UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM FACULTEIT DER NATUURWETENSCHAPPEN, WISKUNDE EN INFORMATICA
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING Masterschool Life and Earth Sciences studiejaar 2008-2009 DE MASTEROPLEIDING BIOMEDICAL SCIENCES DEEL B
September 2008
Hoofdstuk 1 Artikel 1 .1 Artikel 1 .2 Hoofdstuk 2 Artikel 2 .1 Hoofdstuk 3 Artikel 3 .1 Hoofdstuk 4 Artikel 4 .1 Artikel 4 .2 Artikel 4 .3 Hoofdstuk 5 Artikel 5 .1
Doelstelling en eindtermen van de opleiding Doelstellingen Eindtermen Toelatingseisen Toelating tot de opleiding Opbouw van het curriculum Indeling opleiding Beschrijving van de inhoud en omvang van de onderdelen Inhoud en omvang van de onderdelen Vrije master Afstudeeronderzoek (stage) /scriptie Aanvullende regelingen Dubbele master
Hoofdstuk 1
Doelstelling en eindtermen van de opleiding
Artikel 1 .1 Doelstellingen Na het voltooien van de opleiding is de student in staat om met succes een betrekking in de maatschappij te vervullen waarvoor een academische kwalificatie nodig is. In het bijzonder kan de student functies uitoefenen waarvoor een bio-medische opleiding vereist dan wel gewenst is, al dan niet na afronding van een vervolgopleiding. Naast de nadruk op het leren verrichten van empirisch onderzoek, verschaft de opleiding goede kennis en een goede attitude voor een biologische benadering van maatschappelijke vraagstukken. Artikel 1 .2 Eindtermen Na voltooiing van de masteropleiding bezit de afgestudeerde de volgende kwaliteiten: • analyserend, probleemoplossend en synthetiserend vermogen om op het vereiste academische niveau te kunnen functioneren; • heeft zowel een brede basale medisch-biologische kennis als specialistische kennis van een of meer deelgebieden van de medische biologie; • een reeks praktische vaardigheden (mondelinge en schriftelijke presentatie en verslaggeving in het Nederlands en het Engels, computerkennis) om adequaat op academisch niveau te kunnen functioneren; • het vermogen zelfstandig onderzoek op te zetten en uit te voeren; • het vermogen zich in korte tijd in een medisch-biologisch vakgebied in te lezen, een eigen mening te vormen en een kritische beschouwing te schrijven; • het vermogen tot denken op verschillende organisatieniveaus van de medische biologie en de relaties met ander vakgebieden daarbij te betrekken; • heeft een attitude die het mogelijk maakt kritisch te reflecteren op het eigen handelen. De opleiding Biomedical Sciences heeft 3 afstudeervarianten: een onderzoeks variant (O-variant), een maatschappelijke variant (M-variant) en een communicatieve en educatieve variant (CE-variant). De specifieke eindtermen die betrekking hebben op deze varianten zijn: Eindtermen Onderzoeksvariant De O-variant leidt op tot zelfstandig onderzoeker die kan instromen in een promotieplaats of het bedrijfsleven. Na voltooiing van de O-variant is de student in staat:
Kennis en Inzicht • een visie te vormen ten aanzien van de ontwikkeling van het wetenschappelijk onderzoek binnen het vakgebied; • kennis van actueel fundamenteel onderzoek Vaardigheden • vraagstellingen te formuleren aan de frontlinie van het wetenschappelijk onderzoek; • wetenschappelijke vraagstellingen te vertalen naar een onderzoeksvoorstel; • biomedische patronen en processen kwalitatief en kwantitatief te analyseren, resulterende gegevens onder te brengen in bestaande of te ontwikkelen modellen en de verkregen uitkomsten op verschillende schalen en abstractieniveaus te presenteren; • zelfstandig experimenten en metingen in het laboratorium op te zetten en uit te voeren. • kritisch te reflecteren op het eigen wetenschappelijk handelen. • in staat zijn om op grond van onvolledige of beperkte informatie een realistische en toetsbare (onderzoeks)hypothese op te stellen waarmee het kennishiaat kan worden opgelost, of dusdanig wordt teruggedrongen dat een maatschappelijk of ethisch verantwoord oordeel mogelijk is.
