-faxstuurprogramma voor meer informatie.
Basisverzending In deze paragraaf wordt beschreven hoe u met behulp van Windows-toepassingen gemaakte faxdocumenten kunt verzenden. Om een fax te verzenden, hoeft u vanuit de Windows-toepassing alleen maar [Afdrukken...] te selecteren, vervolgens [LAN-Fax M11] te selecteren als printer en een bestemming op te geven in het dialoogvenster [LAN-Fax]. Open het document dat u wilt verzenden of maak een nieuw document en voer daarna de volgende procedure uit. Zie Help voor meer informatie.
5
Belangrijk ❒ Met SmartDeviceMonitor for Client kunt u geen documenten naar dit apparaat verzenden met meer dan één LAN-Fax tegelijkertijd.
A In het menu [Bestand] klikt u op [Afdrukken...]. B Selecteer [LAN-Fax M11] in de lijst [Naam:]. C Klik op [OK]. Het dialoogvenster LAN-Fax verschijnt. De instelprocedure is afhankelijk van de toepassing die u gebruikt. In alle gevallen selecteert u [LAN-Fax M11] als printer.
D Geef de bestemming op. Zie de Help van het LAN-faxstuurprogramma voor meer informatie over het opgeven van bestemmingen. Als gebruikersverificatie wordt gebruikt voor dit apparaat klikt u op [Gebruikersinstellingen...].
E Stel de nodige opties in.
152
Faxen versturen vanaf computers
F Klik op [Verzenden]. Als u op [Afdrukken & verzenden] klikt, wordt de fax naar de bestemming verzonden en drukt het apparaat een kopie van het verzonden document af. Opmerking ❒ Het apparaat kan documenten afkomstig van een LAN-faxstuurprogramma onthouden die als bestanden moeten worden verzonden. Raadpleeg “Maximumwaarden” voor het maximum aantal documenten dat het apparaat kan onthouden. ❒ Raadpleeg “Maximumwaarden” voor het maximum aantal bestemmingen dat u kunt opgeven per bestand. Verwijzing Pag.153 “Een bestemming opgeven via een bestemmingslijst”
Pag.154 “Een bestemming opgeven via het adresboek” Pag.155 “Bestemmingen opgeven door rechtstreeks een faxnummer, Internetfaxbestemming of IP-faxbestemming op te geven” Pag.156 “Opties opgeven” Pag.159 “Verzendresultaten controleren via e-mail” Pag.161 “Adresboek bijwerken” Pag.173 “Maximumwaarden”
5
Een bestemming opgeven via een bestemmingslijst
A Klik op het tabblad [Adresboek] of [Bestemming specificeren]. Het tabblad [Adresboek] of [Bestemming specificeren] wordt weergegeven.
B Schakel het selectievakje [Apparaat adres] (of [Gebruik apparaatadres]) in. C Het apparaatadres wordt weergegeven in het veld [Apparaat adres] op het
tabblad [Adresboek]. Voer in het tabblad [Bestemming specificeren] het registratienummer van de bestemmingslijst in bij [Apparaat adres:].
D Klik op [Als bestemming instellen]. De ingevoerde bestemming wordt toegevoegd en wordt weergegeven bij [Lijst van bestemmingen:]. Wanneer u een ingevoerde bestemming wilt verwijderen, klikt u op de bestemming en vervolgens op [Van lijst verwijderen].
E Als u meer bestemmingen wilt opgeven, herhaalt u de stappen C en D.
153
Faxen via de computer
Een bestemming opgeven via het adresboek Belangrijk ❒ Om deze methode te gebruiken, moet u bestemmingen via het adresboek registreren in de adreslijst.
A Klik op het tabblad [Adresboek]. Het tabblad [Adresboek] wordt weergegeven.
B Selecteer in het vervolgkeuzemenu [Adresboek:]een CSV-bestand met de
gewenste bestemmingslijst. De drie laatst gebruikte bestanden verschijnen in het vervolgkeuzemenu. Om een niet weergegeven bestemmingslijst te gebruiken, klikt u op [Bladeren...] en selecteert u het bestand.
C Selecteer [Contactpersoon] of [Groep] als displayformaat in het vervolgkeuzemenu [Naam:]. De inhoud van de bestemmingslijst wordt als volgt gewijzigd, afhankelijk van de geselecteerde optie: • Contact: naam van persoon, bedrijfsnaam, afdelingsnaam, faxnummer • Groep: Groepsnaam Als u [Groep] selecteert, gaat u verder met stap E.
5
D Als u [Contactpersoon] heeft geselecteerd bij stap C selecteert u het type fax
in het vervolgkeuzemenu [Type:]. Om per standaard fax of per IP-fax te verzenden, selecteert u [Faxen]. Om per Internetfax te verzenden, selecteert u [E-mail].
E Klik op de bestemming in de bestemmingslijst om deze te markeren en klik vervolgens op [Als bestemming instellen]. De ingevoerde bestemming wordt toegevoegd en wordt weergegeven bij [Lijst van bestemmingen:]. Wanneer u een ingevoerde bestemming wilt verwijderen, klikt u op de bestemming en vervolgens op [Van lijst verwijderen]. In de adresboeklijst voert u rechtstreeks de naam in die u zoekt. Vervolgens kunt u overstappen naar de ingevoerde naam.
F Wanneer u meer bestemmingen wilt opgeven, herhaalt u stap B en E. Opmerking ❒ De inhoud van de bestemmingslijst kan worden ingeperkt door de eerste letter te selecteren van een contactnaam, een bedrijfsnaam of groepsnaam in het vervolgkeuzemenu [Zoeken].
154
Faxen versturen vanaf computers
Bestemmingen opgeven door rechtstreeks een faxnummer, Internetfaxbestemming of IP-faxbestemming op te geven
A Klik op het tabblad [Bestemming specificeren]. Het tabblad [Bestemming specificeren] wordt weergegeven.
B Selecteer het faxtype in het vervolgkeuzemenu [Type:]. Om per standaard fax of per IP-fax te verzenden, selecteert u [Faxen]. Om per Internetfax te verzenden, selecteert u [E-mail]. Nadat u het faxtype heeft geselecteerd, verschijnen de items die overeenkomen met het geselecteerde faxtype.
C Geef de bestemming op.
Geef als volgt de bestemming op, afhankelijk van het geselecteerde faxtype: • Als u [Faxen] heeft geselecteerd: voer het faxnummer in. Om per IP-fax te verzenden, voert u de IP-faxbestemming in. • Als u [E-mail] heeft geselecteerd: voer het e-mailadres in. Om een pauze in het faxnummer in te voeren, klikt u op [Pauze]. Als u [E-mail] geselecteerd heeft bij stap B, is [Pauze] niet beschikbaar.
5
D Geef de instellingen op afhankelijk van het type faxverzending.
Geef als volgt de instellingen op overeenkomstig het type faxverzending dat u heeft geselecteerd in stap B: • Als u [Faxen] heeft geselecteerd, selecteert u een lijn of protocol in de lijst [Lijn:]. • Als u [E-mail] heeft geselecteerd, schakelt u het selectievakje [SMTP-server niet gebruiken] in als u de SMTP-server wilt omzeilen.
