Expedities & Exploraties
Werkboek voor deelnemers aan de Award (Versie 2.0)
Inleiding. Je bent - als deelnemer aan The International Award for Young People - zover gekomen met het programma dat je, samen met een aantal teamgenoten, aan de gang gaat om een Expeditie/Exploratie voor te bereiden. Dit is een belangrijk moment en het is goed om je te realiseren dat het hierbij gaat om een teamopdracht. Samen moet je het doen, en samen moet je het dus goed voorbereiden. Teamwork! Dat is het waar het hier om gaat. Teamwork en een goed besef van de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het goed verlopen van de Expeditie /Exploratie . Neem de tijd om het goed te doen, bereid alles uitstekend voor en het zal een uitermate spannende en leuke ervaring worden waar je nog lang over zult kunnen napraten. Het maakt niet uit of je bezig bent voor Brons, Zilver of voor Goud. Het belangrijkste is een goede voorbereiding. Dit werkboek biedt een begin en een goede basis, er zijn talloze boeken, tijdschriften en artikelen op het internet te vinden die meer en uitgebreide informatie kunnen leveren. Wij hebben voor dit werkboek gebruik gemaakt van informatie van de website www.hiking-site.nl en diverse documenten van Scouting Nederland.
Heel veel succes en plezier!
Franck Horio, Coördinator Expedities Award Nederland Pascalle Cup, directeur Award Nederland Tilburg 2015.
© 2015 The International Award For Young People The Netherlands
pagina 2
Inhoudsopgave Expedities & Exploraties ......................................................................................................................... 1 Werkboek voor deelnemers aan de Award ........................................................................................... 1 Inleiding. ................................................................................................................................................. 2 1.
Expeditie of Exploratie.................................................................................................................... 5
2.
Eisen ................................................................................................................................................ 5
3.
Het proces. ...................................................................................................................................... 6
3.1
De deelnemers vormen een groep......................................................................................... 6
3.2
De opdracht/het doel wordt bepaalt. ................................................................................... 7
3.3
De groep kiest voor een Expeditie of een Exploratie. ........................................................... 8
3.4
De manier wordt bepaald (land, water). ............................................................................... 8
3.5
Het gebied wordt gekozen. .................................................................................................... 8
3.6
Vaardigheden worden aangeleerd/getraind. ........................................................................ 9
3.6.1
Teamwerk en een goede voorbereiding. ............................................................................. 10
3.6.2
Kennis van kaart en kompas. ............................................................................................... 10
3.6.3
De vaardigheid om een warme maaltijd te bereiden. ........................................................ 10
3.6.4
Kennis van E.H.B.O. .............................................................................................................. 10
3.7
Proefexpeditie/-Exploratie wordt gehouden. ..................................................................... 11
3.8
Invullen Expeditie opgaveformulier op de website. ........................................................... 11
3.9
Beoordelaar bespreekt met groep de voorbereidingen. .................................................... 11
3.10
De Eindexpeditie/-Exploratie. .............................................................................................. 12
3.11
Inleveren verslag bij de Beoordelaar. .................................................................................. 12
Bijlage 1.
Checklist ............................................................................................................................ 13
Bijlage 2.
De kaart. ............................................................................................................................ 14
2.1
De oriëntatie moet juist zijn: ................................................................................................ 14
2.2
De ‘feiten’ van het landschap moeten erop aangeduid zijn: .............................................. 14
2.3
De schaal. .............................................................................................................................. 19
2.4
De hoogtelijnen. ................................................................................................................... 20
Bijlage 3.
Coördinaten. ..................................................................................................................... 23
Bijlage 4.
Het Kompas. ...................................................................................................................... 25
4.1
De kaart oriënteren naar het noorden m.b.v. het kompas. ................................................ 25
4.2
Richting/koers bepalen met kaart en kompas. ................................................................... 25
Bijlage 5. 5.1
Oriënteren zonder kompas............................................................................................... 27 Overdag m.b.v. de zon. ......................................................................................................... 27
© 2015 The International Award For Young People The Netherlands
pagina 3
5.2
Met behulp van de zon en je (analoge) horloge. ................................................................. 27
5.3
Met behulp van de Poolster ’s nachts.................................................................................. 27
Bijlage 6.
Het bepalen van je positie. ............................................................................................... 29
6.1
Kruismeting. .......................................................................................................................... 29
6.2
Driehoeksmeting................................................................................................................... 29
Bijlage 7.
Declinatie. ..................................................................................................................... 30
7.1
Geografische noorden .......................................................................................................... 30
7.2
Magnetische noorden ........................................................................................................... 30
7.3
Kaart noorden ....................................................................................................................... 30
Bijlage 8.
Miswijzing. ........................................................................................................................ 32
8.1
Miswijzing omrekenen naar het heden. .............................................................................. 32
8.2
Miswijzing omrekenen van de kaart naar het kompas/de omgeving ................................ 32
8.3
Miswijzing omrekenen van het kompas/de omgeving naar de kaart ................................ 33
© 2015 The International Award For Young People The Netherlands
pagina 4
1. Expeditie of Exploratie. Er zijn twee verschillende mogelijkheden waar je als team uit kunt kiezen. Als je kiest voor de Expeditie dan kies je voor een “tocht met een opdracht, waarbij de nadruk ligt op de tocht”. 2/3 van de tijd wordt besteed aan de tocht, 1/3 van de tijd aan de opdracht. De Expeditie kan op het water of over land gedaan worden. Je kunt zelf kiezen welk type Expeditie jullie doen, zolang je er zelf maar inspanning bij moeten leveren (wandelen, fietsen, kanoën, roeien, paardrijden, zeilen, etc.) en er geen sprake is van gemotoriseerde voertuigen. Als je kiest voor de Exploratie, dan kies je voor een “bescheiden tocht waarbij de nadruk ligt op de opdracht of het onderzoek”. Bij een Exploratie ligt de focus dus op het verzamelen van bewijsmateriaal voor het onderzoek van de groep. Bijvoorbeeld een tocht door een specifiek gebied om daar onderzoek te doen naar taal, gezondheidszorg, welzijn, geschiedenis, erfgoed of natuur. Hier wordt meer tijd aan besteed dan aan de tocht zelf: 2/3 van de tijd wordt besteed aan het onderzoek, 1/3 van de tijd aan de tocht. In het terrein waar jouw team de Expeditie/Exploratie gaat uitvoeren zijn talloze mogelijkheden om van je tocht een iets moois te maken.
