Evidence-based koffie en Best Practice chocomel
Philip Marres & Stein De Sterck
De gure wind van bezuinigingen waait door een bekende, maar nietbestaande GGZ instelling. Alles wat niet evidence-based aantoonbaar is, wordt in het kader van de vooruitgang weggesaneerd. Peter, Simon en ik zijn drie doorwinterde systeemtherapeuten die zich in de pauze rond het koffieapparaat scharen. Simon is naar een congres geweest waar Scott Miller een aanstekelijke lezing heeft gegeven over welke factoren belangrijk zijn in een therapeutisch traject. Simon geeft aan dat dit als het Best Practice model bekend staat. Het beschrijft wat werkbaar is in de praktijk. Simon vertelt: ‘Het theoretisch kader is een belangrijke factor in evidencebased therapie maar wisten jullie dat uit het onderzoek van Scott Miller
1 Deze column is gebaseerd op een artikel uit het Systeemtheoretisch Bulletin: Leren uit ervaring: persoonlijke en private ervaringen als psychotherapeutische context (Per Jensen, 2011, 5-21). In dit artikel wordt een onderzoek aangehaald. Een klein citaat om de genoemde percentages te onderbouwen: “De Amerikaanse therapeuten Hubble, Duncan en Miller (1999) baseren zich op het werk van Michael Lambert uit 1992. Zij stellen dat uit onderzoek de aanwezigheid blijkt van vier algemene factoren. Deze factoren worden geïdentificeerd in alle vormen van psychotherapie, onafhankelijk van de theoretische oriëntatie (psychodynamisch cognitief enzovoort), de vorm (individueel, groep, paar, gezin enzovoort), dosering (frequentie en aantal sessies) of specialiteit (soort probleem, professionele discipline enzovoort). Deze algemene factoren zijn: 1. De therapeutische relatie (30%); 2. Verwachting (placebo-effect) (15%); 3. Technieken (15%); 4. Verandering in het leven van cliënt buiten therapie om (40%). Zij beweren dat deze verhoudingen gelijk blijven, ongeacht de therapeutische traditie of keuze van methoden.” De uitspraak “80% van de therapeuten vindt zich bij de beste 20% horen” is van Scott Miller tijdens een congres in Dresden (23-25 september 2011).
* personalia Evidence-based koffie en Best Practice chocomel / JG30 / 2012 / SB2
blijkt dat maar 15% van de uitkomst bepaald wordt door de methodiek! Dus of je vanuit een gedragsmatige of systeemtheoretische visie therapie verleent, heeft maar 15% invloed op het uiteindelijke effect van de therapie. Dus al die strijd en ondergrondse gevechten op onze teamvergaderingen over wat nu eigenlijk het beste model is, kunnen we best achterwege laten.’ Peter roert nadenkend in zijn koffie: ‘Dus 15% zijn specifieke factoren. Dat betekent dat er 85% niet- specifieke factoren zijn. Kun je een voorbeeld geven van wat niet-specifieke factoren kunnen zijn?’ ‘Dat is de therapeutische relatie, of gewoon de dingen die gebeuren in het leven van een cliënt, of de mate van hoop die ontstaat, wat dat dan ook mag zijn’, vervolgt Simon. Peter begint hardop na te denken: ‘Voor een deel zijn deze niet-specifieke factoren te beïnvloeden. De relatie tussen cliënt en hulpverlener is er één van. Als ik een cliënt onbeschoft behandel, dan heeft dit invloed op de uitkomst van de begeleiding, maar dan blijven er nog heel wat niet-specifieke factoren over. Een cliënt kan een droombaan, een goed lief of net een snertjob of slecht lief of ziekte krijgen. Deze aspecten kunnen we niet beïnvloeden, maar welke van de niet-specifieke factoren kunnen we dan wel beïnvloeden?’ Het koffieapparaat lijkt ondertussen ook pauze te hebben want op welke knop we ook drukken, er komt niets meer uit. In gedachten blader ik door mijn agenda en zeg: ‘Shit’. Peter en Simon kijken mij vragend aan: ‘Deze middag komt Hans. Dat is een verslaafde jongen waar ik weinig mee kan op dit moment. Je weet wel, die jongen die we tijdens de laatste intervisie hebben besproken. Om zijn suikertekort aan te vullen, drinkt hij altijd drie chocomelkjes met suiker voordat we in gesprek gaan. Pas wanneer dit vast stramien is voltrokken is, wordt hij rustig genoeg om te kunnen reflecteren tijdens de therapie. Eén keer was het apparaat kapot. Hij was zo uit zijn doen dat ik het hele gesprek bezig ben geweest om zijn emoties te reguleren opdat hij zijn woede niet op het koffieapparaat zou botvieren.’ Peter zegt: ‘Dat is nu precies wat ik bedoel. Het koffieapparaat is een nietspecifieke beïnvloedbare factor in de hulpverlening.’ ‘Nu overdrijf je toch wel een beetje,’ zegt Simon. ‘Alsof therapie evidence-based koffie drinken
JG30 / 2012 / SB2 / Philip Marres & Stein De Sterck
is. Zo oppervlakkig is ons werk nu ook weer niet! Maar ja, volgens onze interim manager doen wij niet anders dan dat en trouwens, hij drinkt zelf zoveel koffie dat daar zijn geluk wel van af moet hangen. Ik zou niet weten waar hij anders… nou ja, laat maar,’ mompelt hij. De interim manager komt aan lopen en zegt: ‘Het goede nieuws is dat er een nieuw koffiezetapparaat komt, het andere nieuws is dat de choco de lux, chocomelk en cappuccino in heroverweging zijn genomen en niet meer bij het primaire proces zullen behoren.’ Zonder op antwoord te wachten draait hij zich om en loopt weg. Simon sneert: ‘Op welke cursus heeft hij dit nu weer geleerd…’. ‘Nee’, zegt Peter, ‘natuurlijk is therapie geen evidence-based koffie drinken, het gaat niet om het koffie drinken tijdens de therapeutische gesprekken. Waar het wel om gaat is dat deze verandering, het weghalen van de chocomelk en andere dranken, buiten de therapie om, factoren zijn die invloed hebben op de uitkomst van de therapie.’ Er gaat nu duidelijk een lichtje branden bij Simon en hij komt op dreef: ‘Zo zijn er nog veel meer niet-specifieke factoren te beïnvloeden. Welke cliënt wordt nu echt gelukkig van de diagnose Borderline? Afschaffen die DSM! Trouwens, ik kan mij niet voorstellen dat er maar één cliënt blij wordt van een Diagnose Behandel Combinatie, direct schrappen dus. Rapportage is meestal een aaneenschakeling van problematische situaties. Ik denk dat ik best wel aan kan tonen dat mensen niet gelukkig worden van problemen. Wat kunnen we nog verder binnen de organisatie beïnvloeden? Ik ben regelmatig niet bereikbaar voor cliënten omdat ik in vergadering ben. Uit mijn agenda halen die vergaderingen! Daar word ik ook veel gelukkiger van, nu ik het toch over mijn geluk heb. Doek die managers ook maar op, als ik er niet gelukkig van word, dan de cliënten ook niet. Ik kan het niet wetenschappelijk onderbouwen, maar als we al deze factoren bij elkaar optellen dan is dat toch wel zo’n 20%!’ Al brainstormend ontspruit er een ideale organisatie die geheel ten dienste staat van de cliënt (en henzelf ). Plotseling werpt zich een schaduw over de tafel en het gesprek heen. Het is Samantha, de secretaresse, die ons met opgetrokken wenkbrauwen aankijkt en zegt: ‘Mag ik wat vragen? Denken jullie dat jullie tot de 20%
Evidence-based koffie en Best Practice chocomel / JG30 / 2012 / SB2
beste therapeuten behoren?’ We kijken elkaar met een wat zelfgenoegzame glimlach aan. Samantha??? Jij? Er lijkt een beetje minachting in onze stem door te klinken. ‘Nou, nu je het zegt, goh, we willen nu niet onmiddellijk arrogant klinken, maar er lopen hier toch wel een aantal kwakzalvers rond die minder goed zijn dan wij.’ ‘Ja dus?’, vraagt ze nogmaals. Het blijft oorverdovend stil aan de andere kant, niemand kan nu nog toegeven dat ze bij die overige tachtig procent behoren… ‘Wel’, gaat Samantha verder, ‘dat zou dan willen zeggen dat jullie jezelf tot de beste therapeuten rekenen. En dat terwijl Miller beweert dat de therapeuten die niet hoog met zichzelf oplopen net die therapeuten zijn die het beste scoren.’ Ze is op dreef: ‘Ik beweer niet dat ik tot de 20% beste therapeuten behoor en ben daarmee dus al een goede therapeut en heb dan al 15% beïnvloeding bereikt: placebo weet je wel. Als ik dan ook nog jullie lieve cliënten een warm bakje koffie aanbied en even langs mijn neus weg vraag hoe het met hen gaat, realiseer ik 30% beïnvloeding met name door een goed contact. En dat terwijl ik heel wat procenten minder verdien. Eigenlijk heb ik dus al bijna evenveel bereikt bij de cliënt zonder een jarenlange opleiding. Misschien ligt de diepgang van een contact wel aan de oppervlakte van een bakje koffie.’ Ze loopt weg en gooit een systeemtheoretisch vakblad op tafel. Er staat te lezen op de cover: tachtig procent van alle therapeuten zijn ervan overtuigd dat ze tot de twintig procent beste therapeuten behoren. En waar blijven dan de slechtste twintig procent therapeuten? Die worden misschien wel manager… We druipen af naar kantoor. Ik merk, bij binnenkomst op mijn bureau, dat er een doosje chocomelkpoeder met op het etiket ‘bewezen lekker’ en een waterkoker op het tafeltje staan. Via het informele kanaal, dat is trouwens het enige kanaal dat nog niet wegbezuinigd is, heeft Samantha dit geregeld. Cliënt Hans die gefrustreerd binnen komt stormen, ziet de chocomelk staan en glimlacht. ‘Wat aardig’, zegt hij, ‘nu hoef ik niet meer te kiezen.’ ‘Ja’, zeg ik, ‘we moeten meer klantgericht werken en dit is best practice chocomel.’ ‘Inderdaad’, zegt Hans, “best praktisch” op je bureau.’ We gaan in gesprek voor de volle 100%.
JG30 / 2012 / SB2 / Philip Marres & Stein De Sterck
personalia
albrechts birgit
Cluster Manager; GZ- Psycholoog; Systeemtherapeut bij Mondriaan, Divisie Kinderen en Jeugdigen te Heerlen. Geassocieerde trainer bij de Interactie-Academie. E-mail:
[email protected] belfor daniëlle
Psycholoog NIP bij Balans & Impuls BV in Den Haag. E-mail:
[email protected] de fraeye marleen
Klinisch Psycholoog-Systeemtherapeut-Coach in privépraktijk te HeusdenZolder. Lector aan de Katholieke Hogeschool te Hasselt. Geassocieerde trainer bij de Interactie-Academie. E-mail:
[email protected] de sterck stein
Kinderpsycholoog - Systeemtherapeut op het Vertrouwenscentrum Kinder mishandeling Antwerpen. E-mail:
[email protected] heemskerk leny
Systeemtherapeut, privépraktijk “Gezin&co” te Soesterberg. E-mail:
[email protected] marres philip
Systeemtherapeut gezinstrainingsprogramma bij Stek Jeugdhulp te Gouda. E-mail:
[email protected]
begin artikel
personalia / JG30 / 2012 / SB2
van reybrouck tomas
Klinisch psycholoog-psychotherapeut. Geassocieerde trainer bij de Interactie-Academie. Werkzaam bij CGG Eclips afdeling verslavingszorg te Gent en groepspraktijk de Luwte te Lochristi. E-mail:
[email protected] scherpenisse rien
Juridisch Kwaliteitsmedewerker voor de gemeente Schouwen-Duiveland. Werkt als klantmanager Werk, Inkomen en Zorg en is daarbij actief in het in 2011 opgerichte samenwerkingsverband Openbare Geestelijke Gezondheidszorg. E-mail:
[email protected] staelens ilse
Klinisch psycholoog bij CGG ZO-Vlaanderen in Aalst en privépraktijk in Lede. E-mail:
[email protected] verdru hannes
Lector psychologie aan de Hogeschool West-Vlaanderen te Brugge. Daarnaast werkzaam als vrij gevestigd psychotherapeut. Geassocieerde trainer bij de Interactie-Academie. E-mail:
[email protected] winter christiane
Werkzaam in het UZ Brussel op het Centrum Medische Genetica. Bezig met onderzoek in verband met het functioneren van kinderen na pre-implantatie genetische diagnostiek en de beleving van de overgang naar ouderschap onder verschillende premissen (genetische - en fertiliteitsproblematiek). Daarnaast verbonden aan de groepspraktijk d_Link te Mechelen. E-mail:
[email protected]
JG30 / 2012 / SB2 / personalia
begin artikel