PRC1-W-03-088
ONDERGRONDSE RUIMTE VOOR CULTUURHISTORISCH ERFGOED EVALUATIEVERSLAG WORKSHOP 3 OKTOBER 2001
Evaluatieverslag van de workshop Ondergrondse ruimte voor cultuurhistorisch erfgoed gehouden op 3 oktober 2001 bij de Rijksdienst voor de Monumentenzorg
1
INHOUD
I
COB – RDM
STAND VAN
AKEN
II
DEELNEMERS EN ACHTERGROND
3
III DOEL VAN DE WORKSHOP
2
IV
METHODE EN WERKWI
E
V
EVALUATIE
12
VI
VOORTGANG
1
10
BI LAGE A
22
BI LAGE B
2
BI LAGE C
2
BI LAGE D
2
BI LAGE E
2
I
COB – RDM AKEN
STAND VAN
Hieronder volgt een introductie van de initiatiefnemers van de brainstormmiddag en een inhoudelijke achtergrond van de stand van zaken van ondergrondse ruimte voor cultuurhistorisch erfgoed.
I 1
RDM
Ondergronds ruimtegebruik in een cultuurhistorische waardevolle omgeving schept zowel kansen als risico’s. De volgende vraag komt hierbij aan de orde. Heeft de monumentenzorg raakvlakken met ondergrondse ruimte, en zo ja op welke wijze wordt zij met ondergronds ruimte geconfronteerd? In historisch waardevolle gebieden is het noodzakelijk eerst onderzoek naar de mogelijkheden en de effecten van ondergronds ruimtegebruik te doen, alvorens hiertoe te besluiten. Evenals bij hoogbouw zou je de mogelijkheden op een hoger planniveau — de hele stad of binnenstad — kunnen verkennen. Het is van belang dat ook de RDMZ zich (actief) in de problematiek van het ondergronds ruimtegebruik verdiept en relevante kennis over het onderwerp opbouwt (literatuur, documentatie, beeldmateriaal). Omgevingskwaliteit scheppen in de zin van blijvende herkenbaarheid van de historisch gegroeide ruimte en geen ruwe verstoring daarvan tenzij als ‘cultuurdaad’ als zodanig bedoeld. Mogelijke potenties zijn goede en slechte voorbeelden van ondergronds ruimtegebruik in cultuurhistorische omgeving die geëvalueerd kunnen worden, concrete ervaringsfeiten dus. De samenhang komt voort uit de verzoeken van (m.n.) gemeenten aan RDMZ om in te stemmen met plannen (vergunningsplicht bij bijv. beschermde stadsgezichten). Er is een vraagstroom richting RDMZ waarbij zowel vragers (gemeenten) als soort projecten duidelijk samenhang vertonen (parking onder pleinen; toevoegen kelderverdieping musea voor berging collectie etc.). Een waardevolle nieuwe laag toevoegen, maar dan ook echt waardevol en dus niet alleen wegstopfuncties beneden en Disneylandisering bovengronds.
I 2
COB
Het Centrum Ondergronds Bouwen heeft het kennisgebied ondergronds bouwen in zes commissies verdeeld, waartussen een aantal overlappende integrale onderwerpen worden onderzocht en projecten worden uitgevoerd. Ondergrondse ruimte voor cultuurhistorisch erfgoed is een voorbeeld van een integraal onderwerp en wordt aangestuurd door COB Programmacommissie 1 Ruimtelijk ontwerp.
3
Een verkennende inventarisatie van het onderwerp vanuit de betrokken vakdisciplines is noodzakelijk voor de programmering van de agenda van ondergronds ruimtegebruik voor cultuurhistorisch erfgoed. Hiertoe is een workshop georganiseerd. De aanleiding voor de workshop vanuit het COB is meerledig. Het COB wil samen met de RDMZ de aandacht vestigen op de sterk toegenomen aandacht in Nederland voor ondergronds ruimtegebruik in relatie tot cultuurhistorisch erfgoed. Daarbij is het noodzakelijk de verantwoordelijke partijen die te maken hebben met ondergrondse ruimte voor cultuurhistorisch erfgoed in algemene zin hierbij te betrekken. Gezien de breedte van het onderwerp ziet het COB de workshop ‘Ondergrondse ruimte voor cultuurhistorisch erfgoed’ als goede mogelijkheid om ook inzicht te genereren in de relevante thema’s.
I 3
STAND VAN
AKEN
Monumenten, beschermde stadsgezichten en landschappen zijn gemeten aan hun authenticiteit gevoelig voor elke vorm van ruimtelijke verandering. Ondergronds ruimtegebruik is een serieuze optie om, zonder aan deze specifieke identiteit afbreuk te doen, toch te kunnen voldoen aan de groeiende ruimtewens. Nederland staat onder andere met projecten als het Museonder, het Museum Beelden aan Zee en het Rijksarchief Limburg aan het begin van deze ontwikkeling. In het buitenland is ook relevante ervaring opgedaan. De afwegingen die een rol spelen bij het revitaliseren of in functie houden van monumentale objecten en ensembles maken ondergronds bouwen juist in een monumentale context tot een serieuze optie. Maar tegelijk worden nieuwe vragen opgeroepen van ruimtelijke, esthetische, economische en juridische aard. Enkele voorbeelden: -
door een monument uit te breiden met ondergrondse entreevoorzieningen wordt het architectuurhistorisch verhaal van ruimtelijke sequentie en gebruiksgeschiedenis ruimtelijk niet meer als oorspronkelijk bedoeld beleefd (voorbeeld Louvre)
-
een ondergrondse uitbreiding die op de historische funderingen of het bodemarchief ingrijpt zal moeten worden afgewogen tegen de cultuurhistorische waarde van deze onderdelen
-
wat laat de beschermde status in juridische zin voor ruimte voor ondergronds bouwen, bijvoorbeeld onder beschermde landgoederen
-
hoe om te gaan met de verandering van de functie en betekenis van het oorspronkelijk monument in een nieuwe ensemble met ondergrondse ruimten (het oorspronkelijk monument als museaal object)
Hierna volgt een (cultuur) historisch perspectief van ondergrondse ruimte.