2. Eisen.
Elke Expeditie/Exploratie moet een duidelijk omschreven doel hebben waar je als opdracht tijdens de tocht aan werkt. Deelnemers moeten voorafgaand aan de Expeditie/Exploratie een training ondergaan om de nodige vaardigheden te leren. Deelnemers moeten een Proefexpeditie doen om er zeker van te zijn dat ze goed genoeg voor zichzelf kunnen zorgen om veilig op pad te gaan in hun gekozen gebied. Tijdens de Eindexpeditie bestaat de groep uit ten minste 4 en maximaal 7 jongeren, die geheel onafhankelijk rondtrekken. Alle deelnemers in de groep moeten betrokken zijn bij de voorbereiding van de Expeditie/Exploratie. Net alle deelnemers in de groep hoeven deel te nemen aan het Awardprogramma, maar het moeten wel leeftijdsgenoten zijn die op de hoogte zijn van de eisen van het Awardprogramma voor wat betreft de Expeditie en die zo samen met de Awarddeelnemers beslissingen kunnen nemen. Alle Expedities vinden plaats onder de kundige leiding van volwassenen. De Expeditie kan op het water of over land gedaan worden. De groep kan zelf kiezen welk type Expeditie ze doen, zolang ze er zelf maar inspanning bij moeten leveren (wandelen, fietsen, kanoën, roeien, paardrijden, zeilen etc.) en er geen sprake is van gemotoriseerde voertuigen. Deelnemers overnachten in tenten die ze zelf meenemen of, wanneer dit onmogelijk is, in zo basaal mogelijke plekken waar ze nog steeds zelf moeten koken etc., zoals een hut of hostel. Het gekozen gebied moet onbekend terrein zijn voor de deelnemers. Een natuurgebied ver van de bebouwde kom dwingt jongeren om geheel onafhankelijk van anderen rond te trekken. Na afronding van de Expeditie/Exploratie moeten deelnemers verslag doen bij hun Beoordelaar. Dit verslag kan bestaan uit tekst, foto’s of filmpjes. Deelnemers kunnen er ook voor kiezen om
© 2015 The International Award For Young People The Netherlands
pagina 5
mondeling of andere creatieve manieren verslag uit te brengen over het gehele proces van planning tot uitvoering en hun specifieke doel. Het moet in ieder geval ook iets zeggen over hun persoonlijke ervaringen, wat er goed ging, wat niet goed ging in de voorbereiding en tijdens de tocht en hoe dat de volgende keer beter kan. Bij een Exploratie wordt minstens 1/3 deel van de minimale inspanningsuren besteed aan de tocht. De overige tijd wordt besteed aan de uitvoering van hun opdracht/doel. De afgelegde afstand hangt af van de snelheid van de gehele groep, iets dat de deelnemers tijdens de oefen Expeditie kunnen inschatten, zodat ze hier rekening mee kunnen houden bij de planning van de Eindexpeditie. Zie voor afstanden en minimale inspanningsuren onderstaande tabel: Bronzen Zilver Goud 2 dagen, 1 nacht 3 dagen, 2 nachten 4 dagen, 3 nachten Lopen 24 km 48 km 80 km Fietsen 120 km 210 km 320 km Paardrijden 6 uur per dag 7 uur per dag 8 uur per dag Op water 6 uur per dag 7 uur per dag 8 uur per dag
3. Het proces. Onderstaand is het hele proces benoemd, daarna van elk onderdeel meer uitleg. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Deelnemers vormen een team. De opdracht/het doel wordt bepaald. De groep kiest voor een Expeditie of een Exploratie. De manier wordt bepaald (land, water). Het gebied wordt gekozen. Vaardigheden worden aangeleerd/getraind. Proefexpeditie/-Exploratie wordt gehouden. Invullen Expeditie opgaveformulier op de website (http://award.nl/contact/opgaveExpeditie-nl/). 9. Beoordelaar bespreekt met groep de voorbereidingen. 10. Eindexpeditie/-Exploratie. 11. Inleveren verslag bij de Beoordelaar.
3.1
De deelnemers vormen een groep.
Er bestaan hele dure cursussen, waar managers van grote multinationals leren hoe ze samen – als een team - problemen op kunnen lossen. En dan blijkt dat het in een echte crisissituaties niet heeft gewerkt. Je wordt geen team op commando! Daar moet je als groep in investeren; tijd en belangstelling. Tijd om elkaar goed te leren kennen. En veel belangstelling om de andere deelnemers te “willen” leren kennen. Ieder mens heeft andere kwaliteiten en voor een goede Expeditie/Exploratie is het van belang om van ieders kwaliteiten optimaal gebruik te maken. Het zijn niet altijd de mensen met de grootste mond die de beste ideeën hebben. Ontdek bij elkaar wat ieders kwaliteiten zijn en maak daar gebruik van.
© 2015 The International Award For Young People The Netherlands
pagina 6
Een paar belangrijke hulpmiddelen om snel een goed ‘team’ te worden zijn: a. Luisteren. Als je goed luistert naar anderen, je best doet om hen uit te laten spreken, dan snap je hen ook eerder. b. Geïnteresseerd zijn. Echte interesse in andere deelnemers. c. Duidelijk en eerlijk zijn. Indien je het ergens niet mee eens bent, moet je het niet inslikken, maar zo snel mogelijk tegen het team zeggen. d. Geen een-tweetjes. Probeer te voorkomen dat je alleen met een of twee leden van het team optrekt. Zorg er voor dat iedereen overal bij betrokken is. e. Waarderen. Als je iets heel goed vindt, zeg dat dan eens. Waardering is voor iedereen belangrijk. Kom je er niet helemaal uit, vraag dan je Awardbegeleider om hulp.
3.2
De opdracht/het doel wordt bepaald.
Waar je als team zelf alle besluiten over kunt nemen, is de inhoud van je Expeditie/Exploratie. Wat ga je doen in het gebied waar je door heen gaat trekken, waar gaat je teamverslag over. We geven je een voorbeeld: Het gebied wat je hebt uitgekozen is een ruig, bebost gebied met een stromende rivier er door heen. Tijdens de af te leggen afstand zou je bijvoorbeeld aan de volgende doelen kunnen denken: Biologie
Ga na hoeveel verschillende boom- en struiksoorten er voorkomen.
Ga na hoe de toestand van die bomen is.
Inventariseer de verschillende diersoorten in het gebied.
