Evaluatieverslag 2007-2008 project ‘Veerkracht: depressiepreventie bij ouderen in Leiden Zuidwest’
Colofon Het project Veerkracht is een project waarin de volgende partners samenwerken: Gemeente Leiden, Preventie GGZ Leiden en omstreken, RADIUS (Stichting welzijn voor ouderen, chronisch zieken en gehandicapten), Kwadraad (maatschappelijk werk) ActiVite Thuiszorg Groot Rijnland, Libertas Leiden (thuiszorg en buurtopbouwwerk) GGD Hollands Midden. Het project is mede mogelijk gemaakt door financiering voor het projectmanagement vanuit de voormalige OGGZ-zorgvernieuwingsgelden, die vanaf 2008 worden beheerd door de gemeente Leiden. Tekst: Contactpersoon: Uitgiftemaand: Uitgever:
N. van der Zouwe, GGD Hollands Midden N. van der Zouwe mei 2009 GGD Hollands Midden GGD HM, Documentatiecentrum, Postbus 121, 2300 AC Leiden
Inhoudsopgave Inhoudsopgave
3
Samenvatting
4
1.
7 7 7 8
1.1. 1.2. 1.3.
Inleiding Implementatie integrale aanpak depressiepreventie bij ouderen Project in Leiden Zuidwest Leeswijzer
2.
Opzet evaluatie 2.1. Werkwijze evaluatie 2.1.1. Voorbereidend onderzoek 2.1.2. Procesevaluatie 2.1.3. Effectevaluatie
9 9 9 10 10
3.
Het proces 3.1. Het doorlopen van de fasen 3.1.1. Fase 0 en initiatieffase 3.1.2. Fase 1 Oriëntatie en probleemanalyse 3.1.3. Fase 2 Oplossingsverkenning 3.1.4. Fase 3 Actieplanning 3.1.5. Fase 4 Uitvoering en evaluatie 3.2. Beïnvloedende factoren 3.2.1. Factoren in de omgeving 3.2.2. Factoren in de organisatie 3.2.3. Factoren van de methodiek 3.2.4. Borging van de integrale aanpak depressiepreventie
11 11 11 11 12 13 13 17 17 17 18 19
Beter bereik in theorie en praktijk Omvang depressieve klachten in Leiden Zuidwest Geschatte gezondheidswinst Bereik van depressiepreventie
22 22 23 24
Conclusies en aanbevelingen
26
Bijlage 1 Definitie depressie en risicogroepen Definitie van depressie Overzicht van risicogroepen
28 28 28
Bijlage 2 Strategieën voor de vermindering van depressieve klachten
29
4. 4.1. 4.2. 4.3. 5.
Evaluatie Veerkracht
3
Samenvatting Dit evaluatieverslag beschrijft het proces en de uitkomsten van het project ‘Veerkracht: 1 depressiepreventie bij ouderen’ dat in 2007 en 2008 is uitgevoerd in Leiden Zuidwest . De aanleiding is dat depressie een grote ziektelast met zich meebrengt, dat met name ouderen slecht worden bereikt met depressiepreventie en dat Leiden Zuidwest een vergrijsde en sociaalzwakke wijk is met een relatief hoog risico op depressieve klachten. In de evaluatie staat allereerst het proces centraal. Welke stappen zijn ondernomen tijdens de fasen van het proces: oriëntatie en probleemanalyse, oplossingverkenning, actieplanning (doelstellingen en actiepunten), uitvoering en evaluatie (resultaten van de actiepunten); Wat zijn de bevorderende en belemmerende factoren in het proces? Hoe staat het met de borging van de integrale aanpak depressiepreventie in de wijk. Tot slot wordt aandacht besteed aan het bereik met preventieve interventies in theorie en praktijk. De uitkomsten tijdens de fasen van het proces Het initiatief tot het project is genomen door GGD Hollands Midden (GGD HM) en Preventie GGZ Leiden en omstreken. Er wordt gewerkt volgens de Integrale Aanpak Depressiepreventie, een methodiek die is ontwikkeld door het Trimbos-instituut. Belangrijke uitgangspunten in de aanpak zijn samenwerking in de wijk en het uitvoeren van een combinatie van preventieve maatregelen. De aanpak is opgebouwd in een aantal fasen. In de oriënterende fase is bij mogelijke samenwerkingspartners gepeild hoe zij staan tegenover depressiepreventie en eventuele samenwerking. Alle benaderde partijen zijn samenwerking aangegaan in het project Veerkracht. Het gaat om ActiVite Thuiszorg Groot Rijnland, Libertas Leiden, RADIUS, Kwadraad, de gemeente Leiden en uiteraard GGZ Leiden en omstreken en GGD HM. Tijdens de fase van de oplossingsverkenning is een bijeenkomst georganiseerd voor professionals die de wijk goed kennen, om knelpunten en oplossingen te inventariseren. De bevindingen hebben de basis gevormd voor de doelstellingen en het actieplan (fase 3). In de vierde fase heeft uitvoering plaatsgevonden. Hiernavolgend worden de uitgevoerde actiepunten en resultaten kort per doelstelling beschreven. Doelstelling 1. Betere signalering en verwijzing door hulp- en zorgverleners Een training, bestaande uit drie bijeenkomsten, is gegeven aan 32 thuiszorgmedewerkers van AcitVite en Libertas Leiden, waarin zij hebben geleerd om psychosociale problematiek te signaleren. Uit een schriftelijke vragenlijst blijkt dat hun kennis is toegenomen en zij de training positief beoordelen. Er zijn voorlichtingsbijeenkomsten georganiseerd voor het eerstelijnsoverleg in de wijk, wijkbeheerders en –agenten en vrijwilligers. Daarnaast is materiaal ontwikkeld dat vrijwilligers en professionals ondersteunt bij signalering en verwijzing: een signaalkaart (A6-formaat), een uitgebreidere folder op te vouwen tot creditcard formaat en een overzicht (A4-formaat) met het bestaande aanbod van depressiepreventie in de wijk. Doelstelling 2. Betere samenwerking in de wijk voor de opvang van psychosociale problematiek Het idee om een overkoepelend overleg in de wijk te vormen is uiteindelijk vervallen, nadat uit een inventarisatie bleek dat er in de wijk al 14 overlegvormen bestaan, die raken aan psychosociaal welbevinden. Een ander actiepunt betrof de psychosociale gevolgen die ouderen ondervinden vanwege gedwongen verhuizing door sloop en renovatie. Er is voor hen een praktische checklist voor verhuizen gemaakt, evenals een boekje dat inzicht geeft waar je terecht kunt in de wijk met alle vragen en problemen. Ook zijn er verhalenmiddagen geweest waar betrokken ouderen hun verhaal konden doen om zo meer handvatten te krijgen hoe het verhuisproces beter kan worden begeleid. Doelstelling 3. Ouderen kunnen depressieve klachten herkennen en weten wat ze eraan kunnen doen Er is een uitgebreide informatiemarkt (70 bezoekers) voor ouderen georganiseerd door een groot aantal organisaties voor zorg, welzijn en veiligheid. Daarnaast hebben alle 70-80 jarigen in geheel 1
N. van der Zouwe. Projectvoorstel Integrale Aanpak Depressiepreventie bij ouderen in Leiden Zuidwest. GGD Hollands Midden, Leiden, 2006.
