FACT SHEET – Leverage Ratio Management Summary In Nederland hebben zowel de Commissie Wijffels als het kabinet opgemerkt een minimale leverage ratio van 3% te laag te vinden. Er gaan stemmen op om de vereiste minimale leverage ratio voor systeemrelevante instellingen vanaf 2018 te verhogen naar bijvoorbeeld 4%. De Nederlandse Vereniging van Banken ondersteunt initiatieven die de financiële sector beter in staat 1 stelt om tegenslagen op te vangen. De introductie van de leverage ratio als een back-stop maatregel kan daar als ‘early warning indicator’ aan bijdragen om modelrisico’s te ondervangen (het slot op de deur). Zij moet echter nooit een ‘front-stop’ worden (het alles overheersende criterium); dit heeft een negatieve invloed op de beschikbaarheid en prijs van krediet. Dit zit zo: de leverage ratio (het uitgeleende geld ten opzichte van het eigen vermogen) houdt geen rekening met het risicoprofiel van de leningen; andere kapitaaleisen doen dit wel. Een bindende niet risico gewogen maatstaf voor het vereiste kapitaal neemt daarom prikkels weg om te investeren in solide risicomanagement processen en draagt dus niet bij tot een - maatschappelijk gewenste - verlaging van het risicoprofiel. In de Nederlandse bancaire sector neemt de kredietverlening aan sectoren met een laag risico (woninghypotheken en leningen aan de publieke sector) een prominente plaats in. Dit vertaalt zich in een lagere leverage ratio. In de Europese besluitvorming wordt de samenhang tussen het bedrijfsmodel en de leverage ratio onderkend. De Europese Banken Autoriteit onderzoekt of een aanpassing van de minimum ratio per bedrijfsmodel of portefeuille nodig is. Een eenzijdige verhoging in Nederland is in dit opzicht prematuur, ongunstig voor deze laag risico sectoren en zou Nederland in Europese context op een achterstand plaatsen. Overigens is een internationale vergelijking tussen banken lastig. Naast technische verschillen zijn ook structurele verschillen van belang. Een (nationale) verhoging van de leverage ratio kan verkeerde prikkels opleveren en de aantrekkelijkheid van maatschappelijk belangrijke portefeuilles zoals hypotheken en financiering van de publieke sector (waaronder staatsleningen van de overheid, kredieten aan lagere overheden en kredieten onder garantie van waarborgfondsen) negatief beïnvloeden. Een bank met veel hypotheken wordt gestimuleerd om haar aandacht te verschuiven naar risicovollere leningen of meer kapitaal aan te houden, wat kostenverhogend zal werken. Het is niet ondenkbaar dat het positieve effect van bestaande specifieke beleidsmaatregelen voor sectoren, zoals de NHG garantie en de borging van het waarborgfonds sociale woningbouw, daardoor geheel of gedeeltelijk teniet worden gedaan. Dit fact sheet beschrijft de invloed van de mogelijke introductie van de leverage ratio op de geaggregeerde Nederlandse bankbalans en de reële economie. Ook bevat het een internationale vergelijking tussen banken. Vaak worden leverage en leverage ratio door elkaar gebruikt. Beide termen zijn elkaars inverse. Leverage wordt uitgedrukt als een getal, terwijl de leverage ratio wordt uitgedrukt als een percentage. In dit stuk wordt altijd leverage ratio gebruikt. Om de werking van de ratio te illustreren is er uitgegaan van de balans van de hele sector, waarna portefeuilles worden uitgelicht. De leverage ratio geldt voor de complete balans per bank, waardoor resultaten per bank verschillen.