Ga na hoeveel verschillende “diertjes” er voor komen in een m² van jullie gebied.
Ga na hoe de toestand van het water is in de beek/rivier/ven/meer.
Meet de stroomsnelheid van het water op verschillende plaatsen en breng het verval van de rivier in beeld. (vraag bij dit alles steun van je biologieleraar).
Landschap
Wat kun je uit de structuur van het landschap afleiden als het gaat om de ontwikkeling van die specifieke omgeving; welke grondsoorten komen er in dat gebied voor en hoe is dat gekomen, zijn er in het terrein resten van vroegere beschavingen te vinden en waar bestaan die uit of welke soorten van gebruik van het landschap zijn aanwijsbaar. (vraag bij dit alles steun van je aardrijkskundeleraar of geschiedenisleraar)
Literatuur
Tot welke verhalen of gedichten wordt je geïnspireerd door dit landschap.
© 2015 The International Award For Young People The Netherlands
pagina 7
welke verhalen of gedichten bestaan er over dit gebied. (vraag daarbij advies aan je leraar Nederlands)
Muziek
Welke liederen zou je hier kunnen bedenken en opnemen op een cassetterecorder als je staat onder die hele oude eik, als je langs die voortkabbelende rivier zit, als je de koebellen in de bergen hoort of de tractor het land hoort omploegen.
Kun je –als verslag van de Expeditie/Exploratie - een klankbeeld inleveren. (vraag bij dit alles advies van je muziekleraar)
C.M.V
Maak schilderijen, tekeningen of aquarellen van het gebied waar je door heen trekt.
Maak een fotoverslag van je tocht.
Maak een videoreportage van je Expeditie/Exploratie.
Produceer een Expeditie/Exploratie –krant. (vraag ondersteuning en advies aan je leraar handvaardigheid, CMV of de mediatheekbeheerder).
Zo zijn er talloze manieren om een opdracht te bedenken in het gebied waar je de Expeditie/Exploratie gaat uitvoeren. Wees daarin zo creatief mogelijk. Iets is niet gauw te gek. Het is leuker om zo origineel mogelijk te zijn dan de platgetrapte paden van een ander af te lopen.
3.3
De groep kiest voor een Expeditie of een Exploratie.
Als het doel bepaalt is, is de keuze tussen Expeditie of Exploratie snel gemaakt. Bij een Expeditie ligt de nadruk op de tocht, bij een Exploratie ligt de nadruk op het onderzoek.
3.4
De manier wordt bepaald (land, water).
Bij voorgaande twee keuzes komt automatisch de beste manier ‘naar boven’, de keus is dus snel gemaakt. Stel dat je als doel kiest voor het inventariseren van verschillende boomsoorten die je onderweg tegenkomt, is de keus om over land te gaan de beste.
3.5
Het gebied wordt gekozen.
Het gebied welke het beste past bij het doel en de manier wordt bepaald. In Nederland hebben we 15 gebieden waarin Beoordelaars goed op de hoogte zijn van de specifieke eigenschappen van dat gebied. In België hebben we 3 gebieden (allen in de Ardennen).
© 2015 The International Award For Young People The Netherlands
pagina 8
Deze gebieden zijn: Provincie Zuid-Limburg
Gebied Zuid-Limburg De Meinweg Noord-Brabant Landgoed De Utrecht Chaamse Bossen Loonse en Drunense Duinen De Biesbosch Zuid-West Hoek Utrecht Utrechtse Heuvelrug De Veluwe Veluwe-Zuid Veluwe-Midden Veluwe-Noord Drenthe De Weerribben Dwingelerveld Drents-Friese Woud Overijssel Lemelerberg België Ardennen Ambléve vallei Boven-Ourthe Salm vallei
3.6
Vaardigheden worden aangeleerd/getraind.
Voor een groot gedeelte zijn de vereiste vaardigheden afhankelijk van het terrein waar je door heen gaat trekken en uiteraard ook van de manier waarop je je gaat verplaatsen. Het maakt een verschil of je als team besluit je Expeditie/Exploratie per kano, te paard of te voet af te leggen. En ook als je op de fiets gaat, is het beheersen van verschillende vaardigheden een must. Wat denk je van het kunnen plakken van een band of het herstellen van een kapotte versnelling. Als je te paard vertrekt, is het handig dat je weet dat een paard geen koud drinken mag hebben na een lange tocht, of dat schuimbekken en zweten kunnen duiden op vermoeidheid. Op al deze zeer specifieke kennis gaat dit werkboek niet in. Die dien je gewoon te hebben als je kiest voor jouw manier van verplaatsen. De Beoordelaar kijkt naar een aantal vastgestelde zaken. En dat zijn:
Teamwerk en een goede voorbereiding.
Kennis van kaartlezen en kompas.
De vaardigheid om een goede route uit te zetten.
De vaardigheid om een warme maaltijd te bereiden.
Kennis van EHBO en veiligheid en op een verantwoorde manier met de natuur om gaan.
Het verslag.
© 2015 The International Award For Young People The Netherlands
pagina 9
3.6.1 Teamwerk en een goede voorbereiding. Elk teamlid moet over alle vaardigheden beschikken die nodig zijn voor het goed en veilig kunnen uitvoeren van jullie Expeditie/Exploratie. Elkaar helpen als iemand moeilijkheden/problemen heeft is ‘niet meer dan normaal’. Het Expeditie/Exploratie onderdeel is het enigste onderdeel waar jullie als team moeten samenwerken.
3.6.2 Kennis van kaart en kompas. Als je een kaart en kompas gaat gebruiken, is het goed om als team het gebruik daarvan te leren. Het is heel onverstandig dit aan één deelnemer over te laten. Als die uitvalt is alle kennis namelijk verdwenen. Oriënteer je dus als team daarop. Trouwens, je kunt er later veel plezier van hebben als je zelf tochten gaat maken. De meest belangrijke zaken die je moet kennen zijn:
Een richting met behulp van een kompas uitzetten.
Je plaats bepalen op een kaart.
Tekens kennen op kaarten met een schaal van 1 : 25.000 en op een schaal van 1 : 50.000.
Hoogtelijnen kunnen lezen.
Je weg/met behulp van coördinaten kunnen vastleggen en de afstand en tijd tussen de verschillende coördinaten kunnen berekenen.
Dat lijkt een hele hoop maar dat valt eigenlijk best wel mee. Het zijn hele kleine vaardigheden, waarbij bijv. je leraar aardrijkskunde je graag zal helpen. In de bijlage van dit werkboek staan de belangrijkste zaken uitgelegd.