Evaluatie Veerkracht
4
Leiden (ca. 1500 in Leiden Zuidwest) een toegankelijk boekje over psychosociale problematiek ontvangen. Ook is een overzicht gemaakt van het aanbod in de wijk dat in brede zin bijdraagt aan depressiepreventie, uiteenlopend van laagdrempelige activiteiten tot specifieke cursussen voor mensen met depressieve klachten . Er zijn 2000 exemplaren via intermediairen verspreid. Tot slot is met persberichten, nieuwsberichten, artikelen, een nieuwsbrief en presentaties het project en het onderwerp depressiepreventie bij een breed publiek onder de aandacht gebracht. Beïnvloedende factoren Factoren in de omgeving Hoewel de toenemende marktwerking in de zorg in dit project geen struikelblok is geweest voor de samenwerking, moet er bij toekomstige vergelijkbare projecten wel rekening mee worden gehouden. Een factor die een grotere rol heeft gehad in het proces is het feit dat depressiepreventie pas recent een aandachtspunt is in het landelijke en lokale beleid. Er zijn weinig ervaringen elders om op voort te borduren. Factoren in de organisatie GGD HM heeft subsidie ontvangen vanuit de voormalige OGGZ-vernieuwingsgelden voor het projectmanagement. Voor de andere samenwerkingspartners en voor de uitvoerende activiteiten waren geen extra middelen beschikbaar. Zowel in de project- als de stuurgroep heeft bij de helft van de deelnemers een wisseling plaats gevonden, vanwege langdurige ziekte en aanvaarding van een nieuwe functie of baan. Factoren in de methodiek De handleiding van de Integrale Aanpak Depressiepreventie biedt een goede leidraad. Er is ruimte om naar eigen inzicht stappen over te slaan of op een andere manier uit te voeren. De integrale aanpak is een complex proces dat van de betrokken instellingen de nodige inzet vraagt. Er is dan ook veel werk verzet. De opgebouwde samenwerking maakt dat het veel makkelijker om gezamenlijke activiteiten op te pakken. Bij nieuwe initiatieven is het niet nodig om eerst uit te leggen wie je bent, waar je organisatie voor staat, wat depressiepreventie inhoudt en waarom de activiteit daarin past. En bij de uitvoering dragen meerdere partijen bij. Bovendien worden praktijkervaring en kennis over nieuwe ontwikkelingen bij elkaar gebracht, wat ten goede komt aan een succesvolle uitvoering van actiepunten. Borging van de integrale aanpak depressiepreventie Oordeel over samenwerking Samenwerking is een noodzakelijke voorwaarde voor een succesvolle borging van een project zoals Veerkracht. In mei 2008 hebben 12 deelnemers aan het project een vragenlijst ingevuld die in kaart brengt in hoeverre zij de voorwaarden voor een goede samenwerking aanwezig achten. De respondenten oordelen neutraal tot zeer positief over de verschillende onderdelen: 90% oordeelt neutraal over de lokale context, 80% is (zeer) positief over de onderdelen draagvlak en management; 60% is (zeer) positief over de externe factoren. De vragenlijst is ook afgenomen in de drie vergelijkbare projecten in de gemeenten Bergen op Zoom, Utrecht en Den Bosch. Van de onderzochte regio’s waren Leiden en Bergen op Zoom het meest positief over de voorwaarden voor samenwerking in hun project. Convenant De positieve houding tegenover samenwerking in het project is bekrachtigd door de ondertekening van een convenant op 1 december 2008. De samenwerkende partijen hebben daarin vastgelegd dat zij zich de komende vier jaar blijven inspannen voor depressiepreventie in de wijk. Wijkgezondheidsbeleid en regionale samenwerking In Leiden Zuidwest is gestart met wijkgezondheidsbeleid. De activiteiten sluiten voor een deel aan bij depressiepreventie. Door afstemming en bundeling van krachten met Veerkracht wordt meer bereikt. Regionaal is het ‘Samenwerkingsverband Veerkracht: depressiepreventie in Zuid-Holland Noord’ in het leven geroepen. Er wordt samen bouwstenen ontwikkeld die lokale en regionale partners naar eigen inzichten kunnen overnemen en/of aanpassen.
