Bouwhistorie in de Handreiking Erfgoed en Ruimte Hieronder volgt de neerslag van de Netwerkdag van de Handreiking Erfgoed en Ruimte met als thema bouwhistorie. Dit verslag is geen complete, chronologische neerslag van de middag, maar een overzicht van thema’s, vragen en stellingen die aan de orde zijn gekomen. Het geeft vele gezichtspunten, die soms ook tegengesteld kunnen zijn en is niet bedoeld om het standpunt van de organisatoren of de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed te verwoorden. Wat is het wel? Een reeks aan stellingen, opvattingen en suggesties die zullen helpen bij het formuleren en aanscherpen van beleid om bouwhistorische waarden in beeld te brengen en te verankeren in ruimtelijke ordening- en ander beleid. Verder wordt verwezen naar de presentaties en uitgereikte hand outs die opgenomen zijn in de Handreiking Erfgoed en Ruimte, tabblad Bijeenkomsten. http://www.cultureelerfgoed.nl/handreikingerfgoedenruimte/handreiking/actuelethemas/bouwhistorie-in-ruimtelijk-beleid
Bouwhistorie Bouwhistorie is de discipline die zich bezighoudt met het materiële onderzoek van gebouwd erfgoed: hoe en wanneer een gebouw is gebouwd en hoe het in de loop der tijd is veranderd. Waarom een gebouw staat waar het staat, waarom het er uitziet zoals het er uitziet en welke waarden dit belichaamt. Bij een bouwhistorische inventarisatie wordt kan gekeken worden naar de ontwikkeling van de historische structuur van meerdere gebouwen, afzonderlijke bouwblokken en de wijk of straat. Bouwhistorie streeft, net als de archeologie, naar behoud van historische waarden in situ. Het is daarom van belang om bouwhistorie zo vroeg mogelijk in het planvormingsproces mee te nemen. Bij archeologie geldt het principe dat de verstoorder betaalt, bij bouwhistorie is dat soms het geval (bijvoorbeeld bij beschermde monumenten), maar niet altijd. Wel is bouwhistorie opgenomen in de Kwaliteitsnormen Nederlandse Archeologie (KNA). Hierdoor moet bouwhistorie als vakdiscipline worden meegenomen in het archeologisch bureauonderzoek en in het Programma van Eisen, dat wordt opgesteld bij ieder archeologisch onderzoek. In GIS kun je ook de thema’s bouwhistorie en archeologie met elkaar combineren. Daardoor is een synthese van archeologische en bouwhistorische informatie mogelijk, die als basismateriaal kan dienen voor een Programma van Eisen. Bouwhistorie is meer dan het documenteren van gegevens. Bouwhistorie is een toevoeging op de waardering van een object, bouwblok of stadsdeel. Daarmee kun je een beter verhaal vertellen over het monument en zijn geschiedenis. Kennis van monumenten levert draagvlak onder de bevolking op.
Bouwhistorie in gemeentelijk beleid Een jurist of medewerker ruimtelijke ordening ontdekt bouwhistorische waarden niet uit zichzelf. Dus is het van belang dat de afstand binnen de gemeentelijke organisatie niet al te groot is. Door cultuurhistorie onder te brengen bij ruimtelijke ordening wordt de aandacht voor de omgeving van het object groter. Dat kan soms wel ten koste gaan van de aandacht voor het object zelf, en voor de bouwhistorie van het afzonderlijke object. Essentieel is een goede samenhang tussen welstand, erfgoednota en bestemmingsplan en samenwerking tussen de betreffende functionarissen. Een goede nota cultureel erfgoed benoemt de samenhang in beleid en uitvoering tussen deze onderwerpen. Een bijbehorende beleidskaart, waarin ook bouwhistorie is opgenomen, geeft snel inzicht in dat beleid. Bouwhistorie kan onder de aandacht worden gebracht via de thema’s archeologie, gebouwde monumenten en beschermde stads- en dorpsgezichten. Zorg er zoveel mogelijk voor dat ook kleine elementen (niet-gebouwen) worden meegenomen, die worden nogal eens vergeten.
