2012 nieuwsbrief nr.4 www.bdo.be
Nieuwsbrief Nieuwe factureringsvoorschriften vanaf 1 januari 2013
PAGINA 4
FAQ: checklist eindejaar
PAGINA 8
Magnifier
Interessante ruling in het kader van de overdracht van een familiebedrijf PAGINA 13
INHOUD
Magnifier
pagina 1
Edito
pagina 2
Nieuwe factureringsvoorschriften vanaf 1 januari 2013 pagina 4 Social News
A
ls u mogelijk verdachte transacties en boekingen in uw systemen nu eens kon opsporen met een eenvoudige druk op een knop? Zou u dan nog dagen- en wekenlang transacties doorpluizen op zoek naar een naald in een hooiberg? BDO heeft een geweldige tool ontwikkeld die u hierbij kan helpen. In dit artikel leest u alles over Magnifier.
De boekhouding is een uitgebreide bron van informatie voor een onderneming want die weerspiegelt de activiteiten en processen die de onderneming vorm geven. Deze uitgebreide bron van informatie wordt voor verschillende doelen en door meerdere stakeholders gebruikt om een duidelijker beeld te krijgen van de bedrijfsprestaties. Na al die tijd is deze barometerfunctie nog altijd relevant. We weten dat de kwaliteit van de boekhouding maar zo goed is als de kwaliteit van de boekingen die gedaan worden.
Kwaliteit van boekhouding Om de kwaliteit van de boekingen te garanderen, heeft elke onderneming een eigen systeem van interne controlemiddelen. Deze interne controlemiddelen van de boekhouding moeten een redelijke garantie bieden voor de betrouwbaarheid van de financiële verslaggeving. Hier moeten twee belangrijke vragen beantwoord worden: 1. Controleren we de juiste zaken? Misschien controleert de onderneming aspecten waar ze voor vreest, maar liggen daar de risico’s wel? 2. Hoe efficiënt zijn de ingevoerde controles? Soms zijn interne controlemiddelen complex en omvatten die meerdere actoren, grote hoeveelheden gegevens of vereisen die gecombineerde vaardigheden inzake boekhouding, interne controle en informatica. De kwaliteit van de boekhoudinformatie moet zeker gecontroleerd worden. Er zijn tal van auditsoftwarepakketten op de markt die kunnen helpen om gegevens te verza-
- Nieuwe loongrenzen 2013 arbeidsovereenkomstenwet - Hof van Justitie oordeelt over onweerlegbaar vermoeden van zelfstandige activiteit voor bestuurders - Brengt de nieuwe wet op de arbeidsrelaties meer duidelijkheid over het onderscheid tussen (schijn)werknemers pagina 5 en (schijn)zelfstandigen?
FAQ: Checklist eindejaar
pagina 8
10 jaar CBN-advies nr. 126/17: Laatste bedenkingen, nu het nog kan. pagina 10
Verwerving van een vast actief voor een variabele prijs pagina 11
Interessante ruling in het kader van de overdracht van een familiebedrijf pagina 13
Una via – of hoe de wetgever de sanctionering van fiscale inbreuken aanpakt pagina 14
Boekhoudkundige verwerking van immateriële vaste activa: analyse en vergelijking met de IFRS-normen pagina 15
Belgische roerende voorheffing op dividenden onder druk pagina 17
Short News | Agenda
pagina 19
BDO is permanent op zoek naar nieuw talent
pagina 20
2
EDITO
Edito Als trouwe bezoeker van onze BDO website klikt u ongetwijfeld ook onze rubriek nieuwe fiscale begrotingsmaatregelen voor 2013 aan. Amper een jaar geleden was er al een grootschalige en ingrijpende hervorming met tal van nieuwe fiscale maatregelen die veel discussie en onzekerheid opleverden (denken we maar aan complexe regels rond de roerende fiscaliteit of de bedrijfswagens). Sommige maatregelen die nu voorliggen houden ten dele rekening met deze kritiek. Andere beknotten bestaande incentives of maken gewoon nieuwe belastingen uit. De roerende fiscaliteit wordt voor 2013 iets “eenvoudiger” maar ook “duurder”. De nog geen jaar geleden ingevoerde bijkomende heffing van 4% op hoge roerende inkomsten en de eraan gekoppelde meldplicht wordt alweer afgeschaft. Dit gaat echter gepaard met een veralgemeende verhoging van de roerende voorheffing naar 25%. De fiscus neemt maar is anderzijds ook genereus: de in 2012 ingevoerde plicht om roerende inkomsten aan te geven in de personenbelastingaangifte, zelfs als roerende voorheffing werd ingehouden, wordt ook afgevoerd. De monsterboete van 309% in het kader van geheime commissielonen wordt ook “verzacht”. Niet alleen overweegt men het tarief zelf aanzienlijk te verlagen, ook de toepassing ervan zal met meer redelijkheid gebeuren. Zo worden restaurantkosten niet langer geviseerd. En wanneer de genieter nog op het voordeel kan worden belast blijft de bijzondere aanslag ook achterwege.
Risk & Assurance Service
2012 nieuwsbrief nr.4
melen en controlescripts uit te voeren op de boekhoudinformatie. Maar deze pakketten houden zich vooral bezig met technische taken en de resultaten van de analyse worden niet onderzocht of benut.
Magnifier: anders dan de ‘klassieke’ software Met Magnifier wil BDO een andere oplossing bieden die geen tijd verliest aan technische aspecten, maar zich volledig richt op het onderzoek zelf. Magnifier werd ontworpen om de uitgebreide boekhoudinformatie zo efficiënt mogelijk te benutten en de domeinen met een verhoogd risico af te bakenen die verder onderzocht moeten worden.
De bovenstaande afbeelding toont het verschil tussen de klassieke softwareondersteunde auditmethode en de Magnifier-methode.
Van boordtabel tot analyse Magnifier voert automatisch meer dan 200 controles uit op de boekhoudgegevens. Dit levert een lijst van ‘risicosituaties’ op die weergegeven wordt in een overzichtelijke boordtabel. De resultaten worden weergegeven in een boordtabel (zie lager). Dan wordt het onderzoek voortgezet door dieper te graven in de gedetailleerde onderliggende boekhoudgegevens die beschikbaar zijn binnen Magnifier.
Vennootschappen blijven bij deze begrotingsronde relatief buiten schot. Er wordt, naar goede gewoonte, verder beknot op het tarief van de notionele interest aftrek (nog slechts 2,74% vanaf aanslagjaar 2014). Wel nieuw is de invoering van een belasting van meerwaarden op aandelen van 0,4% voor “grote” ondernemingen. Omdat hierop geen aftrekken kunnen toegepast worden vormt dit meteen ook een minimumbelasting. Fiscale regularisatie is een aflopende zaak in 2013 om vanaf 2014 volledig te verdwijnen. Eerst komt er evenwel nog een uitbreiding en reactivering. Ook zware fraude zou nu vatbaar worden voor regularisatie. Gekoppeld aan het feit dat fiscale strafzaken nu minder snel zullen verjaren kan deze laatste regularisatie voor meer “zondaars” een laatste strohalm zijn. De definitieve wetgeving wordt uitgebreid besproken in de volgende edities van de nieuwsbrief. WERNER LAPAGE
[email protected] Voorzitter van de redactieraad
Hierboven ziet u een afbeelding van de boordtabel, hieronder ziet u hoe dieper gegraven wordt in de onderliggende gegevens om de ‘potentiële afwijkingen’ te analyseren
Risk & Assurance Service
2012 nieuwsbrief nr.4
Toegevoegde waarde van Magnifier Enkele voorbeelden van tests die gewoonlijk uitgevoerd worden en de toegevoegde waarde die Magnifier uw onderneming kan bieden: • identificatie van dubbele betalingen van leveranciers • onjuiste indeling tussen groeps- en statutaire rekeningen • identificatie van verdachte boekingen • verschillen in boekhoudpraktijken tussen boekhoudperiodes • identificatie van onbetaalde creditnota’s • invoering van waarschuwingen over de lokale boekhoudprincipes in filialen Magnifier is een deskundig systeem dat niet alles omvat, maar hints geeft of toelaat om aandachtspunten te controleren die elders naar voren komen. De toepassingsmogelijkheden zijn eindeloos. Magnifier kan gebruikt worden in het kader van: • evaluatie van de boekhoudafdeling • interne audit van financiële functies • fraudeonderzoek • evaluatie en verbetering van interne controlemiddelen • analyse van boekhoudsoftware • audit na aankoop
Software as a Service (SaaS) In de modus Software as a Service (SaaS) kunt u met Magnifier analyses uitwisselen tussen teamleden, maar ook met klanten. De SaaS-modus heeft nog een voordeel: de klant hoeft geen software te installeren want de gegevens worden geüpload in een centrale database op een beveiligd systeem. Met de SaaS-modus kan de klant altijd de recentste, upto-date versie van Magnifier gebruiken omdat alles gebeurt vanuit het centrale systeem. Er werden strikte veiligheidscontroles ingevoerd om de integriteit en vertrouwelijkheid van de klantengegevens te bewaren. Omdat de technische aspecten van het Magnifier-systeem zo eenvoudig mogelijk zijn gehouden via de SaaS-modus, kan alle aandacht gaan naar opleiding. Magnifier is een deskundig systeem dat tal van functies biedt. Het is dan ook belangrijk dat de gebruikers voldoende opgeleid worden. Elke klant die voor Magnifier kiest, krijgt een aangepaste opleiding van BDO en wordt voortdurend bijgestaan. Ook dit is een groot verschil met andere auditpakketten waarbij de opleiding vaak beperkt blijft tot een standaard handleiding of online begeleiding. Zodra alle controlemiddelen van Magnifier bekend, begrepen en in de praktijk omgezet zijn, kunnen klanten vragen om specifieke controlemiddelen op maat toe te voegen aan hun Magnifier-omgeving. Bijvoorbeeld een gedetailleerd zicht op specifieke rekeningen om de boekingen nauwkeurig te kunnen opvolgen.