3.6.3 De vaardigheid om een warme maaltijd te bereiden. Tijdens de Expeditie/Exploratie moet je goed eten, je verbruikt immers veel energie, en dat moet aangevuld worden. Naast brood maaltijden moet je ook één (bij Bronzen) of meerdere (Zilver en Goud) warme maaltijden maken. Een drie gangen menu: voorafje, hoofdgerecht, nagerecht/toetje. Het is daarbij gebruikelijk dat je de Beoordelaar ook uitnodigt voor jullie diner… Je zult in ieder geval voldoende voedsel voor je hele team mee moeten nemen. Denk daarbij ook aan ontbijt en lunch en aan verschillende suiker en vitamines bevattende producten, voor de energie aanvulling.
3.6.4 Kennis van E.H.B.O. Om tijdens de tocht kleine ongelukjes te kunnen verhelpen, is het goed iets te lezen en te oefenen over:
Het behandelen van blaren en kleine snijwondjes. Het inzwachtelen van een verstuikte voet of hand. Wat te doen bij maag- en darmproblemen.
© 2015 The International Award For Young People The Netherlands
pagina 10
Wat te doen in het geval van grotere problemen. Daarbij moet je denken aan het gebruik van S.O.S. signalen, het waarschuwen van hulpdiensten en vooral kalm kunnen blijven.
Hulp kun je vragen aan de leraar LO, een bevriende huisarts of mensen die bij een Kruisvereniging of EHBO vereniging werken. De Beoordelaar zal – voorafgaande aan de Eindexpeditie/-Exploratie - nagaan of je voldoende bent geoefend om jezelf te redden.
3.7
Proefexpeditie/-Exploratie wordt gehouden.
Alle deelnemers moeten een Proefexpeditie doen om ervoor te zorgen dat ze veilig alleen op pad kunnen tijdens hun Eindexpeditie. Zelfs een groep met veel ervaring moet minstens een Proefexpeditie doen om goed samen te leren werken. Proefexpedities vinden plaats in een gebied dat vergelijkbaar is met het gebied van de Eindexpeditie en zijn van hetzelfde type (wandelen, fietsen, kanoën, etc.), zodat deelnemers ook hun gekozen doel kunnen testen. De condities moeten zoveel mogelijk lijken op de uiteindelijke omstandigheden, maar de route mag niet hetzelfde zijn. De Awardbegeleider zorgt ervoor dat de deelnemers alle onderdelen van de training hebben doorlopen voor ze op pad gaan voor de Eindexpeditie.
3.8
Invullen Expeditie opgaveformulier op de website.
Tijdens je Expeditie/Exploratie krijg je te maken met een Beoordelaar. Deze mensen beoordelen, vanuit hun deskundigheid, of je als team de Expeditie/Exploratie juist hebt uitgevoerd. De Beoordelaars zijn geen examinatoren, ze zijn er om jullie optimaal te helpen. Je kunt hen ook om informatie vragen, je kunt hulp van hen verwachten, advies en ondersteuning. Ze zijn er dus voornamelijk om je team een leuke, leerzame en spannende tijd te bezorgen. Om tijdig een Beoordelaar aan jullie team te koppelen is het noodzakelijk dat je het Expeditie opgaveformulier op de website (http://award.nl/contact/opgave-Expeditie-nl/) tijdig invult. Het zoeken en vinden van een beschikbare Beoordelaar kost tijd. Voor Expedities/Exploraties in Nederland moet het formulier minimaal 6 weken voor de Eindexpeditie ingevuld en verstuurd worden. Voor buitenlandse Expedities/Exploraties minimaal 12 weken. Bij buitenlandse Expedities/Exploraties proberen we in eerste instantie een lokale Beoordelaar te vinden, die weet immers meer van de lokale omstandigheden en kent het gebied. Als er geen lokale Beoordelaar beschikbaar is, dan gaat een Nederlandse Beoordelaar mee. Hieraan zijn echter kosten verbonden. Bij een Gouden Expeditie/Exploratie naar bijvoorbeeld Noorwegen, waarbij een Nederlandse Beoordelaar meegaat, moeten de reiskosten van de Beoordelaar betaald worden door het team.
3.9
Beoordelaar bespreekt met groep de voorbereidingen.
Na het insturen van het Expeditie opgaveformulier wordt een Beoordelaar gezocht. Als er een wordt gevonden krijg je dat meteen te horen. De Beoordelaar maakt met jullie een afspraak om de Eindexpeditie/-Exploratie door te spreken, zodat niets wordt vergeten en alle noodzakelijke vaardigheden en materialen aanwezig zijn. Als de voorbereidingen allemaal goed zijn bevonden kan de Eindexpeditie doorgaan. De Beoordelaar ontmoet jullie dan weer op het startpunt van de Eindexpeditie/-Exploratie.
© 2015 The International Award For Young People The Netherlands
pagina 11
3.10 De Eindexpeditie/-Exploratie. Op de data die in overleg met de Beoordelaar is vastgesteld wordt de Eindexpeditie/-Exploratie gehouden.
3.11 Inleveren verslag bij de Beoordelaar. Na afronding van de Expeditie moeten deelnemers verslag doen bij je Beoordelaar. Dit verslag kan bestaan uit tekst, foto’s of filmpjes en iedereen heeft hier een bijdrage aan geleverd. Wat moet er in het verslag zeker te lezen zijn: - Uit welke mensen bestond jullie groep. - Op welke manier hebben jullie die Expeditie volbracht; te voet, op de fiets enz. - In welk gebied waren jullie op Expeditie. - Wat was jullie route en waar waren jullie overnachtingsplaatsen. - Wat was jullie doel of opdracht waaraan jullie gewerkt hebben. - Hoe hebben jullie hieraan tijdens de Expeditie gewerkt. - Beschrijf de uitkomst, conclusie of resultaat van deze opdracht. - Wat hebben jullie gedaan om je goed voor te bereiden op de fysieke en technisch kant van de Expeditie. - Geef een beschrijving van de bijzondere momenten voor iedereen individueel en als groep. - Maak, voor iedereen individueel, een zelfreflectie, waarbij je aangeeft wat er goed ging en waarom het goed ging. Maar ook wat je een volgende anders zou doen en waarom je dat dan anders zou doen. - Lever dit verslag uiterlijk 3 weken na het voltooien van de Eindexpeditie bij de Beoordelaar in.
