1
FATA ACADEMICA 2013
M. te Velde, rector
Een bestuurder schrijft in de loop van het jaar meer dan eens een overzicht over gedane zaken. In onze visitatie-zelfevaluaties, prestatieafspraken, jaarverslagen en synoderapporten is alles wat we doen in allerlei variaties gedocumenteerd. In de aanloop naar 6 december vraag ik me daarom soms af, of het wel nodig is, op de dies die Fata Academica. Maar, denk ik dan, zo’n state of the union heeft op zo’n dag toch ook wel weer een eigen plek als verjaardagstoespraak in een toon van dankbaarheid. Ook dit jaar dus de klassieke fata.
Onderwijs We beginnen bij de binnenkant, de kern van ons werk hier: het onderwijs en de vorming van mensen, meest jonge mensen, met het oog op hun ontwikkeling en toerusting voor het uitoefenen van een ambt of beroep in kerk en samenleving. Wat hier in de vier studieperioden elke cursus weer gebeurt: een zorgvuldig opgebouwd proces waarvan de ontmoeting en de overdracht tussen docenten en studenten het levende hart is. Kenmerkend is hier in Kampen de grote betrokkenheid op het doel (de doelen) en op elkaar. In alle variatie van karakteristieke individuen is er toch samenbinding en samenwerking. Uit de evaluaties is duidelijk dat het programma van bachelor en predikantsmaster een hoge arbeidsdichtheid heeft. Er wordt van zowel de docenten als de studenten veel gevraagd. Er zit voor de meesten geen ruimte in om te gaan spelevaren of freewheelen. Tegelijk wordt de hoge kwaliteit algemeen erkend. De 29 diploma’s die we in 2013 uitreikten stáán echt ergens voor. Op twee sporen zagen we die erkenning gestalte krijgen in 2013. Allereerst in de onderwijsvisitatie, de opmaat naar de verlenging van onze accreditatie als volwaardige universitaire instelling voor de jaren 2015 en volgende. De visitatie werd degelijk voorbereid o.l.v. onze onderwijskundige kar-trekkers. Het was spannend, maar ook boeiend en samenbindend om begin mei van dit jaar de visitatiecommissie o.l.v. prof. Dirk Hutsebaut hier te ontvangen en in diverse panels onze zelfevaluatie ‘Trialoog’ toe te lichten en te verdedigen. Vorige week konden we de positieve beoordeling van de commissie bekendmaken en vieren met een feestelijke lunch. Mooi om de punten te zien die als bovengemiddeld zijn benoemd: de opbouw van de curricula, de didactische aanpak, de kwaliteitsbewaking en het personeelsbeleid. Over enkele maanden zal verder duidelijk worden hoe we het in vergelijking met andere instellingen hebben gedaan. Een ander spoor van erkenning is de NSE-waardering van onze opleidingen die is meegenomen in de pas gepubliceerde Keuzegids Nederlandse Universiteiten 2014. We staan daar na de RU Groningen samen met de TUA op een gedeelde tweede plaats. Het overzicht van de NSE zag ik laatst op de werkkamer van een andere rector in onze sector hangen. Zo
2
belangrijk is die wel als documentatie van bereikte en nog na te streven doelen. Wij hebben bijna alleen maar groen, d.w.z. boven het landelijk gemiddelde. Heel mooi om te zien. We zijn dankbaar voor de inzet van zo veel mensen: docenten en studenten die buitengewoon coöperatief zijn naar elkaar toe, ondersteuners op diverse fronten met een alerte en dienstbare opstelling, deskundige commissies (examencommissie, toelatingscommissie, opleidingscommisie, stagecommissie, projectgroep predikantsmaster, projectgroep RMRT) – een sterk vlechtwerk van inzet, deskundigheid en relaties. Het is een geschenk van onze goede God dat het lukt om zo samen deze universiteit te vormen. Laat geloof en toewijding er altijd de diepe grond van vormen! Intussen leven we niet bij goede evaluaties alleen en rusten we niet op onze lauweren. Ik noem een paar dingen. In het voorbije jaar is het houden en verwerken van de moduleevaluaties verbeterd en geïntensiveerd. Onderwijscoördinator en opleidingsdirecteur houden – dat is hier typerend - voortdurend de vinger aan de pols. Is er iets niet in