ARGUS
DOSSIER KERNENERGIE
Volgens cijfers van de World Nuclear Association zijn er momenteel wereldwijd 439 kernreactoren voor elektriciteitsopwekking operatief gespreid over 32 landen. Vijfentwintig reactoren zijn in aanbouw en vijf landen (Egypte, Indonesië, Israël, Turkije en Vietnam) hebben concrete plannen om in de toekomst de nucleaire energietour op te gaan. Na Litouwen, Frankrijk en Slovakije staat ons land op de vierde plaats wat het aandeel van kernenergie in de nationale elektriciteitsproductie betreft. Vijfenvijftig procent van onze elektriciteitsopwekking gebeurt in de zeven kernreactoren die ons land telt (zie kader blz. 13). Op wereldschaal wordt vandaag 16 procent van alle elektriciteit via nucleaire weg geproduceerd. In Europa bedraagt dit 34 procent, waarmee het de onbetwiste koploper is.
werd de wereld geconfronteerd met de andere, niet-oorlogsgebonden, inherente risico’s van kernenergie. De populariteit van kernenergie was tanend, het verzet laaide op. Tegenwoordig worden aan deze risico’s, en vooral sinds 11 september 2001, de mogelijkheid van een terroristische aanslag op een nucleaire faciliteit en die van
Fat Boy, de risico’s van kernenergie “I am become death, the shatterer of worlds”. Dit citaat uit een Hindu-tekst zouden de woorden zijn die Robert Oppenheimer prevelde toen hij getuige was van de eerste kernexplosie. Oppenheimer was het wetenschappelijk hoofd van het Amerikaanse Manhattanproject dat de VS in 1942 opstartte om een atoombom te produceren. Op de Trinity-testvlakte in de Amerikaanse staat New Mexico werd op 16 juli 1945 ‘Fat Boy’, zoals de eerste kernbom werd gedoopt, tot ontploffing gebracht. Minder dan een maand later, op 6 en 9 augustus, werd het Hindu-citaat bewaarheid toen het Amerikaanse leger boven Hiroshima en Nagasaki, ditmaal niet in een onbewoonde zandwoestijn, de opvolgers van ‘Fat Boy’ dropte: Little Boy en Fat Man. Samen met W.O. II, eindigden op die twee dagen ook de levens van vermoedelijk 115000 mensen. En dan moeten hierbij nog de vele sterftegevallen en het fysieke leed veroorzaakt door de radioactieve fallout worden opgeteld. Deze militaire spin-off van ‘vreedzame’ nucleaire technieken is vandaag brandend actueel met het dubieuze kernprogramma van Iran en de perikelen rond het atoomwapenprogramma van Noord-Korea. In 1979 met het Three Mile Island-incident in de Verenigde Staten en, erger nog, in 1986 met de kernramp in Tchernobyl 12
ARGUS Milieumagazine
jaargang 3
het bemachtigen door een terreurgroep van een vuile bom (een conventioneel explosief, gevuld met nucleair materiaal) toegevoegd.
Achilleshiel Eén van de grootste problemen verbonden met kernenergie is echter de afvalproblematiek. Ongeveer 80 procent van het Belgisch nucleair afval is afkomstig uit de nucleaire energiesector. Het probleem met radioactief afval is dat het hoog energetische ioniserende straling uitzendt die bij hoge dosis dodelijk is. De afvalproblematiek heeft in de loop der jaren heel wat gewicht als bekommernis gekregen. Van een veronachtzaming van het afvalprobleem, wat in de jaren ‘60 in ons land leidde tot het eenvoudigweg begraven van kleine hoeveelheden radioactief afval op de terreinen van het Studiecentrum voor Kernenergie (SCK) te Mol, is het heden uitgegroeid tot een heuse kopzorg. Het wordt wel eens beschreven als de achilleshiel van de nucleaire industrie. nr. 3
Rik Vanbrabant en Bart Thieren van het Desselse Belgoprocess zien in dat afvalbeleid echter geen reden tot kopzorg: “De boodschap die wij willen meedelen is: alles is in orde. Onze missie is een professioneel afvalbeheer met nul-impact op omgeving, werknemers en omwonenden”. Belgoprocess is een 100 procent dochter van NIRAS, de Nationale Instelling voor Radioactief Afval en Verrijkte Splijtstoffen, en belast met de operationalisatie van het nucleaire afvalbeheer in ons land. “Dat betekent dat al het nucleair afval uiteindelijk hier passeert voor de tussentijdse opslag in afwachting van een definitieve oppervlakte- of diepteberging”. Wat het nucleair afval betreft zijn er twee classificaties: één die specifiek de radioactiviteit aanduidt en deze verdeelt in drie niveaus: laag-, middel- en hoogactief afval. De andere classificatie