Faunabeheerplan Konijn
2012-2017
Definitief, advies Faunafonds verwerkt 7 december 2012
Inleiding Om (dreigende) schade door konijnen (Oryctolagus cuniculus) aan gewassen, dijken, sportvelden, industrieterreinen en begraafplaatsen te kunnen bestrijden vragen de faunabeheereenheden Rivierenland, Oost Gelderland en Veluwe (hierna de FBE) ontheffingen van het verbod om het konijn op te sporen, opzettelijk te verontrusten, te vangen, te doden en het daarbij waar nodig beschadigen van konijnenholen. Door de provincie Gelderland zijn in dit kader al, zowel aan de FBE als aan individuele aanvragers, ontheffingen verstrekt. Doel van de ontheffingaanvraag bij dit faunabeheerplan is om de FBE houder te laten zijn van een provinciedekkende ontheffing waaruit in voorkomende gevallen, binnen de gestelde voorwaarden, door de FBE machtigingen kunnen worden verstrekt. Dit draagt bij aan een uniforme aanpak binnen Gelderland en zal het aantal individuele aanvragen bij de provincie beperken.
Faunabeheerplan Konijn 2012-2017 Gelderland 2
Leeswijzer, inhoud faunabeheerplan De Flora- en faunawet (hierna aangeduid als Ffw) is de wet die de bescherming van soorten regelt. In de Ffw is het konijn een beschermde inheemse diersoort en mag in beginsel niet opzettelijk worden verontrust of gedood. Het konijn is een bejaagbare soort. Voor bestrijding van schade door konijnen zijn er drie juridische instrumenten: de vrijstelling, de ontheffing en voor bijzondere situaties, de aanwijzing. Bijlage 3 geeft een uitwerking van het wettelijk kader. De ontheffing, als bedoeld in artikel 68 van de Ffw, wordt slechts verleend aan een faunabeheereenheid op basis van een faunabeheerplan. Waaraan een faunabeheerplan moet voldoen staat in artikel 10 van het Besluit faunabeheer. Het plan volgt deze structuur. Bij het plan hoort een aanvraag. Het faunabeheerplan bevat ten minste de volgende gegevens: a. de omvang van het werkgebied van de faunabeheereenheid; b. een kaart waarop de begrenzing van het werkgebied van de faunabeheereenheid is aangegeven; c. kwantitatieve gegevens over de populatie van de diersoorten ten aanzien waarvan een duurzaam beheer noodzakelijk wordt geacht, met inbegrip van gegevens over de aanwezigheid van de populaties in het betrokken gebied gedurende het jaar; d. een onderbouwing van de noodzaak van een duurzaam beheer van de in onderdeel c bedoelde diersoorten, waaronder een onderbouwde verwachting van de belangen als bedoeld in artikel 68, eerste lid, van de wet die zouden worden geschaad indien niet tot beheer zou worden overgegaan; e. een beschrijving van de mate waarin de in onderdeel d bedoelde belangen in de vijf jaren voorafgaand aan het ter goedkeuring indienen van het faunabeheerplan zijn geschaad; f. de gewenste stand van de in onderdeel c bedoelde diersoorten; g. per diersoort een beschrijving van de aard, omvang en noodzaak van de handelingen die zullen worden verricht om de gewenste stand, bedoeld in onderdeel f, te bereiken; h. per diersoort en gewas een beschrijving van de handelingen die in de periode, bedoeld in onderdeel e, zijn verricht om het schaden van de in onderdeel d bedoelde belangen te voorkomen, alsmede, voorzover daarover redelijkerwijs kwantitatieve gegevens beschikbaar zijn, een beschrijving van de effectiviteit van die handelingen; i. voorzover het plan betrekking heeft op het beheer van edelherten, damherten, reeën of wilde zwijnen, een beschrijving van het voedselaanbod, de relatie tussen dit voedselaanbod en de grootte van de populatie van de betrokken dieren alsmede de mogelijkheden van uitwisseling met aangrenzende terreinen;[dit is hier niet van toepassing] j. een beschrijving van de plaatsen in het werkgebied van de faunabeheereenheid waar en de perioden in het jaar waarin de in onderdeel g bedoelde handelingen zullen plaatsvinden; k. de mogelijkheid en de voorwaarden om gebruik te maken van een aan de faunabeheereenheid verleende ontheffing op gronden van jachthouders die niet bij de faunabeheereenheid zijn aangesloten, mits die gronden binnen het werkgebied van de faunabeheereenheid vallen en voorzover die gronden plaatsen als bedoeld in onderdeel j omvatten waar planmatig beheer noodzakelijk is; l. voorzover daarover kwantitatieve gegevens beschikbaar zijn, een onderbouwde inschatting van de verwachte effectiviteit van de in onderdeel g bedoelde handelingen; m. een beschrijving van de wijze waarop de effectiviteit van de voorgenomen handelingen zal worden bepaald.
Faunabeheerplan Konijn 2012-2017 Gelderland 3
Inhoudsopgave Inleiding .................................................................................................................................................................................2 Leeswijzer, inhoud faunabeheerplan....................................................................................................................3 1 De omvang van het werkgebied van de faunabeheereenheid (a) ..............................................................6
2.
1.1.
FBE Gelderland ................................................................................................................................................6
1.2.
FBE Rivierenland ............................................................................................................................................6
1.3.
FBE Oost Gelderland......................................................................................................................................6
1.4.
FBE Veluwe .......................................................................................................................................................6
1.5.
Overzichtskaart (b) ........................................................................................................................................6
Kwantitatieve gegevens over de populatie (c) .............................................................................................7 2.1.
Soortbeschrijving............................................................................................................................................7
2.2.
Natuurlijk of historisch voorkomen van de populatie ....................................................................7
2.3.
Populatiegrootte,- dichtheid en -trend ..................................................................................................7
Nederland ....................................................................................................................................................................7 3.
Onderbouwing noodzaak duurzaam beheer (d) .........................................................................................9 3.1.
In het belang van de openbare veiligheid .............................................................................................9
Rivierdijken.................................................................................................................................................................9 Weg- en spoortaluds ............................................................................................................................................ 10 3.2.
Belangrijke schade aan gewassen ......................................................................................................... 10
Akkerbouw ............................................................................................................................................................... 10 Kwetsbare kapitaalsintensieve teelten ........................................................................................................ 11 3.3.
Schade aan sportvelden & industrieterreinen................................................................................. 12
Schade aan sportvelden ...................................................................................................................................... 12 Schade aan industrieterreinen......................................................................................................................... 12 3.4. 4.
5.
Schade aan begraafplaatsen .................................................................................................................... 12
Beschrijving van de mate waarin belangen zijn geschaad (e) ............................................................ 14 4.1.
Getaxeerde belangrijke schade aan gewassen................................................................................. 14
4.2.
Overzicht verleende ontheffingen ........................................................................................................ 15
Beschrijving van de gewenste stand van het konijn (f) ......................................................................... 16 5.1.
Gunstige staat van instandhouding ...................................................................................................... 16
5.2.
Gewenste stand per specifieke locatie en belang ........................................................................... 16
In het belang van de openbare veiligheid.................................................................................................... 16 Bij belangrijke schade aan gewassen ............................................................................................................ 16 Bij schade aan sportvelden en industrieterreinen .................................................................................. 16 Bij schade aan begraafplaatsen ....................................................................................................................... 16 Faunabeheerplan Konijn 2012-2017 Gelderland 4
6.
Beschrijving van de noodzakelijke handelingen (g) ............................................................................... 17 6.1.
Toetsingskader inzet van maatregelen............................................................................................... 17
6.2.
Algemene beschrijving van preventieve maatregelen ................................................................. 17
6.3.
Algemene beschrijving van bestrijdingsmaatregelen .................................................................. 18
6.4.
Gewenste handelingen per geval .......................................................................................................... 21
In het belang van de openbare veiligheid.................................................................................................... 21 Bij belangrijke schade aan gewassen ............................................................................................................ 22 Bij schade aan sportvelden en industrieterreinen .................................................................................. 23 Bij schade aan begraafplaatsen ....................................................................................................................... 24 6.5.
Vuistregels handelingen nabij natuurgebieden .............................................................................. 24
7.
Beschrijving van de uitgevoerde handelingen (h) ................................................................................... 25
8.
Waar en wanneer (j) ............................................................................................................................................ 26
9.
Gebruik van de ontheffing (k) .......................................................................................................................... 26
10.
Verwachte effectiviteit van de handelingen (l) .................................................................................... 27
11.