Met Magnifier werken, vraagt dus om een nauwe interactie tussen de klant en Magnifier. De klant zal geleidelijk zelfstandiger worden en taken zelf kunnen uitvoeren, zoals hieronder afgebeeld.
Magnifier Om garanties te krijgen voor de boekhouding en de financiële verslaggeving moet u de controlemiddelen evalueren door feiten te analyseren. Dus niet gewoon door steekproefsgewijs te testen, maar door elke boeking te controleren. Om dit te doen, heeft BDO een nieuwe methode en een nieuw controlemiddel ontwikkeld: Magnifier. In het voorjaar van 2013 organiseert BDO Academy een volgend Magnifier Event. Hou onze event kalendar in het oog! Als u meer informatie wenst, stuur dan een e-mail naar
[email protected]
Koen Claessens
[email protected] BDO Risk & Assurance Services
3
4
TAX
2012 nieuwsbrief nr.4
Nieuwe factureringsvoorschriften vanaf 1 januari 2013
D
e verplichtingen inzake facturering worden vanaf 1 januari 2013 grondig gewijzigd (Wet van 17 december 2012, ingevolge de Europese factureringsrichtlijn 2010/45/EU van 13 juli 2010. Gelet op de praktische moeilijkheden die de btw-plichtigen ondervinden door de nieuwe regeling inzake opeisbaarheid, voorziet de administratie in een overgangsregeling tot 31 december 2013 (Beslissing nr. E.T. 123.563 van 19 december 2012).
Naast een aanzienlijk aantal (kleinere) wijzigingen die de wet vooropstelt (o.m. wat betreft elektronische facturering, self-billing, uitbreiding van het kasstelsel, territorialiteitsregels en vermeldingen op de factuur), wordt de bepaling van het ‘belastbare feit’ en de ‘opeisbaarheid van de btw’ grondig gewijzigd. Zo zal de uitreiking van een voorschotfactuur de btw niet langer opeisbaar (noch aftrekbaar) maken.
Opeisbaarheid btw Principe: tijdstip van levering of dienstverrichting Voor leveringen van goederen en het verrichten van diensten vindt het belastbare feit in de regel plaats en wordt bijgevolg de belasting opeisbaar op het tijdstip waarop de levering van het goed wordt verricht of waarop de dienst is voltooid. In geval van leveringen van goederen of diensten die aanleiding geven tot opeenvolgende afrekeningen of betalingen (bijvoorbeeld de levering van elektriciteit, de huur op lange termijn van wagens, etc.), worden de leveringen geacht te zijn verricht bij het verstrijken van elke periode waarop een afrekening of betaling betrekking heeft. Op dat ogenblik vindt het belastbare feit plaats en wordt de btw opeisbaar.
Subsidiaire oorzaken van opeisbaarheid
tijdstip van de uitreiking van een voorschotfactuur, maar enkel in het geval van diensten waarvoor de afnemer gehouden was tot voldoening van de btw. Voortaan zal de uitreiking van een voorschotfactuur in geen enkel geval de btw meer opeisbaar maken. Dit betekent enerzijds dat de belastingplichtige die in het bezit zou zijn van een factuur met vermelding van een btwbedrag, zijn recht op aftrek niet kan uitoefenen alvorens de levering of de betaling heeft plaatsgevonden, daar de btw nog niet opeisbaar is. Anderzijds dient de aandacht gevestigd te worden op het feit dat diegene die op een factuur (of een als zodanig geldend stuk) de btw vermeldt, deze btw verschuldigd is op het tijdstip van het uitreiken van de factuur of het stuk, zelfs indien hij geen goed heeft geleverd noch een dienst heeft verstrekt. Overgangsregeling tot 31 december 2013 Gelet op de praktische moeilijkheden van deze nieuwe regels heeft de leverancier of dienstverrichter evenwel tot 31 december 2013 de keuze om de oude regeling verder te blijven toepassen (i.e. de btw wordt afzonderlijk vermeld op de voorschotfactuur en onmiddellijk afgedragen aan de Schatkist). Wenst de leverancier of de dienstverrichter de btw niet onmiddellijk af te dragen indien een voorschot gevraagd wordt, dan moet het voorschot gevraagd worden aan de hand van een ander document dan een factuur en het document mag geen btw vermelden (geen btw-tarief, geen reden waarom er geen btw wordt aangerekend). Voor de klant betekent dit dat, indien btw wordt aangerekend op een voorschotfactuur (oude regeling) hij niet de betaling of het belastbaar feit dient af te wachten alvorens hij deze btw in aftrek brengt. In de nieuwe regeling kan de klant de btw slechts in aftrek brengen bij het opeisbaar worden van de btw bij de leverancier of de dienstverrichter (betaling of belastbaar feit) en wanneer hij in het bezit is van een factuur.
Vooruitbetaling Opmerking Indien vooruitbetalingen worden gedaan alvorens de goederen zijn geleverd of de diensten zijn verricht, wordt de belasting opeisbaar op het tijdstip van ontvangst van de vooruitbetalingen, ten belope van het ontvangen bedrag. Voorschotfactuur: NIET LANGER oorzaak opeisbaarheid!! De tot op heden bestaande subsidiaire oorzaak van op eisbaarheid, namelijk de uitreiking van een factuur voor de gehele prijs (of een gedeelte van de prijs), vóór het tijdstip van de levering of de voltooiing van de dienst volstaat vanaf 1 januari 2013 niet langer voor de opeisbaarheid van de btw. Bij de invoering van het btw-pakket in 2010 werd reeds een einde gesteld aan het opeisbaar worden van de btw op het
Er dient opgemerkt te worden dat, wat betreft het tijdstip van opeisbaarheid van btw nog een aantal bijzondere regels bestaan voor doorlopende leveringen van goederen of diensten en voor intracommunautaire leveringen of overbrengingen van goederen naar een andere lidstaat.
Elektronische facturering De wet voorziet verder bijkomende versoepelingen op het vlak van elektronische facturering (met inbegrip van worddocumenten en pdf’s): • hoewel nog steeds een akkoord nodig is van de klant, dient dit niet langer voorafgaandelijk en expliciet te zijn;
TAX
2012 nieuwsbrief nr.4 • de bewaring van elektronische facturen mag voortaan ook op papier; gebeurt de bewaring toch elektronisch, dan mag dit voortaan ook buiten de Europese Unie; • naast de authenticiteit van herkomst en de integriteit van de inhoud moet men voortaan ook kunnen aantonen dat de factuur overeenstemt met een werkelijke levering (via bedrijfscontroles).
Self-billing De procedure waarbij de factuur kan worden uitgereikt door de klant wordt eveneens aanzienlijk vereenvoudigd. Ook hier dient de aanvaarding van de self-bill niet langer expliciet te zijn, maar kan een voorafgaand akkoord of de betaling van de self-bill volstaan. Bovendien is niet langer vereist dat een credit nota dezelfde procedure van uitreiking volgt als de oorspronkelijke factuur (d.w.z., een credit nota kan via self-billing worden uitgereikt, terwijl geen self-billing werd toegepast voor de factuur, en omgekeerd).
Conclusie Hoewel er een aantal versoepelingen betreffende onder meer self-billing en elektronische facturatie worden ingevoerd vanaf 2013, zal men voortaan de nodige aandacht moeten besteden aan zowel de inkomende als uitgaande facturen om te bepalen wanneer een factuur mag, dan wel moet worden opgenomen in de btw-aangifte (wanneer moet de btw worden afgedragen en in welke aangifte mag de btw in aftrek worden gebracht?). Wellicht zullen de nodige aanpassingen in ERP-systemen moeten worden aangebracht om vergissingen te vermijden. Het gewijzigde tijdstip van opeisbaarheid heeft bovendien ook een invloed op het toepasselijke btwtarief, het ogenblik van de aanvang van de herzieningstermijn, voor de berekening van het recht op aftrek volgens een algemeen verhoudingsgetal, en de berekening van het al dan niet overschrijden van de drempel voor kleine ondernemingen.