spreekt over categorie A, B en C-afval en refereert naar de uiteindelijke berging van dat radioactief materiaal. Categorie A-afval, of kortlevend afval, is in ons land bestemd voor oppervlakteberging. Categorie B en C, het middel- en langlevend afval, zijn bestemd voor diepteberging. Tussen 1962 en 1982 was de bestemming van het Belgisch categorie A-afval, samen met dat van de rest van Europa, de diepe zee. Hermetisch gesloten vaten liet men zinken tot een diepte van 4000 meter. In totaal werd zo 28000 ton afval geborgen. Aan deze zeeberging werd in 1993 een definitieve halte toegeroepen door het in werking treden van de London Dumping Convention. Enkel Rusland ging nog door met deze praktijk tot 1996. Er moest dus naar een nieuwe oplossing gezocht worden. Maar de zoektocht ernaar sleept nog tot vandaag aan. Het NIRAS kwam in 1994 met een rapport op de proppen dat 98 oppervlaktebergingszones aanduidde, verspreid over 48 gemeenten, voor het Aafval. Gemeentebesturen en actiegroepen steigerden. Het plan belandde in de diepvries. Op 16 januari 1998 besliste de toenmalige regering officieel dat het nucleair afval in de toekomst geborgen zou worden en lanceerde een nieuw voorstel. De berging zou beperkt blijven tot de bestaande nucleaire zones (Mol, Dessel, Fleurus en
Farciennes) én middels een consultatie van de betrokken gemeenten via lokale partnerschappen (zie kaderstuk MONA). Andere niet-nucleaire gemeenten zouden zich op vrijwillige basis kandidaat kunnen stellen. Tot op heden gebeurde dit niet. Er wordt verwacht dat nog op het einde van dit jaar een beslissing rond deze oppervlakteberging wordt genomen. Rik Vanbrabant: “Wij zouden graag zien dat nog dit jaar, wanneer alle rapporten van de lokale partnerschappen bij minist e r Verwilg h e n belanden, een k n o o p w o r d t doorgehakt. Een aantal van de vaten zijn niet voorzien op deze verlengde tussentijdse opslag wat bij sommige ervan al heeft geleid tot roestvorming. Destijds waren ze bestemd voor zeeberging, maar door het verbod hierop staan ze vandaag nog steeds hier. Er is daarvoor inmiddels een monitoring-programma geïmplementeerd en deze vaten worden opgevolgd. Na een definitieve beslissing kunnen we primair de berging van deze oude vaten aanvatten. In het buitenland is al aangetoond dat oppervlakteberging werkt”.
De Boomse klei Sinds 5 april 2000 is men begonnen met het transport van containers met verglaasd hoogradioactief opwerkingsafval uit La Hague naar de terreinen van Belgoprocess. Met de opwerking wordt de bestraalde kernsplijtsof, de gebruikte brandstof van een kernreactor, via ingrepen gescheiden in afval- en herbruikbaar materiaal. Het verglazingsproces is een afvalverwerkingsprocédé waarbij de hoogradioactieve vloeistoffen die vrijkomen bij de opwerking worden verwerkt en ingesloten in een glazen matrix en ver-
volgens in een stalen container opgeborgen. Op 15 juli van dit jaar werd een 8e transport uitgevoerd. Tegen 2010 zouden deze transporten beëindigd moeten zijn. De opwerkingscontracten met het Franse opwerkingsbedrijf Cogéma liepen in 2001 ten einde wat betekent dat sinds die datum geen Belgische kernbrandstof meer wordt opgewerkt voor recyclage. De containers met verglaasd afval die uit La Hague terugkomen worden in Dessel gestockeerd in ‘G eb ouw 136’. Dit risicor e s i s tent gebouw, b e r e kend op de impact van een aardbeving en F-16 inslag - niet op die van een lijnvliegtuig - doet dienst als tijdelijke opslag. Over de uiteindelijke berging van dit type afval zijn het onderzoek en de debatten nog lopende. In de jaren ‘70 werd al erkend dat de afwikkeling van deze problematiek de toekomst van kernenergie zou gaan kleuren. Vandaag, dertig jaar later, is er nog steeds geen oplossing voorhanden. Reeds sinds 1973 is men in België bezig aan het denkwerk en fundamenteel onderzoek naar de optie van diepgeologische berging voor het afval van categorie B en C. Dit beoogt de opslag van van dit type afval in diepgelegen geologische formaties. In lekentaal: diep onder de grond. In 1980 werd hiervoor in Mol, op de terreinen van het Studiecentrum voor Kernenergie, HADES (High Activity Disposal Experimental Site) opgezet, een project dat tot vandaag nog onderzoek naar het concept verricht. Intussen ressorteert Hades onder ESV Euredice (European Underground Research Infrastructure for Disposal of nuclear waste in a Clay Environment), een samenwerkingsverband tussen NIRAS en het SCK. De Hadessite bevindt zich in Mol op de terreinen
