Faunabeheereenheid Noord-Holland Rapportage uitvoering Faunabeheerplan 2005
Deelplannen
KNOBBELZWANEN GANZEN en SMIENTEN MEERKOETEN en EKSTERS DAMHERTEN REEËN VOSSEN WILDSOORTEN
December 2006
Stichting Faunabeheereenheid Noord-Holland Jaarverslag 2005
Inhoudsopgave Voorwoord......................................................................................................................................... 3 Inleiding ............................................................................................................................................ 4 1 Uitvoering van het deelplan voor de diersoort knobbelzwaan........................................................... 5 Het gebruik van de ontheffing ............................................................................................................ 5 Schade ............................................................................................................................................... 6 2 Uitvoering van het deelplan voor ganzen en smienten,..................................................................... 6 Uitvoering van het Overgangsbeleid overwinterende ganzen en smienten. .......................................... 6 Uitvoering van het Beleidskader Faunabeheer voor overwinterende ganzen en smienten..................... 6 Het gebruik van de ontheffing ............................................................................................................ 6 Schade ............................................................................................................................................... 7 Uitvoering van het Faunabeheerplan overzomerende ganzen. ............................................................. 8 Het gebruik van de ontheffing ............................................................................................................ 9 Schade ............................................................................................................................................... 9 Resultaat Texel ................................................................................................................................ 10 3 Uitvoering van het Faunabeheerplan meerkoeten en eksters........................................................... 11 Meerkoeten ...................................................................................................................................... 11 Het gebruik van de ontheffing .......................................................................................................... 11 Schade ............................................................................................................................................. 11 Ekster. ............................................................................................................................................. 11 Het gebruik van de ontheffing .......................................................................................................... 12 Schade ............................................................................................................................................. 12 4 Uitvoering van het deelplan voor de diersoort damhert .................................................................. 12 Het gebruik van de ontheffing .......................................................................................................... 12 Schade ............................................................................................................................................. 13 5 Uitvoering van het deelplan voor de diersoort ree .......................................................................... 13 Het gebruik van de ontheffing .......................................................................................................... 13 Populatie beheer............................................................................................................................... 13 Schade ............................................................................................................................................. 14 6 Uitvoering van het deelplan voor de diersoort vos.......................................................................... 15 Het gebruik van de ontheffing .......................................................................................................... 15 Schade ............................................................................................................................................. 15 7 Uitvoering van het Faunabeheerplan Wildsoorten. ......................................................................... 17 Wilde eend....................................................................................................................................... 17 Het gebruik van de ontheffing .......................................................................................................... 17 Schade ............................................................................................................................................. 17 Fazant. ............................................................................................................................................. 18 Schade ............................................................................................................................................. 18 Haas................................................................................................................................................. 18 Het gebruik van de ontheffing .......................................................................................................... 18 Schade ............................................................................................................................................. 18 Konijn.............................................................................................................................................. 19 Het gebruik van de ontheffing .......................................................................................................... 19 Schade ............................................................................................................................................. 19 Houtduif .......................................................................................................................................... 19 Schade ............................................................................................................................................. 19 Patrijs .............................................................................................................................................. 19 8 Overzicht van de totaal schade, per diersoort in Noord-Holland. .................................................... 20 9 Algemene opmerkingen................................................................................................................. 21 10 Ontvangen aanbevelingen............................................................................................................ 23
2
Stichting Faunabeheereenheid Noord-Holland Jaarverslag 2005
Voorwoord. Voor u ligt het jaarverslag over 2005 van de provinciale Faunabeheereenheid Noord-Holland. (FBE). De FBE is een samenwerkingsverband van alle organisaties die in de provincie verantwoordelijkheid hebben voor de uitvoering van het faunabeheer. In het bestuur zijn vertegenwoordigd: De terreinbeherende Natuurbeschermingsorganisaties (TBO’s) Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten, Landschap Noord-Holland, NV PWN Waterleidingbedrijf Noord-Holland, Gemeentewaterleidingen Amsterdam, Goois Natuurreservaat en Federatie Particulier Grondbezit, de Koninklijke Nederlandse Jagersvereniging en LTONoord Op grond van de Flora en Faunawet heeft de FBE tot taak: het beheer van diersoorten en het bestrijden van schade. Dit doet de FBE op basis van door haar opgestelde faunabeheerplannen (FBP), die na goedkeuring door het provinciale bestuur, de basis vormen voor de te verlenen ontheffingen, waarmee de FBE mede invulling geeft aan het provinciale faunabeleid. Het beheer van soorten is de in de wet eerstgenoemde taak van de FBE Bij dit beheer is het uitgangspunt van een duurzame instandhouding van de soort leidend. Daarnaast is de FBE verantwoordelijk voor een planmatige en efficiënte schadebestrijding. In het (eerste) FBP is getracht een evenwicht te vinden tussen deze belangen en zijn de maatregelen aangegeven om de beleidsdoelen te realiseren. Het positieve advies van het Faunafonds en de goedkeuring van het college van Gedeputeerde Staten sterken de FBE in de gedachte dat we met het FBP op de goede weg zijn. Dat neemt niet weg dat we aan het eind van de looptijd van het plan kritisch zullen zijn en waar mogelijk en nodig verbeteringen zullen aanbrengen in het plan. De samenwerking in het bestuur van de FBE is van dien aard dat, zonder dat de vertegenwoordigende positie namens achterbannen uit het oog wordt verloren, er sprake is van collegiale samenwerking. Wel moet geconstateerd worden dat de opvattingen en meningen binnen de diverse achterbannen uiteenlopen en de bereidheid om ruimhartig mede uitvoering te geven aan het FBP ook gradaties kent. De FBE zal door voorlichting, overleg en stimuleren van samenspraak tussen partijen hierin verbetering te brengen. Aanvankelijk kostte het overleg met de provinciale organisatie de nodige hoofdbrekens. Er was te vaak bestuurlijk overleg nodig om tot beslissingen te komen. Dat kwam mede door een uiteenlopende opvatting over rollen en verantwoordelijkheden en het op onderdelen minder duidelijk geformuleerde beleid. Ook moest veel energie worden gestoken in bezwaar en beroep procedures. Inmiddels is door bestuurlijke en ambtelijke inspanning sprake van een constructief overleg. De provincie heeft het beleid op onderdelen opnieuw geformuleerd en de nodige ontheffingen worden gebaseerd op het beleid en het FBP. Er wordt verwacht dat hiermee ook de juridische houdbaarheid van de besluiten zal zijn verbeterd. Het functioneren van de FBE’s wordt door diverse organisaties en partijen gevolgd. Evaluaties vinden plaats. De resultaten hiervan worden met belangstelling door de FBE afgewacht. Verbeterpunten worden ter harte genomen.
Drs. H. de Jong Voorzitter Stichting Faunabeheereenheid Noord-Holland
3
Stichting Faunabeheereenheid Noord-Holland Jaarverslag 2005 Inleiding Het jaarverslag is opgesteld om te voldoen aan het gestelde in de Flora- en Faunawet, waarin is aangegeven dat de FBE jaarlijks aan GS verslag uitbrengt van de wijze waarop gebruik is gemaakt van de door de provincie verstrekte ontheffingen en van de uitvoering van het Faunabeheerplan. De FBE heeft, gezien het feit dat dit het eerste faunabeheerplan is, waarmee ervaring moet worden opgedaan, gemeend dat het verslag, een evaluerend karakter moet krijgen. Het FBP is het uitvoeringsplan van het vastgestelde beleid. De evaluatie zal dan ook primair betrekking hebben op deze uitvoering: is uitgevoerd wat in het voornemen lag? Heeft de uitvoering geleid tot het gewenste beleidsresultaat? Als er indicaties zijn dat het beleid niet wordt gerealiseerd, dan moet worden bezien of de uitvoeringsinspanning dient te worden vergroot, of aan de andere kant moet worden aangepast ter verbetering van de efficiëntie. Wanneer echter het beleidsresultaat snel in zicht komt, kan worden besloten om de uitvoeringsintensiteit te verminderen. Als eerste wordt in het verslag het gebruik van de ontheffingen in beeld gebracht. Dit wordt gedaan door het geven van een overzicht van: In welke gebieden zijn machtigingen aangevraagd en verstrekt. De verstrekte (en geweigerde) machtigingen. Het gebruik van de machtiging. Daarnaast wordt het resultaat van de uitvoering nagegaan: Is de landbouwschade verminderd? Is de schade aan natuur ( bv. grondbroeders) teruggelopen? ( te meten aan broedsucces en/of populatieomvang) Is de gunstige staat van instandhouding van de schadetoebrengende soort verzekerd? Onderdeel van de rapportage is ook een beschouwing over de eventuele gewenste aanpassingen van het beleid. Wanneer dit aan de orde is worden daartoe voorstellen gedaan. In de tabellen treft u de schadebedragen in een reeks van jaren. Hoewel de afspiegeling van de cijferreeksen een duidelijke trend laat zien moet opgemerkt worden dat de cijfers van het Faunafonds ook zijn bepaald door nieuw gehanteerde criteria. Voor 2003 werd het criterium van € 115 per hectare gehanteerd en na 2002 is het criterium € 250 per schadegeval. In 2003 is nog achterstallige schade opgenomen. Ook het eigen risico zal een zekere invloed gehad hebben om al of niet schade te melden. Een reële vergelijking is te maken tussen 2004 en 2005. Beide jaren vallen onder hetzelfde regiem van het Faunafonds. Een onbekende en niet te voorspellen factor is die van “tolerantie”bij grondgebruikers jegens schadeveroorzakende diersoorten. Het bestuur van de Faunabeheereenheid, is overtuigd dat met het uitvoeren van het Faunabeheerplan grondgebruikers meer tolerantie tonen in de wetenschap dat ingrijpen kan zodra de noodzaak blijkt.