1
Uit de leverage ratio volgt een vereiste kapitalisatie van een bank. Naast de leverage ratio bestaat ook een risicogewogen kapitaalratio (“solvabiliteitsratio”) waaraan een bank moet voldoen, die eveneens een vereiste kapitalisatie impliceert. Indien de vereiste kapitalisatie op basis van de leverage ratio groter is dan die van de solvabiliteitsratio betreft de leverage ratio een frontstop. In het omgekeerde geval betreft deze een back-stop. Gustav Mahlerplein 29-35 • 1082 MS Amsterdam • +31(0)20 55 02 888 www.nvb.nl
20 november 2013
1/9
Wat is de leverage ratio? De leverage ratio maakt deel uit van het Basel 3 pakket dat na de crisis is opgesteld. Dit pakket heeft tot doel om banken schokbestendiger te maken. Om dit doel te bereiken bevat Basel 3 een vijftal beleidsmaatregelen: 1. Eisen m.b.t. de hoeveelheid en de kwaliteit van het benodigde kapitaal. 2. Wereldwijde standaarden voor de omgang met liquiditeitsrisico. 3. Bepalingen om procyclisch handelen van banken te beperken. 4. Verzwaringen van risicowegingen. 5. Een extra bodem onder de minimaal benodigde hoeveelheid kapitaal, die eenvoudig is te berekenen en die niet afhankelijk is van risicomodellen; de leverage ratio. De leverage ratio heeft tot doel om risico’s die samenhangen met het gebruik van modellen te ondervangen. Dit doel kan echter alleen worden bereikt wanneer de leverage ratio een back-stop (slot op de deur) en geen front-stop is. Vooral de verandering van de leverage ratio van een bank kan een waarschuwingssignaal zijn. Uit de leverage ratio volgt een vereiste kapitalisatie van een bank. Deze bestaat naast de risicogewogen kapitaalratio, ook bekend als de solvabiliteitsratio, waar een bank aan moet voldoen. Deze impliceert ook een vereiste kapitalisatie. Als de vereiste kapitalisatie op basis van de leverage ratio groter is dan die van de solvabiliteitsratio, dan is de leverage ratio beperkend; een front-stop. In het omgekeerde geval is zij niet beperkend en betreft het een back-stop. Voordat de leverage ratio onderdeel werd van Basel 3, werd ze al in verschillende landen toegepast. Een voorbeeld: in Canada werd een leverage ratio in combinatie met risico gewogen kapitaaleisen gebruikt, terwijl er in de Verenigde Staten primair op de leverage werd gestuurd. De ervaring leert dat een back-stop leverage ratio in combinatie met een risico gewogen kapitaalberekening, zoals toegepast in Canada, tot een betere risicobeheersing leidt dan een front-stop leverage ratio. De CBA 2 stelt vast dat : “During the 2008 global financial crisis, unlike banks in many other countries, no Canadian banks were bailed out or in danger of failing.” In de Verenigde Staten zijn in 2008 meer dan 25 banken niet in staat gebleken om aan hun verplichtingen te voldoen of zijn “verplicht” 3 overgenomen , waaronder Lehman Brothers, Wachovia en Washington Mutual. Naast Basel 3 zorgen beleidsmaatregelen zoals bail-in en recovery and resolution planning voor een grotere schokbestendigheid van de sector. De risicogewogen kernkapitaalratio (common equity tier 1) van de Nederlandse bankensector steeg in 2012 van 9,5% naar 11,5%. Met deze kapitalisatie bevindt de Nederlandse bankensector zich in de Europese voorhoede. Banken hebben de verhoging van de kapitaalratio mede gerealiseerd via winstinhouding en het afstoten van buitenlandse activiteiten. Ook de leverage ratio verbeterde, van 4 3,0% naar 3,4%.
