faunabeheereenheid Noord-Holland - faunabeheerplan knobbelzwaan
Pagina 1 van 35
Faunabeheerplan Knobbelzwaan Noord-Holland
Faunabeheereenheid Noord-Holland Augustus 2004
faunabeheereenheid Noord-Holland - faunabeheerplan knobbelzwaan
Pagina 2 van 35
voorwoord De Faunabeheereenheid Noord-Holland is de door het College van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland erkende faunabeheereenheid in de zin van de Flora- en faunawet. De rechtsvorm van de Faunabeheereenheid Noord-Holland is een stichting. De doelstellingen van de stichting zijn vastgelegd in statuten. Het werkgebied wordt begrensd door de provinciegrenzen van de provincie NoordHolland. Bij dit werkgebied behoren ook de aangrenzende wateroppervlaktes en de bij laagwater droogvallende gronden voor zover deze binnen de begrenzing liggen van de provincie Noord-Holland. De knobbelzwaan is een beschermde inheemse diersoort in Nederland en valt daarmee onder het beschermingsregiem van de Flora- en faunawet. Het huidige aantal knobbelzwanen in Noord-Holland veroorzaakt belangrijke schade aan de landbouw. De faunabeheereenheid Noord-Holland heeft het verzoek ontvangen met voorrang de problematiek van de knobbelzwanen aan te pakken. Dit gebeurde in een brief van het College van Gedeputeerde staten van de provincie Noord-Holland, kenmerk 2002-48202. De brief gaat in op het "Gedoogexperiment knobbelzwanen in Noord-Holland". Uit dit experiment kon niet de conclusie getrokken worden dat gedogen leidt tot een substantiële afname van het afschot en van de landbouwschade. Er vindt dan ook, zoals het standpunt nu luidt, geen vervolg op plaats. Deze maatregel is dan ook niet in het plan opgenomen. Echter, het is denkbaar dat als er in de toekomst foerageergebieden voor ganzen en smienten door de provincie worden aangewezen, deze gebieden ook gebruikt kunnen gaan worden voor het opvangen van knobbelzwanen. Van de faunabeheereenheid wordt een planmatige, breed gedragen aanpak van de schadebestrijding verwacht. "Gezien de belangrijke rol van het effectief rapen van eieren in deze problematiek zou uw aanpak bij voorkeur vóór het komende broedseizoen tot uitvoering moeten kunnen komen", aldus de brief. Het bestuur van de faunabeheereenheid heeft zich in een brief van 16 december 2002 uitgesproken voornemens te zijn om aan dit verzoek te voldoen. Op grond van het gestelde in de provinciale beleidsnotitie Flora- en faunawet is de doelstelling van de faunabeheereenheid Noord-Holland met betrekking tot de knobbelzwaan als volgt: Het streven is om tot een beheer te komen waarbij het vóórkomen van knobbelzwanen in Noord-Holland wordt gegarandeerd en schade door knobbelzwanen vergelijkbaar wordt met die zoals die in de periode voor 1998 optrad. Het plan is zo opgesteld dat het, afhankelijk van de per jaar gemeten effectiviteit, in zijn uitvoering kan worden aangepast. Dit is voornamelijk zo gedaan omdat het
faunabeheereenheid Noord-Holland - faunabeheerplan knobbelzwaan
Pagina 3 van 35
verkleinen van de populatie mede uitgangspunt is van het provinciale beleid. De zorg voor de instandhouding van de soort vergt dan een jaarlijkse beoordeling van de relatie tussen populatieomvang en de optredende schade. Bij een adequate daling van de schade kan deze worden gevolgd door een vermindering van het noodzakelijk afschot Een zo gering mogelijk afschot wordt zowel vanuit maatschappelijke motieven en diervriendelijkheid, als vanwege de uitvoeringslast door de FBE nagestreefd.. Geldigheidsduur van dit faunabeheerplan knobbelzwaan Noord-Holland is vijf jaar. Augustus 2004 FaunaBeheerEenheid Noord-Holland, Fonteinlaan 5, 2012 JG Haarlem.
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en / of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de voorzitter van de faunabeheereenheid Noord-Holland.
Dit plan is opgesteld door bureau Eikenoord in samenwerking met de ambtelijk secretaris van de faunabeheereenheid Noord-Holland.
faunabeheereenheid Noord-Holland - faunabeheerplan knobbelzwaan
Pagina 4 van 35
Inhoudsopgave
1. 2.
Samenvatting ontheffingsaanvraag .................................................. 6 Inleiding ............................................................................................ 7
Het wettelijk kader................................................................................................................................ 7 Hoofdlijnen beleid in Noord-Holland .................................................................................................... 7 Hoofdlijnen knobbelzwaan in Noord-Holland....................................................................................... 8 Hoofdlijnen faunabeleidsplan knobbelzwaan Noord-Holland .............................................................. 8 Leeswijzer ............................................................................................................................................ 8 Verklaringen en afkortingen ................................................................................................................. 8
3.
Levenswijze knobbelzwaan .............................................................. 9
Populatie .............................................................................................................................................. 9 Paren.................................................................................................................................................... 9 Groepen ............................................................................................................................................... 9 Ruien.................................................................................................................................................... 9 Voedsel ................................................................................................................................................ 9 Knobbelzwanen in Noord-Holland ..................................................................................................... 10
4.
Provinciaal beleid............................................................................ 10
Vrijstelling, aanwijzing en ontheffing.................................................................................................. 10 Belangrijke schade............................................................................................................................. 10 Beleid bij ontheffing............................................................................................................................ 11
5.
Onderbouwing maatregelen ........................................................... 12
Gegevens........................................................................................................................................... 12 Aantal ................................................................................................................................................. 13 Paren.................................................................................................................................................. 13 Groepen ............................................................................................................................................. 14
6.
Maatregelen.................................................................................... 14
Uitgangspunten.................................................................................................................................. 14 Keuze van maatregelen ..................................................................................................................... 14 Maatregelen bij voorkómen van belangrijke schade. ........................................................................ 15 Inzet van preventieve middelen om schade aan belangen te voorkomen. ....................................... 15 Omvang beheermaatregelen ............................................................................................................. 17 Beheermaatregelen bij paren ........................................................................................................... 17 Beheermaatregelen bij legsels .......................................................................................................... 18 Beheermaatregelen bij groepen ........................................................................................................ 19 Beheermaatregelen bij ruiende knobbelzwanen ............................................................................... 19 Beheermaatregelen algemeen .......................................................................................................... 19 Te gebruiken middelen ...................................................................................................................... 19
7. 8.
Jaarverslag ..................................................................................... 20 Aansturing en verslaglegging ......................................................... 20
Afschotquotum knobbelzwanen......................................................................................................... 21 Melding............................................................................................................................................... 22 Ontheffingsvoorschriften .................................................................................................................... 22 Gebruik en voorwaarden ontheffing;.................................................................................................. 23 Aanvraag om ontheffinggebruik......................................................................................................... 23
9.
Bijlage. ............................................................................................ 24
Bronnen.............................................................................................................................................. 24 Tabel A. Schade door knobbelzwanen in Nederland ........................................................................ 25 Diagram 1. Aantal knobbelzwanen .................................................................................................... 26 Diagram 2. Afschot knobbelzwanen .................................................................................................. 26 Diagram 3. Schade uitkeringen in Noord Holland en gemiddelde overige provincies ...................... 27 Aanvraag/machtigingsformulier (model) ............................................................................................ 28
faunabeheereenheid Noord-Holland - faunabeheerplan knobbelzwaan
Pagina 5 van 35
identificatieformulier/rooster (model) ................................................................................................. 29 Rapportageformulier (model) ............................................................................................................. 30 De schadekaart van graslanden in Nederland .................................................................................. 31 De schadekaart van granen in Nederland ......................................................................................... 32 De schadekaart van graszaadteelt in Nederland............................................................................... 33 Kaart werkgebied Faunabeheereenheid Noord-Holland ................................................................... 33
faunabeheereenheid Noord-Holland - faunabeheerplan knobbelzwaan
Pagina 6 van 35
1. SAMENVATTING ONTHEFFINGSAANVRAAG De FBE vraagt op grond van dit plan een ontheffing aan op grond van artikel 68 van het verbod, om zonodig knobbelzwanen te verwonden en te doden en eieren en nesten van knobbelzwanen te vernietigen. Het plan richt zich naast voorkoming van belangrijke schade ook op de noodzaak in te grijpen in de omvang van de knobbelzwanenpopulatie en daarbij tevens de aanwas te beperken.
Ontheffing wordt aangevraagd voor de volgende handelingen:
Spoor 1: het voorkomen van directe schade Ontheffing wordt aangevraagd voor het doden van knobbelzwanen ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen.
De ontheffing wordt ingezet in de volgende gevallen: - Om de grondgebruikers binnen het gehele werkgebied van de FBE, bij te staan bij het opzettelijk verontrusten. Dit gebeurt door middel van ondersteunend afschot op grasland van 1 oktober tot half juni, op granen van half november tot half april en op graszaadteelt van 1 oktober tot 1 juni. Ook worden percelen met kwetsbare gewassen (tabel hoofdstuk 5) in de daarvoor geldende perioden beschermd. Ter voorkoming van belangrijke schade in schadegevoelige gebieden langs grote wateren in de periode dat de trek uit het water, het land op, plaats vindt.
Spoor 2: beheren van de populatie Ontheffing wordt aangevraagd voor beheermaatregelen bij knobbelzwanen. Er wordt gestreefd naar een aantal van 2500 knobbelzwanen in januari.
