Faculteit Politieke en Sociale Wetenschappen Academiejaar 2010-2011
“Eigen Rock eerst?” Een verkennend onderzoek naar de rol van lokaliteit binnen de pop- en rockprogrammatie van muziekcentra en muziekclubs
door Kathleen Vandendriessche
UA-begeleider: Prof. Steven Malliet Tweede lezer: Prof. Alexander Dhoest
Scriptie ingediend tot het bekomen van het diploma Master in de Communicatiewetenschappen
EXECUTIVE SUMMARY “Wat zijn de selectiecriteria die muziekprogrammatoren hanteren voor artiesten in muziekcentra en -clubs?” en “In welke mate is lokaliteit een belangrijke factor in het selectieproces van artiesten binnen de programmatie van muziekcentra en -clubs?”. Zo luiden de twee onderzoeksvragen van deze masterproef. In de literatuurstudie vinden we achtergrondinformatie om te begrijpen hoe Globalisering een effect heeft op de wereld, de cultuur en meer specifiek ook de muziek. Verder wordt er een schets gegeven van de werking van het pop -en rockcircuit binnen deze geglobaliseerde wereld. Verder is het belangrijk om na te gaan welke gatekeepers actief zijn in de muzieksector, om zo de plaats van de muziekprogrammator te bepalen. Na een eigen kwalitatief onderzoek, gevoerd door middel van diepte-interviews met zeven muziekprogrammatoren van verschillende
muziekcentra
en
–clubs
(het
Depot,
Muziek-O-Droom,
Kunstencentrum Vooruit, 5voor12, N9, Ancienne Belgique en Cactus) bekwamen we volgende antwoorden op de onderzoeksvragen: de belangrijkste criteria waren - in volgorde van belangrijkheid - de financiële kost, het reeds afgelegde parcours, het passen binnen de werking, de kwaliteit en de actualiteit van de artiest, een goede live-show, populariteit van de artiest en het befaamde ‘Buikgevoel’ van de programmator. Lokaliteit is geen criterium dat specifiek naar boven kwam in de interviews. Wel is er vanuit verschillende muziekcentra en clubs ofwel een specifieke lokale werking, ofwel enkel extra aandacht voor lokale artiesten. Twee van de zeven muziekcentra en –clubs werken met een ‘Artist in Residence’,
om
zo
lokaal
talent
snel
te
laten
opklimmen.
Drie
andere
muziekcentra en –clubs proberen toch te zorgen dat lokaal (of nationaal) talent zeker ook vertegenwoordigd zijn op hun podia. Het is echter niet altijd makkelijk om talent te ontdekken, omdat er een overload is aan nieuwe groepen, maar een gebrek aan tijd bij de muziekprogrammatoren. Uit de interviews werd het ook duidelijk
dat
waar
lokale artiesten
vroeger
vaak
in
het
voorprogramma
terechtkwamen, hier nu vaak bevriende bands staan die de buitenlandse artiesten zelf meebrengen.
Key Words: Globalisering, Lokaliteit, pop- en rock, muziek, programmatie, Vlaanderen. Word Count: 30336
2
INHOUDSTAFEL VOORWOORD
5
1. INLEIDING
6
2. THEORETISCH KADER
7
2.1 Globalisering
7
2.1.1 Wat is Globalisering?
7
2.1.2 Culturele Globalisering
8
2.1.3 Globalisering in de Muziekindustrie 2.2 Populaire muziek in een geglobaliseerde wereld
11 15
2.2.1 Wat is Populaire muziek?
16
2.2.2 Wat is Pop- en Rockmuziek?
16
2.2.3 Effecten van Globalisering op Pop -en Rockmuziek
17
2.2.4 Gatekeepers in Pop -en Rockmuziek
19
3. PROBLEEMSTELLING
24
3.1 Conclusie uit de literatuur
24
3.2 Onderzoeksvragen
24
4. METHODOLOGIE
25
4.1 Onderzoeksmethode
25
4.2 Steekproeftrekking
25
4.3 Bevraging en verwerking
26
4.4 Situering van de respondenten
27
4.4.1 Ancienne Belgique (AB), Brussel, Herman Hulsens
27
4.4.2 Kunstencentrum Vooruit, Gent, Wim Wabbes
28
4.4.3 5voor12, Antwerpen, Philip De Liser
28
4.4.4 N9, Eeklo, Jan de Boever
28
4.4.5 Muziek-O-Droom (MOD), Hasselt, Riet Coenen
29
4.4.6 Het Depot, Leuven, Mike Naert
29
4.4.7 Cactus, Brugge, Patrick Keersebilck
30
5. RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK 5.1 De selectiecriteria
30 30
5.1.1 Het Buikgevoel
31
5.1.2 De Live-show
32
3
5.1.3 Kwaliteit
32
5.1.4 Afgelegd Parcours
32
5.1.5 Financiële kost
33
5.1.6 Passen binnen de werking
34
5.1.7 Actualiteit
34
5.1.8 Populariteit
34
5.2 Lokaal of internationaal?
35
5.3 Artist in Residence
35
5.4 Problematiek van het voorprogramma
36
5.5 Aanbod-overload
36
5.6 ‘Afkijken’ en ‘Opstoken’ bij de anderen
37
5.7 Gevolgen van locatie op de werking
37
6. ANALYSE
38
6.1 Onderzoeksvraag 1
38
6.2 Onderzoeksvraag 2
39
7. AANBEVELINGEN VOOR VERDER ONDERZOEK
40
8. BIBLIOGRAFIE
42
9. BIJLAGE (interviews)
47
4
VOORWOORD Het onderwerp van deze masterproef werd gekozen vanuit mijn persoonlijke interesse. Reeds van jongsaf heb ik een sterke interesse in muziek: ik ging naar de muziekacademie, danste en bezocht muziekfestivals met mijn ouders. Naarmate ik ouder werd is mijn interesse blijven groeien. Dagelijks geniet ik van mijn favoriete muziek, of dat nu op de radio is of op mijn zelf samengestelde playlist op mijn iPod. Naar muziekconcerten gaan blijft voor mij een favoriet tijdverdrijf, met een voorkeur voor pop- en rockmuziek. Verder ken ik een heleboel mensen zelf muziek maken, en ik vraag me vaak af wat hun kansen zijn. Het leek me heel interessant eens de kans te krijgen om met een aantal muziekprogrammatoren van mijn (favoriete) muziekcentra en –clubs te praten. Dit
onderwerp
sluit
heel
Communicatiewetenschappen
mooi en
aan
bij
mijn
twee
Cultuurmanagement.
Ik
masteropleidingen: hoop
door
deze
masterproef een beter inzicht te krijgen in de werking van muziekprogrammatie in muziekcentra en –clubs en daardoor mogelijks meer kansen te krijgen op gebied van werkgelegenheid in de muzieksector. Graag wil ik mijn promotor Prof. Steven Malliet bedanken om mij op weg te helpen voor het schrijven van deze masterproef en voor het geduld dat hij heeft opgebracht. Ook Tijs Vastesaeger (die in 2010 nog bij Poppunt werkte) kon me heel
wat
achtergrondinformatie
verschaffen
over
de
werking
van
de
muzieksector. Alle muziekprogrammatoren die de tijd maakten voor mijn interview zijn een enorme verrijking geweest voor deze masterproef. Riet Coenen, Jan De Boever, Philip De Liser, Herman Hulsens, Patrick Keersebilck, Mike Naert en Wim Wabbes, bedankt! Tot slot nog een dikke “merci” aan Joris Jonkheer om zijn persoonlijke ervaringen als muziekprogrammator bij Studio Brussel te delen en aan Jens Bastiaensen en Agnes Pintens voor het nalezen van deze scriptie.
Kathleen Vandendriessche, 21 augustus, 2011
5
1. INLEIDING We kunnen steeds meer spreken van een geglobaliseerde wereld. Dit heeft gevolgen voor verschillende sectoren, zo ook de muzieksector. In muziekcentra en
–clubs
binnen
het
muziekprogrammatoren
pop-
steeds
en
meer
rockcircuit aanbiedingen
in van
Vlaanderen, zowel
krijgen
binnen-
als
buitenlandse artiesten. Kunnen ze het bos nog zien door de bomen? Door middel van welke criteria maken ze een selectie uit dit grote aanbod? In deze masterproef wordt een onderzoek gevoerd naar deze selectiecriteria en er wordt gekeken in welke mate het lokale karakter van artiesten nog een rol speelt. Eerst wordt de situatie van de Globalisering geschetst. Dit omvat Globalisering in het algemeen, Culturele Globalisering en Globalisering in de muziekwereld. Er wordt
dieper
ingegaan
muziekprogrammator
als
op
het
pop-
gatekeeper
en
rockcircuit
binnen
deze
en
de
rol
geglobaliseerde
van
de
wereld.
Vervolgens worden de onderzoeksvragen en de manier waarop het onderzoek verliep toegelicht. Alle resultaten die voortkwamen uit de diepte-interviews worden opgesomd om zo tot een antwoord te komen op de onderzoeksvragen. Tot slot volgen enkele aanbevelingen naar verder onderzoek toe.
6
2. THEORETISCH KADER 2.1 Globalisering Globalisering is een tendens die voorkomt in verschillende facetten van het leven: o.a. in de economie, de politiek, het sociale en het culturele. Eerst wordt er kort een beeld geschetst van wat Globalisering juist is, om zo verder te gaan naar Culturele Globalisering en meer specifiek naar Globalisering binnen de muziekwereld. 2.1.1 Wat is Globalisering? Globalisering is … “The flow of people, images, commodities, money, ideas, and information on a global scale, which some theorists argue is creating a homogeneous world culture (Lull, 2000, p. 285).” Ritzer (2010, p. 28) gebruikt de metafoor van ‘solids, liquids and gases’ om globalisering uit te leggen. Vroeger, voor er sprake was van globalisering, waren de meeste elementen op de wereld ‘solid’, solide/vast(geroest). Ook informatie had de neiging om niet ver te reizen. Volgens Ritzer is de globalisering te vergelijken
met
het
proces
van
‘solidity’
naar
‘liquidity’
(vloeibaarheid).
Informatie blijft niet langer op één plek hangen en vloeit verder, ondermeer door nieuwe technologische ontwikkelingen op vlak van communicatie en transport, oftewel “the bits provoked one world (Lubbers, 2000, p. 184)”. Ritzer (2010, p. 28) voegt hieraan toe dat er meer en meer sprake zal kunnen zijn van ‘gases’, namelijk de informatie die zich nog sneller, lichter en makkelijker kan verspreiden zoals gassen. Niet iedereen is echter overtuigd dat er sprake is van een geglobaliseerde wereld. Terwijl globalisten menen dat de globalisering over de hele wereld verspreid is, zeggen de sceptici het tegendeel: “… there is no such thing as globalization since a significant portion of the world’s population is excluded from the processes associated with it (Ritzer, 2010, p. 59).”
7
Ook Lubbers (2000, p. 187-188) wijst op deze ‘exclusion’ of uitsluiting van bepaalde delen van de bevolking, hoewel hij het idee van globalisering niet ontkent. Hij verwijst hier onder andere naar de groeiende inkomensverschillen. Soros (Bishop, 2005, p. 462) merkt op dat dit onevenwicht misschien niet veroorzaakt werd door de globalisering, maar hij denkt dat de globalisering het wel versterkt heeft. Ook Lull (2000, p. 5) meent dat de kloof steeds groter wordt naargelang de technologie vooruitgaat, of zoals Bauman zou zeggen: “Globalization divides as much as it unites (Bauman, 1998, in Lull, 2000, p. 5).”
2.1.2 Culturele Globalisering Globalisering
wordt
in
wetenschappelijke
literatuur
vaak
gerelateerd
aan
verschillende andere concepten. Enkele voorbeelden hiervan zijn ‘Imperialisme’, ‘Kolonialisme’, ‘Westernization’ en ‘Americanization’. Men spreekt van Imperialisme wanneer het ene land macht probeert uit te oefenen over een ander land (Ritzer, 2010, p.80-81). Een onderdeel hiervan is Cultureel Imperialisme : “The critical notion that the diffusion of modern cultural artifacts, images, and styles around the world is a contemporary form of cultural oppression or ‘Imperialism’. These processes favor the economic, political, and cultural interests of international superpowers such as the United States, the United Kingdom, Germany, and Japan (Lull, 2000, p. 284)”. Een achterliggende reden kan dan zijn dat de ene cultuur zichzelf als superieur aanziet en de andere, zogezegd minder beschaafde cultuur, wil beleren. De meest dominante imperialistiche cultuur is die van de Verenigde Staten. Kolonialisme is vergelijkbaar met Imperialisme, enkel formeler. Hierbij gaat de dominante cultuur de kolonie echt gaan besturen, ook via culturele kanalen (Ritzer, 2010, p.80). Westernization (of Verwestersing) wordt vaak in één adem genoemd met Globalisering. Het verschil tussen beide is de richting van de informatie. Bij Verwestersing wordt de westerse cultuur opgelegd aan andere landen. Bij Globalisering in het algemeen is er geen sprake van dit soort éénrichtingsverkeer. Alle landen/culturen op de wereld beïnvloeden mekaar, de informatie kan vrij
8
rondstromen. Americanization is vergelijkbaar met Verwestersing, maar dan met de specifieke nadruk op Amerika als dominante cultuur (Ritzer, 2010, p. 81): “Americanization is defined as the export of products, images, technologies, practices, and behavior that is closely associated with America and Americans (Ritzer, 2010, p. 105)”. Ook op vlak van Culturele Globalisering zijn er uiteenlopende meningen (Ritzer, 2010, p.59). Globalisten zeggen dat er meer en meer naar één populaire cultuur geëvolueerd wordt, terwijl de sceptici dit tegenspreken. Zij menen dat er juist steeds meer verschillende culturen ontstaan. Binnen de culturele globalisering onderscheidt Ritzer daarom (2010, p. 274) ook nog eens drie verschillende stromingen. ‘Cultural Differentialism’, ‘Cultural Convergence’ en ‘Cultural Hybridization’. Bij Cultural Differentialism ligt de nadruk op het feit dat culturen in de eerste plaats zeer verschillend zijn en dat ze daardoor enkel “oppervlakkig beïnvloed worden door globale stromingen (Ritzer, 2010, p. 274)”. Cultural Convergence wijst op de homogeniteit die ontstaat door globalisering. Wanneer verschillende culturen mekaar beïnvloeden gaan culturen niet meer toe te schrijven zijn aan geografische locaties. Een bekend voorbeeld van deze stroming is de Amerikanisering die hierboven reeds vermeld werd. Binnen deze definitie staat Amerikaanse homogenisering vooral gelijk aan “de teloorgang van een bruisend, divers, rijk en authentiek Europees cultureel leven (De Meyer, 2004, p. 1).” Begrippen die hiermee in verband gebracht kunnen worden zijn Dallasificatie, Cocacolanisering en McDonaldisering (De Meyer, 2004, p. 1). Deze McDonaldisering
van
de
maatschappij
bevat
4
belangrijke
dimensies:
efficiëntie, berekenbaarheid, voorspelbaarheid en controle/manipulatie. Bij de fastfoodketen McDonalds moet zo snel mogelijk de honger gestild worden (efficiëntie), kwantiteit wordt gelijkgesteld aan kwaliteit (berekenbaarheid), alles wordt volgens bepaalde regels gedaan, waardoor de service en de producten hetzelfde zijn in verschillende filialen (voorspelbaarheid) en ze doen er alles aan om
de klant
te manipuleren
om
snel te
eten
en
terug
te
vertrekken
(controle/manipulatie). Zelfs de keuze voor ongemakkelijke zetels is dus doordacht.
De
doolhofstructuur
van
IKEA-winkels
om
zo
de
klanten
te
manipuleren om alle producten te bekijken is een voorbeeld van de dimensie ‘controle’ van McDonaldisering. Gezien IKEA uit Zweden afkomstig is, en dus niet uit de Verenigde Staten, is dit een mooi voorbeeld van hoe Globalisering werkt (Ritzer, 2010, in Ritzer en Atalay, p. 386-388).
9
Uit onderzoek van Watson in Oost-Azië blijkt echter dat de McDonaldisering concurrentie krijgt van Lokalisering. Hoewel de McDonaldisering zorgde voor de inburgering van ‘met de handen eten’ en frieten eten, oefende de lokale cultuur ook een invloed uit op McDonalds: in Oost-Azië geldt de term ‘fastfood’ enkel voor de snelle levering van het eten, niet voor de consumptie ervan. “In Hong Kong zitten studenten vaak urenlang in McDonalds om te studeren en te roddelen. Voor hen is McDonalds het equivalent van een jeugdclub (Watson, 2010, p.397).” Ook krijg je lokale variaties op de standaardhamburgers van McDonalds: in Mexico wordt bijvoorbeeld de McBurrito verkocht en in India de Maharaja Mac (Burke, 2009, p. 53). Deze combinatie van Globalisering en Lokalisering brengt ons naar de laatste stroming die Ritzer beschreef, namelijk ‘Cultural Hybridization’. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat lokale en globale culturen mekaar beïnvloeden en dat zo nieuwe ‘entiteiten’ bestaan (Ritzer, 2010, in Ritzer en Atalay, p. 386-388). Omdat in deze stroming het globale en lokale samensmelten wordt er ook wel over ‘Indigenization’ (Lull, 2000, p. 286) of ‘Glokalisering’ gesproken (Robertson, 2010, p. 335). Deze term werd in de jaren ’80 in Japan reeds gebruikt in het economische jargon. Glokalisering wordt in deze context nog steeds gebruikt, waar het overeenkomt met micro-marketing: “The tailoring and advertising of goods and services on a global or near-global basis to increasingly differentiated local and particular markets (Robertson, 2010, p. 335).” Kraidy (2010, p. 354) deed onderzoek naar hybriditeit in lokale en globale media bij Libanese jongeren. Uit het onderzoek bleek dat de jongeren hun identiteit opbouwden door in hun dagelijkse leven gebruik te maken van zowel media uit Westerse landen (vooral de Verenigde Staten) als uit Libanon zelf. Het was niet zo dat ze zomaar alles overnamen (Latijns-Amerikaanse tele-novellas spraken hen bijvoorbeeld niet aan), maar ze lieten zichzelf beïnvloeden door verschillende culturen, onder andere op vlak van muziek, om daaruit hun eigen identiteit te vormen. In Vlaanderen kiezen de kijkers nog steeds massaal voor het Vlaamse origineel. Vlaamse fictie scoort nog steeds bij het publiek, hoewel het aanbod aan buitenlandse programma’s (die goedkoper aan te kopen zijn voor de zenders) zeer hoog is (Van den Bulck, 2009, p. 25).
10
Glokalisering kan echter ook als negatief aanzien worden: “a loss of purity, wholeness, authenticity (Nederveen Pieterse, 2010, p. 326)”. Sommige auteurs relativeren het idee van homogenisering als gevolg van de Globalisering. Ze gaan in tegen het idee van de homogenisering die lokale culturen vernielt en de lokale populatie “uitbuit”. Volgens hen wordt er te weinig rekening gehouden met de receptieve kant van Globalisering: “Even the most fundamental idea that widespread representation of cultural forms leads to undifferentiated reception of those forms simply does not hold true (Lull, 2007, p. 8).” Ook Mitchell (1996, p. 264) meent dat niet alle culturen ‘globale’ popsterren als Madonna en Michael Jackson op dezelfde manier gaan ervaren. Ze worden op verschillende manieren geïnterpreteerd op verschillende plaatsen. Burke (2009, p. 107) is het eens met Lull en Mitchell en geeft ook aan dat niet alle culturen hetzelfde reageren op bepaalde situaties. Hij geeft het voorbeeld van de Amerikaanse soap ‘Dallas’. Deze soap werd in verschillende landen uitgezonden en werd bijgevolg dan ook anders geïnterpreteerd door de verschillende kijkers uit verschillende culturen. “Russische emigranten
in
Israel zagen
‘Dallas’
bijvoorbeeld als een satire op het Kapitalisme (Burke, 2009, p. 107).” Hoewel er vaak gefocust wordt op de negatieve gevolgen van Globalisering op de lokale culturen, moet er toch nog opgemerkt worden dat er ook positieve gevolgen zijn. Door de Globalisering zijn er bijvoorbeeld een aantal globale organisaties ontstaan die instaan voor het algemene welzijn van de mensen, over de hele wereld. Een voorbeeld hiervan is het internationale “Red Cross” oftwel Rode Kruis dat zijn werk zeer goed doet op lokaal niveau (Lull, 2000, p. 231). 2.1.3 Globalisering in de Muziekindustrie Uit literatuur van Lull & Wallis (1992) blijkt dat er al een soort van Globalisering (onder de naam Transculturalisering) optrad in 1957, namelijk bij het begin van de bezetting in Zuid-Vietnam door de Amerikanen. De Vietnamese muzikanten probeerden aan Amerikaanse platen te geraken. Het was belangrijk voor hen om die muziek te kunnen spelen omdat ze graag (goedbetaalde) jobs wilden krijgen in muziekclubs waar de Amerikaanse soldaten kwamen. Op de radiozender van de Amerikaanse troepen werd in die tijd ook veel Britse muziek gespeeld en
11
hierdoor leerden de Vietnamese muzikanten de Beatles en de Rolling Stones kennen. De jukeboxen in restaurants in Saigon staken dan weer vol met Franse ballades, nog van voor de Amerikaanse invasie. De Vietnamese muzikanten vonden ook nog inspiratie bij de Eurodisco bands (die op hun beurt reeds een versmelting waren van verschillende andere muziekstijlen). De muzikanten speelden covers van o.a. Modern Talking, waarbij ze de originele engelse teksten soms aanvulden met Vietnamese vertalingen. Al deze verschillende muziekstijlen waarmee zij in contact kwamen zorgden ervoor dat ze een eigen sound en een eigen culturele identiteit konden creëren (Lull & Wallis, 1992, p. 215-234).
Figuur 1: “The Continual Process of Transculturation” (Lull & Wallis, 1992, p. 134)
Ook bij andere muziekgenres, zoals Reggae (Alvarez, 2008; Bennett, 2003) en Rap (Barrer, 2009; Bennett, 2003) zien we een grote verspreiding over de hele wereld. In beide stijlen zien we een zoektocht naar gelijkenissen tussen de verschillende culturen, maar zeker ook lokale adaptaties van de algemene stijl. Bij de Rapmuziek in Slovakije gaat het bijvoorbeeld niet over de ‘blingbling-factor’ en over rivaliteit tussen bendes. Wat wel sterk terugkomt in de lyrics, en dus trouw blijft aan het origineel, is het gebruik van Marihuana (Barrer, 2009, p. 68). Globalisering heeft ook recenter een grote invloed (gehad) op de muziekindustrie. Volgens Burnett (1996) is er in de muziekwereld sprake van horizontale en verticale integratie. Grote platenmaatschappijen kopen kleinere op om zo een
12
groter deel van de markt op zich te nemen. Terwijl er vroeger nog een heleboel verschillende platenmaatschappijen bestonden, is er in 2004 nog een overgang geweest van de “Big Five” naar “Big Four”, omdat Sony en BMG samengegaan zijn (Bishop, 2005, p. 443). Dit proces noemen we horizontale integratie. Door deze integratie wordt de muziekindustrie gedomineerd door 4 belangrijke platenmaatschappijen, namelijk Universal, Sony BMG, EMI en Warner.