Kaatje Bondewel
[email protected] BDO Belastingconsulenten
Social Law
Social News NIEUWE LOONGRENZEN 2013 ARBEIDSOVEREENKOMSTENWET Diverse bepalingen van de wet op de arbeidsovereenkomsten van 3 juli 1978 voorzien in loongrenzen die elk jaar worden geïndexeerd. De nieuwe bedragen treden in werking vanaf 1 januari van het jaar dat volgt op hun aanpassing, zodat de nieuwe bedragen bijgevolg van toepassing zijn vanaf 1 januari 2013. Onder het jaarloon wordt verstaan, het maandelijks brutoloon, herberekend op jaarbasis (= het bruto maandloon x 12). Hieraan worden toegevoegd: het dubbel vakantiegeld, de eindejaarspremie en alle voordelen die krachtens de arbeidsovereenkomst worden verkregen, evenals het variabel loon. Concreet zijn de loongrenzen van belang voor: 1. Proefperiode bedienden 2. Scheidsrechtelijk beding 3. Scholingsbeding 4. Borgtocht
5. Opzeggingstermijnen bedienden 6. Sollicitatieverlof bedienden 7. Concurrentiebeding arbeiders en bedienden Voor meer info kan u terecht op: www.kmocockpit.be Basisbedragen loongrenzen 16.100 EUR
Geïndexeerde bedragen Vanaf 1 januari 2012
Vanaf 1 januari 2013
31.467 EUR
32.254 EUR
19.300 EUR
37.721 EUR
38.665 EUR
32.200 EUR
62.934 EUR
64.508 EUR
Tom Laureys
[email protected] BDO Juridische Adviseurs
5
6
SOCIAL LAW
Hof van Justitie oordeelt over onweerlegbaar vermoeden van zelfstandige activiteit voor bestuurders Personen benoemd tot mandataris in een aan de Belgische vennootschapsbelasting of belasting der niet-inwoners onderworpen vennootschap of vereniging, werden in beginsel op onweerlegbare wijze vermoed een zelfstandige beroepsactiviteit uit te oefenen in België. Het Arbitragehof (Arrest nr. 176/2004 van 3 november 2004) heeft het onweerlegbaar vermoeden reeds in 2004 ongrondwettig verklaard ten aanzien van mandatarissen die de vennootschap vanuit België besturen of met andere woorden voor mandatarissen met woonplaats in België. Echter, voor mandatarissen die vanuit het buitenland een vennootschap in België besturen, oordeelde het Arbitragehof dat het niet-weerlegbaar vermoeden van het uitoefenen van een zelfstandige activiteit in België noodzakelijk was voor de fraudebestrijding gezien de nationale overheid ten aanzien van deze personen niet over de nodige inlichtingen en bevoegdheden beschikt.
2012 nieuwsbrief nr.4
Bestuurders woonachtig buiten België kunnen niet op onweerlegbare wijze worden verondersteld deze activiteit op het Belgische grondgebied uit te oefenen. Hiermee verduidelijkt het Europese Hof dat voor de bepaling van het toepasselijke sociale zekerheidsstelsel op Europees niveau eerst moet worden bepaald waar de activiteit wordt uitgeoefend. Vervolgens kan de betrokken lidstaat de aard van de activiteit bepalen (zelfstandige of werknemer). Pas daarna kan worden geoordeeld over de verzekeringsplicht en de betaling van sociale bijdragen. Relevant hiervoor zijn de Verordening 883/2004 en 1408/71 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels.
Belgische vennootschappen met mandatarissen die deze effectief besturen vanuit het buitenland moeten in ieder geval deze ontwikkelingen indachtig houden gezien de uitspraak wel degelijk een impact kan hebben op de verzekeringsplicht van hun mandatarissen.
Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft de Belgische wetgeving strijdig bevonden met het Unierecht.
Brengt de nieuwe wet op de Arbeidsrelaties meer duidelijkheid over het onderscheid tussen (schijn)werknemers en (schijn)zelfstandigen? Ingevolge vaste cassatierechtspraak vormt de kwalificatie die de partijen aan hun arbeidsrelatie geven het startpunt voor het bepalen van de aard van hun professionele samenwerking. Dit blijft ook het uitgangspunt van de gewijzigde Arbeidsrelatiewet. Algemene criteria Partijen kunnen dus vrij de aard van hun professionele relatie kiezen. Wanneer echter uit de feitelijke uitoefening van de arbeidsrelatie voldoende elementen blijken die onverenigbaar zijn met de kwalificatie die door de partijen aan de arbeidsrelatie is gegeven en deze dus uitsluit, zal de overeenkomst worden geherkwalificeerd. Naast “de wil van de partijen” zijn er nog 3 algemene criteria die het mogelijk maken de arbeidsrelatie te beoordelen: • de vrijheid om de werktijd te organiseren; • de vrijheid om het werk te organiseren; • de mogelijkheid om een hiërarchische controle uit te voeren. Specifieke criteria De gewijzigde Arbeidsrelatiewet voert specifieke criteria in voor volgende sectoren:
• de uitoefening van werkzaamheden in onroerende staat: dit is ruimer dan louter de bouwsector, beoogd door paritair comité 124; • de uitoefening van bewakings- en toezichtdiensten voor rekening van derden; • de uitoefening van goederen- en personenvervoer voor rekening van derden; • de uitoefening van activiteiten die onder het paritair comité van de schoonmaak ressorteren. In deze sectoren geldt vanaf 1 januari 2013 een weerlegbaar vermoeden van het bestaan van een arbeidsovereenkomst wanneer uit de analyse van de arbeidsrelatie blijkt dat meer dan de helft van de hieronder opgesomde indiciën zijn vervuld: a) ontstentenis van enig financieel of economisch risico in hoofde van diegene die de werkzaamheden uitvoert; b) ontstentenis van verantwoordelijkheid en beslissingsmacht aangaande de financiële middelen van de onderneming; c) ontstentenis van beslissingsmacht over het aankoopbeleid van de onderneming; d) ontstentenis van beslissingsmacht over het prijsbeleid van de onderneming in hoofde van diegene die de werkzaamheden uitvoert, behoudens wanneer de prijzen wettelijk zijn vastgelegd; e) de ontstentenis van resultaatsverbintenis betreffende de overeengekomen arbeid; f) de garantie op betaling van een vaste vergoeding, ongeacht de bedrijfsresultaten of de omvang van de geleverde prestaties; g) het zelf geen werkgever zijn van persoonlijk en vrij
SOCIAL LAW
2012 nieuwsbrief nr.4
aangeworven personeel of het ontbreken van de mogelijkheid om voor de uitvoering van het overeengekomen werk personeel aan te werven of zich te laten vervangen; h) het zich niet voordoen als een onderneming ten aanzien van andere personen of het hoofdzakelijk of gewoonlijk voor één medecontractant werken; i) in ruimtes werken waarvan men niet de eigenaar of de huurder is of werken met materiaal dat ter beschikking wordt gesteld, gefinancierd of gewaarborgd door de medecontractant.
Dit vermoeden is niet van toepassing op familiale arbeidsrelaties. Aangezien het een weerlegbaar vermoeden betreft kan dit worden betwist door alle middelen van recht waaronder de algemene criteria vermeld in de Arbeidsrelatiewet. Katleen engelen
[email protected] BDO Juridische Adviseurs
7
8
FAQ
2012 nieuwsbrief nr.4
FAQ Checklist EINDEJAAR Bij het naderen van het jaareinde is het steeds nuttig om bij een aantal zaken even stil te staan om onaangename verrassingen te vermijders of om de fiscale toestand van de onderneming te optimaliseren. Werden er in de loop van 2012 materiële vaste activa of voorraden vernield of gestolen? Zo ja, dan moeten er materiële bewijzen kunnen worden geleverd van de daadwerkelijke vernieling of diefstal van de activa zoals foto’s of een strafdossier. In voorkomend geval kan het verstandig zijn om contact te nemen met het bevoegde controlebureau om de vernieling of de diefstal van het actief te laten vaststellen. Heeft men degressieve afschrijvingen verricht? Zo ja, verifieert men best: • Of het afschrijvingspercentage niet het dubbele van het lineaire afschrijvingspercentage overschrijdt; • Of de afschrijvingsannuïteit niet 40% van de investeringswaarde overschrijdt; • Wanneer de afschrijvingsannuïteit de lineaire afschrijvingsannuïteit niet overschrijdt, men terug overschakelt naar het lineaire regime. Ter herinnering, volgende zaken zijn uitgesloten van het degressieve afschrijvingsregime: • Immateriële vaste activa, met uitzondering van de investeringen in audiovisuele werken; • Vaste activa waarvan het gebruik voorwerp uitmaakt van een overdracht aan derden; • Auto’s, auto’s voor gemengd gebruik en minibussen. Werden er meerwaarden op materiële of immateriële vaste activa gerealiseerd? Zo ja, kan men onder bepaalde voorwaarden het regime van de gespreide taxatie toepassen. Dit regime geldt voor vaste activa die minstens 5 jaar in de onderneming worden aangehouden. Het stelsel laat de spreiding van de belasting van meerwaarden over de afschrijvingsperiode van de herinvesteringen toe. Zijn er klanten in faling gegaan? Zo ja, dan moet de vennootschap een attest kunnen voorleggen dat door de curator afgeleverd werd en dat het oninbare karakter van de schuldvordering bevestigt. Dit attest moet de schuldvordering individualiseren: een attest dat preciseert dat het netto-actief geen dividenduitkeringen toelaat in het voordeel van de niet-preferente schuldeisers volstaat niet. Werden er waardeverminderingen op commerciële schuldvorderingen geboekt in 2012? Zo ja, dan moet de vennootschap, naast het belang om elke dubieuze schuldvordering te kunnen individualiseren, ook in staat zijn te bewijzen dat de waardevermindering redelijk is