Al in de prehistorie werd gebruik gemaakt van ondergrondse ruimten. Grotten en ondergrondse gangen werden gebruikt voor opslag en bescherming, als begraafplaats en als primitieve woning. Al vanaf de Paleologische periode zijn resten gevonden van grotwoningen. Tegenwoordig ontwikkelen we en gebruiken we steeds meer synthetische materialen om de grotachtige omgeving te imiteren. Sinds het tijdperk dat de eerste mensen gebruik maakten van grotten als woonof schuilplaats zijn in het recentere verleden ook andere voorbeelden van ondergrondse woningen of zelfs ondergrondse dorpjes bekend. Gedurende de millennia dat de ondergrond voor bewoning werd gebruikt, ontdekte de mens de voordelen van ondergronds bouwen, zoals de thermische kwaliteiten. Tegenwoordig vinden we nog drie grote inheemse bevolkingsgroepen, die gebruik maken van de ondergrondse ruimte. Zij hebben al duizenden jaren lang min of meer ondergronds geleefd. De grootste ondergronds levende bevolkingsgroep vinden wij in China, waar een kleine 40 miljoen mensen in ondergrondse zogenaamde Yao Dong woningen wonen, zowel in landelijke als in stedelijke gebieden. De Chinezen maken al 4000 jaar gebruik van ondergrondse ruimtes. De op een na grootste bevolkingsgroep vinden we op het Matmata-plateau in Tunesië en het noordelijke deel van de Sahara. Daar liggen een twintigtal versterkte ondergrondse dorpjes. De dorpjes hebben soms een honderdtal inwoners, soms enkele duizenden. De derde groep vinden we in Capadocia, Turkije waar meer dan 40 ondergrondse stadjes en kleine dorpjes liggen. Hier wordt al meer dan 6.000 jaar succesvol gebruik gemaakt van de ondergrond. De meeste historische ondergrondse samenlevingsvormen gaan terug tot 3.000 jaar voor Christus. Alleen in Capadocia is een volledig ondergronds stadsnetwerk gevormd. Opvallend is dat al deze drie leefgemeenschappen liggen in een gebied met een droog, dor klimaat en een lange historische ontwikkeling hebben doorlopen. De evolutionaire vereiste aanpassing aan de omgeving heeft geresulteerd in een specifieke architectonische vormgeving. Het permanente ondergrondse klimaat werd daarbij ingezet als bescherming tegen het ruwe klimaat met extreme thermische schommelingen en spaarzame zware stortbuien. In regio's met een ruw klimaat en weinig brandstof voor verwarming, zal ondergrondse huisvesting al gauw veel voordelen opleveren ten opzichte van bovengrondse. Ook de beperkte aanwezigheid van water maakt de 'cut-and-use' methode (wegsnijden van aarde om ruimte te creëren) erg voordelig. Dit is namelijk een van de weinige, of misschien de enige constructiemethode, waarbij geen water nodig is. Met name in Tunesië en Turkije speelden ook defensieve redenen een rol. De ondergrondse residenties waren namelijk goed te versterken. De laatste jaren heeft ondergronds ruimtegebruik internationaal steeds meer aandacht gekregen. Met name in de jaren 60 in de Verenigde Staten en later ook in Japan werden het potentieel van de ondergrond herkend. Dit met name gezien vanuit het perspectief van de internationale verstedelijking. In Japan heeft dit zich met name gemanifesteerd in ondergrondse winkelcentra. Door het hele land zijn er ongeveer 80, verspreid over grote en middelgrote steden. Over het algemeen worden deze ondergrondse bouwwerken zeer gewaardeerd. Ook mondiaal stimuleren stijgende grondprijzen het gebruik van de ondergrondse mogelijkheden.
In de Verenigde Staten wordt ook vanuit het esthetisch perspectief veel ondergronds gedaan. Dit is een reden waarom publieke gebouwen vaak ondergronds worden uitgebreid. Daarnaast zijn in de VS honderden met aarde bedekte woningen en een honderdtal bibliotheken, kantoren, opslagruimtes etc. gebouwd. De ondergrondse trend werd veroorzaakt tijdens de energiecrisis in de jaren zeventig. Ook hier werd weer gebruik gemaakt van de isolerende werking van de aarde. Langzamerhand werden ook religieuze, commerciële, recreatieve en allerlei andere functies ondergronds gerealiseerd. In New York City en later in Washington, DC, begon men met de ontwikkeling van ondergrondse infrastructurele netwerken. Enkele jaren geleden is in Seatle een ondergrondse 2,1 kilometer lange bustunnel geopend. In Frankrijk begon men reeds in 1854 met plannen voor een hoofdstedelijk ondergronds railnetwerk. Het duurde echter tot het begin van de twintigste eeuw totdat de eerste lijn inderdaad werd geopend. Het ondergrondse vervoerssysteem bleek succesvol en werd steeds verder uitgebreid. De gebruikersaantallen groeiden explosief van 55 miljoen in de eerste jaren tot 450 miljoen in 1913. Tussen 1930 en 1952 werden ook alle buitensteden voorzien en later werd Parijs ook ondergronds verbonden met andere Franse regio's. Voorbeelden zijn METEOR, EOLE en Orbitale. Op dit moment wordt gewerkt aan de ontwikkelingen van het Icare-project dat het ondergrondse infrastructurele netwerk bijna verdubbelt van 199 naar ruim 350 kilometer. Hier maken jaarlijks 1,2 miljard passagiers gebruik van. Daarnaast zijn er talloze voorbeelden van ondergrondse winkels, hotels, restaurants, kantoren, bioscopen etc. In Canada, Scandinavië en China zijn soortgelijke ontwikkelingen gaande. Vaak ligt de nadruk hierbij op ondergronds transport en worden hier commerciële centra en andere grootstedelijke (recreatie)voorzieningen zoals shopping malls aangekoppeld. Andere landen waarin men ook bezig is met het onderzoeken van nieuwe ondergrondse mogelijkheden in de moderne wereld zijn het Verenigd Koninkrijk, Rusland, India, Noorwegen, Finland voormalig Joegoslavië en Nederland. In Nederland kan behalve het bedekken van ondergrondse bouwwerken met aarde om een groenvoorziening aan het milieu toe te voegen of te behouden, ruimte op het dak ook voor andere doelen dienst doen. Zo kan in steden de ruimten onder pleinen en parken onderbouwd worden terwijl de openheid en ruimtelijkheid van zo'n gebied niet of nauwelijks wordt aangetast. Deze vorm van stadsverdichting laat het (historische) stedelijke milieu intact en kan een bijdrage leveren aan het rendabeler en efficiënter gebruik maken van de dure stedelijke grond. Uitbreidingen van monumenten in en onder de grond kan in deze context een ruimte- en kwaliteitswinst opleveren, waardoor een monument een betere bestemming kan krijgen zonder dat de historische waarde wordt aangetast. Ook in die gebieden waar een beschermd dorps- of stadsgezicht van kracht is, kan door ondergronds bouwen toch extra gebouwd en uitgebreid worden. Voorbeelden zijn het Concertgebouw en het oude hoofdpostkantoor (Magna Plaza) te Amsterdam, het Mauritshuis te Den Haag en de Citadel te Den Bosch.