4
Stichting Faunabeheereenheid Noord-Holland Jaarverslag 2005
1 Uitvoering van het deelplan voor de diersoort knobbelzwaan De opdracht aan de Faunabeheereenheid is het aantal knobbelzwanen terug te dringen en de landbouwschade te verminderen. In het Faunabeheerplan is gekozen voor een tweesporen aanpak. Enerzijds een actieve inzet ter voorkoming van schade en anderzijds een planmatige aanpak ter vermindering van het aantal zwanen. Het streven is om het aantal knobbelzwanen te beperken tot ca 2500. Het ijkpunt hiervoor is in januari, de midwintertelling gekozen. Om dit doel te bereiken is een afschotquotum bepaald ( van 1250 dieren) dat is verdeeld onder de in aanmerking komende Wildbeheereenheden (WBE’s). Nestverstorende maatregelen werden gepland om het aantal uitkomende eieren te beperken ( tot ca 500).
Het gebruik van de ontheffing Knobbelzwaan
Afschot Gebruik Verjaagactie Aantal Aantal Gedode Gedode quotum machtiging geen afschot nesten eieren juveniel adulte Totaal 1250 487 129 407 1963 1829 600 geen leeftijdsverdeling van 177 zwanen. in de tabel is aangegeven welke maatregelen zijn getroffen.
Het gebruik van de machtiging heeft in een aanzienlijk aantal gevallen niet geleid tot afschot, maar heeft zich beperkt tot verjaging. Van het aan de gezamenlijke WBE’s verleende afschotquotum van 1250 exemplaren is ruim 1000 gerealiseerd. Het overige afschot vond plaats ter bestrijding van schade. Een aantal nesten is verstoord, waarbij gemiddeld per nest ongeveer vijf eieren onklaar zijn gemaakt. Of het aantal jongen daardoor is beperkt tot de beoogde 500 kon niet worden vastgesteld. Het aantal zwanen: In januari 2005 bedroeg het aantal zwanen in Noord-Holland volgens de informatie van SOVON ca 4200 exemplaren. Over januari 2006 zijn nog geen SOVON gegevens bekend. De door de KNJV gehouden tellingen in januari 2006 geeft het aantal van ca. 5700 dieren aan. Gezien het feit dat er geen 100% gebiedsdekkende telling heeft plaatsgevonden, moeten deze aantallen als een ondergrens worden beschouwd. Er zijn geen tellingen voorhanden die inzicht geven in het aantal in Noord-Holland aanwezige broedparen. Uit de opgave van de uitgevoerde activiteiten kan worden geschat dat het aantal broedparen met ca 200 is afgenomen en dat de huidige stand ca 600 paren bedraagt.
5
Stichting Faunabeheereenheid Noord-Holland Jaarverslag 2005
Schade Knobbelzwanen Bloemen Gras Graszaad Ingezaaid grasland Overige bloembollen Schapegras Wintergraan Additionele schade o.a. kool- zaad, peulvrucht.
1996 in euro 1.866 2.607
2000 in euro 44.174
2001 in euro 149.748 50
2002 in euro 135.720
201
2003 in euro
Melding 2003
2004 in euro
Melding 2004
2005 in euro
40.993 635 2.063
25.626
13.819
2.825
1.184
1.246
379
581
3.220
1.073
Melding 2005
1.663
214
2.287 1.946
1.389 68.067
4.867
112.442
151.187
141.616
48.167
174
29.903
98
15.584
62
Zoals uit de tabel blijkt is de uitbetaalde schade drastisch afgenomen. Conform de doelstelling in het FBP zal de schade nog verder moeten worden teruggebracht. De FBE meent dat een gerichte schadebestrijding hiervoor het belangrijkste middel is. Daarnaast zal het terugdringen van de populatieomvang plaatsvinden door het wegnemen van volwassen vogels, voordat zij tot broeden over gaan.
2 Uitvoering van het deelplan voor ganzen en smienten, Uitvoering van het Overgangsbeleid overwinterende ganzen en smienten. Uitvoering van het Beleidskader Faunabeheer voor overwinterende ganzen en smienten. Op 18 oktober 2004 heeft GS het besluit genomen om geen ontheffing te verlenen voor het doden van overwinterende kolganzen, grauwe ganzen en smienten zoals voorgesteld door de minister van LNV. Het besluit werd genomen met als motivering dat; zolang er geen goedgekeurd Faunabeheerplan is en zolang er geen foerageergebieden zijn aangewezen wordt geen ontheffing verleend. Op 19 januari 2005 werd alsnog ontheffing verstrekt aan de FBE op basis van het inmiddels goedgekeurde Faunabeheerplan en het rijksbeleid. Op 23 december 2005 is de ontheffing ontvangen voor de periode 1 oktober 2005 tot 1 april 2006 mede op basis van de aanwijzing van foerageergebieden waarbij meteen het overgangsbeleid verweven werd met het definitieve beleid. Gezien de datum van ontvangst neemt de FBE aan dat er van de ontheffing geen gebruik is kunnen maken in de laatste dagen van het jaar 2005. Rapportage is dan ook alleen gebaseerd op het uitvoeren van het Overgangsbeleid - geldig van 1 oktober 2004 tot 1 april 2005 - in relatie met het FBP.
Het gebruik van de ontheffing Overgangsbeleid 2004/2005 totaal
Gebruik machtiging
smient ?
735
kolgans
Grauwe Onbeschermde gans ganzen 93 1020 712
6
Stichting Faunabeheereenheid Noord-Holland Jaarverslag 2005 Het late inzetten van de ontheffing heeft, als het gaat om aantallen van gedode dieren weinig betekenis gehad. In de nieuwsmedia bestemd voor jagers en agrariërs is over het algemeen landelijke bekende informatie terecht gekomen terwijl per provincie daadwerkelijk en verschillend beleid werd gemaakt. Derhalve werden veel tegenstrijdige meningen gehoord. Het zwaartepunt lag bij de overwinterend ganzen met name de grauwe ganzen. De smienten, reeds aanwezig vanaf de tweede week van september 2004 zijn in een aantal polders intensief verjaagd waardoor verspreiding plaatsvond. Op open water zijn de smienten met rust gelaten.
