Factsheet Meedoen in erfgoed en groen Inleiding Zuid-Holland is een mooie provincie met veel erfgoed en groen. Al dat moois zou niet zo mooi zijn zonder de inzet van grote aantallen vrijwilligers voor het behouden, benutten en doen beleven. In deze factsheet wordt een overzicht gegeven van aantallen en soorten vrijwilligers in erfgoed en groen. Verder wordt ingegaan op de mogelijkheden die de nieuwe Participatiewet biedt om mensen met afstand tot de arbeidsmarkt vrijwilligerswerk te laten doen vanuit de zogenaamde maatschappelijk nuttige tegenprestatie en welke ervaringen daarmee zijn opgedaan. Ten slotte wordt aangegeven welke kansen er zijn om lokaal aan te slag te gaan met deze (nieuwe) vrijwilligers.
Vrijwilligers in erfgoed en groen in Zuid-Holland Erfgoedvrijwilligers Volgens gegevens van het Sociaal en Cultureel Planbureau (Huysmans, De Haan) uit 2007 zijn in Zuid-Holland naar schatting 200.000 mensen (meer of minder) actief betrokken bij het cultureel erfgoed. Deze betrokkenheid varieert van het zelf verzamelen van voorwerpen, lidmaatschap van een vriendenorganisatie van een museum, een historische vereniging of een organisatie voor cultuurbehoud tot vrijwilligerswerk in het cultureel erfgoed. Naar schatting zijn circa 40.000 inwoners in Zuid-Holland actief als erfgoedvrijwilliger. Uit recenter onderzoek van het SCP (Van den Broek 2014) bleek dat 26% van de bevolking ouder dan 12 jaar aan erfgoedbeoefening doet. Dit komt neer op bijna 800.000 inwoners van Zuid-Holland. Het gaat hierbij om zaken als stamboomonderzoek, onderzoek naar historische plekken, gebeurtenissen en personen, verzamelen van oude voorwerpen, het uitoefenen van een historisch ambacht of het opknappen van historische voorwerpen of gebouwen. Dit zijn niet allemaal vrijwilligers in de engere zin des woords, maar het geeft wel aan hoe groot de betrokkenheid is bij het erfgoed. Op basis van de resultaten van een onderzoek van het Tympaan Instituut uit 2010 (Van der Heide et al) kan over erfgoedvrijwilligers in Zuid-Holland het volgende worden gezegd: twee derde van de erfgoedvrijwilligers is man, de gemiddelde leeftijd is 64 jaar en driekwart van de vrijwilligers is ouder dan 60 jaar. De meeste vrijwilligers werken bij een historische vereniging, een zelfstandige oudheidkamer of een archief. Bij overige verenigingen, zoals een archeologische of genealogische vereniging of een vereniging voor volkscultuur, werken naar verhouding weinig vrijwilligers. De meest voorkomende werkzaamheden zijn het rondleiden van bezoekers en het verrichten van administratieve en bestuurlijke werkzaamheden.
Groenvrijwilligers In een recente publicatie van het Sociaal en Cultureel Planbureau (Steenbekkers, Van den Broek 2014) wordt een voorzichtige schatting gegeven van 75.000 groenvrijwilligers in het hele land. Daarbij wordt de kanttekening gemaakt dat dit waarschijnlijk een flinke onderschatting is, omdat steeds meer vrijwilligers in een kleinschalig informeel verband werken. Daarmee raken zij uit het zicht van de groenorganisaties. De provincie Zuid-Holland schat
Postbus 93010 2509 AA Den Haag 070 3371000
Anna van Saksenlaan 51 2593 HW Den Haag
www.tympaan.nl
[email protected] @tymp_inst
het aantal georganiseerde groenvrijwilligers in Zuid-Holland op ongeveer 1.900, exclusief scholieren (provincie Zuid-Holland 2013). Individuele organisaties in Zuid-Holland hebben echter bij elkaar opgeteld meer dan deze 1.900 vrijwilligers: (voormalig) Landschapsbeheer Zuid-Holland heeft er 1.700 en IVN 1.350. Ook hierbij wordt opgemerkt dat het aantal incidentele en ongeorganiseerde vrijwilligers niet meegeteld zijn en waarschijnlijk nog vele malen groter zal zijn dan het aantal georganiseerde vrijwilligers. Het aantal groenvrijwilligers, georganiseerd en ongeorganiseerd, kan dan wel eens in de tienduizenden lopen. Qua werkzaamheden zijn er eveneens overeenkomsten tussen beide groepen vrijwilligers: ook de groenvrijwilligers houden zich bezig met onderhoud, publieksvoorlichting en administratieve en bestuurlijke taken. De georganiseerde vrijwilligers zijn minstens even trouw als de erfgoedvrijwilligers en zijn ook relatief hoger opgeleid, ouder en vaak van het mannelijke geslacht.