II DEELNEMERS EN ACHTERGROND
De workshop is in eerste instantie gericht op het nader inventariseren van de vraagstukken in de relatie van ondergronds ruimtegebruik en monumenten. Aan de workshop nemen vertegenwoordigers deel van de RDMZ, participanten van het COB en deskundigen uit het praktijkveld. Hiertoe is in eerste instantie de omvang en inhoud van het kennisdomein van zowel de RDMZ als het COB inzichtelijk gemaakt aan de overige deelnemers. Ten behoeve van de workshop is een introductie opgesteld van de thematiek en een inspirerende state of the art. Tijdens de workshop zijn op grond van de verkenning, die vraagstukken belicht, die specifiek zijn voor ondergronds ruimtegebruik in monumentale context. Daar is door het COB en de RDMZ in overleg met de overige deelnemers gezamenlijk een prioriteitstelling in aangebracht op basis van behoeften, kansen en risico’s voor betrokken partijen. Hieronder volgt een overzicht van de deelnemende partijen.
DEELNEMERS WORKSHOP COB
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14
RDM
NAAR ORGANISATIE
Mr. D. van der Veer (Dirk) Prof. Ir. J.M.J. Coenen (Jo) Ing. J.B.M. Admiraal (Han) Mw. Ir. G. van Blokland (Gisela) Ing. J.J. van den Berg (Jaap)
BNA Bureau Rijksbouwmeester COB COB Raadgevend Ingenieursbureau Lievense/COB Hr. I. Byttebier (Igor) COCD Ir. J.P.M.M. Lardinois (Pieter) Nadorp Makelaars Hr. P.H. van Hemmen (Piet) Neprom/VWV Ir. J. Trimbos (Jeroen) PAM AQ/NIROV/COB Prof. Drs. A.L.L.M. Asselbergs (Fons) RDMZ Ir. T. Visser (Tjalling) RDMZ Mw. Drs. I. Reuselaars (Iris) ROB Hr. M.R. Poley (Mark) TU Delft Prof. Ir. C. van Weeren (Kees) TU Delft
Afwezig Ir. M.M. Schmitt (Maarten) Ir. E.A.J. Luiten (Eric) Drs. H.D. Werner Drs. C.J. Somer (Cees) Dr. P.W.F. Brinkman (Pim) Organisatie: COB/RDMZ/PAM AQ
Gemeente Den Haag Landschapsarchitect BNT NEPROM (vervangen door de heer van Hemmen) OCW / DCE RDMZ
“Het monument is voortdurend aan verandering onderhevig, maar torst zijn ontstaansgeschiedenis en voortdurend aangepast voortbestaan mee.” A.L.L.M. Asselbergs
III DOEL VAN DE WORKSHOP
De workshop is in eerste instantie gericht op het nader inventariseren van de vraagstukken op het grensvlak van ondergronds ruimtegebruik en cultuurhistorisch erfgoed. Daartoe is een aanzet gegeven door de omvang en inhoud mede vanuit relevante kennisgebieden inzichtelijk te maken. De methode is een startmanifestatie met een workshop van vertegenwoordigers van de RDMZ, participanten van het COB en deskundigen uit het praktijkveld.
III 1
AANLEIDING
De workshop ‘ondergrondse ruimte voor cultuurhistorisch erfgoed’ betekend voor de RDMZ een vervolg op een kennisoverleg dat ruim anderhalf jaar geleden bij de dienst heeft plaats gevonden. De aanleiding vanuit cultuurhistorisch perspectief is, dat steeds vaker een visie nodig is op het fenomeen ondergronds ruimtegebruik. Derhalve is de workshop ook in samenwerking met het Centrum Ondergronds Bouwen ontwikkeld. Een samenhangende visie ontbreekt vooralsnog aangaande drie kernpunten: 1
functieuitbreiding monumenten door ondergronds ruimtegebruik (bijv. musea, buitenplaatsen)
2
cultuurschepping door toevoeging van een nieuwe ‘culturele laag’ ter verrijking van de omgeving
3
zorgvuldige inrichting van de door ondergrondse ruimtegebruik vrijgekomen bovengrondse ruimte (bijv. plein waaronder parking)
Voorafgaand aan de workshop zijn de volgende doelen geformuleerd: 1
inventarisatie van mogelijkheden en het leveren van inzicht in voorbeelden en onderzoeken hoe deze bereikbaar kunnen worden gemaakt
2
het schetsen van het netwerk (betrokkenen)
3
de betekenis en meerwaarde/voordelen, nadelen/knelpunten voor het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit
4
het vaststellen van prioriteiten in een onderzoekagenda
IV WERKWI
E EN METHODIEK
Deze rapportage is het resultaat van de volgende werkwijze. Voorbereiding De workshop De conceptevaluatie Terugkoppeling met de deelnemers Evaluatie
IV 1
DE VOORBEREIDING
Voorafgaand aan de workshop zijn de volgende voorbereidingswerkzaamheden verricht. Raakvlakken/werkvelden in kaart brengen Conceptdeelnemerslijst maken Moderator vragen Deelnemers benaderen Ruimte zoeken: Werfkelders Utrecht, Mauritshuis Den Haag, Museum Beelden aan Zee Scheveningen, Citadel Den Bosch Workshop voorbereiding Datumbriefje definitief doorgeven Statements toezenden Ruimte reserveren
IV 2 -
IV 3 -
IV
Reader maken Conclusies workshop samenvatten
DE CONCEPTEVALUATIE Het samenvoegen van de associaties Het schrijven van een conceptevaluatie Het opstellen van een vragenlijst aan de deelnemers
DE TERUGKOPPELING -
IV
Het nazenden van de conceptevaluatie Het overleg met de deelnemers van de workshop
EVALUATIE -
10
DE WORKSHOP
Het verzamelen van de reacties Het verwerken van de op — en aanmerkingen op de concept-evaluatie Het schrijven van de evaluatie De presentatie van de evaluatie
IV
METHODIEK
De methodiek van de workshop bestaat uit twee fasen: door middel van brainstormen divergeren en vervolgens het convergeren. Voorafgaand aan de workshop zijn spelregels vastgesteld over de werkwijze van de brainstorming. -
IV
Divergeren Convergeren
DIVERGEREN
De deelnemers voor de workshop zijn geselecteerd uit de breedte van het thema ‘Ondergrondse ruimte voor cultuur historisch erfgoed’. Een van de spelregels die door de leider van de sessies, Igor Byttebier, werd opgelegd was het uitstellen van het geven van commentaar op idiee¬n van anderen. Zonder de vrijheid van de ideeënuitwisseling te veel aan te tasten is er gewerkt aan de doelstelling van de middag: het zoeken van gezamenlijke urgentiegebieden van monumentenzorg en ondergronds ruimtegebruik, die ook buiten de achtergrond van de individuele deelnemers lag. Na eerst groepsgewijs een aantal hersenkrakers te hebben geanalyseerd, is de doelstelling en werkwijze van de middag nader uiteengezet. De eerste sessie was vooral bedoeld om het gezichtsveld te verbreden. De creativiteit en ideeënstroom van de deelnemers was zo groot, dat er regelmatig aan de rem moest worden getrokken. Via het zetten van stippen werden na de eerste sessie de interessantste ideeën geselecteerd en vervolgens thematisch gebundeld. Aan de hand van deze thema’s werden vervolgens in de tweede sessie de kansen benoemd. DOMEINEN THEMATISEREN
De eerste stap bij het divergeren is het leveren van thema’s. Deze behoren bij vooraf opgestelde domeinen, die opgesteld zijn ten behoeve van de beperkte tijd. Deze domeinen zijn aanpasbare (overkoepelende) ontwikkelingsrichtingen, die de samenhang van groepen thema’s definiëren. ASSOCIATIES EN RICHTINGEN
De tweede stap bij het divergeren is het maken van totaal vrije associaties ten aanzien van kansen en richtingen.