en dit op basis van nauwkeurige inlichtingen zoals: • de financiële toestand en de toekomstperspectieven van de schuldenaar; • de historiek van de solvabiliteit van de schuldenaar ten overstaan van de vennootschap en ten overstaan van derde schuldeisers; • de omvang van de verworven waarborgen; • de elementen die toelaten om de mogelijkheden en de wil tot terugbetaling van de schuldenaar te beoordelen. Bestaat er een rekening-courant (op naam van de bestuurder/zaakvoerder)? Zo ja, dient er te worden nagegaan of de aangerekende intresten op de rekening-courant niet de huidige marktrente overschrijden. Er dient tevens aandacht te worden besteed aan het risico op de herkwalificatie van intresten in dividenden in de mate dat: • De intrestvoet de marktrente overschrijdt; • Het totaalbedrag van de rentegevende voorschotten hoger is dan de som van belaste reserves bij het begin van het belastbaar tijdperk en het gestort kapitaal aan het einde van dit tijdperk. Heeft de vennootschap intresten betaald aan een verbonden vennootschap? Zo ja, is het aangewezen de verhouding schuld/eigen vermogen te berekenen. Betaalde of toegekende intresten van leningen zijn namelijk maar aftrekbaar als beroepskost in de mate de intercompany schuld niet meer bedraagt dan 5 maal de som van de belaste reserves bij het begin van het belastbare tijdperk en het gestort kapitaal aan het einde van het belastbare tijdperk. Heeft u vragen met betrekking tot deze rubriek? Aarzel dan niet om een e-mail door te sturen naar het volgende adres :
[email protected]
FAQ
2012 nieuwsbrief nr.4
FAQ In geval van overschrijding van deze ratio kan geopteerd worden voor een kapitaalverhoging. Is er een overschot aan niet-gebruikte notionele intrestaftrek in 2012? Zo ja, is het aangewezen om zich ervan te vergewissen dat vanaf aanslagjaar 2013 het saldo van de notionele intrestaftrek niet meer kan worden overgedragen naar een volgend belastbaar tijdperk. Het saldo van de vorige belastbare tijdperken kan evenwel nog onbeperkt in de tijd worden overgedragen. Men kan daarom naar mogelijkheden zoeken om het overschot aan notionele intrestaftrek nog aan te wenden om te vermijden dat dit in de toekomst verloren zou gaan. Werd er een provisie voor bonussen aan het personeel geboekt in 2012? Zo ja, dan moet men zich ervan vergewissen, om de fiscale vrijstelling van dit soort provisie te garanderen, dat: • De bonussen contractueel bepaald zijn, d.w.z. voorzien zijn in de arbeidsovereenkomst of door een collectieve arbeidsovereenkomst of een analoge overeenkomst; • De bonussen geïndividualiseerd zijn, d.w.z. dat de identiteit van elke begunstigde en het bedrag van de vergoeding die hem/haar toegekend zal worden, vastgesteld moeten zijn bij afsluiting van het boekjaar. Werd er een provisie voor waarborgen aan klanten geboekt in 2012? Zo ja, dan moet men kunnen bewijzen dat het bedrag van deze provisies wel degelijk bepaald werd op basis van coëfficiënten of normen die de voorgaande jaren betaald werden. Er dient opgemerkt te worden dat de provisies geboekt kunnen worden tijdens de belastbare periode waarin de verkoop gebeurde, zonder te wachten op de aanvraag tot tussenkomst van de klant. Werd er een provisie geboekt voor grote herstellingen en groot onderhoud in 2012? Zo ja, dan zijn deze provisies enkel fiscaal aftrekbaar zijn als zij betrekking hebben op periodieke herstellingen met regelmatige tussenpozen die niet langer dan 10 jaar bedragen. Om het bedrag van de geboekte provisies te kunnen bewijzen, wordt sterk aangeraden om over bestekken te beschikkers die opgesteld werden door gespecialiseerde ondernemingen (opgesteld in 2012). Werden er kosten voor onderzoek en ontwikkeling (O&O) geactiveerd in 2012? Zo ja, dan moeten we letten op het feit dat deze laatste in aanmerking genomen kunnen worden voor de verhoogde investeringsaftrek waarvan het bedrag de belastbare grondslag van de vennootschap vermindert. Wij onderstrepen dat de vennootschap op onherroepelijke wijze kan kiezen voor het belastingkrediet O&O dat 33,99 % bedraagt van de grondslag van de verhoogde investeringsaftrek. Dit belastingkrediet, dat ook gespreid kan worden over de afschrijvingsperiode, kan integraal verrekend worden met de vennootschapsbelasting. Het saldo van het belastingkrediet dat niet verrekend kon worden met de belasting van vijf opeenvolgende aanslagjaren wordt terugbetaald. De vennootschappen die fiscaal verlies lijden, zullen bijgevolg de optie belastingkrediet verkiezen boven de optie investeringsaftrek. Kan ik de overdracht van voorafbetalingsoverschotten vragen? Ja, een vennootschap die vaststelt dat de voorafbetalingen in 2012 de vermoedelijke jaarbelasting overstijgen, kan de overdracht naar de volgende belastbare periode vragen. De aanvraag moet uiterlijk op de laatste dag van de tweede maand die volgt op de belastbare periode waarop de stortingen betrekking hebben en minimaal een maand na de verzending van het rekeninguittreksel van de voorafbetalingen gebeuren. De vennootschap heeft er belang bij om te vragen dat de stortingen die het minste voordeel opleveren (in dalende orde: V.A. 4, V.A. 3, V.A. 2 en V.A. 1) eerst overgedragen worden naar de volgende belastbare periode.
Stéphane Hens
[email protected] BDO Belastingconsulenten
Heeft u vragen met betrekking tot deze rubriek? Aarzel dan niet om een e-mail door te sturen naar het volgende adres :
[email protected]
9
10
ACCOUNTANCY
2012 nieuwsbrief nr.4
10 jaar CBN-advies nr. 126/17: Laatste bedenkingen, nu het nog kan.
I
n de tweede editie van onze nieuwsbrief van dit jaar, hebben we het geval behandeld van de mogelijke belasting van een vennootschap op het verschil tussen een (te lage) aanschaffingsprijs en de werkelijke waarde van een verworven actief. In die zaak ging het om een Zweeds bedrijf dat een forse (vrijgestelde) meerwaarde realiseerde op aandelen naar aanleiding van de verkoop van die aandelen. Deze meerwaarde kon worden gerealiseerd omdat de aandelen een stuk beneden de werkelijke waarde werden aangekocht. De belasting in hoofde van die vennootschap bleef uiteindelijk uit. Het argument van de Administratie, gesteund op het advies van de Commissie voor Boekhoudkundige Normen (CBN), waarbij de waardering aan werkelijke waarde bij aanschaf dient toegepast te worden omwille van het getrouw beeld, kon niet overtuigen. De discussie omtrent de primauteit ‘historische kostprijs versus getrouw beeld’ bestaat al langer. Maar er is misschien wel een antwoord op komst… Of hadden we dit al?
lende inlichtingen in de toelichting bij de jaarrekening, maar ook afwijking van de wettelijke waarderingsregels is mogelijk. Het is duidelijk dat de wetgever omzichtig is omgesprongen met deze afwijkingsoptie, want afwijking kan slechts in uitzonderingsgevallen. Zo dient zowel de afwijking als de invloed ervan op de financiële positie en het resultaat te worden vermeld in de toelichting bij de jaarrekening. Anders gezegd, het getrouw beeld heeft een aanvullende en een afwijkende functie.
CBN-advies nr. 126/17
Hof van Justitie van de Europese Unie
Het CBN-advies 126/17 handelt over de bepaling van de aanschaffingswaarde van activa verkregen onder bezwarende titel of om niet. Volgens de CBN stemt de aanschaffingswaarde van activa verkregen om niet, bij gebrek aan aanschaffingswaarde, overeen met de werkelijke waarde ervan, waarbij een resultaat dient erkend te worden ten belope van de werkelijke waarde van het verkregen actief. Activa gedeeltelijk verkregen om niet, worden ook gewaardeerd tegen werkelijke waarde. Hier ontstaat eveneens een resultaat ten belope van het verschil tussen de werkelijke waarde en de tussen partijen overeengekomen prijs.
De historische kostprijs De CBN meent dat voor de bepaling van de aanschaffingswaarde van activa verkregen om niet geredeneerd moet worden in termen van vermogenstoename en niet in termen van historische kostprijs, aangezien die in casu ontbreekt. De waardering aan historische kostprijs is een boekhoudkundig beginsel maar ter wille van het beginsel van het getrouw beeld, acht de CBN zich gerechtigd hiervan af te wijken. De rechtspraak echter poneert over het algemeen de waardering aan historische kostprijs waarbij alle activa die in het ondernemingsvermogen worden opgenomen, worden gewaardeerd in functie van de middelen die de onderneming heeft moeten afstaan als tegenprestatie voor de verkrijging. Het getrouw beeld zou volgens die rechtspraak niet toelaten af te wijken van het beginsel van de historische kostprijs.
Getrouw beeld Het getrouw beeld dient begrepen te worden als de getrouwe weergave van het vermogen, de financiële positie en het resultaat van de onderneming. Het getrouw beeld wordt in de eerste plaats bereikt door het verstrekken van aanvul-
De verhouding tussen getrouw beeld en de andere waarderingsregels is genuanceerd. De CBN ziet de afwijkende functie van het getrouw beeld als voorranghebbend. De Koning is de aanvullende functie van het getrouw beeld (d.i. enkel de verwijzing in de toelichting bij de jaarrekening) dan weer gunstig gezind.