2
http://www.cba.ca/en/media-room/50-backgrounders-on-banking-issues/667-global-banking-regulations-and-banks-in-canada Voor instellingen die door de FDIC gereguleerd werden zie http://www.fdic.gov/bank/individual/failed/banklist.html 4 DNB, Overzicht Financiële Stabiliteit, najaar 2013 Gustav Mahlerplein 29-35 • 1082 MS Amsterdam • +31(0)20 55 02 888 www.nvb.nl 3
20 november 2013
2/9
Case Study Om te schetsen wat de invloed kan zijn van een knellende leverage ratio is een case study geformuleerd aan de hand van de geaggregeerde balans van Nederlandse banken. Daarbij wordt zowel gekeken naar de totale balans van de Nederlandse banken, als naar specifieke portefeuilles. In dat laatste geval worden ze als het ware uit de geaggregeerde balans gelicht. Voor deze studie is gebruik gemaakt van de geaggregeerde resultaten van de Basel 3 monitoring exercitie, die DNB op regelmatige basis uitvraagt. De peildatum is 31 december 2012. Op die datum was de omvang van totale activa op en buiten de balans waarover de leverage ratio berekend moet worden € 2.829 mld. 5 De hoeveelheid kapitaal was € 96 mld. De gemiddelde leverage ratio van de Nederlandse banken 6 komt daarmee op 3,4% . Activa
Kapitaal 2.829.985
Leverage (=activa/kapitaal) 96.208
3,4%
Naast de risico ongewogen berekening op basis van de leverage ratio moeten banken ook een minimale kapitaalhoeveelheid berekenen waarvan de hoogte afhankelijk is van de hoeveelheid risico. Hoe groter het risico - en dus hoe groter de kans op wanbetaling - hoe meer kapitaal een bank moet aanhouden. Het uitgangspunt is hetzelfde als de leverage ratio: de activa (exposures). Nadat de activa zijn vastgesteld, past de bank daarop een risicoweging toe. Deze risicoweging wordt gegeven door de toezichthouder, of wordt door de bank – na goedkeuring van diezelfde toezichthouder – vastgesteld op basis van een model dat de specifieke kenmerken van deze activa meeweegt. Door het risicogewicht te vermenigvuldigen met de uitstaande activa ontstaan risico gewogen activa. Ter dekking van de risico gewogen activa houden banken kapitaal aan waarmee zij onverwachte verliezen op kunnen vangen. In dit voorbeeld is 11,5% tier 1 kapitaal aangenomen als doel. Dit ligt boven de wettelijke norm. Maatstaf (1) Activa (2) Aanwezig kapitaal (3) Leverage Ratio (4) Gewenste Kapitaalratio (5) Risico gewogen activa (6) Risicogewicht (BE)
Waarde
Berekening 2.829.985 96.208 3,4% 11,5% Aanname 836.591 (2)/(4) 30% (5)/(1)
Gebruik makend van dezelfde gegevens als hierboven, levert dat de volgende resultaten op: Bij de gemiddelde leverage ratio van 3,4% en een Tier 1 ratio van 11,5% is het gemiddelde risicogewicht 30%. Dit betreft het break-even risicogewicht (BE, onderdeel 6 in het bovenstaande schema), d.w.z. het risicogewicht waarbij de hoeveelheid kapitaal dat nodig is voor de leverage ratio en de solvabiliteitsratio gelijk is, op basis van de aangenomen Tier 1 ratio van 11,5%. Een leverage ratio van 3% impliceert een break-even risicogewicht van 26%, bij een leverage ratio van 4% ligt deze op 35% (bij een Tier 1 ratio van 11,5%). Indien het risicogewicht onder het break-even niveau ligt is de leverage ratio de beperkende factor. Dit effect treedt vooral op bij financieringen van sectoren met een relatief laag risico, zoals hypotheken en financiering aan de publieke sector (waaronder de staatsleningen van de overheid). Een hogere vereiste leverage ratio betekent dat deze ratio voor nog meer portefeuilles zal gaan knellen en dus vaker de beperkende factor zal zijn.