IV
CONVERGEREN EN RUBRICEREN
In fase twee is bij het convergeren een poging gedaan om de thema’s en associaties prioriteit te geven door middel van scores. De hogere scores zijn bij elkaar gevoegd . Daarnaast is er verband gezocht met behulp van kleurcodering ten aanzien van gelijkwaardigheid. De exercitie heeft een bijdrage geleverd ten aanzien van het ontwikkelen van meer inzicht in relevante thema’s, gezien vanuit de verschillende achtergronden van de deelnemers.
11
V EVALUATIE
Uit de reacties op de conceptevaluatie blijkt dat workshop door de deelnemers als geslaagd kan worden beschouwd. De workshop heeft veel (ruw) materiaal opgeleverd. De resultaten van de workshop Ondergrondse ruimte voor cultuurhistorisch erfgoed bestaat uit een groot aantal onderwerpen van zeer uiteenlopende aard, urgentie en kwaliteit. Gezien de geringe samenhang van de associaties aan het eind van de workshop zelf is erna in eerste instantie een rubricering gemaakt. Deze rubricering is vervolgens naderhand conform de domeinenenindeling voorgelegd aan de deelnemers als conceptevaluatie, met het verzoek hierop te reageren door middel van een aantal vragen (bijlage D). De antwoorden zijn verwerkt ten behoeve van deze eindevaluatie. Er kan algemeen gesteld worden dat bij de deelnemers het besef bestaat dat ondergronds ruimtegebruik niet altijd mogelijk is, ook al zijn daar geen technische of economische belemmeringen voor. Ook de culturele betekenis van de plek kan psychologisch doorslaggevend zijn ten aanzien van de afloop van een project. De Parade in Den Bosch en de Grote Markt in Groningen zijn voorbeelden van projecten, waarbij vooroordelen en politieke tegenstellingen een substantiële rol hebben gespeeld. Daarnaast werd aan de hand van het “Forum Hadriani” in Voorburg duidelijk dat met name ook de risico’s van het roeren in de aarde een opstakel kan vormen. Gezien de breedte van de discussie is hier relatief kort bij stilgestaan maar het besef bestond, dat het bij concrete gevallen een heikel struikelblok kan vormen. De uiteindelijke domeinen bestaan ten eerste uit vooraf opgestelde domeinnamen en ten tweede uit een aantal associaties, die zijn gerubriceerd aan de hand van achteraf opgestelde domeinnamen. De hierna volgende lijst V.1 — V.8 bestaat uit domeinen, die zijn ingevuld door gerubriceerde thema’s behorend bij de opgestelde domeinnamen. Deze thema’s zijn opgesteld uit de oogst van de workshop. De uiteindelijke acht domeinen vormen de basis en de onderlegger voor de toekomstige onderzoeksagenda.
Deze acht domeinen zijn door de deelnemers achteraf voorzien van een prioriteitenstelling. De prioriteiten van de deelnemers tussen V.1 — V.8 zijn aangegeven in hoofdstuk VI.
Het helder krijgen van de specifieke opgave van monumenten ondergronds is opgevat als het opstellen en rubriceren van relevante associaties en thema’s en het vanuit de achtergrond van de deelnemers aangeven van de prioriteiten.
12
DOMEINEN
V.1 V.2 V.3 V.4 V.5 V.6 V.7 V.8
De cultuurhistorische betekenis van de locatie Knooppunten en verbindingen Tijd & proces Maaiveld Beleving Functie en vormgeving Ruimtegebruik Kosten en kansen
V 1
DE CULTUURHISTORISCHE BETEKENIS VAN DE LOCATIE -
V 2
KNOOPPUNTEN EN VERBINDINGEN -
V 3
knopen en verbindingen knopen verrijken vertakken knoopcomplex verlegde aan — afvoer (ondergronds) motor tot het laten werken van de verbindingen snelle toegang op infra sleufloze aanleg door derden knooppunten van verbindingen afstanden korter door versnelde verplaatsing
TI D -
V
PROCES
tijd: 24 uur cyclus dag en nacht tijd als element voor meervoudig ruimtegebruik monumenten ontwikkeling- monumenten in ontwikkeling
MAAIVELD -
13
betekenis van de locatie meenemen in het ontwerp (fylosofische opgave, genius loci); in kaart brengen van bouwstenen voor ontwikkelbare monumenten; betekenis van de monumentenzorg om “beelden - emoties” vast te houden; ondergronds bouwen kan een betekenisvolle toevoeging zijn voor cultureel erfgoed; historische ontwikkeling als uitgangspunt voor veranderingen; voortbouwen op oude tradities; met ondergronds bouwen het verleden zichtbaar maken in een monumentale context.
loslaten maaiveld als grensvlak (mentaal). cultureel erfgoed in een geheel boven en ondergronds continuiteit versus discontinuiteit gebruik scheiding boven / onder voor verrassen ondergrondse verrassen maaiveld manipuleren
-
V
ontsluiting van de onderwereld en verrijking van de bovenwereld onbegrensd omgekeerd open maken door o.b., gesloten kan dan boven in de restruimte ontsluiten wat niet zichtbaar is
BELEVING -
-
V
kwaliteit dat het zicht deels aan het oog onttrekt nieuw licht op totaal leven ondergrond bovengronds ondergronds bouwen in herkenbare landschapselementen als terpen, dijken functies en beleving beleving van de groundline, de schoonheid — omgekeerde skyline
FUNCTIE EN VORMGEVING -
V
heipalen uitnutten hindergevende fucties kunnen worden gecombineerd rondkoepelen costructies inspiratie uit monumenten voor kelderbouw (krypte) irrationaliteit van de gevel in ondergrondse ruimte — leren ervaringen modern aansluiten
RUIMTEGEBRUIK -
V
Behoud van leegte door mogelijkheden van ondergronds bouwen meer m3 binnen m2 behoud ruimte door programma ondergronds kansen op nieuwe ruimtewerking (KM 3 Amsterdam) versterken bestaande omgeving combineren van verschillende schalen
KOSTEN EN KANSEN -
combinatie technisch herstel monument met daardoor onstane mogelijkheden voor ondergronds bouwen meeliften van de monumentenzorg met aangrenzende (externe) ondergrondse gebouwen ondergronds bouwen onder monumenten geeft nieuwe waarde aan die monumenten
Het aaneen smeden van het monument en het nieuwe zal een opgave moeten zijn van de moderne tijd,(hic en nunc) maar ook voor alle tijden (toekomst) zijn, zodat de continuiteit van het monument leidend is voor zijn functietoepassing.