Monitoring (m) .................................................................................................................................................. 27
Bijlagen ................................................................................................................................................................................ 27
Faunabeheerplan Konijn 2012-2017 Gelderland 5
1 De omvang van het werkgebied van de faunabeheereenheid (a) 1.1. FBE Gelderland De provincie Gelderland is ruim 510.000 hectare groot en heeft ruim 2 miljoen inwoners. Binnen de provincie zijn 3 FBE’s en 49 wildbeheereenheden (WBE’s) actief. Het werkveld van de Faunabeheereenheden
omvat
in
principe
alle
gronden
binnen
de
aangesloten
wildbeheereenheden. De 3 Gelderse FBE’s willen fuseren tot één FBE Gelderland per 1 januari 2013. Daarbij zal tevens de begrenzing van het werkgebied worden geactualiseerd.
1.2. FBE Rivierenland Het werkgebied van de FBE Rivierenland omvat dat gedeelte van Gelderland dat gelegen is ten zuiden van de Neder Rijn, ten noorden van de Maas, en ten westen van het Pannerdensch Kanaal en het Bijlandsch kanaal, en dat in het zuiden, noorden, oosten en deels in het westen begrensd wordt door de provinciegrens. Het werkgebied van deze faunabeheereenheid beslaat een oppervlak van ca. 123.951 ha1, hierbinnen zijn 11 WBE’s gelegen2.
1.3. FBE Oost Gelderland Het werkgebied van de FBE Oost Gelderland omvat dat gedeelte van Gelderland dat gelegen is ten oosten van de IJssel, het Pannerdensch Kanaal, het Bijlandsch Kanaal en de Boven Rijn, en dat in het noorden wordt begrensd door de provinciegrens en in het oosten en zuiden begrensd wordt door de rijksgrens. Het werkgebied van deze faunabeheereenheid beslaat een oppervlak van ca. 160.108 ha1, hierbinnen zijn 19 WBE’s gelegen.
1.4. FBE Veluwe Het werkgebied van de FBE Veluwe omvat, met uitzondering van Kroondomein Het Loo3, dat gedeelte van Gelderland dat gelegen is ten noorden van de Neder Rijn, ten westen van de IJssel en dat in het noorden en westen begrensd wordt door de provinciegrens. Het werkgebied van deze faunabeheereenheid beslaat een oppervlak van ca. 209.197 ha1, hierbinnen zijn 17 WBE’s gelegen.
1.5. Overzichtskaart (b) Een kaart waarop de begrenzing van de faunabeheereenheid is aangegeven is als bijlage 1 bij dit plan gevoegd.
1 2 3
Deze oppervlakte is exclusief grote open wateren en bebouwde kommen De Stichting samenwerkende WBE’s Nijmegen is een overkoepelende WBE voor de 3 WBE’s. Het ministerie van EZ is bevoegd om faunabeheerplannen van het Kroondomein te beoordelen.
Faunabeheerplan Konijn 2012-2017 Gelderland 6
2. Kwantitatieve gegevens over de populatie (c) 2.1. Soortbeschrijving Bijlage 2 bevat een beschrijving van de uiterlijke kenmerken, het habitat, de levenswijze en voedselbehoefte van het konijn.
2.2. Natuurlijk of historisch voorkomen van de populatie Voor de laatste ijstijd was de verspreiding heel Europa, tijdens de ijstijd is het konijn teruggetrokken tot het westelijk Middellandse Zeegebied, waarna de soort aanvankelijk het verloren terrein niet terugwon. In de middeleeuwen heeft de mens de soort weer door heel Europa verspreid als jachtwild. Studies wijzen erop, dat het konijn echter – zij het veel later – onze streken toch ook op eigen kracht weer bereikt zou hebben. Thans komt het konijn weer voor in geheel West- en Midden-Europa. Op de meeste plaatsen komt de soort algemeen en talrijk voor (Lange et al. 1994).
2.3. Populatiegrootte,- dichtheid en -trend Nederland
In 1953 werd de virusziekte myxomatose geïntroduceerd, die de konijnenstand in geheel Nederland sterk beïnvloedde. Veel konijnenpopulaties werden tot minder dan 1% van hun oorspronkelijke omvang verkleind. Sinds het einde van de jaren vijftig heeft de konijnenstand zich hersteld. Het is te verwachten dat het virus nog lange tijd de konijnenstand zal beïnvloeden. Sinds 1988 is er in Nederland een nieuwe virusziekte voor konijnen aangetoond, het viraal haemorragisch syndroom (VHS). Landelijke tellingen sinds 1994 toonden een sterke achteruitgang (70%) van het konijn (Witte 2005) als gevolg van deze ziekte. Ook de infrastructuur, de toenemende bebouwing van het biotoop, myxomatose en de jacht spelen een grote rol bij de achteruitgang (Wikipedia 2011). De Zoogdiervereniging stelt in haar rapport uit 2006 voor het konijn in de rode lijst op “gevoelig” te plaatsen omdat de populatie konijnen in de tweede helft van de 20e eeuw sterk achteruit is gegaan. Gegevens van de laatste drie jaar uit onder andere het Netwerk Ecologische Monitoring wijzen echter op een landelijk herstel van de populatie (Ministerie van LNV, 2009). Zie ook figuur 1.1.
250 200 150 100 50 0
Figuur 1.1: Geïndexeerd verloop van het aantal konijnen in Nederland tussen 1997 - 2009 (2000 = 100%) Trend = stabiel (NEM 2012)
Faunabeheerplan Konijn 2012-2017 Gelderland 7
1.6.1 Gelderland Het konijn is een in geheel Gelderland voorkomende soort (zie figuur 1.2). Wanneer de trend over de afgelopen jaren in de tellingen (figuur 1.3) geanalyseerd wordt kan geconcludeerd worden dat de aantallen konijnen in Gelderland tussen 2007 en 2008 zijn afgenomen met circa een derde, waarna de populatie stabiliseerde en er tussen 2009 en 2010 weer een herstel optrad.
Figuur 1.3: Tellingen konijnen in Gelderland van 2006 tot en met 2010 in gemiddelde aantallen per 100 ha (bron: KNJV WBE Database)
Figuur 1.2: Verspreiding konijn in Gelderland (Zoogdiervereniging 2011).
5 4 3 2 1 0 2006
2007
2008
2009
2010
Figuur 1.3: Het aantal konijnen per 100ha in Gelderland tussen 2006 – 2010 in grasland (KNJV 2012)
Faunabeheerplan Konijn 2012-2017 Gelderland 8
3. Onderbouwing noodzaak duurzaam beheer (d) In de Handreiking Faunaschade (Oord 2009) wordt aangegeven dat konijnen schade in de agrarische sector kunnen aanrichten aan diverse teelten zoals akkerbouw, boomkwekerijen en fruitgaarden. Daarnaast kan het konijn schade toebrengen aan begraafplaatsen, sportvelden, industrieterreinen4, dijken en spoortaluds. Voor eventuele schade aan, bossen of vee, maar ook aan particuliere tuinen, wijngaarden, campings, vliegvelden of golfbanen ontbreekt op dit moment de onderbouwing. Dit faunabeheerplan ziet daarom op de volgende gevallen waarin de noodzaak van een duurzaam beheer kan worden aangetoond: -
In het belang van de openbare veiligheid, op en nabij rivierdijken en weg- en spoortaluds; Belangrijke schade aan gewassen, in de akkerbouw en bij kwetsbare kapitaalintensieve teelten; Schade aan sportvelden en industrieterreinen; Schade aan begraafplaatsen.
3.1. In het belang van de openbare veiligheid Konijnen kunnen door hun graafactiviteiten gevaarlijke situaties veroorzaken in onder andere rivierdijken en spoor- & wegtaluds waardoor de openbare veiligheid in het geding kan komen. Op zandige dijken zoals spoordijken en kades is de door konijnen gewenste combinatie van zandgrond, dekking en de aanwezigheid van korte grazige vegetaties aanwezig (Witte, 2005). Rivierdijken
Een rivierdijk bestaat in principe uit een kern van zand met daarop een waterdichte afdichting van klei met een laagdikte van 1 meter. Gevaarlijke situaties kunnen ontstaan wanneer konijnen hun holen graven in of door de kleilaag, en door erosie en verweking de dijk verzwakt. Erosie treedt op wanneer bij hoogwater rivierwater langs de dijk stroomt en er rond konijnenholen wervelingen ontstaan die sediment en gras meevoeren. Door deze erosie kan de dijk uiteindelijk bezwijken. Verweking gebeurt wanneer konijnen door de afdichtende kleilaag een gang hebben gegraven. Tijdens hoogwater loopt via deze gang water in de kern van de dijk waardoor deze verzadigd raakt en verweekt. Verweking van het binnentalud veroorzaakt instabiliteit van de dijk waardoor deze kan bezwijken (Waterschap Rivierenland 2009). De bestrijding van konijnen is een van de factoren die de erosiebestendigheid van een dijk bepalen (Ministerie van V&W, 2007). Sommige waterkeringen hebben een recreatieve functie, waardoor het gebruikelijke jagen op konijnen bemoeilijkt wordt, en het handhaven van een nulstand niet mogelijk is. In dergelijke gevallen is aanvullend afschot van konijnen met geweer en kunstlicht (op basis van ontheffing) een effectieve maatregel (FBE Noord-Brabant 2006). In Gelderland ligt circa 900 km aan waterkerende dijken (Geodatabase Gelderland 2012). Zie tabel 3.2 voor totale lengte aan waterkerende dijken per FBE. Zie bijlage 4 voor een ruimtelijk overzicht van waterkerende dijken binnen de drie Faunabeheereenheden.