De beheermaatregelen houden in: - Het schieten van paren en het rapen of onklaar maken van eieren, waarbij door beide maatregelen het aantal jongen in het buitengebied wordt beperkt tot 500. - In het najaar afschot van in groepen levende jonge en volwassen knobbelzwanen. Door dit te doen in de gebieden waar deze dieren na de foerageerperiode op de grote wateren het land optrekken, wordt schade door deze in groepen levende dieren binnen de perken gehouden.
faunabeheereenheid Noord-Holland - faunabeheerplan knobbelzwaan
Pagina 7 van 35
2. INLEIDING
Het wettelijk kader De Flora- en faunawet regelt de wettelijke bescherming van in het wild levende planten en dieren. De knobbelzwaan valt onder deze bescherming. De bescherming houdt onder meer in dat het verontrusten, verjagen, vangen en doden van dieren zijn verboden. Knobbelzwanen staan op de lijst van soorten die in delen van het land belangrijke schade aan gewassen, vee, bossen, bedrijfsmatige visserij en wateren kunnen aanrichten. Voor deze soorten kan de Provincie 'vrijstelling' verlenen aan grondgebruikers. Per provinciale verordening wordt aangegeven voor welke soorten, welke handelingen in afwijking van de Ff-wet, de grondgebruiker hiertoe mag uitvoeren. De grondgebruiker kan dit recht door anderen laten uitoefenen. Deze anderen mogen tevens de middelen gebruiken die hun op grond van een jachtakte zijn toegestaan. De Provincie kan personen of categorieën van personen aanwijzen om de stand van de knobbelzwaan te beperken. Deze 'aanwijzing' kan plaats vinden ter voorkoming en bestrijding van belangrijke schade aan gewassen, vee, bossen, bedrijfsmatige visserij en wateren, schade aan flora en fauna en in het belang van de volksgezondheid, de openbare veiligheid en de veiligheid van het luchtverkeer. Wanneer niet op enige andere grond van de wet vrijstelling is of kan worden verleend heeft de Provincie de mogelijkheid om 'ontheffing' te verlenen. Een ontheffing kan worden verleend ter voorkoming en bestrijding van belangrijke schade aan gewassen, vee, bossen, bedrijfsmatige visserij en wateren, schade aan flora en fauna en in het belang van de volksgezondheid, de openbare veiligheid en de veiligheid van het luchtverkeer en nog een viertal andere gronden. In het Besluit beheer en schadebestrijding dieren wordt nader geregeld wie met welke maatregelen en onder welke voorwaarden, optredende schade mag voorkomen en bestrijden. Een ontheffing wordt verleend aan de faunabeheereenheid op basis van een faunabeheerplan. Jachthouders werken samen in de faunabeheereenheid om schade door in het wild levende dieren planmatig en gecoördineerd te bestrijden. De concrete aanpak wordt neergelegd in een faunabeheerplan. In het Besluit faunabeheer is aangegeven aan welke eisen een faunabeheerplan moet voldoen. Bij beheer en schadebestrijding ligt de prioriteit bij de effectiviteit van de gekozen maatregelen. Anders dan bij de uitoefening van de jacht, gelden, binnen de grenzen van het handhaven van een gunstige staat van de diersoort die de schade aanricht en het voorkomen van onnodig lijden van het dier, bij het vangen en doden van dieren ter voorkoming van schade minder verboden die de effectieve uitvoering van noodzakelijke ingrepen onnodig kunnen beperken. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk dat dieren in de broed- of zoogperiode worden afgeschoten. Wanneer de Provincie overgaat tot het verlenen van een ontheffing, dan wordt die verleend voor een periode van hoogstens vijf jaar. Jaarlijks moet de faunabeheereenheid verslag doen aan de Provincie over hoe van de ontheffing gebruik is gemaakt en over hoe het staat met de uitvoering van het faunabeheerplan. Van groot belang is dat daarin voortschrijdend wordt aangegeven hoe de ontwikkeling van de stand is van de schadesoort en hoe de schade zich in de loop van de jaren ontwikkelt en wat de relatie is met het gebruik van de ontheffing.
Hoofdlijnen beleid in Noord-Holland GS van Noord-Holland geeft aan de grondgebruiker de mogelijkheid om op zijn land knobbelzwanen opzettelijk te verontrusten ter voorkoming van belangrijke schade, middels hun vrijstellingverordening op grond van artikel 65 van de Flora- en faunawet. GS gaat er van uit dat opzettelijk verontrusting als een beduidend minder ingrijpende handeling wordt beschouwd dan afschot. GS heeft geen gebruik gemaakt van het instrument ‘aanwijzing’ op grond van artikel 67 van de Ff-wet. Voor het doden van knobbelzwanen geeft de GS de voorkeur aan een ontheffing op grond van artikel 68 van de Ff-wet.
faunabeheereenheid Noord-Holland - faunabeheerplan knobbelzwaan
Pagina 8 van 35 Immers, bij ontheffingverlening op grond van een faunabeheerplan kan getoetst worden of de schadebestrijding planmatig en efficiënt wordt uitgevoerd. Het provinciaal beleid dat van toepassing is op deze zaken en op het verlenen van een ontheffing is vastgelegd in de Beleidsnotitie Flora- en faunawet, (27 aug. 2002) van GS van de provincie Noord-Holland
Hoofdlijnen knobbelzwaan in Noord-Holland Nederland ligt in het centrum van de verspreiding van de knobbelzwaan in Europa. Knobbelzwanen richten belangrijke schade aan gewassen aan. Noord-Holland is de Provincie waarin momenteel binnen Nederland, de meeste landbouwschade tengevolge van knobbelzwanen optreedt, volgens gegevens van het Faunafonds. De staafdiagrammen (zie de 'Bijlage') laten in Noord-Holland een toename van het aantal knobbelzwanen zien, een afname van afschot en een toename van schade aan gewassen. In vergelijk met gemiddelden van andere provincies is te zien dat Noord-Holland wat schade door knobbelzwanen betreft uit de pas loopt met de rest van Nederland.
Hoofdlijnen faunabeleidsplan knobbelzwaan Noord-Holland De inzet van werende middelen en verjagende maatregelen zijn bij de huidige stand van de knobbelzwaan in Noord-Holland niet toereikend om de schade tot redelijke omvang terug te brengen. Hiervoor is naast deze inspanningen van de grondgebruiker het nodig de stand van de knobbelzwanen in Noord-Holland planmatig te verlagen. De noodzaak tot verlaging van de stand is expliciet in het provinciale beleid verwoord. Om de stand op het gewenste niveau te krijgen en vervolgens te houden, moet naast afschot de jaarlijkse aanwas worden verminderd. Het faunabeheerplan is het middel om de maatregelen die nodig zijn om dit doel te bereiken, planmatig uit te voeren. De FBE vraagt daarom middels dit Faunabeheerplan knobbelzwaan Noord-Holland' een ontheffing aan op grond van artikel 68 van de Ff-wet.
Leeswijzer Hoofdstuk 1 samenvatting van de ontheffingsaanvraag. Hoofdstuk 2 inleiding. Hoofdstuk 3 beschrijft de levenswijze van de knobbelzwaan. Hoofdstuk 4 beschrijft de kaders die het provinciaal beleid stelt. Hoofdstuk 5 beschrijft de gegevens waar het plan op stoelt. Hoofdstuk 5 beschrijft de onderbouwing van de maatregelen. Hoofdstuk 6 bepaalt de maatregelen die nodig zijn. De kernen van de ontheffingsaanvraag zijn in een kader geplaatst Hoofdstuk 7 beschrijft de opzet van het verslag.
Verklaringen en afkortingen FBP
Faunabeheerplan (knobbelzwaan) Noord-Holland; uit de tekst is duidelijk of het plan alleen betrekking heeft op de knobbelzwaan of in algemene zin gebruikt wordt.
FBE
Faunabeheereenheid Noord-Holland
Provincie
Gedeputeerde Staten van Noord-Holland
WBE
Wildbeheereenheid
Beheermaatregel
Maatregel om de stand van de populatie blijvend te verlagen.
Ondersteunend afschot
Het opzettelijk verontrusten ondersteunen door het doden van enkele dieren zonder de bedoeling de stand van de populatie te verlagen.
Ff-wet
Flora- en faunawet
faunabeheereenheid Noord-Holland - faunabeheerplan knobbelzwaan
Pagina 9 van 35
3. LEVENSWIJZE KNOBBELZWAAN Om te bepalen wanneer en hoe ingrijpen in de populatie knobbelzwanen in Noord-Holland het meest effectief kan plaatsvinden moeten enkele zaken bekeken worden.
Populatie De knobbelzwaan is een standvogel in Europa. Binnen het areaal treden er migratiestromen op. De Nederlandse populatie is voornamelijk een standpopulatie. Gedurende het jaar neemt het aantal dieren toe als gevolg van de geboorte van jonge knobbelzwanen. Naast de eigen jongen kunnen er tijdens de winterperiode nog knobbelzwanen bij komen uit met name de kuststreken van landen aan de Oostzee.
Paren Knobbelzwanen zijn meestal met drie jaar volwassen. Ze zijn monogaam. De broedplaatsen worden rond februari bezet. In die periode dulden ze geen andere knobbelzwanen in hun buurt. Eind maart zitten de eerste knobbelzwanen op het nest. Het legsel is compleet bij zes tot tien eieren. Dan begint het broeden. De broedtijd is 35 tot 38 dagen. Dit levert doorgaans vijf tot acht jongen op. Ze zijn na zes maanden volgroeid en vliegvlug, maar nog niet zelfstandig. De jongen verliezen hun afhankelijkheid rond de jaarwisseling en worden door de ouders verdreven Het ouderpaar is bij voldoende voedselaanbod en geen verstoring het gehele jaar door honkvast. De jongen van één paar blijven nog een poosje bij elkaar, maar gaan vervolgens als eenlingen op in andere groepen jonge knobbelzwanen.
Groepen Jonge knobbelzwanen (eind eerste levensjaar tot eind derde levensjaar) groeperen. De groepen kiezen voor ruime en open leefgebieden en trekken veel. Zolang de gegroepeerde jonge en de bij de groep aangesloten volwassen knobbelzwanen niet verjaagd worden, blijven ze op het cultuurland eten totdat de tijd is aangebroken dat waterplanten voldoende voedsel gaan leveren. De groei van waterplanten is over het algemeen in de maand juni voldoende gevorderd. Zomers zitten knobbelzwanen veelal op groot en ondiep water alwaar zij tevens veilig kunnen ruien. In de vroege herfst, als de voorraad waterplanten slinkt, komen de eerste kleine groepen op aangrenzend grasland voor. Naarmate de winter nadert worden de groepen groter en trekken deze groepen ook verder van het water weg. Reeds aanwezige knobbelzwanen trekken deze groepen aan. Bij verstoring of intredend winterweer gaan de knobbelzwanen een ander gebied opzoeken. Dit gebeurt ook als de paren hun nestterritorium opeisen. Een groep valt dan in kleine groepen uiteen. Deze zoeken nieuwe voedselgebieden en vormen daar kernen waar weer andere knobbelzwanen op af komen.