1
uit
VI VOORTGANG
Door het houden van een workshop wordt direct kennis uitgewisseld vanuit de verschillende deelnemers. De resultaten vormen de basis van de programmering voor nader onderzoek. Hier is vervolgens een urgentieniveau aangegeven. Met de uitkomsten kan een dialoog gestart worden in de vorm van werkgroepen over de deelonderwerpen. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan het opstellen van een handout, die wordt gebruikt als eerste laag van informatieverstrekking of de publicatie van een voorbeeldenboek, dat uitgebreidere informatie levert met aanvullende gegevens en achtergronden en analyses.
Het in kaart brengen van bouwstenen voor monumenten in ontwikkeling in plaats van ontwikkelbare monumenten
Hieronder volgt een schema met in de rechterkolom de prioriteiten van de domeinen, zoals die zijn aangegeven door de deelnemers van de workshop.
Ɖ ź 8e
7e
6e
5e
4e
3e
2e
1e
I.
De cultuurhistorische betekenis van de locatie
x
x
xx
xxx 42 1
II.
Knooppunten en verbindingen
x
x
x
x
x
23 6
III.
Tijd & proces
x
x
xx
x
21 7
IV.
Maaiveld
x
31 3
x
xxx
V.
Beleving
x
VI.
Functie & vormgeving
x
x x
xx
Score
xx
x
1
2
xx
xx
x
VII. Ruimtegebruik VIII. Kosten & kansen
x
x
xx
x 3
4
5
33 2 xx
30 4 x
6
7
26 5 17 8
8
Fig. Prioriteiten van de domeinen Over de domeinen en de prioriteiten is de volgende interpretatie mogelijk. De belangrijkste reacties zijn hieronder samengevat. De domeinen I, V, IV en VII scoren hoog, terwijl VIII relatief laag scoort. Opvallend is dat hier toch door een deelnemer een zeer hoge prioriteit aan is gegeven. Door de brede vertegenwoordiging is vrijwel zonder uitzondering voor elk domein wel een maal een hoge score behaald. Over een globale samenhang tussen de domeinen is een onderscheid te maken in: -
1
Algemeen kader Uitgangspunten Uitvoeringsmogelijkheden
I., III. IV., V., VII. II., VI., VIII.
De aangegeven hiërarchie heeft echter een cyclisch karakter, omdat een algemeen kader niet mogelijk is zonder de technische uitvoeringsmogelijkheden en de uitvoering weer tot inzichten en inspiratie kan dienen. Daarnaast is het van belang om te kijken hoe de domeinen zich verhouden en voorrang geven aan de domeinen die het meest specifiek zijn voor de combinatie cultuurhistorie en ondergronds bouwen. Hierbij moeten eerst de domeinen uit het algemeen kader uitgewerkt worden. Naar aanleiding van de ontwikkeling en de weging van de domeinen tijdens en na de workshop is aan de hand van de volgende onderwerpen aangegeven welke kansen er gecreeerd kunnen worden, wat hierbij de mogelijke uitgangspunten zijn voor de te volgen strategie en op welke wijze partijen hierbij bijvoorbeeld een rol zouden kunnen spelen. Samenvattend kan het volgende gesteld worden: 1.- Kansen 2.- Ontwikkelingsstrategie 3.- Disciplines
VI 1
KANSEN
Steden met een historisch karakter kunnen door ondergrondse ruimtegebruik worden gerevitaliseerd. Met name open ruimte (pleinen) komen in aanmerking om optimaler te worden benut, hetgeen een positieve uitstraling kan hebben op de omgeving. Daarnaast moeten kansen, die geschapen worden door noodzakelijke werkzaamheden, zoals renovatie, beter worden uitgenut. Een goed voorbeeld van zo’n ontwikkelbaar monument is het Rijksarchief in Den Bosch (Kleier en Baller). Bovendien kan ook het verleggen van het maaiveld kansen met zich mee brengen. Door bovengronds ondergronds te bouwen krijgt volledig onder de grond bouwen een andere dimensie. Bij ondergrondse uitbreiding van bestaande monumenten is vaak sprake van het begrip interne herverkaveling. Voorbeelden zijn bij kantoren, dat bijvoorbeeld vergaderruimte, documentenopslag, sanitair, projectieruimte, stilteruimte, kantine etc ondergronds gaan en bepaalde werkplekken bovengronds meer ruimte krijgen.
Het voorkomen van verstoring in de boven - en de ondergrond en het bevorderen van kwaliteit in de boven - en de ondergrond.