Ontwikkelingen In de genoemde publicatie van het SCP (Steenbekkers, Van den Broek 2014) worden ontwikkelingen geschetst, waar beide groepen vrijwilligers mee te maken hebben: Zowel in de erfgoed- als groensectoren zijn decentralisatie- en privatiseringsprocessen aan de gang, waardoor de druk op vrijwilligers toeneemt. Hoewel lang niet elke organisatie ervoor kiest om meer taken op zich te nemen, is er in het algemeen wel behoefte aan meer vrijwilligers, gegeven de toenemende hoeveelheid werk. Het aantal vrijwilligers neemt over de gehele linie langzaam toe, dus ook in de groen- en erfgoedsector. Steeds meer mensen kiezen ervoor om vrijwilligerswerk niet structureel en niet in georganiseerd verband te doen. De op zich waarneembare motivatie en ruimte van Nederlanders om meer vrijwilligerswerk in erfgoed en groen te doen staat onder druk door de eveneens toenemende behoefte aan mantelzorg en vrijwilligerswerk in zorg en welzijn. Groen en erfgoed lijken dan de sluitpost te worden van het reservoir aan potentiële vrijwilligers.
De maatschappelijk nuttige tegenprestatie Wat is de tegenprestatie? Per 1 januari 2015 is de nieuwe Participatiewet van kracht geworden. Hierin zijn de Wet werk en bijstand (WWB), de Wet sociale werkvoorziening (WSW) en de Wet arbeid jonggehandicapten (Wajong) opgegaan. De Participatiewet, net als voorheen de WWB, maakt het mogelijk dat gemeenten van personen met een WWB-uitkering een maatschappelijk nuttige tegenprestatie vragen. Deze tegenprestatie moet beperkt zijn in tijd en omvang, mag reintegratie en uitstroom niet in de weg staan, moet maatschappelijk nuttig zijn, moet rekening houden met de mogelijkheden van de cliënt en mag niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt. In de twee jaar dat deze mogelijkheid er is, zijn er al veel gemeenten mee aan de slag gegaan.
Ervaringen met de tegenprestatie Uit een inventarisatie die de Inspectie Sociale Zaken in 2013 heeft ondernomen valt op te maken dat ongeveer een kwart van de gemeenten in Nederland op dat moment actief was met de tegenprestatie, hetzij alleen beleidsmatig, hetzij ook al in uitvoering (Inspectie SZW 2013). Voor Zuid-Holland werden 30 van de toen 67 gemeenten genoemd. De gemeenten die de tegenprestatie al uitvoerden hadden dat meestal geformaliseerd, de andere gemeenten dachten daar nog over na. De meest genoemde motivatie voor gemeenten om
2 Factsheet meedoen met erfgoed en groen - Tympaan Instituut -
[email protected]
ermee aan de slag te gaan was ‘klanten iets terug te laten doen voor hun uitkering’. Opvallend is verder dat gemeenten in de praktijk minder onderscheid maken naar re-integratie en tegenprestatie. Het beleid strekt zich dan uit naar cliënten op alle treden van de participatieladder tot aan de bovenste (betaald werk)1. Uit twee tussentijdse evaluaties is gebleken dat de maatregel in principe goed uitpakt, in de zin dat er zinvol werk wordt gedaan en dat de deelnemers na enige tijd positief gemotiveerd raken, zeker als zij zelf een keuze hebben kunnen maken voor het werk (Inspectie SZW 2013, Corra, Bosselaar 2013). Wel blijft het lastig om voldoende werkzaamheden te vinden en vereist de inzet extra geld voor begeleiding en facilitering. De tegenprestatie wordt niet altijd opgelegd. Er zijn categorieën die uitgesloten zijn, zoals mensen die tegen hun pensioen zitten. Er zijn veel verschillende activiteiten binnen de tegenprestatie uitgevoerd, zoals onderhoud in de openbare ruimte (groen, bankjes, speelplaatsen, sportvelden), activiteiten in zorg en welzijn (koffieschenken, boeken bezorgen), dienstverlening (boodschappen, computerhulp) of vergroten van leefbaarheid (feesten en festivals). Er zijn slechts weinig activiteiten bekend uit de erfgoedsector: in het rapport van de Inspectie SZW (2013) wordt alleen meewerken in een openluchtmuseum genoemd. Een punt van aandacht betreft het risico op repressie en dwang, dat kan ontstaan als mensen gedwongen worden iets te doen waar zij geen affiniteit of bekwaamheid voor hebben zonder dat duidelijk is welk nut het dient. Uit de onderzoeken die gedaan zijn blijkt dat gemeenten hier over het algemeen zorgvuldig mee omgaan, maar dat het niet is uitgesloten (Corra, Bosselaar 2013, Inspectie SZW 2013). Het is daarom belangrijk het belang van de cliënt en de zinvolheid van het werk te benadrukken en de cliënt de gelegenheid te geven zelf op zoek te gaan en met een voorstel te komen.