orde, dan maakt onze kleine schaal het mogelijk om op korte termijn een verbetering door te voeren. Verder is er een professioneel toetsbeleid ontwikkeld om de transparantie, de validiteit en de controleerbaarheid van de toetsen te kunnen waarborgen. En er is een route uitgezet voor een verdere didactische scholing van de diverse groepen docenten. Een paar andere ontwikkelingen uit 2013 vermeld ik kort even: - Start van de nieuwe predikantsmaster op 1 september j.l. - Uitgebreide evaluatie van de master algemeen en een verbeterplan daarvoor - De invoering van een digitaal roosterprogramma - Een nieuw concept voor een excellentietraject waarmee we aan het landelijke Siriusprogramma voor talent en excellentie moeten meedoen. We kregen juist gisteren een heel positieve beoordeling binnen van de Sirius Auditcommissie. - Voorbereidingen voor de internationale Researchmaster Reformed Theology, te starten in 2015 Een belangrijk aspect bij deze ontwikkelingen is, dat we als bestuurders hebben ingezet op meer menskracht voor het professionaliseren van de primaire processen. De kwaliteitseisen die ook aan een kleine instelling als de onze worden gesteld maken het onmogelijk om in deze tijd (zoals het 10 jaar geleden nog was) te werken met een onderwijskundige van 0,4 of 0,5 fte en een rector die in 0,5 of 0,6 fte van links naar rechts voor alle activiteiten van de TU de verantwoordelijke stimulator en leider was. Versterking van de kwaliteit vraagt meer deskundige ondersteunende staf in de organisatie. Er komt op ons allemaal in de diverse geledingen veel af. Het is geen formaliteit, maar een bewuste keus dat we hier elke collegeweek op maandagmorgen samenkomen in de aula om in meditatie, gebed en lied ons voor onze God te stellen. Hij is de bron van al ons leven en werken.
Onderzoek Al in juni 2012 werden de visitatiegesprekken over het onderzoek van TUA en TUK gehouden met de commissie-Frijhoff aan de hand van onze zelfevaluatie. Met grote vertraging is het uiteindelijke visitatierapport medio 2013 pas verschenen. Er zijn drie programma’s gevisiteerd die we in de jaren 2006-2011 samen met de TUA hebben gevoerd. In de visitatie wordt gewerkt met een protocol dat een score kent van 1-5. Onze programma’s voor bibliologie en systematische theologie kregen een 2, d.w.z. “Het onderzoek is nationaal zichtbaar. Het werk heeft toegevoegde waarde voor onze kennis en is solide, maar niet
3
‘exciting’. Het programma voor kerkgeschiedenis kreeg een 3, d.w.z. “Het onderzoek is internationaal zichtbaar. Het werk is competitief in nationaal verband en levert een waardevolle bijdrage in het internationale veld.’ Het rapport bevestigt een positief beeld van onze onderzoekers: het zijn degelijke wetenschappers met een relatief hoge productie voor weinig kosten. De kritische opmerkingen die werden gemaakt kwamen voor ons niet onverwacht. We hadden immers in 2010 al een midterm review georganiseerd, uitgevoerd door een commissie o.l.v. prof. Marcel Sarot. Dat leverde een kritisch rapport op, waarvan de verbeterpunten sinds het najaar van 2010 al uitdrukkelijk zijn meegenomen bij de vorming van drie nieuwe programma’s. Ik noem er een paar die in het rapport van 2012-2013 ook terugkeren: -
verbetering van de organisatie en aansturing van het onderzoek meer focus en profiel in de keuze van onderzoeksthema’s meer aanwezig zijn in internationale netwerken er is substantieel meer geld via externe funding nodig om hoogte te maken