5
Tier 1 kapitaal, op basis van de huidige grondslagen. Inmiddels zijn de definities aangescherpt, waardoor dit percentage lager zal liggen. Gustav Mahlerplein 29-35 • 1082 MS Amsterdam • +31(0)20 55 02 888 6
20 november 2013
www.nvb.nl
3/9
Hieronder worden de effecten op woninghypotheken en (lagere) overheden in kaart gebracht. Impact op woninghypotheken Een belangrijke portefeuille die relatief lage risicogewichten kent is de portefeuille woninghypotheken (hierna hypotheken genoemd). De Nederlandse banken beschikken over een hypothekenportefeuille van € 592 mld. (21% van de totale balans) met een gemiddeld risicogewicht van deze portefeuille van 7 14% . De lage risicoweging is het gevolg van een aantoonbaar hoge betaalmoraal van Nederlanders, goede sociale zekerheid, de toetsing op betaalbaarheid bij verstrekking, de kwaliteit van het onderpand en de NHG garantie. Bij een risicoweging van 14% en een tier 1 ratio van 11,5% bedraagt de leverage 8 ratio 1,6%. Dit is een veelvoud van de gerealiseerde verliezen . De voorgestelde norm van 3% wordt echter ruimschoots niet gehaald. Overigens liggen NHG hypotheken ruim onder het gemiddelde risicogewicht. De leverage ratio zal voor hypotheekportefeuilles dus de beperkende factor worden, terwijl op dit moment de risico gewogen kapitaaleisen de beperkende factor zijn. Dit illustreert de eerder genoemde perverse prikkel. Een bank met veel hypotheken wordt gestimuleerd om haar aandacht te verschuiven naar risicovollere leningen, dan wel haar kapitaalsbasis bij een gelijk blijvende portefeuille te vergroten, wat, afgezien van de haalbaarheid in de markt, kosten verhogend zal werken. Impact op kredieten aan (lagere) overheden Een ander voorbeeld zijn kredieten verstrekt aan (lagere) overheden en aan door de overheid gegarandeerde sectoren, zoals de sociale woningbouw. De totale omvang van door Nederlandse banken aan (lagere) overheden verstrekte leningen bedraagt € 479 mld. (17% van de totale balans). In deze categorie vallen bijvoorbeeld ook leningen onder garantie van het waarborgfonds sociale 9 woningbouw (WSW). Momenteel is de totaal uitstaande (gegarandeerde) schuld van respectievelijk het WSW (€87,4 mld.), de lagere overheden (€42,4 mld.) en het Waarborgfonds voor de Zorgsector 10 (WfZ) (€8,6 mld.), met een totale waarde van € 140 mld . Voor deze portefeuille geldt vaak een 0% risicoweging. De 3% leverage ratio eist echter ca. € 14 mld. kapitaal voor een lening portefeuille van € 479 mld. En een 4% leverage ratio ca. € 19 mld. Bij een risicoweging van 1% en een tier 1 ratio van 11,5% bedraagt de leverage ratio 0,12%. Dit is een heel laag getal, op basis waarvan men zich kan afvragen of de leverage ratio voor dit soort portefeuilles wel passend is. Het is duidelijk dat de voorgestelde norm van 3% niet wordt gehaald en de leverage ratio een front-stop maatregel in plaats van een back-stop maatregel wordt, waardoor banken gestimuleerd worden hun aandacht te verschuiven naar risicovollere leningen. Mitigerende acties Een bank waarvoor de leverage ratio beperkend is, heeft twee opties tot haar beschikking om te voldoen aan de eisen. De effecten van een knellende leverage ratio nemen toe bij banken die zich voornamelijk concentreren op klanten in laag risico segmenten.
7
Financial Stability Report 2012:1, Sveriges Riksbank, pagina 17. http://www.riksbank.se/Documents/Rapporter/FSR/2012/FSR_1/rap_fsr1_120601_eng.pdf 8 In Nederland bedragen gedwongen verkopen op jaarbasis ca. 0,1% van de portefeuille. De daadwerkelijke verliezen op de hypotheken zijn hier weer een fractie van. 9 Deze bedragen staan vrijwel volledig uit bij Nederlandse banken. onn 10 Bron: Cijfers CBS Gustav Mahlerplein 29-35 • 1082 MS Amsterdam • +31(0)20 55 02 888 www.nvb.nl
20 november 2013
4/9
Optie 1 – Balansverkleining Balansverkleining (ook wel deleveraging genoemd) wil zeggen het verminderen van de hoeveelheid leningen. Dit is een economisch pijnlijk proces. Als de Nederlandse hypotheken portefeuille zelfstandig aan de 3% leverage ratio zou moeten voldoen en dit via balansverkleining wordt gerealiseerd, dan zou iets minder dan de helft van de hypotheken portefeuille - € 274 mld. - moeten worden afgestoten. In geval van een minimale leverage ratio eis van 4%, zou € 79 mld. extra afgestoten moeten worden. Wanneer de door Nederlandse banken verstrekte kredieten aan (lagere) overheden zelfstandig aan de 3% leverage ratio zouden moeten voldoen en we een risicogewicht van 1% aannemen, dan is de impact van balansverkleining bij 3% het afstoten van € 460 mld. (vrijwel de totale portefeuille). Bij 4% moet er € 6 mld. extra worden afgestoten. Het is de vraag waar de hiervoor benodigde financiering kan worden geaccommodeerd door andere Europese banken, omdat die dezelfde uitdagingen m.b.t. de leverage ratio hebben. Optie 2 – Buffers versterken De tweede optie is dat de bank