Externe Opdracht HvA
MWD & SJD 2002 - 2003
Onderzoeksrappo rt Jellinek Werk & Scholing
25 april 2003 Hogeschool van Amsterdam
Jellinek Werk & Scholing
Pagina 1 van 46
Externe Opdracht HvA
MWD & SJD 2002 - 2003
Externe opdracht Hogeschool van Amsterdam
Opdrachtgever: Robert Berkhout Projectbegeleider: Jeroen Zoon
Jellinek Werk & Scholing
Rogier Fokke Anne van ‘t Hoff Sarah de Jong Sandra Ruck Jenny Sneek
Pagina 2 van 46
Externe Opdracht HvA
MWD & SJD 2002 - 2003
Inhoudsopgave 1.
Inleiding ......................................................................................................................... 5
2.
Werk en Scholing ........................................................................................................... 7 2.1 Inleiding ................................................................................................................. 7 2.2 De organisatie......................................................................................................... 7 2.3 Verwijzers .............................................................................................................. 8 2.4 Organogram............................................................................................................ 9
3.
De doelgroep ................................................................................................................ 10 3.1 Inleiding ............................................................................................................... 10 3.2 Drugs .................................................................................................................... 10 3.3 Verslaving en afhankelijkheid.............................................................................. 10 3.4 Geschiedenis van drugs........................................................................................ 11 3.5 Werking van enkele drugs.................................................................................... 11 3.6 Effecten van het gebruik op het sociale leven...................................................... 14 3.7 Hoe gaat W&S om met de beperkingen van de doelgroep? ................................ 15 3.8 Fase-4 cliënten...................................................................................................... 16 3.9 Indicatief onderzoek onder deelnemers van W&S............................................... 16
4.
Het huidige traject ........................................................................................................ 18 4.1 Inleiding ............................................................................................................... 18 4.2 Hoe ziet het traject eruit? ..................................................................................... 18 4.3 Functie- en taakomschrijving medewerkers......................................................... 20 4.4 Overlegvormen..................................................................................................... 21 4.5 De intake nader bekeken ...................................................................................... 22 4.6 Contract Sociale Dienst Amsterdam met betrekking tot de intake ...................... 23
5.
Het juridisch kader ................................................................................................... 25 5.1 Inleiding ............................................................................................................... 25 5.2 De activeringspremie............................................................................................ 25 5.3 De scholingspremie .............................................................................................. 26
6.
Conclusies .................................................................................................................... 27 6.1 Inleiding ............................................................................................................... 27 6.2 Werving................................................................................................................ 27 6.3 Afstemming deelnemersbegeleider/projectbegeleider ......................................... 27 6.4 Intake.................................................................................................................... 27 6.5 Discretionaire ruimte............................................................................................ 28 6.6 Verwijzingen ........................................................................................................ 28 6.7 Werkaanbod ......................................................................................................... 28 6.8 Haalbaarheid......................................................................................................... 28 6.9 Cijfers van de uitval ............................................................................................. 29 6.10 Werkwijze W&S .................................................................................................. 30
7.
Aanbevelingen.............................................................................................................. 31 7.1 Inleiding ............................................................................................................... 31 7.2 Preventie............................................................................................................... 31 7.3 Aanbevelingen met betrekking tot de cijfers........................................................ 31
Jellinek Werk & Scholing
Pagina 3 van 46
Externe Opdracht HvA
7.4 7.5 7.6 7.7
MWD & SJD 2002 - 2003
Aanbevelingen met betrekking tot discretionaire ruimte ..................................... 34 Aanbevelingen met betrekking tot casemanagement ........................................... 35 Aanbevelingen met betrekking tot de organisatie ................................................ 35 Aanbevelingen met betrekking tot het intakeformulier........................................ 36
8.
Literatuurlijst................................................................................................................ 38
9.
Dankwoord ................................................................................................................... 39
Bijlage 1 ............................................................................................................................... 40 Bijlage 2 ............................................................................................................................... 41 Bijlage 3 ............................................................................................................................... 45 Bijlage 4 ............................................................................................................................... 46
Jellinek Werk & Scholing
Pagina 4 van 46
Externe Opdracht HvA
MWD & SJD 2002 - 2003
1.
Inleiding
Voor u ligt het onderzoeksrapport dat wij, studenten van de Hogeschool van Amsterdam1, in opdracht van de Jellinek afdeling Werk & Scholing2, gemaakt hebben. Dit onderzoek geldt als één van de afstudeeropdrachten in het kader van onze studie aan de HvA . Dit onderzoek is verricht door twee SJD3- studenten en drie MWD4-studenten. In de Externe Opdracht werken groepen studenten, in opdracht van een praktijkinstelling, aan een vraag of probleem, met als doel bij te dragen aan de werkontwikkeling en kwaliteitsverbetering in die instelling. Dat geldt ook voor onze opdracht. De Hogeschool van Amsterdam is door de Jellinek, afdeling W&S, benaderd om een onderzoek binnen die afdeling te houden. De afdeling W&S bestaat uit deelnemers die met succes de behandeling bij de Jellinek hebben afgerond en die nu werkervaring op willen doen. Het uiteindelijke doel hiervan is, dat zij toegeleid worden naar een baan op de arbeidsmarkt. Echter, vanaf de intake tot de daadwerkelijke plaatsing op de arbeidsmarkt, valt 85% uit. Aan ons is nu de vraag wat de oorzaken zijn van die uitval en welke deskundigheid er nodig is om die uitval te voorkomen. Het is inmiddels alweer zes maanden geleden dat wij op de hoogte werden gebracht van de opdracht die wij van W&S kregen. Deze luidde als volgt: Vanaf de intake tot de daadwerkelijke plaatsing op de arbeidsmarkt valt 85% van de deelnemers uit. 1) Welke beleidstechnische aspecten spelen hierin een rol? 2) Welke deskundigheid is nodig ter preventie van de uitval? In de afgelopen vier maanden hebben wij al een aantal tussenproducten ingeleverd. Dit had als doel u op de hoogte te stellen van de voortgang van het onderzoek en diende tevens als middel om te controleren of wij op de goede weg waren. Deze producten zijn allemaal goed ontvangen en vormen de basis van ons daadwerkelijke onderzoek. Het rapport ziet er als volgt uit: Hoofdstuk 2 tot en met 4 geven het daadwerkelijke onderzoek weer. Hierbij hebben wij gebruik gemaakt van diverse interviews die wij gehouden hebben binnen de Jellinek. In hoofdstuk 5 staan de conclusies, die voortgekomen zijn uit de voorgaande hoofdstukken, beschreven. In dit hoofdstuk wordt antwoord gegeven op de eerste onderzoeksvraag. De tweede onderzoeksvraag komt aan bod in hoofdstuk 6,waarin de aanbevelingen benoemd worden. Hoofdstuk 7, bestaat uit een aantal bijlagen, die wij relevant achtten in het kader van ons onderzoek. Vervolgens vindt u de literatuurlijst onder hoofdstuk 8 en tenslotte volgt ons dankwoord. Om tot dit onderzoeksrapport te komen, hebben we de volgende stappen ondernomen. We zijn begonnen met het duidelijk krijgen van de opdracht, vervolgens hebben we ons breed georiënteerd op de Jellinek en in het bijzonder de afdeling W&S. We hebben tijdens deze fase voornamelijk interviews afgenomen bij de verschillende afdelingen en onszelf ingelezen in de 1
Nader te noemen: HvA Nader te noemen: W&S 3 SJD: Sociaal Juridische Dienstverlening 4 MWD: Maatschappelijk Werk en Dienstverlening 2
Jellinek Werk & Scholing
Pagina 5 van 46
Externe Opdracht HvA
MWD & SJD 2002 - 2003
organisatie. Robert Berkhout heeft ons op de hoogte gesteld van de, volgens hem, relevante afdelingen in het kader van ons onderzoek. Nadat wij voldoende informatie hadden verzameld, hebben we gebrainstormd over mogelijke oorzaken van de 85% uitval. Deze oorzaken waren te verdelen in vijf categorieën, te weten: - W&S als organisatie; - De doelgroep; - Het traject en - Beleidsmatig en juridisch kader. Nadat deze categorieën duidelijk gesteld waren, hebben we bij elk van deze categorieën deelvragen opgesteld, dit hebben we gedaan door als gehele groep te brainstormen. Vervolgens hebben we subgroepen gemaakt. De MWD-studenten hebben de categorieën: W&S, de doelgroep en het traject Wij zijn wat betreft de opbouw van dit rapport afgeweken van de opbouw zoals wij die beschreven hebben in het plan van aanpak. Wij hebben ervoor gekozen om zowel het onderzoek, als de conclusies en aanbevelingen in één product te verwerken in plaats van twee producten, dit om de hanteerbaarheid van het rapport te vergroten. Wij hopen dat wij in dit onderzoek aan de verwachtingen hebben voldaan, wij hebben in ieder geval veel plezier gehad in het maken van het eindproduct. Rogier Fokke Anne van ‘t Hoff Sarah de Jong Sandra Ruck Jenny Sneek
Jellinek Werk & Scholing
Pagina 6 van 46
Externe Opdracht HvA
MWD & SJD 2002 - 2003
2. 2.1
Werk en Scholing
Inleiding
Jellinek is een organisatie die bestaat uit verschillende afdelingen. Ons onderzoek richt zich op W&S en hoe het komt dat deze afdeling te kampen heeft met een uitval van 85 %. Onderstaand zal beknopt weergeven hoe de afdeling W&S in elkaar steekt, wat de doelen en missies zijn en hoe zij aan hun cliënten komen. Voor een uitgebreidere beschrijving verwijzen wij naar het jaarplan en het jaarboek 2002. 2.2
De organisatie
De missie van de Jellinek luidt als volgt: De Jellinek is een aan zijn cliënten en de maatschappij toegewijd, toonaangevend en innovatief centrum voor preventie, behandeling, rehabilitatie en zorg aan mensen met verslavings- en andere problemen rond risicovolle levensstijlen. Wat de Jellinek zijn cliënten biedt aan hulp en andere diensten is zoveel mogelijk gebaseerd op wetenschappelijke evidentie, geprotocolliseerd en kosten effectief, en wordt voortdurend verbeterd op basis van inzicht in de uitkomsten.5 De doelgroep van de afdeling W&S bestaat uit: (Ex)verslaafden die op zoek zijn naar werk of zich willen oriënteren op de arbeidsmarkt.6 De doelen die W&S samen met cliënten nastreeft zijn: -
Sociale activering; Arbeidsmarkttoeleiding (het middel dat hiervoor wordt gebruikt is het opdoen van werkervaring).
Naast doelen die van betrekking zijn op de cliënten, heeft W&S ook nog de volgende beleidsmatige doelstellingen. Ze hebben dus betrekking op de afdeling W&S zelf: -
Het realiseren van voldoende instroom i.s.m. de Sociale Dienst; Het ontwikkelen en uitbouwen van sociale activering, dagopvang en –activiteiten, arbeidsintegratie voor Supportcliënten, andere chronische cliënten en cliënten vanuit het behandelaanbod, en het uitbouwen van samenwerking op dit gebied in de stad; Het uitbouwen van het aanbod zodat 31-2-2002 circa € 544.536,26 wordt ingezet voor werktoeleiding en voor circa € 272.268,13 voor dagopvang en dagactiviteiten. (Indien de gemeente hiermee akkoord gaat wordt een deel van het budget gesubstitueerd ten behoeve van het SUB.)7
Om dit te bereiken zijn de volgende missies opgesteld: -
Doelgericht, gestructureerd werken met deelnemers, intensieve begeleiding aan deelnemers. Deelnemers die onder behandeling zijn (geweest), bezig zijn met resocialisatie en toe zijn aan een stap richting de arbeidsmarkt, op weg helpen richting (vrijwilligers) werk.
5
Centraal Beleidsboek Jellinek, tweede versie, 11 februari 2002 Centraal Beleidsboek Jellinek, tweede versie, 11 februari 2002 7 Jellinek Jaarplan, 2002 6
Jellinek Werk & Scholing
Pagina 7 van 46
Externe Opdracht HvA
2.3
MWD & SJD 2002 - 2003
Het uitgangspunt is de beroepswens en capaciteiten van de deelnemers. De middelen zijn: opdoen werkritme, werkervaring, vakkennis en sociale vaardigheden. Deelname wordt afgesloten met doorgeleiding naar een (betaalde) baan. Verwijzers
W&S heeft diverse verwijzers. Zij dragen cliënten aan die voor een intake naar W&S worden verwezen. W&S kijkt of deze bij de afdeling terecht kunnen, of dat deze naar elders verwezen worden. In figuur 1 wordt in procenten weergegeven door wie er allemaal wordt verwezen. Figuur 1 SDA8 Mega Banen Markt
: 3.0 % : 9.0 %
Jellinek aanmelding Mentorenteam Nazorg KBS9 JOS10 IMC CAD Reclassering
: 13.5 : 6.5 : 8.0 : 10.0 : 6.0 : 7.0 : 5.0
% % % % % % %
Zelfmelders : 8.5 % Overigen Jellinek : 7.0 % Overigen Extern : 16.5 % ----------------------------------------------Totaal 100 %
(exclusief taakstraffen) (vrouwenkliniek, methadonprogramma, deeltijd) (SNWA, GGD , RIAGG , reclassering overig)
8
Sociale Dienst Amsterdam Klinische Behandeling Sarphatistraat 10 Jacob Obrechtstraat 11 Intercultureel Motivatie Centrum 12 Consultatie Alcohol en Drugs 13 Geestelijke Gezondheids Dienst 14 Regionale Instelling voor Ambulante Geestelijke Gezondheidszorg 9
Jellinek Werk & Scholing
Pagina 8 van 46
Externe Opdracht HvA
2.4
MWD & SJD 2002 - 2003
Organogram
De organisatie van W&S ziet er als volgt uit.