E Klik op [Als bestemming instellen].
De ingevoerde bestemming wordt toegevoegd en wordt weergegeven bij [Lijst van bestemmingen:]. Wanneer u een ingevoerde bestemming wilt verwijderen, klikt u op de bestemming en vervolgens op [Van lijst verwijderen].
F Wanneer u meer bestemmingen wilt opgeven, herhaalt u stap B en E. Opmerking ❒ Raadpleeg “Maximumwaarden” voor het maximum aantal tekens voor een bestemming. Verwijzing Pag.39 “Verzending via een faxlijn”
Pag.42 “Verzending via IP-fax” Pag.45 “Naar een e-mailadres verzenden” Pag.173 “Maximumwaarden”
155
Faxen via de computer
Opties opgeven U kunt onderstaande opties instellen. Zie de Help van het LAN-faxstuurprogramma voor meer informatie over verzendopties. • Verzenden op een bepaald tijdstip • Faxkoptekst afdrukken • Voorblad bijvoegen • Voorbeeld • Opslaan als bestand
Het faxdocument op een bepaald tijdstip verzenden
A Klik op [Verzendopties].
5
Het tabblad [Verzendopties] wordt weergegeven.
B Selecteer het selectievakje [Op een specifiek tijdstip verzenden] en geef een verzendtijdstip op.
Een afzenderstempel afdrukken
A Klik op [Verzendopties]. Het tabblad [Verzendopties] wordt weergegeven.
B Schakel het selectievakje [Faxkoptekst afdr.] in. Een voorblad bijvoegen
A Klik op [Verzendopties]. Het tabblad [Verzendopties] wordt weergegeven.
B Schakel het selectievakje [Een voorblad bijvoegen] in. Er wordt een voorblad toegevoegd aan het te verzenden document. Klik op [Voorblad bewerken...] om het voorblad te bewerken. Verwijzing Pag.164 “Faxvoorbladen wijzigen”
156
Faxen versturen vanaf computers
Een voorbeeld weergeven Als u het selectievakje [Voorvertoning] inschakelt, kunt u controleren hoe het faxdocument op de bestemming wordt uitgevoerd.
A Klik op [Verzendopties]. Het tabblad [Verzendopties] wordt weergegeven.
B Schakel het selectievakje [Voorvertoning] in. C Klik op [Afdr.], [Verzenden] of [Afdrukken & verzenden]. Het venster [Voorvertoning] verschijnt.
D Klik op [Volgende] of [Vorige] om de afbeelding te controleren. Om het venster [Voorvertoning] te sluiten, klikt u op [Annuleren].
Als bestanden opslaan
5
U kunt het faxdocument opslaan in TIFF-opmaak (TIFF-F).
A Klik op [Verzendopties]. Het tabblad [Verzendopties] wordt weergegeven.
B Schakel het selectievakje [Opslaan als bestand] in. C Klik op [Opslaan in...]. D Selecteer een map in de map-boomstructuur. E Selecteer een methode om het bestand een naam te geven. Om een bestandsnaam handmatig in te voeren, schakelt u het selectievakje [Geef bestandsnaam op bij het opslaan] in. Om het bestand automatisch een naam te geven en op te slaan, schakelt u het selectievakje [Automatisch een nieuw bestand maken] in.
F Klik op [OK]. G Klik op [Opslaan] of [Opslaan & versturen]. Als u [Automatisch een nieuw bestand maken] heeft geselecteerd, krijgt het afbeeldingsbestand een naam toegewezen en wordt het opgeslagen in de aangegeven map. De bestandnaam wordt RicHHMMSS.tif (HH: uren, MM: minuten, SS: seconden).
H Voer een bestandsnaam in. U kunt bij deze stap ook de map wijzigen.
157
Faxen via de computer
I Klik op [Opslaan]. Het afbeeldingsbestand wordt opgeslagen in de aangegeven map. Opmerking ❒ Documenten van één pagina worden opgeslagen als enkelvoudige TIFFbestanden, en documenten met meerdere pagina’s worden opgeslagen als meervoudige TIFF-bestanden.
De verzending controleren via het LAN-Faxstuurprogramma Vanuit “SmartDeviceMonitor for Admin”, “SmartDeviceMonitor for Client” of Web Image Monitor kunt u informatie controleren over bestanden die zijn verzonden via het LAN-Faxstuurprogramma. Raadpleeg “Maximumwaarden” voor het maximum aantal verzendresultaten dat u kunt controleren. U kunt de inhoud van het journaal ook op uw computer opslaan als CSV-bestand via [Laad Fax journaal] in “SmartDeviceMonitor for Admin”.
5
Opmerking ❒ Als de gegevens zijn verzonden met het LAN-Faxstuurprogramma via de “SmartDeviceMonitor for Client” poort dan wordt het bericht “Gegevensverzending voltooid.” weergegeven op het beeldscherm van uw computer zodat de voortgang van de communicatie eenvoudig kan worden gecontroleerd. Wanneer de hoeveelheid gegevens die door de LAN-fax naar dit apparaat wordt verzonden echter toeneemt, wordt het bericht mogelijk tijdens de verzending weergegeven als gevolg van het verschil in geheugencapaciteit tussen dit apparaat en “SmartDeviceMonitor for Client”. Gebruik “Email TX resultaten” voor meer nauwkeurige faxverzendresultaten.
❒ Het taakoverzicht verschilt mogelijk van de verzendresultaten van het apparaat. Gebruik in dat geval de verzendresultaten van het apparaat. ❒ Zie de Help van het programma voor meer informatie. Verwijzing Pag.132 “Communicatieresultaten rapport (Geheugenverzending)”
Pag.173 “Maximumwaarden”
158
Faxen versturen vanaf computers
Verzendresultaten controleren via e-mail Na een verbinding via de LAN-faxmodus verstuurt deze functie de communicatieresultaten met de computer via e-mail. Belangrijk ❒ Om verzendresultaten via e-mail te kunnen controleren, moet de optionele printer-/scannereenheid geïnstalleerd zijn.
Als u [Verzenden] of [Afdrukken & verzenden] heeft gebruikt met LAN-fax, wordt na een geslaagde verbinding een e-mail verzonden met het verzendresultaat. Een kennisgeving van het verzendresultaat wordt via e-mail verzonden wanneer het afdrukken is voltooid, of als zich een fout voordoet tijdens de verbinding tussen dit apparaat en een computer.
A Klik op het tabblad [E-mailinst.]. B Schakel het selectievakje [Melden] in bij [E-mail TX resultaten]. C Voer de bestemming in.
5
Wanneer u rechtstreeks een e-mailadres invoert, klikt u op de radioknop [Bestemmingen specificeren] en voert u vervolgens het e-mailadres in, in het veld [Bestemmingen specificeren]. Wanneer u het geprogrammeerde adres van het apparaat invoert, klikt u op de radioknop [Apparaat adres] en voert u vervolgens het registratienummer van de bestemmingslijst in bij [Apparaat adres]. Als [Bestemmingen specificeren] is geselecteerd, is [Apparaat adres] niet beschikbaar en kunt u geen tekst in het tekstvak invoeren.