Ruien De ruiperiode is in juni, juli en augustus. De alleenstaande volwassen dieren en de jonge dieren verblijven dan meestal op het water
Voedsel Het natuurlijk voedsel bestaat uit moeras- en waterplanten. Wanneer hiervan het aanbod afneemt, trekken de knobbelzwanen het land op. Het voedsel dat op het land genuttigd wordt, bestaat voornamelijk uit grassen, waarbij duidelijk is dat de voor veevoer gekweekte grassen ook bij knobbelzwanen favoriet zijn. Naast gras zijn ook winter- en zomergranen een bron van voedsel.
faunabeheereenheid Noord-Holland - faunabeheerplan knobbelzwaan
Pagina 10 van 35 Naarmate het aantal dieren stijgt, worden ook foeragerende knobbelzwanen aangetroffen op percelen met bloemen en peulvruchten. In juni / juli vindt er weer een verplaatsing naar het water plaats.
Knobbelzwanen in Noord-Holland Naast de binnenwateren van Noord-Holland zijn de ondiepe wateren in het IJsselmeer als foerageergebied in de zomer van grote betekenis voor ruiende knobbelzwanen. Het aangrenzende voedselrijke cultuurland van Noord-Holland ligt direct binnen het bereik van deze knobbelzwanen. Na het afsterven van de waterplanten vinden grote aantallen knobbelzwanen daar voedsel voor de gehele winterperiode. Op welke gewassen wordt gefoerageerd is opgenomen in tabel A in de Bijlage. Hierin staat ook vermeld waaruit de schade bij de verschillende gewassen bestaat, wat de schadegevoelige perioden zijn en welke werende middelen ingezet kunnen worden.
4. PROVINCIAAL BELEID ‘Knobbelzwanen veroorzaken in Noord-Holland belangrijke schade aan gewassen’, aldus de Provincie. Op grond hiervan heeft de Provincie haar beleid ten opzichte van de knobbelzwaan als volgt uitgewerkt.
Vrijstelling, aanwijzing en ontheffing Voor de knobbelzwaan verleent de Provincie aan de grondgebruiker per Verordening vrijstelling (artikel 65 Ff-wet) voor het opzettelijk verontrusten. Opzettelijk verontrusten is daarmee toegestaan aan de grondgebruiker ter voorkoming van belangrijke schade. De grondgebruiker mag anderen vragen dit recht voor hem uit te oefenen. De Provincie ziet opzettelijk verontrusten als een beduidend minder ingrijpende handeling dan afschot. Afschot van knobbelzwanen wordt daarom niet toegestaan per vrijstelling. Na maximaal twee jaar wordt de Verordening opnieuw vastgesteld. Dan wordt bezien of voor evidente schadesituaties een vrijstelling voor doden of eieren of nesten vernietigen, verleend wordt. Een aanwijzing ter beperking van de stand (artikel 67 Ff-wet) wordt door de Provincie niet toegepast. De Provincie acht zo'n aanwijzing niet nodig omdat zij stelt dat het voor de knobbelzwaan niet dringend nodig is de stand zodanig te beperken dat overal desnoods zonder toestemming van de grondgebruiker, ingegrepen moet worden. Voor de knobbelzwaan wordt daarom door de Provincie de voorkeur gegeven aan het verlenen van een ontheffing op grond van artikel 68 Ff-wet. De Provincie stelt dat bij doden of rapen van eieren van de knobbelzwaan , op planmatige basis geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort. De provincie vindt het wenselijk om naast schadebestrijding over te gaan tot populatiebeperking gezien de grote toename van knobbelzwanen de laatste jaren, teneinde een verdere toename van de landbouwschade te voorkomen. Het rapen of schudden van eieren heeft dan de voorkeur boven afschot. Een ontheffing hiervoor zal daarom in de regel worden verleend.
Belangrijke schade De Provincie heeft op voorhand vastgesteld bij welke bedrijfsmatig geteelde gewassen zonder ingrijpen belangrijke schade door een bepaalde schadesoort, zal optreden. Zij baseert zich hierbij op schadekaarten van het Jachtfonds / Faunafonds. De schadekaarten bevatten de (postcode)gebieden waarin zich de afgelopen 3 jaar schadegevallen hebben voorgedaan van meer dan 115 euro per hectare schadeperceel. De kaarten betreffen de jaren 1999 - 2001. De schadekaarten die hieraan mede ten grondslag liggen worden beschikbaar gesteld aan de FBE. Voor overige combinaties is per geval een beoordeling nodig of een ontheffing nodig is.
faunabeheereenheid Noord-Holland - faunabeheerplan knobbelzwaan
Pagina 11 van 35
Beleid bij ontheffing Hieronder wordt puntsgewijs een samenvatting gegeven van het provinciaal beleid dat van toepassing is op het verlenen van een ontheffing voor knobbelzwanen. •
Voor gebieden waarin de afgelopen jaren een schade van meer dan 115 euro per hectare schadeperceel is vastgesteld, behoeft de aanvrager zelf geen cijfermatige onderbouwing van de ontheffingaanvraag te leveren. In het FBP kan van de schadekaarten gebruik gemaakt worden. Het FBP moet aangeven hoe de schade beperkt gaat worden. Als voor een afwijkende periode ontheffing wordt aangevraagd, zal de noodzaak daartoe deugdelijk gemotiveerd moeten zijn.
•
Voor een ontheffing voor doden ter voorkoming van belangrijke schade bij andere combinaties van gebied, gewas en tijd, is een deugdelijke motivatie vereist.
•
In alle ontheffingaanvragen moet zijn aangegeven welke preventieve middelen (minimaal 2) worden ingezet. De ontheffing mag alleen gebruikt worden in aanvulling op deze daadwerkelijk ingezette middelen.
•
Aantonen dat geen bevredigende andere oplossingen bestaan, is bij de knobbelzwaan niet nodig.
•
Als de ontheffing gebruikt gaat worden, moet dat altijd van tevoren worden gemeld. Dit wil de Provincie om gericht toezicht te kunnen houden.
•
Voor de knobbelzwaan wordt ontheffing in de regel verleend voor grasland van 1 oktober tot half juni, granen van half november tot half april en graszaadteelt van 1 oktober tot 1 juni. Als voor een afwijkende periode ontheffing wordt aangevraagd zal de noodzaak daartoe deugdelijk gemotiveerd moeten zijn.
•
Ontheffingen worden niet verleend als ter plaatse afspraken gelden tussen grondgebruiker en overheid over het handhaven van de rust voor soorten welke door uitvoerende activiteiten, voortvloeiend uit het gebruik van de ontheffing verontrust worden (b.v. ganzenpakketten uit Programma Beheer).
•
Bij zeer strenge winterse omstandigheden kan een ontheffing voor schadebestrijding tijdelijk worden opgeschort. Als dan toch landbouwschade optreedt, kan, na positief advies van het Faunafonds, een beroep worden gedaan op vergoeding door het Faunafonds.
•
Uit het FBP moet blijken dat de ingreep op effectieve wijze wordt uitgevoerd.
De FBE gaat uit van dit beleid bij het doorschrijven van ontheffingen. Daarbij wordt het volgende opgemerkt: De inzet van de werende en verjagende (als preventieve) middelen is een eis die door de Provincie gesteld wordt aan het gebruik van een ontheffing. De Provincie maakt daarbij geen onderscheid tussen ingrepen die direct gerelateerd zijn aan het voorkómen van schade enerzijds en beheermaatregelen anderzijds. De FBE wil bij de uitvoering van de ontheffing hier wel verschil tussen maken en wel om de volgende reden. Allereerst het gebruik van een ontheffing in directe relatie met het voorkómen van belangrijke schade. Deze ontheffing is veelal tijd- en plaatsgebonden: tijdens (dreigende) schade bij het schadeperceel. Dit is bijvoorbeeld duidelijk bij het ondersteunend afschot per ontheffing als ondersteuning van de vrijstelling voor opzettelijk verontrusten van knobbelzwanen. Het is duidelijk dat de voorwaarde van de inzet van werende middelen van de Provincie hierbij hout snijdt. Anders ligt het bij beheermaatregelen. Bij beheermaatregelen is er niet een directe tijd- en plaatsgebonden relatie met (dreigende) schade en is er daarom ook geen relatie met de inzet van werende middelen. Het tweede aandachtspunt is de meldingsplicht. De FBE heeft als taak op grond van het Besluit faunabeheer een beschrijving te geven van de plaatsen in het werkgebied van de faunabeheereenheid waar en de perioden in het jaar waarin de per ontheffing aangevraagde handelingen zullen plaatsvinden. Dit gebeurt in dit plan. De FBE is ontheffinghouder en
faunabeheereenheid Noord-Holland - faunabeheerplan knobbelzwaan
Pagina 12 van 35 verantwoordelijk voor het gebruik van de ontheffing, maar is niet zelf de ontheffinggebruiker. Dit heeft gevolg voor de melding en rapportage.
5. ONDERBOUWING MAATREGELEN
Er treedt belangrijke schade door knobbelzwanen aan gewassen op. De openbare veiligheid kan in het geding zijn bijvoorbeeld bij verkeerswegen en spoorlijnen. De maatregelen in dit FBP berusten op de volgende gegevens.