Teamleider
Plaatsvervangend teamleider
Financiële administratie
Administratie
Receptie
Projectontwikkeling
Systeembeheer
Werkbegeleiding
Pandbeheer
Intakemedewerkers
Activiteitenbegeleiding Support Projectbegeleiding
Jellinek Werk & Scholing
Docenten/ Trainers
Deelnemersbegeleiding
Pagina 9 van 46
Externe Opdracht HvA
MWD & SJD 2002 - 2003
3. 3.1
De doelgroep
Inleiding
In dit hoofdstuk zullen we kort aangeven wat de definitie van drugs is en zullen we de begrippen verslaving en afhankelijkheid toelichten. We zullen het effect, de risico’s en mate van verslavendheid aangeven van enkel soorten drugs. Daarnaast willen we, globaal, de effecten van het gebruik op het sociale leven beschrijven en hoe W&S omgaat met beperkingen van de doelgroep. 3.2
Drugs
Het is moeilijk om een eenduidige definitie van drugs te geven. Dit heeft te maken met dat er verschillende soorten drugs zijn. Deze zijn te verdelen in drie groepen: 1) Middelen die verdoven Ze werken versuffend en verdoven pijn, angst en spanning. Voorbeelden van verdovende middelen zijn alcohol, opiaten zoals morfine, heroïne en methadon verder diverse slaap en kalmeringsmiddelen. 2) Middelen die opwekken en stimuleren Ze peppen lichaam en geest tijdelijk op en verdrijven de vermoeidheid. Voorbeelden van pepmiddelen zijn nicotine, cocaïne, amfetamine, speed en XTC. 3) Middelen die het bewustzijn veranderen Ze veranderen de waarneming (zien, horen, ruiken, voelen en proeven) en maken dat je de werkelijkheid anders gaat beleven. Voorbeelden van dit soort middelen zijn marihuana, paddo’s, mescaline, psilocybine en LSD. De drie groepen hebben een ding gemeen: ze veroorzaken een verandering van het menselijke bewustzijn. Als we dit voor ogen houden komen we tot de volgende definitie: Drugs zijn stoffen die een bewustzijnsverandering tot gevolg hebben. 3.3
Verslaving en afhankelijkheid
Het begrip verslaving is zeer breed. In de van Dale staat het als volgt omschreven: Het verschijnsel dat iemand het gebruik van iets dat (op den duur) schadelijk voor hem is, niet meer kan laten. In het Nederlands dagelijks taalgebruik staat verslaving voor alles wat met gebruik, misbruik, afhankelijkheid en de consequenties daarvan te maken heeft. Het begrip verslaving wordt dan ook uitgebreid tot buiten het gebied van het tot zich nemen van alcohol en drugs: verslaving aan t.v. kijken, geld verzamelen, internet, gokken en dergelijke. Verslaving aan iets staat in verband met afhankelijkheid aan datgene. Afhankelijkheid wordt bepaald door: -
15
Tolerantie: er zijn duidelijk toenemende hoeveelheden van het middel nodig om het gewenste effect te bereiken. Onthouding: het voor het middel typische onthoudingssyndroom waarbij hetzelfde middel wordt gebruikt om de onthoudingsverschijnselen te verlichten of te vermijden. Er bestaat een aanhoudende wens om het gebruik te verminderen. Een groot deel van de tijd gaat op aan activiteiten die nodig zijn om aan het middel te komen.
Epen, J.H. van, Drugsverslaving en alcoholisme
Jellinek Werk & Scholing
Pagina 10 van 46
Externe Opdracht HvA
-
MWD & SJD 2002 - 2003
Belangrijke sociale- of beroepsmatige bezigheden worden opgegeven of verminderd vanwege het gebruik. Het gebruik van het middel wordt gecontinueerd ondanks de wetenschap dat er sociale, psychische of lichamelijke problemen kunnen ontstaan.
Gekoppeld aan afhankelijkheid staan de begrippen tolerantie en abstinentie. Tolerantie houdt in dat iemand tolerant wordt voor de toegediende stof. Een heroïneverslaafde heeft per dag een dosis nodig waar iemand die net begint drie weken mee doet. Een alcoholverslaafde wordt niet meer dronken van 10 glazen bier. Abstinentie wijst erop dat het middel een rol gaat spelen in het metabolisme van het individu: het lichaam kan als het ware niet meer buiten de stof. Teruggekoppeld naar de verschillende drugs die er zijn wordt abstinentie bepaald door het soort drug wat wordt gebruikt. Zo is de ene drug wel lichamelijk verslavend en de andere niet. Daarbij komt ook dat de ene drug meer lichamelijke afhankelijkheid veroorzaakt dan de ander drug.16 3.4
Geschiedenis van drugs
Drugs worden al millennia gebruikt door verschillende volkeren over de hele wereld. Het zijn dan wel de drugs die te vinden zijn in de natuur die gebruikt werden. Deze drugs werden vaak niet, zoals tegenwoordig, voor recreatieve doeleinde gebruikt maar voor spirituele, medische of praktische doeleinden. Zo werd het gisten van bier door de egyptenaren ontdekt en was het drinken van bier in de middeleeuwen veiliger dan het drinken van water. Het werd dan ook veel door kinderen gedronken. De Scythen, een nomadisch volk wat door het oude Perzië trok, gebruikten cannabis voor spirituele doeleinden. Ze bouwden ondergrondse ruimten waar ze dan marihuana planten verbranden en de rook die dit verspreidde inademden om zo tot hun goden te komen. 2000 jaar geleden bleken de Chinezen marihuana te gebruiken als medicijn tegen allerlei ziekten. Tegenwoordig wordt cannabis door dokters voorgeschreven tegen bijwerkingen van chemotherapie, AIDS, MS, anorexia en bij het verlichten van chronische pijnen. Binnenkort wordt marihuana zelfs vergoed door het ziekenfonds, gekweekt en gedistrubiteerd door de overheid. In Mexico werden in de oudheid en tegenwoordig Paddo’s gebruikt voor spirituele doeleinden en bij het verwerken van trauma’s.17 3.5
Werking van enkele drugs
Iedere drug heeft een bepaalde werking. Hieronder zullen we in het kort aangeven wat de werking van een aantal drugs is en de risico’s, zowel geestelijk als lichamelijk, en in hoeverre het verslavend is. Er zijn vele studie’s gedaan naar de werking en risico’s van verschillende drugs waarbij de onderzoekers er driftig op los experimenteerden. Vele boeken zijn er dan ook over geschreven, mede hierom zullen we ons hier beperken tot een korte beschrijving van enkele effecten en risico’s van verschillende drugs. Alcohol: Effect: 1ste stadium: Lichte euforie, verminderde remmingen en angsten, vermogen tot zelfbeheersing wordt geremd. 16 17
Epen, J.H. van, Drugsverslaving en alcoholisme Plomp, H., Uit je bol
Jellinek Werk & Scholing
Pagina 11 van 46
Externe Opdracht HvA
MWD & SJD 2002 - 2003
2de stadium: Bepaalde trekken in de persoonlijkheid die normaal onderdrukt worden komen sterk naar voren, zoals: droevigheid, agressie, medeleven en broederlijkheid. De motoriek, zowel spraak als lichaamsbeheersing, wordt gestoord. Latere stadia: Bij een later stadium in de alcoholroes treden altijd bewustzijnsstoornissen op in de zin van afgestomptheid, sufheid, slaperigheid en uiteindelijk bewusteloosheid wat in het ergste geval de dood tot gevolg kan hebben. Geestelijke risico’s: Kater en black-out Lichamelijke risico’s: Maagslijmvliesontsteking, alvleesklierontsteking, leveraandoening, beschadiging aan hart- en bloedvatenstelsel, hoge bloeddruk, geheugenverlies (Korsakowsyndroom) e.a. Verslaving: Alcohol is zowel geestelijk als lichamelijk verslavend. Dit blijkt uit het feit dat een gebruiker de hele dag door aan het gebruik kan denken (geestelijke verslaving). Een alcoholverslaafde krijgt ook lichamelijke problemen als hij of zij plotseling stopt met consumeren. Er kan dan een delier ontstaan. Cocaïne Effect: De effecten van cocaïne zijn zowel lichamelijk als geestelijk merkbaar. Lichamelijke effecten van cocaïne zijn: plaatselijke gevoelloosheid, versnelling van de ademhaling, verhoging van de hartfrequentie, tijdelijke toename van spierkracht en uithoudingsvermogen en droge slijmvliezen. Psychische effecten zijn: euforie, buitengewone helderheid van denken en vrolijkheid. Geestelijke risico’s: cocaïne-hallucinose waarbij het gaat om tactiele hallucinaties (gevoel of er beestjes op de huid zitten) en visuele hallucinaties. Cocaïnepsychose lijkt op een acute paranoïde schizofrene psychose alleen dan veroorzaakt door de cocaïne. Cocaïnedepressie, deze lijkt op een vitale, endogene depressie gepaard gaande met een sombere stemming, volledige desinteresse en apathie. Lichamelijke risico’s: verminderde eetlust, slapeloosheid, paranoïde, opgefoktheid, zelfveroorzaakte huidbeschadiging, spierverval en dood door overdosering (komt voor bij bolletjesslikkers waarbij het bolletje in de maag knapt). Verslaving: cocaïne is erg verslavend zowel op geestelijk als lichamelijk gebied. Cocaïne is erg snel uitgewerkt en doorgaans is dan ook om het uur een nieuwe shot nodig om het gewenste effect te behouden. Coke is ook erg duur wat tot gevolg heeft dat een coke verslaafde de hele dag bezig is om aan het geld voor de drug te komen. Dit heeft veel nadelige gevolgen: diefstal, beroving, prostitutie, e.a. Coke wordt ook vaak in combinatie met andere drugs gebruikt. Veel LSD en cannabis gebruikers gebruiken cocaïne wanneer ze er geld voor hebben. Bij heroïneverslaafden is het vaak de tweede drug en worden beiden ook vaak gemengd (dit wordt o.a. Speedball genoemd). Heroïne Effect: De effecten van heroïne zijn zowel lichamelijk als geestelijk. Lichamelijke effecten van heroïne zijn: pijnstilling, afdempen van hoestprikkels, remming van functies van de ademhaling, aantasten van het centrale zenuwstelsel en het hart, vernauwing van de pupillen en onthoudingsziekten na stoppen. De geestelijke effecten van heroïne zijn: ontbreken van
Jellinek Werk & Scholing
Pagina 12 van 46
Externe Opdracht HvA
MWD & SJD 2002 - 2003
gevoel, onverschilligheid, ontstaan van het junkiesyndroom. Voor een beschrijving hiervan verwijzen we naar de geestelijke risico’s hieronder. Lichamelijke risico’s: Aan de effecten van de werking zijn ook risico’s verbonden. Heroïne dempt of remt veel lichamelijke functies welke niet meer goed functioneren of worden beoordeeld door de gebruiker. Hierdoor kan een heroïneverslaafde zich gaan verwaarlozen. Geestelijke risico’s: Het junkiesyndroom, waarbij een verslaafde alles doet om aan het middel te komen, in combinatie met het ontbreken van gevoel en onverschilligheid, leidt tot liegen en stelen, manipuleren en het zich onttrekken aan verantwoordelijkheden. Gevolgen hiervan zijn diefstal, exploitatie, prostitutie, kortom alle denkbare manieren om aan het middel te komen. Verslaving: Heroïne is duur en zowel geestelijk als lichamelijk erg verslavend. Dit heeft dan ook veel nadelige gevolgen voor de verslaafde. Denk hierbij aan het junkiesyndroom en verwaarlozing van het eigen lichaam. Heroïne wordt vaak gebruikt in combinatie met andere middelen zoals cocaïne. Doordat heroïne duur is, erg verslavend en het een ontbreken van gevoel en onverschilligheid met zich meebrengt, wordt het voor de gebruiker een life-style om aan het middel te komen. Dit brengt sociaal maatschappelijke gevolgen met zich mee zoals genoemd bij geestelijke risico’s. LSD Effect: LSD is een tripmiddel en valt in de categorie middelen die het bewustzijn veranderen. Het is moeilijk te omschrijven wat je precies bij een trip voelt. Geestelijke effecten zijn dat muziek, kleuren en geluiden intenser en anders waargenomen worden. Het gevoel van de gebruiker, voordat hij het middel neemt, wordt versterkt. Lichamelijke effecten zijn er eigenlijk niet echt, op een gevoel van ontspannenheid na. Het middel heeft met name een geestelijke werking. Lichamelijke risico’s: Deze zijn er niet bij dit middel. Geestelijke risico’s: De risico’s op geestelijk gebied hebben te maken met een de trip die het bewustzijn verandert. Er kunnen tijdens de trip psychotische en na de trip schizofrene reacties optreden. Deze effecten kunnen, als de gebruiker er gevoelig voor is, blijvend zijn. Verslaving: LSD is net als de meeste andere tripmiddelen uit dezelfde categorie niet zozeer verslavend. In ieder geval niet lichamelijk gezien. Voor veel gebruikers geldt dat de trip geestelijk zo ingrijpend is dat ze een tijd wachten voordat ze het een tweede keer nemen. Het wordt vaak ter afwisseling van andere drugs gebruikt en is maar zelden de primaire drug van iemand. Dit zijn natuurlijk maar enkele drugs welke we beschreven hebben. We hebben ervoor gekozen alleen een korte beschrijving te geven van de hierboven genoemde drugs aangezien dit de drugs zijn die het meest gebruikt worden in onze samenleving. Andere drugs zijn b.v. marihuana, medicijnen, speed, amfetamine, XTC, paddo’s, GHB, e.a. Veel middelen worden in combinatie met elkaar gebruikt of ter afwisseling van de primaire drug van de gebruiker. Alle drugs hebben bij frequent gebruik lichamelijke, geestelijke of sociale gevolgen voor de gebruiker. De mate waarin het gevolgen heeft en op welke gebieden, hangt af van de gebruikte middelen, de persoon en diens positie in de samenleving.