D Klik op [Verzenden] of [Afdrukken & verzenden]. Opmerking ❒ U kunt de verzendresultaten controleren met de functie E-mail verzendresultaat en het communicatieresultatenrapport. U kunt het gebruik van beide instellen via de Gebruikersparameters (switch 10, bit 6) in het menu Faxeigenschappen. ❒ Als het e-mailmenu op dit apparaat niet goed is ingesteld of als “Afz.naam autom. opg.” is ingesteld op “Uit”, dan wordt het LAN-fax resultaat niet via email verzonden en wordt het LAN-Fax Resultatenrapport afgedrukt. Zie de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen voor de e-mailinstellingen en zie “LAN-Fax resultatenrapport” voor het LAN-Fax Resultatenrapport. Verwijzing Pag.132 “Communicatieresultaten rapport (Geheugenverzending)”
Pag.160 “LAN-Fax Resultatenrapport” Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
159
Faxen via de computer
LAN-Fax Resultatenrapport In deze paragraaf wordt het LAN-Fax resultatenrapport besproken. Als “E-mail TX resultaten” is ingesteld op “Melden”, als het e-mailmenu op dit apparaat niet goed is ingesteld of als “Afz.naam autom. opg.” is ingesteld op “Uit”, dan wordt het LAN-fax resultaat niet via e-mail verzonden en wordt het LAN-Fax resultatenrapport afgedrukt. Als “E-mail TX resultaat” bij “Instellingen afzender” niet is ingesteld op “E-mail”, dan wordt het LAN-Fax Resultatenrapport afgedrukt. Opmerking ❒ U kunt het afdrukken van het LAN-Fax resultatenrapport instellen via de Gebruikersparameters (switch 20, bit 0) in het menu Faxeigenschappen.
❒ Als u [Verzenden] of [Afdrukken & verzenden] heeft gebruikt met het LANfaxstuurprogramma en het E-mail TX Resultatenrapport niet is aangekomen, dan wordt het communicatieresultaten rapport afgedrukt.
5
Verwijzing Pag.132 “Communicatieresultaten rapport (Geheugenverzending)”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Afdrukken en opslaan U kunt met Windows-toepassingen gemaakte documenten afdrukken. Open het document dat u wilt afdrukken of maak een nieuw document en voer daarna de volgende procedure uit. Zie de Help van het LAN-faxstuurprogramma voor meer informatie over het afdrukken van faxdocumenten.
A In het menu [Bestand] klikt u op [Afdrukken...]. B Selecteer [LAN-Fax M11] in de lijst [Naam:] en klik vervolgens op [OK]. Het [LAN-Fax]-venster verschijnt. De instelprocedure is afhankelijk van de toepassing die u gebruikt. In alle gevallen selecteert u [LAN-Fax M11] als printer.
C Klik op [Afdr.] of [Afdrukken & verzenden]. U kunt het faxdocument opslaan als bestand. Zie “Opties opgeven”. Opmerking ❒ U kunt bestanden ook opslaan in TIFF-opmaak. Zie “Als bestanden opslaan” voor meer informatie over het opslaan in TIFF-formaat.
160
Faxen versturen vanaf computers
❒ U kunt de tijdsduur instellen waarin het apparaat documentgegevens in zijn geheugen bewaart als het afdrukken is mislukt door een papiertekort of een papierstoring. Pas deze instelling aan via de Gebruikersparameters (switch 20, bit 2, 3, 4, 5) in het menu Faxeigenschappen. Wanneer de opgegeven tijdsduur is verstreken, worden de gegevens gewist. Verwijzing Pag.156 “Opties opgeven”
Pag.157 “Als bestanden opslaan” Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Adresboek bijwerken U kunt bestemmingen programmeren en bewerken in de adreslijst met behulp van het Adresboek. Zie de Help van het LAN-faxstuurprogramma voor meer informatie over het adresboek.
5
Opmerking ❒ U kunt bestanden die zijn aangemaakt in CSV-formaat gebruiken als adresboekgegevens. Hiertoe maakt u CSV-bestanden die voldoen aan een bepaalde opmaak. Zie Help voor meer informatie.
Programmeren van nieuwe bestemmingen
A In het [Start]-menu, klikt u op [Programma’s], [LAN-Fax-hulpprogramma's] en vervolgens op [Adresboek]. Het [Adresboek]-venster verschijnt. Als het LAN-faxstuurprogramma reeds is opgestart, klikt u op [Adresboek bewerken...].
B Klik op [Nieuw/Bladeren...] en selecteer het CSV-bestand met de te bewerken adreslijst.
C Voer de bestemming en naam in. U kunt de naam, de bedrijfsnaam, de naam van de afdeling, het faxnummer, e-mailadres en het IP-faxadres invoeren. De naam en bestemming (faxnummer, e-mailadres, IP-faxadres) kunnen niet worden weggelaten.
D Klik op [Toevoeg]. De bestemming wordt toegevoegd aan de bestemmingslijst.
E Klik op [Sluiten].
161
Faxen via de computer
F Als u een bestemming heeft gewijzigd, verschijnt een melding ter bevestiging. Om de wijzigingen op te slaan, klikt u op [Ja]. Als u de wijzigingen niet wilt opslaan en wilt stoppen met wijzigen, klikt u op [Nee]. Om naar het wijzigingsdisplay terug te gaan, klikt u op [Annuleren]. Het dialoogvenster voor bevestiging verschijnt niet als u geen wijzigingen heeft aangebracht na het starten van het adresboek.
Opmerking ❒ Om de inhoud van de bestemmingslijst van dit apparaat te programmeren in het adresboek, schakelt u het selectievakje [Gebruik apparaatadres] in en voert u vervolgens het registratienummer van de bestemmingslijst in bij [Apparaat adres:]. ❒ Bij [Lijn:] onder [Faxnummer:] zijn de volgende lijntypes beschikbaar; G3, G3-2, G3-3, G4, G3 Dir. Auto, G3 PABX Auto, of I-G3. Dit apparaat ondersteunt echter alleen G3. ❒ Voor [Protocol:] onder [IP-Faxadres:] selecteert u [H.323] of [SIP]. ❒ Om de SMTP-server te omzeilen, schakelt u het selectievakje [SMTP-server niet gebruiken] in onder [E-mailadres:].
5
Bijwerken van geprogrammeerde bestemmingen
A In het [Start]-menu, klikt u op [Programma’s], [LAN-Fax-hulpprogramma's] en vervolgens op [Adresboek]. Het [Adresboek]-venster verschijnt. Als het LAN-faxstuurprogramma reeds is opgestart, klikt u op [Adresboek bewerken...].
B Klik op [Nieuw/Bladeren...] en selecteer het CSV-bestand met de te bewerken adreslijst.
C Selecteer de te wijzigen bestemming zodat deze wordt gemarkeerd in de lijst.