De doelgroep van de tegenprestatie: omvang De doelgroep van de tegenprestatie bestaat uit de volgende groepen: Ontvangers van een WWB- of WWB-gerelateerde uitkering, die geen kans meer hebben op de arbeidsmarkt en dus niet in aanmerking komen voor een re-integratietraject. In 2014 zijn er in Zuid-Holland in totaal bijna 110.000 personen met een WWB- of WWBgerelateerde uitkering. Dat komt neer op circa 5% van de beroepsbevolking of circa 3% van de totale bevolking (bron: ris-zh.nl). De schattingen over het percentage van deze groep die geen kans meer heeft op de arbeidsmarkt lopen uiteen, maar er kan rekening worden gehouden met circa 5% van het aantal WWB(-gerelateerde) uitkeringsgerechtigden. Dat leidt tot een aantal van circa 6.000 personen in Zuid-Holland die primair horen tot de doelgroep voor de tegenprestatie. Het kengetal voor de berekening van de omvang per gemeente is dan circa 0,25% van de beroepsbevolking of 0,15% van de bevolking. In een grote gemeente als Rotterdam kunnen er dan wel 2.000 personen vallen onder de doelgroep, in een kleine gemeente als Bernisse misschien maar vier. Ontvangers van een Wajonguitkering, voor zover zij onder de Participatiewet gaan vallen. De Wajong zal vanaf 1 januari 2015 alleen nog gelden voor degenen die geen enkele arbeid meer kunnen verrichten. Hoe groot deze doelgroep zal zijn, is afhankelijk van de herbeoordeling die zal plaatsvinden na 1 januari 2015. In 2014 zijn er in totaal circa 42.000 Wajongers in Zuid-Holland. Dat komt neer op circa 1,8% van de beroepsbevolking of 1%
1
De participatieladder is een model van geen naar volledige arbeids participatie en bestaat uit zes treden: geïsoleerd, sociale contacten buitenshuis, deelname aan georganiseerde activiteiten, onbetaald werk, betaald werk met ondersteuning en betaald werk.
3 Factsheet meedoen met erfgoed en groen - Tympaan Instituut -
[email protected]
van de bevolking (bron: ris-zh.nl). Hoeveel hiervan straks onder de Participatiewet vallen en dus in aanmerking kunnen komen voor een tegenprestatie, is niet bekend. Personen die vallen onder de Wet sociale werkvoorziening (WSW). Vanaf 1 januari 2015 worden er geen nieuwe personen meer toegelaten tot de WSW. Personen die nu onder de WSW vallen, behouden hun rechten en plichten. Op dit moment zijn er circa 15.000 WSW’ers in Zuid-Holland. Dat is circa 0,6% van de beroepsbevolking (bron: ris-zh.nl). Onbekend is hoe snel de instroom in de Participatiewet zal zijn.