© 2015 The International Award For Young People The Netherlands
pagina 12
Bijlage 1. Checklist Uitrusting voor het team
Persoonlijke uitrusting e.a. zaken
stafkaart en kaartmap (waterbestendig)
Stevige schoenen (met goed profiel)
kompas
geschikte kleding
tent
waterdicht jack met (indien mogelijk) capuchon
fluit
muts of cap
fototoestel
reserve veters
theedoek +afwassponsje
reserve ondergoed
pannen, pannengreep + kooktoestel
reserve sokken,
reserve brandstof
warme trui of fleece trui
lucifers (waterdicht verpakt)
schrijfmap en pen
Telefoonnr. hulpdiensten
slaapzak + evt lakenzak
vreemde munten voor telefooncel
slaapmat
vuilniszakken
toiletspullen + handdoek
eerste hulpdoos (aangevuld en volledig). inhoudend (als extra) een suiker-zout oplossing
vork, mes. lepel, mok, bord of laplandmok, zakmes (met evt. blikopener)
toiletpapier
rugzak
naald en garenset
zaklamp, reservebatterijen
spatels of grote lepel
reservekleding
isolatiedeken*
zwemspullen zonnebrand waterfles (min 1,5 liter)**
*
klein verpakt pakketje, te koop in buitensportwinkels.
**
een Petfles (cola/fanta) voldoet uitstekend.
© 2015 The International Award For Young People The Netherlands
pagina 13
Bijlage 2. De kaart. De kaart is een verkleinde voorstelling van het landschap op een plat vlak. De kaart moet nauwkeurig aangeven hoe het landschap in werkelijkheid is. Dat wil zeggen:
2.1
De oriëntatie moet juist zijn:
Hoofdwindstreken:
Noord, Oost, Zuid, West
Tussenwindstreken:
Noord-Oost, Zuid-Oost, Zuid-West, Noord-West. Noord-Noord-Oost, Oost-Noord-Oost, Oost-Zuid-Oost, etc.
Voor een grotere verfijning is een kompas noodzakelijk, denk daarbij aan richtingen als; NoordNoord-Oost ten Noorden en Noord-Noord-Oost ten Oosten)
De bovenkant van de kaart is steeds het Noorden. Plaatsnamen staan in WO richting (van links naar rechts).
2.2
De ‘feiten’ van het landschap moeten erop aangeduid zijn:
Een goede kaart vermeldt alles wat er in realiteit staat. Hiervoor gebruikt men kleuren en symbolen. De verklaring van deze kleuren en symbolen vinden we in de legenda. Op de volgende pagina de legenda zoals die gebruikt wordt op Nederlandse stafkaarten.
© 2015 The International Award For Young People The Netherlands
pagina 14
© 2015 The International Award For Young People The Netherlands
pagina 15
© 2015 The International Award For Young People The Netherlands
pagina 16
© 2015 The International Award For Young People The Netherlands
pagina 17
© 2015 The International Award For Young People The Netherlands
pagina 18
2.3
De schaal.
Omdat een kaart een verkleinde weergave van de werkelijkheid is, moeten ook de afstanden in verhouding blijven. De ‘maat’ van verkleining vinden we terug in de schaal, die op elke kaart voorkomt. De schaal drukt de verhouding uit tussen de afstand op het terreinen op de kaart. Afstand kaart / afstand werkelijkheid = 1 / 25.000 Op onderstaand kaartje met schaal 1:25.000 bedraagt de afstand van A naar B 64mm. Hoeveel is dat in werkelijkheid?
De schaal is 1:25.000. De werkelijkheid is dus 25.000 keer groter. 64mm x 25.000 = 1.600.000mm = 1,6km
© 2015 The International Award For Young People The Netherlands
pagina 19
Er bestaande verschillende topografische kaarten, met verschillende schalen: 1:10.000
: voor ons onpraktisch, het zijn enorme bladen
1:25.000
: voor ‘loop’ Expedities de beste kaarten
1:50.000
: Voor ‘loop’ Expedities minder geschikt, voor fiets Expedities zeer goed geschikt.
Met wat ervaring kan je direct, zonder rekenen, de werkelijke afstand uit een meting halen. Als voorbeeld bij een kaartschaal van 1: 25.000 4mm op de kaart is in werkelijkheid 100m. 1cm op de kaart is in werkelijkheid 250m. 4cm op de kaart is in werkelijkheid 1km.
2.4
De hoogtelijnen.
Op een heuvel of een berg kunnen we denkbeeldige hoogtepunten aangeven. Een lijn die punten verbind met gelijke hoogte noemen we een hoogtelijn. Deze hoogtelijnen zijn in de kaart te herkennen. Hoe dichter de hoogtelijnen bij elkaar liggen des te steiler de helling is.
Het verschil tussen twee hoogtelijnen is altijd gelijk! Zie de hoogtelijnen in de omgeving van Nederlandse hoogste berg: de Vaalserberg.
© 2015 The International Award For Young People The Netherlands
pagina 20
Enkele oefeningen: Schaal 1:25.000 1:25.000 1:10.000 1:100.000 1:50.000
Afstand op kaart 48mm. 3cm.
Werkelijke afstand
2,5km. 2cm. 4mm. 1,5cm.
© 2015 The International Award For Young People The Netherlands
1825m. 100m. 150m.
pagina 21
Op welke hoogte ligt punt A? Op welke hoogte ligt punt B? Ligt punt C in een dal, of op een heuvel?
Enkele tips bij het gebruik van een kaart.
Bestudeer de te volgen weg goed, probeer je een voorstelling te maken van het landschap, loop je door een bos (wat voor bos? Met loofbomen of dennenbomen). Onthoud zoveel mogelijk eigenschappen. Kijk onderweg regelmatig naar de kaart, zeker als er twijfel is! Je moet ten alle tijden ‘daar waar je bent’ op de kaart kunnen aangeven. Kaarten geven nooit 100% de werkelijkheid weer, tussen kaart maken en gebruiken ligt tijd waarin bijvoorbeeld bossen gekapt zijn, wegen zijn aangelegd. Dichtbij steden en dorpen zal dit meer voorkomen dan ‘op het platte land’. Enig idee van tijd, je doet ongeveer 3 à 4 km per uur met een rugzak, dus ongeveer 1 km per kwartier. Voor 100m. stijgen moet je er 15 minuten bij optellen, voor 100m. dalen tel je er 10 minuten bij.