Ook de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie neigt in die laatste richting. Het Hof ziet het getrouw beeld verwezenlijkt door toepassing van de overige waarderingsregels en niet door afwijking ervan. Maar die overweging mag niet buiten haar context geïnterpreteerd worden. Toepassing van het 'matching'-beginsel bijvoorbeeld, waarbij kosten en opbrengsten aan elkaar worden verbonden en bovendien toegerekend aan het juiste boekjaar, kan inderdaad het getrouw beeld batig zijn. Maar anderzijds kan toepassing van de historische kostprijs het getrouw beeld geweld aandoen. Een recent prejudicieel geschil bij het Hof van Cassatie loodste de vraag rond de draagwijdte van de negatieve functie van het getrouw beeld weerom naar het Europese Hof, waardoor het wellicht nog even wachten is op het sluitstuk van deze saga.
Inflatieboekhouding? Ondanks alles blijft het boekhouden volgens het ‘werkelijke waarde principe’ zeer uitzonderlijk. Vooreerst zegt de CBN zelf dat haar advies enkel mag worden toegepast op manifeste (kennelijke) waardeverschillen. Anderzijds is het voeren van een inflatieboekhouding, waarbij een onderneming jaarlijks de historische prijzen zou aanpassen om rekening te houden met koopkrachtvermindering, niet toegestaan. Een afwijking op dit verbod dient dan ook steeds wettelijk omschreven te zijn. Zo is een herwaardering van activa naar werkelijke waarde enkel toegestaan omdat art. 57 KB bij het Wetboek Vennootschappen dit toelaat.
Had de CBN dan toch gelijk? De afwijkende functie van het getrouw beeld is juridisch gezien opmerkelijk, maar vanuit interpretatieoogpunt correct.
ACCOUNTANCY
2012 nieuwsbrief nr.4
De afwijkingsmogelijkheid is begrensd tot de waarderingsregels vervat in het KB bij het Wetboek Vennootschappen. De Koning gaf dus in zijn besluit een niet-bindende interpretatie aan de waarderingsregels, terwijl de overige bepalingen van het KB (bvb. schema van de jaarrekening) de openbare orde raken (of minstens van dwingend recht zijn). Hoe komt dit nu? Wel het luik over de waarderingsregels is eigenlijk een cluster van beginselen en postulaten (of anders gezegd: regels in zeer algemene bewoordingen gesteld). Dit was immers ook niet anders mogelijk, aangezien ondernemingsverrichtingen evolutief zijn en de boekhoudwet geen baat zou
hebben bij strakke regels. De afwijkingsbepaling zorgt dus voor een duurzame wettelijke uitvoering van de boekhoudwet waarbij het getrouw beeld werkt als een soort vangnet. In die optiek, kan men de CBN geen ongelijk geven.
Philippe Turco
[email protected] BDO Accountants
tax
Verwerving van een vast actief voor een variabele prijs
D
e Commissie voor Boekhoudkundige Normen (CBN) bracht in juni jongstleden een advies 2012/9 uit dat betrekking heeft op “de boekhoudkundige verwerking van de verwerving van een vast actief voor een variabele prijs. Het nieuwe advies vervangt twee voorgaande adviezen (126/9 – 126/10). Bepaalde principes worden overgenomen en verder gepreciseerd.
Aangezien het advies een algemene draagwijdte heeft, geldt het voor alle vaste activa, of ze afschrijfbaar zijn of niet. De CBN stelt bovendien dat “de verrichtingen, waarbij vaste activa worden verworven voor een prijs die minstens voor een deel een variabele prijs omvat die afhankelijk is van een toekomstige en onzekere gebeurtenis, vrijwel nooit betrekking hebben op materiële vaste activa”. Deze verrichtingen komen daarentegen vaak voor bij de overdracht van immateriële vaste activa of bij de verwerving van financiële vaste activa. De Commissie geeft zo haar advies over twee welbepaalde onderwerpen, enerzijds de activering van de variabele prijs en anderzijds de afschrijving van vaste activa met beperkte levensduur die zijn verworven voor een prijs die (deels) bestaat uit een variabel gedeelte dat afhankelijk is van een toekomstige en onzekere gebeurtenis.
Activering van de variabele prijs bij de verwerving van vaste activa In het algemeen zijn “vaste activa” naar de mening van de commissie “de vermogensbestanddelen van een onderne-
ming die bestemd zijn om duurzaam voor de bedrijfsuitoefening te worden gebruikt en waarvan een toekomstig economisch nut kan worden verwacht” Bijgevolg kunnen “enkel die kosten waarvan het investeringskarakter vaststaat, worden geactiveerd”. “De kosten die daarentegen rechtstreeks gerelateerd zijn aan onmiddellijke opbrengsten van een bepaald boekjaar moeten overeenkomstig het matchingbeginsel ten laste van dat boekjaar worden genomen” aangezien daarvan immers geen toekomstig economisch nut kan worden verwacht. Zodat in het geval van een variabele prijs de verrichtingen als volgt dienen te worden geboekt: • Als de kosten een investeringskarakter hebben -> boeking aan de actiefzijde van de balans. • Als deze variabele prijs onmiddellijk gerelateerd is aan opbrengsten van een bepaald boekjaar -> boeking ten laste van de resultatenrekening van dat boekjaar (uitzonderlijk volgens de CBN).
VOORBEELDEN De commissie haalt eveneens een aantal voorbeelden aan: • Voorbeeld 1: Een vennootschap verwerft alle aandelen van een andere vennootschap voor een prijs die bestaat uit drie delen: - Een vast bedrag dat bij de ondertekening van de koopovereenkomst wordt betaald -> boeking aan de actiefzijde van de balans bij de “financiële vaste activa”; - Een vast bedrag dat in 4 schijven wordt betaald op
11
12
TAX
31 december 20X0, 20X1, 20X2 en 20X3 -> Boeking aan de actiefzijde van de balans in dezelfde post en gelijktijdig hetzelfde bedrag aan de passiefzijde aangezien het een toekomstige en zekere schuld betreft (termijnschuld); - En een bijkomende betaling in mei 20X1 en 20X2 van 30 % van de aan de overgenomen vennootschap toe te wijzen bedrijfswinst van de respectieve boekjaren 20X0 en 20X1 -> normaal gezien, boeking aan de actiefzijde van de balans (het investeringskarakter staat vast aangezien deze variabele gedeelten van de prijs worden betaald indien aan een opschortende voorwaarde is voldaan, namelijk de realisatie van een bedrijfswinst door de overgenomen vennootschap) maar door deze opschortende voorwaarde, “moet er geen schuld worden geboekt en moet de aanschaffingsprijs van de verworven aandelen niet worden verhoogd zolang deze voorwaarde niet is vervuld”. • Voorbeeld 2: Een vennootschap verwerft van de stad een concessie met een looptijd van 5 jaar om op de markt een bistro uit te baten. De prijs is als volgt samengesteld: - een vast bedrag dat bij het sluiten van de overeenkomst wordt betaald -> boeking aan de actiefzijde van de balans bij de “immateriële vaste activa”; - een bijkomend bedrag dat over 5 jaar wordt betaald. Het bedrag betreft een percentage van de omzet gedurende de betrokken jaren -> boeking ten laste van de resultatenrekening als de opschortende voorwaarde vervuld is.
2012 nieuwsbrief nr.4
In tegenstelling tot sommige rechtsleer is de rechtspraak ook deze mening toegedaan. De duur van de afschrijving van het betrokken vast actief moet geraamd worden vanaf het moment dat de onderneming erover beschikt. Het is trouwens over deze gebruiksduur dat de tenlasteneming van de kosten via afschrijvingen moet worden gespreid. “Deze gebruiksduur is inherent aan het betrokken actief en staat over het algemeen los van de betaalde prijs en van de eventuele spreiding van de betaling”.
Andere fiscale regels Wanneer een onderneming voor lineaire afschrijvingen kiest, betekent de toepassing van voormelde regel dat, ingeval de gebruiksduur of de vermoedelijke gebruiksduur tien jaar bedraagt, de eerste tranche over tien jaar wordt afgeschreven, de tweede tranche over negen jaar, enzovoort. Fiscaal is dit evenwel niet het geval: als we hetzelfde voorbeeld nemen, zou elke tranche afgeschreven moeten worden over 10 jaar. De Commissie merkt echter op dat in dergelijk geval “de afschrijvingen het kleinst zijn aan het begin van de periode wanneer de productiviteit van het vast actief normaal gezien het hoogst is”. Om dit te vermijden kan de onderneming opteren voor een degressieve afschrijvingsmethode. Het is echter van belang te vermelden dat fiscaal de degressieve afschrijving van een immaterieel vast actief uitgesloten is.
Afschrijven van vaste activa met beperkte levensduur die zijn verworven voor een prijs die (deels) bestaat uit een variabel gedeelte dat afhankelijk is van een toekomstige en onzekere gebeurtenis De Commissie herinnert eraan dat de kosten van investeringen met een beperkte gebruiksduur volgens een gepast plan gespreid ten laste moeten worden genomen over de vermoedelijke gebruiksduur van de betrokken goederen. Op grond van deze bepalingen en het beginsel dat activa tegen aanschaffingswaarde worden geboekt, is het dus uitgesloten dat de kosten van deze investeringen naarmate zij vast komen te staan, volledig ten laste zouden worden genomen”.
Audrey lecroart
[email protected] BDO Belastingconsulenten
TAX
2012 nieuwsbrief nr.4
Interessante ruling in het kader van de overdracht van een familiebedrijf
D
e Dienst Voorafgaande Beslissingen (hierna D.V.B.) sprak een interessante beslissing uit met betrekking tot de vraag over interne meerwaarden in het kader van een overdracht van een familiebedrijf.