D Wijzig de gegevens. E Klik op [Bijwerken]. F Klik op [Sluiten].
162
Faxen versturen vanaf computers
G Als u een bestemming heeft gewijzigd, verschijnt een melding ter bevestiging. Om de wijzigingen op te slaan, klikt u op [Ja]. Als u de wijzigingen niet wilt opslaan en wilt stoppen met wijzigen, klikt u op [Nee]. Om naar het wijzigingsdisplay terug te gaan, klikt u op [Annuleren]. Het dialoogvenster voor bevestiging verschijnt niet als u geen wijzigingen heeft aangebracht na het starten van het adresboek.
Geprogrammeerde bestemmingen wissen
A In het [Start]-menu, klikt u op [Programma’s], [LAN-Fax-hulpprogramma's] en vervolgens op [Adresboek]. Het [Adresboek]-venster verschijnt. Als het LAN-faxstuurprogramma reeds is opgestart, klikt u op [Adresboek bewerken...].
5
B Klik op [Nieuw/Bladeren...] en selecteer het CSV-bestand met de te bewerken adreslijst.
C Selecteer de te wissen bestemming zodat deze wordt gemarkeerd in de lijst.
D Klik op [Verw.]. E Klik op [Ja]. F Klik op [Sluiten]. G Als u een bestemming heeft gewijzigd, verschijnt een melding ter bevestiging. Om de wijzigingen op te slaan, klikt u op [Ja]. Als u de wijzigingen niet wilt opslaan en wilt stoppen met wijzigen, klikt u op [Nee]. Om naar het wijzigingsdisplay terug te gaan, klikt u op [Annuleren]. Het dialoogvenster voor bevestiging verschijnt niet als u geen wijzigingen heeft aangebracht na het starten van het adresboek.
163
Faxen via de computer
Adresboekgegevens van het apparaat gebruiken in de bestemmingslijst van de LAN-Fax U kunt de faxbestemmingen die in dit apparaat zijn opgeslagen opslaan als CSVbestand op een computer via “Adres beheer Tool” in “SmartDeviceMonitor for Admin”. Opgeslagen CSV-bestanden kunnen worden ingevoegd in de bestemmingstabel van het LAN-faxstuurprogramma door [Nieuw/Bladeren...] te selecteren bij Adresboek. Sla het bestand nogmaals op voor het LANfaxstuurprogramma. Opmerking ❒ Wanneer bestemmingen die in dit apparaat als groepen zijn opgeslagen worden ingevoegd in het Adresboek, dan worden de afzonderlijke bestemmingen vastgesteld in de volgende volgorde (controleer eerst voordat u invoegt en de volgorde wijzigt): IP-faxbestemming, → Faxnummer → Mailadres. ❒ Het is mogelijk dat het apparaat niet kan worden gebruikt tijdens het bijwerken van het adresboek met CSV-bestanden (gevonden via SmartDeviceMonitor for Admin) met gebruikerscodes. ❒ Zie de “SmartDeviceMonitor for Admin” Help voor meer informatie.
5
Faxvoorbladen wijzigen Met LAN-Fax Cover Sheet Editor kunt u de opmaak van faxvoorbladen bewerken. Belangrijk ❒ U moet een voorbladbestand aanmaken voordat u een voorblad kunt toevoegen aan faxdocumenten met behulp van het LAN-faxstuurprogramma.
Een voorblad maken Met behulp van de onderstaande instructies kunt u een faxvoorblad maken. Met LAN-Fax Cover Sheet Editor kunt u de volgende gegevens bewerken. • De bedrijfsnaam als bestemmingsinformatie • De afdelingsnaam als bestemmingsinformatie • Contactnaam als bestemmingsinformatie • De bedrijfsnaam als afzenderinformatie • De afdelingsnaam als afzenderinformatie • Contactnaam als afzenderinformatie • Het telefoonnummer als afzenderinformatie • Het faxnummer als afzenderinformatie • De datum • Melding
164
Faxen versturen vanaf computers
A In het [Start]-menu, klikt u op [Programma’s], [LAN-Fax-hulpprogramma's] en vervolgens op [LAN-Fax Voorblad-Editor]. Het [LAN-Fax Voorblad-Editor]-venster verschijnt.
B Wijzig het voorblad. Zie Help voor meer informatie.
C Klik op [Opslaan als...] in het menu [Bestand]. D Selecteer een map en voer vervolgens een bestandsnaam in. E Klik op [Opslaan]. Opmerking ❒ De gegevens van het voorblad worden opgeslagen in een eigen opmaak (met “fcp” als bestandsextensie).
5
Een gemaakt voorblad toevoegen Met behulp van de onderstaande instructies kunt u een gemaakt voorbladbestand toevoegen aan een faxdocument.
A In het menu [Bestand] klikt u op [Afdrukken...]. B Selecteer [LAN-Fax M11] in de lijst [Naam:] en klik vervolgens op [OK]. Het [LAN-Fax]-venster verschijnt.
C Klik op [Voorblad bewerken...]. Het [Voorblad]-venster verschijnt.
D Selecteer een voorbladbestand in de vervolgkeuzelijst of na klikken op
[Bladeren...] in [Voorblad selecteren]. De selectie in [Voorblad selecteren] wordt niet geannuleerd, tenzij u een ander bestand selecteert. Als u alleen informatie over de bestemming wilt wijzigen, slaat u deze stap over en gaat u naar stap E.
E Selecteer het type gegevens bij [Aan:].
U kunt [Adresboek gebruiken], [Aan wie dit leest], [Namen bewerken] of [(Geen)] selecteren. Door [Namen bewerken] te selecteren kunt u de namen van het bedrijf, de afdeling en het contact invoeren.
F Om de datum af te drukken, schakelt u het selectievakje [Met een datum] in.
165
Faxen via de computer
G Voer informatie over de afzender in.
U kunt de naam van het bedrijf, de afdeling en contactpersoon invoeren evenals telefoon- en faxnummers. Om een bericht toe te voegen, schakelt u het selectievakje [Met een bericht] in en voert u vervolgens een bericht in.
H Klik op [OK]. I Geef een bestemming op. J Klik op het tabblad [Verzendopties] en schakel het selectievakje [Een voorblad bijvoegen] in.
K Klik op [Verzenden] of [Afdrukken & verzenden]. De faxfuncties beheren met behulp van SmartDeviceMonitor for Admin U kunt informatie over de faxfuncties van dit apparaat controleren op een computer en bestanden opslaan via SmartDeviceMonitor for Admin.
5
Opmerking ❒ Voor meer informatie over SmartDeviceMonitor for Admin en de installatie van dit programma raadpleegt u de Netwerkhandleiding.
❒ Voor meer informatie raadpleegt u de Netwerkhandleiding en Help van SmartDeviceMonitor for Admin. Verwijzing Netwerkhandleiding
Meldingen LAN-Faxbediening In deze paragraaf worden de foutmeldingen besproken die op de computer worden weergegeven tijdens het gebruik van het LAN-faxstuurprogramma, evenals de methodes voor het verhelpen van de betreffende fouten. Melding
Oorzaken en oplossingen
Kan geen verbinding krij- Controleer de netwerkverbinding. gen met de machine. Controleer of de voeding is ingeschakeld.