Schade Grauwe gans Gras Ingezaaid grasland Schapengras Graszaad Snijrogge Zomergraan Wintergraan Maïs Krokussen Groenten Suikerbieten Voedergewassen Kool Aardappelen Overige akkerbouw Totaal
1996 in euro 8.865
9.489
44.558
Kolgans
1996 in euro 15.902
2000 in euro 15.753
Gras Ingezaaid grasland Schapengras Graszaad Wintergraan Voedergewassen Overige akkerbouw Totaal
rietgans Gras Schapengras Wintergraan Totaal
2000 in euro 42.156
2001 in euro 95.933
2002 in euro 124.546 252
2003 in euro 174.557 465
Melding 2003 290 8
2004 in euro 255.672 3.251
Melding 2004 295 7
2005 in euro 237.271 1.072
Melding 2005 284 4
742
12.574
6.787
57
5.496
33
4.510
37
Optredend
909
2
2
1.199
3
729
948
Optredend
3
1554
2
4.188
1.793
3.399
12
6.118
11
1.272
4
450 1.805
Optredend 9.789 5.994 1192
5 12 7
14.550
5
7.845 77
3
1.700 2634 optredend
756
2
768
2
optredend 279
1 1
optredend
11.745
3
13.622
3
18.978
4
103.847
156.879
215.116
403
301.031
361
272.224
342
2001 in euro 49.454
2002 in euro 34.644
2003 in euro 34.380 657
Melding 2003 67 3
2004 in euro 43.149 810
Melding 2004 79 1
2005 in euro 35.346 245
Melding 2005 56 1
1.222
3.053
29
1.717
11
2..296
19
2.442
90
1
497 388 127 23
940 254
425 1.493
2187
1
optredend
1996 in euro
17.671
2000 in euro
51.641
2001 in euro
38.308
2002 in euro
1
1
210
17.096
2
1 1
38.180
2003 in euro
100
Melding 2003
1
45.886
94
37.887
77
2004 in euro 630 97
Melding 2004 1 2
2005 in euro 639
Melding 2005 1
639
1
950
3
133
1
950
3
860
4
7
Stichting Faunabeheereenheid Noord-Holland Jaarverslag 2005 Rotgans
1996 in euro
2000 in euro
2001 in euro
2002 in euro
Gras Ingezaaid grasland Schapengras Graszaad Zomergraan Wintergraan Krokussen Overige akkerbouw gewassen Totaal
Smient Gras Ingezaaid grasland Schapengras Graszaad snijrogge wintergraan groenten Voedergewas kool Overig akkerbouw Totaal
2003 in euro 22.938 834
Melding 2003 20 3
2004 in euro 15.682 564
Melding 2004 14 2
255
4
277
2
390
1 2.207
1 3
2005 in euro 14.564
Melding 2005 17
959 1.139
2 2
315
1
1
1
1996 in euro 145.485
2000 in euro 147.447
595 8.823 331 6.671 3.263
165.168
Overwinterende ganzen en smienten Totaal schade
156.818
1996 in euro 191.753
2
24.414
29
19.962
24
16.977
23
2001 in euro 224.931
2002 in euro 175.726 38
2003 in euro 189.536 699
Melding 2003 330 11
2004 in euro 262.269 13.086
Melding 2004 302 14
2005 in euro 209.847 4.866
Melding 2005 252 7
5.161
23.221
6.802
193
5..302
92
5..376
108
5
6.293
3
624
4
7.950
2.3 2.790
1.916
10
4.460
8
1.776
5
720
1
420
2
969
2
292.779
423
222.489
376
53 9.318
1.232
238.042
2000 in euro 219.047
202.363
200.094
2001 in euro 393.530
550
2002 in euro 397.550
2003 in euro 478.754
2004 in euro 660.521
2005 in euro 550.216
Opmerkelijk is de teruggang van de schade niet. Juist in de kwetsbare maanden februari en maart kon de schade goed worden bestreden waarmee het schadebedrag aanzienlijk naar beneden is gebracht.
Uitvoering van het Faunabeheerplan overzomerende ganzen. De uitvoering van het Faunabeheerplan is voor de overzomerende grauwe ganzen goed van start gegaan. Reeds in februari 2005 is de ontheffing door GS aan de FBE verstuurd en medio maart waren de machtigingen veelal in het bezit van de uitvoerders. Daar waar de ontheffing gebruikt werd voor nestbehandeling was het beter geweest de ontheffing nog eerder te kunnen gebruiken. Reeds in de tweede helft van februari zijn al nesten met legsels aangetroffen. Hoe eerder men de ontheffing hiervoor heeft hoe beter. Aan het eind van de winter is begroeiing het schraalst en vallen de nesten eerder op. Met name medewerkers van TBO`s hebben met hun vrijwilligers het zoeken naar nesten planmatig en gecoördineerd uitgevoerd. Het is gebleken dat gezamenlijk en gelijkertijd zoeken binnen een gebied op twee verschillende dagen het meest effectief is. Prikken, in maïsolie dompelen en schudden van eieren zijn de methodes die gebruikt zijn om te voorkómen dat eieren uitkomen. In de tweede ronde zijn daarbij ook tweede legsels behandeld.
8
Stichting Faunabeheereenheid Noord-Holland Jaarverslag 2005 Beheerders hebben de FBE laten weten “nestbehandeling” een goede methode te vinden om de aanwas van de populatie te beperken maar constateren gelijkertijd dat zonder flankerend afschot nestbehandeling alleen, onvoldoende zal zijn om het aantal van de populatie te verkleinen. Afschot van ganzen in het voorjaar en de vroege zomer stuit op weerstand bij jagers. Afschot in deze tijd van het jaar strookt niet met het in de jacht gehanteerde weidelijkheidsprincipe. Pas aan het einde van de maand juli komt het werken aan het behalen van het afschotquota op gang.
Het gebruik van de ontheffing WBE
Afschot quotum
totaal
Grauwe gans
10000
5429
Kolgans
34
Brand gans
Canadese gans
175
Boeren gans
743
Nijlgans
458
508
nesten
6265
eieren
34985
Er zijn twee redenen waarom het quotum voor 2005 niet is gehaald. Ten eerste: In de toen vigerende editie van het Beleidskader Faunabeheer stond dat de periode voor overzomerende ganzen tot 31 augustus loopt en per 1 september de periode van overwinterende ganzen start. Op basis hiervan is de ontheffing opgemaakt. De maand september, die effectief had kunnen zijn, is dus niet gebruikt om afschotquota te realiseren. In het nu van kracht zijnde Beleidskader faunabeheer is de maand september aan de periode voor het beheer van overzomerende ganzen toegevoegd. Op de tweede plaats is het zo dat ganzen zich snel weten te verplaatsen naar veiliger gebied. Uitwijken naar o.a. aangrenzende provincies vindt plaats als ganzen daar met rust worden gelaten.
Schade Overz. Grauwe gans Gras Ingezaaid grasland Graszaad Snijrogge Zomergraan Wintergraan Maïs Bloemen Groenten Voedergewassen Kool Aardappelen Peulvrucht. Totaal
1996 in euro
Overz. Kolgans Gras
1996 in euro
2000 in euro
2001 in euro
2002 in euro
2003 in euro
Melding 2003
2004 in euro
Boeren gans Gras Schapengras Groenten Totaal
1996 in euro
2000 in euro
2001 in euro
2002 in euro
2003 in euro 610
Melding 2003 7 1
315 925
1 9
2.489
2000 in euro
41.646
2001 in euro
96.558
2002 in euro
22.306
2003 in euro
Melding 2003
2004 in euro
Melding 2004
2005 in euro
Melding 2005
21.529 145
29 1
20.639
36
71.241
52
183
2
491
2
764
2
2.118
4
1.802
2
4.188
5
3.609
1
1 612
1
20.933 240
1 1
832 94.622
1 59
Melding 2004
2005 in euro 313
Melding 2005 2
2004 in euro 1.327
Melding 2004 11
2005 in euro 1.002
Melding 2005 6
1.327
11
1.002
6
3.388
1
279
1
1.472
1 6
1.350 28.992
1 39
32.201
53
9
Stichting Faunabeheereenheid Noord-Holland Jaarverslag 2005
Canadese gans Gras Ingezaaid grasland Schapengras Wintergraan Maïs Groenten Kool Totaal
1996 in euro
Brandgans
1996 in euro
2000 in euro
2000 in euro
2001 in euro
2001 in euro
2002 in euro
2003 in euro 8.806 90
2002 in euro
Gras Schapengras Totaal
Nijlgans
1996 in euro
2000 in euro
2001 in euro
2002 in euro
Gras Ingezaaid grasland Graszaad
Totaal schade Overz. ganzen
2004 in euro 7.596 114
Melding 2004 23 1
2005 in euro 6.582
Melding 2005 20
1
123
1
103
1
222
1 612 6.978
1 2
14.275
24
1 27
8.896
28
8.055
2003 in euro 1.979 116
Melding 2003 8 2
2004 in euro 7.838
Melding 2004 14 1
2005 in euro 7.608
Melding 2005 7
2.095
10
7.838
15
7.608
7
2003 in euro 1.323 7
Melding 2003 17 2
2004 in euro 309
Melding 2004 6
2005 in euro 516
Melding 2005 8
1
Zomergraan Wintergraan Totaal
Schadejaar
Melding 2003 26 1
1 1 1.330
1996 in euro 2489
2000 in euro
2001* in euro
41646
19
2002** in euro
96558
22306
309
2003** in euro 32918
7
516
2004** in euro
9
2005 in euro
49.730
118.376
2001* was het jaar van de MKZ crisis. ** in deze jaren is gebruik gemaakt van FBE ontheffing.