Jellinek Werk & Scholing
Pagina 13 van 46
Externe Opdracht HvA
MWD & SJD 2002 - 2003
W&S moet met de gevolgen van het middelengebruik bij cliënten omgaan om ze zo op een goede manier voor te kunnen bereiden voor een plaatsing op de arbeidsmarkt. Het middelengebruik heeft ook effect op het sociale leven van de cliënt. In de volgende twee hoofdstukken zullen we hier verder op ingaan. 3.6
Effecten van het gebruik op het sociale leven
Het is moeilijk om de effecten van druggebruik op het sociale leven van een gebruiker aan te geven. Hier zijn dan ook al meerdere boeken over geschreven. Het effect verschilt van persoon tot persoon, van drug tot drug, en staat in verband met de competenties die een gebruiker heeft, die weer bepaald worden door de omgeving van een persoon en wat hij uit die omgeving heeft meegekregen. We zullen in dit hoofdstuk dan ook een gegeneraliseerd beeld geven van mogelijke effecten van verslaving op het sociale leven van de gebruiker. Sommige drugs zijn erg duur. Als voorbeeld hierbij nemen we cocaïne. Een gram cocaïne kost ongeveer 50 euro. Een verslaafde kan op een dag 2 a 4 gram gebruiken, afhankelijk van hoe lang hij gebruikt en hoe vaak. Als men er vanuit gaat dat deze een uitkering heeft, dan kan men stellen dat deze snel op is. Een verslaafde kan lenen bij de bank (in het beginstadium van zijn verslaving), familie vrienden, enzovoort, om aan geld te komen. Wanneer hij het echter na verloop van tijd niet meer kan terugbetalen heeft hij flinke schulden en kan hij zijn verslaving niet meer betalen. Manieren om dan aan geld te komen zijn onder andere stelen en helen, het manipuleren en afpersen van anderen, berovingen en prostitutie. Dit is natuurlijk een erg zwart wit voorbeeld, maar feit blijft dat er flinke schulden door het druggebruik kunnen ontstaan. Deze schulden hebben effect op andere leefgebieden. De huur kan bijvoorbeeld niet meer worden betaald, waardoor uithuiszetting volgt, rekeningen kunnen niet meer betaald worden en incassobureau’s komen aan de deur, ruzie’s met familie en vrienden over geld waardoor de banden verbroken kunnen worden. Het druggebruik heeft ook lichamelijke gevolgen voor de verslaafde. Hierbij kan gedacht worden aan negatieve lichamelijke gevolgen, zoals: het dalen van de weerstand waardoor een persoon sneller ziek wordt, het verwaarlozen van het eigen lichaam of lichamelijke aandoeningen als gevolg van het druggebruik. Daarnaast kunnen geestelijke problemen zoals het junkiesyndroom, psychosen, schizofrenie, hallucinaties, achteruitgang van het geheugen door overmatig gebruik ontstaan. Ook de soort drug die gebruikt wordt is bepalend voor de problemen die kunnen ontstaan op sociaal gebied. Om frequent heroïnegebruik in stand te kunnen houden, zal de verslaafde vaak een bepaalde life-style aanmeten die omschreven wordt als het junkiesyndroom, beschreven onder geestelijke risico’s van heroïne. Frequent druggebruik heeft ook vaak sociaal maatschappelijke gevolgen. Druggebruikers komen of manoeuvreren zich vaak in een geïsoleerde positie. Dit kan vele oorzaken hebben waar we hier nu niet op in zullen gaan. Vaak belanden ze dan in een circuit van mede gebruikers. Dit maakt het moeilijker voor de gebruiker om van zijn verslaving af te komen, aangezien er bepaalde omgangsnormen, mede veroorzaakt door het druggebruik en de constante drang om aan geld te komen, heersen. Doordat door de verslaving banden met mensen uit een sociaal geaccepteerde omgeving (gedeeltelijk) verbroken zijn, is het moeilijk uit het circuit te komen. De omgangsvormen maken het voor een verslaafde of ex-verslaafde ook moeilijk om een reguliere baan te krijgen. Ex-verslaafden zijn vaak niet in staat om met de druk en regels, die een reguliere baan met zich meebrengt, om te gaan. W&S heeft als doel ex-verslaafden voor te bereiden op een baan op de reguliere arbeidsmarkt.
Jellinek Werk & Scholing
Pagina 14 van 46
Externe Opdracht HvA
3.7
MWD & SJD 2002 - 2003
Hoe gaat W&S om met de beperkingen van de doelgroep?
De doelgroep heeft mede door het frequente middelengebruik beperkingen die van invloed zijn bij het verkrijgen van een baan op de reguliere arbeidsmarkt. De beperkingen verschillen van persoon tot persoon. Er moet hierbij gedacht worden aan beperkingen als: gebrek aan sociaal geaccepteerd ritme, traag leren, slechte emotiebeheersing, gebrek aan sociale vaardigheden. Om iemand bij W&S voor te bereiden op plaatsing op de arbeidsmarkt is het zaak, voor de werknemers bij W&S, rekening te houden met deze beperkingen. Zij ondersteunen de deelnemers wat betreft hun beperkingen. Op deze manier kunnen de competenties van een deelnemer worden vergroot en wordt de kans dat een plaatsing op de arbeidsmarkt slaagt groter. We vroegen ons af hoe W&S met deze beperkingen omgaat. Zijn er bepaalde regels voor, worden deelnemers ondersteund bij hun beperkingen en zo ja, hoe gebeurt dit dan? Als bij de intake geconstateerd wordt dat een deelnemer bepaalde beperkingen heeft, wordt dit dan doorgespeeld aan de projectbegeleiders? Een andere vraag waar we antwoord op wilden hebben is of de werknemers binnen W&S op één lijn zitten wat betreft de manier van omgaan met beperkingen van een deelnemer. De antwoorden op deze vragen zijn voortgekomen uit interviews. Het is moeilijk om regels op te stellen ten aanzien van het omgaan met beperkingen van de doelgroep. Dit heeft te maken met de beperkingen die van persoon tot persoon verschillen. Het is dan ook niet mogelijk hier regels voor op te stellen. Iedere werknemer heeft zijn eigen technieken om hierop in te spelen. Wanneer er tijdens een intakegesprek beperkingen gesignaleerd worden, dan worden deze doorgespeeld naar de projectbegeleiders. Veel werknemers vinden het een uitdaging om met deze beperkingen om te gaan en de deelnemer te stimuleren om zijn of haar competenties te vergroten. Het gaat er om uit te zoeken wat een deelnemer wel kan. Veel deelnemers hebben door allerlei tegenslagen in hun leven een negatief zelfbeeld. Veelal wordt dan ook geprobeerd om te benadrukken wat een deelnemer wel goed kan om zo het zelfbeeld te vergroten. Wanneer de deelnemer weet wat hij kan en het zelfbeeld is vergroot, kan er gewerkt worden aan wat een deelnemer nog niet goed beheerst. Het is moeilijk aan te geven wat voor technieken hiervoor gebruikt worden, maar ervaring speelt een grote rol bij dit proces. Veel deelnemers van W&S kampen met angst. Angst om weer terug te vallen in het oude gebruik, angst om te beginnen met werken of om te worden afgewezen en angst voor het verleden. Dit is dan ook zeer bepalend en kenmerkend bij en voor verslaving. Een ander kenmerk bij verslaving is dat de deelnemers vaak impulsief handelen. Bij de intake willen ze veelal zo snel mogelijk (liefst gelijk) een reguliere baan. Ze overzien de situatie vaak niet en komen daardoor in de problemen. De verwachtingen vanuit de maatschappij zijn hoog en sommige deelnemers kunnen niet binnen het gestelde traject aan deze verwachtingen voldoen. Een aantal van de werknemers bij W&S is van mening dat men niet te veel moet verwachten van de deelnemers. Uit bovenstaande blijkt dat sommige deelnemers langere trajecten nodig hebben. Dit is eigenlijk niet mogelijk door de verwachtingen vanuit de maatschappij ten aanzien van de doelgroep.
Jellinek Werk & Scholing
Pagina 15 van 46
Externe Opdracht HvA
3.8
MWD & SJD 2002 - 2003
Fase-4 cliënten
Als men voor een uitkering naar het Centrum Werk en Inkomen (CWI) verwezen wordt, wordt de cliënt naar aanleiding van een intakegesprek gefaseerd. De fases die het CWI kent, zijn de fases 1 tot en met 4. Fase 1: direct bemiddelbaar naar werk; Fase 2: minder snel bemiddelbaar naar werk; Fase 3: moeilijk bemiddelbaar en het volgen van cursussen en/of bijscholing is nodig; Fase 4: onbemiddelbaar naar werk, de cliënt wordt direct verwezen naar de back-office voor een uitkering op grond van een voorliggende voorziening (bij de UWV’s) of een uitkering krachtens de Abw. Deze wordt verstrekt door de Sociale Dienst. Als men ingedeeld wordt in fase 1, is de afstand tot de arbeidsmarkt klein. Dit in tegenstelling tot een indeling in fase 4, waarbij de afstand tot de arbeidsmarkt onoverbrugbaar is/lijkt. Een indeling in fase 4 betekent dat men valt onder een doelgroep die sociaal geactiveerd moet worden, en waarbij er weinig tot geen sprake is van sociale participatie. Deze groep wordt ook wel gerekend tot de onderlaag van de bevolking. Over het algemeen worden (ex-)verslaafden, de doelgroep bij W&S, ingedeeld in fase 4. Zoals hierboven al aangegeven is de afstand tot de arbeidsmarkt bij deze doelgroep bijna onoverbrugbaar. Dit betekent dat een instelling als W&S tot doel heeft de afstand tot de arbeidsmarkt, die deze doelgroep ervaart, te verkleinen. Nadat men een traject bij W&S heeft doorlopen, wordt men minder aangemerkt als fase 4 cliënt. Het doel van W&S, arbeidstoeleiding, is in dit kader het verkleinen van de afstand tot de arbeidsmarkt, die door toedoen van de verslaving, is vergroot. 3.9
Indicatief onderzoek onder deelnemers van W&S
Om te kijken hoe deelnemers W&S ervaren hebben we een indicatief onderzoek gedaan. Met een indicatief onderzoek bedoelen we dat we een aantal deelnemers hebben gebeld om deze een aantal vragen te stellen. We hebben zowel deelnemers gebeld die na de intake niet verder gegaan zijn bij W&S als deelnemers die bij W&S werkzaam zijn. Het was echter moeilijk om deelnemers te bereiken. Telefoonnummers klopten niet meer en een aantal wilde niet meewerken. We hebben daarom slechts acht deelnemers kunnen bereiken die bereid waren een aantal vragen te beantwoorden. Omdat we slechts acht deelnemers hebben gesproken zullen we geen conclusies en aanbevelingen aan dit onderzoek verbinden. Hieronder zullen we eerst de vragen weergeven waarna we aangeven wat de antwoorden hierop waren. Vragen 1. Hoe vond je het intakegesprek? 2. Is er een aanbod gedaan tijdens de intake? 3. Wat miste je in de intake? 4. Hoe kijk je aan tegen W&S? Vraag bij uitgevallen deelnemers 5. Wat is de reden dat je niet verder bent gegaan bij W&S? Vragen bij deelnemers die werkzaam zijn bij W&S 6. Hoe is de sfeer?
Jellinek Werk & Scholing
Pagina 16 van 46
Externe Opdracht HvA
MWD & SJD 2002 - 2003
7. Hoe is het contact met de begeleiders? 8. Wat mis je bij W&S? We hebben vijf deelnemers gesproken die na de intake niet verder zijn gegaan bij W&S en drie deelnemers die nu werkzaam zijn bij W&S. Hieronder zullen we per vraag de antwoorden geven. Antwoorden 1. Alle acht gesproken deelnemers ervoeren de intake als prettig. Ze vonden dat de intaker de tijd nam. De vragen die gesteld werden waren duidelijk. 2. Bij zes van de deelnemers is er tijdens de intake een aanbod gedaan. Bij twee niet. Daar werd tijdens het intakegesprek in gezamenlijk overleg beslist dat W&S geen geschikt aanbod kon doen. De reden hiervoor werd niet genoemd. 3. Deelnemers vonden het moeilijk aan te geven wat ze misten bij de intake. Hun ervaring bij meerdere intakes was dat deze van papier geschiedde. Ze ervoeren de intake eerder als een prettig gesprek waarbij het één en ander duidelijk was. 4. Zes deelnemers vonden deze vraag moeilijk te beantwoorden omdat ze alleen bij W&S waren geweest voor een intakegesprek. Drie deelnemers gaven aan dat W&S afgelegen lag. De twee anderen vonden W&S een prettige instelling. 5. Op deze vraag werd geen antwoord gegeven omdat het veelal privé redenen betrof. 6,7,8. Twee deelnemers die op dit ogenblik bij W&S werkzaam zijn ervaren de sfeer als open en prettig. Ze gaven aan dat de begeleiders veel individuele aandacht geven en altijd aanspreekbaar zijn wanneer ze vragen hebben. Ze vonden W&S ook gezellig en het contact met anderen is prettig. Ze vonden het moeilijk aan te geven wat ze misten bij W&S omdat ze er nog maar kort zaten.
Jellinek Werk & Scholing
Pagina 17 van 46
Externe Opdracht HvA
MWD & SJD 2002 - 2003
4. 4.1
Het huidige traject
Inleiding
In dit deel van ons onderzoek, richten wij ons op het traject bij W&S, zoals die door iedere deelnemer doorlopen wordt. Het traject bestaat uit verschillende fasen, te weten: de wervingen aanmeldingsfase, de intakefase, de oriëntatiefase, de uitvoering- en evaluatiefase, de plaatsing- en bemiddelingsfase en de fase van de nazorg. Naast deze verschillende fasen wordt ook gekeken naar de verschillende functies bij W&S en de overlegvormen. Voor dit hoofdstuk is veel gebruik gemaakt van het Centraal Beleidsboek18 van de Jellinek. Tevens zijn wij diverse keren meegelopen met de deelnemersbegeleiders van de afdeling. Zo hebben wij intakes, deelnemersbegeleidingsgesprekken en gesprekken met deelnemers van de cursus ‘Terug naar werk’ bijgewoond. 4.2
Hoe ziet het traject eruit?
Onderstaande fasering is ontleend aan het Centraal Beleidsboek. Waar mogelijk wordt per fase aangeven wat ons hierbij is opgevallen. 1. Fase werving en aanmelding Doel: Het genereren van de instroom van cliënten en het realiseren van het contact tussen cliënt en intaker. Intakemedewerkers geven voorlichting over de activiteiten van W&S aan verwijzers en potentiële cliënten. Opmerking: de taak ‘werving’ zoals beschreven in het Centraal Beleidsboek wordt in de praktijk niet zo uitgevoerd. De meningen van de deelnemersbegeleiders over dit punt zijn dan ook verdeeld. De meeste zijn van mening dat er wellicht meer voorlichting moet worden gegeven aan de verschillende afdelingen, maar houden zich daar zelf niet mee bezig. Slechts één persoon geeft regelmatig voorlichting en deze persoon is ook van mening dat W&S voldoende bekend is bij de andere afdelingen. Organisaties buiten de Jellinek leveren wellicht niet de juiste cliënten, dus daar werven heeft geen zin. Overigens wordt er regelmatig foldermateriaal verstuurd, maar men kan zich afvragen of het geven van informatie op papier wel effectief is. 2. Intakefase Doel: Toetsen van de haalbaarheid en mogelijkheden tot het aanbieden van een passend traject. Er wordt een intake gehouden met de cliënt19 en hier wordt gekeken of de cliënt in aanmerking komt voor trajectbegeleiding of een andere activiteit. Opmerking: wij vinden de intake een zeer belangrijk onderdeel van het traject. Dit onderdeel is dan ook verderop in dit hoofdstuk apart uitgewerkt. 3. Oriëntatiefase Doel: Het ontwikkelen en vastleggen van het programma wat leidt tot uitplaatsing naar arbeid of scholing.