166
Het aantal vermeldingen in Bestemmingen overschrijdt de limiet. Maximaal 300 kunnen worden ingevoerd.
Het aantal gespecificeerde bestemmingen overschrijdt het toegestane maximum. Het maximum aantal bestemmingen dat tegelijkertijd kan worden opgegeven is 300.
"LAN-Fax" is reeds gestart.Kan het niet opnieuw starten.
Het dialoogvenster [LAN-Fax] is al geopend. Sluit LANFax eenmaal af en start opnieuw op.
Geheugen toewijzen mislukt.
Er is onvoldoende geheugen op de computer beschikbaar. Sluit toepassingen die u momenteel niet gebruikt af.
Bestemmingsinformatie programmeren vanuit een Webbrowser
Bestemmingsinformatie programmeren vanuit een Webbrowser Als het ontvangende faxapparaat is uitgerust met de T.37 Volledige modus Internetfaxfunctie kunt u de eigenschappen van de ontvanger programmeren met de Web Image Monitor. U kunt de volgende eigenschappen programmeren: • Compressietype • Papierformaat • Resolutie Opmerking ❒ Wij raden u aan een Web Image Monitor te gebruiken in dezelfde netwerkomgeving als dit apparaat. Anders wordt de webbrowser misschien niet geopend en kan een fout optreden.
❒ U kunt de documenten ook controleren en beheren met DeskTopBinder. ❒ Zie de Help van de Web Image Monitor voor een gedetailleerde beschrijving. ❒ Als een ontvanger die als volledige modus in het adresboek is geprogrammeerd een ontvangstbevestiging terugstuurt via e-mail dan wordt de bestaande informatie vervangen door de inhoud van deze e-mail.
5
Verwijzing Pag.28 “T.37 Volledige modus”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen Netwerkhandleiding
Geprogrammeerde apparaateigenschappen bewerken Volg onderstaande stappen om via Web Image Monitor informatie te bewerken over het bestemmingsapparaat dat is opgeslagen in het adresboek.
A Start de Webbrowser. B Voer na “http://” in het adresveld het IPv4-adres in van het apparaat dat u wilt controleren. Het bovenste scherm wordt weergegeven.
C Klik op [Inloggen] en voer de naam van de beheerder en het wachtwoord in. D Klik op [Adresboek] in het linker schermgedeelte. Het Adresboek wordt weergegeven.
E Klik op de radioknop links van het apparaat dat u wilt wijzigen en klik op [Wijzigen]. De pagina [Gebruiker wijzigen] wordt weergegeven.
167
Faxen via de computer
F Wijzig de gegevensnotatie van de Internetfaxfunctie. Als u de modus wijzigt in “Eenvoudige modus”, is het niet mogelijk om de apparaateigenschappen in te stellen.
G Klik links boven in het scherm op [OK]. Om de instelling te annuleren klikt u links boven in het scherm op [Annuleren]. Het Adresboek wordt weergegeven.
H Sluit de Webbrowser. Een ontvanger toevoegen Volg onderstaande stappen om via Web Image Monitor een nieuwe bestemming toe te voegen aan het adresboek.
A Start de Webbrowser. B Voer na “http://” in het adresveld het IPv4-adres in van het apparaat dat u
5
wilt controleren. Het bovenste scherm wordt weergegeven.
C Klik op [Inloggen] en voer de naam van de beheerder en het wachtwoord in. D Klik op [Adresboek] in het linker schermgedeelte. Het Adresboek wordt weergegeven.
E Klik op [Voeg gebruiker toe]. De pagina [Voeg gebruiker toe] wordt weergegeven.
F Voer het registratienummer, de naam en het e-mailadres in en geef vervolgens de eigenschappen op. Nadat u het e-mailadres heeft ingevoerd kunt u de gegevensnotatie instellen voor de Internetfaxfunctie.
G Klik op [Volledige modus] onder [Internet fax gegevensindeling] en stel de eigenschappen in op basis van de eigenschappen van de ontvanger. Als u de modus wijzigt in “Eenvoudige modus”, is het niet mogelijk om de apparaateigenschappen in te stellen.
H Klik links boven in het scherm op [OK]. Om de instelling te annuleren klikt u links boven in het scherm op [Annuleren]. Het Adresboek wordt weergegeven.
I Sluit de Webbrowser. 168
6. Bijlage In deze paragraaf worden de eigenschappen en specificaties van de faxfunctie uitgelegd.
Veelgebruikte functies programmeren onder de gebruikersfunctietoetsen Voor meer gebruiksgemak en om tijd te besparen kunt u veelgebruikte functies programmeren onder de gebruikersfunctietoetsen ({F1}, {F2} en {F3}). U kunt de volgende functies programmeren onder de gebruikersfunctietoetsen: • Journaal afdrukken • Status TX-bestand • Status RX-bestand • 2-zijdig TX (optie) • Faxkoptekst afdr. • Doorzenden • Ontvangstmodus omschakelen • Start handmatige ontv. • Instellingen afzender • E-mail opties (optie) • Druk TX statusrapport af • Handm. e-mailontvangst (optie) • SMTP server gebruiken (optie) • SUB/SEP Code • pNiet geprogrammeerd Verwijzing Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
169
Bijlage
Specificaties ❖ Faxen verzenden en ontvangen Standaard
G3
Resolutie
G3: 8 × 3,85/mm, 200 × 100 dpi (Standaard teken), 8 × 7,7/mm, 200 × 200 dpi (Gedetailleerd teken), 8 × 15,4/mm (Fijn teken)
Verzendingstijd
G3: 3 seconden bij 28800 bps, standaardresolutie (JBIG verzending: 2 seconden)
Datacompressiemethode
MH, MR, MMR, JBIG
Maximaal origineelformaat
Standaardformaat: A4L, 81/2" × 14" Aangepast formaat: 216 × 1200 mm/81/2" × 47"
6
Maximaal scanformaat
216 × 1200 mm/81/2" × 47"
Afdrukmethode
Afdrukken op standaard papier met een laser
Verzendsnelheid
G3: 33600/31200/28800/26400/24000/21600/19200/16800/ 14400/12000/9600/7200/4800/2400 bps (automatische terugkoppeling)
❖ Stroomverbruik Directe verzending
ongeveer 110 W
Geheugenverzending
ongeveer 85 W
Geheugenontvangst
ongeveer 85 W
Ontvangst
ongeveer 350 W
❖ IP-Faxen verzenden en ontvangen Netwerk
LAN : Local Area Network Ethernet/10base-T, 100base-TX, IEEE802.11b (draadloze LAN)
Scanlijndichtheid
8 × 3,85 mm, 200 × 100 dpi (Standaard teken), 8 × 7,7 mm, 200 × 200 dpi (Gedetailleerd teken), 8 × 15,4 mm (Fijn teken)
Maximaal origineelformaat
Standaardformaat: A4L, 81/2" × 14" Aangepast formaat: 216 × 1200 mm/81/2" × 47"
170
Maximaal scanformaat
216 × 1200 mm/81/2" × 47"
Verzendprotocol
Aanbevolen: T.38, TCP, UDP/IP communicatie, SIP (RFC 3261-compatibel), H.323 v2
Specificaties Compatibele apparatuur
Compatibele IP-Fax apparatuur
IP-Fax verzendfunctie
Een IPv4-adres opgeven en faxen sturen naar een compatibel IP-faxapparaat via het netwerk. Kan ook faxen sturen naar een G3-faxapparaat dat is aangesloten op het telefoonnet via een VoIP gateway.