Gegevens Met behulp van deze gegevens wordt het totaal aantal te handhaven knobbelzwanen, het aantal paren en de plaatsen van deze paren en waar en wanneer er afschot moet plaatsvinden van jonge en in groepen levende volwassen knobbelzwanen bepaald. De uitvoering van de maatregelen zal per gebied kunnen verschillen. Zo verwacht de FBE verschillen in beheer in veenweidegebieden en zeekleigebieden en in gebieden met of zonder beheermaatregelen voor ganzen of weidevogels. De volgende gegevens vormen de basis voor de ingrepen bij de uitvoering van het FBP (van 1, 2 en 3 zijn diagrammen opgenomen in de 'Bijlage'. In de 'Bijlage' zijn ook de schadekaarten van graslanden, van graszaadteelt en van granen van het Faunafonds, toegevoegd): 1. het aantal exemplaren in januari in Noord-Holland, vanaf het begin van de jaren tachtig; 2. het afschot in Noord-Holland, vanaf 1991; 3. de uitkeringen aan schade aan gewassen in Noord-Holland en het gemiddelde aan schadeuitkeringen in de overige 11 provincies, vanaf 1996; 4. het aantal geraapte of onklaar gemaakte eieren en het aantal jonge weggevangen dieren. Het rapen van eieren werd op een weliswaar behoorlijke schaal gedaan maar tellingen zijn niet accuraat. Zwanenhouders pasten het rapen van eieren aan, naar de behoefte van het aantal jonge zwanen dat voor export benodigd was. Het surplus aan eieren werd dan weggenomen. Van jaar tot jaar verschilde dit dus. Een indicatie is; tussen 400 en 700 eieren per jaar. Daarbij komt nog het aantal eieren dat genoemd is in de publicatie Afschot knobbelzwanen in Noord Holland editie sept. 01 slechts 38 stuks in het schadejaar 2000/2001 (als gevolg van de MKZ maatregelen). De editie sept.02 vermelde in totaal 446 stuks in het schadejaar 2001/2002. Aannemelijk is dat het aantal geraapte eieren voor de MKZ crisis, in Noord-Holland groter is geweest dan 1000 stuks op jaarbasis. Dit is aan de lage kant, omdat vandalisme en andere vernielingen niet zijn meegenomen in de telling. Bij de onderbouwing van de maatregelen behoort ook een aantal kaarten dat van belang is voor de uitvoering. Allereerst kaarten die tijdens de geldigheidsduur van dit FBP niet wezenlijk zullen veranderen. Dit zijn de volgende kaarten: 5. de zeekleigebieden en veenweidegebieden, met binnen de veenweidegebieden de natuurgebieden en gebieden met agrarisch natuurbeheer; 6. de gebieden met de meer schadegevoelige gewassen en waar locaties zijn waar de openbare veiligheid in het geding is. 7. de grote wateren waar groepen knobbelzwanen zomers foerageren. Verder de kaarten die per jaar anders zijn en daarom ieder jaar opnieuw gemaakt moeten worden om tot de uitvoering van het daaropvolgende jaar te komen. Dit zijn:
faunabeheereenheid Noord-Holland - faunabeheerplan knobbelzwaan
Pagina 13 van 35
8. het aantal paren en de ligging van hun nesten, half april in het jaar van de uitvoering, schaal 1 : 50.000 (waaronder nesten in de buurt van plaatsen waar de openbare veiligheid in het geding is. 9. schadekaarten van grasland van voorgaande jaren. 10. schadekaarten van granen van voorgaande jaren. 11 gedooggebieden voor ganzen en gebieden met contracten weidevogelbeheer en perioden waarvoor deze contracten gelden. Knobbelzwanen veroorzaken schade aan landbouwgewassen. Het Faunafonds rubriceert de schade naar gewassoort en publiceert dit jaarlijks. Voor de provincie Noord Holland is dit als volgt omschreven. 1998
1999
2000
2001
2002
7.808 13.559 Gras 149 Graszaad Ingezaaid grasland Overige bloembollen Schapegras 214 107 Wintergraan Additionele schade uitkering prov. N-H divers gewas zoals koolzaad en peulvruchten 4.867 7.957 13.666 Tot. bedrag in euro
101.661 923 3.181
44.174
149.748 50
135.720
Gewas Bloemen
1996 1.866 2.607
1997
201 1.663
1.636 19
1.389
2.287 1.946
151.187
141.616
68.067
107.420
112.442
Aantal Op grond van een combinatie van de gegevens uit 1, 2 en 3 wordt bepaald wat een acceptabel aantal exemplaren knobbelzwanen in januari in Noord-Holland, is. Deze historische gegevens tonen aan dat er een relatie ligt tussen het aanwezige aantal knobbelzwanen, in januari, de uitbetaalde schadevergoeding en het afschot in de jaren voorafgaand. Tevens tonen de aantalgegevens aan dat een populatie van 1000 exemplaren (referentie, jaren 19831986) een voldoende garantie is voor het duurzaam verblijven van de knobbelzwaan in NoordHolland. Echter, het is prematuur om deze populatie onder-grens aan te houden. De reden hiervan is dat de gegevens uitwijzen dat het vermenigvuldigen met factor 2,5 van het aantal, zoals aanwezig in de eerste helft van de tachtiger jaren van de vorige eeuw (toen 1000 exemplaren) een toelaatbaar aantal zou kunnen zijn. Immers, de toename van de aangerichte schade werd pas zichtbaar in de tweede helft van de jaren negentig van de vorige eeuw toen het aantal knobbelzwanen boven de 2500 uitgroeide en daarna bleef toenemen terwijl het afschot drastisch minderde. Deze historische gegevens staven de verwachting dat de schade ook daadwerkelijk tot een acceptabel niveau zal afnemen.
Paren Met kaart 8 is bekend waar paren zich ophouden. De vraag waar paren gewenst zijn en waar niet, wordt bepaald aan de hand van de ligging van de meest schadegevoelige gewassen en de locaties waar de openbare veiligheid in het geding is; hiervoor zijn kaart 5 en kaart 6 nodig.
faunabeheereenheid Noord-Holland - faunabeheerplan knobbelzwaan
Pagina 14 van 35
Door een combinatie van de gegevens van de kaarten 5, 6 en 8 wordt bepaald welke paren gehandhaafd kunnen blijven. Er wordt rekening gehouden met kaart 11, voor zover ingrijpen in een gevoelige periode van een beheer- of gedoogovereenkomst valt.
Groepen Met kaart 7 is bekend waar jonge en in groepen levende volwassen knobbelzwanen zich ophouden in de zomer. Vanuit deze locaties trekken zij in het najaar naar de meest geschikte foerageergebieden. Door een combinatie van de kaarten 7 en 9 wordt bepaald welke graslanden dan het meest in trek zijn. Combinatie van de kaarten 7 en 10 levert hetzelfde voor granen op. In deze arealen zal gericht afschot plaatsvinden in de betreffende perioden. Er wordt rekening gehouden met kaart 11, voor zover ingrijpen in een gevoelige periode van een beheer- of gedoogovereenkomst valt.
6. MAATREGELEN De FBE vraagt op grond van dit plan een ontheffing aan op grond van artikel 68 van het verbod knobbelzwanen te verwonden en te doden en eieren en nesten van knobbelzwanen te vernietigen. Het plan richt zich naast voorkoming en bestrijding van belangrijke schade ook op de noodzaak in te grijpen in de omvang van de knobbelzwanenpopulatie en daarbij tevens de aanwas te beperken. Weren en opzettelijk verontrusten zijn binnen de provincie Noord-Holland bij de huidige hoge stand en sterke groei uit het oogpunt van schadebeperking geen afdoende instrumenten. Opzettelijk verontrusten is een effectief middel zolang het niet leidt tot bij voortduring verschuiven van een probleem. Voorkomen moet ook worden dat bij opzettelijk verontrusten op dezelfde plaatsen etende kleine zwanen, wilde zwanen en ganzen te zeer worden verontrust. Een lagere dichtheid van de knobbelzwanen geeft een vermindering van de noodzaak tot het opzettelijk verontrusten. Het is daarmee ook vanuit dierenwelzijn van belang de dichtheid van de knobbelzwaan in Noord-Holland effectief te beperken.
Uitgangspunten Voor afschot bij voorkoming van schade, wordt gebruik gemaakt van de perioden en gewassen waarvoor de Provincie heeft vastgesteld dat er sprake is van belangrijke schade. Om te komen tot een reële aantalreductie wordt er teruggegrepen op tellingen in de jaren tachtig en negentig. Aangezien de populatie omvang in Noord-Holland in deze periode is toegenomen, wordt er vanuit gegaan dat er in die jaren sprake is geweest van een gunstige staat van instandhouding van de soort. Om te besluiten hoe moet worden ingegrepen wordt gebruik gemaakt van de kennis van de levenswijze van knobbelzwanen. Pijlers onder de keuze van beheermaatregelen zijn effectief ingrijpen en het beleid van de Provincie vastgelegd in haar beleidsnotitie.
Keuze van maatregelen De FBE gaat langs twee sporen werken aan vermindering van de schade door knobbelzwanen. Een eerste spoor dat ingrijpen bij (dreigende) belangrijke schade mogelijk maakt en een tweede spoor dat structureel zowel de stand verlaagt als de aanwas van de populatie knobbelzwanen in Noord-Holland, beperkt. De FBE richt zich hierbij op de volgende punten uit de beleidsnotitie van de Provincie: De Provincie heeft van artikel 65 gebruik gemaakt voor de knobbelzwaan. De toegestane handeling is verontrusten.
faunabeheereenheid Noord-Holland - faunabeheerplan knobbelzwaan
Pagina 15 van 35
De Provincie stelt dat bij doden van knobbelzwanen of het rapen van eieren van de knobbelzwaan geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort. Het gaat niet om een bedreigde populatie van de knobbelzwaan. De Provincie vindt het wenselijk om naast voorkómen van belangrijke schade over te gaan tot populatiebeperking gezien de grote toename de laatste jaren, teneinde een verdere toename van de landbouwschade te voorkomen. Het rapen of schudden van eieren heeft dan voor de Provincie de voorkeur boven afschot. Een ontheffing hiervoor zal daarom in de regel worden verleend. De Provincie heeft vastgesteld dat er door knobbelzwanen belangrijke schade aan grasland van 1 oktober tot half juni, aan granen van half november tot half april en aan graszaadteelt van 1 oktober tot 1 juni, optreedt. Ontheffingen worden niet verleend voor gebieden waar afspraken gelden tussen grondgebruiker en overheid over het handhaven van de rust.
Bij voorkómen van belangrijke schade, het eerste spoor, gaat het om ingrijpen in de vorm van afschot op de schadeplek op momenten dat er schade dreigt op te treden of optreedt. Dit afschot heeft enerzijds als oogmerk om het opzettelijk verontrusten effectiever te maken en anderzijds om grote schade ter plekke te voorkomen. Met het tweede spoor moet bereikt worden dat in de komende jaren de ingrepen die nodig zijn ten behoeve van het voorkómen van belangrijke schade, het eerste spoor, binnen de perken blijven. Bij beheermaatregelen, het tweede spoor, gaat het om het nemen van die maatregelen die het meest effectief zijn. Dit betekent dat er tussen ingrijpen en schade geen plaats- en tijdgebonden relatie hoeft te bestaan. Bij beheermaatregelen is er dus ook geen sprake van de inzet van werende middelen. Er wordt in dit plan voor beheermaatregelen gekozen die er zowel op gericht zijn de aanwas te verminderen als de stand van jonge en volwassen dieren te verlagen. Dit zal gebeuren zowel door afschot van paren als van jonge dieren en het onklaar maken van eieren bij leggende paren.