Ondergronds bouwen kan ook een object beschermen tegen dreigende teloorgang. (Bijv.: Minneapolis: hergebruik van mijnruimten als universiteit, bibliotheken en archieven: Duitsland;: hergebruik van industriële monumenten in het Ruhrgebied, IBA -Emscherpark;
1
Tunnels van St. Pietersberg / De Rijksdienst voor de Monumentenzorg studeert op de mogelijkheid het binnenste van de berg de status van rijksmonument te geven.) Daarnaast kan ondergronds bouwen van grote betekenis zijn om beschermde natuurmonumenten (NB-wet gebieden) te integreren met stedelijke gebieden waaronder monumentale objecten. Door op strategische plaatsen te kiezen voor ondergrondse toepassingen c.q. functies kunnen bovengronds 'groene' corridors worden gerealiseerd. De Ecologische Hoofd Structuur van Nederland kan hierdoor worden versterkt. Tevens biedt het de mogelijkheid om natuuren cultuurwaarden met elkaar te verweven. AANKNOPINGSPUNTEN
-
-
-
compacter bouwen (multilevel), hetgeen leidt tot functionele en ruimtelijke intensivering en veelal tot meer economische draagvlak vrijmaken van de openbare ruimte van functies die op gespannen voet staan met het historisch weefsel, stedenbouwkundige principes (zichtlijnen, ruimtewerking, maatverhoudingen) vrijmaken van de openbare ruimte voor (met name ook langzaam) verkeers- en verblijfsfuncties ondergronds bouwen zou verder moeten gaan dan alleen het wegzetten van (monofunctionele) vervoerslijnen en parkeergelegenheid; even als ondergronds in de stad leggen van vervoersknopen (luchthavens, spoorweg-, bussen- en metrostations) het archeologisch bodemarchief kan plaatselijk zichtbaar worden gemaakt (Utrecht / Mariaplaats)
AANDACHTSPUNTEN
-
-
1
verstoringen van de grondbalans met risico’s voor funderingen van aangrenzende panden fysieke aantasting van aangrenzende gebouwen (meten nuloptie) door te weinig gronddekking op een dakconstructie kunnen geen bomen van het gewenste formaat worden geplant (discussie Noordzuidlijn Amsterdam) over de plaatsing en vormgeving van entreegebouwen, opritten e.d. wordt niet serieus genoeg (en vaak in een te laat stadium) nagedacht het archeologisch bodemarchief kan door ondergronds bouwen worden verstoord zichtlijnen, ruimteverwerking, verhoudingen van historische ruimteprofielen kunnen worden verstoord het ondergronds bouwen kan zichzelf in de weg zitten door het realiseren van onvoldoende kwaliteit (belevingswaarden, sociale veiligheid) of te weinig effectiviteit (noodzaak niet voldoende aanwezig)
VI 2
ONTWIKKELINGSSTRATEGIE
In Nederland is een situatie ontstaan, waarbij de “ vanzelfsprekendheid van het doorgaan” ter discussie staat. Zo wordt de Rijksdienst nog vaak geassocieerd met een organisatie die angstvallig streeft naar behoud. Dit doet de actuele organisatie geen recht aan, aangezien zij de nadruk inmiddels heeft verlegd naar zorgvuldige omgang met de monumenten en in haar werk ook boven het schaalniveau van het gebouw wil kunnen uitstijgen (bijlage F). Zij wil mede door het initiëren van grensverleggende activiteiten (workshops/brainstorming) de betekenis van monumentenzorg in dynamische vorm duidelijk maken. Met het inwerking treden van het verdrag van Malta zal het bodemarchief een belangrijkere rol gaan spelen in de initiatieffase. De verstoorder is verantwoordelijk voor het zorgvuldig behandelen van eventuele vondsten. Door de belangrijkere rol van met name het bodemonderzoek bestaat ook in toenemende mate aanleiding om sporen uit het verleden te laten zien door deze mee te nemen in het ontwerp (Toneelacademie Maastricht; Dautzenberg). Ook planologen/stedebouwkundigen zullen bij locatiekeuzes, naast de sociale en economische component, nadrukkelijker ook de culturele component moeten meenemen. Uit het voorgaande moge duidelijk zijn dat het dan wel noodzakelijk is, dat de nodige kennis wordt opbouwd door literatuur te verzamelen, documentatie op te bouwen en beeldmateriaal (dia’s, video’s) van goede en slechte voorbeelden te verzamelen. Hiervoor zijn de volgende stappen voorstelbaar: VI 2 1
KENNISINVENTARISATIE VAN LEEMTES
EN
DE
SONDERING
Het inventariseren vanuit de verschillende disciplines, zoals die is aangegeven in VI.3 van bestaande kennis. Het categoriseren en rubriceren van de beschikbare informatie. Vervolgens het prioriteren (urgentie) en aangeven van kennisleemtes. Het archiveren en beschikbaar maken van informatie (VI.2.4). Bij vervolgprojecten is het zinvol onder andere te denken over het aanbrengen van een sub - prioritering van de thema’s zelf binnen de domeinen en een verdere aanvulling van de thema’s per domein te maken.
VI 2 2
PROGRAMMERING EN AGENDAVORMING
Het vaststellen van een agenda en het ontwikkelen van een kennisnetwerk van participerende partijen. Naast onderzoekers is het noodzakelijk, dat er ontwerpers bij het proces betrokken blijven. De doelgroep bestaat uit ontwerpers, plantoetsers, en uitvoerenden. Per domein 1 of 2 maal met een werkgroep met een rapporteur bij elkaar komen, conform een pre — adviescommissie bij de CUR. Qua programmering conform schaalniveaus werken ( VI. inleiding).
1
VI 2 3
INVULLING EN UITVOERING
De uitvoering van noodzakelijk onderzoek. Het in kaart brengen van vervolgtrajecten overeenkomstig de programmering. Gezien het integrale karakter van het onderwerp, het innovatieve aspect en de onbekendheid bij het brede publiek is het zaak eventuele vooroordelen door onbekendheid weg te nemen. Daarnaast is het zinvol om vanwege het integrale karakter bij alle betrokken disciplines in het bouwproces idioom te ontwikkelen. Beide zaken zouden een belangrijke stap voorwaarts kunnen worden gebracht, bijvoorbeeld met behulp van een voorbeeldenboek met geslaagde projecten. VI 2
COMMUNICATIE
Het communicatietraject betreft alle inspanningen ten aanzien van kennisoverdracht. Te denken valt aan een hand-out met een korte outline van de materie, presentaties, een website, een symposium, een voorbeeldenboek met mislukkingen en successen of een losbladig systeem met katernen. Tonen van goede voorbeelden met kansen en risico’s.
VI 3
DISCIPLINES
PARTI EN
Het succes van het project zal in belangrijke mate afhankelijk zijn van de voortgang van het enthousiasme, de inzet en overtuiging van de betrokken partijen. Daarnaast zullen de belangen van andere partijen in kaart gebracht moeten worden en een rol spelen in de voorbereiding van het vervolg van het project. Een vervolgtraject na de workshop om op diverse schaalniveau’s te discussiëren met overheden, bouwers, beschermers en gebruikers is door de deelnemers bestempeld als zeer zinvol. Hierdoor wordt de confrontatie tussen cultuurbehoud en cultuurschepping in een nog bredere setting aangegaan. Het houden van informerende bijeenkomsten kan wellicht ook in concrete gevallen problemen voorkomen. De betrokkenheid van de deelnemers vanuit hun verschillende achtergronden is aangegeven bij de reacties op de concept evaluatie. BETROKKENHEID VAN DE DEELNEMERS
ENKELE VOORBEELDEN
ROB kan betrokken worden bij de agendavorming en ontwikkeling van een (deel)programma. De ROB rol zal dan bestaan uit kennis inbreng. Gezien de wettelijke taken (Monumentenwet) en het feit dat Rijksbeleid ten aanzien van archeologie wordt uitgevoerd en toezicht moet worden gehouden op de doorwerking, kan niet zondermeer mede verantwoordelijkheid gedragen worden voor nota’s. Er is wel interesse voor gedachtegoed, dat past binnen het Rijksbeleid om dit te incorporeren binnen het ROB — beleid. De BNA is geïnteresseerd in de discussie die over het onderwerp gevoerd dient te worden en wil daar graag aan deelnemen. Dit kan door middel van kennisoverdracht binnen haar leden (Kringen). Maar ook op congressen in Nederland of erbuiten (UIA). Ook kan door de support ten aanzien van het onderwerp indirect steun worden verleend in geval van subsidieaanvragen.