haar buffers versterkt. Bij een 3% leverage ratio is € 8,2 mld. extra kapitaal nodig voor de hypotheekportefeuille. Omdat het voor banken onder de huidige marktomstandigheden niet reëel is nieuwe aandelen uit te geven (er is om verschillende redenen weinig animo bij beleggers), is winstinhouding de enige overgebleven optie. Wanneer het belang van winstinhouding toeneemt en beleggers niet bereid zijn om met minder genoegen te nemen, dan ontstaat er druk om het rendement te verhogen. Een bank zou daardoor kunnen worden gestimuleerd om meer risico te nemen, omdat er doorgaans hogere vergoedingen worden betaald voor risicovollere leningen. Voor kredieten verstrekt aan (lagere) overheden en aan door de overheid gegarandeerde sectoren zou, bij een risicoweging van 1% en de huidige norm voor de leverage ratio van 3%, € 13,8 mld. extra kapitaal nodig zijn. De effecten van een knellende leverage ratio nemen toe wanneer klanten in een laag risicosegment worden bediend door gespecialiseerde banken. In Nederland is dat het geval. Wanneer banken voor portefeuilles met een laag risico meer kapitaal moeten aanhouden is - zeker bij kredietverstrekking aan overheden waar de laagste risicogewichten gelden - een prijs effect haast niet uit te sluiten. De hoeveelheid extra eigen vermogen die benodigd is zet de winstgevendheid onder druk, waardoor er naast een prijseffect een prikkel ontstaat om risicovollere activiteiten te ontplooien. Ook is er sprake van een ‘aankondigingseffect’, zoals ook is waargenomen bij het ingroeipad voor kapitaal. De discipline van de markt zal van banken verlangen dat zij zo snel mogelijk aan de regels voldoen. Een eventuele verhoging van de leverage ratio zal aangrijpen op het moment dat deze wordt gecommuniceerd. Verschillende uitgangspunten Amerikaanse, Europese en Nederlandse Banken Vaak wordt er bij discussies over de hoogte van leverage ratio’s bij Europese banken de vergelijking gemaakt met Amerikaanse banken. Deze vergelijking doet echter geen recht aan de fundamenteel andere inrichting van de economieën. De Europese economie is historisch gezien veel meer gefocust op bancaire kredietverstrekking dan de Amerikaanse. Daarnaast wordt een groot deel van de hypotheken in de Verenigde Staten verkocht door banken die optreden als agent van Fannie Mae en Freddy Mac. Dat zijn twee aan de overheid gelieerde instellingen. Met andere woorden, in de Verenigde Staten staan veel minder hypotheken op de balans, terwijl die bij Europese banken er wel op staan. Gustav Mahlerplein 29-35 • 1082 MS Amsterdam • +31(0)20 55 02 888
20 november 2013
www.nvb.nl
5/9
Wanneer we het hebben over de Nederlandse situatie, dan komt securitisatie vaak ter sprake. Door de aanscherpingen in de regelgeving kan securitisatie alleen nog worden gebruikt als een 11 financieringsmiddel. De IFRS boekhoudregels zorgen ervoor dat securitisatie geen invloed heeft op de balans; gesecuritiseerde hypotheken blijven gewoon op de balans van de uitgevende bank staan. Daarnaast bestaan er voor Amerikaanse banken meer mogelijkheden om derivaten die op de balans staan te salderen, waardoor zij een hogere leverage ratio rapporteren. Deze derivaten worden voornamelijk gebruikt om renterisico’s die samenhangen met de hypothekenportefeuille af te dekken. In Europees perspectief blijken diverse Nederlandse banken relatief lager te scoren op leverage ratio dan banken uit andere landen (zie ook de bijlage). Dit volgt uit het feit dat Nederlandse banken zich veel meer hebben gefocust op activiteiten met een laag risico. De leverage ratio negeert de lage risicoweging van bepaalde posities die moeten worden aangehouden om systeemrisico’s te mitigeren. Een duidelijk voorbeeld hiervan zijn de liquide activa die banken moet aanhouden vanuit liquiditeitsrisico vereisten. Deze activa zijn per definitie liquide en kredietwaardig, maar het aanhouden van deze noodzakelijke buffer wordt afgestraft onder de leverage ratio, vanwege de lage risicoweging. Verder spelen de Nederlandse banken een belangrijke rol bij de transmissie van het monetaire beleid van de ECB. Om de transmissiefunctie van geld tussen Europese banken te faciliteren overspoelt de ECB de markt met liquiditeit. Het uitzonderlijke beleid dat de ECB voert ter bestrijding van de crisis, creëert de mogelijkheid voor banken die onder druk staan in de markt een groot deel van de benodigde liquiditeit kunnen aantrekken via de ECB tegen onderpand. Overtollige liquiditeiten worden door risico-averse beleggers gestald bij sterke banken, die dit geld op hun beurt als tegoeden bij de ECB aanhouden tegen een vergoeding van 0%. De Nederlandse banken vervullen als veilige haven dus een cruciale rol in het huidige monetaire beleid van de ECB. Deze rol wordt echter zwaar bestraft door de leverage ratio. De leverage ratio kan het monetaire beleid van de ECB minder efficiënt maken.