Resultaat Texel Op Texel bestaat al jaren een Faunaoverleg Platform waar belanghebbenden overleggen en gezamenlijk handelingen uitvoeren zoals het zoeken naar nesten en het behandelen van eieren. Het afschotquotum is gehaald en het broedgebied is oppervlakdekkend afgezocht naar nesten. Hoewel na een eerste jaar geen conclusies over het welslagen van het FBP getrokken mogen worden is Texel toch een voorbeeld van hoe het kan. Op Texel is gestreefd naar wat het plan beoogt. schadecijfers in euro (bron: verslag Faunaoverleg Texel 2005) Soort Ganzen Rotganzen Smient Totaal
2002 9.506 13.216 7.635 30.357
2003 52.162 12.079 9.864 71.105
2004 60.265 9.972 10.429 80.666
2005 46.605 9.573 6.593 62.771
Maatregel Ontheffing Projectmatig beheer Ontheffing
dalend Ca. 24% Ca. 4% Ca. 37% Ca. 22%
10
Stichting Faunabeheereenheid Noord-Holland Jaarverslag 2005
3 Uitvoering van het Faunabeheerplan meerkoeten en eksters. Meerkoeten De uitvoering van het Faunabeheerplan kenmerkt zich door aanvragen voor kortstondig en perceel gericht gebruik van de ontheffing. Groepen meerkoeten blijken zich makkelijk te laten verdrijven. Met name in maart en april wanneer het gras weer gaat groeien naar de “eerste snede” kan het uiteendrijven met afschot, mits herhaald, effectief zijn. In deze periode valt de groep ook van nature uiteen omdat meerkoeten terugkeren naar broedgebieden. Deze periode kondigt zich aan als plaatsgebonden meerkoeten zich territoriaal gaan gedragen. Een hergroepering blijft uit en de terugkerende meerkoeten vormen steeds kleinere groepen die in april ook oplossen om plaats te maken voor territoriale exemplaren. Het gebruik van de ontheffing Meerkoet totaal
Gebruik machtiging 50
Verjaging geen afschot >146
afschot 918
Schade Meerkoet
1996 in euro
2000 in euro
2001 in euro
2002 in euro
Gras Ingezaaid grasland Schapengras Wintergraan Groenten Voedergewassen Totaal Melding
2003 in euro 12.856
Melding 2003 58
2004 in euro 4.700
Melding 2004 29
2.447
2
39
1
74
6
358
1
239
1
2
9.359
11.9031
31.526
76.291
72
131
168
192
15.735
69 69
4.978
31 31
2005 in euro 1.590
Melding 2005 16
1.523
1
30
1
3.143
18 18
Ekster. De ontheffing is ingezet om eksters te vangen en te doden in een geregistreerde eendenkooi tijdens het broedseizoen van (stal) eenden. De kooiker heeft laten weten dat het broedseizoen van zijn staleenden zeer gebaat was met de ontheffing voor het vangen en doden van eksters. Dit in tegenstelling tot het jaar 2004 waarbij predatie van nesten door eksters veelvuldig plaatsvond. Naast dit verzoek om gebruik van de ontheffing heeft de FBE nog zes verzoeken ontvangen om schade te kunnen bestrijden aan fruit. Het uitschrijven van machtigingen daartoe heeft geen plaats kunnen vinden doordat de ontheffing voortijdig werd geschorst.
11
Stichting Faunabeheereenheid Noord-Holland Jaarverslag 2005
Het gebruik van de ontheffing datum 2005
Aantal gedode eksters 9
Deze eksters zijn allen gevangen met de vangkooi in een eendenkooi gedurende de broedtijd.
Schade Ekster
1996 in euro
2000 in euro
2001 in euro
Appels en peren Kleinfruit Wintergraan Totaal
2002 in euro
2003 in euro 355
Melding 2003 1
2004 in euro
Melding 2004
2005 in euro 48
Melding 2005 2
48
2
1 1 355
3
Onder de jachtwet is er een beleid geweest van: geen vergoedingen om de eenvoudige reden dat de vogel jaarrond bejaagbaar was en de grondgebruiker hiermee alle mogelijkheden voorhanden had de schade te voorkomen. Een schadehistorie is dus niet opgebouwd. Met name fruitteelt staat bekend om de gevoeligheid voor eksterschade. In een boomgaard zijn echter meer vogelsoorten die schade aanrichten. In de regel vergoedt het Faunafonds dan ook de schade die door de groep ”zangvogels” wordt veroorzaakt. Het schadeaandeel van een enkele soort, zoals de ekster is voor een taxateur blijkbaar moeilijk uit te splitsen. De door eksters aangerichte schade is dan ook grotendeels begrepen in de voor de gehele vogelgroep (zangvogels) getaxeerde schade. De FBE heeft geen aanvraag om machtiging ontvangen voor andere dan die van fruit en staleenden.
4 Uitvoering van het deelplan voor de diersoort damhert De gebieden in Noord-Holland waar damherten voorkomen zijn de duinen en binnenduinrand van Zuid-Kennemerland met als kerngebied het Amsterdams Waterleidingduin (AWD). Het betreft één populatie. De dieren zijn nakomelingen van illegaal losgelaten hertenkampdieren. De populatie breidt zich uit naar terreinen van andere organisaties in Noord- en Zuid-Holland (waar de soort niet altijd past in de Flora en fauna doelstelling van het gebied). Ook is er uittreding van damherten naar cultuurgrond. Binnen de bebouwde kom van gemeenten zijn damherten een ongewenste en gevaarlijke verschijning geworden. In hun streven naar eigen leefgebied zijn het voornamelijk jonge mannelijke damherten die uitbreken. Het gebruik van de ontheffing damhert
N-H Z-H
locatie in het veld
aantal dood gevonden damherten ♀ / ♂ 2 / 12 - / 8
Verjaag Inspanning Op openbare weg 47+ 9*
Aantal uitgebroken naar openbare weg
aantal geschoten hert ♂
286
2 2
De beheerder van het AWD rapporteert het volgende: Het aantal hertenwaarnemingen neemt toe. Het aantal waarnemingen van herten op of naast wegen neemt toe. Het aantal kalveren per hinde blijft gelijk. Verdringing van reeën door damherten. Monitoren zal moeten uitwijzen of de verdringing van reeën door damherten doorzet.
12
Stichting Faunabeheereenheid Noord-Holland Jaarverslag 2005 Alle naar de openbare weg uitgetreden damherten zijn van het mannelijk geslacht en het overgrote deel behoort tot de jeugdklasse. De groepsgrote van uitgetreden damherten varieert van enkele stuks tot (meerdere malen) ca. 40 stuks. Het populatiebeheer van jachthouders buiten het AWD is mede gericht op het voorkomen van een situatie zoals in het AWD is ontstaan. Door het uitblijven van beheersafschot in het AWD is het zwaartepunt voor het treffen van deze beheermaatregelen bij beheerders van aangrenzende terreinen terecht gekomen. Een ongewenste situatie, die nu weliswaar het hoofd te bieden is maar in de toekomst wellicht niet meer. Schade aan de Flora zal het gevolg zijn naast schade aan de landbouw. Omliggende gemeenten, politie en burgers vragen steeds frequenter aan personeel van TBO`s om de herten terug te jagen om erger te voorkomen. Aantal van de populatie Waren dit in 2004 ca. 900 dieren, in 2005 (april telling) is de populatie uitgegroeid tot ca. 1400 dieren.
Schade Uittreden van damherten uit het kerngebied AWD, waar geen populatiebeheer wordt toegepast heeft geleid tot een abnormaal grote inspanning om damherten terug te jagen vanaf bollen- en akkerland. Het gemis aan populatiebeheer is hier debet aan. Damherten geven nu eenmaal toe aan de drang om buiten het gebied te treden als de populatie toeneemt. Tot op heden is schade bij agrariërs afgekocht. De hoogte van de afkoopsom is de FBE niet bekend. De beheerder van het AWD rapporteert het volgende: Het aantal verkeersongelukken met herten neemt toe Klachten van burgers die damherten in de tuin aantreffen. Aantal autoaanrijdingen met damherten bedraagt negen. Schade aan fauna is gebleken uit het verdrijven van reeën door damherten.