Universal
31 %
Sony BMG
15 %
EMI
15 %
Warner
8%
Totaal
69 %
Tabel 1: Marktaandeel in 2008 (Van der plas & Vastesaeger, 2009, p. 234)
Uit de tabel kunnen we opmaken dat een kleine 70% van de muziekmarkt in handen is van deze vier grote internationale platenmaatschappijen. De overige 30 procent is verdeeld over vele kleine independent labels (van der Plas & Vastesaeger, 2009, p. 234). De verticale integratie in de muzieksector komt naar voor wanneer bedrijven gaan instaan voor het product, van in het beginstadium tot en met het eindproduct. “The phonogram company buys up the existing recording studios, cd pressing and cassette copying plants, printing works, distribution companies and retail outlets (Burnett, 1996, p. 16).” Zo kan het gebeuren dat een artiest een plaat opneemt in een muziekstudio van een bepaald bedrijf, dat zijn CD een ‘review’ krijgt in een magazine dat uitgegeven wordt door het bedrijf en verkocht wordt in een winkel die eigendom is van datzelfde bedrijf (Longhurst, 2008, p. 31). Een ander gevolg van de Globalisering is dat muziek kan opgenomen worden op verschillende plaatsen om toch samengebracht te worden tot één nummer (Lull, 1992, p. 11). De muzikanten hoeven niet meer fysiek in dezelfde ruimte aanwezig te zijn om een gezamenlijk nummer op te nemen. De drummer kan zijn opname bijvoorbeeld vanuit de Verenigde Staten doorsturen naar België, waar ook nog de zang toekomt van de zanger in Australië om zo het nummer hier in België verder op te nemen met de andere muzikanten. Dit is misschien een extreem geval, maar het komt wel vaak voor dat in samenwerkingsverbanden
13
tussen bijvoorbeeld een DJ en een zangeres, de twee mekaar pas in het echt ontmoeten nadat het nummer reeds opgenomen is. Maar ook hier kunnen weer kritieken opgeworpen worden tegen de Globalisering. Burnett (1996, p. 10) en De Meyer (2004, p.3) geven aan dat er een verschuiving aan de gang is in de muziekindustrie. In tegenstelling tot voorheen wordt de muziekindustrie gecontroleerd (en gedomineerd) door Europese en Japanse multi-media-bedrijven, in plaats van Amerikaanse. Verder is de Europese Unie sinds 1988 de grootste markt voor de verkoop van geluidsdragers. We kunnen uit deze gegevens opmaken dat zowel op vlak van productie als op vlak van consumptie de Amerikanisering toch met een korrel zout genomen moet worden. Het is inderdaad zo dat er een sterke integratie is binnen de muziekwereld. Een voorbeeld daarvan zijn de auteursverenigingen die hun activiteiten over heel Europa spreiden. Deze integratie zien we ook bij de muziekgerelateerde media, met als grote voorbeeld MTV Europa. Deze zender is niet gewoon een kopie van de Amerikaanse zender MTV, maar geeft echt een Europese identiteit mee (De Meyer, 2004, p. 3-5). In het begin van hun werking dachten ze nochtans “One world, one image, one channel (Adelt, 2005, p. 282).” Ze moesten daarop terugkomen en maakten eerst een aparte zender voor Europa (MTV Europe) en nadien zelfs nog onderverdelingen per land. Het was belangrijk dat de zender echt een lokale identiteit aannam, anders sloeg het niet aan bij het publiek. Bij MTV India spreken de VJ’s bijvoorbeeld ‘Hinglish’, een combinatie van Engels en Hindi (Adelt, 2005, p. 283-284). “De strategieën van de muziekindustrie vandaag de dag zijn samen te vatten onder de hoofding ‘denk globaal én regionaal tegelijk’ (De Meyer, 2004, p. 4)” of om het met de slogan van Sony te zeggen: “Think Globally, Act Locally (Van Poecke & Van Bulck, 1994, p. 14)”. De grote muziekbedrijven zijn zich bewust van het belang van de lokale markt. Naast de globale markt blijven ze dus ook oog hebben voor de lokale markt, “met een dubbel doel: de lokale markt te voorzien met lokale producten, maar ook talent op te sporen dat mogelijk een cross-over potentieel bezit voor de globale markt (De Meyer, 2004, p4-5).” Het is ook belangrijk om op te merken dat het niet is omdat het aanbod aan Amerikaanse media aanwezig is in Europa, en meer bepaald in België, dat de consument daar automatisch de voorkeur aan zal geven. Een voorbeeld daarvan uit de televisie-sector is de top 20 van meest bekeken televisieprogramma’s. In 2004 schreef De Meyer daarover dat in die top 20 slechts “een enkele keer” een programma voorkwam van Amerikaanse oorsprong (De Meyer, 2004, p.2). Ook
14
doen niet alle Amerikaanse muziekgenres het goed op de Vlaamse markt. Country- of gospel-muziek doen het in Europa bijvoorbeeld niet goed, in tegenstelling tot de Amerikaanse popmuziek (De Meyer, 2004, p.20). De Amerikaanse hip hop muziek doet het dan weer wel goed in België, hoewel dit volgens
Hesmondhalgh
niet
de
mainstream
muziekstijl
is
in
Amerika.
Amerikaanse muziek representeert als exportproduct dus niet steeds de typische Amerikaanse waarden (Kuppens, 2008, p. 38-39). Er zijn dus toch een aantal zaken die in de richting wijzen van een afzwakkende Amerikanisering. Wat we binnen de muziekindustrie echter niet over het hoofd mogen zien is de Angelsaksische eenrichtingsstroom (De Meyer, 2004, p. 3-5). Lull (2000) meent dat voor mensen buiten de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk het Engels staat voor o.a. het imperialisme, Rock’n Roll, het Internet, Disney, McDonalds,… Wanneer Engels niet je moedertaal is, betekent het dat “globaal genomen, je cultuur niet on top is (Lull, 2000, p. 143)”. Ook Rupke en Blank (2009, p. 131) beamen dat het beheersen van de Engelse taal in China een teken is van status. In Europa is het natuurlijk moeilijker om producten van de ene
naar
de
andere
markt
te
verspreiden,
omwille
van
de
grote
taalverscheidenheid. De tekst is nu eenmaal een essentieel onderdeel van een nummer (Lull, 2000, p. 143). Ook Mitchell (1996, p. 264) en Negus (2001, p. 19) beamen dat de Angelsaksische landen zeer dominant zijn. De Meyer (2004, p. 8) haalt aan dat het Belgische nummer “Pump up the jam” of Technotronic de eenrichtingsstroom binnen de dance-muziek deed omdraaien, maar deze dancemuziek is dan ook overheersend engelstalig. Over de taal-component bij muziek in tijden van Globalisering zou er een heel onderzoek gevoerd
kunnen worden. Er werd
voor gekozen
om in deze
masterproef deze tendens wel aan te halen, omdat dit zeker relevant is voor het onderzoek, maar hierop niet dieper in te gaan.
2.2 Populaire muziek in een geglobaliseerde wereld In het onderzoek dat volgt op deze literatuurstudie werd ervoor gekozen om enkel toe te spitsen op de genres popmuziek en rockmuziek. In de volgende hoofdstukken wordt er dan ook nagegaan in welke mate de Globalisering ook op dit genre een effect heeft.
15
2.2.1 Wat is Populaire muziek? Net als de term ‘Populaire Cultuur’ is de term ‘Populaire Muziek’ niet makkelijk te definiëren. Als we de definitie volgen van populaire cultuur, zoals ze komt uit het Latijn, “cultuur van de mensen (Lull, 2000, p.265)”, kunnen we ook voor populaire muziek zeggen dat deze van de mensen komt. Volgens De Meyer (2004) kunnen we echter niet spreken over een populaire cultuur als homogeen gegeven. Wanneer we dit doortrekken naar de muziekwereld wil dit zeggen dat er ook geen homogene populaire muziek is. Een andere definitie die vaak aan popmuziek wordt gegeven is die van de zeer gecommercialiseerde muziek. Dit hangt dan samen met een zo groot mogelijk publiek bereiken en zoveel mogelijk CD’s verkopen. Welke muziek is dan populair? Dat kan heel makkelijk nagegaan worden wanneer men de lijsten van bestverkopende CD’s gaat bekijken (Burnett, 1996, p.36-37). Hier zou nu een hele lange discussie kunnen volgen tussen verschillende academici die elk hun eigen definities toekennen aan populaire muziek, maar dat is niet de focus in deze masterproef. In het volgende hoofdstuk wordt aangegeven op welke manier in deze masterproef wordt omgegaan met de term popmuziek. 2.2.2 Wat is Pop- en Rockmuziek? Bij de afbakening van het muziekgenre voor deze masterproef werd er gebruik gemaakt van de opdeling in de Muzikantengids (van der Plas en Vastesaeger, 2009). In Vlaanderen kunnen we spreken van drie verschillende muziekcircuits: pop/rock, het cultuurcircuit en het commerciële circuit. In het cultuurcircuit vinden we vooral jazz, folk, wereldmuziek en kleinkunst. In het commerciële circuit draait alles om hits en marktwaarde. Optredens worden meestal geregeld door het management van de artiesten zelf. Het gaat hier dan vooral om namen als Laura Lynn, Dana Winner en Clouseau. Het
derde
circuit,
hetgene
aan
bod
komt
in
deze
masterproef,
is
het
pop/rockcircuit. “Het pop/rockcircuit is bij uitstek het werkterrein van de pop-, rock- en alternatieve rockbands (van der Plas & Vastesaeger, 2009, p. 148).” Deze bands hebben een typisch carrièreverloop. Eerst spelen ze covers en nadien eigen nummers voor vrienden en kennissen, in plaatselijke jeugdhuizen of muziekcafé’s. Ze doen mee aan demowedstrijden en vrije podia. Een volgende stap is meedoen aan rockwedstrijden van de provincie (zoals Rockvonk en Frappant). Ze maken hun eerste opnames en maken een online-profiel aan. Hierdoor krijgen ze meer fans en boeken ze meer optredens. De artiesten treden
16
steeds vaker op in verschillende jeugdhuizen, kleine zalen en festivals. Met wat geluk mogen ze eens in het voorprogramma spelen van een bekendere groep. Door mee te doen aan Humo’s rockrally kunnen ze ontdekt worden door bookers of managers en kunnen ze mogelijk tekenen bij een platenfirma. De volgende stap die ze maken is vooral in muziekclubs spelen. Voorbeelden uit het Clubcircuit zijn N9 in Eeklo, 5 voor 12 (Petrol) in Antwerpen en Cactus in Brugge. Ook andere middelgrote concertzalen zoals AB in Brussel, Vooruit in Gent en het Depot in Leuven geven op dat moment gewenste podiumkansen. Als kers op de taart volgen er nog festivals als Werchter of Pukkelpop of een uitverkocht Sportpaleis. Ook de grens oversteken behoort nu tot de mogelijkheden (Van der Plas & Vastesaeger, 2009, p. 148-150). Lull had in 1992 een zeer concrete visie op wat Rockmuziek juist was: “Rock really means ‘white’ music, hard edged, guitar based, trebly, aggressive (Lull, 1992, p. 20).” Volgens hem is het belangrijkste publiek voor de rockmuzikanten de leeftijdsgroep ‘jongeren’ en daardoor beperken de ‘lyrics’ zich vooral tot onderwerpen als ouders, bazen en leerkrachten. Als het gaat over problemen zijn deze meestal gerelateerd aan seks en relaties (Lull, 1992, p. 3-4). Hij haalt hier zeker elementen aan die we inderdaad vaak terughoren in rockmuziek, maar zijn visie is toch wel zeer beperkend. De Meyer (2004, p. 20) verwijst namelijk naar Amerikaanse rock (en pop)muziek als muziek met ‘zwarte roots’. Over populaire muziek zei Lull (1992, p. 4) dat de nummers populair worden wanneer bepaalde delen ervan de aandacht van het publiek kunnen vasthouden. Deze delen worden ‘hooks’ genoemd, “referring to their ability to capture and hold the interest of listeners (Lull, 1992, p. 4).” Populaire muziek staat volgens hem dan ook bekend als de typische radiomuziek. Nummers die langer dan 2 à 3 minuten duren (en daardoor dus minder radio-vriendelijk zijn), worden door hem als alternatieve muziek gedefinieerd (Lull, 1992, p.8).
2.2.3 Effecten van Globalisering op Pop- en Rockmuziek Een
eerste
belangrijk
effect
van
de
Globalisering
vinden
we
bij
de
muziekproductie en –verkoop. De globale CD- (en cassette) verkoop werd in 1990 overduidelijk gedomineerd door de Angelsaksische landen.
17
Verenigde Staten
31%
Japan
12%
Duitsland
9%
Verenigd Koninkrijk
9%
Frankrijk
7%
Australië
2%
Italië
2%
Tsjechië
1%
Nieuw-Zeeland
1%
Tabel 2: Percentage globale CD-en cassetteverkoop in 1990 (Mitchell, 1996, p. 264). Uit de tabel kunnen we afleiden dat een goede 40% van de verkoop Engelstalige muziek was. Dit wil zeggen dat de Angelsaksische cultuur op deze manier veel lokale culturen kon bereiken en bijgevolg ook beïnvloeden. Uit onderzoek van Adelt (2005, p. 280) bleek dat in 2002 ‘slechts’ 42,7 % van de muziek die uitgebracht werd in Duitsland van nationale afkomst was. Dit cijfer lijkt inderdaad vrij laag, zeker wanneer het vergeleken wordt met 70% in Brazilië en 90% in de Verenigde Staten. De eigenlijke verkoop van muziek van Duitse artiesten is zelfs nog lager: slechts 26,5% van de CD-verkoop is uitgesproken Duits van afkomst. In België ligt dat percentage hoger: “…in 2008 was zowat 40% van de best verkochte albums van lokale bands (van der Plas & Vastesaeger, 2009, p. 235)”. Van
deze
40%
die
verkocht
worden,
scoren
popmuziek
(52%)
en
rock/metal/alternative (23%) het hoogst (van der Plas & Vastesaeger, 2009, p. 235). Zoals in deze masterproef reeds aangehaald werd, is het niet zo dat mensen de populaire muziek die overwaait uit o.a. de Verenigde Staten allemaal op dezelfde manier gaan interpreteren en ervaren. Een voorbeeld dat Adelt (2005, p. 287288) aanhaalt van hoe receptie heel anders is binnen verschillende culturen is de Duitse rockband ‘Rammstein’. Ze zijn populair in het buitenland omwille van het Duitse stereotiep waar ze voor staan: “being technically versatile, cold-blooded, and aggressive (Adelt, 2005, p. 288)”. Voor het duitstalige publiek is Rammstein dan weer vooral interessant omwille van de ironie in de muziekteksten die gaan over de Nazi’s. Mensen gaan niet enkel muziek anders interpreteren binnen verschillende culturen, ze gaan ook gewoon voorkeuren creëren voor bepaalde
18
genres. Een voorbeeld hiervan vinden we in China. Daar is Amerikaanse popmuziek zeer in trek, maar dan wel een zeer specifiek genre: “easy listening, country, and softer covers of ‘oldies’ (Rupke & Blank, 2009, p. 127)”. Enkele voorbeelden van Amerikaanse artiesten die in de smaak vallen bij Chinese studenten, zijn Céline Dion (hoewel ze eigenlijk Canadese is) met ‘My heart will go on’ en ‘Country Roads’ van John Denver. Het is opvallend dat deze muziek niet meteen de muziek is uit de recente top 40. Hoe komt het dat deze muziek zo geliefd is? De teksten bevatten vaak bepaalde waarden die zeer belangrijk zijn voor het Chinese publiek. Het gaat over het belang van het vaderland en over langdurige, langzame romances, waarden die in China nog steeds belangrijk zijn. Verder is het belangrijk om aan te geven dat er in China ook strenge controles zijn
op
rockmuziek.
Veel
rockmuziek
wordt
niet
getolereerd
en
wordt
gecensureerd omdat het niet past binnen de Chinese cultuur. In muziekwinkels wordt er Amerikaanse popmuziek verkocht, maar dan wel eerder Whitney Houston dan Britney Spears. De klassiekers van o.a. Céline Dion en Whitney Houston worden verder in leven gehouden in de vele karaokebars die te vinden zijn in China (Rupke & Blank, 2009, p. 127-143). Naast een andere interpretatie van pop- en rockmuziek worden er ook vaak adaptaties gedaan van bestaande muziekgenres, onder de noemer ‘Glokalisering’. In Brazilië was in de jaren ’80 een mix ontstaan in de rockmuziek. Deze rockmuziek was geïnsprireerd door de originele ‘white rock’, maar naast een toevoeging
van
Braziliaanse
ritmes,
was
er
ook
een
aanpassing
in
de
muziekteksten. In de lyrics kwamen namelijk zowel nationale als internationale politieke kwesties aan bod (Béhague, 2006, p. 87). In Hawaï werd Jamaicaanse reggae overgenomen in de vroege jaren ’90. De Hawaïanen maakten adaptaties van bestaande nummers, met meer lokale betekenis door de tekst aan te passen. Deze muziekstijl wordt door Weintraub (1998, p. 76) ‘Jawaiian Music’ genoemd. De teksten zijn zeer lokaal gebonden en gaan dus vooral over liefde, de alohaspirit en “a symbolic connection to the past (Weintraub, 1998, p. 80)”. Maar het is niet zo dat er een eenrichtingsstroom is van Amerikaanse invloeden op andere culturen. De Amerikaanse popster Madonna maakt bijvoorbeeld zelf gebruik van Afrikaanse en Latijns-Amerikaanse invloeden in haar muziek (Lull, 1992, p. 18). 2.2.4 Gatekeepers in Pop- en Rockmuziek “Gatekeepers are the people who make key decisions about whether or not to select certain materials for production and distribution (Burnett, 1996, p. 81).”
19
Traditioneel gezien vallen hieronder vooral A&R-managers van platenfirma’s en muziekprogrammatoren bij radiozenders (Burnett, 1996, p.81). De A&R-manager (Artist & Repertoire), werknemer bij een platenmaatschappij, zoekt nieuw talent en onderhoudt contacten met artiesten (van der Plas & Vastesaeger, 2009, p. 236). Om verder te geraken in je carrière is het als muzikant belangrijk om deze gatekeeper te overtuigen. Het spreekt voor zich dat A&R-managers van de “Big Four” dan een enorme controle uitoefenen op de muziekwereld (Bishop, 2005, p. 445). Negus (2001, p. 48-51) polste bij A&Rmanagers naar de criteria die ze hanteerden om artiesten te selecteren. Daaruit kwam zeer duidelijk het belangrijkste criterium naar boven: het buikgevoel. Verschillende A&R-managers gaven aan dat ze bij het beluisteren van nieuwe muziek vooral met hun buikgevoel reageren. De ene noemt dit een ‘buzz’ die hij moet voelen, de andere heeft het over een gevoel van enthousiasme dat hij moet krijgen bij het beluisteren van een nummer. De belangrijkste criteria die aangehaald worden voor een pop- en rockact zijn: “de kwaliteit van het liveoptreden, de originaliteit en kwaliteit van de nummers, de kwaliteit van de opnames van zang en muzikanten, de uitstraling en het voorkomen van de muzikanten, de motivatie, het enthousiasme van de artiesten en er wordt ook gekeken naar wat de artiest reeds bereikt heeft (Negus, 2001, p. 53)”. Rothenbuhler
en
McCourt
(1992)
kwamen
tot
de
bemerking
dat
radiomuziekprogrammatoren ook zeer cruciaal zijn in de muziekwereld, omdat zij bepalen welke nummers gedraaid worden op de radio. Niet het publiek maar wel de programmatoren bepalen welke nummers op de radio komen: “airplay actually precedes, rather than follows, popularity for specific songs (Rothenbuhler en McCourt, 1992, p. 102).” Er werd in 1982 bijvoorbeeld amper rekening gehouden met verzoekjes die ze kregen van de luisteraars. De weinige luisteraars die echt bellen
naar
een
radiostation
waren
voor
de
muziekprogrammatoren
niet
representatief voor hun typische radiopubliek. Van den Bulck (2009, p. 20) geeft aan dat cultuurpessimisten in zulke gevallen spreken over een schijndemocratie. Het publiek heeft volgens hen slechts het idee van democratie, maar het is er in werkelijkheid niet volgens de cultuurpessimisten. In plaats van zich door het publiek te laten inspireren gingen muziekprogrammatoren bij de radio vooral gaan kijken naar wat andere radiozenders draaiden. Ook MTV werd een belangrijke zender om te volgen in 1982. Dit was vooral zo na een incident bij het radiostation ‘AOR’: daar werd de band ‘Stray Cats’ niet gedraaid op de radio, vanwege te ‘risky’ voor het publiek. Ze werden wel gedraaid op MTV en
20
verkochten zo een concert uit, zonder ook maar 1 minuut airplay op de radio. Vanaf dat werd MTV door het radiostation beter in de gaten gehouden. (Rothenbuhler en McCourt, 1992, p. 102-112). Omdat er veel veranderd kan zijn tussen 1982 en nu, werden voor deze masterproef nog enkele vragen gesteld aan Joris Jonckheer, muziekprogrammator voor het programma “Sound of Sam” op Studio Brussel. Hij beaamt dat de muziekprogrammator toch wel vrij autonoom kan handelen: “De samensteller kiest de muziek, maar probeert waar mogelijk wel een klein beetje rekening te houden met de smaak van de presentator (Jonckheer, 2011)”. Bij de meeste programma’s wordt er niet gereageerd op verzoekjes van de luisteraars, omdat er daar specifiek verzoekprogramma’s voor bestaan. Wel wordt er soms de mening gevraagd van de luisteraars over een nieuwe single en dan wordt daar soms wel wat rekening mee gehouden. Jonckheer kan ook beamen dat hij zich laat inspireren door anderen: blogs, BBC Radio 1 en de verkoopcharts van iTunes en Ultratop. Zijn rol als gatekeeper is volgens hem vooral van toepassing op jonge groepen uit eigen land: “Als wij besluiten om de nieuwe Snoop Dogg niet te draaien, zal die daar niet van wakker liggen, omdat heel veel andere zenders dat wel gaan doen. Maar voor jonge groepen uit eigen land kan het wel een grote boost betekenen als wij ze beginnen
draaien.
Vaak
gebeurt
het
dat
andere
zenders
of
concert/festivalprogrammatoren die bands dan via ons leren kennen en ze zelf ook oppikken. Bij bijvoorbeeld SX, Sherman, Sound of Stereo en Netsky is de populariteit fel gestegen nadat wij ze zijn beginnen draaien (Jonckheer, 2011).” Om het als artiest te maken is radio airplay dus toch wel zeer belangrijk, vooral in het beginstadium: “Songs that receive sufficient inititial attention will eventually gain
maximum
popularity through accelerated
exposure (Rotherbuhler
en
McCourt, 1992, p. 102).” Het tegengestelde geldt voor nummers die niet meteen gedraaid worden. Wie zeker niet mag ontbreken binnen de wereld van de gatekeepers is Clear Channel. Clear Channel was in 2004 het negende grootste mediabedrijf in de Verenigde Staten. Het blijft echter niet bij de Verenigde Staten: “In totaal bezit Clear Channel 135 grote podia over heel de wereld, waarvan 30 in Europa (Frederix, 2004 (april), online).” Clear Channel is aanwezig in België sinds 2001, toen het “zowat alle rockbedrijfjes van belang opkocht (Frederix, 2004 (mei), online)”. Door middel van verticale integratie organiseert het bedrijf niet enkel concerten (van zowel binnen- als buitenlandse artiesten), het boekt en managet
21
artiesten, doet ticketverkoop voor die concerten, is een belangrijke speler op de grote festivals en bepaalt voor een groot deel de agenda van grotere concertzalen en muziekclubs. Verder doen ze ook veel promotie: ongeveer 40% van de reclamepanelen zijn in handen van Clear Channel. Wanneer we enkel naar de pop- en rockevenementen gaan kijken in Vlaanderen, wordt door Frederix (2004, mei) geschat dat daarvan 80-90% in handen is van Clear Channel. De grote festivals zijn bijvoorbeeld opgeslokt door Clear Channel, Rock Werchter volledig, Pukkelpop slechts voor de helft. Maar ook andere podia zoals Ancienne Belgique (AB) en Cactus zijn afnemers van de artiesten van Clear Channel. Clear Channel krijgt als grote speler veel kritiek. Zo zouden ze bijvoorbeeld door middel van exclusiviteitscontracten (“Als je op dit festival wil spelen, mag je niet op andere podia in Vlaanderen staan gedurende een bepaalde periode”) de agenda van andere muziekprogrammatoren, van o.a. muziekclubs, mee bepalen. Hier speelt dan zeker mee dat Clear Channel concertpodia kan aanbieden in Brussel en Antwerpen aan buitenlandse artiesten, wat het zo goed als onmogelijk maakt voor de kleinere clubs om de artiesten naar kleinere steden te lokken. Een reactie van Piet De Coster van Krakrock geeft wel aan dat dit vooral voor buitenlandse artiesten geldt: “Clear Channel boekt niets onder de 1000 euro. Veel Belgische groepen zitten daar onder en zijn dus financieel gezien niet interessant voor Clear Channel (Frederix, 2004 (mei), online).” De communication director van Clear Channel, James Craven, is van mening dat zij hun taak als gatekeeper op een goede manier uitvoeren. Ze doen dit op lokaal niveau en dus niet vanuit de Verenigde Staten. Ze hebben volgens hem voeling met wat het lokale publiek graag wil horen (Frederix, 2004 (mei), online). Zijn deze gatekeepers nog steeds de belangrijkste in de muziekwereld? Door de Globalisering, en dan vooral door de internettechnologie, komen artiesten vaak zelf meer in contact met de fans. Websites als Myspace, Youtube en Facebook worden gebruikt door muzikanten om hun muziek rechtstreeks met hun publiek te delen. Door het proces van illegaal downloaden worden er minder CD’s verkocht dan vroeger. Voor de inkomsten van artiesten is het dan ook zeer belangrijk om te kunnen optreden. Ze verdienen geld door de ticketverkoop maar ook door het verkopen van merchandise op optredens. Door deze ontwikkeling lijken
de
A&R-managers
muziekprogrammatoren
in
van
verhouding
minder
concertzalen
een
inspraak
te
belangrijkere
hebben
en
functie
als
gatekeeper te krijgen. Burkart (2005, p. 489-490) geeft toe dat de A&Rmanagers misschien niet meer dezelfde macht kunnen uitoefenen als voordien, maar is van mening dat ze toch nog steeds een belangrijke rol vervullen, ondanks
22
de recente technologische ontwikkelingen. Laing (2008, p. 339) wijst ook nog op de rol van de ‘Rock ‘n Roll’ journalist die door de nieuwe technologieën steeds minder belangrijk wordt als gatekeeper. Het belang van de muziekjournalist neemt af omdat het niet noodzakelijk meer zo is dat, wanneer hij in deze tijd besluit om geen review te schrijven over een bepaalde CD, dit negatieve gevolgen heeft voor de CD-verkoop. Verder zegt Negus (2001, p. 46) nog dat er in de muziekwereld steeds minder sprake kan zijn van ‘gatekeepers’ zoals ze hierboven beschreven zijn. Volgens hem zijn het eerder “Cultural Intermediaries”. “The boundary between the recording industry and potential artists is not so much a gate where aspiring stars must wait to be selected and admitted, but a web of relationships stretched across a shifting soundtrack of musical, verbal and visual information (Negus, 2001, p. 46).”
23
3. PROBLEEMSTELLING 3.1 Conclusie uit de literatuur Uit
de
literatuurstudie
kunnen
we
opmaken
dat
de
Globalisering
de
muziekindustrie beïnvloedt op verschillende manieren. Het gaat hier zowel over grote globale platenmaatschappijen die monopolies gaan creëren als over nieuwe genres die ontstaan door kruisbestuivingen tussen een globaal genre en de lokale uniekheid. Mensen uit verschillende culturen gaan pop- en rockmuziek op verschillende manieren interpreteren en zelf een selectie maken van wat van toepassing is op hun eigen cultuur. Er zijn zowel voor- als tegenstanders van deze Globalisering, maar we kunnen er niet meer om heen. Maar wat zijn nu de verdere gevolgen voor de pop- en rockmuziek in Vlaanderen? 3.2 Onderzoeksvragen In dit onderzoek rond Globalisering ligt de nadruk bij de muziekprogrammatie van middelgrote
concertzalen.