Maatregelen bij voorkómen van belangrijke schade. De grondgebruiker heeft middels vrijstelling de mogelijkheid om bij het voorkómen van belangrijke schade, dieren opzettelijk te verontrusten. De FBE geeft de voorkeur aan een verjaagmethode met behulp van ondersteunend afschot omdat daardoor de effectiviteit van verjagen sterk toeneemt. Lokaal optredende belangrijke schade wordt hiermee zoveel mogelijk voorkomen en de schade wordt gespreid.
Inzet van preventieve middelen om schade aan belangen te voorkomen. Gedeputeerde Staten heeft in haar verordening aan grondgebruikers vrijstelling ex. Art 65 verleend om knobbelzwanen te weren en te verjagen. Dit uitsluitend ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen. De grondgebruiker kan anderen schriftelijk toestemming verlenen om van deze vrijstelling gebruik te maken. De effectiviteit van ingezette preventieve middelen wordt grotendeels bepaald door de wijze waarop de grondgebruiker er mee omgaat. Bij het inzetten van statische middelen neemt het onrust gevoel bij de te verjagen knobbelzwanen met enkele dagen af als passief met deze middelen wordt omgegaan. De effectiviteit van de middelen wordt vergroot door deze te verplaatsen en door afwisselend, andere vormgeving, formaat en kleurstelling (zwart i.p.v. wit) in te zetten. Onderhoud is een vereiste. Het is van belang dat de statische eigenschap teniet wordt gedaan door een creatieve inzet. Verwacht wordt dat belanghebbenden zich inventief opstellen als het gaat om het voorkomen van belangrijke schade. Preventieve middelen kunnen in twee categorieën worden ingedeeld (een strikte scheiding is overigens niet altijd te maken): Werende middelen. Dit zijn middelen die trachten te voorkomen dat bedoelde diersoorten schade aanrichten. Rasters (in de zomer) ter voorkoming van inlopen is een beproefd middel, als het gaat om een kwetsbaar gewas langs het water alsmede vogelverschrikker, vlaggen en linten, roofvogelvliegers etc. Deze laatste hebben onder invloed van wind ook een verjagend effect.
faunabeheereenheid Noord-Holland - faunabeheerplan knobbelzwaan
Pagina 16 van 35 De grondgebruiker zal een maximaal effect bereiken als met deze middelen creatief wordt omgegaan. Verjagende middelen. Strikt genomen zijn dit middelen die reeds aanwezig zijnde soorten weg moeten jagen. Denk hierbij aan akoestische middelen en audio. Een voorbeeld van een goed zichtmiddel is de ‘scary man’. Flitslampen en zoemdraden kunnen gedurende de dag en nacht effectief zijn. Ritselfolie en ander (onregelmatig) geluid veroorzakende middelen zijn vaak laag van kosten en toch effectief. Het bovenste is slechts een kleine greep van preventieve middelen uit het handboek Faunaschade van het Faunafonds. In de komende jaren zal het Faunafonds meer onderzoek verrichten naar de effectiviteit en kosten van preventieve middelen. Verslag van dit onderzoek zal gedaan worden op de website www.faunafonds.nl . Werende middelen hebben in dit verband een beperkt effect. Het betreft in hoofdzaak passief toegepaste middelen als; A) Poppen e.d. als vogelverschrikker. Gewenning treedt op. Kortstondig effect. B) Vlaggen, ballonnen, linten etc. Kortstondig effect. Bij ruig weer een langer effect. C) Gespannen draden. Alleen bij pas ingezaaide percelen toe te passen. Grote overspanning geeft technische problemen. D) Rasters. Langs slootkanten een beperkt effect. Voorkomt geen invliegen. Duur. E) Vlieger/nabootsing roofvogel. Tijdelijk effect Verjagende middelen worden gebruikt bij reeds aanwezige zwanen. A) Regelmatige verontrusting. Arbeidsintensief en alleen effectief op percelen waar men zicht op heeft. B) Akoestische middelen. Werken goed maar door beperkt toestaan (milieu wetgeving) vaak niet toepasbaar. Ook treed na verloop van tijd gewenning op. C) Verjaag (knal) pistool. Arbeidsintensief en overlast. Werkt goed in beperkte omgeving. D) Ondersteunend afschot bij verjagen. Werkt goed maar alleen mogelijk met een ontheffing.
Bij ondersteunend afschot wordt uitgegaan van de volgende zaken: a. Wenselijk is dat de knobbelzwanen zich zo gespreid mogelijk ophouden binnen die arealen waar ze de minste schade aanrichten. Afschot van een aantal dieren bevordert de verjaging ter plekke en bevordert daarmee de verspreiding over omliggende voedselgebieden. b. Bekend is dat verstoren door afschot grote groepen knobbelzwanen uiteen doet vallen in kleine groepen. Met dit FBP wordt ontheffing aangevraagd om de grondgebruiker bij te staan bij het opzettelijk verontrusten. Dit gebeurt door middel van ondersteunend afschot op grasland waarop de schadekaarten van het Faunafonds betrekking hebben, schade dreigt of schade optreed van 1 oktober tot half juni, bij granen van half november tot half april en bij graszaadteelt van 1 oktober tot 1 juni. De grondgebruiker is hierbij verplicht minstens twee werende middelen in te zetten conform het handboek Faunaschade van het Faunafonds. Van een ontheffing tot afschot mag de uitvoerder slechts dan gebruik maken wanneer hieraan is voldaan. Bij (dreigende) belangrijke schade door grote groepen knobbelzwanen is het noodzakelijk in te grijpen door afschot te verrichten (meer dan bij ondersteunend afschot). Hierbij wordt uitgegaan van de volgende zaken: c. In september komen veel dieren het water uit het land op. d. Een onderbouwing van een ontheffing voor ingrepen bij knobbelzwanen op grasland van 1 oktober tot half juni, op granen van half november tot half april en op graszaadteelt van 1 oktober tot 1 juni wordt door de Provincie niet geëist. Ontheffing wordt in de regel voor deze combinaties verleend.
faunabeheereenheid Noord-Holland - faunabeheerplan knobbelzwaan
Pagina 17 van 35
Met dit FBP wordt ontheffing gevraagd voor het doden van jonge en in groepen levende volwassen knobbelzwanen in gebieden waar zich de combinatie van 'c' en 'd' voordoet, dat wil zeggen bij het voorkómen van schade in schadegevoelige gebieden langs grote wateren in de periode dat de trek van het water uit het land op, plaats vindt. In de winter moet rekening gehouden worden met gedooggebieden voor ganzen en in het (vroege) voorjaar met weilanden waar een beheerovereenkomst voor weidevogels is afgesloten. De FBE regelt waar, wanneer en door wie dit afschot gerealiseerd wordt en legt dit vast ten behoeve van haar jaarverslag.
Omvang beheermaatregelen Hiervoor zijn gegevens van aantal dieren in januari, van afschot van dieren en rapen van eieren, en de omvang van de schade aan gewassen, van belang. De diagrammen die hiervan in de 'Bijlage' zijn opgenomen, geven het volgende beeld. Het aantal knobbelzwanen geteld in januari, ligt in de jaren tachtig rond de 1000 exemplaren. Eind jaren tachtig stijgt dit aantal. In het midden van de negentiger jaren komt dit aantal boven de 2500. In 1999 stijgt het aantal verder en in 2000 komt het aantal in januari getelde knobbelzwanen boven de 3500. De gegevens over uitgekeerde schade door het Faunafonds geven een indicatie over de schade aan gewassen. In 1999 is de uitkering aan schade in Noord-Holland door knobbelzwanen, explosief toegenomen. Afschot was tot en met 1995 aanzienlijk, maar is sindsdien gedecimeerd. De werkzaamheden van de zwanenhouders in Noord-Holland hebben doorgang gevonden tot het intreden van de Ff-wet. Zij hebben door het wegnemen van eieren en jongen van een aanzienlijk aantal broedparen de voorplanting voorkomen. Tot wel 90 paren per jaar droegen hierdoor niet bij aan de populatieaanwas. Geconcludeerd kan worden dat met de toename van het aantal exemplaren knobbelzwanen in NoordHolland ook de schade is toegenomen. Geconcludeerd kan worden dat een eenmalig ingrijpen om de populatie naar de gewenste stand te brengen geen afbreuk doet aan de gunstige stand van de soort. Tevens vermeld recentelijk waarneming dat de groei in het aantal knobbelzwanen in west Nederland mogelijk afneemt. Het is duidelijk dat het in de jaren tachtig gaat om een aantal dieren waarbij de gunstige staat van instandhouding van de soort gewaarborgd is. Om belangrijke schade aan de landbouw te voorkomen is er dan ook geen reden om niet te streven naar dit niveau. Maar vanwege haalbaarheid, zowel in technische zin als in acceptatie kiest de FBE ervoor om te streven naar een aantal exemplaren van 2500 in januari, te bereiken in het komende jaar, en in de jaren daarop deze situatie te bestendigen. Met deze maatregelen moet dus de stand op circa 2500 exemplaren in januari gebracht worden en vervolgens gehouden worden. De FBE streeft naar een verhouding van 250 paren (in het buitengebied), 500 eenjarige (jongen van de paren) en 1000 twee- en driejarige en niet broedende volwassenen samen. De overige 500 exemplaren komen voort uit stedelijk gebied en overwintering. Tellingen en vaststellen van de schadeomvang zullen al gaande duidelijk maken of dit een aantal knobbelzwanen is dat binnen de provincie Noord-Holland haar leefgebied kan hebben, waarbij sprake is van beperkte, aanvaardbare schade. Wordt die evenwichtssituatie niet bereikt, dan zal een grotere inperking van de populatie nodig zijn. Daarbij zal de populatie niet worden verkleind tot beneden het niveau van de gunstige staat van instandhouding van de soort.