Evaluatie Veerkracht
5
De onderlinge uitwisseling van relevante informatie wordt verzorgd door GGD HM, zodat de kennis, ervaring en ontwikkelde producten doelmatig kunnen worden gebruikt door de betrokkenen bij verschillende initiatieven in de regio. Bereik geïndiceerde depressiepreventie in theorie en praktijk Geïndiceerde preventie is gericht op mensen met een subklinische depressie: er zijn depressieve klachten maar is (nog) geen depressieve stoornis. Het risico op de ontwikkeling van een depressie is groot. Er is een aantal interventies voor deze groep zoals de groepscursussen ‘In de put, uit de put 55+’ en ‘De verhalen die we leven’. Het bereik met dit aanbod is in geheel Nederland minder dan 1% van de doelgroep. Omgerekend naar Leiden Zuidwest zou het hoogstens om 1 persoon gaan. Ook in de praktijk blijkt dat het bereik met geïndiceerde preventie moeizaam is. Noch bij Preventie GGZ Leiden en omstreken, noch bij het maatschappelijk werk hebben 55-plussers uit de wijk zich aangemeld vanwege depressieve klachten in het laatste jaar van het project. Zowel bij Kwadraad als bij RADIUS worden wel cliënten begeleid vanwege andere psychosociale problematiek, waarbij onder meer sprake kan zijn van depressieve klachten. Conclusies en aanbevelingen In zekere zin kunnen de samenwerkingspartners zich in dit project als pioniers zien. De brede aandacht voor depressiepreventie is van recente datum en er is een nieuwe methodiek, de integrale aanpak depressiepreventie, toegepast. Een belangrijke conclusie is dat de methodiek uitvoerbaar is en tot resultaten leidt. Er zijn belangrijke stappen gezet, maar er valt nog genoeg te doen. De integrale, wijkgerichte aanpak is een proces dat tijd kost. Het is daarom positief dat de samenwerkingspartners hun inspanningen voor depressiepreventie in de wijk willen voortzetten. Aanbevolen wordt om de ontwikkelingen te volgen van het onlangs opgerichte landelijk Partnership Depressiepreventie. De koepelorganisaties die daarin samenwerken, gaan zich richten op lokaal beleid, deskundigheidsbevordering en voorlichting. Daarnaast is het belangrijk om de doelgroep meer te betrekken in het proces voor een optimale afstemming van activiteiten op hun behoeften en mogelijkheden. Tot slot is de – vaak negatieve – beeldvorming over (personen) met depressieve klachten een punt van aandacht. Meer inzicht hierin leidt tot effectievere voorlichting.
Evaluatie Veerkracht
6
1. Inleiding Depressie behoort tot de meest voorkomende psychische stoornissen. Depressie is zeker geen tijdelijke dip. Het is een ernstige aandoening die voor mensen een grote ziektelast met zich mee brengt. Depressie staat in de top-5 van ziekten met het hoogste verlies aan kwaliteit van leven in e Nederland. Daarnaast staat depressie op de 4 plaats van de top-10 van ziekten met grootste ziektelast. De ziektelast is een gecombineerde maat voor vroegtijdige sterfte en verlies van kwaliteit van leven. Depressiepreventie is gericht op de vermindering van depressieve klachten in de bevolking. In grote lijnen gaat het zowel om het voorkómen van depressieve klachten als om het aanpakken van klachten in een vroeg stadium zodat deze zich niet ontwikkelen tot een depressieve stoornis. Informatie over de definitie en risicogroepen staat in bijlage 1.
1.1.
Implementatie integrale aanpak depressiepreventie bij ouderen
In 2007 en 2008 heeft het project ‘Veerkracht: depressiepreventie bij ouderen’ plaatsgevonden in Leiden Zuidwest. Het project is uitgevoerd in het kader van een proefimplementatie van een methodiek die is ontwikkeld door het Trimbos-instituut in samenwerking met GGD Nederland: ‘Integrale aanpak depressiepreventie (IAD) bij ouderen’. Deze methodiek – een vorm van een community project - bestaat uit een stappenplan om in een wijk/gemeente een netwerk op te zetten van organisaties die kunnen bijdragen aan preventie van depressie en gezamenlijk willen werken aan: een beter bereik van de doelgroep, goede voorlichting, betere signalering en vroege interventie, tijdige doorverwijzing naar andere vormen van hulp en het scheppen van voorwaarden om deze activiteiten te realiseren. Het gaat om een mix van preventiestrategieën (bijlage 2). De integrale aanpak depressiepreventie ouderen is een model voor samenwerking met een lange adem. Het gaat om een intensief proces dat naar inschatting van het Trimbos-instituut vier jaar duurt voordat substantiële effecten zichtbaar zijn, maar – mocht voor de volledige methodiek nog geen 2 draagvlak zijn, dan is het zeker zinvol om klein te beginnen en langzaam uit te bouwen . In het kader van de proefimplementatie heeft het Trimbos-instituut in vier regio’s – vanwege beperkte financiering slechts gedurende anderhalf jaar de uitvoering van de methodiek gevolgd en begeleid. Het Trimbosinstituut maakt een rapportage van dit proces. Daarnaast maken de projectleiders in de vier regio’s een afzonderlijke evaluatie van het eigen project.
1.2.
Project in Leiden Zuidwest
GGD Hollands Midden (GGD HM) en Preventie GGZ Leiden en omstreken zijn na landelijke aanmelding bij het Trimbos-instituut voor deelname aan het landelijk proefproject, uitgekozen om de integrale aanpak depressiepreventie uit te voeren in een wijk in Zuid-Holland Noord. Een van de eerste stappen in deze aanpak is de keuze van een wijk met veel ouderen met een verhoogd risico op depressie. Op grond van beschikbare cijfers is gekozen voor Leiden Zuidwest. Begin 2007 is een tweejarig project ‘Integrale Aanpak depressiepreventie bij ouderen in Leiden Zuidwest’ van start gegaan. Inmiddels is het project omgedoopt tot ‘Veerkracht’ met als ondertitel ‘depressiepreventie bij ouderen in Leiden Zuidwest’. Een eerder verschenen kort evaluatieverslag geeft weer wat in 2007 is uitgevoerd en bereikt. Dit verslag geeft een uitgebreidere weergave van de resultaten in 2007 en 2008. De uitvoering van het projectmanagement van het project Veerkracht is financieel ondersteund met een subsidie vanuit de voormalige OGGZ-zorgvernieuwingsgelden, die vanaf 2008 worden beheerd door de gemeente Leiden. 2
Bohlmeijer E. et al. Depressiepreventie ouderen. Handleiding. Trimbos Instituut, Utrecht, 2005.