4
Waar industrieterreinen staat wordt tevens bedoeld bedrijventerreinen
Faunabeheerplan Konijn 2012-2017 Gelderland
9
Weg- en spoortaluds
Door graafactiviteiten van konijnen kunnen weg- en spoortaluds worden ondergraven en kan het gebeuren dat er, wanneer er geen schadebestrijding plaats vindt, verzakkingen ontstaan van wegen en rails. Hierbij kan de stabiliteit van de spoorbaan of de weg (inclusief op- en afritten) en daarmee de veilige bereidbaarheid in het geding komen waardoor het belang de openbare veiligheid hier aan de orde is. In Gelderland ligt circa 579 km aan spoor (Geodatabase Gelderland 2012). Zie tabel 3.2 voor totale lengte aan spoor per FBE. Zie bijlage 4 voor een ruimtelijk overzicht van spoortaluds binnen de drie Faunabeheereenheden.
3.2. Belangrijke schade aan gewassen Konijnen kunnen forse schade toebrengen aan pas geplante (blad)gewassen en meerjarige gewassen zoals bomen en asperges. De schade uit zich in graafschade, het omver graven van planten en het afvreten van planten en/of stammen van bomen (Hamont, 2009). Om een betere indicatie te krijgen welke schade aan gewassen er in potentie veroorzaakt kan worden door konijnen in Gelderland is in tabel 3.1 een overzicht gegeven van de gewassen waaraan konijnen schade kunnen veroorzaken (Oord 2009). Per gewas is de geteelde oppervlakte binnen Gelderland, het type schade en de periode waarin de schade meestal optreedt vermeld. Akkerbouw
Zoals uit tabel 3.1 blijkt kunnen konijnen belangrijke schade aanrichten aan diverse akkerbouwgewassen. Er bestaan situaties waarbij werende maatregelen in combinatie met de jacht en/of landelijke vrijstelling niet voldoende is en ter voorkoming van belangrijke schade aan akkerbouwgewassen toch nog een ontheffing voor additionele bevoegdheden nodig is. Bijvoorbeeld wanneer het jachtveld niet aan de wettelijke oppervlakte-eisen voldoet om het geweer te mogen gebruiken, of wanneer de konijnen het betreffende veld enkel tussen zonsondergang en zonsopkomst bezoeken.
Teelt
Schade
Periode
Opmerkingen
Opp. (ha)
Granen
Vraatschade
Voorjaar/Zomer
Ook Graafschade
11.782
Winterwortelen
Vraatschade
Na opkomst
Grasland, graszaad, graszoden en pas ingezaaid grasland
Vraatschade
Gehele jaar
Ook Graafschade
160.389
Peulvruchten
Vraatschade
Voorjaar/Zomer
Zaai, Kiem & Afrijping
133
Graszaad, graszoden en pas ingezaaid grasland
Vraatschade
Gehele jaar
Ook Graafschade
278
Vraatschade
Gehele teeltperiode
Spinazie (vollegronds
17
Faunabeheerplan Konijn 2012-2017 Gelderland
1
10
teelt) Sla & Andijvie (vollegronds teelt)
Vraatschade
Gehele teeltperiode
15
Spruitkool
Vraatschade
Gehele teeltperiode
3
Bloemkool & Broccoli
Vraatschade
Gehele teeltperiode
27
Boerenkool
Vraatschade
Gehele teeltperiode
13
Overige koolsoorten
Vraatschade
Gehele teeltperiode
>8
Asperge
Vraatschade
Appels & Peren
Vraat- & Schilschade
Winter / Voorjaar
5002
Bessen
Vraat- & Schilschade
Gehele jaar
82
Bramen & Frambozen
Vraatschade
Voorjaar/Zomer/Herfst
26
Aardbeien
Vraatschade
Planttijd
64
Wijnbouw
Schilschade
Bloemen, Bloembollen & Zaden
Vraatschade
Voorjaar/Zomer
575
Boomteelt
Vraat- & Schilschade
Winter/Voorjaar
2469
42
56
Tabel 3.1: Overzicht van de landbouwgewassen die geteeld worden in Gelderland waaraan konijnen schade kunnen veroorzaken. Per gewas is schadetype, -periode en teeltoppervlakte in Gelderland (diverse jaartallen) gegeven (CBS 2011, Oord 2009)
Kwetsbare kapitaalsintensieve teelten
Gedurende de winterperiode kunnen hongerige konijnen volhardend zijn in hun zoektocht naar voedsel. ’s Winters schakelen ze vaak over op bast, vooral bij strenge koude (Lange et al. 1994). Boomkwekerijen, boomgaarden en fruitkwekerijen zijn vooral in periodes met langdurige en bevroren sneeuwbedekking extra kwetsbaar omdat het meeste plantaardige voedsel dan slecht bereikbaar is en de bast van bomen een geschikt alternatief is voor de konijnen. De vraat aan deze kapitaalintensieve teelten is te herkennen aan de verschillende tandafdrukken van de boven- en ondersnijtanden, altijd dwars op de stam of tak (Lange et al. 1994). In de boomkwekerij hebben vooral laanbomen, bosplantsoen, sierheesters en coniferen van de dieren te duchten. Konijnen behoren tot de grootste schadeveroorzakers in boomkwekerijen en zijn het hele jaar door actief (Crooijmans 2006). Het komt voor dat in de winterperiode hongerige konijnen hun holen verder dan gebruikelijk verlaten en zodoende op plekken komen waar men geen rekening hield met schade door konijnen. Ook kan het gebeuren dat hongerige konijnen door het gaas heen knagen of via opgewaaide sneeuw over een konijnenwerend raster het schadeperceel bereiken. In zulke gevallen is een ontheffing ter bestrijding van schade wenselijk. In Gelderland is ca. 11.100 ha aan kwetsbare kapitaalsintensieve teelten aanwezig in de vorm van boomkwekerijen, boomgaarden en fruitkwekerijen. Zie tabel 3.2 voor de oppervlakte per FBE en bijlage 4 voor een ruimtelijk overzicht van kwetsbare kapitaalsintensieve teelten per
Faunabeheerplan Konijn 2012-2017 Gelderland
11
FBE. Daarnaast zijn teelten van asperges, vollegronds groenten, aardbeien, bloemen, bloembollen en zaden aan te merken als kwetsbaar en kapitaalsintensief (Faunafonds 2012). In dit faunabeheerplan zijn de handelingen ten aanzien van deze akkerbouw-gerelateerde teelten in paragraaf 6.4 nader beschreven onder kwetsbare gewassen in de akkerbouw.