© 2015 The International Award For Young People The Netherlands
pagina 22
Bijlage 3. Coördinaten. Om gemakkelijk en snel plaatsen op de kaart aan te geven maken we gebruik van coördinaten. We kijken even naar de zijkanten van de kaart, hier een kaart schaal 1:25.000
Om de 4cm. (=1 km) vinden we een getal dat een coördinaat aanduidt. Aan de tegenovergestelde kant van de kaart vinden we hetzelfde coördinaat. Als we de gelijke getallen met elkaar verbinden dan verdelen we de kaart in vierkanten van 4cm. x 4cm. (= 1km. X 1km.). Op deze manier kunnen we aan de hand van coördinaten steeds bepalen in welk vierkant een plaats ligt. Coördinaten staan altijd op stafkaarten aangegeven. Kasteel Rivieren ligt dus in vakje 192 - 323 Coördinaten worden steeds gelezen van links naar rechts en van onder naar boven = in stijgende volgorde! Het vierkant waarin Kasteel Rivieren ligt is 1km. X 1km. = 1 km2, nog niet nauwkeurig genoeg, daarom maken we nog een grotere verdeling; als we het vierkant verdelen in vakjes van 4mm. X 4mm. ( 4mm. op de kaart is 100m.in werkelijkheid) dan kunnen we een preciezere plaats aanduiding geven. De binnenplaats Kasteel Rivieren heeft dan als coördinaat 192.82 – 323.18 Met behulp van een kaarthoekmeter kunnen we snel en eenvoudig coördinaten bepalen.
© 2015 The International Award For Young People The Netherlands
pagina 23
Een dergelijke kaarthoekmeter is bij de scoutshop te verkrijgen. Ook de betere buitensportzaak hebben kaarthoekmeters. Kaarthoekmeters zijn meestal van doorzichtig plastic gemaakt zodat gemakkelijk in het gebruik zijn. Van stevig papier/karton/sheet zijn ze eenvoudig zelf te maken:
knip een vierkant van 4cm.x 4cm. bij een kaartschaal van 1: 25.000. Maak een verdeling van 0 tot 100, in omgekeerde volgorde, aan de boven- en rechterzijde van je vierkant.
Leg nu de rechter bovenhoek van je zelf gemaakte kaarthoekmeter op het object, en lees de waardes af.
Zoals je ziet heeft Kasteel Rivieren coördinaat 192.82 – 323.18
© 2015 The International Award For Young People The Netherlands
pagina 24
Bijlage 4. Het kompas. Een kompas werkt volgens het principe dat de naald van het kompas altijd naar het noorden wijst. Dat geldt dan voor het noordelijk halfrond, in het zuidelijk halfrond wijst de kompasnaald naar het zuiden. Er zijn vele soorten kompassen, voor bronzen Expedities volstaat een eenvoudige zogenaamde ‘plaatkompas’. Voor Zilveren en Gouden Expedities in moeilijker, ruiger, onherbergzamer terrein is een peilkompas beter.
Plaatkompas
4.1
Peilkompas
De kaart oriënteren naar het noorden m.b.v. het kompas.
Het kompas is goed te gebruiken in combinatie met de kaart.
4.2
Voor een goed gebruik zoek je de noord-zuid as van de kaart (alle verticale lijnen die coördinaten met elkaar verbinden kan je hiervoor gebruiken). Als je die hebt gevonden weet je ook waar het noorden is op de kaart. Draai de ring van het kompas zodat de N (van Noorden) precies in de peilrichting ligt. Leg het kompas met de lange zijde evenwijdig aan de noord-zuid as van de kaart. Draai de kaart, met daarop het kompas, totdat de kompasnaald naar het noorden wijst. Als dat is gelukt heb je de kaart naar het noorden georiënteerd.
Richting/koers bepalen met kaart en kompas.
Stap 1. Leg het kompas op de kaart zo dat de lange zijde van het kompas precies wijst van de plaats (positie) waar je bent (1), naar de bestemming op de kaart (2). Belangrijk is dat de pijlen op het kompas vanaf je positie wijzen naar je bestemming.
© 2015 The International Award For Young People The Netherlands
pagina 25
Stap 2. Druk nu het kompas stevig op de kaart, terwijl je de ring ronddraait. Deze draai je net zolang totdat de noord-zuid as van de ring evenwijdig loopt met de noord-zuid as van de kaart. Ook hier geldt dat de N of 0 graden die naar het noorden wijst op de ring, ook naar het noorden op de kaart moeten wijzen.
Stap 3. Neem nu het kompas in de hand en houdt het op ooghoogte. Hierbij moet je het kompas horizontaal houden en moeten de pijlen op de plaat recht vooruit wijzen. Draai nu met je lichaam rond totdat de pijl van de ring in dezelfde richting wijst als de naald van het kompas. Het (vaak) rode uiteinde van de naaldmoet nu in dezelfde richting wijzen als de N of 0 graden op de ring. De pijlen op de plaat wijzen nu in de richting waar je naartoe moet lopen.
Stap 4. Zoek nu in de verte een object (kerk/huis/boom/mast, o.i.d.) waar de pijlen naartoe wijzen en loop er naartoe. Ben je bij dat object aangekomen herhaal dan de voorgaande stappen opnieuw en bepaal opnieuw je richting.
Dit alles klinkt niet alleen simpel, maar is het ook. Het wordt pas moeilijk als je daadwerkelijk heel nauwkeurig wil (of moet) meten. Dan komen zaken als declinatie en miswijzing aan de orde. Voor een bronzen Expeditie gaat dit echter allemaal veel te ver.
© 2015 The International Award For Young People The Netherlands
pagina 26
Bijlage 5. Oriënteren zonder kompas. 5.1
Overdag m.b.v. de zon.
De zon staat
om 06.00u. in het Oosten, om 09.00u. in het Zuid-Oosten om 12.00u. in het Zuiden om 15.00u. in het Zuid-Westen om 18.00u. in het westen
5.2
Met behulp van de zon en je (analoge) horloge.
Voor een zo exact mogelijke bepaling op het middaguur uit voeren. Kleine wijzer richten naar de zon. Het midden van de hoek (bissectrice) tussen de kleine wijzer en de 12 duidt het zuiden aan. Houdt rekening met de zomer en wintertijd.
5.3
Met behulp van de Poolster ’s nachts.