Pioniers in in- en uitstap Op 1 januari 1951 werd Pierre Ryckmans, tussen 1934 en 1946 gouverneur-generaal van het toenmalige Belgisch Kongo, aangesteld als Commissaris voor Atoomenergie. Eén jaar later, op 19 april 1952, werden de statuten van de vzw “Studiecentrum voor de Toepassingen van de Kernenergie” in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd. De nucleaire geschiedenis van België begon echter al tijdens WO II. Op vraag van de Verenigde Staten en Engeland leverde ons land het uranium dat Union Minière in Belgisch Congo ontgon aan het Amerikaanse Manhattan-programma. De atoombommen die op Hiroshima en Nagasaki vielen bevatten 72 procent “Belgisch” uranium. Door de hand- en spandiensten aan het Amerikaans atoomwapen-programma werd ons land beloond met een inzage in de stand van zaken met betrekking tot de ontwikkelingen in het domein van kernenergie. België werd hierdoor één van de nucleaire pioniers. Op vrijdag 11 mei 1956 was de BR1, de Belgian Reactor 1, voor het eerst kritisch. De opening van de drie eerste kernreactoren voor elektriciteitsproductie (Doel 1, Doel 2 en Tihange 1), versneld door de oliecrisis van 1973, vond plaats in 1975. Zij stonden toen in voor 20 procent van de Belgische elektriciteitsproductie. Momenteel zijn er in totaal 7 kerncentrales actief (Doel 3 & 4, Tihange 2 & 3) die 55 procent van de elektriciteit van eigen bodem leveren. Sinds 1980 is NIRAS (Nationale Instelling voor Radioactief Afval en Verrijkte Splijtstoffen) belast met het veilig beheer van het Belgisch radioactief afval. Als gevolg van het Tchernobyl-incident werd in ons land op 15 mei 1986 door de Senaat beslist een ‘Tchernobyl-commissie’ op te richten die belast werd met een onderzoek naar de gehele kernenergieproblematiek. Deze commissie maakte na vijf jaar haar aanbevelingen bekend. Eén ervan, dat kerncentrales op minstens 30 km verwijderd moeten zijn van een stedelijke agglomeratie, maakt dat het huidig kernenergiepark niet aan deze richtlijn voldoet. En dat de regering in 1988 de plannen voor een 8e kerncentrale voorgoed opbergt. Een andere uitloper van de werkzaamheden van de commissie is de oprichting in 1994 van het FANC (Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle), dat echter pas in 2001 haar werkzaamheden aanvat. Twee jaar voorheen, en door een wet in 2003 bekrachtigd, beslist ons land voor een gefaseerde uitstap uit de kernenergie.
ARGUS Milieumagazine
jaargang 3
nr. 3
13
ARGUS
DOSSIER KERNENERGIE
MONA Op 25 april 2005 keurde het gemeen- er komen, maar alleen als alle wettetebestuur van Mol het eindrapport van lijke voorschriften worden nageleefd én het Mols Overleg Nucleair Afval, kortweg de voorwaarden die MONA oplegt worMONA, goed. MONA is een partnerschap den gerespecteerd. Helsen: “Op kop staan tussen de gemeente Mol en NIRAS, opge- uiteraard de voorwaarden met betrekking richt om de technische en maatschappe- tot de veiligheid en volksgezondheid. We lijke haalbaarheid van de opslag van laag- hebben al een soort ‘0’-meting laten uitradioactief afval (klasse A) in Mol na te voeren in de gemeente die we in toekomgaan. Naast MONA zijn er nog twee ande- stige studies als basislijn kunnen hanteren. re soortgelijke lokale partnerschapDaarnaast wordt er in het rapport pen actief: STOLA (Dessel) ook gepleit voor het behoud en PaLoFF (Fleurus en van de nucleaire kennis Farciennes). MONA in de regio om dit werd opgericht op afval deskundig te 9 februari 2000. beheren. En vragen we de blijAanvankelijk vende betrokwerd de duur kenheid van van haar een inspraakwerkzaamheden op 2 jaar orgaan in beraamd, de verdere een termijn af wikkeling die lang overvan dit dosschreden is. sier”. De uiteindelijke locaJacques Helsen tie van deze beris voorzitter van gingsfaciliteit zou MONA en schepen van Nucleaire vlakbij de terreinen van Belgoprocess A an g ele g enh e d en u ys B m Foto: Wi van de gemeente zijn, net tegen de Mol - de enige ter Welke