Evaluatie Veerkracht
7
1.3.
Leeswijzer
Na deze inleiding (hoofdstuk 1) volgt het tweede hoofdstuk met een beschrijving van de centrale vragen in de evaluatie en de gevolgde methoden. In hoofdstuk 3 staat wat in verschillende fasen van het project tot stand is gekomen, vanaf de voorbereiding tot aan de uitvoering van actiepunten. Ook geeft dit hoofdstuk een beeld van de beïnvloedende factoren van het proces. Daarna komt aan de orde hoe de continuïteit van depressiepreventie in de wijk wordt gewaarborgd. Het laatste hoofdstuk gaat over het bereik van preventieve interventies voor personen die al depressieve klachten hebben.
Evaluatie Veerkracht
8
2. Opzet evaluatie Het project beoogt een structurele infrastructuur op te zetten gericht op de preventie van depressieve klachten in Leiden Zuidwest. In twee jaar tijd wordt een proces in gang gezet met als achterliggend doel dat dit zich continueert in de toekomst. Dit moet uiteindelijk leiden tot vermindering van depressieve klachten bij mensen van 55 jaar en ouder woonachtig in de wijk Leiden Zuidwest. Er wordt gewerkt volgens de principes van de Integrale Aanpak Depressiepreventie bij ouderen zoals ontwikkeld door het Trimbos-instituut. Dit houdt een reeks van stappen in om een wijkgerichte aanpak en een mix van preventiestrategieën tot stand te brengen. De concrete projectdoelstellingen zijn tijdens het proces door de samenwerkingspartners geformuleerd. In de evaluatie staat allereerst het proces centraal. Welke stappen zijn ondernomen tijdens de fasen van het proces: o oriëntatie en probleemanalyse, o oplossingverkenning, o actieplanning (doelstellingen en actiepunten), o uitvoering en evaluatie (resultaten van de actiepunten); Wat zijn de bevorderende en belemmerende factoren in het proces; Hoe staat het met de borging van de integrale aanpak depressiepreventie in de wijk? Tot slot wordt aandacht besteed aan het bereik met preventieve interventies in theorie en praktijk. Wat is de theoretisch te verwachten instroom bij preventief aanbod. Dit wordt geschat op grond van landelijke, regionale en lokale cijfers. Daarnaast worden enkele cijfers gepresenteerd over de daadwerkelijke instroom aan het begin en het eind van het project.
2.1.
Werkwijze evaluatie
Wijkgericht gezondheidswerk is niet eenvoudig te evalueren op effectiviteit. Er wordt een proces op gang gebracht dat aansluit op de kansen en behoeften in de wijk. Gezamenlijk met de samenwerkingspartners worden de doelstellingen en de keuze voor specifieke activiteiten/interventies bepaald. De evaluatiemethoden moeten passen in de context en moeten haalbaar zijn binnen de duur van het project en het budget. In het project wordt gebruikt gemaakt van kwantitatieve en kwalitatieve methoden van onderzoek. Zonder de evaluatie te benoemen als actiebegeleidend onderzoek, omdat de onderzoeker en projectleider in een persoon zijn verenigd, vertoont de evaluatie wel kenmerken van deze vorm van onderzoek. In het project Veerkracht worden de bevindingen tijdens het proces teruggekoppeld naar de praktijk opdat op basis daarvan beslissingen kunnen worden genomen voor ‘hoe verder’. De feedback tijdens het proces geeft richting aan de voortgang: wanneer zich kansen voordoen worden 3 deze opgepakt en wanneer problemen ontstaan worden deze snel opgelost .
2.1.1.
Voorbereidend onderzoek
Gezien de aard van het project is niet gestart met een concreet actieplan. Dit is gaandeweg tot stand gekomen. Daartoe is een aantal voorbereidende inventarisaties uitgevoerd: Bepaling van de wijkkeuze op grond van cijfers over de wijk; Actorenanalyse: interviews voorafgaand aan het project met mogelijke samenwerkingspartners om het draagvlak in kaart te brengen voor samenwerking.; Wijkoverleg met professionals uit de wijk om te achterhalen welke knelpunten en oplossingsrichtingen er zijn voor een wijkgerichte aanpak van depressiepreventie; Betrekken van relevante bevindingen uit een onderzoek naar preventiebehoeften in Leiden Zuidwest. 3
Wagemakers A. e.a. (2007). Actiebegeleidend onderzoek ter bevordering van intersectorale samenwerking en bewonersparticipatie. TSG, 85, 2007, 1: 23 -31
Evaluatie Veerkracht
9
2.1.2.
Procesevaluatie
Het is algemeen bekend dat bij gezondheidsbevordering, met name bij een wijkgerichte aanpak, het moeilijk is om effecten vast te leggen. De opgetreden beoogde veranderingen na (een combinatie van) interventies kunnen vaak niet zonder meer worden toegeschreven aan deze interventies. Desalniettemin kan door registratie en monitoring van activiteiten inzichtelijk worden wat het project heeft opgeleverd. Voor de procesevaluatie is een logboek bijgehouden dat het Trimbos heeft ontwikkeld in het kader van de integrale aanpak. Dit logboek brengt in kaart in hoe de fasen van de integrale aanpak (fase van intiatief, oriëntatie, actieplanning, uitvoering en evaluatie) worden doorlopen en welke succes- en faalfactoren daarbij een rol hebben gespeeld.
Registratie van activiteiten Registratie van het aantal activiteiten (o.a. voorlichtingsbijeenkomsten, wijkoverleg, aantal ontwikkelde materialen en verspreiding ervan, aantal en aard communicatiemomenten e.d.). Per activiteit het aantal deelnemers. In het projectplan is opgenomen dat GGD HM en GGZ Leiden en omstreken, Preventie hun opgedane kennis en ervaring regionaal zullen overdragen. Inspanningen in dat kader worden bijgehouden en beschreven.