18
Jellinek kwaliteit-management-systeem. Centraal Beleidsboek, tweede versie 11 februari 2002 Tot en met de intakefase wordt gesproken over de ‘cliënt,’ vanaf de oriëntatiefase is er echter sprake van een ‘deelnemer.’ Deze begrippen hanteren wij gedurende dit hoofdstuk.
19
Jellinek Werk & Scholing
Pagina 18 van 46
Externe Opdracht HvA
MWD & SJD 2002 - 2003
Hierna worden de doelen bepaald voor het traject. Dit gebeurt in overleg met de deelnemer. Het trajectplan wordt door de deelnemer ondertekend. Opmerking: geen 4. Dagactiviteiten Er zijn verschillende dagactiviteiten waar de deelnemer aan kan deelnemen20. Via stappen 2 en/of 3 kan op enig moment een trajectplan worden besproken. Opmerking: geen 5. Uitvoering/ evaluatie Doel: Het uitvoeren van het programma, wat leidt tot het creëren van voldoende basis voor uitplaatsing naar arbeid en/ of scholing. Dit is het vervolg op stap 3. De deelnemer heeft regelmatig een gesprek met zowel de deelnemers- als de projectbegeleider. Dit wordt in een dossier vastgelegd. Tevens kan de deelnemer een cursus volgen. Opmerking: Er zijn verschillende opvattingen van de deelnemersbegeleiders over hoe het traject eruit zou moeten zien. Hiervoor verwijzen wij naar het tweede hoofdstuk. 6. Fase plaatsing en bemiddeling Doel: Het koppelen van vacatures aan de deelnemer en de plaatsing op de arbeidsmarkt. De deelnemers- en projectbegeleider stimuleren de deelnemer in het verkrijgen van een baan. Enige begeleiding in de baan kan aan de orde zijn. Opmerking: geen 7. Nazorg De nazorg duurt gemiddeld 3 maanden. Opmerking: Bij punt 7 is afgeweken van het Centraal Beleidsboek waar het punt ‘nazorg’ niet in is opgenomen. Wij vinden dit echter een belangrijk onderdeel van het traject en hebben dit om die reden als aparte fase benoemd. Ook willen wij hierbij de opmerking plaatsen dat er geen eenduidige aanpak is wat betreft de nazorg. Bij een aantal deelnemers is er wel sprake van nazorg en is ook duidelijk door wie dit gebeurt (door de deelnemersbegeleider of door de projectbegeleider) bij andere deelnemers is dit in het geheel niet duidelijk. De antwoorden uit de interviews met zowel de deelnemersbegeleiders als de projectbegeleiders kwamen dan ook niet overeen.
20
Bijvoorbeeld Kunstkop of het Tuinhuis.
Jellinek Werk & Scholing
Pagina 19 van 46
Externe Opdracht HvA
4.3
MWD & SJD 2002 - 2003
Functie- en taakomschrijving medewerkers
Wij hebben bemerkt dat er enige verwarring kan ontstaan over de verschillende functies van de medewerkers en dat is dan ook de reden dat wij die hieronder uiteenzetten. Vervolgens zullen er hierbij een aantal opmerkingen geplaatst worden. Functie intake medewerker21 ▪ ▪ ▪ ▪ ▪ ▪ ▪ ▪ ▪ ▪
Periodiek geven van voorlichting aan alle (potentiële) verwijzers en cliënten. Periodiek bezoeken van locaties waar (potentiële) cliënten zich ophouden. Maken en verspreiden van folder materiaal. Netwerk van instellingen met kennis over cliënten, gebruikersplaatsen, potentiële opdrachtgevers. Invullen van het intakeformulier. Vaststellen van deelname doel (en)/leerdoelen, eventueel in overleg met verwijzers of opdrachtgever. Cliënt aanmelden voor betreffende modules. Vaststellen datum kennismakingsgesprek(ken) cliënt-medewerker(s) betreffende project(en). Aanleveren van intakeformulier aan de administratie. Bijhouden van vakliteratuur.
Functie projectbegeleider ▪ ▪ ▪ ▪ ▪ ▪ ▪ ▪
Op locatie verantwoordelijk voor de dagelijkse gang van zaken. Verantwoordelijk voor het verkrijgen van werkopdrachten. Aan administratie leveren van financiële gegevens over in- en verkoop. Vakgebonden kennisoverdracht. Aanbrengen/laten ontwikkelen van, aan doelstelling gerelateerde, vaardigheden. Signaleren, inspelen en registreren van ontwikkelingen/vaardigheden. Toewerken naar de te realiseren doelstellingen. Intern- en extern cliëntgebonden contacten, in indirecte relatie tot dagelijks functioneren. ▪ Onderhouden netwerk van potentiële opdracht- en werkgevers. ▪ Bijhouden van vakliteratuur Functie deelnemersbegeleider ▪ Signaleren, registreren en (laten) ondervangen van ontwikkelingsremmende factoren ▪ ▪ ▪ ▪ ▪
21
en/of omstandigheden. Bewaken van de voortgang van te realiseren doelstellingen. Concretiseren en realiseren van de uitstroom. Intern- en extern cliëntgebonden contacten. Onderhouden van het netwerk van (potentiële) opdracht- en werkgevers. Bijhouden van vakliteratuur.
De intakes worden afgenomen door de deelnemersbegeleiders. Er zijn bij W&S geen aparte intakemedewerkers.
Jellinek Werk & Scholing
Pagina 20 van 46
Externe Opdracht HvA
MWD & SJD 2002 - 2003
Opmerkingen: Deelnemersbegeleider versus projectbegeleider Een grote verandering ten opzichte van voorheen, is dat er nu meer werknemers zijn op een ongeveer gelijk blijvend aantal deelnemers. Er zijn andere functies bijgekomen, zoals die van de deelnemersbegeleiders. Voorheen was er geen scheiding tussen deelnemersbegeleiders en projectbegeleiders. De projectbegeleiders deden alles zelf, wat tot gevolg had dat het erg veel werd. De functie van deelnemersbegeleider bestaat sinds een jaar en wanneer wij naar het Centraal Beleidsboek kijken, wijkt deze inhoudelijk behoorlijk af van de functie van de projectbegeleider. Echter, in de praktijk is deze scheiding niet zo nadrukkelijk aanwezig. Uit de verschillende interviews blijkt dat sommige projectbegeleiders er soms moeite mee hebben om bepaalde taken af te stoten, wat tot wrijvingen kan leiden. Wij stelden ons dan ook de vraag of er wel voldoende afstemming plaatsvindt tussen de verschillende begeleiders. Hier wordt in de volgende paragraaf dieper op in gegaan. Casemanagement Een ander punt waar wij onze aandacht op wilden richten was de vraag of de deelnemersbegeleiders zich casemanagers kunnen noemen. Op deze vraag kregen wij verschillende antwoorden. Wat overeen kwam was dat iedere deelnemersbegeleider stelde dat het wel of niet casemanager zijn, sterk afhangt van de situatie van de deelnemer. Wanneer de deelnemer zich prima kan redden en er verder geen belemmeringen zijn, is er ook geen casemanager nodig. Twee deelnemersbegeleiders zijn van mening dat zij altijd casemanagers zijn, waarvan er één echter vindt dat het woord ‘coach’ een betere beschrijving is. Zij zijn het er in ieder geval over eens dat zij zich met meer bezighouden dan alleen het traject van de deelnemer en dat zij in sommige gevallen fungeren als ‘vinger aan de pols’. Wanneer er bepaalde belemmerende factoren zijn, dan nemen zij contact op met de desbetreffende instantie/persoon. Overigens moet hierbij worden opgemerkt dat iedere cliënt van de Jellinek bij de Centrale Aanmelding een zogenaamde trajectplanner krijgt, maar dat deze in de praktijk cliënten min of meer uit het oog verliest. Andere deelnemersbegeleiders waren niet zo bekend met de term casemanagement of vonden deze in ieder geval niet van toepassing op hun functie. Opmerkelijk hierbij is overigens dat er in de instructiemap voor nieuwe werknemers staat vermeld dat de deelnemersbegeleiders volgens het casemanagement werken. In een volgend hoofdstuk wordt verder ingegaan op het onderwerp casemanagement. 4.4
Overlegvormen
Onderstaande overlegvormen zijn alleen die overlegvormen die belangrijk zijn in het kader van ons onderzoek. Voor dit hoofdstuk betekent dat de overlegvormen waar de deelnemer- en de projectbegeleiders aanwezig zijn. De vraag die hierbij gesteld kan worden, is of er voldoende overlegvormen zijn en of deze bijdragen tot een goede afstemming tussen de deelnemer- en projectbegeleiders. Dit hebben wij onderzocht aan de hand van interviews. Soort Overleg: Intake overleg
Jellinek Werk & Scholing
Doel: Frequentie: Inhoudelijke bespreking en 1 x in de week afstemming werkprocessen, ontwikkelingen die de instelling en afdelingen betreffen. Uitwisseling van ervaringen, noden en wensen, bijzonderheden.
Aanwezigen: Intakemedewerkers
Pagina 21 van 46
Externe Opdracht HvA
MWD & SJD 2002 - 2003
Cliëntbespreking caseload per project
Deelnemersbegeleiders en projectbegeleiders.
a.d.h.v Bewaken voortgang, 1 x in de week afstemming in inzichten en werkwijze, opstellen van cliëntgebonden evaluatierapport, afstemming werkprocessen, werkzaamheden, bijzonderheden, inbreng van alle lopende cliëntcontacten. Methodiek/Casuïstiek Professionalisering, 2 x in de maand ontwikkelen eenduidige werkmethodiek, afstemming van individuele cliëntcontacten, ontwikkelen inzicht in elkaars werkwijze, kennisverspreiding over de afdeling.
Deelnemer- en projectbegeleiders.
Zoals uit de vorige paragraaf is gebleken, zijn de verschillende taken van de deelnemer- en projectbegeleiders in de praktijk niet altijd duidelijk te onderscheiden. Hier zal dus nog afstemming moeten plaatsvinden. In het verleden is hier misschien te makkelijk over gedacht en vond het overleg tussen de verschillende begeleiders niet regelmatig plaats, dit wegens ‘andere bezigheden.’ De mening van de deelnemersbegeleiders is dat dit tegenwoordig al veel beter gaat. De overleggen zouden ook beter geleid worden door de Teammanager. De gezamenlijke betrokkenheid voor de deelnemers draagt daar ook zeker toe bij. 4.5
De intake nader bekeken
Voor het houden van intakes wordt er gebruik gemaakt van een intakeformulier22. In het hoofdstuk over het intakeformulier (zie aanbevelingen)van dit onderzoek wordt nader ingegaan op de efficiëntie en doelmatigheid van dit intakeformulier. In dit hoofdstuk wordt specifiek ingegaan op de vorm en inhoud van het gesprek zelf. Daarvoor hebben wij gebruik gemaakt van interviews met de intakemedewerkers/deelnemersbegeleiders. Het verloop van de intake Tijdens de intake wordt het intakeformulier in samenwerking met de cliënt ingevuld. Wat hierbij is opvalt, is dat ondanks de lengte van het formulier en de duur van het gesprek (ongeveer een uur) de cliënt voldoende ruimte krijgt zijn eigen verhaal te vertellen. Dat is positief in die zin, dat het gesprek niet afgeraffeld wordt. Daarbij speelt mee dat er voor de intake ook meerdere gesprekken mogen plaatsvinden. De intakers zijn ook open en direct wanneer het gaat om de verwachtingen die cliënten hebben van W&S. Zo wordt er nog al eens gevraagd of er een (financiële) vergoeding tegenover staat. Voor cliënten kan het een groot nadeel zijn wanneer zij er financieel niet op vooruit gaan, maar zij wel een jaar lang moeten werken. Ook hebben de meeste cliënten geen reëel beeld over wat haalbaar is voor hen. Zij realiseren zich niet dat alleen afkicken niet voldoende is. Er volgt nog een heel proces, maar cliënten willen vaak te snel en dat is onmogelijk (zie hiervoor ook het tweede hoofdstuk). De deelnemersbegeleiders proberen de cliënten hier inzicht in te laten krijgen door veel uit te leggen en niet te forceren. Op die manier kunnen ze toch gemotiveerd raken om deelnemer te worden. Wat echter niet op een eenduidige manier aangepakt wordt, is de navraag bij de verwijzers over het verslavingsverleden van de cliënt en het huidige gebruik. Aangenomen wordt dat de cliënt clean is, maar gecheckt wordt dit niet door iedereen. In een latere fase kan dan blijken dat de cliënt gelogen heeft over zijn gebruik en hij nog steeds niet 22
Het aanmelding/intakeformulier is toegevoegd aan het Centraal Beleidsboek en wordt in dit hoofdstuk daarom niet weergegeven.
Jellinek Werk & Scholing
Pagina 22 van 46
Externe Opdracht HvA
MWD & SJD 2002 - 2003
helemaal van zijn verslaving af is, wat de kans op terugval verhoogd. Wanneer men tijdens de intake dieper ingaat op dit onderwerp en ook nog gecheckt wordt of het verhaal van de cliënt wel waar is, kan deze terugval mogelijk voorkomen worden. Het voorstel Wanneer het intakeformulier is ingevuld, het traject is uitgelegd en de cliënt in principe in aanmerking komt om deelnemer te worden, wordt de cliënt een concreet voorstel gedaan voor welk traject de cliënt in aanmerking komt. Wat ons daarbij is opgevallen is dat deze manier van aanbieden weinig overlaat aan de wensen van de cliënt. Ook het intakeformulier geeft hier geen ruimte voor. Hoewel er wel wordt gevraagd welke werkervaring de cliënt heeft, wordt er weinig stilgestaan bij wat de cliënt op dit moment zou willen. De intakers hebben naar ons idee al een duidelijk beeld bij welk project zij de cliënt graag willen hebben. Natuurlijk speelt ervaring hierbij een belangrijke rol en zullen de intakers een goede inschatting kunnen maken over wat haalbaar is, maar dit is wel een punt wat wij misten in de gesprekken. Ook niet alle projecten werden uitgelegd, waardoor het aanbod van W&S wel erg summier kan lijken. Op dit aanbod komen wij overigens verderop in ons onderzoek nog terug. Terugkoppeling Het gebeurt dat cliënten totaal niet aan het goede adres zijn bij W&S. Dit kan verschillende oorzaken hebben (bijvoorbeeld een verkeerde verwachting bij de verwijzer óf bij cliënten zelf). Hier komen wij in een volgend hoofdstuk nog op terug. Er is aan de intakers gevraagd of zij dit signaal nog terugkoppelen naar de verwijzer. Deze vraag is om twee redenen belangrijk: 1) Bij een foute verwijzing is het in onze ogen noodzakelijk om de oorzaak hiervan te achterhalen. 2) Wanneer een foute verwijzing regelmatig voorkomt bij één van de afdelingen, is schijnbaar niet goed bekend wat W&S inhoud en in welke gevallen er verwezen moet worden. Voorlichting is hierbij op zijn plaats. Op deze vraag werden ongeveer dezelfde antwoorden gegeven, namelijk dat deze terugkoppeling wél plaatsvindt. Volgens de intakers kwam het echter niet vaak voor dat cliënten bij W&S op het verkeerde adres waren. De meeste cliënten kunnen zij wel doorverwijzen naar het juiste adres. Het gaat erom dat de cliënt gehoord wordt en dat je hem verder op weg helpt. Overigens waren de meningen wel verdeeld wat betreft de totstandkoming van het contact. De een heeft totaal geen moeite met het krijgen van contact met de verwijzer en de ander heeft daar juist wel veel moeite mee wat tot gevolg heeft dat de terugkoppeling niet kan plaatsvinden. 4.6
Contract Sociale Dienst Amsterdam met betrekking tot de intake
Om een indruk te krijgen in hoeverre het contract met de Sociale Dienst Amsterdam23 invloed zou kunnen hebben op het uitvoeren van intakes, hebben we het contract nader bekeken. Zoals eerder beschreven is de SDA één van de financiers voor W&S, de resultaten die W&S per jaar boekt heeft invloed op de subsidieverstrekking.