Muziek
wordt
op
verschillende
manieren
geconsumeerd, concerten zijn slechts een onderdeel ervan. Met de nieuwe technologiëen en de dalende CD-verkoop worden concerten echter wel steeds belangrijker
voor
de
inkomsten
van
artiesten.
Op
welke
manier
gaan
muziekprogrammatoren om met deze globalisering binnen de muziekwereld? Zij lijken
een
belangrijkere
rol
te
krijgen
als
gatekeepers
binnen
deze
geglobaliseerde wereld. Hoe gaan zij hiermee om? Op welke manier nemen zij beslissingen? Een eerste onderzoeksvraag is daarom de volgende:
Wat zijn de selectiecriteria die muziekprogrammatoren hanteren voor artiesten in muziekcentra en -clubs?
Wanneer we een overzicht krijgen van de verschillende selectiecriteria, is het voor dit onderzoek zeer belangrijk om te gaan kijken op welke manier het lokale nog een rol speelt daarin. Bijgevolg is de tweede onderzoeksvraag:
In welke mate is lokaliteit een belangrijke factor in het selectieproces van artiesten binnen de programmatie van muziekcentra en –clubs?
24
4. METHODOLOGIE 4.1 Onderzoeksmethode Voor dit onderzoek werd er gekozen voor een literatuurstudie, gevolgd door een kwalitatieve analyse van interviews om deze case-study te onderzoeken (Bryman, 2004, p. 48). In eerste instantie was het nodig om een algemeen beeld te vormen over globalisering. Er werd steeds dieper toegespitst, eerst op cultuur en steeds verder op muziek om uiteindelijk bij het onderzochte genre pop- en rockmuziek toe te komen. We lazen hoe de rol van gatekeepers lijkt te veranderen en te verschuiven. Het is belangrijk om in te zien dat de muziekprogrammatoren een belangrijke rol vervullen, of dat nu is als gatekeeper of eerder als ‘Cultural Intermediary’. Om een zicht te krijgen op de werking van de muziekprogrammatie bij middelgrote muziekclubs werden een aantal diepte-interviews afgenomen van muziekprogrammatoren van 7 verschillende muziekcentra en muziekclubs met minstens een middelgrote concertzaal. 4.2 Steekproeftrekking Voor
dit
onderzoek
werden
dus
7
verschillende
geïnterviewd. Er werd een steekproef of ‘sample’
muziekprogrammatoren
getrokken op basis van een
aantal zaken (Bryman, 2004, p.87):
•
soort muziekclub/muziekcentrum
•
ligging
•
bereikbaarheid
Ten eerste was het belangrijk om af te bakenen over welk muziekgenre deze masterproef zou handelen. De keuze voor pop- en rockmuziek als genre kwam vooral voort uit eigen interesse. De afbakening van het genre gebeurde vooral door de informatie over de verschillende circuits in de Muzikantengids (Van der Plas en Vastesaeger, 2009). Zoals reeds besproken in een vorig hoofdstuk is het pop- en rockcircuit een zeer specifiek circuit, dat een typisch verloop heeft. Muziekclubs en muziekcentra staan bijna bovenaan de ladder bij het verloop van de carrière van een Vlaamse pop- en rockartiest. Een volgende afbakening die gemaakt moest worden was over welke muziekclubs en –centra deze masterproef zou handelen. Er werd gekozen voor een combinatie van verschillende zalen, om
25
zo een variatie te krijgen tussen zalen uit de vzw Clubcircuit, enkele op zich staande
muziekcentra
en
ook
een
Kunstencentrum
met
een
pop-
en
rockprogrammatie. Verder was het ook belangrijk om alle Vlaamse provincies weerspiegeld te zien in dit onderzoek. Dit is gelukt. De muziekclubs die geïnterviewd
werden
kwamen
uit
Oost-Vlaanderen,
West-Vlaanderen
en
Antwerpen en de muziekcentra uit Vlaams-Brabant, Limburg en Brussel. Het Kunstencentrum dat geselecteerd werd kwam uit Oost-Vlaanderen. Er zijn natuurlijk nog veel andere muziekcentra- en clubs. Bij de selectie werd er dan ook gebruik gemaakt van een ‘convenience sample’ (Bryman, 2004, p.100). De convenience sample is een steekproef die getrokken wordt op basis van bereikbaarheid. In dit geval had het te maken met snelle reactie op e-mail en telefoon. De eerste geïnterviewden waren Ancienne Belgique in Brussel en het Depot in Leuven, simpelweg omdat zij het eerst toestemden tot een interview. Een belangrijke bemerking is dat dit slechts een verkennend onderzoek is. Het is vanzelfsprekend dat dit niet beschouwd wordt als een representatieve steekproef, gezien er slechts een kleine groep uit de populatie ondervraagd werd en dit niet proportioneel overeenkomt met de werkelijkheid (Bryman, 2004, p.87). Verder is vergelijken tussen de verschillende provincies niet aangeraden, omdat er zo’n grote variatie in werking is bij de verschillende muziekcentra en –clubs. Een muziekcentrum in Brussel kan niet gelijkgesteld worden aan een muziekclub in een kleine stad als Eeklo. Eeklo kan op haar beurt niet representatief zijn voor heel Oost-Vlaanderen. De resultaten die voortkomen uit het interview met de muziekprogrammator van N9 in Eeklo, kunnen bijgevolg niet veralgemeend worden naar de hele populatie ‘muziekprogrammatoren’ in Oost-Vlaanderen (Bryman, 2004, p.101). 4.3 Bevraging en verwerking Het verkennend
kwalitatief onderzoek gebeurde door middel van
diepte-
interviews die afgenomen werden tussen 08/04/2010 en 14/12/2010. Er werd gewerkt met open vragen en op deze manier werd er zeer veel informatie bekomen (Bryman, 2004, p.113). Tijdens de interviews werd steeds gevraagd om eerst de werking van de organisatie te schetsen. Vervolgens werd er gepolst naar de belangrijke waarden binnen de organisatie. Met deze achtergrondinformatie in het hoofd werd er verdergegaan op de selectiecriteria die de programmatoren hanteren
om
artiesten
te
programmeren.
Er
werd
ook
telkens
verder
doorgevraagd naar het belang van het lokale binnen de werking van de organisatie.
26
Voor de analyse van de interviews werden de opnames van de interviews eerst uitgetypt. Vervolgens werden ze open gecodeerd op papier. Elementen in verband met de onderzoeksvragen werden aangeduid en gelinkt aan een code. Wanneer een programmator bijvoorbeeld sprak over
hun ‘Artist in Residence’
dan kreeg dit de code “Steun lokaal talent”. De codes werden samengevat in een soort codeboek en dit werd als leidraad gebruikt voor de verdere analyse van de interviews. Voor de analyse van de verschillende criteria die aan bod kwamen werd er gewerkt met een kleurcode, om het iets overzichtelijker te maken. Zo was roze bijvoorbeeld ‘Buikgevoel’ en blauw ‘Reeds afgelegd parcours’ (wanneer programmatoren gaan kijken naar wat artiesten reeds bereikt hebben. Hierbij hoort bijvoorbeeld een plaat uitbrengen, op de radio gedraaid worden en in een andere club gespeeld hebben). Bij de analyse werd ook rekening gehouden met de toon waarop bepaalde uitspraken gedaan werden (bijvoorbeeld sarcasme). Er wordt ook de voorkeur gegeven aan persoonlijke ervaringen en meningen, eerder dan aan “Men zegt dat…”. Uit de interviews kwamen ook nog een aantal zaken naar boven die initieel niet onderzocht werden. Ze werden ook opgenomen in de resutaten. 4.4 Situering van de respondenten 4.4.1 Ancienne Belgique (AB), Brussel, Herman Hulsens Het gebouw van de AB is ontstaan uit een oude cabaretzaal en is eigendom van de Vlaamse Gemeenschap. De werking, zoals we ze nu kennen, ging officieel van start in ’79. Het is een onafhankelijke vzw die voor 20% gesubsidieerd wordt door de Vlaamse Overheid. Het gebouw beschikt over 2 zalen: ‘AB club’ (kleine zaal) en de gewone zaal die verkleind kan worden tot ‘AB box’. AB wil een soort van kruispunt blijven tussen de muzikant en zijn fans. “Af en toe wordt dat wel eens vergeten dat wij hier enkel zitten dankzij die muzikanten en alle fans die ernaartoe komen. Als één van die twee partijen afhaakt dan valt heel het verhaal van AB in duigen (Herman Hulsens, 2010).” AB zal al het mogelijke doen om aan de vraag van het publiek te voldoen, zonder de kwaliteit uit het oog te verliezen. Herman Hulsens is 1 van de 4 programmatoren bij AB. Hij houdt zich vooral bezig met de programmatie van o.a. metal en emo-bands.
27
4.4.2 Kunstencentrum Vooruit, Gent, Wim Wabbes Vooruit is een Kunstencentrum (valt onder het Kunstendecreet) met een breed platform van verschillende kunstendisciplines. Daaronder valt o.a. muziek, performance, theater en dans. Het is een groot huis met vijf zalen. Voor de muziekprogrammatie, en dan zeker de pop- en rockprogrammatie, wordt er nauw samengewerkt
met
de
Gentse
muziekclub
Democrazy
(behoort
tot
vzw
Clubcircuit) die niet beschikt over een eigen concertzaal. De muzikale werking van Vooruit kan opgesplitst worden in twee luiken: ‘Jazz and beyond’ en ‘pop- en rock’. De belangrijkste waarden bij Vooruit zijn ‘Vernieuwing’, ‘Duurzaamheid’ en bovenal ‘Ondersteuning van artiesten’. Vooruit wil (lokaal) muzikaal talent ondersteunen, o.a. door middel van producties op te zetten. “Zeker op vlak van muziek hebben we een lange traditie in het maken van producties, samen met lokale muzikanten. We hebben ook een grote expertise en traditie in het samenbrengen van lokale en internationale muzikanten (Wim Wabbes, 2010).” Wim Wabbes is één van de twee muziekprogrammatoren van Vooruit. Hij doet vooral programmatie van ‘Jazz and beyond’, maar werkt nauw samen met popen rockprogrammator Koen Gisen. 4.4.3
5voor12, Antwerpen, Philip De Liser
5voor12 is de vzw die ontstaan is naar aanleiding van een feest van Studio Brussel. In het eerste jaar dat ze bestonden werden er naast dat feest ook nog de eerste edities van “10 Days Off (Techno)” en “De Nachten” georganiseerd. Sinds 6 jaar is de vzw gezeteld in de gebouwen van het Antwerpse ‘Petrol’. De vzw wordt gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap, Antwerpen en Gent en maakt deel uit van
vzw
Clubcircuit.
Kernwaarden
zijn
‘Eigentijds’,
‘Hip’,
‘Laagdrempelig/Democratisch’. Verder proberen ze altijd kwaliteit na te streven binnen hun ‘left-of-center’ muziekwerking. “Met een alternatief imago willen we toch een breed publiek bereiken (Philip De Liser, 2010).” Philip de Liser is coördinator van de vzw 5voor12. Hij heeft een brede kennis over verschillende genres ‘left-of-center’, van Dubstep en Techno tot Alternatieve Rock, Hiphop en Reggae. 4.4.4
N9, Eeklo, Jan de Boever
N9 bestaat sinds ’79 en is daarmee één van de oudste clubs van België. N9 beschikt over 2 zalen: N9 Villa, waar vooral de concerten doorgaan en N9
28
Fabriek, het cursuscentrum. Waar ze voorheen ook theater en alternatieve film aanboden, richten ze zich sinds de komst van het Cultureel Centrum in Eeklo specifiek op muziek. Terwijl het CC in de muziekprogrammatie vooral bekende (Nederlandse en Vlaamse) namen heeft staan, probeert N9 in te pikken op tournees van
buitenlandse groepen,
om
zo
aanvullend
te werken.
”Ons
uitgangspunt is altijd al geweest van DAT te doen, wat anderen niet doen (Jan de Boever, 2010).” N9 wordt gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap en maakt deel uit van vzw Clubcircuit. Jan de Boever is de enige muziekprogrammator bij N9. De muziekstijlen die aan bod
komen
zijn
vooral
singer-songwriters,
bluesconcerten,
reggae-en
rockconcerten. 4.4.5
Muziek-O-Droom (MOD), Hasselt, Riet Coenen
MOD is 12 jaar geleden ontstaan als een repetitiekot voor drummers in het tuinhuis van Koen Vanduffel (directie). Ze zijn uitgegroeid tot een gesubsidieerde organisatie die bestaat uit drie belangrijke pijlers: educatie (muzieklessen), facilitatie (repetitieruimtes) en de concertwerking. MOD vindt het zeer belangrijk om
samenwerkingsverbanden
nabijgelegen
bedrijven.
aan
Verder
te
gaan
hebben
ze
met
o.a.
Heartbreaktunes
een
enorme
focus
op
en
lokale
muzikanten: “Voor onze werking in alle drie de pijlers is het heel belangrijk dat we jong Limburgs talent proberen te motiveren en promoten (Riet Coenen, 2010)”. Riet Coenen is programmator bij MOD. 4.4.6
Het Depot, Leuven, Mike Naert
Het Depot is een vzw, gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap, die bestaat sinds 2003 en haar intrek nam in het huidige gebouw in 2005. Momenteel is er één zaal, met een capaciteit van 640 personen. Dit jaar (2011) zijn er echter verbouwingswerken waardoor de capaciteit opgetrokken wordt en waardoor er ook in het café kleine concerten kunnen doorgaan. Het Depot heeft een vierledige werking:
concertwerking,
educatie
(muzieklessen),
ondersteuning
van
muzikanten (info en repetitieruimten) en speciale projecten (Rockvonk). Het Depot wil een warme plek zijn, een club waar mensen bij willen horen. Een huis waar zowel publiek als artiesten zich thuis voelen. Er komen verschillende genres aan bod, van Yevgueni tot Motorpsycho, maar ook in de niche Funk en Soul zijn ze gespecialiseerd. “Wij gaan hier geen Natalia of Milk Inc programmeren. Maar
29
als iemand de zaal daarvoor wil huren dan zijn we daar niet tegen. Dat zorgt namelijk voor inkomsten waarmee wij andere dingen kunnen doen (Mike Naert, 2010).” Mike Naert is leider van het Depot en verzorgt de programmatie en de algemene coördinatie. 4.4.7
Cactus, Brugge, Patrick Keersebilck
Cactus is een muziekcentrum dat gesubsidieerd wordt door de Vlaamse Overheid en mee ondergebracht is in vzw Clubcircuit. Binnen de werking hebben ze verschillende onderdelen: concertwerking, Cactusfestival en educatie (staat momenteel op een laag pitje door geschrapte subsidies). Cactus wil in de concertwerking oog hebben voor verschillende uiteenlopende genres, liefst met uiteenlopende culturele achtergronden. “Het publiek kan er in contact komen met een grote diversiteit aan mondiale muziekcultuur, van Algerijnse Raï tot Ijslandse Elektronica (Patrick Keersebilck, 2010).” Naast deze internationale werking gaat er ook veel aandacht uit naar nieuwe ontwikkelingen. Ook wordt er gewerkt met concerten op verschillende niveau’s: grote sterren die enkel bij hen optreden, artiesten die op een paar plaatsen optreden en Belgische artiesten die op verschillende Belgische podia staan. Patrick Keersebilck is algemeen coördinator bij Cactus. 5. RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK In dit hoofdstuk worden de resultaten van de diepte-interviews gegeven. In het interview werden vragen gesteld, met het oog op de beantwoording van de onderzoeksvragen. Er kwamen echter ook bepaalde zaken steevast opnieuw naar boven in verschillende interviews. Deze onderwerpen worden daarom ook aangehaald. 5.1 De selectiecriteria In de vraagstelling over de selectiecriteria werden zo goed als geen suggesties gedaan. Enkel het financiële element werd specifiek bevraagd. Er werden in de literatuur een aantal criteria aangehaald die gehanteerd werden door de A&Rmanagers. Sommige criteria (buikgevoel, live-shows, kwaliteit en afgelegd parcours) kwamen ook bij de muziekprogrammatoren naar voren. Andere criteria (uitstraling en motivatie) kwamen dan weer niet ter sprake. Het is waarschijnlijk
30
ook meer de taak van een A&R-manager om te kijken naar uitstraling en motivatie, omdat hij artiesten boekt die het vaak “nog moeten maken”. Wanneer programmatoren artiesten gaan selecteren, zijn die zo goed als altijd reeds in een verder stadium. Ze hebben daartegen al wat populariteit verworven en dat impliceert
misschien
al
wel
dat
ze
een
goede
uitstraling
hebben
en
doorzettingsvermogen en enthousiasme. Ook kwamen er uit het interview enkele selectiecriteria naar boven die niet uit de literatuur
voortkwamen.
Voor
muziekprogrammatoren
is
er
natuurlijk
het
financiële aspect dat bij de A&R-manager wegvalt. Verder kwam er ook het criterium
bij
dat
de
artiest
moest
passen
binnen
de
werking
van
het
muziekcentrum of de muziekclub. Verder is actualiteit belangrijk en in mindere mate ook populariteit. In onderstaand schema worden alle criteria op een rijtje gezet. Een verdere bespreking per (aanwezig) criterium volgt.
Cactus Buikgevoel
Het Depot
MOD
N9
5voor12
(x)
Vooruit
AB
x
Live-show
x
x
Kwaliteit
x
(x)
(x)
x
x
Uitstraling Motivatie Afgelegd parcours
(x)
Financiële kost
x
x
Passen
x
x
binnen
x
x
x
x
x
x
x
x
(x)
x
x
werking Actualiteit
x
x
Populariteit
x
(x)
x
Tabel 3: Overzicht van de verschillende criteria bij de muziekcentra en –clubs
5.1.1 Het Buikgevoel Dit was een criterium dat uit de literatuur naar voren kwam. Bij A&R-managers was het dus belangrijk om een bepaald gevoel te krijgen bij een artiest, een “buzz”,
een
buikgevoel.
Tegen
de verwachtingen
in
werd
dat specifieke
buikgevoel slechts bij één muziekprogrammator aangehaald, namelijk bij de muziekclub
5voor12.
“Het is natuurlijk
een
zeker buikgevoel dat daarin
meespeelt. Ik doe dat al 20 jaar en dat is toch ook altijd vertrekken vanuit een eigen smaak (Philip De Liser, 2010)”.
Een verklaring hiervoor kan zijn dat de
31
muziekprogrammatoren het gevoel hadden dat ze echt concrete criteria moesten geven, en het buikgevoel misschien niet zagen als specifiek criterium. Patrick Keersebilck gaf bijvoorbeeld ook aan dat hij iets zal programmeren als hij het ‘Interessant’ vindt. Dit kan ook onder dat buikgevoel vallen. Als we de quote van De Liser bekijken zien we dat hij eigen smaak aanhaalt. Dat werd ook bij enkele andere muziekcentra aangehaald, waarbij de werking vooral mainstream is, met aanvullend een bepaalde niche (in de muziekstijl van de programmator). 5.1.2 De Live-show Met dit criterium wordt bedoeld dat de kwaliteit van een live-performance goed moet zijn. Dit was vooral belangrijk bij het Depot en MOD. Wat vaak naar voren kwam, en dan specifiek bij AB en 5voor12 was het gebrek aan tijd om naar artiesten te gaan kijken (buiten hun eigen huis). “Wij doen zelf ruim 100 activiteiten per jaar, dus dat is al 1 op 3 dagen waarvan ik 99% van de tijd aanwezig ben (Philip De Liser, 2010).” Muziekprogrammatoren proberen het gebrek aan
tijd om
live-performances te zien te compenseren door de
verschillende Rockrally’s op de voet te volgen. Dat zijn plaatsen waarop je plots veel nieuw talent kan ontdekken. Mike Naert van het Depot zetelt bijvoorbeeld in de jury van Rockvonk, de tweejaarlijkse Leuvense Rockrally. “Om de twee jaar zit ik in de jury van Rockvonk en dan moet ik 150 demo’s beluisteren en dat is ‘more than enough’ (Mike Naert, 2010)”. Ook Herman Hulsens van AB jureert in Rockrally’s. 5.1.3 Kwaliteit Met dit criterium wordt zowel de kwaliteit van de muziek als de kwaliteit van de opnames van de plaat bedoeld. Slechts drie van de zeven muziekcentra haalden kwaliteit aan als een criterium. Dit lijkt echter vrij weinig. Een reden hiervoor kan zijn dat kwaliteit als vanzelfsprekend aanzien wordt. Wanneer als criterium geldt dat ze op de radio gedraaid worden, kan kwaliteit in vele gevallen geïmpliceerd worden. Bij N9 en AB is het criterium kwaliteit het allerbelangrijkste, want “daar gaat het over (Jan de Boever, 2010)”. 5.1.4 Afgelegd Parcours Dit criterium komt in de literatuurstudie naar voren. Wat heeft de groep of artiest reeds bereikt tot hiertoe? Wanneer we de beschrijving van een typisch pop- en
32
rockparcours gaan bekijken in de Muzikantengids, zien we dat de muziekclubs en –centra hoog op de ladder staan. Er moeten eerst enkele andere fases doorsparteld worden. Dit criterium kwam dan ook naar voren bij vier van de zeven respondenten en de literatuur werd daardoor bevestigd. Het gaat dan om subcriteria als: ze moeten reeds (minstens) een CD opgenomen hebben, ze moeten op de radio gedraaid worden, ze moeten meegedaan hebben aan Rockrally’s. “We gaan geen beginnende bands programmeren. Vooruit blijft een prestigieus podium. Totaal beginnende bands zullen doorverwezen worden naar de kleinere clubs (Wim Wabbes, 2010).” Bij het Depot kwam dit criterium niet specifiek naar voren, maar er werd wel belang gehecht aan Rockrally’s om daar artiesten te kunnen beoordelen. In die zin is meedoen aan een Rockrally dus ook een criterium. Wel werd bij het Depot aangehaald dat beginnende groepjes na de verbouwingen aan het Depot meer speelkansen zullen krijgen omdat er dan (gratis) concertjes kunnen doorgaan in het café. 5.1.5 Financiële kost Dit criterium kwam bij elke respondent naar voren. Wanneer het niet specifiek gezegd werd, werd er wel naar gevraagd. Hoewel het criterium voor iedereen van belang was (om het financiële plaatje kan je nu eenmaal niet heen) zagen we wel verschillen in prioriteit. Voor N9 was naast kwaliteit het financiële bijvoorbeeld het belangrijkste. Voor AB was het financiële slechts belangrijk in een laatste stadium. Het belang van het financiële hangt ook duidelijk samen met de grootte van de zaal of zalen. Wanneer een muziekcentrum, zoals AB, meerdere zalen heeft, kunnen er concerten van verschillende niveau’s terecht: een duurdere artiest wordt in de grote zaal gezet, een artiest waarvoor ze een kleiner publiek hebben wordt in AB Club gezet. Op deze manier worden de kosten gedrukt. Het is voor de meesten dan ook belangrijk om te mikken op ‘break-even’. “We moeten daar geen geld aan verdienen, maar indien wel, zoveel te beter want dan kunnen we dat weer in andere projecten investeren. Maar we willen er ook geen geld aan toesteken. Dat houden we voor speciale projecten (Wim Wabbes, 2010)”. Het is hier ook belangrijk om aan te geven dat alle ondervraagde organisaties subsidies ontvangen voor hun werking. Er liggen echter wel grote verschillen in de budgetten. Dat is logisch omdat er ook grote verschillen zijn tussen AB (900.000 euro), een muziekcentrum in de hoofdstad en N9 (250.000 euro), een muziekclub in een kleinere stad. Maar ook binnen het Clubcircuit zien we verschillen in de subsidiebudgetten. N9 krijgt dus 250.000 euro, maar 5voor12, ook in het Clubcircuit krijgt 500.000 euro. We zien dan ook tussen deze clubs onderling nog
33
een groot verschil in werking: bij 5voor12 in Antwerpen worden vaker concerten georganiseerd dan in Eeklo bij N9. 5.1.6 Passen binnen de werking Bij dit criterium gaat het om twee zaken: enerzijds moet het genre passen binnen de werking van de muziekclub of het muziekcentrum (dit is vaak eerder ‘left-ofcenter’ in combinatie met enkele mainstream artiesten), anderzijds moet een artiest aanvullend zijn op de werking. “Ik moet geen vier weken na mekaar een Reggae-act zetten, dat moet goed verdeeld zijn over het jaar (Jan de Boever, 2010).” Bij Vooruit is er bijvoorbeeld de samenwerking met de muziekclub Democrazy, en die doen ook voor een groot stuk de pop- en rockprogrammatie bij
Vooruit
(ze
hebben
zelf
geen
eigen
concertzaal).
De
pop-
en
rockprogrammatie die vanuit Vooruit zelf gebeurt, moet dan aanvullend werken op die van Democrazy. Dit criterium kwam naar voren bij vier van de zeven repondenten. 5.1.7 Actualiteit Dit criterium is belangrijk in drie van de zeven organisaties. Bij Cactus hangt het zeer nauw samen met hun belangrijke waarde ‘Vernieuwing’. “We hebben oog voor nieuwe ontwikkelingen, nieuwe groepen (Patrick Keersebilck, 2010).” Ook bij 5voor12 en AB proberen ze de meest actuele artiesten in de kijker te zetten. 5.1.8 Populariteit Dit criterium kwam enkel specifiek naar voren bij AB. Eén van hun belangrijke waarden is dat ze het kruispunt willen zijn tussen artiesten en hun publiek. Ze willen dan ook in de mate van het mogelijke rekening houden met de wensen van het publiek. Dit is dan wel vooral op nationaal niveau bekeken. Bij het Depot in Leuven, waar ze ook een warme uitstraling willen hebben naar het publiek toe en zeer aanspreekbaar willen zijn, is voldoen aan de vraag van het publiek momenteel iets moeilijker. Zij krijgen veel aanvragen vanuit het lokale niveau (Leuven) en daarvoor is het financieel niet altijd mogelijk om concerten te organiseren. Na de verbouwingen in 2011 zou het echter wel mogelijk moeten worden om meer aan die wensen van het publiek te voldoen, omdat er vanaf dat moment ook kleinere concerten kunnen doorgaan in het café.