© 2015 The International Award For Young People The Netherlands
pagina 27
De Poolster staat in het noorden, zoekt op het noordelijk halfrond naar de Grote Beer (het ‘steelpannetje’) je telt 5x de lengte van de buitenste rand van de Grote Beer in dezelfde richting. Je komt dan bij een heldere ster uit; de Poolster. Als je nu vanaf de Poolster loodrecht een lijn naar beneden trekt ligt het noorden precies daar waar deze lijn de aarde raakt.
© 2015 The International Award For Young People The Netherlands
pagina 28
Bijlage 6. Het bepalen van je positie. Niets is zo vervelender als niet te weten waar je precies bent op de kaart. Als dat toch het geval is dan kan je met behulp van je kompas en enkele herkenningspunten in de omgeving uitrekenen waar je ongeveer bent. Afhankelijk van de schaal van je kaart kan je je positie tot enkele tientallen meters precies uitrekenen. Voor het uitrekenen van je eigen positie kan je gebruik maken van twee verschillende methodes: 1. 2.
6.1
Kruismeting (het snijpunt van twee verschillende lijnen). Driehoeksmeting (de snijpunten van drie lijnen vormen een klein driehoekje).
Kruismeting. Kruismeting is de makkelijkste van de twee; deze kost minder tijd, maar is daardoor minder nauwkeurig dan de driehoeksmeting (zie hierna). Voor een kruismeting zoek je twee herkenbare (en op de kaart bekende) objecten in de omgeving die dusdanig uit elkaar liggen dat de hoek tussen hen tussen 45 en 135 graden is. Bij een kleinere of grotere hoek neemt de nauwkeurigheid af. Bepaal nu eerst de richtingshoek naar het eerste object. Dit doe je door het kompas op het object te richten en vervolgens de kompasroos dusdanig rond te draaien totdat het noorden van de roos precies gelijk staat met het noorden dat je kompasnaald aanwijst. Leg vervolgens het kompas op de kaart en draai het kompas net zolang rond totdat de lijnen van de kompasroos parallel lopen met de lijnen naar het (magnetische) noorden van de kaart. Nu zorg je ervoor dat je kompashuis of de kompasplaat tegen het object dat je zojuist hebt gepeild ligt zodat je een rechte lijn kunt trekken vanaf dat object tot de richting waar je je bevindt.
Nu doe je hetzelfde met het andere object: peilen en hoek meten, hoek overbrengen naar de kaart en vervolgens een lijn trekken. Je zult zien dat de twee lijnen elkaar ergens snijden: dit is de plek waar jij je ongeveer bevindt.
6.2
Driehoeksmeting.
Bij een driehoeksmeting doe je precies hetzelfde als bij de kruismeting, alleen maak je nu gebruik van drie objecten en dus drie lijnen. Daar waar de lijnen elkaar snijden ontstaat vaak een heel klein driehoekje, vandaar de naam driehoeksmeting. Jij bevindt je in het midden van dat driehoekje.
© 2015 The International Award For Young People The Netherlands
pagina 29
Bijlage 7. Declinatie. Zoals je weet wijst de naald van het kompas altijd naar het noorden. Wat je wellicht nog niet wist is dat dit niet het echte noorden is. In de realiteit zijn er namelijk drie verschillende 'noorden':
7.1
Geografische noorden
Dit is het echte noorden zoals dat altijd is weergegeven op een wereldbol, namelijk het topje van de aardbol. Deze plek is een vaste plek en is ooit vastgesteld met behulp van complexe berekeningen. Nu zou je de geografische noordpool makkelijker kunnen vinden middels een GPS. Op een kaart wordt het geografische noorden meestal met een ster (*) aangegeven.
7.2
Magnetische noorden
Dit is het noorden waar je kompasnaald altijd naartoe wijst. Het is een plek ergens ten noorden van Canada waar er een dusdanig magnetisch krachtenveld bestaat dat het als het ware door de kompasnaald altijd wordt gevonden. In realiteit is het zo dat de kompasnaald met een bepaalde stroming van magnetische krachten meewijst en deze wijzen altijd in de richting van die plek: het magnetische noorden. Probleem van dit magnetisch noorden is dat het niet altijd op dezelfde plek is. Doordat de magnetische krachtenvelden altijd in beweging zijn, verplaatst het magnetisch noorden zich altijd een beetje. Vandaar dat je kompas dus altijd in een andere richting wijst (dit verschil is niet met het blote oog te zien omdat de verandering per jaar vaak slechts minder dan 1 graad bedraagt). Op kaarten wordt het magnetische noorden meestal met een (halve) pijlpunt aangegeven.
7.3
Kaart noorden
Ook dit is een veranderend noorden, namelijk datgeen dat de kaartenmaker als noorden heeft gekozen. Vaak valt dit samen met het geografische noorden, maar om technische redenen zijn er ook veel cartografen die ervoor kiezen om zelf een zogenaamd kaartnoorden in te stellen. Het verschil tussen het geografische noorden (dus dat van de aardbol) en het magnetische noorden (dat wat het kompas aanwijst) noemen we declinatie. En omdat de verschillende magnetische krachtenvelden op de aardbol steeds in beweging zijn verandert dus ook de declinatie elk jaar een beetje. Deze verandering staat op een kaart altijd aangegeven bij de tekening van declinatie en miswijzing welke wordt uitgelegd op de pagina over miswijzing. In de onderstaande tekening kun je zien hoe de declinatievelden er in 1996 uitzagen. Nederland lag bijna precies op de 5° lijn en daarom was de declinatie in Nederland in dat jaar ongeveer 5°.
© 2015 The International Award For Young People The Netherlands
pagina 30
Goede kompassen (zoals de wat duurdere kompassen van Recta, Silva en Suunto) geven je de mogelijkheid om de declinatie op te heffen door de gradenring aan te passen aan de grootte van de declinatie. Hierbij moet je dan rekening houden dat een westelijke declinatie vaak wordt weergegeven met een negatieve waarde, terwijl een oostelijke declinatie vaak met een positieve waarde wordt weergegeven. Als je geen rekening houdt met de declinatie in een bepaald gebied kan dat tot gevolg hebben dat je maar liefst 45° uit koers kunt komen als je niet goed op let waar je kompas naartoe wijst. Het is dus altijd zaak om goed op de kaart te kijken wat het kaart noorden is, waar het geografische noorden ligt en waar deze beiden ten opzichte van het magnetische noorden liggen. Dit soort zaken wordt op een kaart meestal weergegeven met een speciale tekening die wordt uitgelegd in de bijlage over miswijzing.