3.3. Schade aan sportvelden & industrieterreinen Konijnen kunnen door graafactiviteiten schade veroorzaken aan sportvelden en hiermee een verhoogd blessurerisico veroorzaken. Ook kunnen zij op industrieterreinen graaf- en vraatschade aanrichten (Faunafonds 2011). Schade aan sportvelden
Sportvelden zijn, voor zover niet volledig voorzien van kunstgras, ideale leefgebieden zijn voor konijnen. Gras dat regelmatig wordt gemaaid is goed eetbaar omdat het geen kans heeft te verruigen. De schade die door konijnen veroorzaakt wordt bestaat uit graafschade, vraatschade en schade door urine en uitwerpselen. De grootste problemen ontstaan door graafschade. Op plekken met graafschade ontstaat een minder stabiele ondergrond waardoor sporters zich kunnen verstappen of zich op een andere manier kunnen blesseren. Om deze schade te herstellen ontstaan kosten. Alle drie de soorten schade hebben ook financiële gevolgen (waarvan graafschade de meeste): velden kunnen onbespeelbaar verklaard worden en in het ergste geval kunnen spelers geblesseerd raken en kunnen boetes opgelegd worden vanwege de staat van het veld. Ook kunnen wedstrijden afgelast of verplaatst worden als gevolg van schade (Bol et al. 2007). In Gelderland is ca. 4100 ha aan sportvelden aanwezig. Zie tabel 3.2 voor de oppervlakte aan sportvelden per FBE en bijlage 4 voor een ruimtelijk overzicht van sportvelden per FBE. Schade aan industrieterreinen
Industrieterreinen hebben net als sportvelden vaak een regelmatig gemaaide grasmat met weinig predatoren. Er zijn vaak plekken waar het zand wordt omgewoeld, waarna er weer een pioniervegetatie is. Als er dan ook nog voldoende dekking in de buurt is, bijvoorbeeld dicht struikgewas, is het biotoop optimaal (Drees 2007). Op industrieterreinen kunnen konijnen zodanige graaf- en knaagschade aanrichten waarbij in de grond aanwezige bekabeling wordt aangevreten en bestrating wordt ondergraven, waardoor er gevaarlijke situaties kunnen ontstaan voor mensen die op dit industrieterrein werkzaam zijn (Faunafonds 2011). Bovendien veroorzaken gravende konijnen voor ondermijning en verzakking van kabelgoten, (bovengrondse) buizen, gebouwen en andere werken of installaties. In Gelderland is ca. 10370 ha aan bedrijventerreinen aanwezig. Zie tabel 3.2 voor de oppervlakte aan bedrijventerreinen per FBE en bijlage I t/m III voor een ruimtelijk overzicht van bedrijventerreinen per FBE.
3.4. Schade aan begraafplaatsen Konijnen kunnen op diverse manieren schade veroorzaken aan begraafplaatsen Zij lopen bloempotten en ander objecten omver, graven gangen, wroeten in de aarde (Krabben 2005, KAD 2011). Grafzerken en paden tussen de graven verzakken door konijnenholen. Grafzerken en
Faunabeheerplan Konijn 2012-2017 Gelderland
12
platen kunnen door het verzakken ook breken waardoor ook economische schade kan ontstaan. Daarnaast vreten konijnen beplanting weg maar vooral ook verse bloemen die door nabestaanden zijn gelegd (Gelderlander 2011). Het knaagwerk van de dieren leidt tot emotionele reacties bij nabestaanden (Beltman 2011). In Gelderland is ca. 470 ha aan begraafplaatsen aanwezig. Zie tabel 3.2 voor de oppervlakte aan begraafplaatsen per FBE en bijlage I t/m III voor een ruimtelijk overzicht van begraafplaatsen per FBE.
Schadegevoelig element
FBE Veluwe
FBE Rivierenland
FBE Oost Gelderland
Totaal
Waterkerende dijken, lengte (km)
150
525
230
905
Spoorlijnen, lengte (km)
236
189
154
579
Boomkwekerijen, oppervlakte (ha)
1002
1969
611
3582
190
7051
296
7537
Sportvelden oppervlakte (ha)
1651
1385
1068
4104
Bedrijventerreinen, oppervlakte (ha)
3664
3851
2855
10370
Begraafplaatsen, oppervlakte (ha)
232
121
119
472
Boomgaarden en fruitkwekerijen, oppervlakte (ha)
Tabel 3.2: Overzicht van de schadegevoelige elementen m.b.t. het konijn in de drie Faunabeheereenheden (Geodatabase Gelderland 2012)
Faunabeheerplan Konijn 2012-2017 Gelderland
13
4. Beschrijving van de mate waarin belangen zijn geschaad (e) Om inzicht te geven in de mate waarin de in het vorige hoofdstuk bedoelde belangen zijn geschaad wordt hier een overzicht gegeven van getaxeerde belangrijke schade in gewassen. Herstel van directe schade door konijnen aan rivierdijken, weg- en spoortaluds, evenals aan sportvelden, industrieterreinen en begraafplaatsen vindt over het algemeen plaats zonder tussenkomst van een taxateur. Schadeherstel wordt over het algemeen direct uitgevoerd binnen het reguliere budget voor beheer en onderhoud. Hiervan vindt geen centrale administratie plaats, dit faunabeheerplan bevat dan ook geen financiële onderbouwing van schade aan deze belangen. Mede ter beschrijving van geschade belangen waar geen financiële onderbouwing aan ten grondslag ligt is een overzicht gegeven van de in de afgelopen periode verstrekte ontheffingen.
4.1. Getaxeerde belangrijke schade aan gewassen Het wettelijke belang belangrijke schade aan gewassen is pas aan de orde wanneer er sprake is van (dreigende) belangrijke schade. Deze grens wordt gesteld op minimaal € 250, - per geval per jaar (Faunafonds 2012). Echter omdat het konijn een bejaagbare wildsoort is en tevens landelijk is vrijgesteld, is er geen mogelijkheid tot het aanvragen van een tegemoetkoming in de schade bij het Faunafonds en dus worden deze schades slechts bij uitzondering getaxeerd. Vanuit de taxatiegegevens van het Faunafonds zijn er toch een aantal gevallen bekend waarbij de schade aan gewassen méér dan € 250, - bedroeg. Daarnaast zijn er oudere taxatiegegevens verzameld uit de tijd van de wetgeving van vóór de Flora- en faunawet; de Jachtwet. Het konijn was ook onder de oude Jachtwet wild en bejaagbaar in de geopende tijd. De jachthouder was verantwoordelijk voor zowel een redelijke wildstand als ook voor wildschade. Onder de jachtwet was er tot inwerkingtreding van de Ffw per provincie een wildschadecommissie ingesteld. Zij adviseerde in geschillen over tegemoetkomingen in schade veroorzaakt door beschermde dieren aan landbouwgewassen. In de jaarverslagen van de wildschadecommissie over de jaren 1980 t/m 2002 zijn gegevens daarover geregistreerd. Van kapitaalsintensieve teelten werd verwacht, dat deze omrasterd werden. In bijzondere gevallen, bijvoorbeeld extreme winters kon dat ook leiden tot een tegemoetkoming door het Jachtfonds na schade door konijnen. Zie tabel 4.1 voor een overzicht van de beschikbare taxaties van belangrijke schade aan gewassen door konijnen. Jaar
# getaxeerde gevallen
Gewassen
Bedrag
Jaar
# getaxeerde gevallen
Gewassen
Bedrag
1980
2
Maïs
hfl 2.855, -
1991
1
asperges
hfl 1.400, -
1981
1
Granen
hfl 750, -
2000
1
suikerbieten
hfl 744, -
1982
1
Fruitbomen
hfl 3.290, -
2001
1
geneeskruidenteelt
hfl 73.412, -
1983
1
maïs
hfl 750, -
2005
1
overige akkerbouwgewassen
€ 595, -
Faunabeheerplan Konijn 2012-2017 Gelderland
14
1984
7
fruitbomen weiland kool bessen maïs
hfl 9.465, -
2006
1
groenten
€ 7.580, -
1985
1
boomkwekerij
hfl 560, -
2009
1
gras
€ 697, -
1987
6
boomkwekerij maïs fruit
hfl 4.577, -
2010
1
appels en peren
€ 14.475, -
1989
1
Fruitbomen
hfl 1.893, -
1990
5
maïs bloemkool stamslabonen bloementeelt boomkwekerij
hfl 15.704
2011
1
overige
€ 9.439.-
1991
1
suikerbieten
hfl 960, -
2011
1
boomkwekerij
€ 7.390, -
1991
1
Fruitbomen
hfl 8.120, -
2011
1
spercie- / stamslaboon
€ 820, -
Tabel 4.1: Overzicht van de getaxeerde belangrijke schade door konijnen aan gewassen in Gelderland tussen 1980 en 2001 (Jachtfonds) en tussen 2002 en 2010 (Faunafonds 2011). Alleen die jaren zijn opgenomen waar er minimaal 1 getaxeerd geval sprake was van belangrijke schade (Bedrag / # getaxeerde gevallen > hfl 550, of € 250, -)
4.2. Overzicht verleende ontheffingen Naast ontheffingen aan de FBE op basis van het faunabeheerplan 2004- 2008 zijn door de Provincie Gelderland naar aanleiding van een specifiek geval van (dreigende) schade ook ontheffingen verleend op basis van individuele aanvragen.
Jaar
Openbare veiligheid
Gewassen
Sportvelden
Industrieterreinen
Begraafplaatsen*
Totaal afgegeven
2005
3
2
1
2
n.v.t.