34
5.2 Lokaal of internationaal? Waarvoor kiezen de muziekprogrammatoren wanneer ze moeten kiezen tussen een lokale of een internationale band? Het Depot wil extra steun geven aan de ‘Leuvense scene’. Artiesten als Milow en Selah Sue zijn kind aan huis. “Voor de rest of het nu Belgisch is of internationaal, die criteria blijven hetzelfde (Mike Naert, 2010).” Ook Vooruit wil zeker lokaal talent promoten. Ze brengen lokale artiesten in contact met internationale artiesten. Voor hen is het belangrijk om een goede mix van beide te hebben. Als ze echt moeten kiezen, en de kwaliteit is dezelfde, dan kiezen ze voor een Gentse band. “Die internationale band, gezien die al op tour is, heeft waarschijnlijk al een pak andere mogelijkheden. Voor die Gentse band is Vooruit dan misschien wel het beste podium om dit te doen (Wim Wabbes)”. MOD ziet lokaal talent niet enkel als talent uit Hasselt, maar uit de hele provincie. Ze proberen zo vaak mogelijk jong lokaal talent aan bod te laten komen. Bij AB is ongeveer 40-50% van de programmatie Belgisch. Ze hebben vanuit de overheid ook echt de opdracht om o.a. voldoende aandacht te schenken aan Nederlandstalige muziek. In Brussel is er niet echt een lokale scene, maar AB wil wel graag nationale bands mee helpen opbouwen. Ook bij Cactus draait het meer rond het steunen van nationale bands dan puur de lokale bands. Bij N9 en 5voor12 hebben ze niet echt een lokale affiniteit. Vroeger heeft 5voor12 wel geholpen om o.a. DEUS en Zita Swoon groot te krijgen. Als er al een voorkeur wordt gegeven gaat het bij hen over het nationale niveau en niet het lokale. “5voor12 en Petrol hebben een bovenlokale uitstraling (Philip De Liser, 2010)”. 5.3 Artist in Residence Een methode die gebruikt wordt in sommige muziekcentra en –clubs om lokaal talent te boosten is het systeem van een ‘Artist-in-Residence’ (AIR). Deze artiest of groep krijgt een jaar lang meer mogelijkheden, zowel financieel, informationeel als productioneel, om zich zo op korte tijd beter te ontwikkelen. 5voor12, N9 en MOD werken niet met dit systeem. Cactus doet het recent ook niet meer, maar voordien hebben groepen als Waxdolls wel hun eerste stappen gezet bij hen. AB werkt normaalgezien wel met een AIR, maar dit moest in 2010 geschrapt worden omwille van een vermindering van de subsidies. Vooruit en het Depot werken wel met een AIR. Bij Vooruit was dat in 2010 de band ‘Drums are for Parades’. Deze AIR zullen ze financieel ondersteunen met geld dat ze uit goedverkochte concerten halen. Verder zijn er niet zoveel pop-rock artiesten die
35
terugkomen naar Vooruit omdat ze er vaak uitgroeien. Vooruit ziet dit ook als taak van een Kunstencentrum om lokaal talent zo te steunen dat ze nadien grotere podia kunnen gaan doen. In 2009 had het Depot Customs als AIR en in 2010 Addicted Kru Sound/Body Spasms. De taak van het Depot is ervoor zorgen dat ze een goede release hebben en een goede agent vinden. 5.4 Problematiek van het voorprogramma Vele muziekprogrammatoren halen aan dat het steeds moeilijker wordt om nog zelf een voorprogramma te bepalen. Veel artiesten nemen namelijk zelf hun voorprogramma mee. Dit neemt voor programmatoren de kans weg om lokale artiesten aan bod te laten komen. Zowel het Depot als MOD halen dit aan in het interview. Ook AB zit soms verveeld met de situatie, maar ziet echter ook een positief resultaat: “ze nemen tegenwoordig allemaal zelf een voorprogramma mee, hoe onbekender hoe liever en liefst nog vrienden van de hoofdact. Maar dat kan soms ook goed uitdraaien: soms past de band ook echt goed bij de hoofdact en ontdekken we daarmee iets nieuws (Herman Hulsens)”. 5.5 Aanbod-overload Door de globalisering en de nieuwe technologische ontwikkelingen, wordt het voor beginnende artiesten steeds makkelijker om zelf muziek op te nemen. Vroeger moest je als artiest eerst geld verzamelen om een nummer op te nemen in een professionele studio. Vandaag de dag kan je een plaat opnemen vanuit je slaapkamer via muziekprogramma’s voor je computer. Dit zorgt voor een enorm groot
aanbod
aan
nieuwe
muziek
van
al
dan
niet
getalenteerde
jonge
muzikanten. Als muziekprogrammator blijkt het steeds moeilijker om door de bomen het bos te zien. N9 spreekt over 20 voorstellen per dag, AB over 200 mails per week: “In een schitterende wereld zou ik een bureau hebben met een CD-speler en dan zou ik 8 uur per dag naar muziek luisteren en dan zeggen “dat vind ik leuk, dat gaan we boeken”
(Herman
Hulsens,
2010)”.
Spijtig
genoeg
hebben
de
muziekprogrammatoren ook andere dingen te doen, bijvoorbeeld persartikels schrijven en eigen concerten bijwonen, waardoor ze niet voldoende tijd hebben om alles wat ze in hun mailbox krijgen na te kijken. “Demo’s insturen heeft echt geen zin. Ik luister daar niet naar, ik heb al zoveel andere goede muziek waar ik naar moet luisteren… (Mike Naert, 2010)”. “We slagen er zelfs niet meer in om
36
alle Belgische acts met een CD-release een plaats te geven, laat staan alle artiesten die nog in repetitiekotfase zitten (Philip De Liser, 2010).” 5.6 ‘Afkijken’ en ‘opstoken’ bij de anderen In de interviews zagen we dat de muziekprogrammatoren onderling soms contact hebben. Dit is voor hen een goede manier om nieuwe muziek te leren kennen en om in te schatten of een artiest ook bij hen goed zou kunnen scoren. N9 zegt bijvoorbeeld voor of na vergaderingen van vzw Clubcircuit soms met andere programmatoren te overleggen. Wanneer een bepaalde artiest het heel goed deed in een andere club, kan dit voor N9 een indicatie zijn. Het Depot komt soms samen met Trix in Antwerpen en MOD. Ze hebben een beetje dezelfde werking en kunnen dan over dezelfde problematieken praten. Ze gaan niet enkel vragen bij andere programmatoren welke bands goed zijn, maar zeker ook zelf bands promoten: “Het feit dat Mike van het Depot Customs steunt maakt het soms gemakkelijker om bij de VRT binnen te geraken (Mike Naert, 2010).” Bij AB zien we ook dat Herman Hulsens bijvoorbeeld muziek probeert te promoten bij Mike Naert van het Depot. AB heeft verder ook een goed contact met de Melkweg in Amsterdam. Vaak spelen hetzelfde soort bands in beide concertzalen en kan ticketverkoop bij de Melkweg een goede indicatie zijn voor AB. 5.7 Gevolgen van lokatie op de werking Tijdens de interviews zagen we een groot verschil in werking tussen de verschillende respondenten. Dit lijkt ook voor een groot stuk samen te hangen met de locatie van de muziekcentra- en clubs. N9 ligt in Eeklo, een kleine stad. ‘s Avonds is het niet meer mogelijk om met de trein naar huis te gaan. Hierdoor trekken zij een ouder publiek aan dan bijvoorbeeld het Depot in Leuven en Vooruit in Gent, waar het barst van de studenten. Vooruit verliest dan weer veel bands aan Brussel: “het gebeurt vaak dat een band geïnteresseerd is om in Gent te spelen, als er bijvoorbeeld geen plaats is in Brussel ofzo. Maar als er dan toch plaats vrijkomt in Brussel, dan zijn ze weg (Wim Wabbes, 2010).” Ook MOD heeft dat probleem: “het is niet altijd makkelijk om grote internationale namen tot bij ons te krijgen, omdat Hasselt geen bekende stad is voor het buitenland (Riet Coenen, 2010)”. 5voor12, gehuisvest in Petrol, ligt in Antwerpen, maar toch wel op tien minuten fietsen van het centrum. Ze hebben een zeer goede, ruime zaal, geen probleem met geluidsoverlast en voldoende parkeerplaats. Langs de andere kant moet je gemotiveerd zijn om naar daar te komen en moet je de
37
programmatie goed opvolgen. Om meer op studenten in te spelen hadden ze wat meer in het centrum moeten liggen. Het Depot heeft naast de vele studenten die in de stad wonen nog een groot voordeel: ze liggen vlak over het station van Leuven, waar er nog tot middernacht treinen rijden naar alle uithoeken van België. AB heeft het voordeel in het centrum van Brussel, de Belgische hoofdstad, te liggen: “wij werken eigenlijk niet meer met weken en weekends (Herman Hulsens, 2010)”. Ze kunnen op eender welke avond programmeren omdat er zo’n groot aanbod is en het publiek blijkt ook in de week te komen. Een dance-act proberen ze wel nog steeds meer in het weekend te plaatsen, maar verder houden ze er geen rekening meer mee. Blijkbaar zijn Brusselaars soms wel een moeilijk publiek: “Zornik was in Vlaanderen heel populair, ze stonden in de Afrekening, ze speelden in zalen van 3000 man. Ik verkocht daar hier geen 600 tickets voor… Zo zijn er een aantal zaken die niet werken in Brussel (Herman Hulsens)”. 6. ANALYSE 6.1 Onderzoeksvraag 1
Wat zijn de selectiecriteria die muziekprogrammatoren hanteren voor artiesten in muziekcentra en –clubs?
Om deze vraag te beantwoorden werden uit de theorie een aantal criteria gehaald die door A&R-managers gebruikt worden bij de selectie van artiesten: het buikgevoel, live-shows, kwaliteit, uitstraling, motivatie en het reeds afgelegde parcours. Wat meteen opviel tijdens de interviews was dat deze criteria niet allemaal naar boven kwamen bij de muziekprogrammatoren. Uitstraling en motivatie kwamen totaal niet ter sprake. De financiële kost, het passen binnen de werking, actualiteit en populariteit werden toegevoegd aan de lijst. We zagen dat deze criteria verschillen tussen de muziekcentra en -clubs. Wanneer we proberen op te lijsten in welke volgorde de criteria van belang waren, bekomen we deze lijst: 1. Financiële kost 2. Afgelegd Parcours 3. Passen binnen de werking 4. Kwaliteit/Actualiteit 5. Live-show 6. Populariteit/Buikgevoel
38
Zoals hierboven reeds besproken is dit slechts een schets van hoe het werkelijke proces eraan toegaat. Dit gaat over de criteria die meteen bij de respondenten opkwamen, maar dat wil daarom niet zeggen dat andere criteria geen rol spelen.
Antwoord
onderzoeksvraag
1:
Het
eerste
criterium
dat
voor
alle
respondenten belangrijk is, is het financiële plaatje. Alles heeft nu eenmaal zijn prijs en het is belangrijk voor de algemene werking van de organisatie
dat
er
gemikt
wordt
op
‘break-even’.
Verder
is
een
muziekcentrum of –club niet het eerste stadium van een pop- of rockartiest. Er moeten reeds enkele stadia afgelegd zijn. Voorbeelden daarvan zijn een finaleplaats bij een Rockrally, een CD-release en het parcours van jeugdhuizen en kleinere muziekclubs reeds afgelegd hebben. Verder heeft elk muziekcentrum of -club zo zijn eigen identiteit. Het is belangrijk dat de artiest binnen dat plaatje past. Sommige genres komen nu eenmaal niet aan bod in de ene club, maar wel in de andere. Verder zijn de kwaliteit en actualiteit van de artiesten belangrijk. Die kwaliteit hangt samen met
het parcours dat ze reeds afgelegd moeten
hebben voor ze bij de muziekcentra en –clubs kunnen spelen. In mindere mate is het belangrijk om een artiest eerst live aan het werk te zien. Door tijdsgebrek is het voor programmatoren zelden mogelijk om naar optredens buiten het eigen huis te gaan kijken. Populariteit van een groep hangt ook wat samen met actualiteit en is dus ook een criterium waar rekening mee gehouden wordt. Het buikgevoel werd als criterium slechts eenmaal uitgesproken. Toch mag dit criterium niet verwaarloosd worden. Elke programmator kiest toch enigszins vanuit een bepaalde expertise en smaak en dat kan dan ook in verband gebracht worden met het buikgevoel.
6.2 Onderzoeksvraag 2
In welke mate is lokaliteit een belangrijke factor in het selectieproces van artiesten binnen de programmatie van muziekcentra en –clubs?
Drie van de zeven respondenten zeiden expliciet veel te willen doen voor lokaal talent. Dit waren MOD in Hasselt, het Depot in Leuven en Vooruit in Gent. Dit hangt vaak samen met het idee van een ‘Artist in Residence’. Ze proberen lokaal talent klaar te stomen om de rest van België en misschien zelfs het buitenland te veroveren. AB, 5voor12 en Cactus hebben een geschiedenis in het vooruithelpen
39
van lokaal talent, maar doen op dit moment geen extra inspanningen daarvoor. Bij N9 in Eeklo is er geen speciale werking voor lokaal talent. Er wordt aangegeven dat lokaal talent, door middel van nieuwe technologieën makkelijker een eigen plaat kan opnemen. Hierdoor is er een ‘Boom’ ontstaan van lokaal talent, dat spijtig genoeg niet meer overal plaats kan vinden om op te treden. Een plek waar lokaal talent vaak terecht kon, namelijk het voorprogramma van andere (buitenlandse) artiesten, valt blijkbaar steeds vaker weg. Buitenlandse artiesten nemen steeds frequenter een (voor hen) lokale band mee naar België. Wanneer lokale artiesten toch aan een podiumkans geraken bij één van de muziekcentra of -clubs, kan dit wel een start zijn van een mooie carrière. De muziekprogrammatoren hebben namelijk onderling contact en zullen zo bands aan mekaar aanraden (of ook afraden). Het is als artiest dus belangrijk om een goede indruk na te laten wanneer je het netwerk betreedt.
Antwoord onderzoeksvraag 2: Lokaliteit is geen criterium dat specifiek naar boven kwam in de interviews. Wel is er vanuit verschillende muziekcentra en -clubs ofwel een specifieke lokale werking, ofwel enkel extra aandacht voor lokale artiesten. Twee van de zeven muziekcentra en -clubs werken met een ‘Artist in Residence’, om zo lokaal talent snel te laten opklimmen. Drie andere muziekcentra en -clubs proberen toch te zorgen dat lokaal (of nationaal) talent zeker ook vertegenwoordigd zijn op hun podia. Het is echter niet altijd makkelijk om talent te ontdekken, omdat er een overload is aan nieuwe groepen en verder ook een tijdsgebrek is vanwege de muziekprogrammatoren. Uit de interviews werd het ook duidelijk dat, waar lokale artiesten vroeger vaak in het voorprogramma terechtkwamen, hier nu vaak bevriende bands staan die de buitenlandse artiesten zelf meenemen.
7. AANBEVELINGEN VOOR VERDER ONDERZOEK Deze masterproef was louter een verkennende studie. Om een beter zicht te krijgen op alle criteria die gebruikt worden, moeten er meer dan zeven muziekprogrammatoren bevraagd worden. Het is vanuit dit onderzoek zeker niet mogelijk om te gaan veralgemenen op het niveau van de provincies. Uit het interview met 5voor12 uit Antwerpen zou kunnen geconcludeerd worden dat er in Antwerpen niet veel oog is voor lokaal talent. Om hier echt een zicht op te krijgen zou o.a. Muziekcentrum Trix ook ondervraagd moeten worden. Dit zou een ander beeld schetsen, gezien zij, volgens het interview met Mike Naert van het Depot,
40
wél heel lokaal werken. Uit dat interview zou dan misschien geconcludeerd kunnen worden dat er juist wél een belangrijke ‘Antwerpse scene’ is. Een belangrijk onderwerp binnen Globalisering en muziek blijft de dominantie van Angelsaksische muziek. Hierover zouden ook nog enkele vragen kunnen gesteld worden in verband met de lokaliteit. Wanneer we het in deze masterproef hadden over lokale bands, ging het zeker niet specifiek over Nederlandstalige groepen. Bij de criteria kwam het visuele aspect nergens naar voren tijdens de interviews. Hierover zou ook verder onderzoek kunnen gedaan worden. In welke mate is het visuele aspect, het uiterlijk, de lichtshow,… belangrijk bij de selectie van artiesten. En is er hier een verschil te merken tussen lokale en internationale bands? Een aanvullend onderzoek zou uit een andere invalshoek kunnen komen: hoe ziet het publiek de spanning tussen Globalisering en Lokalisering? Waar gaat de voorkeur van het publiek naar uit?
41
8. BIBLIOGRAFIE Wetenschappelijke boeken: BENNETT, A. (2003), Cultures of Popular Music, Philadelphia: Open University Press, 194 p. BRYMAN, A. (2004), Social Research Methods, New York: Oxford University Press. 607 p. BURKE, P. (2009), Cultural Hybridity, Cambridge: Polity Press, 142 p. BURNETT, R. (1996), The Global Jukebox. The international music industry, Londen: Routledge, 171 p. KRAIDY, M. M. (2010), ‘The Global, the Local, and the Hybrid: A Native Ethnography of Glocalization’, pp. 351-356 in RITZER, G. & ATALAY, Z. (eds.), Readings in Globalization: key concepts and major debates, West Sussex: WileyBlackwell, 477 p. KUPPENS, A. (2008), ‘De globalisering van hip hop. Vlaamse hip hop artiesten over authenticiteit’, pp. 37-50 in VAN DEN BULCK, H. & DHOEST, A. (eds.), Media, Cultuur, Identiteit. Actueel onderzoek naar media en maatschappij, Gent: Academia Press, 152 p. LIANG, D. (2008), ‘Anglo-American Music Journalism. Texts and contexts’, pp. 333-339 in BENNETT, A. , SHANK, B. & TOYNBEE, J. (eds.), The Popular Music Studies Reader, London: Routledge, 408 p. LONGHURST, B. (2008), Popular music & society, Cambridge: Polity Press, 304 p. LUBBERS, R. F. M. (2000), ‘Sociale cohesie in een tijdperk van globalisering’, pp. 183-192 in NAERT, P. & COPPIETERS, B. (eds.), Globalisering, Tielt: Lannoo, 233 p. LULL, J. (1992), ‘Popular Music and Communication: An Introduction’, pp. 1-32 in LULL, J. (ed.), Popular Music and Communication, London: Sage Publications, 247 p.
42
LULL, J. (2000), Media, Communication, Culture. A Global Approach, Cambridge: Polity Press, 308 p. LULL, J. (2007), Culture-On-Demand. Communication in a Crisis World, Oxford: Blackwell Publishing, 222 p. LULL, J. & WALLIS, R. (1992), ‘The Beat of West Vietnam’, pp. 207-236 in LULL, J. (ed.), Popular Music and Communication, London: Sage Publications, 247 p. MITCHELL, T. (1996), Popular Music and Local Identity. Rock, Pop and Rap in Europe and Oceania, London: Leicester University Press, 276 p. NEGUS, K. (2001), Producing Pop. Culture and conflict in the popular music industry, London: Arnold, 175 p. NEDERVEEN PIETERSE, J. (2010), ‘Globalization as Hybridization’, pp. 236-333 in RITZER, G. & ATALAY, Z. (eds.), Readings in Globalization: key concepts and major debates, West Sussex: Wiley-Blackwell, 477 p. RITZER, G. (2010), Globalization: a basic text, West Sussex: Wiley-Blackwell, 592 p. RITZER, G. (2010), ‘An Introduction to McDonaldization’, pp. 383-388 in RITZER, G. & ATALAY, Z. (eds.), Readings in Globalization: key concepts and major debates, West Sussex: Wiley-Blackwell, 477 p. ROBERTSON,
R.
(2010),
‘Glocalization:
Time-Space
and
Homogeneity-
Heterogeneity’, pp. 334-343 in RITZER, G. & ATALAY, Z. (eds.), Readings in Globalization: key concepts and major debates, West Sussex: Wiley-Blackwell, 477 p. ROTHENBUHLER, E.W. & McCOURT, T. (1992), ‘Commercial Radio and Popular Music. Processes of Selection and Factors of Influence’, pp. 101-115 in LULL, J. (ed.), Popular Music and Communication, London: Sage Publications, 247 p.
43
VAN DEN BULCK, H. (2009), ‘Media tussen cultuur en commercie: trends in de Vlaamse media anno 2009’, pp. 13-27 in VAN DEN BULCK, H., DELTOUR, P., VANDERMEERSCH, P., e.a., Crisis in de Media, Brussel: indymedia.be, 79 p. VAN POECKE, L. & VAN DEN BULCK, H. (1994), ‘Inleiding: Het Globale en het Lokale’, pp. 9-38 in VAN POECKE, L. & VAN DEN BULCK, H. (eds.), Culturele Globalisering en lokale identiteit. Amerikanisering van de Europese media, Leuven-Kesselo: Garant, 117 p. WATSON, J. L. (2010), ‘Transnationalism, Localization, and Fast Foods in East Asia’, pp. 396-399 in RITZER, G. & ATALAY, Z. (eds.), Readings in Globalization: key concepts and major debates, West Sussex: Wiley-Blackwell, 477 p. WEINTRAUB, A. N. (1998), ‘Jawaiian Music and Local Cultural Identity in Hawaii’, pp. 78-88 in HAYWARD, P. (ed.), Sound Alliances. Indigenous peoples, cultural politics and popular music in the pacific, London: Cassell, 220 p. Artikels: ADELT, U. (2005), ‘”Ich bin der Rock’n Roll-Ubermensch”: Globalization and Localization in German Music Television’ in Popular Music and Society, 28 (3): 279-295 ALVAREZ, L. (2008), ‘Reggae Rhythms in Dignity’s Diaspora: Globalization, Indigenous Identity, and the Circulation of Cultural Struggle’ in Popular Music and Society, 31 (5): 575-597 BARRER, P. (2009), ‘”My White, Blue, and Red Heart”: Constructing a Slovak Identity in Rap Music’ in Popular Music and Society, 32 (1): 59-75 BEHAGUE, G. (2006), ‘Rap, Reggae, Rock, or Samba: The Local and the Global in Brazilian Popular Music (1985-95)’ in Latin American Music Review, 27 (1): 79-90 BISHOP, J. (2005), ‘Building International Empires of Sound: Concentrations of Power and Property in the “Global” Music Market’ in Popular Music and Society, 28 (4): 443-471
44
BURKART, P. (2005), ‘Loose Integration in the Popular Music Industry’ in Popular Music and Society, 28, (4): 489-500 RUPKE, H. N. & BLANK, G. (2009), ‘”Country Roads” to Globalization: Sociological Models for Understanding American Popular Music in China’ in The Journal of Popular Culture, 42 (1): 126-146 Online bronnen: DE MEYER, G. (2004), Culturele globalisering en lokale identiteit: het geval van de
(Belgische)
populaire
muziek,
(online),
http://soc.kuleuven.be/onderwijs/pop/documents/globalisering.pdf,
gelezen
op
15.02.2010 FREDERIX,
S.