Eindtermen M-variant Science and Entrepreneurship Het doel van deze variant is dat de student vanuit een academische perspectief inzichten, vaardigheden en kennis verwerft noodzakelijk voor succesvol ondernemerschap. De afgestudeerde: • heeft theoretische en praktische kennis over economische en bedrijfseconomische vakgebieden; • heeft theoretische kennis van de meest algemene bedrijfseconomische vakgebieden; • kan onderscheid maken tussen succesvolle en niet succesvolle bedrijfsvoering;
• •
heeft praktische ervaring met bedrijfseconomische, juridische, creatieve, communicatie aspecten van het opstarten van een eigen onderneming. kan in een multidisciplinair projectteam samenwerken.
Eindtermen Communicatie-Educatie variant De afstudeerrichting educatie en communicatie kent vier componenten, die overeenkomen met de componenten in het bekwaamheidsprofiel van een eerstegraads leraar Raamplan voor de Universitaire Lerarenopleiding van de VSNU: • een wetenschappelijke instelling • een vakoverstijgende instelling • een professionele, innovatiegerichte, onderzoekende instelling • een (ped)agogische instelling. Op hoofdlijnen zijn deze uitgewerkt tot de onderstaande eindtermen: Een student die de educatie en communicatie afstudeerrichting heeft gevolgd, is aan het eind van de opleiding in staat en bereid • vakinhoudelijke, educatieve en communicatieve kennis adequaat te gebruiken in het toekomstige educatieve/communicatieve beroep; • zelfstandig te werken in een educatieve en communicatieve functie; • kennis op het vakgebied over te dragen op vakgenoten en niet-vakgenoten; • interne en externe communicatie over het vakgebied te bevorderen; • onderzoeks- en ontwikkelingstaken uit te voeren, zowel individueel als in teamverband; • tot het voortdurend vernieuwen van het eigen handelen op alle taakgebieden. Indien de student zich richt op een startkwalificatie als eerstegraads leraar, worden de eindtermen hierop gericht. Dat betreft met name de leerdoelen: • zelfstandig in klassen les te geven en het leren van leerlingen te bevorderen, en • te participeren in overlegvormen binnen en buiten de school; • met leerlingen te communiceren; • leerlingen te helpen met het leren en een goed leer- en leefklimaat te scheppen. Tijdens het postdoctorale deel dient de afgestudeerde op deze eindtermen een hoger niveau te bereiken, zodanig dat deze de eerstegraads bevoegdheid krijgt.
Hoofdstuk 2
Toelatingseisen
Artikel 2 .1 Toelating tot de opleiding 1. Een student wordt tot de opleiding toegelaten indien deze in het bezit is van een bachelordiploma van de opleiding Bio-medische Wetenschappen verleend door een Nederlandse universiteit of een bachelordiploma Psychobiologie verleend door de Universiteit van Amsterdam, dan wel indien deze op grond van behaalde examens bij andere opleidingen hiervan is vrijgesteld. 2. Een student wordt tot de opleiding toegelaten indien deze in het bezit is van een bachelordiploma Betagamma met een major Bio-medische Wetenschappen of met een major Psychobiologie, verleend door de Universiteit van Amsterdam. 3. De student dient aan de volgende nadere vooropleidingseisen te voldoen, afhankelijk van het programma dat gevolgd gaat worden. Deze eisen worden beschreven in de studiegids bij het desbetreffende programma. 4. Indien de student niet voldoet aan de vooropleidingseisen in lid 1 of 2, kan deze alleen tot de opleiding worden toegelaten indien deficiënties zijn weggewerkt doordat hij/zij heeft voldaan aan inhoudelijk vergelijkbare eisen.
Hoofdstuk 3
Opbouw van het curriculum
Artikel 3 .1 Indeling opleiding 1. De opleiding beslaat een programma van 2 jaar 120 EC, afgesloten met een Master of Science diploma. De verdeling van de 120 EC is per masterprogramma te vinden in tabellen 1-4. 2. Binnen de masteropleiding zijn er de masterprogramma’s: • Immunology • Medical Biochemistry • Medical Biology • Oncology
3. De student kan kiezen voor een van de drie afstudeerspecialisaties: een onderzoeksvariant (Ovariant), een beleidsvariant (M-variant) en een educatieve en communicatieve variant (CE-variant). 4. Iedere student dient de invulling van zijn individuele programma ter goedkeuring voor te leggen aan de examencommissie van de opleiding.