8
2006
3
2
5
3
n.v.t.
13
2007
3
7
6
4
n.v.t.
20
2008
3
4
6
3
n.v.t.
16
2009
4
5
9
4
n.v.t.
22
2010
4
4
8
3
3
22
2011
0
0
6
1
6
13
Tabel 4.2: Overzicht van het aantal door de Provincie Gelderland afgegeven ontheffingen per jaar voor het konijn in de periode 2005-2011 per wettelijk belang. *Het belang “schade aan begraafplaatsen" is sinds 22 september 2009 toegevoegd aan de wettelijke belangen o.b.v. de Provincie ontheffingen ex artikel 68 kan verlenen.
Aan individuele personen (grondgebruikers/jachtaktehouders) of WBE’s zijn rechtstreeks ontheffingen verleend voor het verontrusten, opsporen, bemachtigen en doden van konijnen met behulp van kunstlicht bij kostbare gewassen (vaak boomkwekerijen) en het opzettelijk verontrusten en doden van konijnen op sportvelden & industrieterreinen en begraafplaatsen.
Faunabeheerplan Konijn 2012-2017 Gelderland
15
5. Beschrijving van de gewenste stand van het konijn (f)
5.1. Gunstige staat van instandhouding Vanuit het perspectief van duurzaam beheer is een populatiestand gewenst waarbij de gunstige staat van instandhouding gewaarborgd blijft, rekening houdend met de effecten van jacht, schadebestrijding en natuurlijke sterfte. Omdat het konijn een soort is die landelijk vrijgesteld is op basis van artikel 65 Ffw is hiermee de gunstige staat van instandhouding al aangetoond. De rechterlijke uitspraak LJN: BB5460 bekrachtigt dit. Doordat het konijn bejaagbaar wild is en tevens landelijk is vrijgesteld, zijn de effecten van inzet van de ontheffing relatief klein. Uitgangspunt van de benodigde ontheffing voor de bestrijding van konijnen is dat deze slechts van toepassing is op specifieke locaties en omstandigheden, zodanig dat door de beperkte omvang daarvan geen significant effect op de konijnenstand optreedt.
5.2. Gewenste stand per specifieke locatie en belang Op lokaal niveau is de gewenste konijnenstand afhankelijk van de situatie zoals hier uiteengezet. In het belang van de openbare veiligheid
Indien in een dijk-, weg-, of spoortracé, of in de onmiddellijke nabijheid daarvan, aantoonbaar vergraving door konijnen heeft plaatsgevonden dan is ter plaatse een nulstand gewenst. Meestal strekt het leefgebied zich uit tot een straal van 50 m rond de burcht (Lange et al. 1994). Om herhaling te voorkomen is nulstand wenselijk binnen een straal van 50 meter van de vergraving. Nulstand is dus niet van toepassing indien konijnen ter plaatse slechts foerageren. Bij belangrijke schade aan gewassen
De gewenste konijnenstand in gewassen is zodanig dat, in combinatie met overig te nemen preventieve maatregelen, als gevolg van de konijnenstand geen belangrijke schade kan optreden. Bij schade aan sportvelden en industrieterreinen
Op sportvelden is een nulstand gewenst. De nulstand heeft slechts betrekking op konijnenwerend ingerasterde of in te rasteren gedeelten van het sportterrein. De nulstand geldt dus niet op eventuele overige binnen de begrenzing van het sportpark gelegen gronden. De gewenste konijnenstand op industrieterreinen is zodanig dat, in combinatie met overig te nemen maatregelen, als gevolg van de konijnenstand geen schade of onveilige situaties kunnen optreden. Bij schade aan begraafplaatsen
Op begraafplaatsen is een nulstand gewenst. De nulstand heeft slechts betrekking op konijnenwerend ingerasterde of in te rasteren gedeelten van de begraafplaats.
Faunabeheerplan Konijn 2012-2017 Gelderland
16
6. Beschrijving van de noodzakelijke handelingen (g) Bij het bestrijden van de schade door konijnen aan wettelijk erkende belangen zijn er verschillende mogelijkheden. Na een algemene beschrijving van preventieve maatregelen en bestrijdingsmaatregelen wordt specifiek ingezoomd op de per geval voorgestelde aanpak. Tenslotte worden kort, ter informatie, de vuistregels voor handelingen in en nabij natuurgebieden beschreven.
6.1. Toetsingskader inzet van maatregelen Uitgangspunt voor toetsing is dat preventieve maatregelen in de vorm van werende maatregelen de voorkeur genieten. Als die niet voldoen moeten verjagingsmiddelen worden ingezet. Als ook dat niet helpt of indien de specifieke omstandigheden dat niet toelaten dan worden bestrijdingsmaatregelen ingezet. Het gebruik van werende maatregelen is niet ontheffingplichtig zolang er geen beschermde diersoorten opzettelijk verontrust of gedood worden en hun nesten of andere vaste verblijfplaatsen niet verstoord worden. Dit faunabeheerplan dient ter onderbouwing van de aanvraag om ontheffing om verjagings-, en bestrijdingsacties te kunnen inzetten.
6.2. Algemene beschrijving van preventieve maatregelen In de Handreiking Faunaschade van het Faunafonds (Oord, 2009) wordt een opsomming van werende en verjagende preventieve maatregelen gegeven die mogelijk een andere bevredigende oplossing kunnen zijn ter voorkoming en beperking van schade door het konijn. Werende maatregelen
Het weren van konijnen van een bepaald perceel kan op basis van een fysieke belemmering of door afleidend voer aan te bieden. Rasters kunnen bestaan uit (ingegraven) gaas, of uit bovengrondse onder elektrische spanning staande draadrasters, al dan niet met een tijdelijk of mobiel karakter (zie Handreiking Faunaschade). Praktijkervaring in Gelderland leert dat mobiele elektrische afrastering een redelijke wering geeft bij normaal weer, maar dat sneeuw of zwerfblad spanningsverlies veroorzaakt waarna binnen korte tijd veel schade kan ontstaan. Ook insluiting van konijnen door frequent openen en sluiten van het raster tijdens het leveringsseizoen is een risico. Bovendien is het raster zeer bewerkelijk om op te spannen en het maakt het rooiwerk moeilijk toegankelijk. Afleidend voeren met bijvoorbeeld liggend snoeihout kan helpen om tijdelijk de aandacht van het schadegevoelige gewas af te leiden. Overigens zijn er in Gelderland geen ervaringen waarbij afleidend voeren tot een structurele oplossing heeft geleid. Het Faunafonds adviseert het plaatsen van een deugdelijk konijnenwerend raster als doorgaans de meest effectieve methode om konijnen buiten potentiële schadepercelen te houden. Van belang is dat begroeiing rondom hek of stroomdraad verwijderd is. Wanneer een dier beschut door plantengroei of onkruid langs het hek kan lopen, probeert het dier dit net zolang tot het ergens een doorgang heeft gevonden (Hamont, 2009).
Faunabeheerplan Konijn 2012-2017 Gelderland
17
Situaties waarin werende maatregelen niet effectief blijken
Werende maatregelen kunnen praktisch niet inzetbaar of niet (kosten)effectief zijn bij schadepercelen met een bijzondere vorm of gebruik. Bijvoorbeeld bij een ongunstige verhouding tussen de te omrasteren omtrek en inhoud. Of bij intensief gebruik waarbij wegen en waterlopen het terrein doorkruisen. Verjagingsmiddelen
Hieronder worden de belangrijkste visuele en akoestische verjagingsmiddelen gegeven voor het konijn zoals vermeld in de Handreiking Faunaschade: •
(Nabootsing) roofvogel
•
Verjaging m.b.v. geweer
•
Verjaging m.b.v. honden
•
Vlaggen en linten
•
Schriklint
•
Flitsmolens
•
Geur- en smaakstoffen
•
Aantrekken natuurlijke vijanden
•
Elektronische geluidsgolven
Een raster in combinatie met verjaging door honden is een zeer effectieve methode om konijnen buiten sportvelden te houden (Bol et al. 2007). Uit praktijkervaring bij boomkwekerijen in Gelderland blijkt dat de inzet van linten geen effect heeft op konijnen. Ervaring is ook dat het gebruik van smeermiddelen en spuiten van reukstoffen relatief duur is en weinig of geen bescherming geeft. Van het plaatsen van ultrasone akoestische geluidsbronnen lijkt enige bescherming uit te gaan, maar er zijn aanwijzingen dat dit ook een negatief effect heeft op de huisdieren van omwonenden. Gebruik van verjagingsmiddelen waarbij het konijn opzettelijk wordt verontrust kan plaatsvinden op basis van de opengestelde jacht van 15 augustus tot en met 31 januari, de landelijke vrijstelling of op basis van een ontheffing. Voor meer details over de hierboven genoemde preventieve maatregelen, zie de Handreiking Faunaschade (Oord 2009).