11
IFRS staat voor International Financial Reporting Standards. Europese beursgenoteerd bedrijven, moeten deze standaard gebruiken voor de financiële verslaglegging. Gustav Mahlerplein 29-35 • 1082 MS Amsterdam • +31(0)20 55 02 888 www.nvb.nl
20 november 2013
6/9
Conclusies De leverage ratio is door het Basel Comité geïntroduceerd als een back-stop maatregel om modelrisico’s te ondervangen. Ze moet dienen als een bodem onder de risicogewogen kapitaalberekeningen waar het Basel 3 kapitaalraamwerk grotendeels op is gebaseerd. Voor categorieën met lage risicowegingen, waarvan een aantal voor Nederland van groot belang is, zou de leverage ratio norm van 3% ervoor zorgen dat voor deze portefeuilles veel meer kapitaal zou moeten worden aangehouden en de leverage ratio een front-stop wordt in plaats van een back-stop.. Voorbeelden van portefeuilles die worden geraakt zijn hypotheken en kredieten aan (lagere) overheden en onder garantie van waarborgfondsen. Wanneer een leverage ratio knellend wordt, hebben banken twee manieren hieraan te voldoen. Dit kan via: a. balansverkleining b. het aantrekken van aanvullend kapitaal Ad a: balansverkleining door de hoeveelheid leningen te verminderen is maatschappelijk onwenselijk. Zoals in de bovenstaande voorbeelden is uitgewerkt, zijn de nominale bedragen die nodig zijn aanzienlijk. Deleveraging is een economisch pijnlijk proces. Ad b: het aantrekken van aanvullend kapitaal lijkt aantrekkelijk. Op die manier hoeft er geen balansverkorting op te treden. Er zijn dan twee opties; inhouden van winst of het plaatsen van nieuwe aandelen. Het versterken van de kapitaalpositie via winstinhouding is een langjarig proces. Het is ook niet duidelijk of het benodigde kapitaal tijdig en alleen via winstinhouding kan worden verkregen. In geval het huidige tijdspad versneld zou moeten worden, dan is onduidelijk op welke manier die versnelling gefinancierd kan worden. Algemeen wordt aangenomen dat banken naar de toekomst toe lagere rendementen zullen realiseren. Mede hierdoor is niet duidelijk of het absorptievermogen van de markt voor nieuw te plaatsen kapitaal voldoende groot zal zijn. Een bank zou ook kunnen besluiten om een agressiever risicoprofiel na te streven. Via deze route gaan de risico gewogen activa omhoog en zal de leverage ratio uiteindelijk niet meer knellen. Deze route is niet wenselijk vanuit zowel een maatschappelijk als een bancair perspectief. De maatschappij vraagt banken – terecht - om minder risico’s te nemen. Deze mogelijkheden schetsen dat de introductie van een front-stop in plaats van de bedoelde backstop leverage ratio de beschikbaarheid en prijs van krediet negatief zal beïnvloeden. In Europa onderkent men de mogelijke ongewenste effecten van de leverage ratio en worden de gevolgen voor specifieke bedrijfsmodellen en de economie in zijn geheel onderzocht. De besluitvorming daarover is daarom nog niet afgerond. Een eenzijdige verhoging in Nederland zou niet alleen vooruitlopen op de uitkomsten van het Europese onderzoek maar zou ook ongunstig zijn voor de Nederlandse economie en zou Nederland in Europese context op een achterstand plaatsen, zeker om dat de marktdiscipline van banken zal verlangen om zo snel mogelijk te voldoen aan nieuwe regels.