Het rapport-Frijhoff reageert intussen op een stand van zaken die we al een paar jaar achter ons hebben. In het najaar van 2011 is het transitieproces naar drie nieuwe programma’s gestart, opnieuw samen met de TUA. In hoofdzaak vormde de kerkhistorische sector opnieuw een eigen programma-groep onder de thematiek ‘Early modern reformed theology’. Daarnaast werden naar twee kanten toe interessante nieuwe allianties gesloten onder een geprofileerd thema. De bibliologen en de systematisch theologen vonden elkaar rond het thema ‘Who is like You among the gods?’ en de praktisch theologen, de ethici en een deel van de kerkhistorici komen samen in het programma ‘Reformed traditions in secular Europe’. Elk programma heeft een programmaleider met meer verantwoordelijkheid en bevoegdheden dan we gewend waren. Hij wordt bijgestaan door een secretaris. Daarnaast heeft de Commissie wetenschapsbeoefening (de drie programmaleiders en de beide rectores) een doorstart gekregen en heeft ze onlangs een werkmodel vastgesteld voor de organisatie en aansturing van het onderzoek. In het najaar van 2014 is het tijd voor een eerste tussentijdse evaluatie, waarbij de programma’s, de bemensing en de werkwijze kunnen worden bijgesteld op punten waar dat nodig blijkt. Al die organisatie-maatregelen zijn onmisbaar, maar niet meer dan steigers rond het eigenlijke bouwwerk. Het gaat in het onderzoek om het unieke talent en de expertise van onze onderzoekers, van junior tot bijna-emeritus. Het gaat om werkkracht en denkkracht en om tijd en ruimte om die krachten te richten op thema’s en vraagstukken die er toe doen. Als een pijnpunt in ons bestuurderswerk ervaar ik het dat het strak-georganiseerde onderwijs voortdurend van de docenten veel vraagt en dat het onderzoek daardoor zo maar in de verdrukking komt, en dat het ons nog niet is gelukt daarin veel verandering te brengen. Als CvB zien we hier een belangrijke prioriteit liggen. Voor creatief en interessant onderzoek is immers wel een zekere druk nodig, maar anderzijds ook een stuk vrijheid en ongebondenheid, een opdoen van nieuwe indrukken en ideeën. Een volle onderwijsagenda staat dat al gauw in de weg. Daar moet dus wat aan gebeuren. Des te meer evenwel kunnen we trots zijn op allerlei publicaties die dit jaar van onze docenten en onderzoekers zijn verschenen. Ik denk daarbij aan: - Peter van de Kamp: Verhalen om te leven. Levensverhalen in het pastoraat
4
-
Kees de Ruijter: Horen naar de stem van God. Theologie en methode van de preek Herman Speelman: Hoe overleeft de kerk? Melanchtons onderricht aan predikanten Gert Kwakkel: Als geen ander. De God van de profeten Deze week van de bibliologen van Apeldoorn en Kampen: Nieuwe en oude dingen. Schatgraven in de Schrift Myriam Klinker: dissertatie over de ethische richtlijnen in 1 Timotheüs en Titus Jaap Doedens: dissertatie over Genesis 6:1-4 (op 19 dec. a.s. te verdedigen) Dolf te Velde, herpublicatie van dissertatie (2010) over de Godsleer in de gereformeerde orthodoxie, bij Karl Barth en bij de Utrechtse School
Daarnaast zijn er artikelen van docenten en onderzoekers uit onze kring verschenen in tijdschriften en in verzamelbundels over een breed spectrum van onderwerpen. Een belangrijk aspect is het participeren van docenten en onderzoekers in internationale netwerken. Daar zit de laatste jaren goede vooruitgang in. Een respectabel lijstje was al in ‘Trialoog’ te lezen. In 2013 is die lijn voortgezet. Ik noem als voorbeelden de Kuyperconferentie in Princeton in april, een conferentie van bibliologen in Baltimore (VS) , één in Sao Paulo, Brazilië over kerkplanting en kerk-vitalisering, één in Yangpeyong, Korea over scheppingstheologie, enzovoorts. Omgekeerd ontvingen we buitenlandse wetenschappers in Kampen. Van januari tot juni 2013 verbleef dr. Riemer Faber, hoogleraar-classicus aan Waterloo University (Canada) hier voor een studieperiode waarin hij meewerkte aan de vertaling en editie van de Synopsis purioris theologiae (1625). Daarnaast waren er ontmoetingen en adviezen die ons deden merken hoe vruchtbaar uitwisseling van ervaring en ideeën met buitenlandse collega’s is. Het pand Broederweg 18 is met het oog op dergelijke visiting scholars gerenoveerd en passend ingericht. In het voorjaar van 2014 verwachten we voor een verblijf van 4 maanden de ethicus dr. Brian Brock van de universiteit van