Beheermaatregelen bij paren De ingreep bij paren kan het best plaatsvinden wanneer ze een nestplaats gekozen hebben. Maar welke paren kunnen blijven en welke moeten weg? De vraag wordt beantwoord door vast te stellen waar broedende knobbelzwanen het minst wenselijk zijn in het licht van optreden van belangrijke schade aan de landbouw en in het belang van de openbare veiligheid. Hiervoor worden de gegevens
faunabeheereenheid Noord-Holland - faunabeheerplan knobbelzwaan
Pagina 18 van 35 van parentellingen door de WBE’s half april, en de schadekaarten van het Faunafonds gebruikt (de kaarten 8, 9 en 10, zoals omschreven onder 'Gegevens'). Bij de telling in half april van de broedparen wordt het aantal duidelijk en is bekend waar de broedparen zich ophouden. De FBE streeft ernaar de 250 paren zo gespreid mogelijk, in het buitengebied te handhaven. Met dit FBP wordt ontheffing aangevraagd voor het afschieten van paren en het vernietigen van hun nesten en eieren, met het doel niet meer dan 250 paren in Noord-Holland te laten nestelen en broeden. Bij de bepaling welke paren worden afgeschoten wordt er gekeken naar zaken als schadegevoeligheid van het gewas en ligging ten opzichte van natuurlijke foerageergebieden en zaken die van doen hebben met de openbare veiligheid (de kaarten 5 en 6, zoals omschreven onder 'Gegevens'). Het doden zal gebeuren door afschot. Er kunnen locaties zijn waarbij afschot in de schemering wenselijk is. Voor deze locaties wordt een ontheffing aangevraagd voor het gebruik van een kunstmatige lichtbron en gebruik van het geweer in het donker. Wanneer de ontheffing gebruikt zal worden na zonsondergang of voor zonsopgang, dan wordt de politie hiervan vooraf op de hoogte gesteld. De eieren en dode zwanen worden conform de voorschriften afgevoerd of vernietigd. Bij deze beheermaatregel wordt het verstoren van broedende weidevogels vermeden. De FBE stelt een kaart op met daarop ingetekend welke paren zijn afgeschoten. De genoemde kaarten en de uitvoering worden opgenomen in het jaarverslag. Noot: De grondgebruiker heeft het recht om dieren opzettelijk te verontrusten, maar niet het recht om nesten te verstoren. Grondgebruikers mogen dus geen broedende knobbelzwanen opzettelijk verontrusten. Op plaatsen waar de inzet van het geweer niet mogelijk is (denk aan de eisen van een veld, bekend als 'de 40 hectare eis') en een nest ongewenst is, zal nestvernieling in een zo vroeg mogelijk stadium uitgevoerd worden.
Beheermaatregelen bij legsels Een paar knobbelzwanen kan ieder jaar 5-8 jongen voortbrengen. Als er overigens geen beperkende factoren zijn kan hierdoor het aantal exemplaren in 3 jaar verveelvoudigen. Minder dan twee jongen per paar ziet de FBE niet als wenselijk. De FBE realiseert zich wel dat wanneer er per legsel 2 jongen groot worden er altijd nog een toename van het aantal exemplaren in per jaar kan optreden. Beheermaatregelen blijven dan ook noodzakelijk. Met dit FBP wordt ontheffing aangevraagd voor het onklaar maken van eieren. Het streven is dat er niet meer dan 500 eieren van knobbelzwanen in Noord-Holland, in het buitengebied per jaar uitkomen. Van de gespaarde 250 paren worden de legsels daarom gereduceerd tot twee eieren met een kans tot uitkomen. Hiertoe zullen eieren doorgeprikt worden tijdens de legperiode. Schudden is niet betrouwbaar. Als het broeden is aangevangen kunnen er eieren worden weggenomen. Dit is echter een gevaarlijke handeling en verdient daarom niet de voorkeur. Bij deze beheermaatregel wordt het verstoren van broedende weidevogels vermeden. Het is niet van tevoren met zekerheid te stellen dat deze voorgenomen geboortebeperking ieder jaar lukt. Als tijdens de uitvoering van het FBP blijkt dat het terugbrengen van het aantal jongen tot 500 bij lange na niet gehaald is, dan zal in het jaar daarop er naar gestreefd worden het aantal paren op een peil te brengen dat naar verhouding zoveel lager ligt dat er niet meer dan 500 jongen voortgebracht worden. De gewenste beheermaatregelen voor het jaar daarop zullen dan in deze zin aangepast worden. Deze (eventuele) aanpassing van maatregelen wordt in het jaarverslag van het voorgaande jaar vermeld.
faunabeheereenheid Noord-Holland - faunabeheerplan knobbelzwaan
Pagina 19 van 35
Beheermaatregelen bij groepen De ingreep om het aantal jonge dieren en volwassen knobbelzwanen terug te brengen, moet zo effectief mogelijk gebeuren. Dit betekent dat hiervoor plaatsen en tijden gekozen worden die een doelmatige uitvoering bevorderen en zo weinig mogelijk ongewenste neveneffecten hebben. Twee zaken spelen in meer of mindere mate een rol bij het besluit hoe de ingrepen moeten plaats vinden. a. In september komen de jonge dieren en in groepen levende dieren het water uit het land op. b. Een onderbouwing van een ontheffing voor ingrepen bij knobbelzwanen op grasland van 1 oktober tot half juni, op granen van half november tot half april en op graszaadteelt van 1 oktober tot 1 juni wordt door de Provincie niet geëist. Ontheffing wordt in de regel voor deze combinaties verleend. Met dit FBP wordt ontheffing aangevraagd voor het nemen van maatregelen in gebieden langs grote wateren in de periode dat de trek vanuit het water het land op, plaats vindt. Op grasland in oktober en november, op graszaadteelt in oktober en november en op granen in de tweede helft van november en december. Het doel van deze ingreep is het aantal jonge en volwassen zwanen op maximaal 1500 exemplaren te brengen en te houden. Het is zaak zoveel mogelijk afschot op deze plaatsen en tijden te realiseren (dit zijn de kaarten 7, 9 en 10, zoals omschreven onder 'Gegevens').
Beheermaatregelen bij ruiende knobbelzwanen De FBE kiest er niet voor dieren in de ruiperiode te vangen en af te maken, omdat dit logistiek als ondoenlijk wordt ingeschat en dergelijke acties, zowel dieronvriendelijk zijn, als voor het publiek aanstootgevend. Daarenboven is er in deze periode sprake van groepen zwanen die tot de populatie van andere provincies moeten worden gerekend. De FBE acht het juister zich op de Noord-Hollandse populatie te richten. De omvang van de ingrepen wordt in het jaarverslag vermeld.
Beheermaatregelen algemeen Alle maatregelen worden door de FBE aangestuurd. De uitvoerders zijn in beginsel wildbeheereenheden in de provincie Noord-Holland en de beheerders van de terreinbeherende organisaties. De uitvoerders zijn verplicht om de omvang van de handelingen per kwartaal aan de FBE door te geven op daarvoor bestemde rapportage formulieren. Deze administratieve verplichting wordt door de WBE en / of terreinbeheerder aangegaan op het moment dat deze de uitvoering van de ontheffing ter hand neemt. Alvorens de uitvoerder overgaat tot gebruikmaking van de ontheffing voor het doden van dieren, dient dit van tevoren worden gemeld bij één van de handhavende instanties. (provincie, AID of politie) De WBE of de uitvoerder zelf ziet er op toe dat de grondgebruiker schriftelijk toestemming heeft verleend aan de gebruiker van de ontheffing om zijn grond te betreden. De effecten van de maatregelen (het verminderen van de schade en de populatieomvang worden in het verslag van de FBE opgenomen. Uit de vermindering van de schade en de relatie hiervan met de omvang van de zwanenpopulatie wordt de effectiviteit van de maatregelen bepaald.
Te gebruiken middelen De middelen die voor de uitvoering van de in het eerste en het tweede spoor genoemde maatregelen benodigd zijn, zijn de relevante middelen in het Besluit beheer en schadebestrijding van dieren.
faunabeheereenheid Noord-Holland - faunabeheerplan knobbelzwaan
Pagina 20 van 35
•
Geweren; hagelgeweren met een kaliber van tenminste 24 en ten hoogste 12. Kogelgeweren vanaf kaliber 5,58 mm. (.22 inch)
•
Honden niet zijnde lange honden.
•
Kunstmatige lichtbronnen
7. JAARVERSLAG Het jaarverslag zal worden opgesteld zoals beschreven in de "Handreiking Faunabeheerplan Jachthouders". Het jaarverslag wordt voor 1 mei ingediend. Het bevat een verslag van de maatregelen van het afgelopen jaar en de effecten daarvan. De uitvoering van het FBP wordt per maatregel besproken. Zowel de omvang van afschot ter ondersteuning van verjaging als de overige beheermaatregelen worden hierin opgenomen. Aan de hand van de getelde stand in januari wordt in het jaarverslag ingegaan op de gevolgen van de toegepaste beheermaatregelen. Om te bepalen of de maatregelen geleid hebben tot een aanvaardbaar schadeniveau aan gewassen binnen de Provincie zijn de gegevens nodig van het Faunafonds. Uit de combinatie van deze gegevens wordt de noodzaak om de uitvoering van de beheermaatregelen aan te passen bepaald.