Organisatie van de overdracht In het geval dat aan de D.V.B. voorgelegd wordt, deed zich de volgende situatie voor: De ouders waren meerderheidsaandeelhouders in verschillende ondernemingen van eenzelfde familiegroep. Hun kinderen waren ook aandeelhouders in sommige van deze vennootschappen en oefenden er hun beroepsactiviteit uit. De ouders beslissen om aan hun kinderen aandelen te geven die meer dan de helft van de waarde van de groep vertegenwoordigen zodat de kinderen de meerderheidsaandeelhouders van de vennootschappen van de familiegroep worden. De kinderen richten vervolgens een NV-holding A op door inbreng van de ontvangen aandelen en de aandelen die zij al in hun bezit hadden. Als vergoeding voor hun inbreng ontvangen zij de aandelen van de holdingvennootschap A. De kinderen worden benoemd tot bestuurder van de holdingvennootschap. Om minderheids aandeelhouder te zijn in de holdingvennootschap A, brengen de ouders enkele aandelen die zij in bezit hadden in één van de vennootschappen van de groep in de holdingvennootschap A in. Zij beslissen bovendien om aan de holdingvennootschap A de aandelen van de vennootschappen B en C van de groep te verkopen. De verkoopprijs van de aandelen wordt omgezet in lijfrente en als zodanig opgenomen in de boekhouding van de holdingvennootschap A. Volgens de D.V.B. behoren de meerwaarden gerealiseerd door de twee kinderen, en hun ouders, ingevolge de inbreng van de aandelen die ze bezitten in de verschillende vennootschappen van de groep in de holdingvennootschap A, tot het normale beheer van een privévermogen en worden derhalve niet belast. Dit geldt ook voor de meerwaarden gerealiseerd door de ouders ingevolge de verkoop van de aandelen die zij bezitten in de vennootschappen B en C aan de holdingvennootschap A.
• De verrichtingen zijn meer gericht op erfrechtelijke doeleinden dan op fiscale doeleinden; • De aandelen die aan de kinderen overgedragen werden, lieten hen toe meerderheidsaandeelhouders van de familiegroep te worden waardoor een continuïteit van het beheer verzekerd wordt (te meer daar de kinderen zullen instaan voor het dagelijks beheer van de groep). De ouders behouden echter een minderheidsdeelname die hen toelaat hun kinderen te begeleiden bij het leiden van de groep; • De continuïteit en de rentabiliteit van de groep is nauw verbonden met de stabiliteit van de aandeelhouders. Het voortbestaan van groep heeft een behoud van de onderneming en dus van de tewerkstelling tot doel; • De holdingvennootschap laat bovendien toe om een doeltreffend antwoord te bieden aan de financiële behoeften van de andere vennootschappen van de groep; • De gerealiseerde meerwaarde is het resultaat van het succesvolle beheer dat de ouders gedurende meer dan 20 jaar voerden in de familiebedrijven. De vennootschappen vertegenwoordigen een belangrijk deel van hun privévermogen; • Wat de verkoop van de aandelen betreft, wordt de verkoopprijs door de holdingvennootschap betaald zonder een beroep te doen op het bankkrediet. Bovendien komt de groep niet in moeilijkheden door omzetting van deze prijs in lijfrente.
Waardevol voor de praktijk Uit deze beslissing volgt dat het mogelijk blijft, mits inachtneming van bepaalde voorwaarden, om een familiebedrijf via inbreng/verkoop van aandelen om te vormen naar een nieuwe holdingvennootschap. Als deze omvorming gebeurt in het kader van een normaal beheer van een privévermogen, worden de meerwaarden die uit deze verrichting voortvloeien (inbreng van effecten en verkoop van aandelen) niet belast.
Argumenten Gunstige Beslissing Om haar beslissing te staven stond de D.V.B. meer bepaald open voor volgende motieven: • De ouders wensen een familiekapitaal te verdelen onder hun twee kinderen met behoud van de familiale samenhang. Door een NV op te richten wordt bovendien de doeltreffende en eenvoudige overdracht van het familievermogen verzekerd;
Françoise Verreux
[email protected] BDO Belastingconsulenten
13
14
TAX
2012 nieuwsbrief nr.4
Una via – of hoe de wetgever de sanctionering van fiscale inbreuken aanpakt
O
nlangs werd de zogenaamde ‘una via’-wet gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Het duurde echter niet lang vooraleer de eerste commentaar hierop het daglicht zag. Inderdaad, zowel de administratie (via twee administratieve aanschrijvingen) als het college van procureurs-generaal (via hun omzendbrief) publiceerden reeds hun commentaar op deze nieuwe wet. Tijd voor een stand van zaken.
‘Una via’? De wet van 20 september 2012 (B.S. 22 oktober 2012) regelt het ‘una via’-principe in de vervolging van overtredingen van de fiscale wetgeving en de verhoging van de fiscale penale boetes. Voorlopig is deze nieuwe wet enkel van toepassing in de inkomstenbelasting en btw (inzake registratie- en successierechten is nog overleg met de Gewesten noodzakelijk). De doelstelling van deze wet is duidelijk: inbreuken op de fiscale wetgeving dienen hetzij uitsluitend via de administratieve weg, hetzij uitsluitend via de strafrechtelijke weg te worden vervolgd. Hiermee wenst de wetgever het gelijktijdig gebruik van overheidsmiddelen, waarbij de fiscus én het gerecht parallel werken, te vermijden. Echter blijkt deze benadering niet als dusdanig uit de wet. De wet beperkt zich tot het ‘non bis in idem’-principe. Dit geldt voor administratieve en strafrechtelijke sancties en bijgevolg niet wat onderzoeksdaden betreft.
OVERLEG TUSSEN FISCUS EN GERECHT Teneinde deze wet in de praktijk om te zetten, werd een (facultatief) overleg tussen de fiscale Administratie en het parket ingevoerd. Hierbij kan zowel de administratie (in praktijk de gewestelijke directeur of de ambtenaar die hij aanwijst) als de procureur des Konings het initiatief nemen tot overleg. Tijdens dit overleg moet gekozen worden voor de meest gepaste aanpak ten aanzien van het concrete fraudegeval. De bedoeling zou wel zijn het beroep op de strafrechtelijke weg te beperken tot de gevallen van onderzoeksmethoden (gerechtelijke onderzoeksmiddelen,…). Tevens blijven alle huidige wettelijke mogelijkheden voor de fiscale administraties en het Openbaar Ministerie om indiciën van fiscale fraude uit te wisselen, gewoon verder van toepassing.
Vanaf het moment dat een fraudedossier de strafrechtelijke weg volgt, kunnen er bijgevolg geen administratieve boetes of belastingverhogingen meer worden toegevoegd (wel kan de administratie de ontdoken belastingen, rechten of taksen bepalen en invorderen). In dit geval wordt de opeisbaarheid van de administratieve fiscale sancties (belastingverhogingen en administratieve boeten) geschorst. Echter stelt de omzendbrief nr. 11/2012 dat wanneer er slechts een opsporingsonderzoek wordt gevoerd, de opeisbaarheid van de belastingverhogingen en het verloop van de verjaring van de vordering tot voldoening wordt niet geschorst.
Doorverwijzing correctionele rechtsbank soms gunstiger? Indien het Openbaar Ministerie de strafvordering uitoefent en het fraudedossier “aanhangig’ wordt gemaakt bij de correctionele rechtbank, worden de administratieve fiscale sancties en boetes ‘definitief niet opeisbaar’. Wanneer er na de onderzoeksfase geoordeeld wordt tot een “beschikking van buitenvervolgstelling”, betekent dit het einde van de schorsingsregeling van de opgelegde administratieve sancties. Bijgevolg kan het ‘gunstigen’ zijn om doorverwezen te worden naar de correctionele rechtbank (en daar vrijgesproken te worden) dan om niet doorverwezen te worden (aangezien in dit laatste geval de schorsing wordt beëindigd – en er dus administratieve sancties kunnen worden opgelegd). In het kader van deze ‘una via’-wet werd het huidige maximumbedrag voor strafrechtelijke fiscale boetes opgetrokken van 125.000 EUR naar 500.000 EUR. Bovendien gelden de opdeciemen voortaan ook op de strafrechtelijke fiscale boetes. Concreet, bedraagt de nieuwe maximumboete nu 500.000 EUR en na toepassing van de nieuwe opdeciemen maximum 3.000.000 EUR. Uiteraard kunnen we deze maatregel alleen maar toejuichen, nl. geen dubbel werk (en kosten) voor de overheid. Echter, aangezien de strafrechtelijke boete in de toekomst slechts maximum 3 miljoen euro bedraagt (voor dossiers tussen 2007 en nu zelfs maar 125.000 EUR), vrezen we dat bepaalde grote fraudedossiers niet adequaat kunnen bestraft worden (aangezien er geen administratieve boete of belastingverhoging meer kan opgelegd worden). In tijden van budgettaire ademnood, lijkt ons dit dan ook een gemiste kans.
Gevolgen Elk concreet dossier zal – in principe - ofwel door de fiscus worden afgehandeld (met eventuele belastingverhogingen en administratieve boetes tot gevolg) ofwel strafrechtelijk (met strafrechtelijke sancties – boetes, verbeurdverklaring of celstraf tot gevolg).