De doelgroep van de tegenprestatie: kenmerken De doelgroep van de tegenprestatie wordt in het algemeen omschreven als ‘mensen met afstand tot de arbeidsmarkt’. Dit betekent dat er een aantal beperkingen is waar zij mee te maken kunnen hebben: lichamelijke of psychische beperkingen als gevolg van chronische aandoeningen; meestal een lage of niet-adequate opleiding in relatie tot de vraag naar arbeid; ouderen; gebrek aan arbeids- en sociale vaardigheden en arbeidsdiscipline als gevolg van de beperkingen of het langdurig zonder werk zijn; een laag inkomen; een klein netwerk; een gering zelfbeeld en motivatie; sociale verplichtingen, bijvoorbeeld zorgen voor jonge kinderen of voor familieleden. Deze eigenschappen en omstandigheden maken de doelgroep moeilijk bemiddelbaar op de arbeidsmarkt. Zo moeilijk dat het normaal gesproken geen zin meer heeft om ze aan een re-integratietraject te laten beginnen. Het kan daarbij echter om heel verschillende redenen gaan, die van grote invloed kunnen zijn voor iemands inzetbaarheid uit de tegenprestatie: een werkeloze oudere bouwvakker heeft bijvoorbeeld vooral last van de slechte situatie in de bouwwereld en kan wellicht nog veel nuttig werk doen bij het opknappen van gebouwen. Behalve dat de doelgroep te kampen heeft met veel beperkingen en over weinig kwalificaties beschikt, is de motivatie een groot probleem. Veel cliënten zitten al langer in een isolement en zijn zeer weinig gemotiveerd om een actieve bijdrage aan de samenleving te leveren. Tegelijk blijkt uit landelijke ervaringen dat de motivatie en het gedrag toch behoorlijk kunnen verschillen. Vandaar dat in de Werkwijzer tegenprestatie een onderscheid gemaakt wordt naar verschillende typen cliënten die elk een eigen benadering vergen (Programmaraad 2014). Uit het genoemde onderzoek van de Inspectie Sociale Zaken blijkt dat veel cliënten na een gewenningsfase langzaam maar zeker toch gemotiveerd raken, omdat zij ontdekken dat hun welbevinden ermee gediend is (Inspectie SZW 2013). Niet alleen ontmoeten ze andere mensen en krijgen een vast ritme, ze doen ook zinvol werk. Dit versterkt hun gevoel van eigenwaarde en daardoor hun motivatie. Hoewel het niet expliciet de bedoeling is, komen ze toch een stapje hoger op de participatieladder. Vandaar dat het onderscheid tussen reintegratie en tegenprestatie in de praktijk moeilijk te maken is.
Begeleiding en aansturing bij de tegenprestatie Een cruciaal punt voor het slagen van de tegenprestatie is de begeleiding en aansturing, zo blijkt uit de literatuur. Dat begint al bij de keuze voor het soort tegenprestatie. De meeste gemeenten bieden hun cliënten keuzevrijheid en bieden niet a priori begeleiding aan. Pas wanneer een cliënt niet bereid of in staat is om zelf een tegenprestatie vorm te geven, gaat
4 Factsheet meedoen met erfgoed en groen - Tympaan Instituut -
[email protected]
de gemeente een aanbod doen. Het aanbod bestaat dan uit meerdere plekken waar op dat moment vraag is naar werkzaamheden. Het maken van de uiteindelijke ‘match’ tussen de cliënt en de organisatie of de plek is uiteraard afhankelijk van de mogelijkheden van de cliënt en de vraag naar vrijwilligerswerk. Gegeven de vaak grote afstand tot de arbeidsmarkt is het van groot belang dat de tegenpresteerders goed worden begeleid tijdens hun werkzaamheden. Hier is dan ook al aardig wat ervaring mee opgedaan. Uit de literatuur komen de volgende oplossingen naar voren als het gaat om de begeleiding van de tegenpresteerders (Programmaraad 2014): ontvangende organisaties doen het zelf, al dan niet via vaste contactpersonen of via vaste inwerk- en begeleidingsprocedures of -medewerkers; via speciaal opgeleide vrijwilligers of medewerkers van de ontvangende organisaties; via een vrijwilligersorganisatie in de gemeente, die intake en begeleiding kan doen, maar ook een speciaal empowermenttraject met trainingen die soms wel een aantal weken kunnen duren; via een gespecialiseerd werkbedrijf (bijvoorbeeld sociale werkplaats, stichting landschapsonderhoud); via leerwerk- of re-integratietrajecten; via een gemeentelijke participatiecoach; via re-integratiebedrijven die een training aanbieden; via scholen zoals Wellant. Als de tegenprestatie eenmaal loopt, staat de gemeente voor de keuze om te controleren of te handhaven. Bijna alle gemeenten houden wel een vinger aan de pols in de zin dat ze regelmatig navraag doen, ofwel bij de cliënt, ofwel bij de ontvangende organisatie. Slechts een deel van de gemeente hanteert ook sancties, bijvoorbeeld het korten op de uitkering. Er zijn ook gemeenten die bewust geen dwang willen uitoefenen, omdat dit zinloos en niet bevorderend voor de motivatie is.