toekomst voor kernenergie in Vlaanderen? grens met Dessel. wereld naar het Het Desselse equivalent van MONA, schijnt. Helsen: “Het doel van MONA was in eerste instantie om STOLA, stelt in haar rapport een site voor de Molse bevolking inspraak te geven in die aan de Molse grenst. Was samenwerde beslissing rond de berging van dit type king niet beter geweest? Helsen: “Wij A-afval. En daarnaast om studies uit te van MONA hebben altijd voor samenvoeren om na te gaan of dit afval op het werking gepleit, maar in Dessel hebben grondgebied van Mol geborgen kan wor- ze verkozen hun eigen weg te gaan. Toch den en tegen welke voorwaarden”. Die hebben we in ons rapport aanbevolen dat inspraak gebeurde niet door een groot- de regering, die de uiteindelijke knoop schalig referendum waarin de voltallige moet doorhakken, beide dossiers als één Molse bevolking zich pro- of contra kon beschouwt”. De twee Vlaamse dossiers verklaren. Helsen: “Het opzet van MONA zijn intussen bij NIRAS beland, het is nu werd uitgewerkt door de Antwerpse nog wachten op het Waalse dossier van Universiteit. Er werd geopteerd voor een Fleurus-Farciennes. Normaal zou dit in partnerschap, een soort inspraakorgaan het najaar volgen, maar Jacques Helsen waar politici, vakbondslui, dokters, alsook betwijfelt of deze deadline zal worden mensen uit het verenigingleven, de milieu-, gehaald. Als de regeringsbeslissing valt senioren- en middenstandsraad deel van zullen de eventuele werkzaamheden aan uitmaken. En waaraan ook onafhankelijke deze oppervlakteberging ten vroegste in burgers kunnen participeren”. Van de 65 2010 aanvatten. Volgens een beraming betrokkenen behoort 35 % tot deze laat- van NIRAS zal in totaal 70500 m3 type Asten. Begin dit jaar werd het geïntegreerd afval geborgen moeten worden. eindrapport ter goedkeuring voorgelegd aan de Molse gemeenteraad, die het in april goedkeurde. Conclusie: het afval mag Meer info: www.monavzw.be 14
ARGUS Milieumagazine
jaargang 3
nr. 3
van het SCK op 224 meter onder de grond in de Boomse klei. Kernbegrip van deze diepteberging zijn de meervoudige barrières die door dit type berging gecreëerd worden. Het hoogactief materiaal wordt bijvoorbeeld eerst verglaasd, daarna in een container geplaatst en vervolgens in een ondergrondse bunker die omgeven wordt door, in dit geval, klei. Wat deze diepe berging betreft verscheen in 2001 het SAFIR 2-rapport (Safety Assessment and Feasibility Interim Report 2) van NIRAS. Daarin wordt het onderzoek beschreven naar deze berging in de twee eerder in ons land naar voren geschoven zones: de Boomse en Ieperiaanse kleilagen. Van deze twee lijken de Boomse kleilagen tot nog toe de voorkeur weg te dragen. De definitieve beslissing hierrond is echter niet voor morgen. Het hoogactief afval heeft eerst een afkoelperiode van minstens 50 jaar nodig om definitief geborgen te worden. De vroegste datum voor de ingebruikneming van een dergelijke locatie is het jaar 2035. Intussen zal nog heel wat stof opwaaien. Eén van de belangrijkste beslissingen die hieromtrent nog genomen moet worden is die van de terughaalbaarheid en omkeerbaarheid van deze diepe berging. Met andere woorden: hoe definitief kan en mag zulke diepteberging zijn? Het uiteindelijke antwoord hierop zal ook het kostenplaatje van het nucleair afvalbeheer kleuren. De enige troost voor België: ook in de rest van de wereld weet men vooralsnog niet wat juist met het hoogactief afval te doen. Eén van de grote problemen daarbij is de erg lange tijd (tienduizenden jaren) dat het afval veilig geborgen moet worden. Dit schuift heel wat onbekende parameters als kopzorg naar voren: wat is het effect van de opwarming van de aarde, wat in het geval van zware aardbeving,....? Vele vragen, weinig antwoorden.
Kyoto & Kernenergie & Kernuitstap Op 7 juli 1999 wordt via een Regeringsverklaring medegedeeld dat België uit de kernenergie zal stappen. Het toenmalige Agalev en Ecolo boeken hun grootste politiek wapenfeit. Alle centrales zullen bij een leeftijd van 40 jaar onherroepelijk sluiten en niet worden vervangen. Op 31 januari 2003 wordt deze verklaring bekrachtigd in een wet ‘houdende de geleidelijke uitstap uit de kernenergie voor industriële elektriciteitsproductie’.