Tegenstand vanwege mogelijke planschade kan vaak worden voorkomen door bij ingrepen in een beschermde binnenstad vroegtijdig met alle betrokkenen in gesprek te gaan. Bewustwording moet er toe leiden dat alle betrokkenen al in een vroege fase overleggen. Aanbevolen wordt het overleg zo te regelen dat ook de ambtenaar ruimtelijke ordening hierbij aanwezig kan zijn. Samenwerking tussen gemeenten met en zonder deskundigheid in eigen huis maakt bouwhistorische expertise ook beschikbaar voor kleine gemeenten(voorbeeld Zutphen/Doesburg). Ook kan men bij sommige steunpunten terecht. Geef de opdracht voor bouwhistorisch onderzoek aan een bedrijf dat hiervoor de juiste expertise in huis heeft. Bedrijven die minder deskundig zijn en dit naast hun eigenlijke werkterrein doen, zijn over het algemeen wel goedkoper, maar het is de vraag of het onderzoek dan voldoende kwaliteit heeft. Een slechte inventarisatie met onjuiste gegevens mag niet de basis zijn voor het beleid dat de komende 15 jaar van kracht is. Een cultuurhistorische analyse moet een meerjarig beleidsinstrument zijn en niet in een bureaula terechtkomen. Het is belangrijk dat cultuurhistorie een plaats krijgt in structuurvisie. Het belang van een structuurvisie voor een integrale benadering is duidelijk, maar een structuurvisie is vormvrij. Het ontwikkelen van een structuurvisie is in het Bro wel verplicht gesteld, maar bij nalatigheid staan hier geen sancties op. In de Omgevingswet zal de structuurvisie worden opgenomen als een integrale omgevingsvisie, maar zonder de verplichting voor gemeenten om er een te maken.
Beschikbaarheid van bouwhistorische informatie Door integratie van cultuurhistorische gegevens ontstaan er steeds meer lagen in digitale kaarten. Hierdoor kun je meerdere lagen over elkaar kun leggen t.b.v. besluitvorming m.b.t. bestemmingsplan. Het gebeurt vooral in oude steden, maar dit is ook mogelijk voor gebieden buiten een historische binnenstad. Het is van belang dat deze lagen vanuit de cultuurhistorie zelf wordt aangeleverd. De vraag is of planologische bescherming voldoende kan zijn bij panden waarbij alleen de buitenkant van belang is. Beeldbepalende panden kunnen immers worden beschermd via bestemmingsplannen. Om die reden moet ook de monumentencommissie worden betrokken bij de voorbereiding van een bestemmingsplan, zodat die haar deskundigheid kan inbrengen. . Bij bouwplannen kan de gemeentelijke monumentencommissie geen aanvullende informatie meer eisen, als een plan al ontvankelijk is verklaard. Dan kan om aanvullende informatie te verkrijgen alleen nog maar negatief worden geadviseerd. Om dat te voorkomen is het van belang dat de medewerkers die de plannen innemen en ontvankelijk verklaren weten dat bouwhistorische informatie bij monumenten wezenlijk is voor een goede planbehandeling. Bij een bouwhistorische inventarisatie is een nulmeting als tijdbegrenzing belangrijk. Het moment van de nulmeting is afhankelijk van de beschikbare bronnen. Meestal zal dit de oudste kadastrale kaart zijn, maar bijvoorbeeld ook de vestingwet van 1874 kan als moment worden gekozen bij steden waar dit van toepassing is. Houd bij wijziging van bestemmingsplannen rekening met de bestaande historische infrastructuur (wegen, maar ook bijv. Historische boomsingels en waterlopen). Een bouwhistorische kaart geeft al aanleiding tot een objectoverschrijdende benadering. Maak een differentiatie tussen gebieden en object naar de mate van gaafheid. Bij verzoeken om een cultuurhistorisch onderzoek is voor het bureau dat het onderzoek moet uitvoeren de vraagstelling vanuit de gemeente niet altijd duidelijk. De gemeente weet in een dergelijk geval kennelijk niet wat ze precies nodig heeft. Zorg dat je een goede vraagstelling formuleert en vraag zo nodig de hulp van een deskundig adviseur. Zorg dat de uitkomsten compatibel zijn met het geografische informatiesysteem GIS. Indien er veel informatie beschikbaar komt zal een cultuurhistorische kaart uit veel verschillende kaartlagen bestaan. Daardoor kan de kaart bij het over elkaar leggen van alle lagen onleesbaar worden. Daarom moeten verschillende combinaties van zichtbaarheid mogelijk zijn, wat alleen in een digitale kaart mogelijk is.