De tegenprestatie: kansen voor erfgoed en groen? In theorie lijkt er sprake te zijn van een win-winsituatie als het gaat om vrijwilligerswerk in erfgoed en groen voor mensen met afstand tot de arbeidsmarkt. Erfgoed- en groenorganisaties zijn op zoek naar meer handen voor het vele werk dat gedaan moet worden en mensen met afstand tot de arbeidsmarkt kunnen door het verrichten van zinvol vrijwilligerswerk een stapje klimmen op de participatieladder. Er is echter een aantal aandachtspunten waar rekening mee moet worden gehouden: Het is duidelijk dat de doelgroep van de tegenprestatie flink verschilt van de groep vrijwilligers in erfgoed en groen. De reguliere groep vrijwilligers is vaak relatief hoog opgeleid en sterk gemotiveerd, de doelgroep van de tegenprestatie is vaak laag opgeleid en minder sterk gemotiveerd. Dit maakt teamvorming lastig, terwijl het anderzijds aanvullende eisen stelt aan de zittende vrijwilligers om de nieuwe vrijwilligers op te vangen. De tegenprestatie is aan beperkingen gebonden, waar een vrijwilligersorganisatie rekening mee moet houden. Veel taken van erfgoed- en groenorganisaties, zoals onderhoud, publieksvoorlichting, bestuurswerk et cetera vergen specifieke vaardigheden die niet meteen van deze doelgroep verwacht kunnen worden. De doelgroep die in aanmerking komt voor alleen de tegenprestatie is klein. Er kan dus niet veel extra inzet worden verwacht. Gegeven deze kanttekeningen lijkt het verstandig om het volgende te bedenken:
5 Factsheet meedoen met erfgoed en groen - Tympaan Instituut -
[email protected]
Voor een erfgoed- of groenorganisatie moet de motivatie om mensen met afstand tot de arbeidsmarkt aan vrijwilligerswerk te helpen breed gefundeerd zijn. Het gaat niet alleen om het extra ‘blik vrijwilligers’, maar ook om de maatschappelijke verantwoordelijkheid, het publieke imago en wellicht het binnenhalen van een nieuwe publieksgroep, die tot dusverre nog relatief weinig bekend is met erfgoed en groen. Het is verstandig om heel kleinschalig en lokaal te beginnen, niet alleen omdat elke gemeente het beleid rond de tegenprestatie zelf kan vormgeven, maar ook om rekening te kunnen houden met de draagkracht van de organisatie. Een oriënterend gesprek met de gemeente kan daarvoor de eerste stap zijn. Het lijkt zinvol om in gezamenlijkheid te zoeken naar mogelijkheden om de begeleiding vorm te geven. Wanneer meerdere erfgoed- en groenorganisaties binnen één gemeente aan de slag willen met de tegenprestatie, kunnen zij met elkaar ervaringen uitwisselen en de opvang vormgeven.
Literatuur Broek A van den. Culturele activiteiten in 2012: bezoek, beoefening en steun. Het culturele draagvlak deel 13. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau, 2014. Corra A, Bosselaar H. De maatschappelijk nuttige tegenprestatie: schipperen tussen sociale integratie en repressie. Amsterdam: Vrije Universiteit, 2013. Heide W van der, Ligtvoet-Janssen MGA, Wit JP de. Vrijwilligers cultureel erfgoed in Zuid-Holland. Achtergronden en ondersteuningsbehoefte. Den Haag: Tympaan Instituut, 2010. Huysmans F, Haan J de. Bereik van het verleden. Ontwikkelingen in de belangstelling voor cultureel erfgoed. Het culturele draagvlak deel 7. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau, 2007. Inspectie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW). Voor wat hoort wat. Een uitvoering van de tegenprestatie naar vermogen door gemeenten. Utrecht: Inspectie SZW, 2013. Programmaraad. Werkwijzer tegenprestatie, Programmaraad, project Implementatie Participatiewet (versie 2). Utrecht: Programmaraad, 2014. Provincie Zuid-Holland. De Groene Motor. Naar een provinciaal netwerk voor de professionele ondersteuning van vrijwilligers in het groen (2013-2016). Den Haag: Provincie Zuid-Holland, 2013. Steenbekkers A, Broek A van den. Natuur en Cultuur. Een vergelijkende verkenning van betrokkenheid en beleid. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau, 2014.
Colofon januari 2015 - J.P. de Wit © Tympaan Instituut Dit is een gratis uitgave van het Tympaan Instituut en is onder vermelding van 0679 te bestellen bij het Tympaan Instituut.
6 Factsheet meedoen met erfgoed en groen - Tympaan Instituut -
[email protected]