5 Uitvoering van het deelplan voor de diersoort ree De drie gebieden in Noord-Holland waar reeën voorkomen zijn het beboste gedeelte van de Wieringermeer, de duinen en binnenduinrand van Zuid-Kennemerland, de Vechtvallei, het Vechtplassengebied en het aangrenzende Gooi. Er is in Noord-Holland voor reeën geen verbindingszone tussen de onderlinge leefgebieden. De populatie in de Wieringermeer is een geïsoleerde populatie. Uitwisseling vanuit Zuid-Kennemerland is er met reeën in de Zuid-Hollandse duinen. De reeën in Noord-Holland vormen met de reeën in het Zuid-Hollandse duin boven Katwijk, gezamenlijk een populatie. Ook dit is een geïsoleerde populatie. De reeën in de Vechtvallei en het Gooi hebben wel verbindingen met populaties in Utrecht. Het gebruik van de ontheffing Populatie beheer -In de Wieringermeer bleek uit de voorjaarstelling een bestand van 74 reeën en het Faunabeheerplan vermeldt een ondergrens van 78 reeën. De ontheffing is gebruikt om, in geval van onnodig lijden van reeën, in te kunnen grijpen.
13
Stichting Faunabeheereenheid Noord-Holland Jaarverslag 2005 -In het populatiegebied waar Zuid-Kennemerland deel van uitmaakt is ontheffing gebruikt voor populatiebeheer in Noord- en Zuid-Holland. Het AWD staat geen populatiebeheer toe. Dit leidt tot een grote inspanning om uittredende reeën terug te jagen ter voorkoming van landbouwschade en verkeersonveilige situaties. Populatiebeheer in de gebieden die aan de AWD grenzen wordt hierdoor bemoeilijkt. -In de Vechtvallei en het Gooi is de situatie complex te noemen door versnippering door wegen en stedelijke bebouwing. Populatiebeheer wordt op het terrein van GNR niet toegepast. Geteld of geschat wordt de populatie daar niet. Naast de doodsoorzaak als gevolg van aanrijding is er ook sprake van “opjagen” door loslopende honden. Dit laatste heeft een effect dat moeilijk in te schatten is. Het is niet ondenkbeeldig dat loslopende honden indirect de oorzaak zijn van aanrijdingen. Het afschot in het kader van populatiebeheer in het overige gebied is gelijk verdeeld tussen beide geslachten. Kanttekening:Van de dood gevonden reeën is het niet altijd mogelijk het geslacht te achterhalen. Meldingen komen vaak van ondeskundige personen. Daarnaast is stroperij een factor van betekenis. Niet alleen door professionele stropers maar ook lieden die een aangereden ree in de kofferbak van de auto meenemen. Dierenambulances, hoe goed bedoeld ook in hun streven, zijn voor de FBE een onduidelijke factor. Samenstelling van rapportageformulier, behorende bij het gebruik van de ontheffing voor het uitvoeren van de maatregelen FBP Ree. Ontheffing 6 (2005). REE
GNR Gooi en Vecht Wieringermeer Zuid Kennemerland Z-H Holl. Duin totaal
aantal dood gevonden ♀ 6 21 3 12
aantal dood gevonden ♂ 7 1 2 8
42
18
aantal dood gevonden onbekend geslacht 11 7 5 18
aantal geschoten ♀
aantal geschoten ♂
19 3 9 2 33
17 1 15 1 34
Bijzonderheden; Zuid-Holland ”Hollands Duin” is niet in het totaal opgenomen. Beheerder van het AWD meldt dat nagenoeg alle volwassen geiten twee kalveren krijgen. Ca. 80% van de kalveren haalt het eerste levensjaar niet. Op Europese schaal is dit een ongekend hoog sterftecijfer. In de voorgaande jaren is een duidelijke teruggang van reeën in het AWD geconstateerd. Het laatste jaar lijkt dit te stabiliseren. Monitoren zal moeten uitwijzen of de verdringing van reeën door damherten doorzet. Schade In de Vechtvallei en het Gooi is in 2004 één verzoek ingediend bij het Faunafonds om een tegemoetkoming in de schade. Het is hier niet tot taxatie van de schade gekomen. In de Wieringermeer is in 2005 1 verzoek ingediend bij het Faunafonds om een tegemoetkoming in de schade. Het betreft een bedrag van € 4.026 aan bloembollen. Uittreden van reeën uit het kerngebied AWD, waar geen populatiebeheer wordt toegepast, heeft geleid tot een regelmatig terugkerende inspanning om reeën terug te jagen vanaf bollen- en akkerland en stedelijk gebied. Het gemis aan populatiebeheer, binnen het kerngebied AWD is hier debet aan. Verdringing door damherten is de voornaamste oorzaak dat reeën uittreden. Tot op heden is schade bij agrariërs afgekocht. De hoogte van de afkoopsom is de FBE niet bekend.
14
Stichting Faunabeheereenheid Noord-Holland Jaarverslag 2005 Ree
1996 in euro
2000 in euro
2001 in euro
2002 in euro
2003 in euro
Overig Overige bloembollen Totaal
Melding 2003
2004 in euro
Melding 2004 1
1
2005 in euro
Melding 2005
4.026
1
4.026
1
6 Uitvoering van het deelplan voor de diersoort vos In het Faunabeheerplan is een kaart opgenomen waarop aangegeven staat waar de maatregelen genomen kunnen worden. Vanaf de start van de uitvoering is een proces op gang gekomen van aansluiting bij dit deel van het Faunabeheerplan. In weidevogelgebieden zelf is de uitvoering snel opgepakt maar met name op nabijgelegen, particuliere eigendommen is het besef van een goed nabuurschap pas later ontstaan of ontbreekt zelfs nog. Op zichzelf is dit begrijpelijk, het gaat immers vaak om gronden die in het bezit zijn gekomen vanuit een historie waarbij natuurbeheer secundair was aan de doelstelling van de bezittende instelling maar door bestemming, toeval of bewogenheid wel als natuurterreinen beheerd worden. Het gebruik van de ontheffing In het op kaart 5 geel ingekleurde gebied is een afschotquotum van toepassing. Maximaal kunnen in dit gebied 369 vossen per jaar worden geschoten. In 2005 zijn er van dit max. quotum 227 geschoten. Een relatief laag aantal omdat de aansluiting bij het FBP in belangrijke gebieden pas in oktober op gang is gekomen. Het meest effectief zijn de acties die uitgevoerd worden in het donker met behulp van kunstlicht en geweer. Uitvoerders die deze methode hebben toegepast zijn over de resultaten hiervan ook het meest tevreden. Niet alleen is het effectiever maar ook is verontrusting van andere diersoorten in het veld aanzienlijk minder dan bij andere toegestane manieren. Vangkooien zijn goed te gebruiken voor jonge (minder ervaren) vossen. Oude vossen laten zich hoogst zelden in een vangkooi vangen. VOS
Gebruik Waarneming Aantal Dood Gedode Gedode Onbekend machtiging geen afschot bouwen gevonden ♀ ♂ geslacht Totaal 729 221 76 123 348 396 106 Afschot verhoudingen 348 : 396 = 1 moertje verhoudt zich tot : 1.13 rekel. Op een enkel gebied na zijn er slechts kleine verschillen in de geslachtsverhouding.
Schade Landbouw huisdieren. Vossen richten schade aan pluimvee en lammeren. Daartoe bereiken de FBE veel klachten. Het aantal meldingen is echter gering. Slechts incidenteel zijn boeren nog bereid de schade te melden. Het niet uitbetalen wegens het te lage schadebedrag (opbrengst van een slachtrijp lam is ca. 110 euro) is de reden dat niet gemeld wordt. De uitbetaling van een schadevergoeding geschied immers met een aftrek van 250 euro per geval? Daarnaast is het zeer moeilijk te bewijzen dat een vos verantwoordelijk is voor de doodsoorzaak. Alleen in nieuwe schadegebieden is nog bereidheid tot het melden van schade. Een financiële schadehistorie wordt hierdoor niet opgebouwd. Onder de jachtwet behoorde de vos tot het artikel 8. (het “overige” wild). Er werd geen schade vergoed omdat veel toegestane middelen ter beschikking stonden om de vos te beheren. Onder de Flora- en faunawet is de vos een beschermde diersoort. Een ontheffing (art.68) kan voor het in de wet genoemde belang gebruikt worden om ditt landbouwbelang te beschermen
15
Stichting Faunabeheereenheid Noord-Holland Jaarverslag 2005 Schade door vossen aangericht. * 1996 betreft door grondgebruikers gedane meldingen. Vos Kippen Overig vee Schapen en lammeren Totaal
*1996 in euro 11 11 1
2000 in euro
2001 in euro
2002 in euro
2003 in euro
23
Melding 2003 1 1 1 3
2004 in euro
Melding 2004 1
2005 in euro
Melding 2005
210
7
1 2
210
8
3
%
Fauna. Het meten van predatiecijfers in het algemeen is een intensieve bezigheid. De ANV Waterland heeft met haar vrijwilligers hier werk van gemaakt. Uit de gegevens blijkt een aanzienlijke daling van de geconstateerde predatie.