8. AANSTURING EN VERSLAGLEGGING
De maatregelen worden door de FBE aangestuurd. De uitvoerders zijn in beginsel de wildbeheereenheden in de provincie Noord-Holland en de beheerders van de terreinbeherende organisaties. De handhaving is in handen van de handhavers van politie, AID en provincie. De gedode knobbelzwanen en geraapte eieren worden voor eigen gebruik, handel- of destructie aangeboden of begraven. De uitvoerders zijn verplicht om de omvang van de handelingen per maand aan de FBE door te geven op daarvoor bestemde rapportage formulieren (zie bijlage), bij voorkeur samengesteld door WBE of terreinbeherende organisatie. Binnen tien dagen na het verstrijken van de maand dient dit formulier in bezit te zijn van de FBE. Deze verplichting wordt aangegaan op het moment dat de machtiging is ontvangen. De uitvoerders zien er op toe dat de grondgebruiker schriftelijk toestemming heeft verleend om zijn grond te betreden met de vermelding op dit document dat de maatregelen namens deze grondgebruiker uitgevoerd worden. De FBE gaat ervan uit dat alle betrokken partijen bereid zijn het beheer van de knobbelzwanen t.b.v. het realiseren van de beleidsdoelstellingen tot een succes te maken. Bij de aanvang van uitvoering van maatregelen stelt de FBE dat het tweede spoor voor schadebestrijding centraal staat. Het standpunt is dat de reductie van ong. 4000 knobbelzwanen naar 2500 exemplaren (januaritellingen Sovon) snel tot stand komt. Immers een populatie van 2500 exemplaren geeft relatief minder schade dan een populatie van 4000 exemplaren. Gebruikers van de ontheffing verplichten zich (via hun organisatie) om medewerking te verlenen aan de jaarlijkse inventarisatie van knobbelzwanennesten. Een quotum voor afschot per WBE, op basis van schadekaarten in de bijlage, zal in eerste instantie gerealiseerd worden. Het zwaartepunt ligt, daar waar in het verleden de meeste schade is ontstaan.
faunabeheereenheid Noord-Holland - faunabeheerplan knobbelzwaan
Pagina 21 van 35
WBE Afschotquotum knobbelzwanen Texel De Noordkop Stichting Jachtraad Wieringeremeer
geen 33 108
Grootgeestmerambacht
35
’t Ouwe Land
69
Noorder-Koggenland e.o.
105
Het Grootslag
105
Westerkoggejagers
105
Noord-Kennemerland
geen
Uitgeest e.o.
33
De Schermeer e.o.
105
Beemster Jagersvereniging
105
Zeevang*
105
Wijckermeer Zaanstreek e.o.
geen 33
Banne Wormer, Jisp en Neck
geen
Polder Wijdewormer
geen
Oostzaan
geen
Waterland e.o.
33
Purmerend
geen
De Purmer
geen
Edam
geen
De Dieen* St. Jacht en Faunabeheer Waterland
105 33
Eiland Marken
geen
Zuid-Kennemerland
geen
Spaarnwoude
geen
Haarlemmermeer
geen
Amsterdam
geen
Westeinderplas
geen
Amstelland
geen
IJmeer en Vechtstreek Gooi en Vechtstreek
105 33
NM Loosdrechtse Plassen
geen
Hilversum, Bussum, Huizen en GNR
geen
faunabeheereenheid Noord-Holland - faunabeheerplan knobbelzwaan
Pagina 22 van 35 Indien één of meer gebieden worden aangewezen als foerageergebied (Beleidskader ganzen en Smienten) en besloten wordt dat knobbelzwanen daarvan gaan profiteren, dan zal een herverdeling plaats vinden van het afschotquotum. Het eerste spoor , het verjagen met ondersteunend afschot wordt simultaan gebruikt in WBEwerkgebieden waar de FBE geen quotum heeft toegewezen maar waar wel schade (dreigt) plaatsvindt. Mocht er in de WBE werkgebieden waar het afschotquotum reeds behaald is toch schade (dreigt) optreden dan zal ook hier weer de ontheffing kunnen worden gehanteerd om de maatregelen onder het eerste spoor uit te voeren. In de opvolging, na het behalen van het quotum, zal naar de FBE verwacht het populatie aantal van 2500 op peil worden gehouden door de inzet van de maatregelen van het eerste spoor.
Uit de rapportage stelt de FBE een overzicht op dat een zo maximaal mogelijk inzicht geeft in het effect van de maatregelen en de ontwikkeling van de knobbelzwanenpopulaties. Tevens kan op basis hiervan een evt. gewenste of noodzakelijke wijziging in het gebruik van de ontheffing worden aangebracht. Het jaarverslag wordt opgesteld zoals beschreven in de “Handreiking Faunabeheerplan Jachthouder”. Het verslag wordt voor 1 september ingediend.
Melding Indien de provincie Noord-Holland het wenselijk acht stuurt de FBE minimaal 24 uur voorafgaand aan het versturen, van het origineel naar de ontheffinggebruiker, een afschrift van de doorgeschreven ontheffing per fax, per briefpost, of per elektronische post een (ondertekent) afschrift naar de provincie Noord-Holland. Het gebruik van de ontheffing t.b.v. het verjagen met ondersteunend afschot (spoor één) heeft een geldigheidsduur van vier weken, gerekend vanaf de dagtekening. Voor herhaling van het gebruik is een hernieuwde aanvraag om ontheffinggebruik noodzakelijk. Om het reduceren van de populatie (spoor twee) kan een WBE een rooster van uitvoering, als bijlage bij het verzoek toevoegen. (model in de bijlage). De laatste ingeroosterde dag of indien het afschotquotum eerder is behaald, is tevens de laatste dag van het gebruik van de ontheffing. Voor het doorschrijven van de ontheffing gedurende de periode tussen zonsondergang en zonsopkomst wordt tevens een identificatieformulier (model in de bijlage) t.b.v. handhaving naar de politie provincie gestuurd. Dit formulier dient tevens als rooster voor het uitvoeren van de maatregelen ter beperking van het aantal knobbelzwanen, het tweede spoor.
Ontheffingsvoorschriften Faunabeheereenheid Noord-Holland (FBE) is als ontheffinghouder bestuurlijk verantwoordelijk voor het doorschrijven en het gebruik van de ontheffing. Het gebruik van de ontheffing wordt door de FBE schriftelijk toegestaan aan jachtaktehouders, die bij voorkeur zijn aangesloten bij de wildbeheereenheid of terreinbeherende organisatie waarin de gronden zijn gelegen waar gebruik gemaakt wordt van de ontheffing. Bij het doorschrijven van de ontheffing hanteert de FBE de volgende voorschriften; 1. De jacht(akte)houder is de ontheffinggebruiker en voert de maatregelen conform de ontheffing uit. De wildbeheereenheid of terreinbeherende organisatie vervult ten dienste van de uitvoering en rapportage een adviserende en coördinerende rol bij het toestaan van het gebruik van de ontheffing. 2. De ontheffinggebruiker dient tijdens de uitvoering in het bezit te zijn; van een schriftelijke, gedagtekende en ondertekende verklaring van de grondgebruiker, waarin deze toestemming heeft verleent zijn gronden te betreden en namens hem de maatregelen, waarvoor de ontheffing is bedoeld, te kunnen treffen, alsmede een kopie van de ontheffing en, een ondertekent aanvraag/machtigingformulier (zie model in de bijlage) van de FBE en,
faunabeheereenheid Noord-Holland - faunabeheerplan knobbelzwaan
Pagina 23 van 35
een geldige jachtakte. Op een eerste verzoek van een daartoe bevoegd ambtenaar moeten deze documenten door de ontheffinggebruiker worden overlegd. 3. De ontheffinggebruiker mag zich in de uitvoering laten bijstaan door andere personen al of niet zijnde jacht(akte)houders. 4. Van de ontheffing mag geen gebruik gemaakt worden op zondagen, de nieuwjaarsdag, de tweede paas- en pinksterdag, de beide kerstdagen en hemelvaartsdag. 5. Van de ontheffing mag geen gebruik worden gemaakt op begraafplaatsen. 6. Gedode knobbelzwanen mogen voor eigen gebruik worden aangewend, mogen worden verhandeld of moeten ter destructie worden aangeboden of ter plaatse worden begraven. 7. Gedeputeerde Staten van Noord-Holland kunnen gebruik maken van haar wettelijke bevoegdheden de ontheffing in te trekken of op te schorten indien omstandigheden, in de wet omschreven en waarvan de beslissingsbevoegdheid aan GS gedelegeerd is, hiertoe aanleiding geven.
Gebruik en voorwaarden ontheffing; -Doden ter ondersteuning van verjagen slechts als uiterste middel toepassen (eerste spoor) ter bestrijding van dreigende belangrijke schade aan gewassen . -Ontheffingslocatie, op schadegevoelige percelen. -Er moeten minimaal twee preventieve maatregelen worden toegepast zoals omschreven in het handboek Faunaschade indien gebruik van de ontheffing wordt toegepast onder “spoor één”. -Voor gebruik van de ontheffing onder het tweede spoor behoeven geen preventieve maatregelen te worden toegepast. -Afschot is niet toegestaan als andere zwanen dan knobbelzwanen in de groep aanwezig zijn. -Maximum aantal af te schieten exemplaren onder het eerste spoor uit een groep tot 50 exemplaren bedraagt 5. Indien een groep groter is dan geld het maximum van 10% van de groep. -Ringen die aan gedode vogels worden aangetroffen, moeten gezonden worden aan het NIOO-CTE Vogeltrekstation, Postbus 40, 6666 ZG Heteren (met vermelding van plaats en datum). -De machtiging verliest automatisch zijn rechtskracht als de houder van de ontheffing de machtiging intrekt.
Aanvraag om ontheffinggebruik Alleen schriftelijk ingediende verzoeken om het gebruik van een ontheffing worden in behandelingen genomen. Bij voorkeur ingediend door een WBE of een terreinbeherende organisatie De FBE zal een bijeenkomst beleggen met WBE’s om t.b.v. het tweede spoor het quotum afschot door te spreken. Met het tweede spoor moet bereikt worden dat in de komende jaren de ingrepen die nodig zijn t.b.v. het eerste spoor minder frequent hoeven plaats te vinden. Voor personen of organisaties die niet als deelnemer bij de FBE zijn aangesloten geld eveneens het bovenstaande. Met dien verstande dat een eerste voorkeur zal uitgaan naar een aansluiting van de aanvrager bij een WBE of een terreinbeherende organisatie. Indien deze aansluiting om praktische redenen niet mogelijk is zal de FBE een ontheffing naar de aanvrager doorschrijven op nader te bepalen voorwaarden. De FBE behoud zich het recht voor om nadere informatie op te vragen dan wel elders informatie in te winnen alvorens een beslissing wordt genomen.
faunabeheereenheid Noord-Holland - faunabeheerplan knobbelzwaan
Pagina 24 van 35
Na acceptatie van het verzoek ontvangt de afzender van de FBE een “aanvraag/machtigingsformulier. (model in de bijlage). Na ontvangst van het volledig ingevulde en ondertekende formulier wordt dit door de FBE ondertekend en verstuurt de FBE de voor het gebruik van de ontheffing benodigde documenten toe. Inmiddels heeft de provincie dan al (indien de provincie dit wenst) een afschrift van het aanvraag/machtigingsformulier ontvangen.