Aberdeen, voor de cursus 2015-2016 zijn er afspraken met een hoogleraar uit Noord-Amerika voor een sabbatsjaar in Kampen. De door James Eglinton opgezette ATSF werd in juni 2013 voor de tweede keer gehouden. De ATSF van vorig jaar leverde een vervolg-bezoek op van twee jonge Amerikaanse onderzoekers, Clay Cooke en Brant Himes, promovendi van Fuller Seminary in Californië, die met hun gezin van sept. 2013 tot mei 2014 in Kampen wonen en werken aan publicaties op het gebied van het Neocalvinisme. Het is duidelijk dat men internationaal Kampen in beeld heeft als het gaat om studie van Herman Bavinck en (breder) het Neocalvinisme van Kuyper, Bavinck, Schilder en anderen. Interessant is de samenwerking rond promotieprojecten. Kampen heeft al diverse overeenkomsten gesloten voor een zgn. joint doctorate of double doctorate, nl. met de KU Leuven, de ETF Leuven en met de VU Amsterdam. Het kleine aantal fte’s dat wij aan onderzoek kunnen besteden maakt zulke samenwerking des te meer gewenst. Met de ETF Leuven is er een convenant in de maak om samen een zgn. ‘School of excellence’ te vormen, waarin talentvolle jonge onderzoekers in een coöperatie van beide instellingen worden begeleid. Dit is een variant van wat eerder in plannen en voorstellen een ‘Graduate school’ werd genoemd.
5
Kennisuitwisseling In februari 2007 werd tijdens teamdagen in ‘Fredeshiem’, een conferentieoord bij Steenwijk, o.l.v. de vorige rector De Ruijter een belangrijke impuls gegeven om onze TU als vanouds een meerzijdig kenniscentrum te zien, niet alleen een plek om dominees op te leiden, maar ook om breder aan kennisuitwisseling te doen. Sindsdien groeit dat langzamerhand tot wat het volgens de WHW ook moet zijn: een derde primair proces, met eigen programma’s en aansturing, PEP, AKZ+, TU Transfer. En daarnaast de meer individuele activiteiten: adviezen, spreekbeurten, deputatendiensten. De TU is in 2013 langs al deze lijnen weer goed zichtbaar en dienstbaar geweest. Opvallend is dat grote theologen – gepresenteerd door deskundige docenten – het ’t beste doen: Barth, Bonnhoeffer, Van de Beek, om maar iets te noemen. Dat is een signaal hoe welkom de expertise van onze instelling en de partner-instellingen is. Het grootste project op dit gebied in 2013 was de oprichting en eerste invulling van het Praktijkcentrum voor onderzoek en dienstverlening in de kerken. Vul het woord in op Google en u krijgt dit centrum als eerste hit. Een stuurgroep vanuit CentrumG Zwolle, Gereformeerde Hogeschool Zwolle en TU Kampen o.l.v. de met veel volharding uitgeruste Jan de Jong heeft er anderhalf jaar lang veel in geïnvesteerd. Het is gezegend en het is gelukt. Hopelijk kan volgende week een directeur worden benoemd om aan het PC leiding te geven. De kerken (allereerst de Gereformeerde Kerken, maar mogelijk sluiten anderen zich er bij aan) krijgen hierin een plek van waaruit de praktijk wordt opgezocht en grondig wordt gereflecteerd op wat daar gebeurt. Onze praktisch-theologische onderzoekers zullen in de komende jaren hun onderzoek inbedden in dit praktijkcentrum. In het hoger onderwijs is zulke kennisvalorisatie belangrijk. Met onze kennis stellen wij vanuit de academie vragen aan de praktijk en dragen we kennis aan die voor die praktijk nuttig is. Andersom stelt de praktijk ook vragen aan de academie en stimuleert ze ons om onze inzichten steeds aan de realiteit te toetsen en op de praktijk af te stemmen. Die wederzijdse interactie is heel goed voor onze instelling waar we goede professionals voor de werkvelden willen afleveren. In een groot deel van onze opleidingen gaat om het verkondigen van het evangelie in de werkelijke mensenwereld anno nu.Juist daarom zal het diepgaand peilen van die werkelijkheid ons een zorg zijn. Dat begint bescheiden op het terrrein van de praktische theologie, maar laat zich op termijn uitbreiden tot andere sectoren, zoals de missiologie en de ethiek.
