C E N T R U M
V O O R M E G A S T O R E S 1994 Lokeren Incorporatie van een bestaande megastore in een centrum voor megastores. Werd in de eerste fase van dit winkelcomplex de beweging gerepresenteerd door zaken als amplitudes en vooruitschietende kolommen, wordt in de tweede fase de beweging zelf onderdeel van het gebouw.
De straat en de auto worden geïntegreerd in de architectuur en de dynamiek ervan toont zich als een morfologisch ballet. De auto’s rijden tussen twee transparante wanden de megastore binnen en deze intrede gaat gepaard met een bocht en een langzame opwaartse beweging van het wegdek. Ter hoogte van de gelijkvloerse inkom komt de bocht uit de façade; de auto’s rijden langs de glazen façade 100 meter lang op een uitkragend wegdek.
Een aantal megastores, een bedrijvencentrum, een cafetaria-restaurant en een regionale mediagroep (tv. en radio) worden samen gegroepeerd aan een overdekte wandelstraat met een maximaal open karakter naar buiten toe . Een overtreffende trap van publiekelijk wordt hier betracht. Dit wordt bewerkstelligd ondermeer door een glazen voorgevel met een lengte van 122 m en een hoogte van 8 m waarbij een deel van het dak ter hoogte van de voorgevel eveneens in klaar glas wordt uitgevoerd zodat de luchtigheid en transparantie van het gebouw gemaximaliseerd wordt . De realiteit van te gaan winkelen naar megashops werd onderzocht naar een nieuwe typologie toe . Een essentieel bestanddeel ervan t.t.z. de auto werd in de morfologie van de architectuur geïntegreerd . De auto wordt bij middel van het rijden ‘op’ de façade een fundamenteel aspect van de vormentaal . Een maximaalfijne uitkragende structuur loopt over de ganse transparante voorgevel . Via dit uitkragende wegdek bereikt de auto het parkeerdak. De mobiliteit van de auto is onlosmakelijk verbonden met het bestaan van de megashop en wordt in deze vormgeving aldus vertaald als substantieel onderdeel van de esthetiek van het gebouw. Het positioneren van een parking voor 220 auto’s op het dak heeft meerdere voordelen; het grotere terreinrendement wordt aangewend ten voordele van een ruime groenvoorziening vooraan aan het gebouw. Het te voorziene groen zal hetzelfde zijn als de vegetatie zoals wordt aangetroffen in het achterliggende natuurreservaat “ Molsbroek” . De open ruimte die aldus verkregen wordt vooraan het gebouw beklemtoont de openheid van het gebouw.
De openheid ervan reikt zo tot aan de Zelebaan, waardoor deze drukke viervaksbaan een geïntegreerd bestanddeel vormt van dit architecturaal en stedebouwkundig ontwerp. De oprit naar het parkeerdak betreft een driedimensionale stedebouwkundig denken die architectuur-bepalend is. De vormelijke banaliteit van megastores en wegeninfrastructuur wordt aldus opgewaardeerd tot een harmonieuze esthetiek. De inwendige organisatie verloopt als volgt: er zijn twee voordeuren, één bevindt zich op het parkeerdak en een tweede situeert zich twee bouwlagen eronder op het niveau gelijkvloers. Tussen deze twee toegangen ontwikkelt zich het inwendige voetgangersverkeer. Via twee transparante panoramische liften worden de twee bouwlagen bediend. Van daaruit komt men terecht in een transparante binnenstraat. De commerciële activiteiten zelf kunnen variëren in grootte volgens het ritme van de dragende structuur. De onderlinge scheidingen tussen deze worden bekomen door achteraf invulbare niet dragende brandwerende wanden. De toelevering gebeurt langs de achterzijde van het gebouw. De veelheid aan sectionaalpoorten en goederenliften bieden een maximale vrijheid aan invulbaarheid zowel bij initiële gebruikname als in de toekomst. De dualiteit tussen enerzijds het commerciële netwerk van de binnenstad en anderzijds de ingeburgerde gewoonte te gaan shoppen buiten de stad met de auto, wordt beantwoord naar de aard van het winkelen. Voor een brood of juweel gaat men niet rijden naar een megastore gelegen in het suburbane landschap net zoals dat men geen keuken, salon, auto, tent, sauna, zeilboot of betonmolen gaat kopen in het stadscentrum. De commerciële infrastructuur van de binnenstad beantwoordt een andere koopbehoefte dan deze van de baanwinkel. Deze dualiteit wordt in dit centrum voor megastores positief bekrachtigd. De auto is het inherente noodzakelijke orna-
IN
OU
T
ment van deze architectuur. De auto cirkelt dan ook effectief op de façade en rijdt doorheen het gebouw als onderdeel van de architecturale ambiance.
Bouwproces:
De exit van de parking kent een ander parcours die eveneens tussen twee transparante wanden zo visueel deel wordt van dit centrum voor megastores. Temidden van de cirkelvormige beweging bevindt er zich de transparante lift, errond een glijbaan, vervolgens een trap waarna de exit-helling van de auto’s dit conglomeraat aan mogelijke circulaties finaliseert.
In 1995 werd een economische machtiging bekomen en daar op volgend een bouwvergunning.
In 1994 werd een princiepsaanvraag ingediend en goedgekeurd.
In hetzelfde jaar werden de afbraakwerken begonnen van aanwezige gebouwen op het terrein en werden de funderingen aangevat. In afwachting van consolidatie en vervollediging van langdurige huurcontracten werd de financiering on hold gezet.