(2004,
april),
De
Amerikaanse
Nachtmerrie,
(online),
http://www.mo.be/artikel/de-amerikaanse-nachtmerrie, gelezen op 03.05.2011 FREDERIX, S. (2004, mei), Wat we zelf doen, verkoopt beter, (online), http://www.mo.be/artikel/wat-we-zelf-doen-verkoopt-beter,
gelezen
op
03.05.2011 Andere: VAN DER PLAS, J. & VASTESAEGER, T. (2009), De Muzikantengids. Handboek voor muzikant en DJ, Katwijk: Django Music & Publishing, 354 p. Interviews: COENEN, R. (2010), interview op 08/12/2010 DE BOEVER, J. (2010), interview op 27/04/2010 DE LISER, P. (2010), interview op 13/04/2010 JONCKHEER, J. (2011), interview op 15/08/2011 HULSENS, H. (2010), interview op 15/04/2010
45
KEERSEBILCK, P. (2010), interview op 05/12/2010 NAERT, M. (2010), interview op 08/04/2010 WABBES, W. (2010), interview op 14/12/2010
46
9. BIJLAGE (interviews) Interview met Patrick Keersebilck van Cactus in Brugge op 05/12/2010 Mijn eerste vraag is: zou u even de werking kunnen schetsen van Cactus, heeft u wat meer achtergrondinformatie? Wel wij hebben ons indertijd een muziekcentrum genoemd, waarmee we meteen wilden aanduiden dat het een werking is met verschillende onderdelen. De nadruk ligt natuurlijk wel op concerten. We hebben een clubwerking, waar we dus door het jaar minimaal een 70 à 80 concerten organiseren. We hebben daarnaast een festivalwerking, waar het meest centrale het Cactusfestival is, maar waar we daarnaast ook nog een paar andere initiatieven hebben. Zo organiseren en programmeren wij ook het stadsfestival ‘Klinker’, we zijn betrokken bij ‘Benenwerk’ wat eigenlijk een soort ééndagsfestival is, waar we op 12 verschillende podia de meest uiteenlopende dansmuziek presenteren. Dat is heel uiteenlopend, van heel traditionele dingen tot electro, drum ’n bass, dubstep, … en we hebben dan ook nog een tweejaarlijks festival in het concertgebouw hier in Brugge, een indoor-festival ‘Music in mind’. Zwaardere en misschien iets meer experimentele acts aan de ene kant, en aan de andere kant meer singersongwriters presenteren, en waar we in de toekomst de bedoeling hebben om wat te focussen op muziek-beeld met visuals en dergelijke. En dan een laatste poot van onze werking, maar die draait momenteel op een heel laag pitje, dat is eigenlijk onze muziek-educatieve werking. Wij hadden vanouds daar wel een sterke traditie van, ik bedoel daarmee dat we daar ondertussen 15 jaar geleden mee begonnen zijn waarmee we op jaarbasis toch wel een 40 à 50 workshops aanboden, waarbij dan mensen in een doe-cursus bvb. een instrument konden leren bespelen, en aan de andere kant dus meer achtergrondcursussen, waarbij mensen dan over bepaalde genres meer achtergrondinformatie konden krijgen. Een beetje meer theoretisch dan? Ja, of we hebben ook een soort documentaire-filmreeks opgezet, rond muziek dan, dat soort dingen. Is dat niet vrij uniek voor een muziekcentrum om… Nee, ondertussen zijn er al redelijk veel centra, ik denk bijvoorbeeld aan Trix, die dat ook doet, Muziek-o-droom, … Muziek-o-droom heb ik juist geïnterviewd, woensdag, hebben die ook die theoretische achtergrond, dat soort workshops? Ik moet eerlijk zijn, dat volg ik niet meer op de voet, ik dacht van wel. Maar het is wel zo, dat de laatste 3-4 jaar dat dat bij ons op een laag pitje draait. Waarom? Omdat we eigenlijk niet voldoende geld hebben daarvoor, concreet, we hebben ook een erkenning als muziekcentrum door de Vlaamse Gemeenschap, wat betekent dat je in principe om de 4 jaar een beleidsplan moet indienen, en op basis daarvan krijg je een subsidiëring toegewezen. Die muziek-educatieve werking stond ook in ons beleidsplan, het bedrag dat we uiteindelijk gekregen hebben voor deze periode, was een heel stuk minder dan wat we eigenlijk nodig hadden voor heel die werking. Het waren toen ook juist besparingen zeker? Toen nog niet, ze hebben wel serieus in de projectsubsidies gesneden, maar wij moesten dus ook in ons plan snijden, en we hebben toen beslist, de nadruk ligt op de concertwerking, dus we gaan die muziek-educatieve werking voorlopig onhold zetten eigenlijk. Maar dus nu moeten we tegen september 2011 een nieuw dossier indienen, en we gaan proberen, maar het laat zich voorspellen dat er nu echt besparingen gaan zijn. Dat zijn zo een beetje de grote stukken van onze werking.
47
OK, dat is al goed, dan heb ik al een beetje een beeld. Een volgende vraag is: Wat zijn voor jullie de belangrijke waarden in jullie muziekcentrum? Wat is echt heel eigen aan jullie identiteit? Er zijn wel een aantal dingen die een belangrijke plaats innemen. Ik zal even ons beleidsplan erbij nemen, om zeker euh… (stapt even buiten om het plan erbij te halen). Ik weet niet of het zozeer ‘waarden’ zijn, het zijn eerder aandachtspunten. Misschien toch een beetje uit onze mission-statement, daar staat in dat we fungeren als een interculturele ontmoetingsplaats met een uitgesproken aandacht voor vaak erg uiteenlopende genres en thema’s die wortelen in vaak erg uiteenlopende culturele achtergronden. Het publiek kan er via concert- en muziek-educatieve activiteiten in contact komen met een grote diversiteit aan mondiale muziekcultuur, van Algerijnse Raï tot Ijslandse elektronica. Ik denk dat dat toch iets is wat jullie onderscheidt van een heel aantal andere organisaties, waar de nadruk vooral op jong talent ligt, of… Ja, maar pas op, dan komen we eigenlijk bij concrete aandachtspunten, en je zal zien, daar komen die dingen ook wel in voor hoor. (zoekt op, ‘het is lang geleden..’) Kijk, als het over concertwerking gaat, clubconcertwerking, dus over de interculturele uitwisseling, waar mensen de kans krijgen om in contact te komen met heel uiteenlopende muziekgenres vanuit verschillende continenten. Een grote diversiteit aan genres is belangrijk, we kiezen voor een internationale programmering, waarin veel aandacht uitgaat naar nieuwe ontwikkelingen, zowel qua genres als groepen in het muzieklandschap. We willen hierbij soms een introductiefunctie opnemen, waarbij Cactus fungeert als een soort muzieklabo, waar het publiek voor het eerst kennis kan maken met nieuw werk van dergelijke cultuurmakers. Deze worden gepresenteerd in een jaarprogramma, waar verder ook plaats is voor meer gevestigde waarden. Is dat dan vooral binnen de wereldmuziek, of van eender welke genres? Wereldmuziek is muziek van over heel de wereld, dus ja, automatisch ook van verschillende genres. Projecten waar ontmoeting en uitwisseling tussen diverse genres en culturen centraal staat, en waar met andere woorden sprake is van een soort kruisbestuiving en/of interactie blijven een bijzonder aandachtspunt. Ook de aandacht voor recente ontwikkelingen in de muziekscene in Vlaanderen zijn een aandachtspunt. De concertprogrammering moet ook blijvend oog hebben voor nieuwe technologische ontwikkelingen en hun implicaties op het muziekgebeuren. Ik denk dat jullie jezelf dan heel hard profileren als: zo veel mogelijk verschillende dingen proberen aanbieden? Dat is duidelijk bij ons ja. En dan het laatste puntje dat er in staat is dat we concerten op verschillende niveaus willen aanbieden. Wat bedoelen we daarmee? Wel, dat we dus een aantal concerten in een soort exclusiviteit voor Vlaanderen willen aanbieden, en dan op een tussenniveau, optredens waarvan er maar een beperkt aantal in Vlaanderen zijn, en dan finaal, concerten die meer gericht zijn op een directe regio, wat zich dan gaat vertalen in programmering van meer Belgische groepen, die op verschillende plaatsen gaan spelen. Daarbij aansluitend: Als jullie artiesten gaan selecteren, welke criteria hanteren jullie daarvoor? Dat staat allemaal niet zo uitgesproken op papier, behalve dat we ons wel oriënteren op die uitgangspunten die ik zonet gezegd heb. En wat daarnaast natuurlijk belangrijke criteria zijn, dat is toch wel zeker de actualiteit van een groep, dat speelt heel zeker mee. Oog voor nieuwe ontwikkelingen, nieuwe groepen, en dan een derde iets, dat is natuurlijk ook wel de financiële implicaties. Dat is soms een heel moeilijke afweging. Je kan soms een heel interessante groep hebben, maar waarvan je weet dat die momenteel misschien nog geen echt publiek heeft in Vlaanderen. Op dat moment moet je heel hard opletten. Misschien belangrijk om te vermelden: wij zijn gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap, provincie West-Vlaanderen en stad Brugge, stad Brugge dan alleen voor ons Cactus festival, maar wij werken wel op jaarbasis op een basis
48
van 75% eigen middelen tegen 25% subsidiëring. Dus om onze begroting rond te krijgen betekent dat dat we heel sterk moeten opletten. Veel folietjes kunnen we ons hier niet permitteren. Nu even in een perfecte wereld, want mijn thesis spitst zich niet toe op het economische aspect, stel dat u niet op het financiële zou moeten letten, als u kunt kiezen tussen een internationale en een (West)Vlaamse band van gelijke kwaliteit, waar zou u dan voor kiezen? Ik zou eigenlijk zeggen, afkomst is niet direct een criterium, het gaat hem vooral over de inhouden. Vinden we het interessant, … De ene keer is dat dan inderdaad een Belgische groep, de andere keer een internationale band. Dat is niet echt op voorhand te beslissen. Het programmeren van Belgische groepen is wel zeker een criterium. Is dat ook een vereiste voor uw subsidies, Belgische bands programmeren? Bij de AB is dat bijvoorbeeld wel zo. Nee niet echt nee. Dat is vooral omdat zij een grote instelling zijn. Zij hebben eigenlijk een overeenkomst met de Vlaamse Gemeenschap die buiten het decreet valt. Daar kunnen dan heel specifieke criteria in ingeschreven zijn. Voor ons is dat niet zo, maar je gaat wel zien, zowel in al die initiatieven die ik opgenoemd heb, clubconcerten, festivals, ga je overal die Belgische factor in terugvinden, het ene jaar al meer dan het andere. Maar het zit er wel altijd in. Nu we het even over de AB hebben gehad, stel dat jullie dezelfde middelen hebben die de AB heeft, is dat iets waar jullie in geïnteresseerd zouden zijn of willen jullie liever ‘kleiner’ blijven en op deze manier blijven werken? Ik denk niet dat wij de ambitie hebben om een tweede AB te starten bij manier van spreken, maar we zouden natuurlijk wel beter gesubsidieerd willen zijn. Waarom? Omdat net zoals ik daarstraks al zei, nu is het heel vaak, en soms iets te vaak, iedere euro twee keer omdraaien voor je hem uitgeeft. Zo kan je misschien niet altijd de kwaliteit bieden die je graag zou willen bieden? Gewoon omdat het financieel niet haalbaar is? Dat ook, en er is te weinig ruimte voor experimenten. Dat is meteen ook niet iets dat alle clubs zouden doen, zo experimenteren denk ik? Ja inderdaad, zo programmeer je vaak voor een echt klein publiek, mensen die heel sterk met muziek bezig zijn, dan ga je wel naderhand gaan zien dat een aantal van die groepen misschien doorgroeien naar een breder publiek, maar ze komen ook vaak in een heel ander circuit terecht, vaak in een meer commercieel circuit, het LiveNation circuit, dat is dan iets heel anders. Doen jullie iets rond lokale bands, zijn jullie daar echt mee bezig, bvb. specifieke projecten om lokale bands te promoten, … Recent niet meer, in het verleden hebben we dat wel nog gedaan. Een van de initiatieven die wij bijvoorbeeld hadden was dat wij maandelijks een paar keer een jam-sessie organiseerden waar dan mensen uit lokale bands elkaar konden vinden (in de Magdalenazaal) met daaraan dan af en toe een concertavond gekoppeld. Momenteel is dat niet meer zo uitgesproken, wat niet betekent dat we geen aandacht hebben voor lokale groepen. Bvb een groep als Waxdolls, die heeft toch bij ons voor het eerst stappen kunnen zetten op een min of meer professioneel podium. Als er natuurlijk mensen van hier in de buurt zijn, dan gaan die misschien sneller geneigd zijn om die een kans te geven, en op die manier kunnen ze sneller uitgroeien. Ja, dus in die zin zit dat er wel in, maar om nu te zeggen dat het er sowieso moet in zitten, nee. OK je kijkt wat er beweegt in de lokale scene, net zoals je dat doet in de bredere Vlaamse scene. Je haalt er die dingen uit waarvan je zegt: ‘Dit is interessant’. Als u zichzelf zou vergelijken met andere organisaties die in het clubcircuit zitten, zou u voorbeelden kunnen geven van bands die eerder
49
bij jullie zouden staan, of eerder in een andere club, … Wat maakt jullie anders dan de rest? Het multiculturele speelt wel mee, hoewel dat bij N9 in Eeklo ook wel is. Bij N9 is dat zelfs uitgesprokener dan bij ons. Wij komen misschien wel vanuit dezelfde traditie. Om even een voorbeeld te geven, vroeger bij ons festival was de zondagprogrammering echt voorbehouden voor wereldmuziek in de meer traditionele zin van het woord, zoals je die ook terugvindt bij N9, maar ook daar hebben we moeten zien dat de belangstelling van een breder publiek daalde, en dan hebben we moeten vaststellen dat het eigenlijk niet meer haalbaar was, dat hebben we dan voor een stuk afgebouwd. Maar we hebben wel de ambitie naar de toekomst toe, om dat terug op te nemen. We zijn nu bezig met bekijken samen met ‘De Werf’, een kunstencentrum hier in Brugge, om volgend jaar specifiek een reeks op te zetten waar we proberen groepen te zetten die op ‘the edge’ zitten tussen wereldmuziek en jazz. Jazz is hun invalshoek, wereldmuziek dan weer de onze. Op die manier gaan we toch zoeken omdat we ondanks die interculturele basisinstelling van ons, het toch belangrijk vinden om dat te blijven doen. Dat is dan toch een beetje een experiment om twee verschillende stijlen te laten samenwerken? Ja inderdaad, maar algemeen, we komen uit een tijd waar je clubs had met een meer uitgesproken karakter, om er maar één te noemen, de Lintfabriek in Kontich, of ook de 4AD in Diksmuide, waar ik merk dat de laatste 5, misschien zelfs al 10 jaar, dat dat allemaal veel waziger is geworden. Ik heb het gevoel bij veel mensen die ik heb geïnterviewd, bijvoorbeeld bij mensen in het Depot, die een mainstream programmatie hebben, waar dan de ‘funk’ bijkomt. Muziek-o-droom programmeert ook meer mainstream, maar daar komt dan meer metal bij. Misschien is het allemaal iets meer mainstream aan het worden, maar elk met hun eigen ‘touch’. Voor mij is een belangrijke verschuiving, ik ben nu ook al langer bezig, dat je vroeger veel meer afgebakende circuits had, gekoppeld met een eigen afgebakend publiek. Daarmee wil ik zeggen: mensen die zich bezig houden met Gothic waren uitsluitend bezig met Gothic. Mensen die bezig waren met elektronische muziek hetzelfde. Terwijl je nu bij jonge mensen een veel grotere gediversifieerde interesse merkt. Mensen gaan vandaag kijken naar Faithless en morgen naar een traditionele songwriter. Het circuit heeft zich daar ook denk ik, misschien onbewust, aan aangepast, waardoor je merkt dat er in veel clubs een hele waaier aan dingen aangeboden worden. Hier en daar zijn er nog wel accenten, dat is wel duidelijk, maar toch. Wat mij persoonlijk heel hard opvalt is dat jonge mensen tegenwoordig op een festival gaan zitten tijdens de band, en dan terwijl even een dj speelt tijdens de change-over onmiddellijk rechtspringen en beginnen te dansen, dat is een hele vreemde gewaarwording toch. Dat is iets dat mij voortdurend opvalt, misschien even naast de kwestie, maar ja, dat mensen zodanig gewoon zijn aan een beat. Vorige week ben ik naar Autumn Falls geweest in de AB, met Beach house en Caribou, een heel interessante band. Maar je merkt dat het enkel met een echte beat is dat het publiek mee gaat. Het is zowel typisch als eigenlijk jammer. Om daar een ander voorbeeld van te geven: Goose. Dat kennen we al heel lang, die zijn indertijd gestart als een meer gewone rockband. Die hebben maar succes gekregen op het moment dat ze er een beat in brachten. Zo ook die nieuwe single. Maar je gaat wel zien, deze zomer, of binnenkort in de AB, dat gaat een enorm succes zijn. Soms is dat ook wel frustrerend. Als je iets organiseert in Dubsteb of Drum ’n Bass dan heb je een vol kot, in ons geval is dat tot 1000 mensen, maar doe je daarna iets met 3 interessante bands mag je al blij zijn met 300-400 mensen.
50
Jullie programmeren natuurlijk wel veel verschillende genres, dan zit je misschien iets meer ‘safe’ dan bijvoorbeeld helemaal geen dance muziek te programmeren? Dat klopt, Maar wat speelt ook mee bij de echt live bands, de mate waarin het opgepikt wordt door de media. Daar merken we ook de laatste 5 jaar, zeker door de vele veranderingen binnen de VRT, dat er veel minder mogelijk is, en we voelen daar ook de gevolgen van. Vroeger waren er veel meer programma’s waar echt nieuwe dingen aan bod kwamen, die zijn nu geschrapt of heel laat gestoken in de programmering. Dat is voelbaar voor ons. Dat merk ik ook bij Studio Brussel. Het lijkt mij dat daar vroeger veel meer alternatieve muziek aan bod kwam, en dat er nu enkel nog ‘Duyster’ is, maar voor de rest… Dat is inderdaad nog bijna het enige. Je hebt dat op Studio Brussel, maar evengoed op Radio 1. Voor een iets ouder publiek was Radio 1 belangrijk als referentie, de avondprogrammering dan. Zo had je Jacky Willems die 2-3 uur alle mogelijke nieuwe releases bovenhaalde, of een avond met alleen wereldmuziek. Dat is allemaal weggevallen, en dat is zeker voelbaar bij ons. Je merkt dat dat zijn invloed heeft op het publiek dat je nog bereikt voor het meer experimentele. Maar omgekeerd ook, als ze heel de dag Selah Sue plat draaien, en je doet een optreden heb je meteen 700 mensen. Ik had nog een laatste vraag: Heeft u een weet van wie nu juist uw publiek is? Kunt u uw publiek een beetje schetsen? Bij ons ligt dat zeker in het verlengde van onze programmering, je hebt het zelf gezegd, heel veel variatie in de programmering, en navenant heb je dus ook een publiek. Dat is een publiek van vaak zeer uiteenlopende interesses, en ook een publiek dat heel gevarieerd kan zijn qua leeftijd. Wij mikken zelf op een publiek van studenten en ouder. De laatste paar jaar zijn we ons ook wat meer aan het focussen op derdegraads scholieren, vijfde – zesde jaar, omdat je die wat ziet als de toekomst. Maar aan de andere kant merk je dat er een tendens is dat het publiek jonger wordt. Ik zeg nu net Selah Sue, ik heb dan verschillende keren de vraag gekregen “Ik ben nog maar 12 jaar, mag ik daar naartoe komen?”. Officieel mag dat eigenlijk niet, ze moeten vergezeld zijn. Dat lijkt me wel vanzelfsprekend dat een twaalfjarige vergezeld is van een oudere? Pas op hoor! Soms zien we dat er op die Drum ’n Bass / Dubstep evenementen toch echt op moet gelet worden. Om maar 1 voorbeeldje te geven: we werken met ‘student redux’, waarbij scholieren aan 5 euro binnen mogen op heel veel activiteiten. We hebben bij een aantal activiteiten specifiek moeten vermelden dat het pas vanaf 16 jaar was, omdat je heel veel mensen van 14 jaar zag die ook kwamen. Houden jullie via ticketing bij van waar de mensen komen? Op het festival houden we dat zeer sterk bij, en daar zien we dat er een verhouding is van 40% van buiten de provincie West-Vlaanderen en dan 60% van binnen de provincie. En bij de gewone werking hier? Dat hangt heel sterk af van concert tot concert. Ik zal eens een voorbeeld geven: Volgende week hebben we een optreden van Bonobo staan, ik zou durven zeggen dat de helft van het publiek van buiten de provincie is. Maar bij andere concerten is dat dan weer niet het geval. Dat heeft dan ook wel te maken met die 3 niveaus waar ik het over had. Bonobo speelt bij ons en in Leuven, dat is vrij beperkt, dus komen de mensen van verder om te kijken. Als die band op 20 plaatsen speelt is er een meer lokaal publiek, dat is logisch ook. Als jullie dan promotie gaan doen, gaan jullie voor een Belgische band dan eerder hier in de café’s in Brugge flyers ophangen, en voor een internationale band gebeurt er dan veel meer? Of hoe wordt dat beslist?