Predatiecijfers 1991-2005
50 40
Waterland Oost
30 20
Rest Waterland
10
Totaal Waterland
19 9 19 7 9 19 8 9 20 9 0 20 0 0 20 1 0 20 2 0 20 3 0 20 4 05
0 In de bovenstaande grafiek zien wij dat in Waterland de predatie is afgenomen met ca. 33% ten opzichte van de meting in 2004. In het gehele gebied is de ontheffing gebruikt waarbij het zwaartepunt van de acties in Waterland Oost heeft plaats gevonden. Het is na een jaar nog te vroeg om het krediet volledig bij de uitvoering van het FBP neer te leggen maar het is zeker een aanwijzing dat met de uitvoering van het FBP een goede weg is ingeslagen. Natuurbeheer. Met de uitvoering van het deelplan vos is voor het eerst in Noord-Holland een keuze gemaakt om op een planmatige wijze, ten behoeven van een natuurdoelstelling een diersoort te beheren op een wijze die recht doet aan de te beheren soort zelf. De FBE werd geconfronteerd met verschillen in denkwijzen omtrent de benadering van de uitvoering. Het omschakelen van het oude vossenbestrijdings idee naar het uitvoeren van een vossenbeheermethode ten gunste van een natuurdoelstelling heeft de FBE veel tijd aan voorlichting gekost. Ook in kringen waarvan men zou mogen verwachten dat zij beter moeten weten werd in aanvang 2005 vaak gesproken over “vossenbestrijding”. Op zichzelf is dit te begrijpen omdat onder de voorgaande wetgeving de vos, louter en alleen omdat dit was toegestaan, bestreden mocht worden omdat algemeen werd aangenomen dat de vos schadelijk was.
16
Stichting Faunabeheereenheid Noord-Holland Jaarverslag 2005
7 Uitvoering van het Faunabeheerplan Wildsoorten. Reeds genomen maatregelen Gedurende het jachtseizoen worden wildsoorten geschoten en daarmee de voorjaarsstand naar beneden gebracht. In een reeks van jaren zijn de cijfers daarvan bekend en de stand is redelijk stabiel te noemen. Het terugbrengen van een voorjaarsstand tot een niveau waarop een redelijke wildstand gehandhaafd blijft voorkomt veel schade aan de landbouw en daarmee zal een aanspraak op het gebruik van een ontheffing verminderen.
Wilde eend. Reeds in het voorjaar werd een beroep gedaan op de ontheffing. Het probleem dat zich dan voordoet is dat dit ook de broedtijd is. Door tijdens verjaagacties uitsluitend op woerden (die geen broedzorg kennen) te schieten wordt voorkomen dat nesten verloederen en is verjaging met afschot toch effectief. Alle gedode eenden (op drie na) die in de broedperiode en daarna, tot aan het tijdstip van vliegvlug worden, waren woerden. De vrouwelijke (op drie na) eenden zijn in juli en daarna tot aan de opening van het jachtseizoen geschoten.
Het gebruik van de ontheffing Wilde Eend
Gebruik machtiging
totaal
56
Gedode ♀
Verjaging geen afschot 178
Gedode ♂
118
219
Bijzonderheden; Veelvuldig verjagen zonder afschot van tomen die niet vliegvlug waren. Er is zeer veel verjaagd zonder afschot. In het broedseizoen is selectief op ♂ geschoten ter ondersteuning van verjaging. Tot in juli is de ontheffing gebruikt op vollegrondsgroente. Het overig gebruik van de ontheffing (eind juli/begin augustus) op afrijpend graszaad. Van 43 gedode eenden is het geslacht onbekend.
Schade De provinciale vrijstellingsverordening waarbij eenden verjaagd kunnen worden van winter- en zomergraan is aanleiding voor het Faunafonds om veelal geen schade uit te betalen. Gezien het geringe aantal meldingen van schadegevallen meent de FBE dat dit vrijstellingsbeleid een goede bijdrage aan het voorkomen van schade levert. (M. = aantal meldingen van schade) Wilde eend
1996 in euro
M.
2000 in euro
M.
2001 in euro
M.
2002 in euro
M.
Gras Graszaad Zomer-graan Winter-graan Groenten Suiker-bieten Voeder-gewassen Peulvrucht. Totaal
17.405
5
19.407
17
62.553
41
21.912
47
2003 in euro
M.
2004 in euro
M.
2005 in euro
M.
2.929 190
12 1
70 19.912 525
1 12 3
3.546
13
157 63
2 4
30 1.474
1 3
860 308
2 1
30
1
19
738 22.749
1 21
4.744
17
3.339
17
Stichting Faunabeheereenheid Noord-Holland Jaarverslag 2005
Fazant. De Faunabeheereenheid heeft drie verzoeken ontvangen om de ontheffing te mogen gebruiken. Het eerste verzoek, door een grondgebruiker op Texel werd gedaan in de periode voorafgaand aan de ontvangst van de ontheffing bij de FBE. Het tweede verzoek werd gedaan door een grondgebruiker in de Haarlemmermeer. De aard van de aanvraag, schade aan pas ontkiemde maïs, heeft toen geleid tot een veldonderzoek door de ambtelijk secretaris van de FBE in het bijzijn van de grondgebruiker en de jager waarbij onomstotelijk is vastgesteld dat het niet de aanwezige fazanten waren die de schade hadden aangericht. maar een aanzienlijke populatie bruine ratten die domicilie hadden gekozen in de slootrand. Bij het wegtrekken van enkele graszoden kwam de gehamsterde voorraad (gekiemde) zaaimaïs te voorschijn. Het derde verzoek kwam wederom van Texel maar op dat moment was de ontheffing door de rechter geschorst. Schade In Noord-Holland zijn schademeldingen gering. De relatie tussen grondgebruiker en jager is meestal van dien aard dat onderlinge afspraken schade aan gewassen helpt voorkomen. Fazant
1996 in euro
2000 in euro
2001 in euro
2002 in euro
2003 in euro
Melding 2003
Maïs Krokussen Totaal
2004 in euro
Melding 2004 1
1 1
2005 in euro
Melding 2005
1
Haas. Een probleem dat zich voordoet bij hazen is dat deze terugkeren naar “huis” nadat zij eerst verjaagd zijn. Met name moerhazen, die in het perceel jongen hebben liggen, stellen alles in het werk om terug te keren. Het gevolg is dat het zwaartepunt bij afschot bij moerhazen ligt. In een goed hazenjaar werpen moerhazen ca. vier maal jongen. Extra grote inspanning wordt verricht om de schade te voorkomen en te bestrijden en daarbij het afschot van hazen zoveel mogelijk te beperken.
Het gebruik van de ontheffing Totaal is de machtiging 327 maal gebruikt. Haas
Gedode ♀
Gebruik machtiging Gebruik machtiging met afschot zonder afschot 34 293
totaal
Gedode ♂ 45
24
Gedode hazen van onbekend geslacht 2
Alle, daarop gecontroleerde, moerhazen hadden zog of waren drachtig.