De criteria op de kaart moeten voor gemeenteambtenaar inzichtelijk zijn, zodat hij hieraan kan toetsen. Als er onvoldoende tijd of geld is om de bouwhistorische waarden van afzonderlijke objecten in kaart te brengen, kan men nog altijd een globale inventarisatie maken op basis van bouwhistorische verwachtingen. Deze kunnen worden gebaseerd op vergelijking van jongste kadastrale gegevens met oudere kadastrale kaarten.
Tips voor beginners 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12.
Werk zoveel mogelijk samen met de collega cultuurhistorie en RO. Zorg ervoor dat je vroeg in het proces bent betrokken, op het moment dat het procespad wordt opgesteld. Probeer de grote lijn vast te houden, maar werk stapsgewijs Check de regels, is het instrumentarium op orde? Volg een studiedag. Laat waarden inventariseren. Maak zo goed mogelijk gebruik van het beschikbare bronnenmateriaal Sta open voor suggesties van vakgenoten en andere disciplines Vraag je af waarom de stad en de omgeving eruit zien, zoals ze eruit zien. Verbreed het platform voor bouwhistorie binnen de gemeente (erfgoed en archeologie samen in de ruimtelijke structuur). Zorg voor politiek draagvlak Formuleer een duidelijke opdracht aan een bureau met de juiste expertise. Als de ambitie er is, is er veel te bereiken. Als je echt iets wilt als gemeente kan het ook.
Praktijkvoorbeelden van cultuurhistorische inventarisatie Leiden Op basis van de WABO is het mogelijk om bij een vergunningsaanvraag van een monument indieningseisen te stellen. In Leiden worden alle aanvragen bekeken door de monumentenambtenaar, die beoordeelt of nader onderzoek nodig is. Zo ja, dan doet bij een klein project de gemeente dit zelf. Bij grote projecten wordt een programma van eisen (PvE) opgesteld en voert een extern bureau het onderzoek uit. Algemene richtlijnen zijn moeilijk te geven, zaak is vooral per plan te beoordelen. Bij niet monumenten geldt de bouwhistorische verwachtingkaart als leidraad. MoMo maakt dit mogelijk sinds 2012. De gemeente Leiden heeft deze kaart zelf ontwikkeld, door verschillende kadastrale kaarten over elkaar heen te leggen. Daarbij is gebleken dat ondanks alle wijzigingen die sinds de oudste kadastrale kaart hebben plaatsgevonden de structuur van de stad vrijwel ongewijzigd is. Er zijn niet zoveel verschillen tussen stad en platteland. Leiden heeft sinds kort een gezamenlijke onderzoeksagenda voor archeologie en bouwhistorie: verzamelen en opbouw van kennis om het verhaal van Leiden te begrijpen en te kunnen vertellen. Rode draad voor de agenda is: ‘Van steentijd tot industrialisatie’, met als thema’s: Ontstaan en groei, Bouwwijze en Levenswijze De rol van de gemeente daarbij is: synthese, nader onderzoek en aansturing. De geïntegreerde onderzoeksagenda is ook het kader voor de PvE’s. Voor onderzoek bij niet-beschermde monumenten wordt ingezet op de verwachtingskaart vanuit het bestemmingsplan. Conclusie: WABO maakt bouwhistorische verkenningen mogelijk, dus doe dat ook en zet in de gemeentelijke verordening dat je het mag eisen. Zorg dat de verwachtingskaart als cultuurhistorische laag in de bestemmingsplannen terechtkomt Noordwijk