51
We hebben verschillende circuits daarvoor. Per concert wordt dat besproken met Loes, die hier de promo coördineert, op welk niveau er promo moet gevoerd worden. Daar kunnen veel kosten mee uitgespaard worden. Interview met Wim Wabbes van Vooruit in Gent op 14/12/2010 Kan u kort even de werking van Vooruit schetsen? In zijn algemeenheid? Vooruit is gesubsidieerd door het Kunstendecreet en heeft daar ook zijn werking binnen. Het is multidisciplinair, het werkt met een breed platform van verschillende kunstendisciplines. Daarin zitten muziek, performance, zowel theater als dans, mediakunst, literatuur en ook nog een soort van sociaalmaatschappelijk luik in de vorm van “talks” (gesprekken/debatten). We zijn met een vrij groot team van programmatoren en los van hetgeen wat we als Kunstencentrum doen, wat we zelf programmeren, want we zijn een groot huis met 5 zalen, verhuren we ook nog ruimtes aan andere organisatoren. Er zijn een aantal prominente en vaste partners bij, Democrazy is er daar één van. Verder zijn er ook een aantal fuiforganisatoren, het is een studentenstad met een gebrek aan party-infrastructuur en wij vullen dat voor een deel in. Het is dus een vrij grote mix tussen enerzijds een hedendaags Kunstencentrum en anderzijds het inpassen in het sociaal-culturele leven van deze stad. Kan u ook nog iets vertellen specifiek over de werking van het muzikale luik? Ja, die bestaat hoofdzakelijk uit twee luiken. Enerzijds is er een ‘rock en pop’-luik dat ook historisch gegroeid is. Toen Vooruit werd opgestart in 1982 was hier al een concertorganisator actief (Kris Verleyen, “On The Rox”), maar niet met zo’n hele drukke agenda (deze organisator ging later over naar Schuermans en LiveNation). Hij heeft hier altijd concerten georganiseerd, hoofdzakelijk in de concertzaal en we hebben zelf, pas in de jaren 2000, een eigen rockprogramma opgesteld. Dit was een alternatieve rockprogrammering, los van LiveNation (die deed het meer commerciële). Het tweede luik noemen wij ‘Jazz and beyond’. Dit is een luik jazz en improvisatiemuziek en niet-commerciële alternatieve muziek. Spin-offs die uit de jazz komen of rock- en popmuziek of zelfs folk- en wereldmuziek die nog wel rare kantjes heeft en niet makkelijk te plaatsen is. Dan komen er binnen Vooruit dus toch wel bijna alle genres aan bod? Behalve Klassiek? Ja alles komt aan bod, maar dan niet de mainstream. Binnen rock gaan we wel alternatieve mainstream programmeren, daar kunnen ook wat grotere namen tussenzitten, maar binnen klassiek, hedendaags of wereldmuziek gaan we dat niet doen. Bij de jazz gaan we dat misschien wel doen maar dan is dat toch wel de progressieve mainstream, als we daar grote namen programmeren zijn het toch zeker de progressieve. Wat zijn voor Vooruit de belangrijkste waarden? Dat is een moeilijke vraag… ik denk dat voor een groot deel, maar dit is wel een zeer beladen term, ‘vernieuwing’ wel een zeer belangrijke waarde is. Dat zit ook ingebakken in onze functie als Kunstencentrum. Anderzijds ook wel een deel ‘Ondersteuning/Productie’, ‘Continuïteit’, mensen een onderdak bieden en die blijven steunen. Ook het wortelen van dit huis binnen de stad maar evenzeer binnen een internationale context, omdat we een groot huis zijn willen we die geografisch verschillende contexten bij elkaar brengen. ‘Vernieuwing’ is niet enkel op vlak van het artistieke maar op alle niveau’s. We hebben ooit eens uitgepakt, en we doen dat nog altijd, met het digitale verhaal. Dit gaat dan over de manier waarop we communiceren. Ik denk dat we een van de eerste kunstencentra zijn geweest die een interactieve website hebben gelanceerd, community based, vrij geavanceerd qua technologie en dat proberen we te doen in de algemene werking van Vooruit, zowel intern als extern. Dat is een van de speerpuntfuncties van Vooruit en we werken daar ook voor samen met het “instituut voor
52
breedbandtechnologie” en andere hoogtechnologische partners. Ook ‘Duurzaamheid’ is een steeds belangrijker wordend begrip binnen Vooruit, en ook dat binnen alle geledingen van de werking. Geven jullie bij Vooruit de voorkeur aan nationale of zelfs lokale (Gentse) bands of eerder internationale bands binnen jullie programmatie? We gaan voor die twee gaan kiezen. We willen de lokale scene duidelijk ondersteunen en we willen dat meer doen dan enkel receptief, we willen die hier ook een plek geven, producties opzetten. Ook financieel en infrastructureel willen we hen ondersteunen. Zeker op vlak van muziek hebben we een lange traditie in het maken van producties, samen met lokale muzikanten en ook zeker een grote expertise en traditie in het samenbrengen van lokale muzikanten met internationale muzikanten. Kan u daar een voorbeeld van geven? Nu is er een project aan het toeren doorheen Vlaanderen, ‘radioKUKAorkest’, dat is een Gents jazzensemble die werken samen met een NewYorkse saxofonist, Ellery Eskelin. Wij hebben hen samengebracht, dat is een wens geweest van Kristof Rosseeuw, maar ik ken Ellery Eskelin goed en dan heb ik hen bij mekaar gebracht. Dit is dus een goed voorbeeld van hoe we de lokale scene kunnen beïnvloeden door de internationale programmering. Ellery Eskelin is hier met zijn trio hun eerste Europese concert komen spelen in Vooruit, eind jaren ’80 was dat. Die concerten worden bijgewoond door muzikanten en Kristof Rosseeuw heeft toen Ellery Eskelin meermaals gezien (want Vooruit wil graag een hele carrière van de artiest volgen en die dus ook vaker laten optreden) en dat was een van zijn muzikale helden geworden. Die internationale artiest, komt die dan altijd naar Vooruit wanneer hij naar België komt? In het begin was dat wel zo omdat wij een van de weinigen waren die dat soort muziek presenteerde, maar ondertussen heeft hij al een grotere naam en heeft hij bijvoorbeeld ‘deSingel’ ook al gedaan en ook ‘De Werving’ in Brugge. De band die wij hebben met bepaalde artiesten is diepgaander dan enkel een podium bieden. Wanneer we een relatie hebben met een aantal internationale artiesten dan gaan we hen ook introduceren bij die lokale (een stuk Gents, maar ook verder) artiesten. We hebben net een festival achter de rug. “Baba Zula” is een band uit Istanbul, een heel populaire groep, zowel in Gent als op internationaal vlak en bij hem hebben we een muzikant uit Brabant geïntroduceerd. En zo hebben we al een lange traditie in het samenbrengen van internationale muzikanten met lokale artiesten. Nog een voorbeeld is de combinatie Johan Johansson (Ijslandse artiest) met Peter Vermeersch. Als organisatie en ook wel als artiest moet je dan altijd dieper gaan graven, zowel op muzikaal als op menselijk vlak moet je gaan zien dat je met mekaar overeenkomt. Sommige van die projecten hebben een langer leven, een residu, andere zijn eenmalig. Sommige gaan nog verder doorreizen, andere stonden gewoon eenmalig in Vooruit. Die samenwerkingen maken jullie misschien al anders dan de andere geïnterviewde programmatoren. Zijn er nog zaken die Vooruit onderscheiden van andere muziekcentra? Ook binnen de rockmuziek…we hebben doorheen de tijd een imago gecreëerd van een soort vrijplaats te zijn voor vele soorten muziek. Nog voor Koen Gisen (rockprogrammator) hier werkte weet ik nog dat An Pierlé en Koen Gisen hier hun alternatief project hadden (Gis & Pierlexa), naast An Pierlé en White Velvet, wat een commercieel project was. Hier konden ze dan zotte dingen doen en artiesten inviteren en op een andere manier tewerk gaan zoals ze dat ook bij Sonic Youth gedaan hebben. Sonic Youth die treedden op in AB, de grote zalen van België. Ze hebben op een bepaald moment iets gedaan rond gecomponeerde muziek, naast hun rock-repertoire hebben ze ook een grote affiniteit met avant-garde muziek. Toen hebben ze ervoor gekozen om dat niet op de klassieke rock-podia te doen, maar in Vooruit. Zo krijg je als centrum wel naam. Ook Mauro Pavlovski heeft
53
hier al gestaan, op den duur krijg je wel het karakter van dat soort podium te zijn en dan komen ze wel af. Ook blijf je zelf zoeken, het is niet zo dat je alleen de brievenbus open houdt. Kan je het verschil schetsen tussen Vooruit en bijvoorbeeld de AB? Het grootste verschil is dat wij een kunstencentrum zijn en zij een muziekcentrum. Dat is het meest wezenlijke verschil denk ik. En als je enkel gaat kijken naar het muzikale luik van Vooruit? Het is echt helemaal anders, de insteek is helemaal anders. Zij zijn een muziekcentrum dat alleen maar met muziek bezig is. Zij hebben een brede waaier aan muziek, ze hebben een studio. Ze werken minder productioneel omdat dat denk ik minder in de werking van de muziekclubs vervat zit. Er is ook zo’n waanzinnig aanbod van artiesten die op tournee zijn, waardoor zij eigenlijk maar met moeite toekomen aan het productionele luik. Ik weet dat Kurt van Overbergh daar wel in geïnteresseerd is en dat af en toe wel doet, en dat boeit hem ook enorm maar dat is een niche binnen zijn werking. Terwijl Vooruit als Kunstencentrum, alleen al op vlak van beschikbare ruimtes voor muziek zijn wij al benadeeld. Plus, je kan die veelheid niet presenteren, je bent verplicht van hoe dan ook een keuze te maken. Ten eerste, binnen de functie van Kunstencentrum ga je voor die niche, omdat het uw taak is. We worden daarvoor gesubsidieerd. Je doet wat anderen niet kunnen, omdat ze het niet kunnen betalen of omdat het te moeilijk is en dan kunnen wij daar geld en middelen tegenaan gooien om te zorgen dat de artiesten die waardevol zijn toch een plek krijgen. Anderzijds, door de globale functie van Vooruit, geven we hier wel de ruimte aan ‘Democrazy’, wat de belangrijkste club is van de stad Gent en dat creëert natuurlijk ook wel een vibe. Bijvoorbeeld Koen Gisen speelt duidelijk in op het aanbod van Democrazy. Hij bepaalt zijn eigen positie als programmator ten aanzien van wat Democrazy hier doet. Mogen jullie van de overheid dan geen bekende commerciële namen programmeren in Vooruit? Ja, dat zou wel mogen, maar dat zou niet de hardcore van onze werking moeten zijn, en dat gaan we dan ook niet doen, dat moet je net overlaten aan Democrazy enzo. En wat dan met een Gentse band die in Vooruit begint en dan groter (en bekender) wordt? Komt die dan nog terug naar Vooruit? Bijvoorbeeld “CocoRosie” heeft hier nog in het café gestaan, maar die gaan niet meer terugkomen naar hier, die gaan naar AB of worden geprogrammeerd door Democrazy. Is dat dan omdat je daar geen sterke band mee hebt? Je kan die niet houden, je verliest die. Bij jazz kan ik die wel houden, want jazz zit altijd binnen een bepaalde gesubsidieerde structuur. Jef Neve is een van de weinige artiesten die, wanneer je er een band mee hebt, misschien wel zal zeggen: ‘ok, voor u wil ik nog wel eens komen spelen voor een goedkoper bedrag ofzo’. En dan kan je daar misschien eens een cent op verdienen, maar dat zal zeker niet veel zijn. Maar “CocoRosie”, al zouden we dat willen, die worden groot en die gaan in AB spelen. Die gaan in de grote concertzalen spelen en dan moet je die rol lossen, dan heb je je taak vervuld als pioneer. Het zou oneerlijk zijn ten aanzien van die rockcentra en muziekclubs die het als hun core-business zien om dit soort groepen te programmeren. Het zou stom zijn als wij daar dan aan gaan vasthouden. Hebben jullie concurrentie van de muziekcentra/clubs bij het proberen boeken van artiesten? Kiezen artiesten voor andere steden dan Gent? Ja, natuurlijk, wij verliezen veel bands aan Brussel. Het gebeurt vaak dat een band geïnteresseerd is om in Gent te spelen, als er bijvoorbeeld geen plaats is in Brussel ofzo. Maar als er dan plotseling een plaats vrijkomt dan gaan ze toch nog naar Brussel. Brussel is belangrijker, daar is ook alles gecentraliseerd, de meeste journalisten zitten daar, de media zitten daar, promotoren zitten daar. Als je op
54
een tourlijst gaat kijken, internationaal betekent Brussel nog iets, Gent iets minder en Hasselt helemaal niets meer, want niemand weet waar dat ligt. Buitenlandse artiesten hebben misschien nog niet van die steden gehoord, maar vergeten ze dan niet dat België een klein land is en dat de afstand tussen de verschillende steden dus niet zo groot is? Ja,… maar je kan daar dus ook aan werken, aan je imago. Sommige bands kiezen dan steeds voor een bepaald podium omdat ze dat een tof podium vinden met een goed publiek. Het andere is dat los van kiezen voor Brussel of een andere stad, in Gent zijn wij de grootste staande zaal van de stad, met een maximumcapaciteit van 1200 plaatsen en dat is commercieel vaak net niet voldoende om het rendabel te maken voor een band om hier te spelen. Toen we begonnen was die capaciteit wel voldoende om economisch mee te draaien. 1200 plaatsen, dat is natuurlijk niet klein, maar voor een rockband die met een enorme overhead zit aan kosten, om dat in evenwicht te houden gaan de ticketprijzen echt enorm hoog zijn. Wat we wel kunnen doen is het risico nemen om net doorbrekende bands te programmeren, omdat muziekcentra dit risico op verlies soms niet durven nemen. Democrazy gaat dat ook doen. Van Democrazy hebben we geen concurrentie want we hebben een partnership. Ze hebben geen eigen zaal, dus wij geven hen een goede voorwaarde om hier te komen werken en we gaan die programmering mee opnemen in onze eigen promotiekanalen, zodat het voor een buitenstaander niet meteen merkbaar is of dat van Vooruit is of van Democrazy. Hoe zit het dan juist met de programmering? Zijn er soms verschillende zalen tegelijk in gebruik op een avond? Soms gebeurt het dat er een theatervoorstelling en een rockconcert op dezelfde avond doorgaan en daarbij dan nog een jazztrio in de balzaal doorgaat. Het gebeurt wel vaker dat er 2 of 3 dingen doorgaan op drukke dagen, donderdag of vrijdag. Het is dan wel niet tegelijkertijd want dat laat het gebouw niet toe, maar wel laat-avondconcerten ofzo. U doet normaal niet zelf de rock-programmatie, maar weet u welke criteria Koen Gisen normaal gebruikt om een artiest te programmeren in Vooruit? Ik ken Koen wel vrij goed dus ik kan hier ook wel op antwoorden denk ik. Het komt ook wel overeen met hoe ik tewerk ga, alleen is het een ander circuit natuurlijk. Hij gaat geen beginnende bands programmeren. Vooruit blijft een prestigieus podium. Er is de “Video”, “Charlatan”, “Kinky Star”, er zijn een hoop clubs in deze stad die een traditie hebben opgebouwd en die op een fatsoenlijke manier met muziek bezig zijn en dan zal hij totaal beginnende groepen snel doorverwijzen naar deze clubs: “Ik wil eerst dat je dat circuit uitput, dat je naam maakt en dan kom je hier in Vooruit”. Hier zitten we met een grotere capaciteit natuurlijk. Het is ook niet eerlijk dat je meteen zo hoog mikt. We hebben hier ook de caféconcerten, hiermee mikken we op het studentenpubliek, dit zijn gratis concerten en dat is ook technisch zeer goed verzorgd. Cd-presentaties of Try-outs gaan daar vaak door. De Gabriel Riossen van deze wereld staan graag in ons café om eens iets uit te testen omdat ze dan toch op een iets groter podium stonden dan bijvoorbeeld in de “Video” of de “Charlatan”. Een criterium is dus zeker dat er een bepaalde ‘Credibiliteit’ of ‘Standvastigheid’ moet zijn binnen die groep. Dat er een CD is, dat je iets hebt om te promoten. Koen heeft bijvoorbeeld ook een voorkeur voor Singer-Songwriters, ook omdat de ruimtes binnen Vooruit zich daar goed toe lenen en op een bepaalde manier creëer je ook een imago daarin. Hij ziet ook dat dat binnen Democrazy iets minder snel wordt opgepikt dus werkt hij aanvullend: ‘Waar zijn zij niet mee bezig? Waar kan ik dan mee bezig zijn?’. Dat zijn zowat de belangrijkste criteria denk ik. Speelt het financiële een belangrijke rol? Ja toch wel. Binnen het rock-en popgebeuren vinden we dat er een break-even situatie moet zijn. We moeten daar geen geld aan verdienen, maar indien wel, zoveel te beter want dan kunnen we dat weer in andere projecten investeren.
55
Maar we willen er ook geen geld aan toesteken. Als we er geld aan toesteken is dat voor speciale redenen. ‘Drums are for parades’ is een groep die hier in residentie is, die gaan we dan wel financieel ondersteunen. Zoals hierboven reeds aangehaald werd willen jullie zowel lokale als internationale bands programmeren. Als je nu moet kiezen tussen de twee, waarnaar gaat de voorkeur van Vooruit dan uit? Stel dat het allemaal samenkomt en je moet die scherpe keuze maken, de kwaliteit is hetzelfde, dan gaan we waarschijnlijk voor die Gentse band kiezen. Is dat omdat je denkt dat het publiek van Vooruit eerder voor een lokale band zal komen? Nee, dat in mindere mate. Ik denk dat je kiest voor die lokale band omdat je je als huis daarmee wil vereenzelvigen en die artiesten dat forum geven en die mee helpen. Die internationale band, gezien die al op tour is, dan heeft die waarschijnlijk al een pak andere mogelijkheden. Voor die Gentse band is Vooruit dan misschien wel het beste podium om dit te doen. Hebben jullie er een idee van, via ticketing bijvoorbeeld, van waar jullie publiek vooral komt? Komen ze vooral uit Gent? Voor een groot deel wel, maar dat hangt sterk af van productie tot productie. Sommige producties, Iva Bittova bijvoorbeeld, als je die programmeert, dat gaat dan over een breed publiek en dan komen de mensen wel van heel ver om dat hier te zien. Met ‘heel ver’ bedoel ik dan zowel Noord-Frankrijk, Zuid-Nederland als Brussel en verder. We krijgen ook vrij veel franstaligen af en toe. Als we naar onze gehele werking gaan kijken, niet enkel muziek, dan denk ik dat we ongeveer 70% van ons publiek uit de bredere stad halen (Gent en omstreken) en 30% daarbuiten. Als er een band nog ergens anders in België speelt dan verliezen jullie daar waarschijnlijk wel publiek aan… Ja dat is inderdaad zo! Kunnen we dan concluderen dat jullie een beetje die gulden middenweg tussen lokaal en internationaal proberen te houden? Het is duidelijk dat die twee er zijn. Ik weet ook niet, als je dat zou vergelijken in aantallen, dan denk ik dat we internationaal aanweziger zijn dan lokaal. Het internationale aanbod is natuurlijk enorm groot in vergelijking met het lokale aanbod. Verder worden vele lokale bands al opgepikt door o.a. Democrazy of andere clubs, dus we merken dat het bij een bepaald soort segment al wat moeilijker ligt. “Balthazar” is zo’n band die bijvoorbeeld wel zal opgepikt worden door Democrazy. Interview met Mike Naert van het Depot in Leuven op 08/04/2010 Kan je kort even de werking van het Depot schetsen? Wij bestaan sinds 2003, toen hebben we de vzw opgericht omdat er in Leuven op dat moment bijna niets meer was voor pop-en rockmuziek, er was geen echte zaal meer. Er was wel het Stuk dat nog een beetje deed en een paar kleine zaaltjes. Maar we zitten in Leuven met die hoop studenten maar verder ook een vrij jonge bevolking, wat uiteraard wel een groot potentieel publiek was. In 2003 hadden we met de vzw nog geen eigen zaal. We organiseerden dan enkele zaken op locatie. Toen kozen we al meteen voor een dubbele werking, daarover zal ik het meteen nog even hebben, dus niet enkel concerten maar ook een serieus educatief aanbod en het ter beschikking stellen van repetitieruimtes. In dit gebouw zitten we sinds 2005, daarvoor zat het Vlaams Radio Orkest hier, dat had hier zijn repetitieresidentie. Oorspronkelijk was het plan er om het Depot in het Entrepot aan de vaart te steken, maar wij hadden hier al een aantal zaken gedaan en qua ligging kan je niet beter natuurlijk. We zitten nog in de stad, vlak aan het station. Ook de zaal is zeer charmant, totaal versleten, maar wel heel charmant. Ook het feit dat we dan meteen dingen konden doen op de schaal van
56
deze zaal, 640 man, wat voor ons perfect is. Volgend jaar gaan we verbouwen en dan wordt de capaciteit opgetrokken naar 840, en dan gaan we in het café ook kleinere concertjes kunnen doen wat wel nodig is, want dat kunnen we nu niet. We kunnen geen concertjes doen voor 100 man en dat vind ik wel jammer. We hebben een vierledige werking. Ten eerste zijn er de concerten, we doen zelf een stuk of 70 à 75 concertavonden per jaar, plus nog eens 30 avonden dat het aan derden verhuurd wordt. Educatie is een ander deel van de werking. We doen individuele instrumenten, zanglessen, maar ook heel veel muzieksoftwarecursussen, bv. Qbase. Er worden daarrond ook workshops georganiseerd, bijvoorbeeld geluidstechniek, maar ook dingen die meer in de rand van de muziek liggen zoals concertfotografie, radio maken,... Een stuk daarvan gaat hier door en een stuk is in lokalen twee straten verder, waar ook onze repetitieruimten zijn, dat is de derde peiler, de ondersteuning van muzikanten. Dat kan gaan van gewone repetitieruimten ter beschikking stellen, onze zaal ter beschikking stellen voor P.A. repetities, vorig jaar hadden we Novastar, Daan en Jamie Lidell gehad. Die laatste komt altijd terug, hij repeteert bijna altijd in Leuven, hier of in ’t Stuk. Maar we geven ook advies aan beginnende groepen. Sinds vorig jaar hebben we ook een artist in residence, vorig jaar was dat Customs, die hebben een heel mooi traject afgelegd. Nu hebben we Addicted Kru Sounds (AKS) Body Spasms. Maar we proberen ook een aantal artiesten hun eerste info te geven, voordat ze naar Poppunt gaan. Wij zijn directer aanspreekbaar dan Poppunt, of Poppunt verwijst dikwijls ook door naar ons. Maar ook door in bepaalde concours betrokken te zijn leren wij artiesten soms beter kennen. Bijvoorbeeld de gasten van Willow die Rockvonk gewonnen hadden en derdes waren in de RockRally, dat is een groepje waar we al nauw mee verbonden zijn. Of iemand als Selah Sue die is ooit ontdekt geweest op een open-mic avond en is mede door ons bij de juiste booker terechtgekomen. Een laatste pijler zijn de speciale projecten die we doen, zoals Rockvonk, maar ook dingen naar aanleiding van de opening van het museum, een eigen productie gemaakt met bewerkingen van Smartlappen, bewerkingen van het betere levenslied, samen met de gasten van Triggerfinger, Tom Pintens, Mauro,... Nu doen we bijvoorbeeld ook dingen samen met Fabuleus, we begeleiden drie jonge groepjes, die krijgen gedurende een aantal maanden een aantal lessen en een coach en op 8 en 9 mei is er dan het festival waarop er een aantal toonmomenten zijn voor die groepen. Wij zijn met 6 mensen vast in dienst, ik ben de baas, ik doe de programmatie, subsidiedossiers opvolgen en alles naar overheden toe, eigenlijk de algemene coördinatie. Ellen doet de administratie, boekhouding, ticketing. Maarten doet al het commerciële, dat is de horeca en sponsoring en externe verhuur. Dan hebben we iemand die alles van productie en logistiek opvolgt. Fré die doet speciale projecten voor educatie en Kim doet promo, communicatie en vrijwilligers. Het is vrij nipt qua ploeg maar we zijn niet overdreven gesubsidieerd, zeker in vergelijking met andere clubs, valt dat nogal aan de lage kant uit. Iedereen zaagt voor meer subsidies, bij ons ook, maar hier is het echt wel terecht. Wij zijn nu naar 150000 euro gegaan, maar wij bengelen ver achter bij de rest, bijvoorbeeld Trix in Antwerpen heeft 250000 euro, MuziekO-Droom 450000 euro. Waarom is dat verschil er? Het is de tweede keer dat we structureel gesubsidieerd worden, maar de fantastische adviescommissie heeft in het advies geschreven dat we te commercieel bezig waren. De zalen zitten te vol... “Het Depot kiest voor volle zalen”, dat was de eerste zin van hun advies dat ze daar gegeven hebben. Totaal waanzin. Ik zeg niet dat de andere clubs minder hadden moeten krijgen, maar het had wel op een normaal niveau mogen komen. 4AD in Diksmuide, “in het centrum van de wereld”, krijgt 325000 euro, dat is nog meer dan het dubbele van ons. Dat begrijp ik niet. Doen zij dan speciale dingen anders dan jullie?
57
Nee, die doen minder dan wij, veel minder. Want wij hebben heel dat educatieve luik, maar die man van 4AD zat wel mee in de commissie en hij mocht ook mee beslissen over ons dossier, lijkt me totale waanzin. De samenstelling van de muziekcommissie is echt waanzin. Van mij mag Patrick (van 4 AD) daarin zitten, maar mag hij over ons dossier oordelen? Wij hebben een zaal van 640, niet van 150 man, daar is nood aan een zaal van zulke capaciteit, en ja wij spelen dat hier regelmatig vol. We zijn daardoor wel wat onderbemand. We hebben een stuk of 150 vrijwilligers, waarvan er een stuk of 60 regelmatig komen. Vrijwilligers zijn echt superbelangrijk hier en dat werkt ook wel goed, zeker in deze studentenstad. Mensen zijn graag verbonden aan dit huis. Verder worden we naast de subsidie van de Vlaamse gemeenschap gesubsidieerd door de Stad Leuven, daarvan krijgen we de faciliteiten en 60000 euro en van de provincie 50000 euro. We komen ongeveer aan een 260000 euro subsidies maar we draaien wel een omzet van ongeveer 1.100.000 euro, dus we maken wel veel geld bij. Maar zonder die subsidies kan je niets doen, dan zouden we het personeel niet kunnen betalen en zonder personeel kunnen we niets doen. Met die subsidies doen we dat echt maal 4 in economische activiteiten. Dat is toch ook wel iets waarnaar gekeken mag worden. Wat zijn de belangrijke waarden bij het Depot? Wij willen een warme plek zijn, en een club, niet enkel een concertzaal maar ook een plek waar mensen willen bijhoren en graag naartoe komen. Waar artiesten graag zijn, waar het publiek graag is en blijft hangen, waar muzikanten thuis zijn. Dat proberen we ook in onze organisatie te steken, dat vinden we heel belangrijk. Voor de rest willen we vrij openminded zijn, we willen niet in een hoekje kruipen en enkel niche-zaken doen. Muzikaal programmeren wij van Yevgeni tot Moterpsycho. Dat zijn dingen die net op de grens ligging van kleinkunst, popmuziek tot zware gitaren. Daartussen kan alles. Voor ons kunnen de Kreuners hier ook staan. Geeft dat geen heel ander publiek? Ja natuurlijk, maar we worden ondersteund door de stad dus we moeten er zijn voor zoveel mogelijk mensen. Maar wel binnen de filosofie dat we er zijn voor de mensen left of the mainstream. Wij gaan hier geen Natalia of Milk Inc of Laura Lynn zien, als iemand de zaal daarvoor wilt huren dan gaan we daar niet tegen zijn, want dat zorgt voor inkomsten waarmee wij andere dingen kunnen doen. We hebben wel een aantal accenten dus we proberen wel in een aantal niches zoals stoner-rock en funk and soul. Stoner-rock omdat we een goede samenwerking hebben met Orange Factory die daarin gespecialiseerd zijn. Funk en Soul is een beetje vanuit de eigen goesting gegroeid, dus daar hebben we ook wel specifieke publieken in opgebouwd, waardoor we met moeilijkere namen toch nog veel volk trekken. Maar dat is niet goed eh, die volle zalen, we moeten lege zalen hebben... (sarcastisch). De belangrijkste waarden zijn dus openminded zijn, een warm huis en ondersteunen van de creativiteit. Openminded zijn en langs de andere kant echt een familie creëren in je publiek door die niches aan te bieden, hoe zie je dat weerspiegeld in jullie publiek? We proberen voor de mensen die komen, ook in die specifieke genres, per jaar wel voldoende dingen te doen. We hebben inderdaad wel verschillende publieken binnen het grote publiek. En ook over open zijn, het is ook belangrijk dat we zelf heel aanspreekbaar moeten zijn. We willen zoveel mogelijk contact hebben met het publiek. We zijn letterlijk aanspreekbaar, ik zit altijd op dezelfde plek aan de toog, maar het is ook in contacten naar muzikanten toe. We geven specifieke workshops en dat is bijvoorbeeld gekomen door de vraag van muzikanten die daar echt voor kwamen vragen. We proberen hen zo goed mogelijk te betrekken bij ons programma. In concertprogrammatie gaat dat wel minder, omdat het een meer aanbodgedreven gegeven is, maar op termijn, als we het klein café zouden hebben is dat wel iets waar we misschien wel het publiek meer bij kunnen
58
betrekken. Verder zijn we online ook zeer aanspreekbaar en kunnen mensen dingen achterlaten of reageren op dingen. Wat zijn je criteria om een artiest te boeken? Alles van genre kan, van zodra we maar voelen dat het past in het huis. Er zijn een aantal zaken die we bewust niet doen, dus alles wat meer wereldmuziek is doen we normaal niet echt. Maar dat is relatief, want er staat wel wereldmuziek, toevallig volgende week. Folk of kleinkunst is volgens ons meer de dada van het cultureel centrum hier. Het zwaar experimentele is dan weer meer de dada van ’t Stuk. Maar voor de rest kan wel echt veel. We kijken dus eerst of het past binnen het profiel. Ons profiel is “Studio Brussel-Radio 1”-erig of stoner-rock of funk waarvoor we een specifiek publiek hebben, in de niches, waarvan we weten hoe we dat publiek tot hier moeten krijgen. Verder is het toch belangrijk om er financieel uit te komen. We proberen toch altijd break-even te spelen, met de drankopbrengst erbij. Kan een groep op zijn minst 350 of 400 tickets doen? Dat zijn eigenlijk de twee belangrijkste criteria. Een groep zoals Isbells hadden we geboekt in oktober of november toen hun hit aan het opkomen was. Voor dat soort groep betaal je natuurlijk minder dan voor iemand als Axelle Red, die hier vorige week gespeeld heeft, dat is ongeveer gedeeld door tien. Maar ze hebben allebei potentieel. Ik kon al wel inschatten dat Isbells het goed gingen doen en ze hebben uiteindelijk de zaal uitverkocht en ze hebben meer gekregen dan ze gevraagd hadden. Het is ook een kwestie van de ticketprijs goed te zetten. Voor iemand als Axelle Red kan je 30 euro vragen, dat is niet goedkoop, maar wel terecht. Voor Isbells kan je geen 20 euro gaan vragen, maar wel 11 of 12 euro. Er zijn bepaalde dingen die we niet kunnen doen, een groep waarvoor de ticketprijs meer dan 30 euro moet zijn, dat kunnen we niet doen. Met de capaciteit die wij hebben hier kunnen we gaan tot gages van 12.000 euro ongeveer. Er zijn er maar twee die dat hier gekregen hebben en dat zijn Axelle Red en DEUS omdat we dat ook allebei aan 30 euro kunnen verkopen. Zijn dit toevallig nationale bands? Internationaal zullen we ook wel ongeveer rond die prijs zitten. The Stranglers zullen ook wel met een kleine 9000 euro buitengegaan zijn. En Jamie Lydell? Dat was een gratis try-out die hij hier gedaan had, dat was enkel om de kosten te dekken die hij hier gemaakt had. Hij komt repeteren maar niet noodzakelijk spelen. Hij heeft hier wel eens gespeeld, met zijn vorige album, het eerste optreden met zijn nieuwe groep was hier. Dat heeft ook te maken met het feit dat een van onze vaste techniekers de geluidsman is van Jamie en ook zijn manager waardoor die band met Jamie groter is. Als je kan kiezen tussen een internationale band of een nationale band, welke krijgt dan je voorkeur? Het speelt eigenlijk geen rol voor ons. We zijn wel blij dat we in het voorjaar heel veel Belgische bands hebben staan, want iedereen heeft een plaat uitgebracht en het lukt ook allemaal. Er is geen enkel concept van de Belgen dat niet lukt. Ook de dingen waarvan we minder verwacht hadden, bijvoorbeeld Mintskov, die hadden hier ook bijna uitverkocht. Volgende week doen we wel bijvoorbeeld Nona Mez, als hij niet van Leuven zou zijn, dan zouden we hem niet programmeren. We geven hem een steun in de rug omdat het een gast is die uit de buurt is en die een extra steuntje wel kan gebruiken. Hij is ook ondersteund door Jonathan (Milow), die is ook kind aan huis hier. We hebben de zaal hier in het begin geopend met een optreden van Milow denk ik. We hebben heel zijn traject heel goed meegevolgd. Met zijn nieuwe plaat is ook zijn CD-voorstelling hier geweest. Zijn hit “Ayo” heeft hij hier voor de eerste keer gespeeld. Dat is iemand die we extra steun geven, zoals Anton Walgrave die hier ook les gegeven heeft, dat is ook iemand die we vooral ondersteund hebben omdat hij uit de buurt was. Anders zouden we dat niet doen. Lokaal talent krijgt een streepje voor.