23
Nader te noemen: SDA
Jellinek Werk & Scholing
Pagina 23 van 46
Externe Opdracht HvA
MWD & SJD 2002 - 2003
Allereerst staat in het contract beschreven hoeveel intakes er gehouden worden per jaar, dit bedraagt vierhonderd intakes. Van deze vierhonderd intakes wordt verwacht dat er zeventig cliënten daadwerkelijk op de arbeidsmarkt geplaatst worden. De duur van de intakefase mag maximaal 14 dagen bedragen waarvan het tijdsbeslag vier gesprekken inhoudt. In de praktijk kan hier wel wat soepeler mee om worden gegaan, hebben we begrepen uit de verschillende gesprekken die we gevoerd hebben. De richtlijnen vermeld in het contract met de SDA, worden in de praktijk niet strikt nageleefd. Desalniettemin kunnen deze richtlijnen die opgesteld zijn door de SDA van invloed zijn op de werkwijze van W&S. Het aantal intakes zal behaald moeten worden. In hoeverre kan dit aantal, in de vorm van een kwalitatief goed intakegesprek, behaald worden? Kan het zo zijn dat de kwantiteit het in dit geval wint van de kwaliteit? We zullen hierop terugkomen in het hoofdstuk over de aanbevelingen.
Jellinek Werk & Scholing
Pagina 24 van 46
Externe Opdracht HvA
MWD & SJD 2002 - 2003
5. 5.1
Het juridisch kader
Inleiding
Aangezien de meeste deelnemers een Abw-uitkering ontvangen (60%) en in traject zijn bij de SDA in het kader van het contract met W&S, zullen we hieronder ingaan op de mogelijkheden die de Algemene bijstandswet biedt. Bovendien denken wij dat deze mogelijkheden ertoe kunnen bijdragen dat deelnemers bij W&S het idee krijgen meer waardering te krijgen voor hun werk. Bovendien kunnen deze premies stimulerend werken voor aanvang van het traject. De gemeente Amsterdam verstrekt verschillende premies boven op de Abw-uitkering. Deze zijn vastgelegd in werkvoorschriften. Het gaat hier om gemeentelijk beleid, wat inhoudt dat Burgermeester en Wethouders hierin beleidsvrijheid hebben. De eerste premie die we willen toelichten is de activeringspremie, vervolgens gaan we in op de scholingspremie. De premies worden achteraf gegeven na het succesvol doorlopen van een traject. 5.2
De activeringspremie
Het gaat hierbij om activiteiten die concreet zijn en niet te incidenteel. In het activiteitenpatroon moet, om voor een premie in aanmerking te komen, een zekere regelmaat zitten. Bijvoorbeeld: iemand zal gedurende een zekere periode gemiddeld op een X-aantal dagen per week bepaalde activiteiten verrichten, dan wel: de activiteiten beslaan over een bepaalde periode gemiddeld X-dagen per week. Deze activiteiten moeten binnen een georganiseerd verband plaatsvinden. De organisatie (W&S) moet bereid zijn met de Sociale Dienst mee te werken ten behoeve van informatie aan de Sociale Dienst over de afspraken die met de vrijwilliger (deelnemer) gemaakt zijn of over het voortduren van de werkzaamheden die de cliënt van de Sociale Dienst bij de organisatie verricht. Kosten die de cliënt maakt in het kader van diens werkzaamheden moeten zo mogelijk door de organisatie worden vergoed. Doelgroep Het moet gaan om een cliënt met een Abw-, IOAW-, of IOAZ-uitkering;24 De afstand tot de arbeidsmarkt moet zodanig zijn dat deze naar verwachting niet binnen afzienbare termijn kan worden overbrugd. Het aanbieden van scholing of andere diensten die tot herintreding kunnen leiden is dan ook niet aan de orde. De wet stelt dat de betrokkene één jaar of langer geen arbeid in dienstbetrekking of in eigen bedrijf of zelfstandig beroep heeft verricht. Activiteit Het werkvoorschrift heeft vooralsnog betrekking op activiteiten die als onbetaald of vrijwilligerswerk gezien kunnen worden en in een georganiseerd verband plaatsvinden. Het activeringsplan is eventueel uit te breiden met activiteiten die direct in dienst staan van dit vrijwilligerswerk, bijvoorbeeld een gerichte cursus die iemand kwalificeert voor een bepaalde vrijwilligersplek. 24
IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandige
Jellinek Werk & Scholing
Pagina 25 van 46
Externe Opdracht HvA
MWD & SJD 2002 - 2003
Vrijstelling arbeidsverplichtingen In beginsel wordt vrijstelling verleend van de volgende arbeidsverplichtingen: 5.3
Naar vermogen te trachten arbeid in dienstbetrekking te verkrijgen; Na te laten hetgeen inschakeling in de arbeid belemmert (art. 113 lid 1a en d Abw); De vrijstelling geldt voor de duur van het activeringsplan, doch ten hoogste voor twee jaar; De vrijstelling vervalt als de cliënt, zonder daarvoor een geldige reden te hebben gegeven, de overeengekomen activiteiten onderbreekt of staakt. De scholingspremie
Deze premie is van toepassing bij succesvolle afronding van een noodzakelijke scholing. Daarbij schrijft de wet voor dat iemand vrijgesteld wordt van de sollicitatieplicht; ‘noodzakelijk’ is iets anders dan ‘toegestaan met behoud van uitkering’. Voor de scholingspremie kan de aanvraag ook achteraf gedaan worden, nadat de scholing is voltooid. De uiterste aanvraagdatum voor de Scholingspremie is gelegd bij drie maanden na voltooiing van de opleiding of scholing. Voorwaarden Het scholingstraject dient te vallen onder de noodzakelijke scholing, waarbij een gehele of gedeeltelijke vrijstelling van de arbeidsvoorwaarden geldt; Het scholingstraject dient met goed gevolg te zijn voltooid. Dit moet worden aangetoond met een diploma, certificaat of een verklaring van de instelling; Premie en intensiteit van de scholing: In beginsel is de hoogte van de premie voor scholing niet afhankelijk van het aantal dagen per week dat met de scholing of opleiding/werkervaring is gemoeid. Uitgangspunt is dat de scholing zo intensief mogelijk is. Ook bij deze premie gaat het om de hierboven genoemde doelgroep, die ver van de arbeidsmarkt afstaat (fase-4) en waarbij er sprake is van sociale activering. De Scholingspremie en de Activeringspremie kunnen alleen worden toegekend aan cliënten van de Sociale Dienst. Vrijlatingsgrens Soms kent de scholingsinstelling zelf ook een vorm van premie. Bij samenloop met de gemeentelijke Scholingspremie kan het gebeuren dat de wettelijke vrijlatingsgrens overschreden wordt. In dat geval wordt het meerdere tot de middelen gerekend en op de bijstand gekort. De wettelijke grens waaronder een Scholingspremie wordt vrijgelaten, is neergelegd in art. 43 lid 2h Abw.25 De artikelen met betrekking tot voorgaande premie- en vrijlatingsverordening vindt u in bijlage 3.
25
Werkvoorschriften Abw, Hoofdstuk 14, Sociale Dienst Amsterdam
Jellinek Werk & Scholing
Pagina 26 van 46
Externe Opdracht HvA
MWD & SJD 2002 - 2003
6. 6.1
Conclusies
Inleiding
In dit deel van dit onderzoek proberen wij onze conclusies nog eens op een rij te zetten om hier vervolgens onze aanbevelingen over te geven. Dit zal per punt besproken worden. 6.2
Werving
Van verschillende afdelingen hebben wij vernomen dat de bekendheid van W&S tegenvalt. Dat W&S meer gezien wordt als ‘slagroom op de taart’. Ook zouden een aantal afdelingen andere doelen naleven dan W&S, maar toch regelmatig hun cliënten doorverwijzen. Dit verschil in opvatting kan ervoor zorgen dat het uitvalspercentage zo hoog is. W&S fungeert als een soort tussenstation waar de cliënten verder doorverwezen worden naar het juiste adres. Hierbij denken wij bijvoorbeeld aan het IMC, die in haar behandeling de doorverwijzing naar W&S in haar vaste programma heeft opgenomen. In paragraaf 4.5 hebben wij echter gezien dat de intakers dit geen probleem vinden. Het gaat hen erom dat de cliënten weer verder kunnen. Hoewel dit een mooi voornemen is, lijkt het ons toch niet de bedoeling dat er zoveel intakes worden gehouden alleen om cliënten door te verwijzen naar het juiste adres. Het doel is dat er cliënten op een intake verschijnen die gemotiveerd zijn om een traject te volgen bij W&S. 6.3
Afstemming deelnemersbegeleider/projectbegeleider
De functie van deelnemersbegeleider is betrekkelijk nieuw en staat wat dat betreft nog in de kinderschoenen. Het is niet vreemd dat hier nog afstemming moet plaatsvinden met de projectbegeleiders. Dit moet dan echter wel regelmatig gebeuren en mag niet door tijdsgebrek en/of gebrek aan belangstelling worden verwaarloosd. Dit zou namelijk de kwaliteit van de begeleiding wel kunnen schaden. Ook hebben wij opgemerkt dat de deelnemersbegeleiders en de projectbegeleiders soms ook andere doelen nastreven. De projectbegeleiders zijn min of meer mensen met een lange adem die zich voor 100% inzetten voor de deelnemers. Dit betekent dat een traject veel langer kan duren dan de afgesproken 12 maanden. Overigens kan het traject sinds eind vorig jaar verlengd worden met nog eens 12 maanden. Wat we uit de antwoorden van de deelnemersbegeleiders hebben kunnen opmaken, is dat zij van mening zijn dat het traject hooguit een jaar moet duren. Sowieso lijken de meeste deelnemersbegeleiders een meer zakelijke benadering te prefereren. Dit punt zal ook beleidsmatig aandacht moeten krijgen, omdat het nu tussen de deelnemersbegeleiders en de projectbegeleiders in blijft hangen. Wanneer er meer duidelijkheid over komt vanuit het management zal dit voor de begeleiders ook makkelijker zijn om uit te voeren. In de inwerkmap voor nieuwe medewerkers wordt aangegeven dat W&S uitgaat van het Casemanagement, maar dit blijkt in de praktijk echter niet door alle deelnemersbegeleiders te worden uitgevoerd. 6.4
Intake
In paragraaf 1.5 is opgemerkt dat wij van mening zijn dat er tijdens de intake weinig ruimte is voor cliënten om hun wensen wat betreft het werkaanbod kenbaar te maken. W&S werkt vanuit een aanbodgerichte positie. Zij zijn daarbij natuurlijk afhankelijk van verschillende factoren (SDA, samenwerking met andere toeleidingsbureau’s, werkruimte, et cetera) en het is ook nog maar de vraag of W&S wel vraaggericht kán werken. Deze vraag laten wij hier echter onbeantwoord, ons gaat het erom dat cliënten wel het idee moeten hebben dat er wat te Jellinek Werk & Scholing
Pagina 27 van 46
Externe Opdracht HvA
MWD & SJD 2002 - 2003
kiezen valt. Zij moeten het idee hebben dat zij een keuze hebben gemaakt en zij daar ook verantwoordelijk voor zijn. Wanneer dit niet het geval is, zou dat een reden kunnen zijn voor de cliënt om het traject te stoppen. In onze oriëntatiefase kwamen wij erachter dat er een aantal meetpunten is waar de intaker naar kijkt bij het aannemen van een cliënt. Wij noemen het hier meetpunten, aangezien er geen vast protocol voor bestaat. De praktijk wijst uit dat het natte vinger werk is van de projectbegeleider. 6.5
Discretionaire ruimte
Wij zijn er tijdens ons onderzoek binnen W&S achter gekomen, dat medewerkers (in principe) werken aan de hand van protocollen. Binnen deze protocollen hebben de medewerkers de ruimte om een eigen invulling te geven aan deze protocollen. Zo is de intake gestandaardiseerd door middel van intakeformulieren. Aan de hand van deze formulieren wordt de deelnemer gevraagd naar NAW-gegevens, arbeidsverleden, financiële gegevens, gebruikershistorie, gezondheid, politiële contacten et cetera. Zoals al aangegeven, in het hoofdstuk dat handelt over het intakeformulier, staan er geen onderdelen in het intakeformulier met betrekking tot W&S zelf. Dit onderdeel is niet gestandaardiseerd en medewerkers hebben hier de vrije hand in. Dit betekent dat het intakeformulier ook veel interpretatieruimte laat. Een medewerker kan zelf beslissen op welke manier hij W&S introduceert en hanteert tijdens de intake. Deze interpretatieruimte vatten wij op als discretionaire ruimte. In bijlage 1 zullen wij dit begrip nader uitwerken. 6.6
Verwijzingen
Wij vragen ons ook af hoe er verwezen wordt naar W&S vanuit de andere afdelingen. Zijn de verwijzers op de hoogte van het precieze doel van W&S en stemmen zij hier ook op af. Uit de interviews kwam naar voren dat er een aantal afdelingen was, die meldde dat W&S letterlijk en figuurlijk te ver weg stond voor hen en de doelgroep. Ook hoorden we dat er een afdeling is die wel degelijk op de hoogte is van het doel van W&S, maar zelf streven zij een heel ander doel na en het doel van W&S sluit hier ook niet bij aan. Toch lopen bijna al hun cliënten in een project van W&S mee, wetende dat deze mensen het doel van W&S niet of nooit zullen behalen. 6.7
Werkaanbod
Uit diverse interviews is naar voren gekomen dat er geluiden zijn, zowel uit de hoek van de medewerkers als vanuit de cliënten van de Jellinek, dat het werkaanbod beperkt is. Met het oog op stimuleren, van de intake af aan, denken wij dat hier een uitbreiding gewenst is. 6.8
Haalbaarheid
Er is een aantal punten dat naar voren komt, waarbij we ons kunnen afvragen of er sprake is van een reële haalbaarheid bij deze afdeling. Wij stellen ons hier de vraag of het reëel is om te stellen dat een cliënt na een jaar W&S (terug) aan het werk kan. Ook hebben wij geconstateerd dat in de oriëntatiefase de grootste uitval heerst, mensen hebben misschien andere behoeften. Het werkaanbod, de condities en de toekomst lijken niet altijd even stimulerend te zijn voor cliënten. Dit kan een reden zijn voor vroegtijdig afhaken.