IP-Fax ontvangstfunctie
Faxen ontvangen die zijn verzonden door een compatibel IPfaxapparaat via het netwerk. Kan ook faxen ontvangen van een G3-faxapparaat dat is aangesloten op het telefoonnet via een VoIP gateway.
❖ Internetfaxen verzenden en ontvangen Netwerk
LAN : Local Area Network Ethernet/10Base-T, 100Base-TX, IEEE802.11b (draadloze LAN)
Verzendfunctie
E-mail
Scanlijndichtheid
200 × 100 dpi (Standaard teken), 200 × 200 dpi (Gedetailleerd teken), 200 × 400 dpi (Fijn teken) *1
Formaat origineel : scanbreedte
A4
Communicatieprotocollen
• Verzending SMTP, TCP/IP
6
• Ontvangst POP3, SMTP, IMAP4, TCP/IP E-mailformaat
Single/Multi-part, MIME Conversion Toegevoegde bestandsformaten: TIFF-F (MH, MR *1 , MMR *1 compressie)
Beveiligingscontrolemethode
SMTP-AUTH, POP voor SMTP, A-POP
Internetcommunicatie
Zenden en ontvangen van e-mails met een computer die is voorzien van een e-mailadres
Zendfuncties van e-mails
Automatische conversie van verzonden documenten naar emailformaat en e-mailverzending. Alleen verzending vanuit het geheugen.
Ontvangstfuncties van e-mails
Automatische detectie en afdrukken van aangehechte TIFF-F (MH)-bestanden en ASCII-tekst. Alleen ontvangst in het geheugen.
*1
Volledige modus
171
Bijlage
Vereiste specificaties voor internetfax-bestemmingsapparaten Dit apparaat kan verbinding maken met internetfaxapparaten die voldoen aan de volgende specificatievereisten. Voor de verbinding met apparaten die compatibel zijn met de volledige modus kunt u gebruik maken van hogere specificaties voor codering, origineel formaat en resolutie. Voor meer informatie over de specificaties die beschikbaar zijn in de volledige modus, zie “Internetfaxen verzenden en ontvangen” bij “Specificaties” Communicatieprotocollen
• Verzending SMTP • Ontvangst POP3, SMTP, IMAP4
E-mailformaat
• Formaat MIME, Base64 • Type inhoud Image/tiff Multipart/mixed (text/plain, Image/tiff (aangehechte bestandsformaten))
6
Dataformaat
• Profiel TIFF Profile S • Codering MH • Formaat origineel A4 • Resolutie (dpi) 200 × 100/200 × 200 of 204 × 98/204 × 196
Verwijzing Pag.170 “Specificaties”
172
Maximumwaarden
Maximumwaarden De volgende lijst bevat de maximumwaarde voor elk item. Item
Omschrijving
Geheugen
4 MB
Aantal documenten dat u kunt opslaan in het geheugen voor Geheugenver- 200 zending Aantal pagina’s dat u kunt opslaan in het geheugen (met A4-formaat standaard )
Circa 320
Aantal bestemmingen dat u kunt opslaan in de bestemmingslijst
150
Aantal groepen dat u kunt programmeren
10
Aantal bestemmingen dat u kunt programmeren in een groep
100
Aantal bestemmingen dat u kunt opgeven voor één bestand
300
Aantal bestemmingen dat u kunt opgeven voor alle bestanden (inclusief be- 300 standen in het geheugen) Aantal bestemmingen dat u per keer kunt zoeken
100
Aantal maal opnieuw kiezen (redials) dat het apparaat kan opslaan
10
Aantal cijfers per bestemming
128
Aantal tekens dat kan worden ingevoerd op de onderwerpregel van een email
128
Aantal cijfers voor een SEP/SUB/PWD/SID code
20
Aantal communicatieresultaten dat op dit apparaat kan worden gecontroleerd
100
Aantal communicatieresultaten dat kan worden afgedrukt in het journaal
50
Aantal speciale afzenders dat u kunt programmeren
30
6
Aantal LAN-faxstuurprogramma verzendresultaten dat u kunt controleren 70 op een netwerkcomputer “SmartDeviceMonitor for Admin”, “DeskTopBinder”, of Web Image Monitor. Aantal documenten afkomstig van een LAN-faxstuurprogramma dat het apparaat kan onthouden als bestanden die moeten worden verzonden.
200
Opmerking ❒ Het maximale aantal pagina’s dat u kunt opslaan of verzenden, hangt af van de inhoud van documenten.