1
De overige reacties van de deelnemers bestaan uit bereidheid tot deelname in vervolgtrajecten vanuit kennisinbreng, in de begeleidende sfeer, ideevorming, kostenaspecten etc. De organisatie ten behoeve van verdere programmering en uitvoering zal kunnen bestaan uit een werkgroep met vertegenwoordigers van COB i.s.m. een vertegenwoordiging vanuit de RDMZ en andere organisaties.
Het onderwerp is nog steeds niet bij een ieder bekend en zeker niet in de monumentenzorg. Een heldere preambule zal steeds van belang zijn zowel bij het onderzoek als bij het product. Het verdient de voorkeur bij de aanpak van monumentale objecten integraal kwalitatieve visies te ontwikkelen, waardoor monumentale objecten in ontwikkeling blijven. Dit vereist een andere attitude van de hoofdrolspelers. Onderzoek naar de mogelijkheden voor een draaiboek voor inpassing van monumentale objecten lijkt dat gewenst. In het geval van monumentaal stadsof dorpsgezicht gaat het om inpassing van nieuwe gewenste objecten. Proactief plannen of procedures overeenkomen biedt het bestaande cultureel erfgoed maximale kansen om zich te ontwikkelen ook als het omwille van opinies geconserveerd moet worden. Tenslotte wordt het dan weer ingepast in een ten dele nieuwe omgeving. De huidige maatstaf der dingen is vaak dat er reactief/passief met de materie wordt omgegaan. Met de realisatie van nieuwe dingen ontstaan nieuwe beelden en ruimten, die in de toekomst plotsklaps weer cultureel erfgoed blijken te zijn.
Making quality implicates creating heritage.
CASES
Tot slot is het voorstelbaar dat een onderdeel van de programmering kan bestaan uit een daadwerkelijke case. Vanuit de RDMZ is specifieke behoefte aan goede voorbeelden. Uit O 120 kan met name uit de groslijst geput worden. Een methodiek kan conform O 120 ontwikkeld worden. Aanpassingen zijn dan nodig voor de specifiek monumentale doelgroep. In Nederland zijn bekende gebouwen onder andere de Citadel in Den Bosch, de Toneelacademie en Provinciaal archief in Maastricht, het Beelden aan Zee museum en het Gemeentemuseum van Den Haag etc. Enkele cases werden tijdens de workshop reeds genoemd: -
Prins Clausplein aanpakken
-
Forum Hadrianum
-
Zoutkoepels gebruiken
-
Plan onder de grote markt van Groningen om de gehele binnenstad te vitaliseren
-
De Dam Amsterdam
Het begrip cultuurhistorie heeft betrekking op een monumentale omgeving, een monumentale eenheid van ruimtelijke interventies, een gebouw, delen van gebouwen, archeologie, 20 natuurmonumenten.
“Unsere Wünsche sind Vorgefühle, was wir zu leisten imstande sind.” Citaat uit: ‘Áus meinem Leben. Dichtung und Wahrheit.’Teil 1 – 3 van Johann Wolfgang von Goethe (1811 – 1813)
21
BI LAGE A
VOORAF OPGESTELDE DOMEINEN MET GEVONDEN ASSOCIATIES Algemeen onderhoud mode altijd wat vooroordelen funderen geschiedenis o.b. flexibiliteit techniek artificieel maaiveld hoort, ziet, ruikt niet graven graf dimensie licht — donker beleving locatie aanboren
Context verbinding consistentie dikkenekkerij stedenbouw dorpsgezicht vindingrijkheid landschap betekenis halfslachtig onconventioneel lafbekkig enghartig archeologie niet genereus
Financieel — economisch korte termijn / lange termijn beleid stimulering subsidie financiering bouwkosten diepte investering onrendabele top
22
bestemming maatschappelijk voordeel pps synergie
Regelgeving gebruik bestemming zichtbaar/onzichtbaar bureaucratie waarde praktisch beleid kwaliteit leemtes
Architectuur gebruikers gevels contrast cultureel perspectief beleving functie kwaliteit identiteit daglicht ruimte maaiveld historie ying — yang functionaliteit nut — opportunisme extra zichtbaarheid verweving onzichtbaarheid
Techniek omgevingseffecten natte voeten ruimtewinst fysica onderwaterbouw geologie hydrologie veiligheid specifieke kansen opbouw ruimtelijke compensatie bouwperiode sleufloze aanlegmethode fysieke ingrepen scheefzakken constructie
23
Monumentenzorg gebouwen landschappen gezichten zorg verwaarlozing thuis gedenkteken oude dingen grenspalen toekomst cultuur fonds archeologisch kanalen geld niet geld herinnering geschiedenis open monumentendag 1000 huisvrouwen fabrieken bunkers
2
BI LAGE B
AANDACHTSPUNTEN EMOTIES
niet eng denken los van de kramp komen vanzelfsprekend stenen verleggen niet bevriezen vrijheid i.p.v. lafheid
2
BI LAGE C
DE NIEUWE OPGAVE Algemeen organiseren van schaarste. het begrip monument minder star inzetten. wegnemen ongefundeerde vooroordelen. Landschap onderzoeken bovengronds ondergronds Stads en dorpsgezicht vitalisering van steden (Leiden, Gouda, Woerden, Delft). stedenbouw in 3 dimensies. het verdiepen van de mogelijkheden van het “plein” (forum). o.b. als katalysator voor het denken over de stad Gebouw typologie van functies c.q. gebouwen Constructie heipalen uitnutten cultuurhistorie voor kelderbouw Vervoer/transport aan en afvoerwegen parkeren opslag
2
BI LAGE D
Vragenlijst over de conceptevaluatie aan de deelnemers van de workshop VRAGENLI ST
Het doel van de workshop was het voeren van een resultaatgerichte brede discussie, waarin gesondeerd is of er behoefte is naar verder onderzoek van ondergrondse ruimte bij cultuurhistorisch erfgoed en welke vragen daarbij beantwoord zouden moeten worden. De workshop heeft met een aantal invalshoeken een deel van het veld ondergrondse ruimte voor cultuurhistorisch erfgoed verkend. Hiermee wordt gedoeld op zowel relevante elementen in het raakvlak als erbuiten. In de concept evaluatie is gezocht naar een rubricering van items en associaties ten behoeve van het sonderen van kennisleemtes en een onderbouwing van onderzoeksvragen. VRAAG 1 Kunt u aangeven of de rubricering in de conceptevaluatie overeenkomt met uw visie ten aanzien van de resultaten van de workshop?
VRAAG 2 Kunt u aangeven of er vanuit uw eigen achtergrond en visie prioriteit aangebracht kan worden in de acht hoofdthema’s van paragraaf 5 in de conceptevaluatie?
VRAAG 3 Indien sprake is van een aantal richtingen, die nader onderzocht zouden moeten worden, wat is volgens u hierbij de noodzakelijke aanpak?