Beter bekend als de wet op de kernuitstap. België treedt daarmee in de voetsporen van Duitsland, dat in 2000 al officieel haar kernuitstap bekend maakte. Resultaat: in 2014 zal in de eerste centrale de reactor stilgelegd worden, de laatste reactor wordt in 2025 gedoofd. Exit kernenergie, er is echter een maar... De ‘overmachtclausule’ die aan de wet wordt toegevoegd bepaalt dat de nucleaire deur op een kier wordt gelaten voor in het geval de energiezekerheid door de uitstap niet langer gewaarborgd kan worden. In dat geval behoren zowel een verlenging van de levensduur van de huidige centrales als nieuwe kernfaciliteiten tot de mogelijkheden. Zoveel staat ook te lezen in het rapport van de Ampere-commissie - voluit: de Commissie voor de Analyse van de P r o d u c t i e mi d d e l e n van Elektriciteit en de Reoriëntatie van de Energievectoren - dat in oktober 2000 verscheen. Daarin staat dat de Commissie van oordeel is dat “men de elektronucleaire optie moet open houden voor de toekomst, in een context waarin koolwaterstoffen (waaronder aardgas) steeds maar duurder worden en omdat de exploitatie van kernenergie geen broeikasgassen uitstoot”. Het is deze opwarming van de aarde door de uitstoot van broeikasgassen die de pro-kernenergie lobby nieuwe pijlen op haar boog heeft bezorgd. Na de slechte public relations door Tchernobyl en de mogelijkheid op een nucleair armageddon worden sinds het midden van de jaren ‘90 weer warme pleidooien gehouden voor nucleaire energie. Ook de Europese Commissie pleitte in haar ‘Green paper on energy supply’ (2001) voor het behoud van de nucleaire optie. De elektriciteit bekomen via nucleaire weg is, in tegenstelling met de elektriciteitsproductie op basis van aardgas of - erger nog - steenkool, geheel CO2 -vrij. De conclusie: kernenergie is duurzame energie. Kyoto en kernenergie: twee handen op dezelfde buik. Zeker als je daarbij een toegenomen energiehonger
door de aangroei van de wereldbevolking tot 9 miljard mensen in 2050 in rekening brengt. Mocht kernenergie er niet zijn, beweert de pro-lobby, dan stoken we onze eigen broeierige ondergang, want hernieuwbare energie zal een globale nucleaire uitstap niet kunnen opvangen. De elektriciteitsproductie in België is goed voor 22 procent van de CO2-uitstoot. Een rapport van het Federaal Planbureau waarschuwde vorig jaar dat de CO2 uitstoot in ons land, na een stabilisatie tussen 2000-2015, na die periode opnieuw een stijgende lijn zou vertonen. In 2030 zouden er zo 38% meer CO2-emissies zijn dan in het Kyoto - referen tiejaar 1990. De substitutie van kernenergie door steenkoolcentrales wordt daarbij als één van de hoofdoorzaken naar voren geschoven. Bovendien argumenteren de tegenstanders van een kernuitstap dat de Belgische primaire energiebehoefte voor elektriciteitsopwekking daardoor voor 85 procent afhankelijk wordt van buitenlands aardgas. Dat steeds verder gehaald zal moeten worden en ook steeds duurder wordt.
Kernuitstap: en dan? De Commissie voor Openbare Werken, Mobiliteit en Energie van het Vlaamse Parlement organiseerde in april en mei van dit jaar drie hoorzittingen in het kader van een maatschappelijk debat rond ‘Energievoorziening in Vlaanderen’. De vraag die op die zittingen gesteld werd klinkt ruim: hoe zal Vlaanderen in de toekomst in haar energiebehoefte voorzien? Voor de enen is het duidelijk: het is kernenergie of samen met de sluiting van de laatste reactor, of ervoor al, gaan het licht en de TV onherroepelijk uit. Anderen brengen daar tegenin dat het zonder kan of althans zou moeten kunnen. Er is de verwachte of minstens verhoopte boom in hernieuwbare energie. Daarnaast ligt er nog een immens potentieel op het gebied