2.1.3.
Effectevaluatie
Op de volgende onderdelen zijn kwantitatieve gegevens beschikbaar over de effecten van activiteiten. Toename van het bereik van het aantal ouderen met interventies gericht op depressiepreventie Om te bezien of het project leidt tot een grotere deelname aan preventief aanbod wordt de instroom van 55-plussers uit Leiden Zuidwest op 2 meetmomenten vastgesteld. Het is bekend dat landelijk slechts een fractie van de ouderen met depressieve klachten hulp zoekt en ontvangt. Om die reden worden de instroomgegevens in een bredere context geplaatst door een inschatting te maken van de theoretisch te verwachten gezondheidswinst. Enkele instellingen die participeren in het project beschikken over registratiesystemen waaruit het 4 aantal inwoners uit Leiden Zuidwest (postcode gebieden 2321 en 2324) van 55 jaar en ouder met een bepaalde hulpvraag is te destilleren: Preventie GGZ Leiden en omstreken, Kwadraad (voorheen Stichting Maatschappelijke Dienstverlening Midden Holland) en RADIUS. Vroegsignalering: deskundigheidsbevordering Bij de deskundigheidsbevordering van thuiszorgmedewerkers (ActiVite Thuiszorg Groot Rijnland en Libertas Leiden) wordt onderzocht of de deelnemers beter in staat zijn om signalen van depressieve klachten te herkennen en om adequaat met die signalen om te gaan. Daartoe wordt gebruik gemaakt van schriftelijke vragenlijsten die de deelnemers voor en na de training invullen (kennis, attitude, vaardigheid). Samenwerking en continuïteit De samenwerking binnen een netwerk is cruciaal in de integrale aanpak. In hoeverre zijn de deelnemers van de betrokken instellingen tevreden over de samenwerking en de resultaten. Zijn zij bereid om de opgebouwde expertise en samenwerking te borgen in hun organisatie. Daarvoor wordt gebruik gemaakt van de WIZDIZ, een vragenlijst die is ontwikkeld door de Universiteit van Maastricht. Deze lijst wordt afgenomen na afloop van het project bij de leden van de stuur- en projectgroep.
4
Selectie uit de registratiesystemen gaat op postcode gebied. De wijk Leiden Zuidwest is ruimer dan de buurten waarop het project zich met name richt. Overigens wordt in de praktijk wordt de grens niet zo scherp getrokken.
Evaluatie Veerkracht
10
3. Het proces De integrale aanpak depressiepreventie is opgebouwd in fasen. Allereerst worden de ontwikkelingen in Leiden Zuidwest beschreven aan de hand van de fasen waaruit de integrale aanpak depressiepreventie is opgebouwd. Daarna volgt een beschrijving van de beïnvloedende factoren die een rol hebben gespeeld. Tot slot komt de borging van depressiepreventie in de wijk aan de orde.
3.1. 3.1.1.
Het doorlopen van de fasen Fase 0 en initiatieffase
Het initiatief tot het project is genomen door GGD Hollands Midden en Preventie GGZ Leiden en omstreken. De organisaties hebben formatie toegekend aan de betrokken beleidsmedewerker van GGD HM (projectleider) en de preventiefunctionaris van Preventie GGZ Leiden om het project vorm te geven. Eind 2006 was een globaal projectplan beschikbaar en de projectstructuur beschreven (taken en verantwoordelijkheden van een stuurgroep, projectgroep en werkgroepen).
3.1.2.
Fase 1 Oriëntatie en probleemanalyse
Keuze van de wijk In Zuid-Holland Noord hebben ouderen in Leiden, in vergelijking met andere gemeenten, een relatief hoog risico voor angststoornissen of depressie (6,4%). Vervolgens is binnen Leiden gezocht naar wijken waar zowel veel ouderen wonen als de aanwezigheid van risicofactoren groot is. Leiden Zuidwest heeft 18.570 inwoners (2006), waarvan 28% 55 jaar en ouder is (5120 personen) en 26% van allochtone afkomst is. Zuidwest is de meest vergrijsde wijk van Leiden. Dit verklaart het groot 5 aantal weduwen en weduwnaars en alleenstaande ouderen in deze wijk . Opvallend is het hoge percentage ouderen in Zuidwest, dat èn alleen woont èn lichamelijk beperkt is (33%). Het gemiddelde inkomen van de inwoners ligt onder het Leids gemiddelde. Het sociale statusniveau is laag. Leiden Zuidwest is dichtbewoonde wijk. Veel woningen zijn in flatgebouwen uit de jaren zestig van de vorige eeuw met een oudere buurt met naoorlogse huizen en een buurt met duurdere woningen. De drukke vierbaans Churchilllaan verdeelt de wijk in twee helften. Er wordt op veel plekken in de wijk gesloopt, gerenoveerd en nieuw gebouwd. Draagvlak bij actoren Om binnen twee jaar slagvaardig te werken is gekozen om samenwerking te zoeken met een beperkt aantal organisaties die belang hechten aan depressiepreventie en daaraan willen meewerken. Van enkele organisaties was al bekend dat zij daar positief tegenover stonden. Zij zijn betrokken geweest bij een voorgaand project van GGD HM rond eenzaamheid en hebben het initiatief genomen tot het project depressiepreventie dan wel ermee ingestemd (RADIUS, gemeente Leiden; Preventie GGZ Leiden en omstreken, GGD HM). Bij drie andere organisaties (Kwadraad, ActiVite Thuiszorg Groot Rijnland en Libertas Leiden) is aan de hand van een semi-gestructureerde vragenlijst het draagvlak gepeild. De drie organisaties hebben allen te maken met ouderen die kampen met depressieve klachten. In het verzorgingshuis heeft ongeveer een kwart van de bewoners hier last van. Bij de cliënten van de thuiszorg speelt bij 52% psychosociale problematiek, waaronder depressie. Niet alleen de herkenning maar zeker ook de erkenning van depressieve klachten is een probleem, zowel bij de thuiszorg als bij het maatschappelijk werk. Ouderen komen niet zelf naar buiten met hun 5
Tielen H., Zouwe N. van der, Martens A. Vraaggerichte preventie in Leiden Zuidwest. Leiden, GGD Hollands Midden, 2007.