Bouwhistorische inventarisatie beschermd dorpsgezicht, geïnspireerd op voorbeeld Leiden. Met beperkte middelen is een aantal kaartlagen gecombineerd. Ook hier als basis de eerste kadastrale kaart. Voor de panden met bouwhistorische verwachtingswaarde geldt nu een dubbelbestemming, bij bouwaanvraag niet bouwen tenzij er ontheffing van het bouwverbod is, waarvoor een advies van de monumentencommissie nodig is. Voor bewustwording heeft een extra informatieronde plaatsgevonden onder de bewoners. Daardoor was er weinig weerstand. Bij afwijking van het bestemmingsplan wordt altijd overlegd tussen vergunningverlener en ambtenaar ruimtelijke ordening, die meer zich heeft op integrale beschermingswaarde van bestemmingsplan. Bouwhistorie van het beschermd gezicht leidt hier tot borging. Nijmegen In Nijmegen zijn binnen de stad zones vastgelegd per gradatie. Bij het vaststellen van de bestemmingsplannen voor die gebieden, is de waardering van de zone bepalend voor de mate van onderzoek die wordt voorgeschreven. Als instrument om inpandige sloop of doorbraak van middeleeuwse muren in binnenstad te voorkomen, is gekozen voor aanwijzing tot gemeentelijk monument vanwege de bouwhistorische waarde (zoals dat ook in Den Bosch is gebeurd). Sittard Het centrum van Sittard is beschermd stadsgezicht, maar tot voor kort was er geen ruimtelijk toetsingskader aanwezig. Cultuurhistorische waardenkaart gemaakt voor de historische binnenstad en de uitvalswegen. Gebruik gemaakt van gedigitaliseerde kadastrale gegevens, gegevens m.b.t. beschermde monumenten en historische infrastructuur. Er is gekeken naar gaafheid. De bouwhistorische verwachtingswaarden zijn vastgelegd en meegenomen bij de herziening van het bestemmingsplan en stringent toegepast via dubbelbestemming. De bescherming is uitgebreid door het door het reeds bestaande rijksbeschermde gezicht aan te vullen met een gemeentelijk beschermd gezicht. (Opmerkelijk detail, bij de inspraakronde blijken burgers geen nieuwbouw en al helemaal geen ‘bijzondere’ nieuwbouw in het stadscentrum te willen.) Zierikzee In Zierikzee is onderzoek gedaan naar de cultuurhistorische waarde van een wederopbouwgebied binnen het beschermde stadsgezicht. De ervaring was dat, hoewel voor jongere bouwkunst dezelfde onderzoeksmethode kan worden gehanteerd als voor oudere periodes, het bronnenmateriaal sterk verschilt met eerdere bouwperiodes. Wat voor materiaal moet je verzamelen als je cultuurhistorisch onderzoek moet doen? Wat moet je aan de onderzoeker vragen? De richtlijnen zijn kennelijk nog niet specifiek genoeg. Utrecht De gemeente Utrecht heeft een cultuurhistorische kaart gemaakt, speciaal ten behoeve van het recente bestemmingsplan binnenstad. Interessant is om na te gaan hoe een afdeling toezicht en handhaving deze kaart interpreteert en welke vergunningen op basis hiervan worden verleend. Ook voor andere gemeenten is het interessant is om na te gaan of deze aanpak voldoende effect heeft. Amsterdam, Den Bosch, Breda Ordenkaart gemaakt door Amsterdam en Den Bosch, ook toegepast in Breda. Centraal stond daarbij de vraag: hoe kun je bouwhistorie binnen grote stedenbouwkundige structuren, cultuurhistorie, opnemen in het bestemmingsplan, zonder dat er meteen een gedetailleerde cultuurhistorische kaart moet worden gemaakt. Hierbij gaat het vooral om het inzichtelijk maken van cultuurhistorische structuren. Monumentale waarden worden op de ordenkaart aangegeven in ordes (van kwaliteit). De hiërarchie van de orden wordt gemaakt op basis van de waardering. Er is een gedifferentieerde aanpak nodig voor wijken uit verschillende periodes. (In buitengebieden vaak uitbreiding, in binnenstad veelal inbreiding). De benadering is zowel gebieds- als objectgericht, maar de kaart is vooral instrument voor de ontwikkeling van een deel van de stad of het buitengebied. De kaart is samengesteld na consensus tussen de afdelingen monumenten, stedenbouw en ruimtelijke ordening binnen de drie gemeenten. Hij woedt dus ook gezamenlijk gedragen, waardoor achteraf discussie wordt voorkomen bij wijzigingen van het bestemmingsplan. Doel is minimaal de kwaliteit van het gebied handhaven. In steden waar dit werd uitgeprobeerd, is het gelukt.