6.3. Algemene beschrijving van bestrijdingsmaatregelen Hieronder worden de verschillende middelen en methoden om konijnen te vangen en/of te doden beschreven. Niet alle in paragraaf 4 van het Besluit beheer en schadebestrijding
Faunabeheerplan Konijn 2012-2017 Gelderland
18
genoemde middelen zijn hier uitgewerkt. Het gebruik van klemmen, of bestrijdingsmiddelen wordt namelijk niet aangevraagd. Konijnen zijn overwegend in de schemering en ’s nachts actief (Lange et al. 1994). Bij konijnen is het daarom relevant ook buiten de daglichtperiode verjaging en bestrijding in te kunnen zetten. Gevangen konijnen worden in principe gedood, voorwaarde daarbij is dat daarbij geen onnodig dierenleed wordt verzaakt. Geweer
Het hagelgeweer of kogelgeweer (al dan niet met telescoopkijker) kan een effectief middel zijn bij bestrijding van schade door het konijn. Binnen de bebouwde kom is het echter vaak minder geschikt vanwege eventuele gevaarlijke situaties, geluidsoverlast en het confronterende effect naar bewoners. De aanwezigheid van bestaande lichtbronnen zoals lantaarnpalen of terreinverlichting kan het zicht buiten de daglichtperiode bevorderen, zodanig dat er voldoende zicht is voor gebruik van het geweer. Omdat de moderne telescoopkijkers met coatings steeds lichtsterker worden is het mogelijk om het geweer ook zonder kunstmatige of bestaande lichtbronnen in te zetten in de schemering. Voor gebruik van het geweer moet men in het bezit zijn van een jachtakte. Hulpmiddelen bij het geweer, kunstlicht, nachtzichtapparatuur, geluiddemper
Konijnen vluchten pas na enkele seconden nadat het licht op ze wordt geschenen (Bestman & Cornelissen, 1998). Waar bestaande lichtbronnen ontbreken, kan een kunstmatige lichtbron daarom nuttig zijn om bij de bestrijding van konijnen met het geweer ook tussen zonsondergang en zonsopkomst door te gaan. Het kan een voorziening zijn die bevestigd is aan het geweer maar ook een losse lichtbak valt hieronder. Voor kunstmatige lichtbronnen is een specifieke toestemming als bedoeld in artikel 10 van het Besluit beheer en schadebestrijding dieren nodig. Voor inzet van nachtzichtkijkers of geluiddempers in combinatie met het geweer bestaat vooralsnog geen aanleiding. Hiervoor wordt dan ook geen ontheffing gevraagd. Fretteren, fret en buidel
De fret, een gedomesticeerde bunzing, wordt gebruikt bij de zogenaamde 'bouwjacht'. De fret wordt in het konijnenhol (de bouw) gestuurd om het dier te verdrijven. Het konijn wordt dan geschoten of opgevangen in buidels, een soort vangnetten die onder meer konijnen die uit hun hol zijn gedreven kunnen opvangen (NOJG 2011). Jachtvogel
Met een gefokte, getrainde roofvogel kan in een aantal gevallen op een efficiënte manier overlast van konijnen aangepakt worden. Vooral op open plekken en in de bebouwde kom kan een jachtvogel nuttig zijn. Voor het doden van konijnen met een jachtvogel moet men in het bezit zijn van een valkeniersakte. Voor het toepassen van jachtvogels op een begraafplaats is een ontheffing noodzakelijk. Ook voor inzet van andere soorten roofvogels dan havik of slechtvalk is een ontheffing vereist.
Faunabeheerplan Konijn 2012-2017 Gelderland
19
Konijnenkastval
De konijnenkastval kan uitkomst bieden waar inzet van het geweer lastig is. De konijnenkastval wordt gebruikt om konijnen te vangen. Het dier wordt door middel van een tamme gekweekte soortgenoot of eten naar de kast gelokt. De kast sluit op het moment van betreden. Om ongewenste (her)introductie te voorkomen en verspreiding van eventuele ziekten uit te sluiten zal het gevangen konijn worden gedood. Voor het uitzetten van gevangen konijnen wordt geen ontheffing gevraagd. Uitgangspunt is dat de kooi ten minste dagelijks wordt gecontroleerd en het lokkonijn over voldoende vers water en voer beschikt. Konijnenvangpijp
De konijnenvangpijp is een konijnenkastval die wordt gebruikt om konijnen te vangen en hierna te doden. Dit vangmiddel wordt met de opening in het konijnenhol geplaatst. Wanneer het konijn naar buiten komt duwt het tegen de valscharnierdeur van het vangkooitje en zit gevangen.
Middel/maatregel/methode
Jacht1 Vrijstelling (van 15 augustus - (enkel bij belangrijke 31 januari) schade aan gewassen)
Ontheffing (aanvraag enkel mogelijk bij wettelijke belangen)
verjagende middelen
x
x
x
geweer1
x
x
x
fretteren
x
x
begraafplaatsen3
jachtvogel
x
x
begraafplaatsen3
Konijnenkastval
x
x
x
Konijnenvangpijp
x
x
x
kunstlicht
x
nachtzichtapparatuur (n.v.t.)
x
geluiddemper (n.v.t.)
x
gebruik geweer tussen zonsondergang en zonsopkomst
x
gebruik geweer binnen de bebouwde kom
x
gebruik geweer in jachtveld dat niet voldoet aan wettelijke afmetingen
x
schadebestrijding op begraafplaatsen2
x
Tabel 6.1: Overzicht van de verschillende middelen/maatregelen t.b.v. bestrijding van schade door het konijn en de juridische basis waarmee inzet van deze middelen/maatregelen mogelijk is. 1 ) mits
voldaan aan andere wettelijke voorwaarden zoals jachtakte en eisen jachtveld.
Faunabeheerplan Konijn 2012-2017 Gelderland
20
2) jagen
is verboden op begraafplaatsen, schadebestrijding is alleen mogelijk met ontheffing.
3)
voor gebruik van fret + buidel en jachtvogels op schadepercelen, industrieterreinen, sportvelden, percelen binnen de bebouwde kom en percelen die niet voldoen aan het 40 hectare criterium is geen ontheffing vereist.
6.4. Gewenste handelingen per geval Waar bestrijding staat moet, tenzij dit onder het betreffende belang in deze paragraaf nader is gespecificeerd, worden gelezen; bestrijding met alle onder 6.3 genoemde mogelijkheden. In het belang van de openbare veiligheid
Handelingen moeten er op zijn gericht om graafschade te voorkomen of direct te kunnen herstellen waarbij tevens gerichte inzet van verjaging en bestrijding mogelijk moet zijn. Volledig uitrasteren, als werende maatregel, alleen ten behoeve van konijnen is relatief duur. De dijk-, weg-, of spoorlichamen zijn vaak langgerekt, afrasteren is dan in veel gevallen niet kosteneffectief en zorgt voor ongewenste versnippering van het landschap. Bestaande reguliere rasters kunnen bovendien gevoelig zijn voor ondergraving door konijnen. Op tracés die veelvuldig worden vergraven moeten nadrukkelijk wel werende maatregelen worden overwogen. In die gevallen is immers sprake van een locatie die blijkbaar een sterk aantrekkende werking heeft op konijnen. Uit oogpunt van openbare veiligheid moet graafschade direct hersteld kunnen worden. Bestrijding moet kunnen plaatsvinden door inzet van middelen om de konijnen uit de holen weg te vangen en door konijnen in de directe nabijheid van het hol (50 meter) te doden met behulp van het geweer. Het is dus van belang konijnenholen te mogen verstoren of beschadigen, waaronder het dichten daarvan met grond. Voorwaarde daarbij is dat het betreffende hol geen levende konijnen meer bevat. Inzet van fretten, buidels, vangpijpen en kastvallen, om het konijn te bestrijden moet daarbij mogelijk zijn. Door de langgerekte structuur van het dijk-, weg-, of spoorlichaam bestaat de kans dat ter plaatse niet kan worden voldaan aan de criteria voor een jachtveld. Om desondanks het geweer te kunnen gebruiken om het konijn te doden is daarvoor ontheffing noodzakelijk. Langs dijken, wegen en spoorwegen kunnen stationaire lichtbronnen, zoals lantaarnpalen, voldoende licht opleveren voor gebruik van het geweer buiten de daglichtperiode. Specifiek voor bestrijding van het in de schemering actieve konijn is ontheffing op het verbod van gebruik van het geweer wenselijk na zonsondergang en voor zonsopgang. Bij onvoldoende licht is het wenselijk een kunstmatige lichtbron bij of aan het geweer te gebruiken. Van het verbod daarop als bedoeld in artikel 7 zesde lid van het Besluit beheer en schadebestrijding dieren wordt daarom tevens ontheffing gevraagd.