Erik Van Asbroeck
[email protected] BDO Belastingconsulenten
FINANCIAL AUDIT
2012 nieuwsbrief nr.4
Boekhoudkundige verwerking van immateriële vaste activa: Analyse en vergelijking met de IFRS-normen
D
e Commissie voor Boekhoudkundige Normen (CBN) heeft in oktober van dit jaar een nieuw advies uitgebracht (2012/13) om de boekhoudkundige verwerking van immateriële vaste activa te verduidelijken. We vatten dit advies voor u samen en maken een vergelijking met de referentie IAS/IFRS en vooral de norm IAS 38 “Immateriële activa”.
Immateriële vaste activa worden gedefinieerd als “de ondernemingsmiddelen van onlichamelijke aard die bestemd zijn om duurzaam voor de bedrijfsactiviteit te worden gebruikt, en waaruit naar verwachting toekomstige economische voordelen naar de onderneming zullen vloeien”. De belangrijkste categorieën van immateriële vaste activa zijn kosten voor O&O, concessies, octrooien, licenties, merken en soortgelijke rechten en goodwill. Norm IAS 38 “Immateriële activa” bepaalt bovendien dat immateriële activa identificeerbaar en afzonderlijk moeten zijn, dit wil zeggen dat die afzonderlijk verworven moeten kunnen worden door de entiteit.
Voorwaarden van activering De CBN koppelt de activering van de uitgaven aan meerdere cumulatieve voorwaarden: • het nut van het product of proces (verwezenlijking van het doel, verbetering van de concurrentiepositie) moet aangetoond worden; het product of proces moet nauwkeurig gedefinieerd zijn; • de gemaakte kosten moeten aan het project gerelateerd zijn en afzonderlijk bepaalbaar zijn; • de technische uitvoerbaarheid van het product/proces moet aangetoond worden; • de financiële haalbaarheid van het project moet bewezen zijn. Uitgaven die gedaan worden na de voltooiing van het actief worden enkel nog geactiveerd onder de immateriële vaste activa wanneer zij leiden tot een fundamentele verbetering. Volgens de IFRS moet een immaterieel actief alleen worden opgenomen als: • de kostprijs van het actief betrouwbaar kan worden bepaald; • het waarschijnlijk is dat de verwachte toekomstige economische voordelen die kunnen worden toegerekend aan het actief naar de entiteit zullen vloeien. We merken ook op dat norm IAS 38 een onderscheid maakt tussen onderzoeks- en ontwikkelingsuitgaven, alleen die laatste kunnen in de balans worden opgenomen. Onderzoeksuitgaven moeten dan weer opgenomen worden als last in de winst- en verliesrekening op het moment dat ze gedaan worden. Oprichtingskosten moeten ook rechtstreeks als last opgenomen worden volgens de IFRS.
Waardering Immateriële vaste activa worden gewaardeerd tegen de aanschaffingsprijs (inclusief de bijkomende kosten) of tegen de kostprijs. Die prijs mag niet hoger zijn dan een voorzichtige raming van de gebruikswaarde van het actief of van het toekomstig rendement voor de onderneming. In de IFRS worden deze activa opgenomen als activa tegen de reële waarde.
Afschrijvingen Het is aan het bestuursorgaan om de economische levensduur van een immaterieel vast actief voor de onderneming te bepalen. Immateriële vaste activa moeten afgeschreven worden volgens een plan conform artikel 28 van het Koninklijk Besluit van 31 januari 2001. De aanschaffingsprijs wordt gespreid over de nuttige gebruiksduur van de immateriële vaste activa en de afschrijving begint zodra het actief in gebruik wordt genomen. De economische levensduur mag de eventuele juridische levensduur van het actief in geen geval overschrijden. Artikel 61 van het KB van 31 januari 2001 bepaalt bovendien dat elke afschrijvingsduur van kosten voor O&O of goodwill over meer dan 5 jaar verantwoord moet worden in de toelichting bij de jaarrekening. Volgens de IFRS moet de afschrijvingsduur en -methode jaarlijks herzien worden bij de afsluiting van elk boekjaar. Als de huidige gebruiksduur van het actief verschilt van de eerder geraamde duur, dan zal de afschrijvingsduur aangepast moeten worden op basis van de nieuwe raming. Immateriële vaste activa met een onbepaalde levensduur komen eerder zelden voor volgens de Belgische normen en deze kwalificatie kan gewijzigd worden als de omstandigheden dit vereisen. Er wordt slechts tot een waardevermindering overgegaan in geval van duurzame minderwaarde of ontwaarding. Conform norm IAS 38 worden immateriële vaste activa met een onbepaalde gebruiksduur, zoals goodwill, niet afgeschreven. Maar ondernemingen zijn wel verplicht om deze te testen op een bijzondere waardevermindering (“impairment test”, cf. norm IAS 36 waardevermindering van activa) door de realiseerbare waarde te vergelijken met de boekwaarde en dit jaarlijks of wanneer de onderneming een aanwijzing krijgt over een waardevermindering.
Herwaardering De Belgische normen laten een herwaardering van de immateriële vaste activa niet toe. Volgens IAS 38 is een herwaar-
15
16
Financial Audit
dering wel mogelijk tot een bedrag dat overeenstemt met de reële waarde op de datum van herwaardering, verminderd met de geaccumuleerde afschrijvingen en waardeverminderingsverliezen.
Restwaarde In tegenstelling tot het Belgisch boekhoudsysteem voorzien de IFRS-normen wel een restwaarde voor immateriële vaste activa. Er wordt vanuit gegaan dat die gelijk is aan nul, tenzij: • een derde zich ertoe heeft verbonden om het actief aan te kopen aan het einde van zijn gebruiksduur; • er een markt is voor dit actief.
2012 nieuwsbrief nr.4
Besluit Het nieuw advies van de CBN voegt niets nieuws toe aan de gekende boekhoudkundige praktijken inzake immateriële vaste activa. Belangrijk om te onthouden is wel dat de verschillen met het IFRS-systeem kunnen leiden tot aanzienlijke herverwerkingen van de financiële staten.
De restwaarde kan dan worden bepaald op basis van de markt.
Boekhoudkundige verwerking De kosten gemaakt door de onderneming in het kader van de creatie van een immaterieel vast actief (O&O) worden tijdens het boekjaar geboekt in de resultatenrekening naar hun aard. Bij het afsluiten van het boekjaar worden deze kosten geactiveerd (debet 210) in ruil voor een creditering van de geproduceerde vaste activa (credit 72).
Alain Schellekens
[email protected] Charlotte Gregoire
[email protected] BDO Bedrijfsrevisoren
TAX
2012 nieuwsbrief nr.4
Belgische roerende voorheffing op dividenden onder druk
D
e Belgische wetgever moet geleidelijk aan haar regels met betrekking tot roerende voorheffing aanpassen. Het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie in de zaak Tate & Lyle Investments Ltd (C-384/11) ligt in de lijn van eerdere uitspraken van het Europese Hof en beslissingen van de Europese Commissie waarbij nationale stelsels van bronheffingen, die inwoners en niet-inwoners verschillend behandelen, stelselmatig worden veroordeeld. Het arrest is bijgevolg geen onverwacht precedent, een veroordeling van de Belgische staat zat er immers al een tijdje aan te komen. Desalniettemin was de Belgische regering tot nu toe nog niet bereid geweest haar regelgeving aan te passen.
Tate & Lyle Investments Ltd. De zaak betrof een Engelse vennootschap (Tate & Lyle investments Ltd.) die een participatie aanhield van 5%, met een nominale aanschaffingswaarde van meer dan 1,2 miljoen EUR in een Belgische vennootschap (Tate & Lyle Europe NV). Als gevolg van een (belaste) herstructurering van de Belgische vennootschap, waarbij bepaalde vermogensbestanddelen werden overgedragen naar een nieuwe Belgische vennootschap, werd de Engelse vennootschap geacht een (liquidatie)dividend te hebben ontvangen dat aan een Belgische bronheffing van 10 % onderworpen werd. Dergelijke (fictieve) dividenden zijn zowel voor binnenlandse als voor buitenlandse ontvangende vennootschappen aan roerende voorheffing onderworpen, wanneer ze niet onder de vrijstelling voorzien in de Moeder-Dochterrichtlijn vallen waarvoor een minimumparticipatie van 10% vereist is. Echter de ingehouden roerende voorheffing zal voor buitenlandse vennootschappen vaak een definitieve eindbelasting zijn, terwijl binnenlandse vennootschappen de ingehouden roerende voorheffing kunnen verrekenen met de verschuldigde vennootschapsbelasting en desgevallend kunnen terugvorderen. Er kan namelijk sprake zijn van dubbele belasting aangezien de dividenden – die reeds werden belast in hoofde van de uitkerende dochtervennootschap – opnieuw worden belast in hoofde van een minderheidsaandeelhouder. Indien een Belgische minderheidsaandeelhouder dergelijke dividenden ontvangt, zal de dubbele belasting worden vermeden door toepassing van de DBI-aftrek op voorwaarde van een minderheidsparticipatie van 10% of 1,2 miljoen EUR (laatste drempel verhoogd tot 2,5 miljoen EUR sedert 1 januari 2010). DBI-aftrek heeft als gevolg dat slechts 5% van het dividendinkomen onderworpen is aan vennootschapsbelasting (effectieve belastingdruk van maximum 1,7%). Dergelijk mechanisme is niet van toepassing op niet-ingezetene minderheidsaandeelhouders.