59
Dan heb je het echt over lokaal, Leuven, en niet nationaal? Inderdaad. Voor de rest of het nu Belgisch is of internationaal, die criteria blijven hetzelfde. Kan je vergelijken met andere muziekcentra? Werken die volgens u ook vooral lokaal? Wat is je gevoel daarbij? Er zijn er twee waarmee wij ons durven vergelijken omdat we alletwee diezelfde uitgebreide werking hebben, die ook educatie belangrijk vinden, dat zijn Trix in Antwerpen en MOD in Hasselt. Wij komen onderling ook af en toe bij mekaar. Wij zitten alledrie bijvoorbeeld niet in het clubcircuit, we komen wel samen want we hebben dezelfde problematieken. Dat is anders dan een club die enkel concerten doet. Qua concertwerking kunnen we ons zeker vergelijken met Trix en in Brussel met Botanique. Botanique heeft wel een veel toffer aanbod maar dat is omdat ze in Brussel zitten, maar qua schaal is dat wel vergelijkbaar, daar kan ook ongeveer 600 man binnen ofzo. In Gent wat DemoCrazy doet, daar hebben we ook een gelijkaardige programmatie, we hebben heel veel dezelfde namen. Nu ze in Vooruit zitten hebben ze een iets grotere capaciteit, maar qua programma staat Democrazy het dichtst bij ons denk ik. En hoe zit het dan met het lokale talent? Als jullie vooral Leuvense bands proberen te programmeren, gaan zij dan vooral Gentse bands programmeren? Ja dat is wel zo. Ze programmeren op verschillende plaatsen eh. Kleinere bands zullen ze misschien niet in Vooruit zetten, maar in de Charlatan ofzo zetten. Ik denk dat het wel waar is dat ze meer aandacht geven aan het lokale. In Antwerpen, in Trix is dat zeker ook zo. In MOD is het ook zeker zo. In Brussel,.... er zijn niet zoveel Brusselse bands denk ik. Er is Arno,... er is geen echte Brusselse scene. Er is wel echt bijvoorbeeld een Gentse scene en er is ook zeker een Leuvense scene. Ik zeg niet dat het enkel is omdat wij er zijn, maar het speelt toch wel zeker een rol, wij zijn toch wel een centraal punt waar al die muzikanten van verschillende genres terechtgekomen zijn. Ze zijn hier veel met muziek bezig in Leuven. Antwerpen ook, Gent. Hasselt niet specifiek maar wel Limburg, MOD richt zich meer op de hele provincie. En hoe denk je dat de werking van AB dan is in Brussel? Voor hen is lokaal talent, talent uit heel België. Waar wij nog een specifieke lokale inplanting hebben, AB heeft dat niet met Brussel, maar is wel heel belangrijk voor heel België. AB lanceert ook echt wel groepen. Om nog even terug te komen op de “Artist in Residence”. Kiezen jullie deze? Ja, we kiezen die zelf. Het is nog wel maar de tweede momenteel. We kiezen specifiek voor beginnend talent dat we wel al wat kennen. Bij Customs hadden wij bijvoorbeeld al een band met de zanger/gitarist omdat hij met zijn vorige band Rockvonk gewonnen had. Customs heeft zijn eerste optreden hier gedaan vorig jaar met ons eindfeest, Summerbreak. Toen hebben ze het voorprogramma van Daan gedaan. Dat was hun eerste optreden, omdat ze “Artist in Residence” waren. Het was nog voor, of net toen de single “Rex” uitkwam. En toen is het heel rap gegaan voor hen. Wat we nu doen met de “Artist in Residence” van dit jaar (Addicted Kru Sounds) is helemaal anders. Het zijn ook jongere gasten. Met Wim, een beetje het brain achter AKS, hebben we al wel wat electro en dubstep feestjes mee samengedaan, dus we kennen die jongens ook al wel wat langer. En Selah Sue zingt daar ook regelmatig mee samen, dus het zijn toch wel een beetje vrienden van het huis geworden. Het plan is nu dat we zorgen dat zij een goeie release hebben en een goede agent vinden. We willen hen een platform geven waarin ze dingen kunnen doen. En die artiesten, moeten zij daarvoor dan in ruil iets doen? of wordt het hen gewoon in de schoot geworpen? Nee zij moeten daar niets voor doen. Bij Customs, daar hebben we nu niet zoveel voor gedaan, maar we hebben hen wel mee gelanceerd. Wij waren een van hun communicatiekanalen en dat maakt het soms gemakkelijker. Het feit dat Mike
60
van het Depot Customs steunt maakt het soms gemakkelijker om bij de VRT, Gerrit Kerremans bijvoorbeeld, binnen te geraken. Het geeft toch wel al wat credibiliteit. Het is niet zo dat we eender wie zullen steunen. Het is een aanknopingspunt voor mensen in deze muziekwereld, “dat zijn die mannen die bij het Depot zitten”. Een groepje waar ik nu aandacht voor heb, die “Artist in Residence” zijn bij Trix, is “Psyco 44”. Ze hebben ook meegedaan aan de RockRally. Ik vond ze niet zo goed maar ik heb ze wel gecheckt dus je ziet dat ze Artist in Residence zijn bij een huis dat je kent, dus dan ga je daar toch een keer naar kijken. Alleen op die manier al helpt dat. Want er komt zoveel binnen hier, het is niet normaal hoeveel muziek wij aangeboden krijgen, waaronder heel veel slechte dingen ook. Als iemand mij iets opstuurt en ik ken het niet, ik luister daar niet naar, gegarandeerd 9 van de 10 is slecht. Er is al zoveel goede muziek, als je heel de tijd op “Luisterpaal” (website) zit, dan geraak je al niet mee. Ik probeer wel groepen te zien, maar dat is vaak dan gewoon 1 nummer en dan terug weg eh, het wordt teveel anders. Ik heb ook snel door of het een groep is die interessant is. We werken verder ook met bookingsagenten. We hebben ook Belgische bookers, maar de Belgische bands die ken je allemaal. Je hebt ze allemaal zien passeren op de Rockrally ooit. Voor u is het dus heel belangrijk om die Rockrallys in het oog te houden? Ja, dat volgen we van heel dichtbij. Twee groepen die in de finale stonden hebben we ook hier in het voorprogramma gezet. O.a. Nele Vandenbroek, en dat is ook vooral omdat ze half van Leuven is. Als beginnende band in een Rockrally gespeeld hebben, liefst de finale natuurlijk, dat is zeer belangrijk. Groepen in de top 3 van de Rockrally, die volg je zeker. Daar heb je zeker aandacht voor. Voor de rest heb je die agenten die groepen aanbieden, waarvan ze denken dat ze wel bij het Depot passen. We hebben daar een goede relatie mee dus ze weten wel wat we hier zoeken. Beginnende groepen die niet via de ge-eikte kanalen komen, ik zeg niet dat ze GEEN kans hebben, maar het is toch zelden dat ze opgepikt worden. Demo’s insturen heeft echt geen zin. Ik luister daar niet naar, ik heb al zoveel andere goede muziek waar ik naar moet luisteren... Om de twee jaar zit ik in de jury van Rockvonk en dan moet ik 150 demo’s beluisteren en dat is “more than enough”. Ook voor Muzikantendag moet je dat doen, dat is ok om dat af en toe eens te doen. Het aanbod is gewoon echt zo groot en het zijn altijd dezelfde criteria waaraan je moet voldoen: we moeten hier wel het spel kunnen vullen. Het gaat wel anders zijn, en ik ga daar ook blij om zijn, als we binnenkort een kleinere ruimte gaan hebben (café). Er zijn veel artiesten die ik echt goed vind die in aangeboden krijg, maar daar heb ik geen plek voor in een voorprogramma. Ook zijn die plekken vaak al ingevuld omdat veel groepen zelf hun voorprogramma meebrengen. Het gaat wel tof zijn dat we voor bands die we echt goed vinden, ook al is er geen groot publiek voor, toch een formule gaan kunnen vinden. Bijvoorbeeld gratis muziek aanbieden op vaste dagen, of twee euro entree ofzo. Mensen gaan daar zeker op afkomen. We doen hier op woensdag vaak open-mic en dan zit het hier ook meestal goed vol. Bij wijze van spreken zouden we nu bijvoorbeeld alle finalisten van de Rockrally in het café kunnen laten spelen in plaats van maar twee die we nu kunnen doen. Hoeveel dagen per week hebben jullie concerten in het Depot? Werken jullie met vaste dagen? Dat maakt niet uit, soms staat echt alles vol. We werken meestal kort op de bal. Maar twee maanden op voorhand iets boeken is de limiet, maar er zijn uitzonderingen. Als we een grotere naam kunnen strikken dan kan het ook nog meer last minute. Gemiddeld is het twee, drie of vier maanden op voorhand dat we artiesten vastleggen. Het is zeker niet zoals in het theater of in klassieke muziek waarbij je bij wijze van spreken jaren op voorhand moet plannen. Richt het Depot zich qua promotie vooral op de studenten in Leuven? Nee, procentueel gezien denk ik niet dat wij meer studenten hebben dan zeg maar AB ofzo. Studenten zijn natuurlijk wel belangrijk, maar onze beste avonden zijn vrijdag en zaterdag, qua recette, ook omdat we dan ouder volk krijgen. Wel
61
kunnen we elke dag van de week programmeren en specifieke dingen die meer op studenten gericht zijn zoals The Opposites of Mintskov zetten we bewust in de week, zo kunnen we dan het weekend vrijhouden voor andere zaken. Dat maakt het voor ons vaak makkelijker omdat we kunnen zeggen: het maakt niet uit op welke dag we het zetten. Terwijl bij andere clubs hebben ze vaak liefst een donderdag of vrijdag. Wij zijn daar iets flexibeler in. Om verder te gaan op de promotie: Leuven is natuurlijk het belangrijkste, maar verder is heel de regio belangrijk. Brussel, Diest, Tienen, Aarschot,...die cirkel is belangrijk. We hebben ook veel nationale kanalen. We hebben 16.000 man die op onze nieuwsbrief geabonneerd zijn, we hebben 20.000 unieke bezoekers per maand op de website. We hebben 3500 leden op onze Facebookpagina. In veronderstel dat die niet allemaal van Leuven zijn. verder hebben we ook nog mediadeals met Studio Brussel en Radio 1, TMF, MTV, Humo,... Voor bepaalde groepen zullen we heel lokaal promoten, bijvoorbeeld voor The Opposites, De mens,... daarvoor moet het publiek uit de streek komen. Voor bijvoorbeeld The Stranglers gaan we nationaal promotie voeren, soms zelfs internationaal. Bij hun concert zaten bijvoorbeeld zelfs 300 Engelsen in de zaal. We zitten ook dicht bij de taalgrens en krijgen dus ook veel franstaligen over de vloer. En jullie hebben natuurlijk ook het voordeel van het treinstation vlakbij Inderdaad. Dat is echt een enorm voordeel. De laatste treinen richting Brussel, Gent en dergelijke zijn iets na 12u ’s nachts, perfect dus voor ons. Naar Luik is er zelfs nog een om half 1. De avondprogrammatie gaat meestal als volgt: om 20u deuren, voorprogramma start om 20u30, hoofdact om 21u30 en rond 23u heeft die meestal gedaan. Interview met Philip De Liser van 5voor12 in Antwerpen, 13/04/2010 Kan u de werking van 5 voor 12 even schetsen? 5 voor 12 is een 15 jaar geleden ontstaan. We waren met drie die 5 voor 12 hebben opgestart, daarvoor organiseerden wij concerten in de zaal “de Pacific”, die ondertussen al lang niet meer bestaat. Nadien hebben we 5 voor 12 opgestart, dat was eigenlijk naar aanleiding van een feest van Studio Brussel dat we destijds gingen organiseren. Het eerste jaar van ons bestaan hadden we al meteen dat Studio Brussel feest georganiseerd, de eerste editie van “10 Days Off” (...Techno) in Gent op poten gezet en ook de eerste editie van De Nachten. Toen hadden wij nog geen vaste stek, we waren een rondreizend gezelschap. We organiseerden her en der events, concerten, op locatie. We zitten nu 5 jaar in Petrol, want we ambiëerden altijd om een vaste plek te hebben in het Antwerpse. Voorheen organiseerden wij iedere zomer een zomerproject, kaderend in de Zomer van Antwerpen. Petrol was aanvankelijk zo’n zomerproject en het zag ernaar uit dat we hier voor onbepaalde tijd konden blijven. Normaal was het enkel voor 6/7 weken, maar met het akkoord van het stadsbestuur zag het ernaar uit dat we hier langer konden blijven. Nu is het nog afwachten wat de toekomst gaat brengen. Kan u in een paar kernbegrippen de belangrijke waarden schetsen? Eigentijds, hip, laagdrempelig of democratisch. We proberen toch een zekere kwaliteit na te streven. Ik zeg ook altijd “left of center”, we doen weinig mainstreamdingen, maar proberen toch een zo breed mogelijk publiek te bereiken. Met een alternatief imago willen we toch een breed publiek bereiken. Het publiek dat hier komt is echt wel hip, dat is anders dan wat je tegenkomt in het locale jeugdhuis. Wat zijn uw criteria om bepaalde artiesten te selecteren voor de programmatie? Het is natuurlijk een zeker buikgevoel dat daarin meespeelt. Ik doe dat al 20 jaar en dat is toch ook altijd vertrekken vanuit een eigen smaak. Je moet ook vooral de actualiteit volgen, de vinger aan de pols houden, zien wat er leeft, stijlen en trends volgen. Je moet een hele brede smaak hebben natuurlijk, alle genres en
62
substromen kennen, wel van “left of center”. Dat gaat van Drum and Bass naar Dubstep en Techno, naar alternatieve rock, hiphop, jazz, soul, funk, reggae. We bieden hier een breed spectrum aan van genres en stijlen. We hebben heel lang gepionierd op veel vlakken. Maar ondertussen hebben we wel een heel pak navolging gevonden. Er zijn verschillende podia en fora bijgekomen. Gaat u dan zelf vaak naar optredens kijken op andere plaatsen? Veel te weinig, omdat ik daar zo weinig tijd voor heb. Wij doen zelf ruim 100 activiteiten per jaar, dus dat is al 1 op 3 dagen waarvan ik 99% van de tijd aanwezig ben. Dat is belangrijk om voeling te blijven hebben. Werken jullie dan ook met demo’s die opgestuurd worden? Ja, vroeger vooral, maar nu met de huidige multimedia, wordt internet het belangrijkste medium. Het maakt weinig uit of bands nog de moeite doen om een demo te sturen. We krijgen teveel toegestuurd, zowel op CD als e-mailgewijs. Daaruit moet je filteren en dat is niet gemakkelijk. Het is de laatste tijd ook al in de actualiteit geweest dat er een overaanbod is. Er is echt een “boom” van Vlaamse bands, artiesten en het is onmogelijk om hen allemaal een plaats te geven. We slagen er zelfs niet meer in om alle Belgische acts met een CD-release een plaats te geven, laat staan alle artiesten die nog in repetitiekot-stadium zitten. Hoe denk je dat die “boom” te verklaren is? Dat is volgens mij door het alsmaar democratischer worden van middelen en allerhande voorzieningen. Eindelijk is er ook, met een flinke vertraging, een soort van popbeleid ontstaan in Vlaanderen. Met vele decennia vertraging op onze naburige landen. Er zijn ook veel meer opleidingsmogelijkheden binnen pop en rock. Het is alsmaar laagdrempeliger geworden, ook via computer en de nodige software om muziek te maken. Iedere iet-wat getalenteerde jongere kan een plaat opnemen in zijn slaapkamer. Dat is een goede zaak op zich maar dat brengt ook een soort van devaluatie met zich mee natuurlijk, want nu kan iedereen muziek maken. Het wordt alsmaar moeilijker om door het bos de bomen te zien. Wat ik toegestuurd krijg via de post, dat kan ik niet allemaal beluisteren. Wat ik via mail toegestuurd krijg met de nodige links en Myspace-pagina’s dat beluister ik. Al is het maar vluchtig, ik zal elke e-mail diagonaal lezen en links openklikken. Dat doe ik om toch wat voeling te blijven hebben. Dat kost relatief weinig moeite. Wat moet je als band dan in zo’n e-mail schrijven of sturen om u te overtuigen? Je weet meteen wat voor vlees je in de kuip hebt. Hoe iemand zich voorstelt, zich presenteert, en als je dan Myspace openklikt, zo zie je al meteen wat de smaak is, waar ze mee bezig zijn, waar ze naartoe willen. Je hebt dikwijls maar een halve minuut nodig van een geluidsfragment om iets te kunnen plaatsen. Dat kan je na vele jaren ervaring. Maar bands die nog niet gereleased hebben ga je hier niet programmeren? Dat gaat niet meer. Er zijn teveel bands met release die we zelfs geen plek kunnen geven. Om even terug te vallen op de criteria die je aanhaalde om artiesten te boeken: ik neem aan dat ook de financiële kant van de zaak belangrijk is? Ja, dat is helaas alsmaar belangrijker geworden. Dat is de economische realiteit, dat is helaas ook onze economische realiteit, in die zin dat in 2009 echt een zware crisis was. Het komt erop neer dat wij 60.000 euro per jaar minder hebben vanuit de Vlaamse Gemeenschap de komende drie jaar. Ook een pak minder sponsoring, dat komt mee vanuit de crisis natuurlijk. Wij zijn sowieso altijd al ondergesubsidieerd geweest. Mag ik vragen hoeveel subsidies jullie dan juist kregen? Wij kregen vanuit de Vlaamse Gemeenschap tot vorig jaar 420.000 euro. Dan nog eens 30.000 euro vanuit Antwerpen en nog eens 30.000 euro vanuit Gent. Het kwam neer op een 500.000 euro per jaar. Dat is een relatief aanzienbaar
63
bedrag maar je moet dat ook kaderen, het bedraagt niet meer dan 15 of 20 % van onze bruto omzet. Wij moeten nog altijd ruim 80% zelf genereren. We hebben dus weinig marge. Het is voldoende dat je op jaarbasis een paar duizenden minder bezoekers haalt, dat maakt kappen in het budget. Mikken jullie dan op Break-even? Ja, omdat we toch al jaren met een opgebouwd tekort zitten, en vooral omwille van alle investeringen die we moeten doen om het hier bedrijfsklaar te krijgen... het was hier een oude aftandse hangar, een duiventil. We hebben het binnen mooi aangekleed, het is rudimentair maar wel stijlvol. We hebben dat allemaal gedaan met onze eigen middelen die we genereerden uit onze eigen werking. Dat heeft een tekort opgeleverd dat we nog steeds moeten afdragen. Met die crisis van vorig jaar erbij is het niet eenvoudig. Om terug te komen op de financiële criteria... Ja, je ziet wat het potentiële bereik is van een groep of artiest en of je zeker een break-even kan halen. Wat al fantastisch is. 70 tot 80% van de dingen die we doen zijn verlieslatend. Dat is een moeilijk evenwicht zoeken. Dikwijls zijn hier honderden mensen maar maken we toch nog verlies. Je moet het kostenplaatje maken van hoe een productie eruit ziet per activiteit. Alle personeel, technische voorzieningen, onderhoud, promotie, noem maar op... als je dat kostenplaatje bekijkt, dat is aanzienlijk en daar heb je als bezoeker niet altijd een idee van. Daarbovenop komt er dan nog de gage van de artiest. Bij buitenlandse artiesten moet je nog allerhande taksen en bedrijfsvoorheffingen gaan betalen, daar nog eens bovenop. Laten jullie vaak groepen van het buitenland naar België komen om enkel in Petrol op te treden? (en niet op andere plaatsen in België?) Ja dat gebeurt soms. Het hangt een beetje af van het type of genre van muziek. Voor electronische acts is het heel courant dat die gewoon invliegen want technisch gezien komt daar niet zoveel bij kijken. Wanneer een groep op tournee is met 6, 7 personen en entourage en technische voorzieningen, die hebben dan meestal een tournee. Daarmee leggen ze een logisch parcours af, en dan komen ze van Amsterdam naar Antwerpen of Brussel en verderdoor naar Rijsel of Parijs. Dat is een logisch parcours. Hoe lokken jullie die groepen dan naar Antwerpen? Dat is veelal in overleg met agentschappen, managementbureau’s. Je hebt een netwerk van contacten. Mensen weten je wel te vinden als ze artiesten in de aanbieding hebben die in een bepaalde periode op tournee zijn hier in de buurt Werkt dat in Vlaanderen dan ook met opbieden? Dat gebeurt ja. Wie beschouwen jullie dan als concurrentie? Concurrenten? Wij hebben geen concurrenten, wij hebben enkel collega’s. Wij maken mee deel uit van het Clubcircuit (vzw). We zijn met een aantal clubs die daaronder vallen. Ieder heeft zijn eigen identiteit. Veelal hebben de agenten van bepaalde groepen al een voorkeur. Dan wordt er in overleg soms een prijs vastgelegd. Vaak moet je echter zelf een bod doen. Dat kan meevallen, maar dat kan ook zwaar tegenvallen. De artiesten hebben een vaste minimumprijs, maar natuurlijk geen vast plafond, uiteraard. Een vaste minimumprijs is logisch want een artiest heeft natuurlijk ook zijn vaste kosten die hij moet dekken. Al wat daar bovenop komt is meegenomen natuurlijk voor die artiest of groep. In een artikel in de krant “De Tijd” in 2008 heb je het over elektronische muziekacts en hoe zij steeds meer gelijkend worden op mainstreamartiesten. De laatste tien jaar maken “dance-acts”, elektronische muziekacts, deel uit van de mainstream. Ze zitten nu ook bij dezelfde agentschappen of managers als eender welke andere internationale pop-of rockgroep. Op Werchter of Pukkelpop staan er nu ook dance-acts, wat 7, 8 jaar geleden ondenkbaar was. Heeft dat dan ook een nadeel voor jullie, beginnen deze acts dan ook meer en meer geld te kosten?