9. BIJLAGE.
Bronnen. Provincie Noord-Holland, Beleidsnotitie Flora en faunawet, 27 augustus 2002 Verordening artikel 65 (Beleidsnotitie hoofdstuk 4 'provinciale vrijstellingsverordening') Afschot knobbelzwanen Noord-Holland afd. onderzoek, nov.00 / juni 01 Afschot knobbelzwanen Noord-Holland afd. onderzoek, sept 01 / juni 02 Kerncijfers Land en Tuinbouw Noord-Holland 1999 (uitgave provincie N-H) Bureau Waardenburg bv “Gedoogexperiment knobbelzwanen in Noord-Holland”, 8-10-02 Brief aan FBE, kenmerk 2002 - 48202 Faunafonds, schadekaarten Oord, "Handboek Faunaschade", 2002 Ibn-dlo, Ebbinge, "Knobbelzwanen in Noord- en Zuid-Holland", 1998 Landelijk Overleg Faunabeheereenheden, Den Hollander, "Handreiking Faunabeheerplan Jachthouders", 2002 Sovon Telgegevens Zwanenhouders, F. Stipriaan Schagen, interview op 27-01-03 T. Blokker Midwoud, interview op 15-01-03
faunabeheereenheid Noord-Holland - faunabeheerplan knobbelzwaan
Pagina 25 van 35
Tabel A. Schade door knobbelzwanen in Nederland De schade door knobbelzwanen toegebracht aan gewassen en de perioden van het jaar dat deze schade optreedt. (Bron: Faunafonds) Gewas
Schade
Zomergranen
Vraat, gehele teeltperiode bevuiling, verslemping bodem
Wintergranen Snijrogge
Belangrijkste periode preventie Regelmatig verontrusten Vogelverschrikker Knalapparaat Vogelafweerpistool
opmerking Spandraden alleen op recent ingezaaide percelen
Afschot in combinatie met verjagen Draden spannen Grasland Eerste snede Ingezaaide percelen
Vraat, Gehele jaar bevuiling, Maart, april, mei, juni verslemping bodem Maart, april, mei, juni
Regelmatig verontrusten Vogelverschrikker Nabootsing roofvogel, ballonnen Knalapparaat Vogelafweerpistool Afschot in combinatie met verjagen Draden spannen
Graszaad Graszoden
Vraat, vertrappen
Gehele jaar
Vogelverschrikker Vlaggen Knalapparaat Regelmatig verontrusten (verjagen / verstoren) Vogelafweerpistool Afschot in combinatie met verjagen
Rieten biezen
Vraat
zomerperiode
Maïs
Vertrappen
mei, juni
Vervuilen Groenbemester Vraat, vertrappen
september, oktober, november
Peulvruchten
Vraat, vertrappen
mei, juni
Koolzaad
Vraat
gehele teeltperiode
Bloemen/ bloembollen
Vertrappen
gehele teeltperiode
Erwten en bonen
Spandraden alleen op recent ingezaaide percelen
faunabeheereenheid Noord-Holland - faunabeheerplan knobbelzwaan
Pagina 26 van 35
Diagram 1. Aantal knobbelzwanen (Bron: SOVON)
Aantal knobbelzwanen in Noord-Holland, geteld in januari 4000 3500 3000 2500 2000 1500 1000 500
Diagram 2. Afschot knobbelzwanen (Bron: provincie Noord-Holland)
Aantal afgeschoten knobbelzwanen in NoordHolland 1800 1600 1400 1200 1000 800 600 400 200 0 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002
2002
2001
2000
1999
1998
1997
1996
1995
1994
1993
1992
1991
1990
1989
1988
1987
1986
1985
1984
1983
0
faunabeheereenheid Noord-Holland - faunabeheerplan knobbelzwaan
Pagina 27 van 35
Diagram 3. Schade uitkeringen in Noord Holland en gemiddelde overige provincies (Bron: Faunafonds)
Schadeuitkeringen aan gewassen in euro 160000 140000 Schade door knobbelzwanen aan gewassen in NoordHolland
120000 100000 80000
Gemiddelde schade aangewassen in overige provincies
60000 40000 20000
02 20
01 20
00 20
99 19
98 19
97 19
19
96
0
faunabeheereenheid Noord-Holland - faunabeheerplan knobbelzwaan
Pagina 28 van 35
Aanvraag/machtigingsformulier (model) Op uw verzoek sturen wij u hierbij dit aanvraag-/machtigingsformulier, voor het gebruik van een ontheffing, toe. Het betreft de ontheffing op grond van art. 68 van de Flora- en faunawet. Op basis van het door de FBE opgesteld Faunabeheerplan (deelplan) Knobbelzwaan heeft Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland besloten de FBE Noord-Holland in het bezit te stellen van de ontheffing (met het kenmerk …………..). Het betreft hier een ontheffing om de maatregelen, conform het plan te kunnen uitvoeren. De onderstaande gegevens dient u volledig in te vullen. Met de aan u doorgeschreven ontheffing bent u als jachthouder/belanghebbende, en/of jachtaktehouders namens u, gemachtigd de maatregelen gedurende de periode tussen zonsopgang en zonsondergang uit te voeren. Dit met in achtneming van de specifieke voorschriften in de ontheffing. Indien u de maatregelen gedurende de periode tussen zonsondergang en zonsopgang uitvoert, dient u (aanvrager) een ingevuld identificatieformulier/rooster bij te voegen. (zie bijlage in het Faunabeheerplan). Dit formulier dient tevens als rooster voor het uitvoeren van het afschotquotum, het tweede spoor. Naam jachthouder/belanghebbende/WBE
Naam jachtaktehouder
Straat/nr. Postcode Plaats Bijleveren; kaart 1 : 25.000, met daarop gearceerd het gebied aangegeven waar de maatregelen worden uitgevoerd. Aantal ha. Bejaagbare grond. > 40 ha. Datum…/…/… Plaats Handtekening
Straat/nr. Postcode Plaats
Jachtaktenummer. …………………………... Datum…/…/… Plaats Handtekening
In te vullen door de FBE Noord-Holland (indien *** n.v.t. dan doorstrepen) De Stichting Faunabeheereenheid Noord-Holland schrijft bij deze de ontheffing door aan bovengenoemde jachtaktehouder om de maatregelen, genoemd in het Faunabeheerplan knobbelzwaan uit te kunnen voeren. De ontheffinggebruiker mag zich in de uitvoering laten bijstaan (in gezelschap) door anderen. Haarlem Datum …/…/… Namens het FBE bestuur P.B. van Houten Ambtelijk secretaris
Het betreft hier het gebruik van de ontheffing; Voor het uitvoeren van de maatregelen (hoofdstuk 6) t.b.v. ***spoor twee. Laatste datum van geldigheid …/…/… Het betreft hier het gebruik van de ontheffing; Voor het uitvoeren van de maatregelen (hoofdstuk 6) t.b.v. ***spoor één op de schadeplek waar schade dreigt op te treden of optreedt. Laatste datum van geldigheid …/…/...
*Het identificatieformulier informeert de wetshandhaver, en de FBE over de personen en de daarbij behorend (kentekenregistratie) voertuigen die mogelijk door hun nachtelijke activiteiten de aandacht trekken van oplettende, en mogelijk de politie waarschuwende, burgers. **Bij dreigende calamiteiten worden alle communicatiemiddelen ingezet.
faunabeheereenheid Noord-Holland - faunabeheerplan knobbelzwaan
Pagina 29 van 35
identificatieformulier/rooster (model) Identificatieformulier/rooster voor voertuigen die gebruikt worden door gebruikers van de ontheffing in de periode tussen zonsondergang en zonsopgang en tevens dienende als rooster voor de ontheffinggebruiker voor uitvoering van maatregelen gedurende de dag en/of nacht.
Naam jachthouder/belanghebbende/WBE ………………………………………………………………
Merk auto
kenteken
Naam Mobiel ontheffinggebruiker telefoonnummer
faunabeheereenheid Noord-Holland - faunabeheerplan knobbelzwaan
Pagina 30 van 35
Rapportageformulier (model)
Rapportageformulier, behorende bij het gebruik van de ontheffing voor het uitvoeren van de maatregelen
Naam jachthouder/belanghebbende/WBE ………………………………………………………………
datum
Locatie in het veld. Op de kaart van het werkgebied gemarkeerd. 1 : 25.000
resultaatmeting Neemt het aantal broedparen Neemt het aantal (niet broedende) paren Neemt het aantal pullen per legsel Neemt het aantal (winter) juvenielen Neemt het aantal (zomer) juvenielen
Aantal gevonden nesten
Aantal Aantal (juv.) Aantal (adul.) onklaar KnobbelzwaKnobbelzwagemaakte nen geschoten nen geschoten eieren
toe/af/gelijk Neemt de groepsgrootte toe/af/gelijk Neemt het aantal dagen dat de zwanen verblijven toe/af/gelijk Neemt de schade aan grasgewassen toe/af/gelijk Neemt de schade aan granen toe/af/gelijk Neemt de schade aan het gewas ……..
toe/af/gelijk toe/af/gelijk toe/af/gelijk toe/af/gelijk toe/af/gelijk
faunabeheereenheid Noord-Holland - faunabeheerplan knobbelzwaan
Pagina 31 van 35
De schadekaart van graslanden in Nederland
faunabeheereenheid Noord-Holland - faunabeheerplan knobbelzwaan
Pagina 32 van 35
De schadekaart van granen in Nederland
faunabeheereenheid Noord-Holland - faunabeheerplan knobbelzwaan
Pagina 33 van 35
De schadekaart van graszaadteelt in Nederland
faunabeheereenheid Noord-Holland - faunabeheerplan knobbelzwaan
Pagina 34 van 35
Kaart werkgebied Faunabeheereenheid Noord-Holland
faunabeheereenheid Noord-Holland - faunabeheerplan knobbelzwaan
Pagina 35 van 35
Titel:Nota PS-cie. NLWM, agendapunt 3g. (faunabeheerplan knobbelzwaan) Datum:09-03-2005 Nummer:3g