Het dubbelbelastingverdrag tussen België en het Verenigd Koninkrijk voorziet in casu bovendien niet in een mechanisme om de Belgische ingehouden roerende voorheffing met de Engelse vennootschapsbelasting te kunnen verrekenen of terug te betalen. De belastingdruk op de dividenden uitgekeerd aan de Engelse vennootschap was dus hoger dan wanneer zij een Belgische vennootschap zou zijn geweest. Het Europese Hof is van mening dat dergelijk verschil in behandeling tussen binnenlandse en buitenlandse vennootschappen ertoe aanleiding kan geven dat buitenlandse vennootschappen ontmoedigd worden om in België te investeren en bijgevolg een verboden beperking vormt op het vrij verkeer van kapitaal (artikel 63 VWEU).
Belang van het Arrest Het arrest is in de eerste plaats van belang voor buitenlandse investeerders (vennootschappen) die een participatie aanhouden in een Belgische vennootschap van minder dan 10%, maar die wel voldoen aan de voormelde participatiedrempel in het kader van de DBI-aftrek en waarbij het dubbelbelastingverdrag niet voorziet in een mechanisme om de in België geheven roerende voorheffing te verrekenen met de buitenlandse vennootschapsbelasting of desgevallend terug te betalen. Ook voor buitenlandse kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beursvennootschappen die, voorafgaand aan het aanslagjaar 2010, Belgische roerende voorheffing hebben betaald op de dividenden ontvangen uit hun Belgische deelnemingen, is dit arrest van belang. Immers voorafgaand aan het aanslagjaar 2010 gold er geen participatiedrempel voor Belgische kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beursvennootschappen in het kader van de DBI-aftrek. Bijgevolg kunnen buitenlandse kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beursvennootschappen op basis van dit arrest de Belgische roerende voorheffing terugvorderen die vóór het aanslagjaar 2010 werd ingehouden op de door hen ontvangen dividenden. Bovendien kunnen, ons inziens, als gevolg van de “derde landen”-werking van het vrij verkeer van kapitaal, vennootschappen gevestigd buiten de Europese Economische Ruimte zich eveneens op dit arrest beroepen om Belgische roerende voorheffing op de door hen ontvangen dividenden te vermijden of de in het verleden gestorte onverschuldigde roerende voorheffing te recupereren.
Recuperatiemogelijkheden Buitenlandse vennootschappen die dividenden hebben ontvangen uit Belgische participaties die geen 10% bereik-
17
18
TAX
ten, doch wel een aanschaffingswaarde van 1,2 miljoen EUR (thans 2,5 miljoen EUR) vertegenwoordigden, en waarbij op basis van het dubbelbelastingverdrag de ingehouden Belgische roerende voorheffing niet kon worden verrekend met de buitenlandse (lokale) vennootschapsbelasting of niet kon worden terugbetaald, krijgen de mogelijkheid om de eerder ingehouden maar onverschuldigde roerende voorheffing te recupereren. Door middel van een bezwaarprocedure of procedure van ambtshalve ontheffing kan de onverschuldigde roerende voorheffing teruggevorderd worden binnen een termijn van 5 jaar te rekenen vanaf de eerste januari van het jaar waarin de roerende voorheffing werd gestort. In dit verband kunnen we nog opmerken dat er, naar onze mening, voor de onverschul-
2012 nieuwsbrief nr.4
digde roerende voorheffing, gestort vóór 1 januari 2011, goede argumenten voorhanden zijn om in toepassing van de gemeenrechtelijke verjaringstermijn de roerende voorheffing die tot 10 jaar geleden onterecht werd ingehouden, terug te vorderen.
Sarne Willo
[email protected] Liesbeth Broeckx
[email protected] BDO Belastingconsulenten
NEWS
2012 nieuwsbrief nr.4
SHORT NEWS Kantoor Antwerpen verhuist naar nieuw kantoor
André Kilesse is verkozen tot "President" van de FEE Wij zijn verheugd u te kunnen melden dat onze collega, André Kilesse, Chairman van BDO België, op 13 december 2012 verkozen is tot “President” van de FEE (European Federation of Accountants).
Prime Foundation Partnership Vlerick In het kader van het Prime Foundation Partnership met Vlerick wordt er op 21 februari 2013 een seminarie georganiseerd over de aankoop van een eigen bedrijf in de Montil in Affligem. Twee BDO-collega’s, met name Alexander Veithen, Partner Corporate Finance en Eric Bastin, Manager Corporate Finance zijn spreker op dit 1-daags congres.
Begin april 2013 zullen onze collega’s van kantoor Antwerpen verhuizen naar gloednieuwe kantoren, op slechts enkele meters van het huidige kantoor. Het kantoor wordt in alle opzichten nieuw, want het wordt het allereerste BDOkantoor waar we het Activity Based en Clean Desk concept zullen implementeren. Wij zijn alvast heel erg enthousiast.
Update Belgian Chart of Accounts App BDO heeft begin november een update uitgebracht van haar Belgisch Rekeningenstelsel App. Naast de optimalisatie voor de iPhone 5 is het rekeningenstelsel nu ook beschikbaar in het Duits.
BDO werkt mee aan eerste editie van de Business Game for Architects aan de PHL-UHasselt Het Departement Architectuur van de PHL, dat volgend academiejaar in de UHasselt geïntegreerd zal worden, heeft voor de studenten van het laatste jaar architectuur (2de Master) een Business Game op poten gezet. De bedoeling is om de toekomstige architect een inzicht te geven in het zakendoen, niet alleen in de vastgoedsector maar ook erbuiten. Hiertoe werd een beroep gedaan op de afdelingen Corporate Finance en Financial Audit van BDO. Deze Game vormde het examen voor het vak “Management 5 (inleiding tot het bedrijfsbeheer)”. Op 22 en 23 februari 2013 is BDO opnieuw van de partij op de Solvay Business Games (het grootste business game event in België)!
AGENDA • 21 februari 2013 Buy your own company conference • 22 – 23 februari 2013 Solvay Business Games
19
20
NEWS
2012 nieuwsbrief nr.4
BDO is permanent op zoek naar nieuw talent Momenteel is BDO op zoek naar volgende talenten: Voor de Business Line Accounting & Reporting
Voor de Business Line Audit & Assurance
Voor de Business Line Tax & Legal Services
Voor de Business Line Special Advisory Services
AccountanTS • (Senior) Manager Accountancy Kantoor Brussel, Gent of Roeselare • (Semi)-Senior Accountancy Kantoor Brussel en Antwerpen
Bedrijfsrevisoren • Senior - Manager Audit Kantoor Brussel • Audit Assistant Kantoor Namen
Belastingconsulenten • Supervisor / Manager Individual tax Kantoor Brussel • Junior Manager Transfer Pricing Kantoor Brussel • Senior Tax Kantoor Waver • Tax Manager Kantoor Brussel • Assistant Tax Kantoor Lasne
Corporate Finance • Supervisor / Manager TS/M&A (M/V) Kantoor Brussel
Public Sector • Senior/Supervisor Financieel Kantoor Antwerpen • Assistant Financieel Kantoor Antwerpen
Juridische Adviseurs • Senior Advisor Legal Kantoor Gent en Antwerpen • Corporate Advisor Kantoor Antwerpen
Wenst u meer informatie over deze vacatures?: Surf dan naar: http://jobs.bdo.be
Meer info op www.bdo.be Contact
BDO Antwerpen Uitbreidingstraat 66/13 B-2600 Antwerpen BDO Brussels The Corporate Village, Da Vincilaan 9 - Box E.6, Elsinore Building B-1935 Zaventem BDO Gent Axxes Business Park, Guldensporenpark 100 - blok K B-9820 Merelbeke BDO Hasselt Prins Bisschopssingel 36/3 B-3500 Hasselt BDO Lasne Chaussée de Louvain 428 B-1380 Lasne BDO Liège Rue Waucomont 51 B-4651 Battice BDO Namur-Charleroi Parc Scientifique Crealys, Rue Camille Hubert 1 B-5032 Les Isnes BDO Roeselare Accent Business Park, Kwadestraat 153/5 B-8800 Roeselare BDO Wavre Ferme des Quatre Sapins, Chaussée de Huy 120A B-1300 Wavre
T. +32 (0)3 230 58 40 T. +32 (0)2 778 01 00 T. +32 (0)9 210 54 10 T. +32 (0)11 28 60 60 T. +32 (0)2 352 04 90 T. +32 (0)87 69 30 00 T. +32 (0)81 20 87 87 T. +32 (0)51 26 08 40 T. +32 (0)10 23 89 70
[email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected]
De opgenomen informatie in deze trimestriële Nieuwsbrief heeft een signalerend en globaal karakter en is niet bedoeld als beroepsmatig advies. Onze adviseurs houden zich ter beschikking om verdere adviezen en acties terzake met u uit te werken. Wenst u deze Nieuwsbrief voortaan ook electronisch te ontvangen, dan kan u ons contacteren via
[email protected]. U vindt onze Nieuwsbrief eveneens op www.bdo.be. Ook Frans-, Engels- en Duitstalige versies zijn beschikbaar. V.U. BDO Academy Burg.Ven. CVBA/Soc. Civ. SCRL, Werner Lapage, p/a The Corporate Village, Da Vincilaan 9 Box E6, Elsinor Building – 1935 Zaventem BDO Services Burg. Ven. CVBA / Soc. Civ. SCRL, a limited liability company incorporated in Belgium, is a member of BDO International Limited, a UK company limited by guarantee, and forms part of the international BDO network of independent member firms. BDO is the brand name for the BDO network and for each of the BDO Member Firms.