64
Ik zal een leuke anekdote vertellen: ik heb ooit Daft Punk gedaan. Ik heb die mensen gewoon thuis opgebeld. Dat is 13 of 14 jaar geleden, toen die mens nog in Parijs woonde. Zij zijn toen hier in Antwerpen komen draaien. Laurent Garnier net hetzelfde, die belde ik vroeger gewoon rechtstreeks thuis op. Heb je daar nog steeds een band mee? Kan je die nu ook makkelijk bereiken? Of zijn ze dat ondertussen al vergeten? Nee, ze vergeten dat niet persé maar er zitten gewoon andere personen tussen. Je kan hen niet meer rechtstreeks benaderen. Het is ook wel een beetje logisch door de mondialisering van de markt. Ze spelen nu overal. Als iedereen nu begint te bellen, de wereld rond. Het kon toch zijn dat je een goed contact had met hen en dat ze daarom voor u een uitzondering maken? Dat kan tot op zekere hoogte. Het is niet zo dat ze zich aan Petrol gebonden hebben. In een ideale wereld is dat misschien zo, maar het zakelijke krijg na verloop van tijd de bovenhand. Is dat ook zo bij nationale bands? Ook zelfs bij nationale bands, ze zijn iets minder moeilijk te bereiken, maar het volgt toch hetzelfde stramien. Een artiest verkiest ook dat er een manager tussenzit. Vanaf dat je een bepaalde status hebt bereikt dan word je overbevraagd en dat is vermoeiend, dat is lastig voor een artiest. Een artiest wil met zijn muziek kunnen bezigzijn en gerustgelaten worden. Als je nu tussen twee artiesten kan kiezen die hier kunnen komen spelen, kies je dan voor een nationale of een internationale artiest? Dat maakt voor mij niet uit. Het moet artistiek verantwoord en interessant zijn. Het is een feit dat de laatste 5 jaar de Vlaamse en Belgische muziek het goed doet. Er zit veel kwaliteit bij ons, dat is zeker een goede zaak. Maar voor mij maakt het niet uit vanwaar een groep of een artiest komt. Hebben jullie niet de neiging om Antwerpse bands een extra kans te geven? Ja, dat was vroeger zeker het geval. 15 jaar geleden met de opkomst van DEUS, Zita Swoon. 5 voor 12 heeft destijds een belangrijke rol gespeeld in Antwerpen voor het bieden van een forum of een podiumplaats. Bij het doorbreken van die Vlaamse groepen, wij waren daar van in het begin bij betrokken. Nu speelt zich dat meer op nationale schaal af, minder op het Antwerpse. Gent is ook belangrijk bijvoorbeeld. Maar een band met Antwerpse artiesten... ik ken vele van die mensen wel natuurlijk. Vele Antwerpse groepen, artiesten, Dj’s hebben in Petrol al gestaan. Maar we kunnen ons niet louter en alleen daarop focussen. Het is belangrijk maar geen hoofdprioriteit. Heb je het gevoel dat het in andere Vlaamse muziekcentra wel belangrijker is, dat programmeren van lokale groepen? 5 voor 12 en Petrol heeft een bovenlokale uitstraling. Wij hebben een redelijk groot bereik over heel Vlaanderen tot zelfs Zuid-Nederland en Noord-Frankrijk, afhankelijk van wat we organiseren, afhankelijk van de concerten of activiteiten bereiken wij een publiek dat van ver buiten Antwerpen komt. Is dat dan ook voor pop-en rockmuziek? Ja, in het algemeen. Maar dat is niet voor iedere club hetzelfde. Het spreekt voor zich dat een club helemaal in West-Vlaanderen dat die een meer lokale werking of uitstraling hebben. Andere clubs zoals de Kreun, 4AD, Leffinge-Leuren, De Zwerver, die hebben volgens mij een meer lokale werking, dat is ook logisch. Ze zitten verderaf van Brussel en Antwerpen. Mensen van Brussel of Antwerpen zakken minder makkelijk naar daar af, maar in de andere richting wel. Denk je dat de ligging van Petrol hier ook iets mee te maken heeft? We liggen toch wel vrij dicht bij het centrum, maar er niet pal in. Met de fiets is het maar tien minuten. Je moet wel gemotiveerd zijn om naar hier te komen en het programma in het oog houden. Dat is deels een handicap. Het zou voor ons beter zijn moesten we echt in het centrum liggen want dan zou er meer passage zijn.
65
Langs de andere kant heb je hier het voordeel van veel parkeerplaatsen... Ja, en we storen hier niemand. Het heeft zijn voor-en nadelen. Ik zou liever een Petrol op Antwerpen-Zuid willen, op de Vlaamse of Waalse kaai. Ik zou zelfs tevreden zijn met een kleinere zaal. Nu hebben we wel het voordeel dat we hier met deze grote ruimte kunnen compartimentaliseren. Voor een zaal als het Depot is het natuurlijk ideaal qua ligging: vlakbij het station. Zij hebben echter wel minder plaats dan jullie natuurlijk. Het voordeel dat zij hebben is dat ze zich ten volle kunnen richten op studenten. Zij organiseren dus ook veel in de week, wat wij eigenlijk zo goed als niet doen. Onze werking is vooral geconcentreerd in de weekends. Dus de ligging is voor ons wel een belangrijke handicap. Voor Trix is dat ook een handicap. Zijn jullie te vergelijken? Qua sfeer is het daar wel helemaal anders. Het publiek overlapt wel wat. Zij doen ook drum and bass, wij doen ook wel wat rock-programmatie. Maar qua ligging zitten zij ook buiten het centrum. Met de auto zijn we allebei wel makkelijk te bereiken. Uiteindelijk, als je echt gemotiveerd bent om een bepaald optreden te zien dan kom je daar zeker voor af. Interview met Jan de Boever van N9 in Eeklo op 27/04/2010 Kan u even kort de werking van N9 schetsen? We bestaan sinds ’79, wij zijn dus een van de oudste clubs van België. De werking is zo geëvolueerd over de jaren heen dat we eigenlijk in twee panden werken: we hebben de N9 Villa, waar concerten doorgaan en een aantal cursussen, muziekgerelateerd, waarbij de geluidsinstallatie nodig is. of bijvoorbeeld afrikaanse percussie, die meer lawaai maken dan anderen. Die zaal is zeer goed geïsoleerd, zodat er nooit overlast is voor iemand. Hier zitten we in N9 fabriek, dat is meer bedoeld als cursuscentrum. Het is een zaal met een houten vloer, een spiegelwand, vooral danscursussen en dergelijke meer vinden hier plaats. De concertwerking is eigenlijk het belangrijkste, de cursuswerking komt erbij. We hebben hier wekelijks of bijna wekelijks een concert en tijdens de zomer 4 donderdagavonden in het stadspark, dat is echt een groot succes. We hebben onze bezigheid wel. Kan u even de belangrijke waarden van jullie werking schetsen? Ik denk dat ik dat best kan situeren in de totale context. Toen we begonnen, 30 jaar geleden, was er zeer weinig te beleven in Eeklo, eigenlijk in heel de regio. We situeren ons echt wel in een traditie die al begint in de late jaren 60, alternatief, underground enzovoort. Eind jaren 70 waren er wel wat initiatieven die alweer op de fles gegaan waren. Op dat moment waren wij zo goed als de enigen die die niche bespeelden. Er was wel een jeugdhuis in Eeklo, dat was een groot jeugdhuis, dat was meer mainstream zeg maar. Wat wij deden was veel cultureler getint. 5 jaar geleden is er een cultureel centrum bijgekomen in Eeklo, ook in Evergem, wat niet ver van hier is. waar we voordien in onze werking zowat alle terreinen moesten betreden, laat ons zeggen alternatieve film, theater, af en toe lezingen enzo, werd het nu specifieker muziek. Met de komst van dat cultureel centrum, het is een veel groter pand, we hebben ons moeten aanpassen in de zin van: wat zij deden waren vooral bekende namen, vooral Belgische en Nederlandse namen. De manier van werking is ook compleet anders, zij werken met een jaarprogramma dat al volledig op voorhand vastligt, terwijl wij heel anders programmeren, wij leggen vaak 2, 3 maanden op voorhand nog iets vast. En wij spelen dus ook meer in op tournees van buitenlandse groepen, wat zij weer niet doen. Wij situeren ons in de regio als enigen die op deze manier werken. Werken jullie dan samen met het cultureel centrum?
66
Soms, maar niet vaak. Zien jullie hen als concurrentie? Neen. Die samenwerking heeft al betere en minder goede tijden gehad. Nu is de samenwerking wel goed. We zien dat zeker niet als concurrentie, we zien dat als mekaar aanvullen. Wij bedienen ook wel een ander publiek. Wij gaan geen theater meer aanbieden. Het heeft geen zin om in een kleine stad als Eeklo twee organisaties te hebben die theater aanbieden. Ons uitgangspunt is altijd geweest van DAT te doen wat anderen niet doen. Richten jullie zich dan vooral op mensen uit Eeklo als publiek? Nee, voor ons, publiek is publiek, maakt niet uit vanwaar ze komen, als ze maar komen. Zijn jullie nog steeds zo uniek in de regio dan? Als muziekclub wel ja. We zijn nu ook een officieel erkende muziekclub door de Vlaamse Gemeenschap en daarin zijn we de enige in het meetjesland. Er zijn maar twee clubs in Oost-Vlaanderen die dit statuut hebben. Democrazy in Gent is de andere club, maar die hebben geen eigen ruimte, die werken op verschillende locaties, terwijl wij dan onze eigen ruimte hebben. Je hebt ook nog de Handelsbeurs in Gent, maar die zitten dan weer onder nog een ander statuut denk ik. Maar dat sluit wel dicht aan bij datgene waar wij mee bezig zijn. Dan is er natuurlijk ook nog het Kunstencentrum Vooruit, maar dat is dan weer een andere manier van werken. Welke criteria hanteert u bij de selectie van artiesten voor N9? Dat is een mengeling van verschillende zaken die daarin meespelen. Het allereerste is natuurlijk de kwaliteit, daar gaat het over. Maar ook de betaalbaarheid ervan en de vraag of je er een publiek voor zal kunnen vinden. Ik moet ook kijken naar hoe het past in het geheel van de werking. Ik kan geen vier weken na mekaar een reggae-act zetten, dat moet goed verdeeld zijn over het jaar. Is er een bepaald genre waar jullie speciaal de aandacht op vestigen? Nee, het is makkelijker om te zeggen welke genres we niet doen. We gaan geen schlager-groepen zetten, geen puur commerciële bands of coverbands, geen metal of hardcore-punk. Wat we wel doen varieert van singer-songwriter tot bluesconcerten, reggae- en rockconcerten. Maar we werken ook wel in niches zoals bijvoorbeeld alternatieve country, dat doen we hier ook allemaal. Bent u de enige programmator? Ja, ik ben diegene die de knopen doorhakt, maar uiteraard bespreek je dat wel met andere mensen. Meestal heb je iets in je hoofd waarvan je denkt: dat wil ik graag leren kennen. Ofwel biedt de gelegenheid zich aan dat er via e-mail zaken binnenkomen, en dan reageer je daar al dan niet op. Er komt veel meer binnen dan je op een leven kan nakijken. Hoeveel aanbiedingen krijgen jullie zo? Dat is per dag misschien wel 20 voorstellen. Dat is veel! Jullie hebben één concert per week zei u? Het komt neer op iets van een 70 acts op 49 avonden ofzo. Verhuren jullie de zaal ook aan derden? Dat gebeurt zelden. Helemaal niet meer voor fuiven, wat we vroeger wel deden. Omwille van het rookverbod krijg je nu anders teveel mensen die op straat staan, en dan krijgen we problemen omwille van geluidsoverlast. Het is ook nogal een gedoe om geluidsinstallaties op- en af te breken. Gewoon verhuren van de zaal voor optredens, daar gaan we niet op in. Wat we wel soms doen is de zaal gratis ter beschikking stellen, met geluidsinstallatie aanwezig. Dat doen we dan voor groepen waar we wel in geloven, wat we wel kwalitatief zien zitten, maar wat bijvoorbeeld toch niet echt in onze programmering past. Maar we geven ze dan toch wel een kans en dan spelen ze eigenlijk voor de entrees, maar dat gebeurt niet vaak, maar een paar keer per jaar. Werken jullie met voorprogramma’s?
67
Soms doen we dat, maar we doen het niet zo heel vaak eigenlijk. Dat is dan om minder gekend talent een kans te geven, maar dat gebeurt niet systematisch. Speelt het in het algemeen een rol voor jullie of een band nationaal of internationaal is? Op zich niet. In de praktijk komt het erop neer dat het zowat 50/50 is. Eigenlijk gaat het daar niet over, het gaat erover of het sterk genoeg is. Dat is het enige wat ik daarop kan zeggen. U zegt dat het 50/50 is, is dit dan onbewust? Dat gebeurt vanzelf eigenlijk. Het is niet zo dat we dat afmeten. Ik kan daar niets meer over zeggen. En hoe zien jullie localiteit? Proberen jullie lokale bands een kans te geven? Het gebeurt wel en toevallig is dat de laatste maanden herhaaldelijk gebeurd. Maar eigenlijk speelt dat ook niet echt een rol. Het gaat weer over de kwaliteit die telt. Wij worden als muziekclubs verwacht van te werken met professionele artiesten, dat is criterium nummer 1 eigenlijk. Het is niet voor amateurbands. Hierover kunnen we natuurlijk discussiëren: wanneer eindig je als amateur en begin je als professional? Daar kunnen we een uur over praten... Bij ons moet er wel altijd minstens een CD zijn, of dikwijls meerdere CD’s. Onze taak zit eigenlijk tussen het kleine circuit zeg maar, dat zijn dan de jeugdhuizen, en het grote circuit, het genre AB ofzo. Iedereen houdt mekaar zeker wel in de gaten en kijkt waar iedereen mee bezig is, dat speelt ook wel een rol. Het is niet dat wij afkijken bij anderen. Maar je ziet dat een bepaalde act in meerdere clubs terechtkan dan is dat wel een signaal natuurlijk. Het is voor een amateurband natuurlijk zeer moeilijk om die stap te kunnen zetten. Heeft u dan veel contact met andere muziekclubs? Ja, via vzw Clubcircuit natuurlijk. Dat is ongeveer maandelijks dat wij samenkomen en iedereen kent mekaar al lang natuurlijk. Bijvoorbeeld bij Het Depot gebeurt het dat programmatoren anderen proberen warm te maken voor een artiest waar ze echt achter staan, bijvoorbeeld Selah Sue. Gebeurt dat hier dan ook? Dat gebeurt natuurlijk wel eens, maar niet systematisch. Het is ook zo dat wij als club wel wat afwijken van andere typische rockclubs, dat doen wij niet vaak eigenlijk. De gemiddelde leeftijd van onze bezoekers ligt beduidend hoger dan bij de andere clubs dus we zijn zeker geen typische jeugdrockclub. Maar als iets goeds uit de streek zich aanbiedt en ze hebben juist een CD uit dan gaan we die natuurlijk wel programmeren. Naar het publiek toe is dat natuurlijk ook handig, die brengen natuurlijk ook hun fans mee. Wordt er dan ook over dat soort bands gepraat op de vergadering van vzw Clubcircuit? Nee, op die vergadering wordt er eigenlijk heel weinig over muziek gepraat. Er wordt over vanalles gepraat, bijvoorbeeld over SABAM of over hoe we ons kunnen profileren naar de overheid toe. Maar eigenlijk puur muzikaal, dat is eigenlijk in de marge dat dat gebeurt. Dat is meestal voor of na de vergadering dat we het hebben over “we hebben die of die band gehad...en die moet je zeker eens checken”. Of er wordt soms gevraagd of een artiest die al ergens gestaan heeft daar succes had. U zei dat het financiële een belangrijk criterium was. Worden jullie gesubsidieerd? Ja. Wij krijgen 250.000 euro werkingssubsidie per jaar van de Vlaamse Gemeenschap. We krijgen ook nog wedde-subsidies en dat is toch wel uitzonderlijk. Dat komt eigenlijk gewoon omdat we al zo lang bestaan. We hebben ingepikt op dat systeem in ’84 en dat is nooit afgeschaft geweest. Daarom hebben wij dat nog steeds en dat is wel een verschil met andere clubs die dat niet hebben. Maar het betekent niet dat je omdat je subsidies krijgt, niet meer op je centen gaat moeten letten. Ten eerste verwacht Vlaanderen dat je voldoende inkomsten hebt. Verder hebben we ook net nog grote verbouwingen
68
achter de rug. N9 Villa is verbouwd in 2004-2005. Dat heeft dan toch 8.000.000 Belgische franken gekost, waarvan we de helft zelf moesten ophoesten. En dan hier bij N9 fabriek is er ook verbouwd, dat was nog meer, 15 of 16.000.000 Belgische frank ongeveer. De vzw heeft de fabriek hier vanachter ook gekocht. Dat is ook een verschil met andere clubs zoals bijvoorbeeld Democrazy die geen eigen locatie hebben, of andere clubs die huren. Als je gaat vergelijken met andere clubs dan programmeren jullie toch wel wat minder? Ja, minder dan Petrol ofzo, maar dat heeft ook te maken met de ligging uiteraard. Dit is een kleine stad, het heeft geen zin om hier veel meer te gaan doen. Het is hier ook op een kleinere schaal, hier kan maar 200 man binnen bij een staand concert, bij een zittend zelfs maar 100 man. Dus dat is een ander gegeven dan in een grotere stad. Hebben jullie in de zomer een andere werking? Bijvoorbeeld voor die “Helden in het Park” op donderdagavond? Daarvoor krijgen we 10.000 euro van de stad Eeklo, maar dat is maar een peulschil. Het overgrote deel van de kosten moet betaald worden door de drankomzet want we vragen geen inkom. Die drankomzet is dan wel behoorlijk groot. De cocktailbar draait echt wel op volle toeren. We rekenen uit aan een gemiddelde van 4 consumpties per persoon en dan kwam het vorig jaar uit op 4 avonden met een totaal van 14.000 man. Het hangt ook wel heel hard af van het weer. De artiesten die komen behoren eigenlijk vooral tot de ‘dansbare wereldmuziek’. Dit jaar kwamen bijvoorbeeld ook The Roots, The Seatsniffers, dat past er niet echt in. Jullie bieden dat soort groepen dan gratis aan? Daarvoor zou je toch zeker inkom kunnen vragen? Ja, maar Helden in het Park bestaat nu toch al een lange tijd en het is nog nooit verlieslatend geweest. We hebben er vorig jaar 15.000 euro aan overgehouden omdat het een heel goed jaar was. Dat wordt dan natuurlijk meteen terug geïnvesteerd in de werking. Staan er bij Helden in het Park nog lokale bands? Neen, dat zijn altijd twee groepen per avond. We proberen die wel bij mekaar te laten passen. Bijvoorbeeld een reggae-avond. Soms gebeurt het dat er meer lokale dingen tussenstaan maar dat is eerder uitzonderlijk. We proberen ook duidelijk te maken dat er niet met een voor- en hoofdprogramma gewerkt wordt. De groepen zijn gelijkwaardig. Kan je het ‘typisch’ profiel van een N9-bezoeker schetsen? Neen, het enige dat ik erover kan zeggen is dat ze doorgaans veel meer bezig zijn met muziek dan de gemiddelde radioluisteraar. Het zijn een beetje de ‘kenners’ die erop afkomen. Bij sommige optredens verschiet ik soms wel van hoeveel ze ervan afweten, soms zelfs meer dan wij zelf weten. En dan komen ze soms echt wel van ver. Eigenlijk is het ook wel een criterium voor ons dat we erop proberen te letten dat diezelfde artiest niet in Gent en Brugge staat, zodat we toch wel enige exclusiviteit hebben. Ondervinden jullie veel concurrentie van de podia in Gent? Want dat is misschien wel makkelijker te bereiken? Ja, ’s avonds kan je niet meer met de trein naar huis. Dus je moet wel met de auto komen of als je van dichterbij bent met de fiets. Bijna iedereen komt wel met de auto. Dat zal vooral voor jongeren een obstakel zijn. Toen wij begonnen was er niet veel aanbod in Gent, het is vooral Gent dat speelt, Brugge veel minder, nu is er wel een groot aanbod in Gent, vooral naar jongeren toe. Er zitten natuurlijk heel veel universitairen. Dat verklaart natuurlijk ook wel voor een groot stuk waarom we een ouder publiek hebben. We weten dat we als we op de jongerenmarkt willen meespelen dat dat zeer moeilijk is. Maar wij hebben dan ook bewust een aanbod dat je niet vaak tegenkomt in Gent. Onze zalen hebben echt wel, zeker na de verbouwingen, een zekere klasse gekregen en dat weerspiegelt zich dan ook wel in het publiek.
69
Zijn er dan binnen jullie publiek veel mensen die vaak terugkomen voor bepaalde genres? Ja, dat zie je dikwijls. Echte bluesliefhebbers uit de streek zie je bijvoorbeeld keer op keer terugkomen. Interview met 08/12/2010
Riet
Coenen
van
Muziek-O-Droom
in
Hasselt
op
Kan u beginnen met de werking van MOD te beschrijven? ja, MOD is 11 jaar geleden ontstaan als een repetitiekot voor drummers in het tuinhuis van Koen Vanduffel. Dit is nu uitgegroeid tot een organisatie die bestaat uit drie belangrijke pijlers: educatie, facilitatie en concerten. Bij educatie gaat het om lessen die gevolgd kunnen worden. Facilitatie houdt in dat muzikanten gebruik kunnen maken van repetitieruimtes. Er zijn er drie voorzien en daar kan elke avond gerepeteerd worden voor 4 uur. Op zaterdag zijn er twee maal 4 uur beschikbaar dus die dag kunnen zes bands repeteren.Hier wordt gewerkt met een repetitiekaart die 60 euro kost voor 4 beurten, wat dus komt op 15 euro per sessie. Deze repetitiekoten worden gebruikt door lokale bands, die ofwel geen repetitiekot hebben of waar het in de winter bijvoorbeeld te koud is. De laatste pijler is de concertwerking. MOD beschikt over drie zalen. We werken o.a. samen met Heartbreaktunes. Wat is de capaciteit van die verschillende zalen? 850, 750, 220 . We beschikken zelf ook over zeer goed materiaal (vb lichten) en op die manier kunnen we kwaliteit garanderen. We ondervinden hier echter ook nadelen van, omdat het moeilijker wordt om veel jonge beginnende bands te programmeren, omdat de kost dan te hoog is. Kan dit dan opgelost worden door deze bands in voorprogramma’s te laten spelen? We proberen dat zoveel mogelijk, maar de laatste jaren brengen hoofdacts vaak zelf een voorprogramma mee en dan wordt het moelijker. Drie bands op een avond programmeren is iets wat we niet vaak doen. Dan moeten we ofwel heel vroeg beginnen ofwel heel laat eindigen. Om dit probleem op te lossen, organiseren we zelf conceptavonden waar deze bands in passen zoals Fresh Limburgers. En hoe zit het dan met de bereikbaarheid van MOD? Stoppen bands op tijd om nog met de trein te kunnen komen bijvoorbeeld? MOD is niet zo ver van het station gelegen maar er rijden geen late treinen vanuit Hasselt naar vb Antwerpen. We houden hier dus ook niet echt rekening mee. Bij AB zijn concerten vaak vroeger gedaan omdat ze rekening moeten houden met de omliggende panden, gezien ze in een woonwijk gelegen zijn. Wij bevinden ons op een industrieterrein, waardoor we geen problemen hebben met geluidsoverlast. Wat we dan wel hebben is kans op vandalisme. Daarom zorgen we altijd voor twee parkeerwachters bij concerten om te zorgen dat alles in juiste banen geleid kan worden. Wat zijn de belangrijkste waarden voor MOD? Voor onze werking in alle drie de pijlers is het heel belangrijk dat we jong Limburgs talent proberen te motiveren en promoten. We organiseren avonden met lokaal talent om hen zo speelkansen te geven. Met deze ervaring hebben ze nadien vaak meer kans om op andere podia te staan. Ook samenwerking is heel belangrijk bij MOD. Het industrieterrein waar MOD gelegen is, wordt de laatste tijd steeds meer een culturele site. Silo, kaai 16, VDAB Het is echt de bedoeling dat het hier een “blauwe zone” zal worden. Waarom hier niet van profiteren? Voor ons is het belangrijk om hier samenwerkingsverbanden te leggen. Het is dom om bepaalde materialen te gaan huren, zoals bijvoorbeeld een camera, wanneer we evengoed een camera kunnen lenen bij de buren van Villa Basta . Samen kan je i.p.v. aan 70% misschien wel aan 120% werken! Ook denken we eraan om misschien dingen samen te doen met het theatergezelschap De
70
Queeste dat recent ook naar deze site verhuisd is. MOD ziet het ook breder dan enkel muziekconcerten organiseren. Hoe vergelijken jullie jezelf met AB in Brussel? AB heeft meer mogelijkheden. We zijn dus niet echt te vergelijken. We zijn tevreden met onze werking, ook vooral door de focus op het jonge Limburgse talent. In Brussel is er een minder lokale werking. We zitten met zeer kwalitatieve zalen en infrastructuur. Ook bieden we een groter pakket aan met de repetitielokalen en muzieklessen. Zelfs als we zo groot zouden willen worden als AB is dit niet echt mogelijk gezien we niet de mogelijkheid hebben om uit te breiden wegens plaatsgebrek. We hebben een kleinere doelgroep en zijn niet centraal gelegen. Wat zijn de criteria waaraan artiesten moeten voldoen om bij jullie te mogen komen spelen? Soms overkomen bands ons gewoon, wanneer ze zich aanbieden en een goede kwaliteit brengen. Verder ben ik constant op zoek naar nieuwe bands in magazines, op internet, op shows,… heel belangrijk hierbij is networking. Hier geven we dan ook de voorkeur aan een lokale band. Als band of als booker is het dus belangrijk om een nauw contact te houden met ons. En als jullie moeten kiezen tussen een internationale band of een nationale of lokale band, waar gaat jullie voorkeur dan naar uit? Voor de grotere bands gaan we echt voor kwaliteit. Hierbij speelt lokaliteit geen belang. Het is echter niet altijd even makkelijk om grote internationale namen tot bij MOD te krijgen omdat Hasselt geen bekende stad is in het buitenland. Bekende muzikanten willen liefst in Brussel optreden of in Gent of Antwerpen omdat ze die steden kennen van naam. Daar merken we soms toch wel een nadeel aan onze locatie. Nog een laatste vraag: hebben jullie een goed beeld over jullie publiek?” Ons publiek is divers. We werken met verschillende soorten programmatie. We hebben enerzijds metalbands, in samenwerking met Heartbreaktunes en emopop bands. Dit zijn vaak internationale bands die naar Belgie komen en maar op een Vlaams podium staan. Mensen komen voor deze optredens van over heel Vlaanderen. Iemand mailde mij eens met de vraag hoe ze best naar Hasselt kon rijden vanuit Koksijde. Anderzijds is er nog de eigen programmatie waarbij we meer mainstream muzikanten programmeren. Hiervoor hebben we soms bands als Daan en de Jeugd van Tegenwoordig. Deze bands touren doorheen het ganse land, dus daarvoor komt vooral lokaal publiek. Voor de shows met lokaal talent hebben we natuurlijk ook een voornamelijk lokaal, Limburgs, publiek. In het algemeen merken we op (via ticketverkoop) dat er weinig Franstalige Belgen naar MOD komen.
71