Jellinek Werk & Scholing
Pagina 28 van 46
Externe Opdracht HvA
MWD & SJD 2002 - 2003
Maar ook denken wij dat het aan de intake kan liggen. De intake zou doelgerichter kunnen, maatwerk, waardoor de groep mensen die toestroomt die groep is met de hoogste slagingskansen. Het lijkt soms meer kwantitatief, er worden veel cliënten naar de intake van W&S gestuurd. Soms zelfs zonder dat de verwijzer weet waar de klepel van de klok hangt. Ook blijkt voor te komen dat de verwijzer iets zoekt voor zijn behandeling en W&S komt hierbij in de buurt en zou misschien kunnen werken, dus laten we het toch maar proberen. Duidelijk wordt in ieder geval dat de doelen van verwijzers en W&S niet altijd met elkaar worden afgecheckt waardoor het doel van W&S wordt misgelopen. 6.9
Cijfers van de uitval
Intake Intakefase totaal uitval
259
Uitval per categorie In wederzijds overleg: Eenzijdig door cliënt verbroken: Eenzijdig door instelling verbroken: Extern verwezen zonder contact: Weggebleven zonder bericht: Verhuizing: Overlijden: Interne verwijzing (terug naar kliniek of verwijzer) Anders (bijv. terugval, persoonlijke redenen, enz)
30 13 0 8 58 1 0 135 14
Oriëntatiefase Oriëntatiefase totaal uitval
95
Uitval per categorie In wederzijds overleg: Eenzijdig door cliënt: Eenzijdig instelling: Extern verwezen zonder contact: Weggebleven zonder bericht: Verhuizing: Overlijden: Interne verwijzing: Anders:
4 5 0 2 10 0 0 70 3
Uitvoeringsfase Uitvoeringsfase totaal uitval
64
Uitval per categorie In wederzijds overleg: Eenzijdig cliënt: Eenzijdig instelling: Extern verwezen zonder contact: Weggebleven zonder bericht:
3 9 0 9 13
Jellinek Werk & Scholing
Pagina 29 van 46
Externe Opdracht HvA
MWD & SJD 2002 - 2003
Verhuizing: Overlijden: Interne verwijzing: Anders:
1 0 20 9
Bemiddelingsfase Bemiddelingsfase totaal uitval
13
Uitval per categorie In wederzijds overleg: Eenzijdig door cliënt: Eenzijdig door instelling: Extern verwezen zonder contact: Weggebleven zonder bericht: Verhuizing: Overlijden: Interne verwijzing: Anders:
0 2 0 8 0 0 0 1 2
De conclusies die wij konden trekken, was dat de overzichten niet goed genoeg overzichtelijk waren. Wij liepen tegen onderstaande onduidelijkheden aan:
Om tabellen te lezen is een van de vereisten een toch wel duidelijke uitleg waarin wordt weergegeven waar de rijen en tabellen voor staan. De definities moeten duidelijker uitgelegd en beschreven worden. Ook de uitgangsgetallen, uitgangsjaartallen, eindgetallen en dergelijke, zijn nodig voor het berekenen van juiste percentages. Ook deze bleken niet in voldoende mate aanwezig. Om iets aan tabellen /overzichten te hebben, is het van groot belang dat hier zorgvuldig en consequent mee wordt omgegaan. Dit houdt dan ook in dat gegevens correct en zorgvuldig moeten worden bijgehouden. 6.10
Werkwijze W&S
Uit ons onderzoek bleek dat enkele deelnemers veel langer aan de projecten van W&S deelnemen dan het traject voorschrijft. De maximale duur van een traject is twee jaar. Enkele deelnemers zitten meer dan twee jaar in een traject. Uit ons onderzoek kwam naar voren dat de werkers wat betreft dit gegeven niet op een lijn zitten. Enkelen zijn van mening dat je deelnemers die binnen het gestelde traject niet genoeg competenties opbouwen om een geslaagde plaatsing op de arbeidsmarkt te garanderen, langer de tijd moet geven. Anderen zijn van mening dat W&S zich meer moet gaan richten op de deelnemers die wel de competenties binnen de gestelde tijd kunnen opbouwen. Het traject zou dan planmatiger worden waarbij er een verdeling van fasen gemaakt moet worden welke de deelnemer moet doorlopen. De deelnemer zou dan elke fase moeten afsluiten alvorens deel te kunnen nemen aan de arbeidsmarkt. Hierdoor zou de kwantiteit bij W&S omlaag moeten maar gaat de kwaliteit omhoog. Een ander voorstel was om een combinatie van beide te maken. Waarbij de deelnemers die de potentie hebben het traject binnen de gestelde termijn af te ronden een traject in gaan wat verdeelt is in fasen. De andere deelnemers volgen een traject wat aansluit bij het tempo van de deelnemer. Aangezien er de komende tijd vorm gegeven moet worden aan hoe W&S verder moet zal dit tot interessante discussies leiden.
Jellinek Werk & Scholing
Pagina 30 van 46
Externe Opdracht HvA
MWD & SJD 2002 - 2003
7. 7.1
Aanbevelingen
Inleiding
Naar aanleiding van onze bevindingen die tijdens ons onderzoek naar voren zijn gekomen, zie het hoofdstuk conclusies, is het hoofdstuk aanbevelingen ontstaan. In dit hoofdstuk wordt eerst aangegeven waarom het belangrijk is preventief te handelen in verband met de knelpunten die naar voren zijn gekomen. Het idee achter onze onderzoeksvraag was dan ook om er achter te komen hoe het komt dat het uitvalspercentage zo hoog is en wat er eventueel aan te doen is om dit percentage terug te dringen. Er zijn verschillende manieren om preventief te werk te gaan, hieronder een weergave van de verschillende mogelijkheden. 7.2
Preventie
Primaire preventie Primaire preventie heeft als doel te voorkomen dat mensen ooit in een problematische situatie verkeren (voorkomen van nieuwe cliënten). Primaire preventie richt zich op iedereen die risico loopt. In dit kader passen ook de psychosociale aspecten van de mensen, zoals gedrag en vaardigheden. Secundaire preventie Bij secundaire preventie gaat het om vroegtijdige onderkenning, opsporing en behandeling van de problemen, meestal bij specifieke risicogroepen. Ook het opsporen van risicofactoren behoort tot secundaire preventie. Voorbeelden van secundaire preventie zijn; het benaderen van mensen met verslavingsproblematiek, afspraken maken met andere organisaties over vroegtijdige signalering. Tertiaire preventie Tertiaire preventie richt zich op situaties waarbij al sprake is van een problematische situatie. De begeleiding en andere maatregelen zijn hier bedoeld om de bestaande problemen op te lossen terwijl de preventie activiteiten in feite nazorg zijn. Goede hulp en nazorg hebben als zodanig weer een preventieve werking. Tertiaire preventie is bedoeld om erger, zoals terugval of chronisch worden te voorkomen. In het kader van onze aanbevelingen hebben we gekozen voor een secundaire preventieaanpak, aangezien W&S te maken heeft met een kwetsbare doelgroep. De doelgroep kenmerkt zichzelf door verslavingsproblematiek, wat inhoudt dat W&S vooraf bedacht moet zijn over mogelijke problemen, zoals bijvoorbeeld terugval. Bovendien is het de taak van de deelnemersbegeleider om als casemanager een signalerende functie uit te oefenen. Deze preventie kan bewerkstelligd worden aan de hand van het invoeren van outtakeformulieren en het uitvoeren van outtakegesprekken. Op deze manier is W&S op de hoogte van de redenen van uitval tijdens het traject. Bovendien denken wij dat het houden van intervisiegesprekken bijdraagt aan een preventief beleid en zorgt voor deskundigheidsbevordering en afstemming van deelnemersbegeleiders. 7.3
Aanbevelingen met betrekking tot de cijfers
Jellinek Werk & Scholing
Pagina 31 van 46
Externe Opdracht HvA
MWD & SJD 2002 - 2003
Gebleken is dat er een percentage van 85% ( dit is overigens een ruwe schatting) uitval is. Hoe deze uitval er precies uitziet hebben we nader onderzocht, daar gedurende de interviews bleek dat dit anders was dan wij dachten. Het ordenen van de cijfers en voornamelijk het inzicht krijgen in deze cijfers was moeilijker dan gedacht en heeft veel tijd gekost. We hebben van W&S een overzicht gekregen met daarop vermeld de uitval en de reden van de uitval. Per fase (intake, orientatie, uitvoering en bemiddeling) hebben we vervolgens de aantallen geturfd, waarna we het volgende kunnen aangeven per fase: de redenen van uitval en de door ons aangegeven aanbevelingen. Bij de intakefase zijn de voornaamste redenen van uitval: - intern verwezen (terugverwezen naar verwijzer); - weggebleven zonder bericht; - en stoppen in wederzijds overleg. Aanbevelingen: - Terugverwezen naar verwijzer: het zou in deze fase zo kunnen zijn, dat de afspraken met de SDA ervoor zorgen dat het aantal afgesproken intakes (400) willens en wetens wordt behaald. Dit zou kunnen betekenen dat de intake kwantitatief is. Wij denken dat dit afbreuk doet aan de kwaliteit. - Weggebleven zonder bericht, proberen te achterhalen wat de reden hiervoor is. Ook hierbij speelt signalering een grote rol, de deelnemersbegeleider zou er door middel van outtakeformulieren en gesprekken achter kunnen komen waarom de cliënt besloten heeft niet te verschijnen op de intake. Wij zijn echter wel op de hoogte van de kenmerken van de doelgroep, wat inhoudt dat het wellicht moeilijk is om de cliënt te bereiken. - Stoppen in wederzijds overleg: ook hierbij geldt dat het achterhalen van de reden(en) om te stoppen van belang is. Bij de oriëntatiefase is de voornaamste reden van uitval: - intern verwezen. Aanbevelingen: - We vragen ons af of de deelnemers goed genoeg op de hoogte gebracht worden van de verschillende fases bij W&S. De oriëntatiefase is ervoor in te schatten wat de deelnemer het beste ligt. Onze vraag is hierbij of W&S uitgaat van aanbod- of vraaggericht werken. In hoeverre heeft de deelnemer inspraak op zijn traject? Het zou zo moeten zijn dat W&S uitgaat van vraaggericht werken, aangezien er sprake is van casemanagement. In hoeverre er daadwerkelijk gewerkt wordt volgens deze methode is ons onduidelijk. - We zetten onze vraagtekens bij het aanbod van de werksoorten bij W&S, het zou kunnen dat deelnemers andere interesses hebben. Het zou ook zo kunnen zijn dat deelnemers W&S als vrijwilligerswerk zien. Mocht deze gedachte leven bij de deelnemers, dan is het zaak het doel van W&S te verduidelijken. - Motivatie: In hoeverre worden deelnemers gemotiveerd? We denken dat het noodzakelijk is deze doelgroep (blijvend) te motiveren. Dit zou kunnen door de voordelen van W&S voldoende duidelijk te maken en daarmee aangeven dat de positie van de deelnemer ten opzichte van de arbeidsmarkt verbetert. Zoals al eerder beschreven bestaan er toeslagen op de uitkeringen, waardoor deelnemers extra
Jellinek Werk & Scholing
Pagina 32 van 46
Externe Opdracht HvA
MWD & SJD 2002 - 2003
gestimuleerd kunnen worden en W&S minder zien als vrijwilligerswerk (zie hoofdstuk 5). We vragen ons hierbij af: In hoeverre er bekendheid is met het bestaan van deze toeslagen. Bij de uitvoeringsfase zijn de voornaamste redenen van uitval: - interne verwijzing; - en weggebleven zonder bericht. Aanbevelingen - Omdat de redenen voor uitval in deze fase overeenkomen met de redenen voor de intakefase, gelden hiervoor dezelfde aanbevelingen en dus verwijzen we naar de aanbevelingen benoemd onder de intakefase. Bij de bemiddelingsfase is de voornaamste reden van uitval: - extern verwezen zonder contact (bijvoorbeeld naar een psychiatrische instelling) Aanbevelingen - Hierbij geldt dat een outtake de reden voor uitval in dit stadium moet verduidelijken. We vragen ons af hoe het mogelijk is dat een deelnemer aan het eind van het traject extern verwezen wordt. Het zou kunnen dat de druk van W&S hieraan ten grondslag ligt. Aanbevelingen met betrekking tot de definiëring van uitval Er bestaat een drietal categorieën waaronder de uitvallers kunnen worden ingedeeld. Wij hebben hier de volgende indeling aan gegeven. Deze indeling kan toegepast worden in alle fases van W&S. 1) Komt niet in aanmerking voor W&S en wordt naar een andere afdeling van de Jellinek verwezen; contra indicatie. 2) Tijdens W&S switcht de cliënt voor een andere opleiding of een ander project; verandering van doelstelling. 3) Tijdens W&S valt de cliënt uit; niet behalen van de doelstelling. Daar wij hier al duidelijk werken met onderscheid maken door middel van het checken van de doelstellingen, vinden wij ook dat de benamingen veranderd moeten worden. De huidige benaming laat niet elke deelnemer tot zijn of haar recht komen. Definitie: Onder uitval verstaan wij die groep mensen, die tijdens hun traject als deelnemer bij W&S, uitvallen en hiervoor niet de reden hebben, het switchen naar een andere opleiding of door een contra indicatie elders worden doorverwezen. Dit zijn de deelnemers die de doelen niet behalen. De deelnemers die wel een van deze redenen hebben benoemen wij tot de categorie afvallers. Deze deelnemers zullen elders aan andere doelen gaan werken. Om een meer helder en concreet inzicht te verkrijgen in het cijfer van de uitval, denken wij dat het overzicht van de cijfers anders uitgetekend kan worden. Wij komen hier tot een herdefiniëring.