Tabel 1: Biomedical Sciences, masterprogramma Immunology O-variant Verplichte vakken 6 EC Vrije Keuze
CE/M-variant 6 EC
14 EC
(deficiënties, uitbreiding stages, vakken elders)
Sciptie Stage CE/M programma Totaal
10 EC 90 EC 120 EC
10 EC 44 EC 60 EC 120 EC
Tabel 2: Biomedical Sciences, masterprogramma Medical Biochemistry O-variant CE/M-variant Verplichte vakken 10 EC 10 EC Vrije Keuze
20 EC
(deficiënties, uitbreiding stages, vakken elders)
Sciptie Stage CE/M programma Totaal
10 EC 80 EC 120 EC
10 EC 40 EC 60 EC 120 EC
Tabel 3: Biomedical Sciences, masterprogramma Medical Biology O-variant CE/M-variant Verplichte vakken 10 EC 10 EC Vrije Keuze
20 EC
(deficiënties, uitbreiding stages, vakken elders)
Sciptie 10 EC Stage 80 EC CE/M programma Totaal 120 EC . Tabel 4: Biomedical Sciences, masterprogramma Oncology O-variant Verplichte vakken 6 EC Vrije Keuze
10 EC 40 EC 60 EC 120 EC
CE/M-variant 6 EC
20 EC
(deficiënties, uitbreiding stages, vakken elders)
Sciptie Stage CE/M programma Totaal
Hoofdstuk 4
10 EC 84 EC 120 EC
10 EC 44 EC 60 EC 120 EC
Beschrijving van de inhoud en omvang van de onderdelen
Artikel 4 .1 Inhoud en omvang van de onderdelen In de studiegids worden de inhoud en de onderwijsvorm van de verplichte onderdelen van het programma nader omschreven, onder vermelding van de voorkennis die gewenst is om aan het desbetreffende onderdeel met goed gevolg te kunnen deelnemen.
Artikel 4 .2 Vrije master 1. Studenten van het programma Medical Biology hebben de mogelijkheid om een afwijkend samenhangend vakkenpakket met een omvang van 120 EC op het gebied van de bio-medische wetenschappen aan de examencommissie ter goedkeuring voor te leggen. Op het diploma wordt, naast de vermelding van de masteropleiding, vermeld dat de student een vrije opleiding heeft genoten. Artikel 4 .3 Afstudeeronderzoek (stage) /scriptie 1. De student dient elk afstudeeronderzoek en scriptie vooraf ter goedkeuring voor te leggen aan de examencommissie 2. Het afstudeeronderzoek respectievelijk de scriptie dient afgerond en beoordeeld te zijn binnen de periode zoals deze is aangegeven op het door de examencommissie ondertekende goedkeuringsformulier. 3. Indien er geen beoordeling is geweest van het goedgekeurde onderdeel zoals in lid 1 aangegeven, is een termijn van maximaal 6 maanden (afstudeeronderzoek) respectievelijk 3 maanden (scriptie) als uitloop op de afronding vastgesteld. Na deze termijn wordt het onderdeel als onvoldoende beoordeeld. Hoofdstuk 5
Aanvullende regelingen
Artikel 5 .1 Dubbele master Voor het verkrijgen van twee masterdiploma’s of een vermelding op het masterdiploma dat twee masterprogramma’ zijn gedaan binnen de opleiding, wordt het volgende geëist: 1. De student moet de verplichte onderdelen van beide programma’s behalen. 2. Het totaal aantal te behalen studiepunten is minstens 180 EC 3. Wanneer een onderdeel verplicht is in beide opleidingen wordt het aantal te behalen studiepunten in de geboden keuzeruimte van één van beide opleidingen met het aantal studiepunten van dat verplichte vak uitgebreid, dit ter beoordeling door de Examencommissie. 4. De student dient twee afstudeeronderzoeken uit te voeren of één die aanwijsbaar aan elk van beide opleidingen / programma’s recht doet. 5. Vanuit beide opleidingen / programma’s moet een begeleider worden gekozen. 6. Indien de dubbele master twee verschillende opleidingen betreft, moeten de Examencommissies van beide opleidingen het vakkenpakket goedkeuren.