Wakostda? Nucleaire energie wordt wel eens geroemd om haar economisch voordeel. Een nucleair kWh is, volgens de producenten ervan, nog steeds goedkoper dan haar fossiel of hernieuwbaar equivalent. En dit met inbegrip van het toekomstige kostenplaatje van de sanering van de nucleaire sites en de berging van het afval. Luc Barbé (ECOLO), kabinetschef van voormalig staatssecretaris voor Energie Deleuze ten tijde van de kernuitstap, is echter een andere mening toegedaan. Barbé: “De ontwikkeling van kernenergie in ons land is alleen mogelijk geweest door massale overheidssteun. Dat toont zich onder meer in de disproportionele onderzoeksbudgetten inzake energie die de overheid verschaft. Bijna 70 procent daarvan gaat naar onderzoek naar nucleaire energie. Bijkomend is dat de verantwoordelijkheid van Electrabel, net zoals dit in andere landen het geval is voor de kernenergie-exploitanten, geplafonneerd is. Ze dragen met andere woorden niet de volledige kosten mocht er zich een nucleair ongeval voordoen. De overheid, en dus uiteindelijk de burger, moet dan mee met geld over de brug komen. Een studie heeft ooit aangetoond dat mochten ze dit risico wel voor 100 procent dragen, de productiekosten 300 procent hoger zouden liggen. Wat meteen ook de mythe van goedkope kernenergie doorprikt. Trouwens ons land, waar toch 55 procent afkomstig is van kernenergie, was tot enkele jaren geleden bekend voor zijn zeer hoge elektriciteitsprijzen voor gezinnen en KMO’s. Vreemd, toch?” Luc Barbé publiceerde dit jaar een boek, gratis te lezen op internet: “Kernenergie in de Wetstraat: een dissectie van de deals”. Daarin schetst hij een niet zo’n fraai portret van het Belgische kernenergiebeleid, zowel in het verleden als vanuit zijn recente ervaring als kabinetschef in de periode 19992003. Barbé: “Er zijn trouwens nog heel wat onzekerheden die een accuraat prijzenkaartje van nucleaire energie onmogelijk maken. NIRAS schat de kosten voor de berging van het hoogactief afval tussen de 500 miljoen en 1,5 miljard euro zullen bedragen. Een onzekerheidsmarge van 1 miljard. Vaak blijkt in zulke projecten dat de uiteindelijke kostprijs vele malen hoger ligt. Volgens mij levert een geliberaliseerde energiemarkt dan ook de beste garantie op het behoud van de kernuitstap. Zonder overheidsteun is kernenergie gewoon niet rendabel”. Meer info: www.lucbarbe.be
ARGUS Milieumagazine
jaargang 3
nr. 3
15
ARGUS
DOSSIER KERNENERGIE
De risico-trojka Wat de risico’s geassocieerd met kernenergie betreft zijn er drie die telkens de kop opduiken. Eerst is er het operationele risico, zeg maar: het risico op een ongeval in een kerncentrale. Daarnaast is er het gevaar van nucleaire proliferatie, het in handen geraken van nucleair materiaal en know-how waar dat niet wenselijk wordt geacht. Dan rest nog het afvalverwerkingsprobleem. Jef Vanwildemeersch, woordvoerder van het Studiecentrum voor Kernenergie, heeft voor deze risicotrojka in onze Belgische context een g e r us t s tel lende visie. Vanwilde meersch: “De operationele risico’s zijn in ons land meer dan aanvaardbaar. Je moet daarvoor de kans op zulk een ongeval vermenigvuldigen met de mogelijke impact ervan. Iets als Tchernobyl is bij ons uitgesloten en zelfs mocht een incident als dat van Three Mile Island zich in Doel hebben voorgedaan zou dit geen consequenties hebben gehad voor de leefbaarheid van een stad als Antwerpen. De straling zou daar hoofdzakelijk in de koepel zijn gebleven. Om helemaal veilig te spelen zou zo’n centrale beter in de woestijn staan, maar die hebben we nu eenmaal niet. Daarnaast moet je je ook afvragen of er in ons land wel een alternatief is. Voor mij stelt de vraag voor of tegen kernenergie zijn zich niet, net omdat dat alternatief, dat elektriciteit aan een aanvaardbare prijs moet leveren, er niet is.” De proliferatie dan. Het is genoegzaam bekend dat Abdul Qadeer Khan, de vader van de Pakistaanse atoombom, zijn doctoraat aan de KUL heeft behaald. Ook was er in ‘99 in volle regeringswissel de polemiek over de uitvoer van meetapparatuur voor radioactiviteit vanuit ons land naar Pakistan. Vanwildemeersch: “Tegenwoordig moeten buitenlandse studenten die het programma nucleaire ingenieur willen vol16