173
INDEX 1-zijdig vanaf pag. 1, 102 2-zijdig TX, 102 2-zijdig vanaf pag. 1, 102
A Adresboek, 147, 161 Adresboekbeheer, 57 Adresboek bijwerken, 161 Afdrukken, 127 Afdrukken en opslaan, 160 Afdrukken op het juiste formaat, 124 Afzenderinstellingen, 85 Afzonderlijke toepassingen installeren, 149 Algemene instellingen/aanpassing, 5 Als bestanden opslaan, 157 Als het geheugen vol raakt terwijl u een origineel opslaat, 17 Als het juiste papierformaat niet beschikbaar is, 123 ARDF, 1 Automatische e-mailontvangst, 111 Automatische faxontvangst bij uitgeschakelde bedieningsschakelaar, 119 Automatische omschakeling, 109 Automatische ontvangst, 110 Automatisch opnieuw kiezen, 15 Auto Run, 148
B Basisverzending, 152 Bedrijfsschakelaar, 119 Beheerdertools, 5 Belichting (contrast), 37 Berichten ontvangen die aan vooraf opgegeven instellingen voldoen, 108 BestBew, 42, 45 Bestemmingen programmeren in het adresboek, 57 Bestemmingen programmeren vanuit het scherm Controleer bestemming, 58 Bestemmingen programmeren vanuit het scherm Opnieuw kiezen (redial), 59 Bestemmingsinformatie programmeren vanuit een Webbrowser, 167 Best. tv., 16 Bezorging SMTP RX-bestand, 5
174
Bijwerken van geprogrammeerde bestemmingen, 162 Boven/Boven, 102 Boven/Onder, 102
C Centreerteken, 5, 121 Communicatieresultaten rapport, 132 Controleren via een rapport, 130, 136 Controleren via een rapport en e-mail, 131 Controleren via e-mail, 131 Controleren via het display, 129, 135 CSI – Eigen faxnr., 108
D De afdrukeigenschappen instellen, 150 De faxfuncties beheren met behulp van SmartDeviceMonitor for Admin, 166 De ontvangstmodus omschakelen, 110 De opgegeven bestemming controleren, 54 De reserveringen voor SEP codeontvangst controleren, 100 De snelkiestoetsen gebruiken, 50 De software gebruiken, 146 Detail, 36 De verzending controleren via het LANFaxstuurprogramma, 158 Directe ontvangst, 105 Directe verzending, 9, 17 Direct kiezen, 75 Doorzendbestemming, 115 Doorzenden, 5 Dubbele toegang, 16 Dubbelzijdig originelen verzenden, 102
E ECM (Error Correction Mode), 17 Een alias telefoonnummer opgeven, 44 Een bestand afdrukken vanuit het geheugen, 127 Een bestemming opgeven, 39 Een bestemming opgeven via directe invoer, 155 Een bestemming opgeven via een bestemmingslijst, 153 Een bestemming opgeven via een snelkiestoets, 50 Een bestemming opgeven via het adresboek, 154 Een bestemming opzoeken in het adresboek, 60 Een directe verzending annuleren, 79 Een e-mailadres invoeren, 45 Een Geheugenverzending annuleren, 79 Een gemaakt voorblad toevoegen, 165 Een groep bestemmingen opgeven via de snelkiestoetsen, 52 Een hostnaam opgeven, 44 Een internetfax ontvangen, 111 Een IP-faxbestemming invoeren, 42 Een IPv4-adres opgeven, 42 Een lijst met bestanden in het geheugen afdrukken, 125 Een ontvangen bestand met een geheugenslot afdrukken, 142 Een ontvanger toevoegen, 168 Een pauze invoeren, 40 Een SIP-gebruikersnaam opgeven, 44 Een toon invoeren, 41 Een verzending annuleren, 79 Een verzending annuleren terwijl het origineel wordt gescand, 79 Een verzending annuleren terwijl het origineel wordt verzonden, 80 Een verzending annuleren voordat de verzending is begonnen, 81 Een verzending annuleren voordat het origineel is gescand, 79 Een verzending van een internetfax annuleren, 79 Een voorblad maken, 164 Eigenschappen, 150 E-mail, 85 E-mailinstellingen, 5 E-mailonderwerp, 27 E-mailopties, 88
E-mailtekst, 113 E-mail verzendresultaat, 131 E-mail verzendresultaten, 159 Escape-toets, 3 Etiket invoegen, 93 Externe telefoon, 77, 109
F Faxbestemming zoeken, 66, 70 Faxeigenschappen, 5 Faxen versturen vanaf computers, 145 Faxen via de computer, 145 Faxinformatie programmeren, 5 Faxkoptekst afdrukken, 92, 156 Faxtoets, 2 Faxvoorbladen wijzigen, 164 Fijn, 36 Formaat origineel, 32 Foto, 35 Functieoverzicht, 5 Functies van het display en de toetsen, 3
G G3 analoge lijn, 5 Gatekeeper (VoIP gatekeeper), 22 Gateway-instellingen, 5 Gateway (VoIP gateway), 22 Geautoriseerde ontvangst, 5 Geautoriseerde ontvangst per afzender, 5 Geavanceerd zoeken, 72 Gebruikersfunctietoetsen, 169 Gebruikersfunctietoets instellen, 5 Gebruikersinstellingen/Teller-toets, 5, 57 Gebruiker toevoegen, 168 Gebruik van deze handleiding, 1 Geheugenontvangst, 106 Geheugenslot, 5 Geheugenslot-bestand afdrukken, 142 Geheugenslot-ID programmeren, 5 Geheugenverzending, 9, 11 Gelijktijdige broadcast, 16 Geluidsniveau aanpassen, 5 Geluidssignaal afdrukken voltooid, 120 Geprogrammeerde apparaateigenschappen bewerken, 167 Geprogrammeerde bestemmingen wissen, 163 Geprogrammeerde naam, 93 Geruit merkteken, 5, 120 Geschikte origineelformaten, 32
175
H H.323, 22 H.323 inschakelen, 5 H.323-instellingen, 5 Handleidingen voor dit apparaat, i Handmatig, 42, 45 Handmatige e-mailontvangst, 112 Handmatige ontvangst, 109 Handmatig kiezen, 77 Herkennen van blanco vellen, 33 Het adresboek van het apparaat gebruiken in de bestemmingslijst van de LAN-Fax, 164 Het display lezen, 2 Het journaal afdrukken, 137 Het ontvangstresultaat controleren, 135 Het resultaat van de communicatie controleren, 132 Het resultaat van een directe verzending controleren, 133 Het resultaat van een SEP code-ontvangst controleren, 101 Het verzendresultaat controleren, 129
I Indicator Communicatie, 80 Indicator Ontvangen berichten, 107, 142 In het geheugen opgeslagen bestanden controleren, 125 Instellingen aanpassen voor de configuratie van opties, 151 Instellingen Internetfax, 5 Internetfax-bestemmingsapparaten, 172 Internetfaxfuncties, 24 IP, 70 IP-faxfuncties, 20 IP-Faxinstellingen, 5
J JBIG-ontvangst, 119 JBIG-verzending, 36 Journaal, 136, 138 Journaal afdrukken, 5, 137 Journaal verzenden via e-mail, 140 Journaal via e-mail, 141
176
L LAN-Fax Cover Sheet Editor, 148, 164 LAN-Fax Resultatenrapport, 160 LAN-Faxstuurprogramma, 145, 147 LAN-Faxstuurprogramma eigenschappen instellen, 150 LDAP server, 60 Lijst weergeven, 63
M Map TX Resultatenrapport, 5 Max. e-mailgrootte, 5 Maximumwaarden, 173 MDN, 90 Meerdere originelen vanaf de glasplaat verzenden, 14, 19 Meldingen LAN-Faxbediening, 166 Menubeveiliging, 5
N Naam van belangrijkste onderdeel, 1 Naar een e-mailadres verzenden, 45 Namen van de belangrijkste functies, 1 Niet beschikbare functies voor Emailontvangst, 27 Niet beschikbare functies voor Emailverzending, 27 Niet beschikbare functies voor IPfaxverzending, 23 Nummers invoeren via de cijfertoetsen, 39