Faunabeheerplan Konijn 2012-2017 Gelderland
21
Bij belangrijke schade aan gewassen
De gewenste handelingen zijn afhankelijk van de situatie. Bij kapitaalintensieve teelten ligt de nadruk op het voorkomen van vraatschade aan de bast van bomen. Bij kwetsbare kapitaalintensieve teelten: Handelingen moeten er op zijn gericht om vraatschade te voorkomen, waarbij tevens gerichte inzet van verjaging en bestrijding mogelijk moet zijn. Bij kwetsbare kapitaalintensieve teelten mag van de grondgebruiker worden verlangd dat een ferme inspanning wordt geleverd, bijvoorbeeld in de vorm van een permanent, dan wel verplaatsbaar konijnenwerend raster (Faunafonds 2012). Volledig uitrasteren, als werende maatregel geniet de voorkeur. In de winter gedurende periodes met langdurige en bevroren sneeuwbedekking kan het voorkomen dat een konijnenwerend raster tijdelijk niet effectief is. Het komt voor dat hongerige konijnen door het gaas heen knagen of via opgewaaide sneeuw over een konijnenwerend raster het schadeperceel bereiken. Inzet van verjaging van konijnen binnen de rasters is niet effectief aangezien deze dan in principe zijn ingesloten. Bestrijding van konijnen binnen de rasters moet daarom altijd mogelijk zijn. Afschot moet ook mogelijk zijn buiten de daglichtperiode. Overdag bestrijden op basis van jacht en de vrijstelling is in deze situatie minder effectief omdat de konijnen juist bij schemer actief worden. Daar komt bij dat in de winterperiode, wanneer de konijnen het hongerigst zijn en de dagen het kortst, er gedurende de daglichtperiode mensen op de kwekerij aanwezig zijn. Bij kapitaalintensieve wisselteelten: Bij kapitaalsintensieve wisselteelten kan het voorkomen dat permanente rasters niet kostenefficiënt zijn, bv omdat ze steeds verplaatst moeten worden of omdat de kosten niet in verhouding staan tot de baten (dure rasters terwijl de konijnen enkel gedurende strenge winters schade veroorzaken). Men maakt dan veelal gebruik van flexibele rasters van stroomdraad. Deze rasters zijn echter weinig praktisch in het gebruik en erg gevoelig voor ondergraving en weersomstandigheden. Werende maatregelen zijn bij kapitaalintensieve wisselteelten niet afdoende. Inzet van verjaging moet dan mogelijk zijn, ondersteund met bestrijding. Afschot moet ook mogelijk zijn buiten de daglichtperiode. Omdat bijvoorbeeld in fruitteelten en boomkwekerijen vaak niet geschoten kan worden in verband met schade aan de planten en het fruit en de konijnen hierbij vaak buiten het schadeperceel hun holen hebben is het wenselijk om ook in de nabije omgeving (maximaal 50 meter van het schadeperceel) de ontheffing te gebruiken voor het verjagen en bestrijden van konijnen en beschadigen van konijnenholen. Bij kwetsbare gewassen in de akkerbouw: Werende maatregelen zijn over het algemeen niet kosteneffectief ter bescherming van kwetsbare akkerbouwgewassen tegen konijnenvraat. Verjaging en bestrijding moeten dan mogelijk zijn.
Faunabeheerplan Konijn 2012-2017 Gelderland
22
Conform de beleidsregels schadevergoeding van het Faunafonds dienen bij kwetsbare gewassen zowel visuele en akoestische middelen uit de Handreiking Faunaschade (Oord 2009) van het Faunafonds in voldoende aantallen te worden toegepast. Om een beroep te kunnen doen op eventuele schadevergoeding moeten voor kwetsbare kapitaalintensieve gewassen de preventieve maatregelen worden getroffen die aansluiten bij wat hierboven is gesteld ten aanzien van de bescherming van kwetsbare kapitaalintensieve teelten of kapitaalintensieve wisselteelten. Voor gewassen die niet als kwetsbaar worden aangemerkt (weide-, hooi- of graszaadpercelen waarvan het grasgewas minimaal zes maanden oud is en granen en graszaad in de periode waarin het gewas afrijpt) worden naast verjaging geen verdere maatregelen geëist. Uitgangspunt is dat schadebestrijding enkel op, of in de onmiddellijke nabijheid van het perceel plaatsvindt waar belangrijke schade aan gewassen dreigt. Het is daarbij niet nodig telkenmale gewasschade aan te tonen (Faunafonds 2012). De ontheffing is daarbij bedoeld voor die situaties waarbij dieren vanuit de wijde omgeving, soms in grote aantallen, op bepaalde landbouwgewassen trekken als het gewas gevoelig is voor schade door die soort. De ontheffing zal vooral nodig zijn indien de konijnenstand niet beheerd kan worden ter plaatse van de locatie van herkomst, bijvoorbeeld omdat daar om fysieke redenen niet gefretteerd kan worden. Regulering van de populatie draagt nauwelijks bij aan de beperking of voorkoming van deze vorm van schade. Op het moment dat de schade optreedt, zal de plaatselijke jachthouder (in opdracht van de grondgebruiker) de schade kunnen beperken door tijdelijke bestrijding op basis van ondersteunend afschot. Ondersteunend afschot zorgt ervoor dat dieren de preventieve middelen blijven associëren met gevaar. Hierdoor wordt voorkomen dat de middelen de dieren op termijn juist gaan aantrekken (als er vlaggen staan is er waarschijnlijk wat te halen). Zo zal in veel gevallen het afschieten van een beperkt aantal schadeveroorzakende individuen op een schadeperceel voldoende zijn om de schade te beperken of te voorkomen (Oord 2009). Konijnen zijn nachtactieve dieren. Meestal komen konijnen in de schemering naar het betreffende schadeperceel. In gevallen waar een ontheffing nodig is, omdat de mogelijkheden van de jacht en de landelijke vrijstelling te kort schieten, gaat het vaak om de bevoegdheid om ‘s nachts het geweer te mogen gebruiken. Daarom is het wenselijk om ontheffing te hebben van het verbod tot gebruik van het geweer vanaf 1 uur voor zonsopgang en tot 1 uur na zonsondergang. In de sporadische gevallen dat nabij het schadeperceel stationaire lichtbronnen aanwezig zijn, zodanig dat gebruik van het geweer mogelijk is, is het wenselijk hiervoor ook buiten deze uren ontheffing te krijgen. Daarnaast is het wenselijk buiten de daglichtperiode kunstlicht te kunnen inzetten.
Bij schade aan sportvelden en industrieterreinen
Bij sportvelden: Volledig uitrasteren van de kwetsbare terreindelen moet het uitgangspunt zijn. Als toch konijnen zijn binnengedrongen moet verjaging en bestrijding mogelijk zijn. Handelingen moeten er in dat geval op zijn gericht om graafschade te voorkomen of direct te kunnen herstellen.
Faunabeheerplan Konijn 2012-2017 Gelderland
23
Door veelvuldig betreden van sportvelden kan het lastig zijn hekken en rasters voldoende gesloten te houden. Verjaging uit de sportvelden in combinatie met bestrijding moet binnen de rasters mogelijk zijn. Daarbij is het van belang konijnenholen te mogen verstoren of beschadigen, waaronder het dichten daarvan met grond. Voorwaarde daarbij is dat het betreffende hol geen levende konijnen meer bevat. Inzet van fretten, buidels, vangpijpen en kastvallen, om het konijn te bestrijden moet daarbij mogelijk zijn. Voorafgaand aan bestrijding moet bij de FBE een plan van aanpak worden ingediend waaruit blijkt hoe binnen een redelijke periode, afhankelijk van de omvang van het project, aanvullende preventieve maatregelen (in de regel konijnenwerend raster) worden voorzien. Bij ligging binnen de bebouwde kom moet bij gebruik van het geweer vooraf toestemming zijn van de gemeente. Voor gebruik van het geweer wordt tevens ontheffing gevraagd van de omvangsvereiste van het perceel en van het verbod om buiten de daglichtperiode te schieten. Over het algemeen zal de aanwezige sportveldverlichting daarvoor voldoende licht geven.