ARGUS Milieumagazine
jaargang 3
gen een toestemming verkrijgen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Ook blijft de kennis waar het Belgisch plutonium zich bevindt beperkt tot enkelen die er verantwoordelijk voor zijn. Noch ik, laat staan een bezoeker zou te weten kunnen komen waar het zich bevindt. Over de export van zogenaamd ‘dual-use’ materiaal, dat zowel voor civiele als militaire doeleinden gebruikt kan worden, is mijn overtuiging: proliferatie slaat niet enkel over de verspreiding van materiaal en kennis. Voor de aanmaak van een kernbom heb je een ontzettend grote en daardoor detecteerbare inf ras tructuur nodig en veel geld. Op dat vlak zou het
Internationaal Atoomenergie Agentschap een versterkt mandaat moeten krijgen dat hen toelaat te inspecteren wat en wanneer ze willen.” Rest nog het hoog-actief afval. Ons land beslist binnenkort over de oppervlakteberging van laag-actief afval. Rond de berging van het hoog-actief afval moet de knoop nog doorgehakt worden. Vanwildemeersch: “Eigenlijk kan je grosso modo stellen dat de klei-optie valabel is en voldoende onderzocht. De studies die nu nog gevoerd worden zweven eerder tussen de noodzaak voor verdere studie en de gewone wetenschappelijke nieuwsgierigheid. Daar is niets mis mee omdat daardoor de know-how behouden blijft. De berging van dat afval is iets dat nog 50 tot 70 jaar op zich zal laten wachten, tot er voldoende materiaal is dat afgekoeld is om ze aan te vatten. Intussen moet de kennis over die bergingsoptie uiteraard geactiveerd blijven. Daarnaast zijn er ook volop technologische ontwikkelingen aan de gang. Zo kan men via transmutaties de hoogactieve afval grotendeels omvormen tot andere atomen die veel minder lang stralen. Waar nu van honderdduizenden jaren wordt gesproken, zou de actieve leeftijd kunnen beperkt worden tot een 400-tal.” nr. 3
van energiereductie of in het jargon: demand side management. Het motto daarbij: “het goedkoopste en duurzaamste kWh is het kWh dat niet verbruikt werd”. Of met de woorden van Kris Baert van het energie-adviesbureau Cenergie, één van de sprekers op die hoorzittingen: “Als men uitgaat van de isolatiedikte in de Europese landen, blijkt België aan de Middellandse Zee te liggen. Wat betreft het energieverlies per jaar per woning in Europa heeft België de twijfelachtige eer om op kop te liggen qua energieverbruik per woning”. Meer met minder dus. Jan Kretzschmar, verantwoordelijk voor de sectie ‘Innoveren en renoveren’ bij het VITO en ondervoorzitter van de Organisatie voor Duurzame Energie-Vlaanderen (ODE-Vlaanderen), is duidelijk als het over het potentieel van hernieuwbare energie gaat om die kernuitstap op te vangen: “Het potentieel bedraagt 0,0”., zegt hij. “Ik ben prohernieuwbare energie, versta me niet verkeerd, maar zeggen dat die tegen 2025 de nucleaire uitstap kan vervangen is onrealistisch. De voorbije jaren is ons elektriciteitsverbruik gemiddeld met 1,8 procent gestegen. Stel u voor dat we er de komende 10 jaar in slagen dat gebruik met nog maar 1 procent te doen toenemen. Dat komt eenvoudigheidshalve neer op een toename van 10 procent over 10 jaar. Vandaag is in ons land 2 procent van de geproduceerde elektriciteit hernieuwbaar. Stel dat we er al in slagen dat meerverbruik op te vangen door de groei van hernieuwbare energie, waardoor we tegen 2015 op 12 procent uitkomen, dan hebben we nog lang niet de huidige 55 procent nucleaire energie vervangen. Voor mij is het duidelijk: in de transitieperiode naar een volledig hernieuwbare energieproductie zal elke vorm van beschikbare energie moeten ingezet worden. En dus ook kernenergie”. En met een beschuldigende vinger: “Maar primordiaal moet er eens komaf gemaakt worden, zowel door de overheid als door de burger, van onze immorele energieverslaving”.