O OK-toets, 3 Omzeilen van de SMTP-server, 48 Onderwerp, 88 Onderwerp bijvoegen, 88 Ontvangen berichten, 113 Ontvangen documenten doorzenden, 115 Ontvangen e-mails via SMTP routeren, 117 Ontvangstbevestiging, 90 Ontvangstfuncties, 115 Ontvangstinstelling, 5 Ontvangstmelding, 90 Ontvangstmodi, 109 Ontvangstmodus omschakelen, 5 Ontvangsttijd, 121 Ontvangsttijd afdrukken, 5 Onvoorwaardelijk documenten ontvangen, 107 Opmerkingen over het gebruik van Internetfax, 26 Opmerkingen over het gebruik van IPfax, 23 Op naam zoeken, 61 Opnieuw kiezen (redial), 55 Opties specificeren, 156 Origineel type, 35 Originelen plaatsen, 30 Over IP-faxbestemmingen, 44 Overschakelen tussen Geheugenverzending en Directe verzending, 9
P Paginascheiding en lengteverkleining, 122 Paginatelling van communicatie, 5 Papierformaat en scangebied, 32 Parallelle geheugenverzending, 9, 15 Parameterinstelling, 5 Plaatsing in de ARDF, 30 Plaatsing op de glasplaat, 30 Prioriteitsladen instellen, 124 Programmeer, 54, 55, 58, 59 Programmeren van nieuwe bestemmingen, 161
Reserveringsrapport SEP code-ontvangst, 100 Resolutie, 36 Resultatenrapport SEP code-ontvangst, 101 Resultatenrapport van directe verzending, 133 RTI – Eigen naam, 108
S Scaninstellingen, 35 Schakelt het apparaat in de stand-by modus, 2 Scroll-toetsen, 3 Selecteer server, 72 Selectietoetsen, 3 SEP code RX, 98 SID code, 97 SIP, 22 SIP inschakelen, 5 SIP-instellingen, 5 SIP server, 22 SMTP-ontvangst via internetfax, 116 Snelkiestoets, 50, 52 Speciale afzender programmeren, 5 Specificaties, 170 Standaard, 36 Start handm. ontv., 109 Status RX-bestand., 135 Status TX-bestand, 129 Stempel, 85 Stop communicatie, 81 Stop TX, 80, 81 SUB Code TX, 95 SUB/SEP Code, 95, 98 Symbolen, 1 Systeeminstellingen, 57
R Rapport, 78, 100, 101, 125, 132, 133, 134, 138, 160 Rapport communicatiefout, 134 Rapport geheugenopslag, 78
177
T T.37 Volledige modus, 28, 167 Tekst, 35 Telefoon met draaischijf/druktoetsen selecteren, 5 Terminologie, 22 TIFF-F-formaat, 24 Tijd automatische omschakeling RXmodus, 5 Tijd voor annuleren direct kiezen, 5 Toets Belichting, 37 Toets Controleer bestemming, 54 Toets Direct kiezen, 75 Toets Donkerder, 37 Toets Instellingen verwijderen, 2, 79 Toets Lichter, 37 Toets Pauze/Redial, 40, 55 Toets Taakinformatie, 81, 125, 129, 135, 137 Toets Wijzig RX modus, 109, 110 Toets Wis/Stop, 79, 80 Toets Zoek bestemming, 60 Toon, 41 TSI-afdrukken (Transmitting Subscriber Identification Print), 123 TSI - Transmitting Subscriber Identification, 123 TX Modus, 83, 88, 90, 92, 93, 95, 98 TX stand-by bestand afdr., 127 TX std-by best.lijst, 125 TX std-by best.lijst afdr., 5, 125 Typen ontvangst, 105 Type verzending selecteren, 10
U Uitgestelde verzending, 83
V Veelgebruikte functies programmeren onder de gebruikersfunctietoetsen, 169 Verschillende scaninstellingen kiezen voor een origineel met meerdere pagina’s, 38 Vervangende ontvangst, 107 Verzenden op een bepaald tijdstip, 83, 156 Verzending, 11, 17 Verzending via een faxlijn, 39 Verzending via een Internetfax, 45 Verzending via IP-fax, 42 Verzendmodi, 9 Verzendresultaten controleren via e-mail, 159
178
Volgorde distributielijst, 16 Volgorde Geheugenverzending, 16 Volledige modus, 28, 167 Voorbeeld, 157 Voorblad bewerken..., 165 Voorblad bijvoegen, 156 Voor gebruik, 146
W Wachtwoord (SID), 97 Wachtwoord (WW), 100 WW code, 100
Z Zoek adresboek, 60 Zoeken op bestemmingslijst, 63 Zoeken op faxnummer, 66 Zoeken op IP-faxbestemming, 70 Zoeken op LDAP server, 72 Zoeken op opslagnummer., 64 Zoeken via e-mailadres, 68 Zoek LDAP, 60, 72
179
180
DU
NL
B284-7611
Verklaring van conformiteit Mededeling aan gebruikers in EER (Europese Economische Ruimte)-landen Dit product voldoet aan de hoofdvereisten en voorzieningen van Richtlijn 1999/5/EG van het Europese Parlement en van de Raad, zoals vastgesteld op 9 maart 1999, inzake radio-apparatuur en telecommunicatie-terminalapparatuur (TE), en de wederzijdse erkenning van hun conformiteit. Mededeling aan gebruikers voor toegang tot Analoge PSTN in EER-landen Dit product is ontworpen om toegang te kunnen bieden tot analoge PSTN in alle EER-landen. Lokale PSTN-compatibiliteit is afhankelijk van de instellingen van de software-switches. Indien u voornemens bent dit product in een ander land te gaan gebruiken, dient u contact op te nemen met uw leverancier voor nader advies. Ingeval er problemen optreden, dient u onmiddellijk contact op te nemen met uw leverancier. De CE-Conformiteitsverklaring is op het Internet beschikbaar op: http://www.ricoh.co.jp/fax/ce_doc/, waar u het betreffende product kunt selecteren. Overeenkomstig IEC 60417 gebruikt dit apparaat de volgende symbolen voor de hoofdschakelaar: a betekent STROOM INGESCHAKELD. c betekent STAND-BY. Handelsmerken Microsoft®, Windows®, WindowsNT® en Outlook® zijn geregistreerde handelsmerken van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en andere landen. PowerPC® is een handelsmerk van International Business Machines Corporation in de Verenigde Staten, in andere landen of in beide. Adobe® en Acrobat® zijn geregistreerde handelsmerken van Adobe Systems Incorporated. Ethernet is een geregistreerd handelsmerk van Xerox Corporation. Andere productnamen die in dit document worden gebruikt, worden alleen genoemd ter identificatie en kunnen handelsmerken zijn van de betreffende ondernemingen. Wij doen afstand van alle rechten op deze merken. De juiste namen van het Windows-besturingssysteem luiden als volgt: • De productnaam van Windows® 95 is Microsoft® Windows® 95 • De productnaam van Windows® 98 is Microsoft® Windows® 98 • De productnaam van Windows® Me is Microsoft® Windows® Millennium Edition (Windows Me) • De productnamen van Windows® 2000 zijn als volgt: Microsoft® Windows® 2000 Advanced Server Microsoft® Windows® 2000 Server Microsoft® Windows® 2000 Professional • De productnamen van Windows® XP zijn als volgt: Microsoft® Windows® XP Professional Microsoft® Windows® XP Home Edition • De productnamen van Windows ServerTM 2003 zijn als volgt: Microsoft® Windows ServerTM 2003 Standard Edition Microsoft® Windows ServerTM 2003 Enterprise Edition Microsoft® Windows ServerTM 2003 Web Edition • De productnamen van Windows NT® zijn als volgt: Microsoft® Windows NT® Server 4.0 Microsoft® Windows NT® Workstation 4.0 Copyright © 2006
Gebruiksaanwijzing Faxhandleiding
B284-7611
NL
DU