Haarlem Verwachtingskaart ten behoeve van het bestemmingsplan binnenstad Haarlem. Bouwhistorische verwachtingskaart is nog niet af, maar wordt al wel gebruikt als onderlegger voor beleid, ook al kun je hem nog niet direct aan het bestemmingsplan koppelen. De kaart is samengesteld op basis van rijks- en gemeentelijke monumenten, daarnaast zijn vervolgens de beeldbepalende (meestal met bouwhistorische verwachtingswaarde) en beeldondersteunende panden er in opgenomen. Binnen het beschermde gezicht zijn de panden met bouwhistorische verwachtingswaarde meegenomen met beeldbepalende panden. Maatwerk is noodzakelijk. Steeds goed motiveren wat de waarde van ieder pand afzonderlijk is en waarom je cultuurhistorische belemmeringen opwerpt. Apeldoorn Bij de gemeente Apeldoorn zitten juristen, vergunningverleners en cultuurhistorici binnen de organisatie in een afdeling bij elkaar, zodat zij bij voorbaat al samen naar ingrepen kijken. Dat maakt – naast borging van cultuurhistorische waarden via Cultuurhistorische analyses die gekoppeld worden aan het bestemmingsplan – de lijnen in de praktijk erg kort, zodat gemeentelijke medewerkers niet onafhankelijk van elkaar opereren, langs elkaar heen of elkaar zelfs tegenwerken.
Bijlage 1
Casussen over het belang van archeologische en ondergrondse bouwhistorische waarden. Jos Stöver, RCE
In het Verdrag van Malta is er geen onderscheid tussen archeologie en bouwhistorie, maar in Nederland gescheiden ontwikkeling geweest. Daardoor is bij een archeologisch monument soms niet bekend in hoeverre hierop monumentale gebouwen staan. Omgekeerd bevindt zich onder een monumentaal gebouw vaak een rijk bodemarchief met sterke bouwhistorische component. Aanbevolen wordt om beide als één te zien. Winsum (Fr), NH Kerk. 19de-eeuwse, niet bijzondere dorpskerk op plaats ouder gebouw. Betonnen vloer t.b.v. vloerverwarming i.v.m. meervoudig gebruik. Resten rijke wandgeleding van altaarfundering. Niet verwacht. Wel bekend dat het een dekenale kerk was, dus wel verwachtingswaarde. Te laat gezien. De Provincie liet tussen de werkzaamheden door alsnog onderzoek doen, maar al we tijdig op de hoogte ware geweest, had dit meer opgeleverd. Aduard, Steentil. Laat-18de-eeuwse. I.v.m. restauratie werden de aanritten gesloopt. Daarbij werden oudere wegdekken gevonden. Brug had dus voorgangers. In dat stadium was alleen nog snel documenteren en weer toedekken mogelijk. Later onderzoek bracht houten palen uit tweede helft 13de eeuw aan het licht (toen ook al brug). Nu wel terrein van hoge archeologische waarde. Maar het onderzoek had meer informatie over de bouwhistorie kunnen opleveren als beide disciplines van meet af aan betrokken zouden zijn geweest. Dokkum, Markt. Hier waren archeologie en bouwhistorie wel vroeg in het proces betrokken, want de Markt is een archeologisch rijksmonument (voormalig kloosterterrein). Ook bij de gemeente was er besef voor de aanwezige waarden. Aan de nieuwe ontwikkelingen werden randvoorwaarden in het te verstoren gedeelte gesteld. Een bouwhistoricus ingeschakeld. Onderzoek naar wat zit er nog in de grond en wat levert het onderzoek op t.a.v. funderingen historisch complex. Muur en mozaïekvloer gevonden. Bouwhistorie was al in PvE meegenomen. Maakt verschil bij resultaat. Dan weet je waar je heipalen kunt slaan. Midden Beemster, Molen De Nachtegaal: Molen verplaatsen i.v.m. bouw grote loods, die wind wegneemt. Van complexen na de Middeleeuwen weet de RCE nog weinig. Daarom zelf onderzoek gestart. Nu meer bekend over bouwhistorie molen zelf, maar ook van voorganger die door storm was omgeblazen. Kijk dus ook onder jongere complexen goed uit. En bekijk hoe je eventuele vondsten zou kunnen beschermen.