Jellinek Werk & Scholing
Pagina 33 van 46
Externe Opdracht HvA
MWD & SJD 2002 - 2003
Het instroomcijfer omvat al diegenen die W&S binnenkomen en een intake houden. De ene deling bestaat uit deelnemers die het doel van W&S wel behalen. De andere deling bestaat uit deelnemers die het doel van W&S om welke reden dan ook niet behalen. Dit cijfer kan vervolgens gesplitst worden in afvallers en uitvallers. Zo ontstaat er dus een overzicht in de cijfers opgedeeld in drie categorieën, te noemen: 1) Succesvolle deelnemers (diegenen die het doel van W&S behalen of in plaats van een betaalde baan bijvoorbeeld een opleiding gaan volgen voor een beter toekomstperspectief) 2) Afvallers (diegenen die tijdens W&S switchen van opleiding, gaan werken of een contra-indicatie krijgen, kortom zij die een vernieuwd doel gaan nastreven) 3) Uitvallers (diegenen die tijdens W&S uitvallen en de doelstelling niet kunnen of zullen behalen, en ook geen vernieuwd doel hebben om na te streven) Om voor de toekomst inzicht te kunnen krijgen, is het raadzaam om redenen van uitval duidelijk te verwerken. 7.4
Aanbevelingen met betrekking tot discretionaire ruimte
Aan de hand van onze bevindingen tijdens het onderzoek is gebleken dat de medewerkers van W&S ook discretionaire ruimte hebben, omdat de doelgroep vaak een individuele manier van hulpverlening vereist. De deelnemerbegeleiders en projectbegeleiders hebben allen een andere manier van omgaan met de deelnemers ontwikkeld. Bepaalde zaken binnen W&S zijn geprotocolleerd en gestandaardiseerd, dit geldt bijvoorbeeld voor de intakes. In dit geval is de discretionaire ruimte erg klein. In het beoordelen van deelnemers en in zaken die minder geregeld zijn, is er invulling vanuit de medewerkers mogelijk. Aangezien er sprake is van maatwerk bij W&S, wordt de discretionaire ruimte groter. Hoe de nazorg bijvoorbeeld geregeld is bij W&S staat in de protocollen. Wij zijn er tijdens het interviewen van diverse medewerkers achter gekomen, dat er veel onduidelijkheid bestaat wat betreft de inhoud van deze nazorg. Sommige deelnemersbegeleiders verlenen nazorg als de deelnemer hier behoefte aan heeft, als de deelnemer geen behoefte heeft aan nazorg dan wordt dit ook gerespecteerd. Er bestaat, met andere woorden, onduidelijkheid wat betreft het naleven van het protocol in dit verband. Moet men zich houden aan dit protocol? Of is dit vrijblijvend? In het contract met de SDA wordt er bijvoorbeeld gesteld dat de nazorg zes maanden duurt, terwijl er bij W&S uitgegaan wordt van een periode van drie maanden. Er is geen conformiteit wat betreft de nazorg. Het lijkt er nu op dat het uitvoeren van (de duur van) nazorg vrijblijvend is. Onduidelijkheid op het beleid van de nazorg, vergroot de discretionaire ruimte. Medewerkers zullen zelf een inschatting maken, waarbij de maatstaf is dat de nazorg in elk geval niet langer duurt dan zes maanden. Aanbevelingen Zoals hierboven al aangegeven is, worden de protocollen op verschillende manieren gehanteerd. Niet alle medewerkers werken bijvoorbeeld volgens de casemanagementmethodiek. Het is dus van belang overeenstemming te krijgen wat betreft de werkwijze van de deelnemersbegeleiders om zo de onderlinge verschillen zo veel mogelijk te beperken. Dit kan georganiseerd worden in de vorm van teamoverleggen. In deze overleggen moet duidelijk worden gemaakt dat handhaving en naleving van de protocollen noodzakelijk is of juist niet. Duidelijkheid krijgen in elkaars inzichten is hierbij
Jellinek Werk & Scholing
Pagina 34 van 46
Externe Opdracht HvA
MWD & SJD 2002 - 2003
van belang, bovendien kan geconstateerd worden dat bepaalde protocollen aangepast moet worden. 7.5
Aanbevelingen met betrekking tot casemanagement
In hoofdstuk 4 werd kort weergegeven wat de ervaring van de werknemers van W&S is met het casemanagement. Ook werd al kort genoemd dat de deelnemersbegeleiders volgens de inwerkmap zou moeten werken via deze methodiek. Blijkens het onderzoek is niet iedere hulpverlener bekend met deze methode en kan deze dus ook niet toepassen. Het casemanagement wordt wel genoemd in de inwerkmap, maar niet verder uitgelegd. Wij denken dat deze methode zeer geschikt is binnen de afdeling W&S. Mede door de doelgroep waar W&S mee te maken krijgt en de meervoudige problematiek die daarbij een grote rol speelt. Ook gaat het casemanagement uit van een vraaggerichte werkwijze, waardoor cliënten hulpverlening op maat krijgen, iets wat wij zeer belangrijk vinden. Om het belang van het casemanagement nog eens duidelijk te onderstrepen, zal dit begrip verder worden uitgewerkt in de tweede bijlage. 7.6
Aanbevelingen met betrekking tot de organisatie
Verwijzingen Wij zijn van mening dat er zowel kwantitatief als ook kwalitatief gewerkt kan worden. Wij denken dat het goed zou zijn voor W&S als zij meer aandacht zouden besteden aan hun bekendheid. Dan hebben we het niet alleen over bekendheid binnen de Jellinek, maar ook daarbuiten. Immers, een product verkoopt zich niet vanzelf. Door een betere bekendheid bij werkers binnen de Jellinek over de afdeling W&S, zou al bij voorbaat voorkomen kunnen worden dat er mensen worden doorverwezen die niet in aanmerking komen. Dit zou bij de intake een hoop tijd en moeite schelen, er wordt effectiever gewerkt. Door een goede naamsbekendheid zou het kunnen dat meer mensen van deze afdelingen afweten, we gaan er dan van uit dat doelstellingen en werkwijzen ook geheel duidelijk zijn, en er meer mensen op de intake afkomen. Misschien wordt er nu ook wel een geheel andere doelgroep bereikt. Onduidelijkheid werkt zelden positief. W&S zou als een stimulans kunnen werken voor cliënten, misschien ook al in het begin. Ze hebben dan in ieder geval van deze afdeling gehoord, zijn er minder vreemd mee, waardoor de stap naar deze afdeling misschien laagdrempeliger wordt. Intake Wat belangrijk is, is om van het begin af aan het doel van W&S steeds maar weer te spiegelen aan het doel van de cliënt. Voor W&S moet duidelijk zijn wat de cliënt wil, wat het doel van de cliënt is, zodat er een efficiënt en effectief hulpaanbod geboden kan worden. Aan de andere kant moet het voor de cliënt duidelijk zijn wat het doel van W&S is, zodat de cliënt weet wat zijn doel is, en hoe dit bewerkstelligd gaat worden. Vervolgens is het aan de intaker om samen met de cliënt te kijken of deze doelen op elkaar aansluiten. Het gevolg zou kunnen zijn dat een efficiënte intake zou kunnen zorgen voor een effectief verloop van het traject. Hierbij zal, als het goed is, niet het aantal intakes afnemen, wel is het mogelijk dat het aantal mensen dat uiteindelijk bij W&S een traject aangaat zal afnemen, zodat er minder uitval zal zijn tijdens het traject.
Jellinek Werk & Scholing
Pagina 35 van 46
Externe Opdracht HvA
MWD & SJD 2002 - 2003
Dat een doelstelling van groot belang is moge duidelijk zijn, maar dat deze nagestreefd moet worden en niet gedurende het traject vergeten mag worden wordt nog eens duidelijk gemaakt in Baarda: “Ook al is het lastig aan het begin van je onderzoek aan te geven wat je doelstelling precies is, toch is het belangrijk dat je je goed realiseert waarom je het onderzoek doet en wat je daarmee wilt bereiken. Je doelstelling is namelijk mede bepalend voor de opzet en verdere aanpak van je onderzoek”.26 Wat Baarda als onderzoek beschrijft, kan in dit onderzoek gelezen worden als het traject. Wat tevens een positief gevolg zou kunnen zijn, is dat door deze standaardisering de discretionaire ruimte verkleind wordt. Dit positieve effect is reeds geconstateerd bij de afdeling Aanmelding van de Jellinek. Deze gestandaardiseerde werkwijze maakt de intake objectiever, en dus ook de keuze om een cliënt toe te laten bij W&S. Werkaanbod Wij denken dat het erg moeilijk zal worden om baangarantie te geven. Als we kijken naar de reguliere arbeidsmarkt dan is hier ook niet expliciet sprake van. We vragen ons dan ook af of dit iets is wat als ‘beloning’ aan de deelnemers beloofd kan worden. Daarom zou het ook mooi zijn als dit als stimulus gebruikt zou kunnen worden. Of het haalbaar is is een tweede. We moeten hierbij namelijk niet de werkgever vergeten. Deze kan geen beloftes maken die hij niet kan nakomen. Stel dat een ex-cliënt van W&S bij zijn nieuwe baas terugvalt in het oude patroon? Zou een werkgever hem dan moeten aanhouden ondanks het feit dat deze werknemer zijn werkzaamheden niet uitvoert zoals is afgesproken? De grenzen zouden te onduidelijk worden en dit geeft speling. En deze speling moet er niet zijn. Te veel vrijheid leidt naar onduidelijkheid. Hier is de samenleving, het bedrijf en ook de werknemer, dus de ex-cliënt, niet mee geholpen. Desalniettemin denken wij dat een breder werkaanbod geen kwaad kan, daar een breder aanbod zorgt voor een aantrekkelijker toekomstbeeld bij de deelnemer, wat als een zinvolle beloning gezien kan worden, waardoor uiteindelijk meer mensen een traject willen bij W&S willen aangaan en dit traject vaker zullen uitzitten. Wij denken hier aan bijvoorbeeld administratief werk, groenvoorzieningen en dergelijke. Het gaat in ieder geval om de wens van de cliënt, deze moet prioriteit krijgen. Het is van belang te kijken in hoeverre deze wens vervuld kan worden. Ook zou het traject een meer positieve kant krijgen als het traject bij W&S als een gesubsidieerde baan aanvaard kan worden, toeslag van de sociale dienst. (voor verdere uitleg zie hoofdstuk 5: Juridisch kader) 7.7
Aanbevelingen met betrekking tot het intakeformulier
Als aanvulling op de bevindingen die we hebben gedaan met betrekking tot de intakefase, zullen we hieronder aangeven in hoeverre het intakeformulier27 veranderd zou moeten worden. Dit om de kwaliteit van de intake te versterken.
26 27
Baarda e.a., Kwalitatief onderzoek, pag. 41 Zie bijlage 4
Jellinek Werk & Scholing
Pagina 36 van 46
Externe Opdracht HvA
MWD & SJD 2002 - 2003
De intake wordt met behulp van een gestandaardiseerd intakeformulier gehouden. Er zou een aantal punten toegevoegd kunnen worden. Wat gemist wordt op het intakeformulier is de wens van de cliënt. Vragen die gesteld kunnen worden zijn:
Wat verwacht de deelnemer van W&S? Wat wil de deelnemer zelf graag doen? Wat is het doel van de deelnemer? Is de motivatie er bij de deelnemer?
Misschien kan van dit laatste punt een indicatie gegeven worden. Deze vraag wordt namelijk niet direct gesteld. Uit het verloop van het gesprek moet de intaker kunnen opmaken in hoeverre de deelnemer gemotiveerd is. Het kan natuurlijk zo zijn dat tijdens het gesprek bovenstaande aspecten wel naar voren komen. Echter als deze vragen niet op het intakeformulier vermeld staan, kan het ook gebeuren dat de vragen niet spontaan aan de orde komen tijdens het gesprek en dus niet besproken worden. Ook bij de verwijzers moet dit bekend zijn, zodat er beter verwezen kan worden naar W&S. Ons inziens is het nuttig bovenstaande vragen in het intakeformulier te verwerken omdat het belangrijk is om als organisatie vraaggericht te werken. Indien de cliënt aangeeft wat zijn voorkeur is met betrekking tot de mogelijkheden die W&S zou kunnen bieden en hij wordt vervolgens ergens anders geplaatst, omdat dit nu eenmaal niet binnen het aanbod valt op dit moment, kan dit als gevolg hebben dat de motivatie daalt en de cliënt al snel afhaakt. Als er vraaggericht gewerkt kan worden, wordt er gekeken naar de interesses en behoeften van de deelnemer. Het aanbod moet hierop worden afgestemd, zodat het de kans vergroot dat een deelnemer het gehele traject doorloopt.
Jellinek Werk & Scholing
Pagina 37 van 46
Externe Opdracht HvA
MWD & SJD 2002 - 2003
8.
Literatuurlijst
¾ Baarda, D.B, Goede, M.P.M. de, Teunissen,J, (2001) Kwalitatief onderzoek, Groningen/Houten, Wolters Noordhoff, ISBN 90 207 2485 1 ¾ Centraal beleidsboek Jellinek kwaliteit-management-systeem., tweede versie 11 februari 2002 ¾ Cohen, T., 2002-2003 “Casemanagement en zorgcoördinatie”, reader ¾ Epen van J.H, Drugsverslaving en alcoholisme ¾ Hoogendam, S., Verboom, E., Casemanagement – Advies “Intensief casemanagement & IVT, november 2000 ¾ Inwerkmap, nieuwe medewerkers W&S, Amsterdam ¾ Plomp H., Uit je Bol ¾ Savornin Lohman, de, J., Raaff, H., 2001 In de frontlinie tussen hulp en recht, Coutinho, Bussum ¾ Sociale Dienst Amsterdam, Werkvoorschriften Abw, hoofdstuk 14 ¾ Tijdschrift voor SJD, nr. 5 ¾ Tijdschrift voor SJD, nr. 6 ¾ www.casemanagement-advies.nl
Jellinek Werk & Scholing
Pagina 38 van 46
Externe Opdracht HvA
MWD & SJD 2002 - 2003
9.