Evaluatie Veerkracht
11
klachten. Hun klachten gaan vaak schuil achter andere vragen om hulp zoals bij schulden en huisuitzetting. Dat er weinig aan preventie wordt gedaan, wordt ook als een knelpunt ervaren. Men vindt het belangrijk om met het thema aan de slag te gaan en is bereid tot medewerking, met een enkele kanttekening dat het niet teveel tijd en geld mag kosten. Zo ziet men voor zichzelf een rol weggelegd bij vroegsignalering, begeleiding van een steunprogramma en een goede ketenzorg. De samenwerking biedt kansen om kennis uit te wisselen en op te doen. Bovendien kunnen de organisaties samenwerken met andere instellingen binnen een ketenaanpak en zich hiermee profileren naar de klant. Aan de andere kant is genoemd dat samenwerking ook als bedreigend kan worden ervaren. De hiervoor genoemde partijen samenwerking zijn aangegaan voor de uitvoering van de integrale aanpak depressiepreventie in Leiden Zuidwest. De projectstructuur staat in onderstaande figuur weergegeven. Stuurgroep Preventie GGZ Leiden e.o. ActiVite Thuiszorg Groot Rijnland RADIUS Gemeente Leiden GGD HM
Projectgroep ActiVite Thuiszorg Groot Rijnland Libertas Leiden Kwadraad RADIUS Preventie GGZ Leiden e.o. GGD HM
Werkgroep Deskundigheidsbevordering Werkgroep Samenwerking en opvang psychosociale problematiek Werkgroep Voorlichting en communicatie
Figuur 1. De projectstructuur
3.1.3.
Fase 2 Oplossingsverkenning
Wijkbijeenkomst Er is een bijeenkomst georganiseerd in juni 2007 in het buurtservicecentrum Vogelvlucht, midden in de wijk. Het doel: informeren over het hoe, wat en waarom van het project ‘Veerkracht’ (visie); draagvlak creëren en inventariseren welke knelpunten en oplossingen de deelnemers zien in de wijk als het gaat om depressiepreventie. Hieraan hebben 18 medewerkers deelgenomen van organisaties zoals de thuiszorg, maatschappelijk werk, welzijn, eerstelijnsgezondheidszorg en vrijwilligersorganisaties, die in Leiden-Zuidwest betrokken zijn bij het welzijn van mensen vanaf 55 jaar. De genoemde punten zijn geordend in de volgende thema’s: samenwerking (o.a. betere samenwerking op de werkvloer, korte lijnen om makkelijker te verwijzen, overkoepelend overleg instellen); versterking sociale omgeving (o.a. ontmoetingsplekken, meer samenhang tussen groepen, buren die elkaar gedag zeggen en geen vuilniszakken over het balkon flikkeren); voorlichting en bewustwording (o.a. sleutelfiguren uit allochtone groepen informeren over depressie, overzicht maken van aanbod); signaleren en adviseren (deskundigheidsbevordering intermediairen, laagdrempelig werken door niet het woord depressie te noemen maar te reageren op het signaal); preventieondersteuning (mannen en allochtonen kan je bereiken met doe-activiteiten; activiteiten die gevoel van zingeving vergroten, ouderen hebben behoefte aan nieuwe activiteiten, hoe dichter bij het aanbod is hoe beter).
Evaluatie Veerkracht
12
Onderzoek naar vraaggerichte preventie in Leiden Zuidwest GGD HM heeft in 2007 in opdracht van de gemeente Leiden in kaart gebracht wat de belangrijkste 6 gezondheidsproblemen en preventiebehoeften zijn in de wijk Leiden Zuidwest . Er is gebruik gemaakt van cijfers over de wijk en de gezondheid van de inwoners. Tevens zijn twintig zorg-, hulp- en dienstverleners die in de wijk werken, geïnterviewd. De bevindingen uit dit onderzoek die relevant zijn voor depressiepreventie, ondersteunen beeld dat naar voren is gekomen tijdens de wijkbijeenkomst. Eenzaamheid en depressie onder ouderen is één van de belangrijkste problemen in deze wijk, zegt een groot aantal geïnterviewden. Dit blijkt ook uit de gezondheidscijfers: vier van de tien ouderen in Zuidwest voelt zich matig tot ernstig eenzaam en een derde heeft milde tot ernstige depressieve klachten. De achtergronden van de ouderen zijn heel divers, van hoog- tot laagopgeleid en veel verschillende etnische groepen. De behoefte aan contact is daardoor ook divers. De één doet graag mee aan groepsactiviteiten, de ander heeft meer behoefte aan één op één contact. Een aantal factoren zet de sociale cohesie (verbondenheid tussen groepen bewoners met elkaar) in de wijk onder druk: het dicht bij elkaar wonen van mensen met diverse problematische achtergronden (ex-psychiatrie, ex-verslaafd, ex-vrouwenopvang); de etnische diversiteit van de bewoners, waardoor buren elkaar slecht ‘verstaan’, de aanwezigheid van veel zwaksociale gezinnen met gebrekkige sociale vaardigheden. Ouderen in Zuidwest rapporteren vaker dan in andere wijken dat ze zich overdag wel eens onveilig voelen. Het aantal meldingen dat bij het Meldpunt Zorg en Overlast van de GGD binnenkomt, is uit Zuidwest aan de hoge kant (2,7 zaken per 1000 inwoners) vergeleken met het aantal zaken dat uit de rest van Leiden wordt gemeld (1,9 zaken per 1000 inwoners). Tijdens de interviews duikt steeds weer het belang van samenwerking op. Alle geïnterviewden zeggen tenminste eenmaal tijdens het interview dat ze goede onderlinge contacten belangrijk vinden. Er zijn zowel positieve als negatieve ervaringen. Positief is onder meer dat netwerkleden regelmatig cliënten doorverwijzen en dat zorgverleners elkaar goed weten te vinden. Aan de andere kant verloopt de samenwerking tussen wijkgebonden en wijkoverstijgende instellingen en gemeentelijke afdelingen soms stroef.