Schade Machtiging om schade te voorkomen en te bestrijden is gebruikt voor: Kool Witlof Vollegrondsgroente Haas Krokussen Bloemen Groenten Suikerbiet Kool Totaal
1996 in euro
Bloemkool Broccoli Bloemen 2000 in euro
2001 in euro
Zonnebloem Spruitkool (plantgoed) Sla ( w.o. ijsbergsla) 2002 in euro 955 11.290 2.993 15.238
2003 in euro 33 1.202 627
Melding 2003 1 2 2
1.862
5
Boerenkool Bieten
2004 in euro
Melding 2004
3.059
2 1 1
3.059
4
2005 in euro
Melding 2005
306 14.231
1 5
1.903 16.440
1 7
18
Stichting Faunabeheereenheid Noord-Holland Jaarverslag 2005
Konijn Ter bescherming van de landbouw geldt een landelijke vrijstelling om gedurende de dagperiode de schade te bestrijden. Hoewel er aanwijzingen zijn dat de stand van de konijnenpopulatie, plaatselijk weer groter wordt is er van een schadebeeld zoals in de jaren zeventig van de vorige eeuw geen sprake. Het opbouwen van een schadehistorie door het Faunafonds zal, naar de mening van de FBE worden bemoeilijkt doordat de soort op de landelijke vrijstellingslijst staat. Om die reden vergoedt het Faunafonds immers geen schade. Het gebruik van de ontheffing
Konijn totaal
Gebruik machtiging
Verjaging geen afschot
Afschot
7
31
De uitvoering van het Faunabeheerplan heeft geleid tot een enkele aanvraag voor het gebruik van de ontheffing om het geweer in de uren tussen zonsondergang en zonsopgang te kunnen gebruiken. In dit geval betrof het konijnen die overdag niet op het perceel aanwezig waren noch foerageerden. Overdag verbleven de konijnen op aangrenzend gebied waar geen landbouwschade kon plaats vinden en derhalve de landelijke vrijstelling niet te hanteren viel. Na een zevental nachtelijke acties was het aantal konijnen wat schade aanrichtte niet meer noemenswaardig. Tot aan de oogst van het gewas is inzet van de ontheffing niet meer nodig geweest. Schade Vanwege het feit dat konijnen op de Landelijke Vrijstellingslijst zijn geplaatst wordt een tegemoetkoming in de schade in de regel niet gegeven Konijn Krokussen Heesters Totaal
1996 in euro
2000 in euro
2001 in euro
2002 in euro
2003 in euro 851 851
Melding 2003 1 1 2
2004 in euro
Melding 2004
2005 in euro
Melding 2005
Houtduif Houtduiven zijn op de Landelijke Vrijstellingslijst geplaatst en kunnen zonder tussenkomst van een ontheffing van zonsopkomst tot zonsondergang gedood worden om te voorkomen dat zij gewasschade aanrichten. Gezien de mogelijkheden die de grondgebruiker ter beschikking staan heeft de FBE het tot op heden niet nodig gevonden om ontheffing voor houtduiven aan te vragen.
Schade Vanwege het feit dat de houtduif op de Landelijke Vrijstellingslijst is geplaatst wordt een tegemoetkoming in de schade in de regel niet gegeven.
Patrijs De FBE heeft het tot op heden niet nodig gevonden om ontheffing voor patrijzen aan te vragen. De FBE is niet verzocht om het gebruik van een ontheffing voor het verontrusten noch het doden van patrijzen. Het Faunafonds heeft geen melding van schade, door patrijzen aangericht ontvangen.
19
Stichting Faunabeheereenheid Noord-Holland Jaarverslag 2005
8 Overzicht van de totaal schade, per diersoort in Noord-Holland. Het betreft hier het totaal overzicht van soorten. Ook de soorten waarvoor een landelijke- en provinciale vrijstelling geldt en waarvoor GS ontheffing heeft verleend. Een opvallende post is die voor zangvogels. De schade die door deze verzameling van soorten (m.u.v. spreeuwen maar met inbegrip van eksters) wordt aangericht wordt doorgaans door het Faunafonds vergoed. De schade wordt aangericht aan appels, peren en kleinfruit (bessen e.d.). getaxeerd bedrag [€]
meldingsjaar
diersoort bergeend boerengans e.d. brandgans canadagans das ekster fazant gans grauwe gans haas holenduif houtduif kauw kleine rietgans kleine zwaan knobbelzwaan kolgans konijn meerkoet nijlgans overige bejaagbaar overz. gans overz. grauwe gans overz. kolgans ree rietgans rotgans scholekster smient spreeuw veldmuis vos waterhoen wilde eend wilde zwaan woelrat zangvogels zwaan zwarte kraai
2003
Grand Totaal
2004
€ € € € € € € € € € € € € €
925 2.095 8.896 135 355 224.549 1.862 8.719 -
€ € € € € € €
48.433 39.441 851 15.465 1.330 28.710
€ €
950 24.417
O V
€ €
220.674 322
O
€ € € €
410 1.938
OB O V O OW O OW VW V
O O VO O OB O O O O
OW
V
€ €
€
5.933
636.410
2005
€ € € €
1.327 7.838 8.055
€ € € €
301.185 3.059
€ €
€ € €
1.002 7.608 14.275
€
48
€ € €
21 272.224 16.440
3.245
€ €
18 -
€ € €
1.354 29.903 45.886
€ €
15.584 37.887
€ €
4.978 309
€ €
3.247 516
€
32.201
€ € € € €
860 19.962 300 285.196
€ € € € € €
50.522 44.100 313 4.026 639 16.977
€ €
13.128 210
€ €
2.837 2.095
€ € € € € €
219.988 5.784 180 507 1.198
€ € €
2.684 1.841
€ € € €
33.563 3.169
€
768.453
€
749.836
OB = onbeschermd, O = Ontheffing voor, V = vrijstelling, W = wild
20
Stichting Faunabeheereenheid Noord-Holland Jaarverslag 2005
9 Algemene opmerkingen
Knobbelzwanen: De individuele uitvoerder vindt het niet altijd nodig om een verjaagactie te noteren die niet gevolgd is door daadwerkelijk afschot. Uit volledig ingevulde rapportages valt op te maken dat een verjaagactie waarbij één zwaan gedood wordt ca. drie uur aan tijdsinvestering vergt. Daar bovenop zijn vele verjaagacties, in veel gevallen dagelijks, uitgevoerd door grondgebruikers zonder ondersteunend afschot. In het plan heeft de FBE gebruik gemaakt van de midwintertelling door Sovon gepubliceerd. Het betreft voor 2005 (januari) 4173 stuks. Sovon heeft ca. veertien maanden nodig om de midwinterrapportages te verwerken en te publiceren. Deze termijn is zeer lang en de FBE zal mogenlijk overgaan tot het gebruik van cijfers die door de achterban worden verzameld. De WBE tellingen van de KNJV zijn sneller te verkrijgen. Reeds nu zijn de januari tellingen van 2006 beschikbaar. Voor Noord-Holland bedraagt het aantal knobbelzwanen in deze telling 5750. De verschillen zijn het gevolg van het methodisch verschil in tellen. Sovon maakt gebruik van vaste telvelden en de KNJV maakt gebruik van een absolute telling per WBE werkgebied. Beide methoden laten hiaten in de uitvoering zien in de vorm van niet getelde gebieden. Gezien de late publicatie van Sovon is de telling niet als parameter te gebruiken. Anderzijds is er geen jarenlange historie van KNJV tellingen. Voorlopig zal de FBE de cijfers van beiden gebruiken. Overwinterende ganzen en smienten: Het gebruik van de ontheffing is uitgevoerd volgens de voorschriften die staan in de brochure Beleidskader Faunabeheer overwinterende ganzen en smienten. In de brochure wordt een ferme inspanning geëist. Zowel voor het verjagen met behulp van ondersteunend (ca. vier maal per week) afschot tot 12.00 uur en na dit tijdstip door middel van actieve verjaging (dagelijks) zonder afschot. Overzomerende ganzen: De ontheffingen voor overwinterende en overzomerende grauwe ganzen en kolganzen waren in 2005 niet (qua datum) op elkaar aangesloten. Tussen het sluiten van de ontheffingsperiode voor overzomeraars en de aanvang van de ontheffingsperiode voor overwinteraars is een gat gevallen van vier maanden waar in geen gebruik kon worden gemaakt van een ontheffing. Daarnaast blijkt dat de groep jaarrond (tot 30 september “overzomerende” genoemd) verblijvende grauwe ganzen en kolganzen pas laat in het jaar uitgebreid worden met “overwinterende” exemplaren. Het tijdsstip van arriveren en vertrekken wordt bepaald door de “vorstgrens “ in europa en de veiligheid en het beschikbare voedsel. In de laatste jaren zijn door zachte winters met weinig sneeuw overwinterende ganzen pas in november gearriveerd en de grote massa zelfs na november. Tot aan dit tijdstip worden dus bij afschot, veelal overzomerende ganzen gedood. Dit heeft in 2005 gedurende vier maanden niet plaats kunnen vinden. In februari is reeds de paarvorming van overzomerende ganzen waar te nemen en met dit gegeven zou het een aanbeveling zijn om - uit het oogpunt van probleemoplossing van overzomerende ganzen – juist in deze maand het aantal broedparen te verminderen. Dit is een effectieve (aanwas van de populatie wordt voorkomen) methode voor het beheren van deze populatie. Meerkoeten: Kortstondig gebruik van de ontheffing door machtigingshouders is effectief. Dit heeft geleid tot wat “maatwerk” genoemd kan worden bij boeren en jagers. Oplettendheid voor de combinatie van meerkoeten en groenten blijft geboden. Schade kan snel ontstaan en dit kan gepaard gaan met relatief hoge bedragen. Damherten: De FBE pleit ervoor dat AWD het populatiebeheer, zoals omschreven in het Faunabeheerplan, uitvoert. Op de eerste plaats is de openbare veiligheid hiermee gebaat en daarnaast wordt dan voldaan aan het streven om schade aan de landbouw te voorkomen. Burgers die overlast en schade ondervinden van uitgebroken damherten komen niet gemakkelijk in aanmerking voor schadevergoeding omdat hun “belang” niet omschreven staat in de Flora- en faunawet. De FBE attendeert op de veiligheid van het wegverkeer. Het voeren van een populatiebeheer kan daaraan positief bijdragen. De FBE doet een beroep op het college van B&W van Amsterdam om de uitvoering van het Faunabeheerplan mogelijk te maken.