© 2015 The International Award For Young People The Netherlands
pagina 31
Bijlage 8. Miswijzing. Miswijzing is een kreet die vaak (meestal) wordt verwisseld met declinatie. Men zegt al snel dat de declinatie van een bepaalde kaart x graden of minuten is, maar dan heeft men het bijna altijd over de miswijzing. Miswijzing en declinatie zijn alleen hetzelfde op kaarten waar het kaart noorden en het geografische noorden gelijk zijn. Miswijzing ontstaat doordat er een verschil bestaat tussen de verschillende noorden zoals wordt uitgelegd in de bijlage over declinatie. Omdat een cartograaf zelf een fictief punt als noorden kiest, ontstaat er een verschil tussen het noorden zoals ons kompas dat aanwijst en het noorden zoals dat op de kaart staat aangegeven. Declinatie en miswijzing staan meestal op de kaart aangegeven middels een tekening die lijkt op de tekening hiernaast. De verschillende noorden staan aangegeven middels hun afkortingen en symbolen (ster voor geografische noorden en een halve pijlpunt voor het magnetische noorden). Bovendien staat er verschillende hoeken bij de lijnen om aan te geven in hoeverre de verschillende noorden van elkaar afwijken. Let er op dat deze tekeningen (zo goed als) nooit waarheidsgetrouw -dus met de juiste hoekzijn, maar dat het puur schematisch is weergegeven hoe de verschillende noorden zich tot elkaar verhouden. Daarnaast is het zo dat deze gegevens zijn weergegeven voor het midden van de kaart. Ten slotte moet er nog bij staan voor wanneer deze gegevens gelden en wat de jaarlijkse verandering is (dus hoeveel de declinatie per jaar toeneemt of juist afneemt). Nemen we nu de bovenstaande tekening als voorbeeld, dan kunnen we 3 verschillende getallen zien: 4°18'
Dit is de miswijzing (ten opzichte van de kaart!), namelijk het verschil tussen het kaart noorden en het magnetische noorden. 1°27' Dit is de afwijking tussen het kaart noorden en het geografische noorden. 2°51' Dit is de declinatie, namelijk het verschil tussen het geografische noorden en het magnetische noorden. De snelle rekenaar zal al snel zien dat de miswijzing bestaat uit een optelsom van declinatie en de afwijking tussen het kaart noorden en het geografische noorden.
8.1
Miswijzing omrekenen naar het heden.
Stel nu dat er tevens op de kaart staat vermeld dat de declinatie elk jaar vermindert met 7' (7 minuten), en dat de gegevens op de kaart gelden voor het jaar 1996, dan kun je uitrekenen dat de cijfers voor nu (2015) respectievelijk: 3°01' (4° 18' - 11 maal 7' ), 1°27' (het verschil tussen het kaart noorden en het geografische noorden wijzigt namelijk niet) en 1°34' (het verschil tussen de twee voorgaande cijfers). Handig om te weten bij het maken van deze berekening is dat er 60 minuten gaan in één graad.
8.2
Miswijzing omrekenen van de kaart naar het kompas/de omgeving.
Nu je weet dat er dus een verschil is tussen het noorden dat je eerder gebruikte en het noorden dat je daadwerkelijk moet gebruiken kun je nauwkeuriger te werk gaan bij het bepalen van de te lopen richting. Daartoe moet je echter wel de logica snappen van de correctie die je moet toepassen op de
© 2015 The International Award For Young People The Netherlands
pagina 32
metingen die je op de kaart verricht. Daarom een gemakkelijk voorbeeld: stel de hoek tussen het kaart noorden en de plek waar je naartoe wilt is 326° (altijd met de klok mee tellen, dit is dus richting het Noord-Westen) ten opzichte van het kaart noorden. Je weet echter dat het magnetische noorden (dat wat het kompas aanwijst) 3°01' ten westen van het kaart noorden ligt. Dat wil dus zeggen dat de hoek op je kompas 326° PLUS 3°01' moet zijn (330°). De hoek die je meet op de kaart wordt weergegeven door het grijze vlak, dit is immers de hoek tussen het kaart noorden (KN) en de doelrichting (DR) van je bestemming. Als je nu echter de miswijzing corrigeert op deze gemeten hoek, dan krijg je de hoek weergegeven door het groene vlak (het verschil tussen het magnetische noorden (MN) en de doelrichting (DR). Stel deze hoek in op je kompas en draai (met het kompas in de hand) net zolang rond totdat de rode punt van de kompasnaald exact dezelfde richting op wijst als het noorden dat je kompasroos aangeeft. De pijl op je kompas zal je vervolgens wijzen welke richting je op moet lopen. Uit het bovenstaande kun je dus opmaken dat als magnetische noorden ten westen van het kaart noorden ligt, je de miswijzing moet optellen bij de hoek die je op de kaart hebt uitgemeten. Ligt het magnetische noorden ten oosten van het kaart noorden, dan moet de miswijzing er dus worden vanaf getrokken.
8.3
Miswijzing omrekenen van het kompas/de omgeving naar de kaart.
Voor het omrekenen van de hoek die je meet met je kompas naar de hoek die je op je kaart moet gebruiken ga je net andersom te werk. De hoek die je meet met je kompas wordt weergegeven door het grijze vlak, dit is immers de hoek tussen het magnetische noorden (MN) en de doelrichting (DR) van je bestemming. Als je nu echter de miswijzing corrigeert op deze gemeten hoek, dan krijg je de hoek weergegeven door het groene vlak (het verschil tussen het kaart noorden (KN) en de doelrichting (DR). Door nu deze nieuw gevonden hoek op je kompas in te stellen en vervolgens het kompas op de kaart te leggen (noorden van de kompasroos gelijk met het noorden van de kaart!), kun je uitrekenen hoe de lijn van je bestemming tot aan je huidige positie moet lopen.
Je hebt nu zojuist gezien dat de regel die eerder voor het omrekenen van de kaarthoek naar de kompas hoek precies andersom is als het gaat om een kompashoek die je omrekent naar een kaarthoek: als magnetische noorden ten westen van het kaart noorden ligt, moet je de miswijzing aftrekken van de hoek die je met je kompas hebt uitgemeten. Ligt het magnetische noorden ten oosten van het kaart noorden, dan moet de miswijzing worden opgeteld bij de hoek die je met je kompas het gemeten.
© 2015 The International Award For Young People The Netherlands
pagina 33
© 2015 The International Award For Young People The Netherlands
pagina 34