3.1.4.
Fase 3 Actieplanning
Het actieplan is voortgekomen uit knelpunten en oplossingsrichtingen die benoemd zijn tijdens de bijeenkomst. De projectgroep heeft een keuze gemaakt op grond van prioriteiten en kansen om er wat aan te doen. Eerst zijn de doelstellingen bepaald en vervolgens de actiepunten om deze doelstellingen te verwezenlijken. Doelstellingen: 1. Vroegtijdige onderkenning depressieve klachten bij ouderen in de wijk en betere verwijzing naar preventief aanbod door: Hulp- en zorgverleners Andere intermediairen zoals vrijwilligers, medewerkers buurtwinkel, wijkagent en wijkbeheerders van woningbouwcorporaties 2. Goede samenwerking in de wijk voor de opvang van psychosociale problematiek. 3. Ouderen kunnen depressieve klachten herkennen en weten wat ze eraan kunnen doen. De actiepunten staan in het schema in de volgende paragraaf.
3.1.5.
Fase 4 Uitvoering en evaluatie
Per doelstelling zijn in hiernavolgende schema’s de actiepunten beschreven. Daarbij is per actiepunt kort aangegeven wat het resultaat is: wat is er gedaan en wat is het bereik. Bij actiepunten die niet zijn opgepakt, staat een toelichting waarom dat niet is gebeurd. 6
Tielen H., Zouwe N. van der, Martens A. Vraaggerichte preventie in Leiden Zuidwest. Leiden, GGD Hollands Midden, 2007
Evaluatie Veerkracht
13
Doelstelling 1a. Betere signalering en verwijzing door hulp- en zorgverleners Activiteiten Resultaat Themabijeenkomst tijdens Toelichting over project Veerkracht en depressiepreventie ‘kortelijnsoverleg’ met tijdens overleg van huisartsen, eerstelijnspsychologen en eerstelijnszorgverleners in de wijk buurtmaatschappelijk werk in de wijk. Aanwezig 8 personen Bijeenkomst met ouderenadviseurs en maatschappelijk werkers in de wijk voor wederzijdse uitwisseling van kennis en ervaringen Deskundigheidsbevordering van thuiszorgmedewerkers/ medewerkers verzorgingshuis. Vastleggen werkwijze na signalering.
Niet uitgevoerd. Buurtmaatschappelijk werker en ouderenadviseur uit de wijk zaten in de projectgroep; mogelijke actie voor geheel Leiden
Ontwikkeling en verspreiding van handzame overzicht(en) met informatie over: Signalen Sociale kaart Handzaam overzicht verspreiden met aanbod gericht op vermindering van depressieve klachten en eenzaamheid (kleiner dan het volledige overzicht).
5000 exemplaren gedrukt van een folder die is op te vouwen tot het formaat van een credit card. Verspreiding in 2009 in Zuid-Holland Noord met informatie met als doel: betere herkenning, bespreking, motivering en verwijzing.
Training van 32 thuiszorgmedewerkers van AcitVite en Libertas Leiden; 3 bijeenkomsten met onderwijs, interactieve werkvormen en video over psychosociale problematiek en toepassing TNOobservatielijst. Reader; Evaluatie is uitgevoerd (meer informatie staat aan het eind van de schema’s). Vervolgprocedure na signaal is vastgelegd.
Een overzicht op 1 A4 is gemaakt. Lijkt vooral geschikt voor huisartsen. Met REOS is afgesproken om het te verspreiden tijdens zorgcafé’s waar eerstelijnszorgverleners uit Leiden bijeenkomen over het thema kwetsbare ouderen.
Doelstelling 1b. Betere signalering door vrijwilligers en medewerkers buiten de zorg/ hulpverlening Activiteiten Resultaat Voorlichtingsbijeenkomsten over Voorlichting wijkbeheerders en wijkagenten. Met eenzaamheid en depressieve buurtopbouwwerker is afgesproken dat wijkbeheerders een klachten voor vrijwilligers, vaste contactpersoon krijgen voor advies en informatie na medewerkers signalering psychosociale problematiek. woningbouwcorporaties, politie, 9 personen sleutelfiguren uit allochtone groepen Voorlichting vrijwilligers van RADIUS, Libertas Leiden, ActiVite Thuiszorg Groot Rijnland. Uitgevoerd begin 2009. 26 personen (uit de schriftelijke evaluatie blijkt dat zij de voorlichting positief waarderen) Voorlichting allochtone sleutelfiguren vindt plaats in 2009 Ontwikkeling en verspreiding van signaalkaart op handzaam formaat
Evaluatie Veerkracht
3000 exemplaren gedrukt. Verspreiding in 2009 in ZuidHolland Noord met informatie over signalen en risicogroepen met als doel betere signalering.
14
Doelstelling 2 Betere samenwerking in de wijk (op de werkvloer) voor de opvang van psychosociale problematiek. Activiteiten Resultaat Opzetten van een overkoepelend Overzicht gemaakt van bestaand overleg (14 overlegvormen in overleg in de wijk, dat periodiek de wijk die raken aan psychosociaal welbevinden). (elke 2 maanden) samenkomt Besloten is dat een extra overlegvorm overbodig is. Bespreking, samen met woningbouwcorporaties, over de mogelijkheden om de psychosociale gevolgen bij ouderen van sloop en renovatie met betrokken organisaties, te verlichten of te voorkomen.
Verhalenmiddag voor bewoners die moeten gaan verhuizen vanwege sloop (uitgevoerd begin 2009); Boekje met checklist voor verhuizen; Boekje wegwijs in de wijk dat inzicht geeft waar je terecht kunt in de wijk met alle vragen en problemen.