Samenwerken in binnen- en buitenland. Minder dan ooit kan de TU Kampen in splendid isolation haar weg gaan. Ze heeft zich te verhouden tot andere theologische opleidingen in WO en HBO. Ze moet zich verhouden tot haar stakeholders, de kerken en christenen die haar met gebed en financiële middelen steunen. En ze moet ook over de grenzen van Nederland heen in de wereld om zich heen kijken en haar positie bepalen. Uit alles wat hier aan de orde is haal ik twee zaken even voor het voetlicht. Allereerst het besluit van de CGK om aan de TU Apeldoorn groen licht te geven voor een verkenning met het oog op een breder theologische instituut met geestverwante instellingen. Het is een gedachte die aansluit bij wat de GKv-synode in 2012 naar Kampen toe uitsprak: zoek de samenwerking met anderen om de kracht van gereformeerde theologie en opleiding te versterken. We zijn er blij mee en zien met goede verwachting uit naar het overleg dat binnen niet al te lange tijd concreet gestalte zal krijgen.
6
Het tweede is de indiensttreding van drs. Jos Colijn als international officer aan onze universiteit. Vanaf 1 sept. 2013 is hij de staffunctionaris die alle verschillende activiteiten op internationaal gebied coördineert en aanstuurt. We hebben geleerd dat serieuze internationalisering aan de ene kant vraagt dat het internationale element bij alle medewerkers als aspect meekomt in hun functioneren, maar aan de andere kant ook dat organisatorischbestuurlijke aansturing door ‘een concreet mens’ onmisbaar is. Anders kunnen de individuele bijdragen losse stukjes blijven die zo maar zoekraken. De resultaten van het in kleinere omvang in 2012 al begonnen werk beginnen zich nu af te tekenen, met name in de opmaat naar de internationale master, waarover volgende week een conferentie wordt gehouden met een aantal buitenlandse afgevaardigden.