Gustav Mahlerplein 29-35 • 1082 MS Amsterdam • +31(0)20 55 02 888
20 november 2013
www.nvb.nl
7/9
Bijlage - Internationale vergelijking Het vergelijken van leverage ratio’s is door structurele en boekhoudkundige verschillen lastig. Wanneer men de Nederlandse en Amerikaanse situatie vergelijkt, bestaat er voor hypotheken een belangrijk 12 verschil. Hypotheken blijven in Nederland, ondanks het securitiseren, op de IFRS balans , waardoor de leverage ratio lager uitvalt. Amerikaanse banken treden vaak op als distributiekanaal voor Fannie Mae en Freddy Mac. Dit zijn twee door de federale overheid gerunde entiteiten die tot doel hebben om het eigen huis bezit te stimuleren. De hypotheken die via deze constructie worden verstrekt, worden 13 door de uitgevende bank volledig verkocht aan Fannie Mae of Freddy Mac . Ze hebben daarmee niet het balans verlengende effect dat de leverage ratio verlagend werkt. Dit is één van de redenen waarom Amerikaanse banken hogere leverage ratio’s hebben. Ook de financiering van (lagere) overheden vindt gedeeltelijk op een andere wijze plaats dan via de bankbalans. Dit geldt ook voor kredietverstrekking aan corporates. Daarnaast bestaan er voor Amerikaanse banken onder US GAAP meer mogelijkheden om derivaten die op de balans staan te salderen, waardoor zij een hogere leverage ratio rapporteren. Correctie van dit effect laat zien dat Europese en Amerikaanse banken, gemiddeld helemaal niet hoger uitkomen dan EU banken:
Figuur 1 Leverage ratio’s gecorrigeerd voor boekhoudkundige verschillen. Bron: European Central Bank – Banking Structures Report November 2013 12
IFRS staat voor International Financial Reporting Standards. Europese beursgenoteerd bedrijven, moeten deze standaard gebruiken voor de financiële verslaglegging. 13 Noot: in dit verband moet worden opgemerkt dat de Nationale Hypotheekinstelling (NHI), waar momenteel over wordt gesproken, bedoeld is als financieringsinstrument. De eventuele komst van de NHI zal geen invloed hebben op de leverage ratio, omdat de hypotheken op de IFRS balans van banken blijven staan. Gustav Mahlerplein 29-35 • 1082 MS Amsterdam • +31(0)20 55 02 888 www.nvb.nl
20 november 2013
8/9
Deze derivaten worden voor een deel gebruikt om renterisico’s die samenhangen met de hypothekenportefeuille af te dekken. De vergelijkbaarheid is dus beperkt. Vanuit dat oogpunt kunnen Nederlandse banken beter met andere IFRS banken worden vergeleken. Ook verschillen landen wat betreft het bedrijfsmodel van banken. Nederlandse (net als Duitse en Scandinavische) banken zijn meer geënt op activiteiten met aan laag risico (hypotheken en sommige aan de financiering van de overheid gerelateerde activiteiten). Voor jurisdicties waar banken voornamelijk laag risico activa op de balans hebben zal de leverage ratio eerder knellend zijn dan voor jurisdicties waar banken activa met een hoger risico op de balans hebben. De kredietverlening aan sectoren met een laag risico Neemt in Nederland (en o.a. ook Duitsland en de Scandinavische landen) een prominente plaats in. Een ‘one-size fits all’ benadering bij het vaststellen van het niveau van de vereiste leverage ratio is dan ook niet op zijn plaats.
Gustav Mahlerplein 29-35 • 1082 MS Amsterdam • +31(0)20 55 02 888
20 november 2013
www.nvb.nl
9/9