21
Stichting Faunabeheereenheid Noord-Holland Jaarverslag 2005 Reeën: -In de Wieringermeer zijn vijf reeën doodgereden. -In de Vechtvallei en het Gooi is de situatie vergelijkbaar, met dien verstande dat het autoverkeer zeer intensief is. Het betreft hier alleen directe meldingen. De FBE gaat er van uit dat deze meldingen een minimum aangeven van de werkelijke aanrijdingen. -De FBE pleit ervoor dat AWD het populatiebeheer zoals omschreven in het Faunabeheerplan uitvoert. Op de eerste plaats is de openbare veiligheid hiermee gebaat en daarnaast wordt dan voldaan aan het streven om schade aan de landbouw te voorkomen. In Zuid-Kennemerland zijn tien maal (sprong) reeën van de weg gehaald, in totaal waren dat 29 reeën. Daarnaast zijn er 28 reeën aangereden. Voor het Noord-Hollandse deel betreft het 17 gevaarlijke situaties die gemeld zijn. De FBE doet hiermee een oproep aan het college van B&W van Amsterdam zich aan te sluiten bij de uitvoering van het Faunabeheerplan. Vossen:. In 2005 zijn er meer dan 14.000 (nachtelijke) arbeidsuren en vele tienduizenden autokilometers geïnvesteerd. Het aantal getelde bewoonde vossenholen is niet representatief voor de stand van de vos te noemen. Een te groot aantal gebieden wordt niet voor dit doel geïnventariseerd. De eerste maanden van 2005 waren het meest effectief, mogelijk omdat de vossen niet gewend waren aan jachtdruk. Gedurende de zomer, met korte nachten, loopt de effectiviteit terug om na de dispersie van jonge vossen weer aan te trekken. De langer wordende nachten zorgen dan weer voor een grotere effectiviteit. Als voorbeeld nemen wij de situatie bij WBE De Dieén (Waterland Oost) waarvan de FBE aanneemt (één jaar is te kort om hier zekerheid over uit te spreken) dat daar het gewenste resultaat benaderd wordt. In de aanvang werden er per nacht ca. 8-12 vossen waargenomen. Aan het eind van het jaar zijn op de laatste vijf nachtacties geen vossen meer waargenomen. Op dat moment zou men kunnen stellen dat de acties hebben geleid tot de nagestreefde minimale vossenstand en dit moet dus af te meten zijn aan het beoogde natuurdoel. Het blijkt dat er gemiddeld 12.20 manuur besteed is aan elke geschoten vos. Voorwaarde is wel dat: -Continuïteit van beleid en beheer niet wordt onderbroken. -Motivering gevonden wordt in het succes van de maatregelen t.a.v. natuurdoelstellingen. -Gecoördineerde samenwerking binnen de WBE met deskundigen in vossenafschot. -Bereidheid tot investeren in tijd, kennis en middelen door deze uitvoerders. -Afstemming van de uitvoering met het omliggende gebied en omgekeerd. Wilde eend: De FBE constateert dat met de mogelijkheid die wordt geboden om via vrijstelling en ontheffing, ook gedurende het broedseizoen de schade te voorkomen en te bestrijden resultaat wordt geboekt. Het gedurende het broedseizoen, selectief op woerden uitgevoerde afschot heeft met gering ingrijpen de schade beperkt. Fazant: Op plaatsen waar dit mogelijk is kunnen grondgebruikers afspraken maken om “afleidende” voerakkers of akkerranden in te richten om schade te voorkomen en om het gebruik van de ontheffing te minimaliseren. Overleg tussen grondgebruiker en aangrenzende beheerder van een natuurterrein kan een oplossing bieden voor het probleem van uit het natuurterrein tredende fazanten die bij de boer schade aanrichten. Haas: Ongetwijfeld is met het verjagen van hazen met ondersteunend afschot veel schade voorkomen. Echter, met de huidige werkwijze blijkt dat ondanks de zeer grote inspanning het schadebedrag niet naar beneden is gegaan. De FBE constateert dat tussen jager en boer meer overleg moet plaats vinden over het te volgen teeltplan. Vroegtijdig, bij de aanvang van het jachtseizoen, zal de boer aan moeten geven welke gewassoorten op welke percelen zullen worden verbouwd in het teeltseizoen volgend op het jachtseizoen. Het jachtseizoen geeft dan de mogelijkheid om plaatselijk extra inspanning te leveren door een groter aantal hazen weg te nemen dan normaal het geval zou zijn geweest. Hazen die hun “homerange” op de toekomstige kwetsbare percelen hebben, moeten daar definitief weg zijn voor het einde van het jachtseizoen. Op de omliggende percelen zal de jacht op hazen “regulier” moeten doorgaan. Op deze percelen moet leefruimte voldoende zijn om de aanwas van het komende jaar plaats te geven. Tussen het einde van het jachtseizoen en de aanplant van het kwetsbare gewas moet zo veel mogelijk (zie het Handboek Faunaschade van het Faunafonds) gedaan worden om te voorkomen dat het kwetsbare perceel wordt ingenomen door hazen van buitenaf. Hier ligt een taak voor de
22
Stichting Faunabeheereenheid Noord-Holland Jaarverslag 2005 grondgebruiker om voldoende onrust te veroorzaken tegen hazen. Afwachten en pas verjagen als de nieuwe aanplant staat is te laat. Dat er uiteindelijk weer hazen inkomen is onvermijdelijk. Maar de kwetsbare periode met jonge planten in de eerste aanplant is daarmee geholpen. Uiteindelijk zal met de vervolg aanplant en het gegroeide bestand aan hazen het schaderisico ook meegroeien. Rigoureus de standhazen van het perceel, halverwege het teeltseizoen, doden zou dan onvermijdelijk kunnen zijn. Met “pappen en nathouden” door een enorme inzet van verjagen zonder afschot is het niet altijd mogelijk om op bevredigende wijze schade te voorkomen en te bestrijden. Konijn: De stand van het konijn is in grote delen van het leefgebied gedecimeerd door ziektes. Vooral VHS (Viraal Hemorrhagisch Syndroom) is een ziekte waartegen konijnen weinig tot geen weerstand hebben. Gebieden waar in vroeger dagen ware “konijnenplagen” heersten werden nagenoeg geheel ontvolkt. Nu zien wij een (licht) herstel optreden. Eerst bleek dit plaatselijk en onzeker maar het begint er op te lijken dat het herstel zich doorzet. De FBE is daarop alert en zal de ontwikkeling van de konijnenstand op de voet blijven volgen. Met de wetenschap uit het verleden dat konijnen gedurende de nacht uittreden om op naastgelegen percelen te foerageren valt te verwachten dat er in de toekomst vaker een beroep wordt gedaan om het geweer in de nacht te mogen hanteren om de schade te bestrijden.
10 Ontvangen aanbevelingen De Faunabeheereenheid is verschillende keren benaderd door personen en organisaties die van mening zijn dat het Faunabeheerplan aanpassing, ter verbetering, behoeft. Het betreft organisaties als WBE’s en een Agrarische Natuur Vereniging. Ook is de FBE verzocht om zich in te zetten om meer partijen te betrekken in de uitvoering van het Faunabeheerplan. Het gaat dan niet om de reeds in de FBE georganiseerde jachthouders maar om particulieren, bedrijven en gemeenten die met hun terrein aangrenzend zijn met jachthouders waar het FBP wordt uitgevoerd of zelf met overlast te kampen hebben. Het betreft de diersoorten vossen, hazen, damherten en reeën . Het bestuur van de Faunabeheereenheid zal, in het kader van het evalueren van het FBP deze aanbevelingen bij de evaluatie betrekken.
23