Dankwoord
Wij willen in dit dankwoord alle medewerkers bedanken die wij hebben mogen interviewen. Speciaal de medewerkers van de afdeling van Werk & Scholing, die we niet alleen hebben geïnterviewd, maar bij wie we ook de gelegenheid hadden om gesprekken bij te wonen. Een groot deel van de informatie voor dit onderzoek, hebben wij aan hen te danken. Tevens willen wij Robert bedanken voor de tijd en aandacht die hij in de begeleiding gestoken heeft. Wij kunnen stellen, dat wij de samenwerking als bijzonder prettig hebben ervaren. Tot slot willen wij Jeroen bedanken voor de projectbegeleiding en zijn flexibele houding.
Jellinek Werk & Scholing
Pagina 39 van 46
Externe Opdracht HvA
MWD & SJD 2002 - 2003
Bijlage 1 Discretionaire ruimte Wij zijn er tijdens ons onderzoek binnen W&S achter gekomen, dat medewerkers (in principe) werken aan de hand van protocollen. Binnen deze protocollen hebben de medewerkers de ruimte om een eigen invulling te geven aan deze protocollen. Zo is de intake gestandaardiseerd door middel van intakeformulieren. Aan de hand van deze formulieren wordt de deelnemer gevraagd naar NAW-gegevens, arbeidsverleden, financiële gegevens, gebruikershistorie, gezondheid, politiële contacten et cetera. Zoals al aangegeven, in het hoofdstuk dat handelt over het intakeformulier, staan er geen onderdelen in het intakeformulier met betrekking tot W&S zelf. Dit onderdeel is niet gestandaardiseerd en medewerkers hebben hier de vrije hand in. Dit betekent dat het intakeformulier ook veel interpretatieruimte laat. Een medewerker kan zelf beslissen op welke manier hij W&S introduceert en hanteert tijdens de intake. Deze interpretatieruimte vatten wij op als discretionaire ruimte. In bijlage 2 zullen wij dit begrip nader uitwerken. Discretionaire ruimte in het kader van het onderzoek Aan de hand van onze bevindingen tijdens het onderzoek is gebleken dat de medewerkers van W&S ook discretionaire ruimte hebben, omdat de doelgroep vaak een individuele manier van hulpverlening vereist. De deelnemerbegeleiders en projectbegeleiders hebben allen een andere manier van omgaan met de deelnemers ontwikkeld. Bepaalde zaken binnen W&S zijn geprotocolleerd en gestandaardiseerd, dit geldt bijvoorbeeld voor de intakes. In dit geval is de discretionaire ruimte erg klein. In het beoordelen van deelnemers en in zaken die minder geregeld zijn, is er invulling vanuit de medewerkers mogelijk. Aangezien er sprake is van maatwerk bij W&S, wordt de discretionaire ruimte groter. Hoe de nazorg bijvoorbeeld geregeld is bij W&S staat in de protocollen. Wij zijn er tijdens het interviewen van diverse medewerkers achter gekomen, dat er veel onduidelijkheid bestaat wat betreft de inhoud van deze nazorg. Sommige deelnemersbegeleiders verlenen nazorg als de deelnemer hier behoefte aan heeft, als de deelnemer geen behoefte heeft aan nazorg dan wordt dit ook gerespecteerd. Er bestaat, met andere woorden, onduidelijkheid wat betreft het naleven van het protocol in dit verband. Moet men zich houden aan dit protocol? Of is dit vrijblijvend? In het contract met de Sociale Dienst Amsterdam wordt er bijvoorbeeld gesteld dat de nazorg zes maanden duurt, terwijl er bij Werk en Scholing uitgegaan wordt van een periode van drie maanden. Er is geen conformiteit wat betreft de nazorg. Het lijkt er nu op dat het uitvoeren van (de duur van) nazorg vrijblijvend is. Onduidelijkheid op het beleid van de nazorg, vergroot de discretionaire ruimte. Medewerkers zullen zelf een inschatting maken, waarbij de maatstaf is dat de nazorg in elk geval niet langer duurt dan zes maanden.
Jellinek Werk & Scholing
Pagina 40 van 46
Externe Opdracht HvA
MWD & SJD 2002 - 2003
Bijlage 2 Kern van “Intensief casemanagement” Intensief casemanagement is een hulpverleningsmethode die vanuit een geëxpliciteerde zorgvisie is ontwikkeld. Kernbegrip in die visie is emancipatie: de cliënt leert zich te bevrijden uit de warboel die hijzelf en/of anderen van zijn leven heeft en/of hebben gemaakt. Daarbij legt intensief casemanagement de nadruk op de eigen verantwoordelijkheid van de cliënt. De verantwoordelijkheid van de hulpverlener wordt daarbij niet kleiner, maar verandert van karakter. De casemanager reikt de cliënt middelen aan waarmee: 1. 2. 3.
hij inzicht krijgt in zijn eigen leefsituatie, hij zijn eigen hulpvragen kan gaan ontwikkelen en vaststellen en hij zijn eigen hulpdoelen kan formuleren.
Vervolgens probeert de cliënt samen met de casemanager die hulp te krijgen waar hij om vraagt. Vanuit een duidelijk geëxpliciteerde visie op hulpverlening is klant- en vraaggericht werken het begin- en eindpunt van een methodisch verantwoorde werkwijze.28 Methodiekontwikkeling De methode van intensief casemanagement is ontstaan vanuit de volgende actualiteit: er is een groeiende categorie die in toenemende mate in maatschappelijk opzicht gedesintegreerd raakt. En tegelijkertijd is de bestaande hulp- en dienstverlening voor deze categorie ontoereikend. De methode intensief casemanagement is ontwikkeld vanuit een bewuste en principiële keuze: de cliënt is subject (voetballer) van zijn eigen hulpverleningsproces en geen object (voetbal). Empowerment, emancipatie, zelfbeschikkingsrecht, de gehele leefwereld, de situatie benaderend vanuit het perspectief van de cliënt en niet van de hulpverlening enzovoort, zijn daarbij kernbegrippen. Theoretische elementen De theoretische elementen van de methode zijn: doelgroep; fases; en de positie van cliënt, casemanager en zorgaanbieders. De methode is ontwikkeld voor een doelgroep die bestaat uit cliënten met complexe meervoudige problematiek. "Zij leven, vaak chronisch, met een serie problemen (minimaal 3 leefgebieden) op materieel en immaterieel gebied die op elkaar ingrijpen, elkaar wederzijds beïnvloeden en vaak versterken in casu onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn." Vervolgens wordt in de publicaties beschreven hoe deze doelgroep in categorieën (dak- en thuislozen, zelfverwaarlozers, zelfstandige huishoudens) onderscheiden kan worden, naar de mate van gemarginaliseerd zijn. Ook zijn de probleemvelden voor multiproblemcliënten in kaart gebracht. Tot slot wordt het belangrijkste kenmerk van multiproblemcliënten beschreven, namelijk "verwaarlozing".
28
Hoogendam, S., Verboom, E., Casemanagement – Advies “Intensief casemanagement & IVT, november 2000
Jellinek Werk & Scholing
Pagina 41 van 46
Externe Opdracht HvA
MWD & SJD 2002 - 2003
Traject Het (intensief) casemanagement traject is onder te verdelen in drie hoofdfases: I Aanmelding of "verwijzing": Start van zelfbeschikking II Assessment: Bewustwordingsproces en hulpvraagontwikkeling voor of door de cliënt III Coördinatie en afstemming: Integraal hulpverleningstraject gebaseerd op zelfbeschikkingsrecht van de cliënt. I: Aanmelding Na een voor-aanmelding van een verwijzer (of zelfmelder) heeft de casemanager een voorlichtingsgesprek met de cliënt waarna deze al dan niet kiest voor dit model. Zegt de cliënt ja, dan pas is sprake van aanmelding bij "intensief casemanagement". Cliënt of hulpverlening kunnen ook kiezen voor een ander model, bijvoorbeeld "zorgcoördinatie" of "meld- en volgsysteem".Maakt de cliënt geen gebruik van het aanbod dan blijft de oorspronkelijke positie van de cliënt in het, op dat moment aanwezige hulpverleningscircuit, gehandhaafd. II: Assessment Gelijktijdig, parallel aan elkaar, is de casemanager nu actief met A. ASSESSMENT en B. CRISISVRAGEN. A. ASSESSMENT (Bewustwordingsproces cliënt) Procedure uitleg Toestemmingsverklaring Cliëntgegevens Genogram Levensloop Ecogram Leefgebieden (verwezenlijking zelfbeschikkingsrecht cliënt) Assessmentverslag Hulpvragen, doelen bepalen (door cliëntgezin) B. CRISISVRAGEN (Direct op te lossen problemen) Leefgebieden (beknopt): screening op "brandvragen" Crisisvragen oplossen (dienstverlening) Benodigde hulpverleningsinstellingen inschakelen (belangenbehartiging). III Coördinatie en afstemming (hulpverleningstraject) Hulpdoelen en hulpvragen zijn vastgesteld Hulpverleningstraject uitzetten (plan en planning) Hulpverlening organiseren (linking), (belangenbehartiging) Begeleiden en ondersteunen cliëntsysteem bij doorlopen van traject Coördineren en afstemmen van de hulpverlening Evalueren hulpverleningstraject (monitoring),(periodiek) Bijstellen hulpverleningstraject Beëindiging, eventueel regelen nazorg
Jellinek Werk & Scholing
Pagina 42 van 46
Externe Opdracht HvA
MWD & SJD 2002 - 2003
Posities Bij "intensief casemanagement" verdient de positie van alle partijen - cliënt, hulpverleners en casemanager - expliciete aandacht. Bij klant- en vraaggericht werken is de casemanager primair belangenbehartiger (soms ook dienstverlener) van de cliënt en secundair serviceverlenend voor de Zorgaanbieders. De casemanager komt op voor de belangen van de cliënt door diens positie te versterken door een specifieke vorm van inventarisatie van de cliëntsituatie en diens behoeften en achtergronden: 'assessment'. Hierdoor komt een proces van zelfbewustwording op gang bij de cliënt waardoor deze enerzijds overzicht ontwikkelt ten aanzien van de eigen situatie en anderzijds in staat is om bewuste en trajectgerichte keuzes te kunnen maken. Daarnaast is de casemanager belangenbehartiger van de cliënt om knelpunten die buiten het individu liggen niet op cliëntniveau maar op de desbetreffende niveaus (instellingen, procedures enzovoort) aan te pakken, afhankelijk van de mogelijkheden van de cliënt met, voor of samen met de cliënt. De cliënt is hierbij subject en niet object. Hulpverleners zijn specialisten die samenwerken met cliënt en casemanager bij het leveren van de zorg op maat. Een programma dat per situatie wordt ontwikkeld. Een programma dat is gebaseerd op de hulpvragen van de cliënt en waarbij de casemanager de cliënt assisteert te komen tot zelfbeschikking.29 Competenties Zoals hiervoor reeds is beschreven dient de casemanager verschillende competenties te beheersen. Echter, niet alleen de competenties van de hulpverlener spelen een rol bij het casemanagement, ook de competenties van de organisaties spelen een rol. Op het niveau van de organisatie zijn eveneens de communicatieve vaardigheden van cruciaal belang. Zoals bekend wordt casemanagement ingezet op het moment dat de problematiek van de cliënt samenwerking vergt van en met verschillende – formele en informele, professionele, en nietprofessionele - contacten. Om de benodigde hulp, diensten en zorg te kunnen bieden zal niet alleen dit formele en informele netwerk van organisaties en personen opgebouwd moeten worden, maar zullen die zich met name bereid moeten verklaren met de instelling samen te werken. In de functie van casemanager is er een aantal competenties die men zich eigen dient te maken, te weten:
29
Zelfstandig en samen met cliënten, andere hulpverleners en/of direct bij cliënt betrokkenen de woon- en leefsituatie verkennen; Samen met cliënten komen tot het formuleren en herformuleren van hulpvragen; Programma’s ontwerpen voor hulp- en dienstverlening in situaties die gekenmerkt worden door complexe problematiek en hulpvragen, afgestemd op de behoeften en mogelijkheden van de cliënt; Met een cliënt afzonderlijk en met cliënt en cliëntsysteem gezamenlijk werken aan het ontwikkelen en in stand houden van competenties ten aanzien van: zelfredzaamheid en zelfzorg; het functioneren in de woon- en leefsituatie; het organiseren van de eigen woon- en leefsituatie; het ontwikkelen en onderhouden van betekenisvolle relaties tot anderen;
www.casemanagement-advies.nl
Jellinek Werk & Scholing
Pagina 43 van 46
Externe Opdracht HvA
MWD & SJD 2002 - 2003
het vormgeven aan het samenleven in sociale netwerken en aan maatschappelijke participatie. Sociaal-agogische methoden, technieken en middelen hanteren, in het bijzonder met betrekking tot: het tot stand brengen en instandhouden van een optimaal woon-, leef- en opvoedingsklimaat; probleemsignalering en verwijzing; voorlichting, advies en informatie.
Ten aanzien van het werken binnen en vanuit een zorginstelling of hulpverleningsorganisatie, competenties die hierbij vereist zijn:
Zich als medewerker profileren en positioneren in een organisatie of samenwerkingsverband en de eigen bijdrage als medewerker definiëren en legitimeren; Samenwerken met collega’s en vertegenwoordigers van andere beroepsgroepen in het kader van de ontwikkeling en uitvoering van hulpverleningsbeleid en hulpverleningsprogramma’s; Leiding en begeleiding geven aan collega’s, andere beroepsbeoefenaren, vrijwilligers en mantelzorgers in het kader van de hulp- en dienstverlening aan cliënten; Als vertegenwoordiger van de eigen organisatie samenwerken met personen en instanties buiten de eigen organisatie.
Ten aanzien van het werken aan professionalisering, competenties die hierbij vereist zijn:
30
Kritisch reflecteren op eigen beroepsmatig handelen, houding en motivatie vanuit theoretische en normatieve kaders; Een adequate beroepshouding zichtbaar maken in de interactie met cliënten, collega’s, leidinggevenden en vertegenwoordigers van maatschappelijke instellingen en overheden.30
Cohen, T., “Casemanagement en zorgcoördinatie”, reader, 2002-2003
Jellinek Werk & Scholing
Pagina 44 van 46
Externe Opdracht HvA
MWD & SJD 2002 - 2003
Bijlage 3
Jellinek Werk & Scholing
Pagina 45 van 46
Externe Opdracht HvA
MWD & SJD 2002 - 2003
Bijlage 4
Jellinek Werk & Scholing
Pagina 46 van 46