Bestuur, organisatie en beheer Uit het bestuur en de organisatie van de TU in 2013 noem ik drie facetten. 1. Allereerst de financiële middelen. De ontwikkeling die de TU in de laatste jaren heeft doorgemaakt is ondenkbaar zonder de dubbele bekostiging die we hebben, vanuit de overheid en vanuit de Gereformeerde Kerken, aangevuld met een universiteitsontwikkelingsfonds waarin legaten, lijfrentes en bijzondere giften worden gestort. Met name de royale financiering vanuit de kerken heeft grote waarde voor een kleine instelling als de onze.1 Wij zijn daar heel dankbaar voor. En we voelen ons des te meer verplicht om met die middelen onze TU een instelling te laten zijn die een nauwe band met de kerken onderhoudt, er zichtbaar en merkbaar voor ze is, opleidend, stimulerend, adviserend en meer. 2. Verder het formatieplan. We hebben een langdurig proces achter de rug voor het concipiëren, bespreken en vaststellen van een formatieplan 2014-2017. Een tegenvaller was het toen deze zomer bleek dat er uit het beschikbare budget zo veel functies moeten worden vervuld, dat het passen en meten is om elk stuk onderwijs goed te laten behartigen en dan ook daarnaast nog enig onderzoek te doen. We realiseren ons des te meer hoe goed het zou zijn om samen met anderen een breder theologisch instituut te vormen. En verder gaat de fondswerving voor een derde geldstroom een vast onderdeel op onze agenda worden. 3. In de derde plaats het personeelsbeleid. De laatste jaren zijn er steeds kleine stappen gezet in het implementeren van een meer professioneel faciliteren en begeleiden van het werk en de loopbaan van de werknemers. Met behulp van externe adviseurs zijn instrumenten ontwikkeld voor het voeren van goede functioneringsgesprekken en voor een billijke berekening van ieders taaklast. Verder proberen we taken en functies zo in te richten dat mensen complementair samenwerken en de organisatie een vlechtwerk wordt met duurzame draagkracht. Personalia
1
Van de inkomsten wordt 55% door de kerkelijke bekostiging gevormd, 35% door de overheidsbekostiging en 10% door overige inkomsten, o.a. collegegelden.
7
In de Fata Academica mogen tenslotte de belangrijkste personalia niet ontbreken. Ik noem – hoe kan het anders – eerst het overlijden van Martha Sebens, onze docente Grieks en Latijn, op 18 december 2012. Zo schokkend, zo diep verdrietig. Tegelijk is er het besef dat ze een rust is binnengegaan die voor haar hier op aarde vaak ver weg was. We gedenken haar vandaag opnieuw in dankbaarheid en respect. Dit voorjaar kwam er een eind aan het dienstverband van Joop Hartman, ruim 36 jaar onderhoudsfunctionaris aan de Broederweg. We namen in april op een feestelijke manier afscheid van hem. De docenten Van der Pol en Te Velde waren in mei van dit jaar 25 jaren in dienst van de TU. Zij blijven nog even. We namen in september afscheid van de cantor Jannes Munneke, van ds. Joost Smit als projectleider van de permanente educatie predikanten en van James Eglinton, onze Schotse onderzoeker gedurende drie jaar. Eind november werd docent Kees Haak pensioengerechtigd. Van hem nemen we op 7 januari a.s. op passende wijze afscheid. Als nieuwe docent Grieks en Latijn begon Marc Janssen in september zijn werk. Enkele weken later kon de benoeming van dr. Roel Kuiper op de leerstoel christelijke identiteit in maatschappelijke werkvelden worden bekend gemaakt. Per 1 jan. a.s. treedt hij in dienst en zijn inauguratie is in de maand mei 2014 gepland. Verder hebben voor het vak methodologie twee uurdocenten een aanstelling gekregen: drs. Berber Vreugdenhil en dr. Henk Geertsema. In het werk dat een mens doet, hangt veel af van een goede gezondheid. Die is er niet altijd. Soms betekent het een afzienbare periode van uitgeschakeld zijn, soms is het iets dat voor langere tijd lasten en beperkingen oplegt. Ik noem hier Ankie Sinnema, onze medewerker studentenzaken, die al vanaf juli van dit jaar niet volledig haar werk kan doen en zo ook vandaag zich als pedel moest laten vervangen.
Studentenleven Terug naar het begin: de dagelijkse ontmoeting en wisselwerking van docenten en studenten is het hart van deze universiteit. Docenten vormen de studenten. Studenten vormen ook elkaar. Goed om dat hier eens te zeggen, nu volgende week het Kamper studentencorps Fides Quadrat Intellectum “naar interne pretentie” zijn 150-jarig bestaan viert. Het fenomeen ‘studentenleven’ is van de academie een onmisbaar onderdeel. Ook daarvoor zijn we dankbaar en bidden wij om zegen van God.
Tot slot Door heel het jaar heen was Gods goedheid en trouw de dragende grond onder alles wat we deden. Ook voor het komende 160e jaar in het bestaan van deze instelling vertrouwen we ons aan Hem toe.