VRAAG U bent uitgenodigd op de workshop vanuit uw ervaring en achtergrond. Op welke wijze wilt u vanuit deze achtergrond betrokken blijven, een rol spelen, en eventueel deelnemen afhankelijk van de verdere agendavorming en ontwikkeling van een programma? VRAAG Gaarne uw overige suggesties en opmerkingen.
NB: Uw zeer gewaardeerde commentaar zal collectief gebruikt worden bij de uitwerking van de evaluatie.
2
BI LAGE E
De Rijksdienst voor de Monumentenzorg te Zeist De Rijksdienst voor de Monumentenzorg stelt zich ten doel kennis en informatie over de gebouwde omgeving te bundelen en te verspreiden en een kwalitatief goede instandhouding van dit deel van het cultureel erfgoed te bevorderen.
1
ORGANISATIE
Er bestaan twee productverantwoordelijke sectoren: -
de regioservice (noord/oost, west, zuid, Monumentenregistratie en subsidies) de expertise (cultuurwaardenonderzoek, instandhoudingtechnologie, documenteninformatie)
De regioservice onderhoud contacten met de partijen die primair verantwoordelijk zijn voor de instandhouding en ontwikkeling van cultuurhistorische waardevolle bouwwerken en structuren. Deze partijen zijn met name de gemeenten, de provincies, eigenaren en beheerders. Regioservice bestaat uit drie regioteams en de afdeling Monumentenregistratie en Subsidies (MenS). Expertise omvat drie afdelingen. Cultuurwaardenonderzoek en instandhoudingtechnologie concentreren zich op het (doen) verrichten van onderzoek met de bedoeling de kennis op het terrein van de monumentenzorg te vergroten en te actualiseren. Documentaire informatie verwerft de voor de monumentenzorg relevante informatie die is vastgelegd in woord en beeld, beheert de betreffende collecties en bestanden en verzorgd de ontsluiting en beschikbaarstelling van deze documentaire informatie.
2
COMMUNICATIE
Het Stafbureau communicatie bevordert een breed maatschappelijk en politiek draagvlak voor de monumentenzorg,draagt zorg voor de bekendheid van de monumentenzorg bij uiteenlopende publiekgroepen, het op een hop houden van het imago van de dienst en het optimaliseren van de interne communicatie.
3 PRO ECT ACTUALISERING MONUMENTENREGISTER Dit project heeft tot doel om de komende jaren het volledige Monumentenregister van 60.000 rijksmonumenten te actualiseren. De regie van het project is in handen van de directeuren van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek en de Rijksdienst voor de Monumentenzorg.
2
BIBLIOTHEEK EN DOCUMENTATIE
BIDOC
In de meer dan 100 jaar dat er in Nederland op Rijksniveau aan de monumentenzorg gewerkt wordt, is een omvangrijke bibliotheek opgebouwd. Deze bibliotheek is de enige landelijke op het gebied van de monumentenzorg. De collectie omvat ruim 55.000 banden en abonnementen op meer dan 500 tijdschriften uit binnen en buitenland. Ze omvat informatie over dorpen en steden in Nederland en gegevens over gebouwen, zoals kerken, molens en kastelen. De collectie biedt naast informatie over de Nederlandse topografie, ook uitkomst over: -
(internationale) monumentenzorg architectuurgeschiedenis bouwhistorie bouwtechnologie stedenbouw en ruimtelijke ordening tuinarchitectuur aankleding en inrichting van interieurs speciale onderwerpen, zoals verdedigingsarchitectuur
beeldhouwkunst
en
Informatie over instandhoudingtechnologie, conservering van natuursteen, gevelreiniging, aantasting van hout en vochtbestrijding. Er is een geautomatiseerd zoeksysteem op naam van huis of architect.
FOTO EN TEKENINGARCHIEF
FTA
Afbeeldingen van monumentale gebouwen bevinden zich in het FTA en dit bevat 350.000 (unieke) foto’s vanaf 1875 tot heden, 250.000 bouwkundige tekeningen en 4.000 prenten en tekeningen.
ARCHIEF Van de meeste monumenten bezit het archief een of meer dossiers, met documenten vanaf circa 1920: bouwhistorische beschrijvingen bestekken verbouwings- en sloopvergunningen subsidie- en andere correspondentie. De dossiers zijn gerangschikt op plaats en adres en ingedeeld naar gebouwtype, bijvoorbeeld raadhuizen of kerken. De woonhuizen vormen de grootste rubriek.
KENNISDOMEIN Met het Geografisch Informatie Systeem (GIS) is digitaal in beeld te brengen en te analyseren waar de rijksmonumenten en de beschermde stads- en dorpsgezichten zich bevinden. Dit stelt de RDMZ in staat gemeenten en provincies te adviseren over de plaats die monumenten kunnen of moeten innemen in de stedenbouwkundige en planologische plannen voor de 21e eeuw.
2
COB – CENTRUM ONDERGRONDS BOUWEN Het Centrum Ondergronds Bouwen is een Nederlands publiek-privaat samenwerkingsverband. Een toonaangevend kennisnetwerk dat oog en oor wil zijn voor alles wat met ondergronds bouwen te maken heeft. Vanuit de visie dat ondergronds ruimtegebruik een essentiële bijdrage levert aan een mooi, leefbaar en slagvaardig Nederland, stimuleert het COB de dialoog tussen alle mogelijke partijen die een rol spelen bij de verkenning van belemmeringen en mogelijkheden van het bouwen onder de grond. Naast het (mede) uitvoeren van onderzoeken, is het COB actief op het gebied van communicatie, kennismanagement en onderwijs, onder meer door de ondersteuning van een leerstoel ondergronds bouwen aan de TU Delft. Meer dan honderd organisaties uit het bedrijfsleven, de overheid alsmede kennisinstituten bundelen in het COB hun krachten en expertise. Het COB maakt deel uit van het netwerk van het Civieltechnisch Centrum Uitvoering Research en Regelgeving (CUR) en stemt zijn activiteiten af met andere deelnemers aan dat netwerk, zoals Habiforum (Expertisenetwerk Meervoudig Ruimtegebruik). Daarnaast heeft het COB een Memorandum Of Understanding (MOU) met de Japanse Tunneling Association (JTA) en stimuleert het internationale uitwisselingen met Japan en andere landen. De vele vraagstukken omtrent ondergronds bouwen die nog op ontginning wachten, worden benaderd vanuit zes thema’s. De benadering staat garant voor een brede en integrale benadering van de kennislacunes op het gebied van ondergronds ruimtegebruik.
RUIMTELIJK ONTWERP PLANOLOGIE EN BESTUURLIJK INSTRUMENTARIUM BELEVING EN VEILIGHEID NATUUR- EN MILIEUASPECTEN TECHNOLOGIE ECONOMIE EN PROCESSEN