Bijlage 2 Inleiding Joske Poelstra, Bureau Vijn Bescherming bouwhistorie in de ruimtelijke ordening via (de kerstboom van) het bestemmingsplan is wel mogelijk maar kent beperkingen, niet zo zeer voor archeologie maar wel voor bouwhistorie. Deze beperkingen zijn: 1. Bestemmingsplan regelt in principe geen welstand, daar is de welstandsnota voor (alleen bij beschermde stads- en dorpsgezichten kan dit via he bestemmingsplan. 2. Het bestemmingsplan spreekt zich niet uit over detaillering. 3. Mogelijkheid tot vergunningvrij bouwen is onlangs uitgebreid 4. Bij toelatingsplanologie kun je niet overal zonder meer plichten opleggen.
Meerdere instrumenten beschikbaar • • • •
Welstandsnota Beeldkwaliteitsplan Erfgoedverordening (om gemeentelijke monumenten en gezichten aan te wijzen) Erfgoednota (visie ontwikkelen, hoe wil je omgaan met bouwhistorie)
In de toekomst vervangt het omgevingsplan het bestemmingsplan. Alle beleidsvelden komen dan in één plan, dus ook welstand. Dit biedt wellicht kansen.
Wat kan wel in bestemmingsplan? Vastleggen hoofdvorm of delen daarvan; (bijv. dragende constructie) Verder alleen naar aanleiding van vergunningplichtige activiteiten. Hoe kan het? Vastleggen maatvoering, specifiek voor pand of bouwblok (hoofdvorm, bouwvlakken, gevellijnen). Bouwverbod met afwijkingsbevoegdheid (niet bij omgevingsplan zelf maar wel bij binnenplanse afwijkingen kan bouwhistorisch onderzoek worden gevraagd). Nadere eisen stellen bij omgevingsvergunning voor sloop - Punt van aandacht. Bij wegnemen bouwrechten speelt planschade een rol. Is altijd afweging. - Bij het onderzoeksrapport van Kienhuis/Hoving is in een voorbeeldregeling de mogelijkheid van dubbelbescherming n.a.v. bouwhistorische waarde opgenomen, evenals de mogelijkheid tot een sloopverbod en het stellen van nadere eisen. Het betreft hier overigens slechts een voorbeeldregeling. Maatwerk is belangrijk, dus dit zal niet altijd het meest geschikte instrument zijn. - Omgevingsvergunning voor het slopen van beeldbepalende (niet monumentale) panden(?) - Gebruiken van omgevingsvergunning voor slopen is altijd instrument waar veel discussie over is. Mag je op basis van cultuurhistorische waarde sloopvergunning eisen o.g.v. bestemmingsplan? Volgen Kienhuis Hoving is dit niet helemaal precies bepaald. De Wet op de stads- en dorpsvernieuwing was vooral bedoeld om lege gaten in de bebouwing te voorkomen. - Instandhouding van de karakteristieke hoofdvorm zit in het ontwerp van de Omgevingswet. Geluiden uit de praktijk hebben dus effect gehad. - Op grond van art. 3.1.6. lid 2 Bro kunnen alleen welstandsaspecten worden opgenomen in het bestemmingsplan ter bescherming van bouwhistorische waarden in beschermde stads- en dorpsgezichten, door gemeente, niet door het Rijk.