Everlasting energie? Wat olie is voor de wagen, is uranium voor de kerncentrale: de brandstof bij uitstek. Wat de uiterste beschikbaarheiddatum van dat uranium betreft speelt
ARGUS
hetzelfde getouwtrek om het gelijk tussen voor- en tegenstanders van kernenergie als bij de vraag naar hoelang er nog olie zal zijn. De voorstanders hebben het over de alomtegenwoordigheid van uranium dat zelfs in zeewater teruggevonden wordt. De technologische vooruitgang in de uranium-extractie moet het volgens hen daarenboven mogelijk maken dat, onder invloed van een stijgende fossiele energieprijs, de ontginning van uraniumdeeltjes die vandaag niet economisch rendabel is dat in de toekomst wel kan worden. Tegenstanders werpen daar tegen op dat het binnen 60 jaar onherroepelijk met het uraniumschrapen gedaan zal zijn. En wat dan? Bovendien stellen zich bij uranium dezelfde geopolitieke problemen als bij het zwarte goud. De verdeling ervan is eveneens niet zo gelijk verdeeld. Australië, Kazachstan en Canada maken de top 3 van uraniumrijke landen uit. België bezit niet over uraniumvoorraden. De voorbeelden van de gevolgen van zulke ongelijke grondstoffenverdeling zijn intussen even legio als ongewenst. Op 28 juni van dit jaar werd in Moskou bekendgemaakt dat het Zuid-Franse Cadarache de thuisbasis zou worden van ITER, de International Thermonuclear Experimental Reactor. Dit project van 10 miljard euro, één van ‘s werelds duurste wetenschappelijke exploten ooit, moet de mogelijkheid tot kernfusie als grootschalige en commerciële energiebron onderzoeken. Fusie, in plaats van fissie, is de manier waarop in sterren en ook in onze zon energie wordt vrijgemaakt. Eén van de voordelen van deze manier van energieopwekking is dat er geen schadelijke afvalmaterialen door geproduceerd worden. Het onderzoek naar het fusie-proces, waarbij door de samensmelting van 2 deuterium-atomen een tritium-atoom ontstaat, samen met massaal veel energie, verkeert echter nog in een embryonaal stadium. Eventuele toepassingen voor elektriciteitsproductie worden dan ook maar ten vroegste in 2050 verwacht. Sceptici, waaronder de milieubeweging, hebben de slaagkansen voor dit project dan ook voorzichtig ingeschat en geopperd dat het beter zou zijn het geïnvesteerde bedrag aan te wenden voor meer klassieke vormen van hernieuwbare energie. Weerom erg splijtbare stof.
KORT NIEUWS
Bosbranden De bosbranden in Alaska en Canada van 2004 hebben in de VS bijna evenveel koolmonoxide (CO) in de lucht gejaagd als menselijke activiteiten in dezelfde periode. Dat blijkt uit nieuw onderzoek door het National Center for Atmospheric Research (NCAR). De branden zorgden ook voor een verhoging van de ozonconcentratie op leefniveau in bijna heel het Noordelijk Halfrond. Het NCAR-onderzoek, gepubliceerd in het wetenschappelijk tijdschrift Geophysical Research Letters, begroot hoe erg bosbranden bijdragen aan de luchtvervuiling. De bosbranden van Alaska en Canada stootten tussen juni en augustus 2004 ongeveer 30 miljoen ton CO uit, berekenen de auteurs. Ze zorgden voor een verhoging van de ozonconcentratie op leefniveau van meer dan 25% in de VS en tot 10% in Europa. Koolmonoxide is een toxisch gas dat zelfs bij lage concentraties gevaarlijk kan zijn voor de mens. Bronnen van CO zijn, naast bosbranden, motorvoertuigen, fabrieken en andere bronnen waarbij een onvolledige verbranding optreedt van brandstoffen op basis van koolstof. Ozon op leefniveau ontstaat door de inwerking van zonlicht op vervuilende stoffen (o.a. CO). Tot nog toe waren wetenschappers er niet in geslaagd om met een zekere precisie de regionale emissies van CO, en het belang van menselijke activiteiten en natuurlijke bronnen daarbij, te berekenen. De auteurs van het artikel slaagden daar wel in, door gebruik te maken van een remote sensing instrument met de naam MOPITT (Measurements of Pollution in the Troposphere) bediend door NCAR en de University of Toronto, en aan boord van de satelliet Terra van de ruimtevaartorganisatie NASA. De wetenschappers simuleerden het transport van vervuilende stoffen uitgestoten door de branden en de productie van ozon als gevolg daarvan, aan de hand van het computermodel MOZART (Model for Ozone and Related Chemical Tracers). De resultaten konden worden bevestigd met rekentechnieken die gesimuleerde concentraties van CO in de atmosfeer vergelijken met de concentraties gemeten door MOPITT. Gegevens bekomen met instrumenten aan boord van vliegtuigen boven Noord Amerika en Europa zorgden voor een verdere verfijning.
Zonne-energiecentrale Shell Solar, projectontwikkelaar Martin Bucher en CommerzLeasing und Immobilien AG hebben gaan op een voormalig militair terrein nabij Pocking in Beieren (Duitsland) de grootste zelfstandige netgekoppelde zonne-energiecentrale ter wereld bouwen. Shell Solar leverde eerder al een primeur met de bouw van de eerste grote zonne-energiecentrale van 5 megawatt nabij Leipzig. De nieuwe centrale zal met een capaciteit van 10 megawatt ieder jaar bijna 3300 Duitse gezinnen van stroom voorzien. Het project draagt een prijskaartje van 40 miljoen euro. De centrale bestaat uit ongeveer 62500 modules, gemonteerd op een alumunium geraamte met een totale lengte van 16,5 km. De werken zouden tegen maart 2006 afgerond moeten zijn. Naar verluidt zal de zonne-energiecentrale ieder jaar ongeveer 10000 ton CO2-uitstoot besparen.
ARGUS Milieumagazine
jaargang 3
nr. 3
17