Bij industrieterreinen: Volledig werend uitrasteren van industrieterreinen is in de praktijk in bepaalde gevallen niet mogelijk vanwege de wegen/watergangen die het terrein doorkruisen en de eventueel aanwezige onbebouwde percelen. Over het algemeen is sprake van druk (vracht)verkeer zodat ook toegangspoorten niet redelijkerwijs konijndicht kunnen worden uitgevoerd. Verjaging en bestrijding moeten mogelijk zijn waarbij tevens graafschade moet kunnen worden hersteld. Bij ligging binnen de bebouwde kom moet bij gebruik van het geweer vooraf toestemming zijn van de gemeente. Voor gebruik van het geweer wordt tevens ontheffing gevraagd van de omvangsvereiste van het perceel en van het verbod om buiten de daglichtperiode te schieten. Over het algemeen zal de aanwezige verlichting daarvoor voldoende licht geven. Bij schade aan begraafplaatsen
De gewenste handelingen en bijhorende aanpak komen overeen met die bij sportvelden. Waar geen stationaire lichtbronnen aanwezig zijn wordt buiten de daglichtperiode inzet van kunstlicht aangevraagd.
6.5. Vuistregels handelingen nabij natuurgebieden Voor zover activiteiten plaatsvinden in of nabij de op grond van de Natuurbeschermingswet aangewezen gebieden (Natura2000) kan in voorkomende gevallen een vergunningplicht bestaan op basis van die wet. Indien van toepassing moet hiervoor in voorkomende gevallen separaat vergunning worden gevraagd.
Faunabeheerplan Konijn 2012-2017 Gelderland
24
Omdat dit faunabeheerplan niet tot doel heeft een dergelijke vergunningaanvraag te ondersteunen wordt hierop niet verder ingegaan. De volgende aandachtspunten worden gehanteerd; • • • •
geen betreding van kwetsbare habitattypen zoals blauwgrasland, moerassen of veengebieden; geen geweer in de nabijheid van beverburchten (250 meter afstand); geen gebruik van het geweer in of nabij de aangewezen gebieden in de periode 1 oktober tot 1 april; in het voor- en najaar moet verstoring, door het gebruik van het geweer of jachtvogel; van groepen pleisterende grutto s, scholeksters, kieviten en tureluurs voorkomen worden. Minimale afstand tot groepen pleisterende steltlopers is 500 meter.
7. Beschrijving van de uitgevoerde handelingen (h) Wanneer het ontheffinggebruik van de periode 2005 t/m 2010 geanalyseerd wordt valt op dat het aantal jaarlijks in gebruik zijnde ontheffingen stijgt. Gedeeltelijk kan dit verklaard worden door dat het wettelijke belang “de voorkoming en bestrijding van schade veroorzaakt door konijnen op begraafplaatsen” sinds oktober 2009 als een provinciale bevoegdheid zijn behandeld. Maar ook zonder de ontheffingen verleend op basis van dit wettelijke belang mee te tellen vindt er een stijging plaats van de aantallen jaarlijks in gebruik zijnde ontheffingen van 8 in 2005 naar 22 in 2010, wat waarschijnlijk toe te schrijven is aan de zich herstellende populatie. De trends over de afgelopen jaren in de populatietellingen en afschotcijfers correleren in zulke mate met elkaar dat vooralsnog geconcludeerd kan worden dat het aantal door jachtaktehouders gedode konijnen in Gelderland gerelateerd is aan de populatiegrootte. Dit toenemend ontheffinggebruik zien we ook terug in het stijgende aantal door jagers en valkeniers gedode konijnen, van ca. 10.000 in 2005 naar ca. 15.000 in 2010. Ontheffingen op basis van het belang “de voorkoming en bestrijding van belangrijke schade aan gewassen” werden en worden in de praktijk vrijwel alleen verleend bij kwetsbare kapitaalsintensieve teelten wat betekend dat de toename in ontheffinggebruik met betrekking tot dit wettelijk belang vooral is toe te schrijven aan konijnen die in de winterperiode bij boomkwekerijen en fruitgaarden schilschade (dreigen te) veroorzaken. Ook voor wat betreft het belang “de voorkoming en bestrijding van de schade veroorzaakt door konijnen op sportvelden of industrieterreinen“ lijkt het herstel van de konijnenpopulatie zich te vertalen in een toenemend ontheffinggebruik, vooral op sportvelden. Op basis van de eerste faunabeheerplannen over de periode 2004 t/m 2008 hebben Gedeputeerde Staten aan de drie faunabeheereenheden ontheffingen verleend voor het verontrusten, opsporen, bemachtigen en doden met behulp van het geweer en kunstlicht ter voorkoming van graafschade aan waterkerende dijken van de rivieren de Waal, de Maas, de Linge, de Lek en de Neder-Rijn (FBE Rivierenland) de IJssel en de Neder-Rijn (FBE Veluwe) en IJssel, de Neder-Rijn, de Bovenrijn en het Pannerdensch Kanaal en het Bijlandsch Kanaal (FBE Oost-Gelderland). Door de dijkbeheerders is hiervan in voorkomende gevallen gebruik gemaakt.
Faunabeheerplan Konijn 2012-2017 Gelderland
25
Figuur 6.6: Afschot konijnen in Gelderland tussen het seizoen 1980-1981 tot en met 2009-2010 in gemiddelde aantallen per 100 ha (bron: KNJV WBE Database)
8. Waar en wanneer (j) Bijlage 4 geeft een overzicht van de huidige locaties van spoorlijnen, waterkeringen, begraafplaatsen, bedrijventerreinen, sportvelden en kwetsbare kapitaalintensieve teelten. De kaarten zijn informatief bedoeld, de ontheffing moet tevens zien op (nog) niet vermelde locaties mits deze voldoen aan de omschrijvingen binnen dit faunabeheerplan. Omdat er jaarrond situaties kunnen voorkomen waarbij de inzet van een ontheffing ter bestrijding van schade door konijnen gewenst is, zou de ontheffing jaarrond doorgeschreven moeten kunnen worden. Feitelijke inzet kan wel afhankelijk zijn van de weersomstandigheden zoals de genoemde winterse omstandigheden bij kapitaalsintensieve teelten.
9. Gebruik van de ontheffing (k) De aan de FBE verleende ontheffing wordt door de FBE doorgeschreven aan de WBE’s en jachtvelden waarop de ontheffing betrekking heeft. Voor individuele percelen kan een jachtaktehouder in overleg met de grondgebruiker in specifieke gevallen rechtstreeks een machtiging vragen bij de FBE. Bijvoorbeeld bij sportvelden of begraafplaatsen. De FBE stemt dit dan af met de WBE. Voor het doorschrijven en rapporteren over het gebruik van de machtigingen wordt een registratiesysteem (FRS) gebruikt. Daarin wordt tevens geregistreerd wie gebruik maakt van de machtigingen. Om gebruik te maken van de ontheffing moet een jachthouder zijn geregistreerd in FRS. Voorwaarde bij het machtigen door de FBE is dat de voorwaarden van de ontheffing worden nageleefd en dat tijdig wordt gerapporteerd over het gebruik daarvan. Faunabeheerplan Konijn 2012-2017 Gelderland
26
De FBE rapporteert over het gebruik van de ontheffingen aan de provincie overeenkomstig de voorwaarden die de ontheffing daaraan stelt.
10.
Verwachte effectiviteit van de handelingen (l)
Door de ontheffing in te zetten in combinatie met de genoemde preventieve handelingen evenals de inzet van de reguliere jacht en mogelijkheden die de vrijstelling biedt, verwachten we dat de in dit plan genoemde belangen effectief kunnen worden behartigd.
11.
Monitoring (m)
Aan het machtigen van gebruikers van de ontheffing via FRS is een rapportageverplichting gekoppeld. Tenminste iedere 3 maanden zal hierover door de gebruiker aan de FBE verantwoording worden afgelegd. De FBE rapporteert vervolgens jaarlijks aan de provincie waarbij een analyse wordt gemaakt van de inzet van de ontheffing in relatie tot het bereikte effect. Naast monitoring van het ontheffinggebruik via FRS worden zo nodig gegevens uitgewisseld met onder andere het NWRS-systeem van de KNJV, bijvoorbeeld waar het gaat over informatie met betrekking tot tellingen of jacht.
Bijlagen De bijlagen bevatten overzichtskaarten, een beschrijving van de soort en achtergronden bij het wettelijke kader. In de bijlage is tevens een bronverwijzing opgenomen.
Faunabeheerplan Konijn 2012-2017 Gelderland
27