Betrokken organisaties ondertekenen convenant
De samenwerkingspartners in het project Veerkracht hebben 1 december 2008 in een convenant de continuering van de samenwerking vastgelegd.
Doelstelling 3. Ouderen kunnen depressieve klachten herkennen en weten wat ze eraan kunnen doen Activiteiten Resultaat Beschikbaar stellen van boekje Verstuurd aan alle 70-80 jarigen in geheel Leiden (ca. 1500 in ‘Iedereen maakt zijn eigen beeld” + Leiden Zuidwest); sociale kaart op boekenlegger Verspreid door RADIUS via welzijnsbezoek; Verspreid onder bewoners verzorgingshuizen in de wijk; Persmoment. Directeur GGD HM biedt het boekje aan aan de wethouder tijdens de visitekring van RADIUS. In verzorgingshuizen vindt een gespreksochtend plaats n.a.v. thema’s uit het boekje Overzicht verspreiden met aanbod gericht op vermindering van depressieve klachten en eenzaamheid.
Aanwezig 16 deelnemers visitekring en 2 vrijwilligers en pers
Communicatieplan: Persberichten/nieuwsberichten Artikelen in huis-aan-huisbladen. Nieuwsbrief.
Communicatieplan is gemaakt
Evaluatie Veerkracht
Niet uitgevoerd. Tijdgebrek i.v.m. voorbereiding informatiebijeenkomst in de wijk Het gemaakte overzicht is breed van opzet: laagdrempelige activiteiten die bijdragen aan depressiepreventie zoals ontmoetingsmogelijkheden en het doen van vrijwilligerswerk, mogelijkheden voor steun, informatie en advies specifiek aanbod van depressiepreventie (cursussen, gespreksgroepen). 2000 exemplaren verspreid in de wijk via thuiszorg, ouderenadviseurs, buurtopbouwwerker, verzorgingshuizen
Nieuwsbericht over boekje ‘Iedereen maakt zijn eigen beeld; Poster informatiemarkt; Persbericht Informatiemarkt in lokale krant; Nieuwsbericht informatiemarkt in lokale krant; Persbericht ondertekening convenant in lokale krant; Nieuwsbericht ondertekening convenant; Bericht op website GGD HM ondertekening convenant; 2 Nieuwsberichten over project in OGGZ-nieuwsblad;
15
Activiteiten
Resultaat Nieuwsbericht in buurtkrant Zuidhoven; 7 Artikel in landelijk vakblad . Presentatie OGGZ-platform 2006; Presentatie Geriatrisch Netwerk 2007; Presentatie (2 x) in Noordwijkerhout, 2007; Presentatie themabijeenkomst voor raadsleden, 2007; Presentatie wijkbijeenkomst 2007; Presentatie Nationaal Congres Volksgezondheid april 2007; Presentatie Congres Kennis Beter Delen april 2008. Opzet gemaakt voor serie in Leids Nieuwsblad. Besloten om dit vanaf 2009 regionaal uit te zetten in het kader van het Samenwerkingsverband. Zo wordt een groter aantal mensen bereikt. 4 nieuwsbrieven over project en depressiepreventie aan circa 80 intermediairen (die de brief soms ook weer doorsturen)
Voorlichtingsbijeenkomsten aan wijkbewoners van 50+ onder wat bredere noemer ( gezonde leefstijl en veerkracht als het even tegen zit in het leven) Koppeling van voorlichting aan doe-activiteiten (zingen, beweegoefeningen)
Informatiemarkt ‘Steek uw licht op’ met groot aantal organisaties voor zorg, welzijn, veiligheid en Veerkracht in combinatie met doe-activiteiten (beweegactiviteit, meezingen met koor). 70 bezoekers (uit evaluatie bij 13 bezoekers blijkt dat ze de informatiemarkt zeer waarderen).
Evaluatie deskundigheidsbevordering thuiszorgmedewerkers Het Trimbos-instituut heeft de training geëvalueerd met een schriftelijke voor- en nameting onder de 8 deelnemers . Er zijn 32 verzorgenden van de thuiszorg die in Leiden Zuidwest werken, geschoold. De evaluatie is beperkt tot 25 deelnemers die beide lijsten hebben ingevuld. Dit kleine aantal maakt het moeilijk om statistische verschillen aan te tonen. De kennis van depressie en depressieve symptomen is significant toegenomen na de training. Op enkele kennisvragen gaat men duidelijk vooruit, maar een vraag wordt nog steeds vrij slecht beantwoord. Het gaat om de stelling dat depressieve symptomen tenminste 6 weken aanwezig moeten zijn, om te kunnen spreken van een depressie. Het verdient aanbeveling om aan dit onderdeel aandacht te geven in toekomstige trainingen. De deelnemers zelf vinden doorgaans dat hun kennis over depressie en depressieve symptomen is toegenomen (rapportcijfer 7,5). Bij de voormeting gaf 52% aan dat het vaak wel tot altijd lukt om oog te hebben voor depressieve klachten. Op de nameting is dit weliswaar gestegen tot 64%, maar verschillen zijn niet significant. De deelnemers zelf vinden na afloop doorgaans dat zij alerter zijn op depressieve symptomen (rapportcijfer 7,4). Thuiszorgmedewerkers oordelen doorgaans positief over verschillende andere aspecten van de training (rapportcijfers tussen de 7,5 en 8,3) zoals inhoud van de training, kennis en vaardigheden trainer, organisatie van de training. De training sloot meestal goed aan bij de eigen ervaring en kennis en de cursus voldeed aan de verwachtingen. Signalering in de praktijk De thuiszorgorganisaties hebben een procedure ontwikkeld voor de signalering en het vervolg. De verzorgenden hebben geleerd om een korte observatielijst in te vullen als ze een vermoeden hebben 7
Voordouw I, Zouwe N van der, Salden M. Integrale aanpak depressiepreventie voor ouderen. Tijdschrift over kwaliteit en veiligheid in zorg. 2008, 3: 4-7. 8
Willemse G., Voordouw I. Deskundigheidsbevordering thuiszorgmedewerkers Leiden project ‘veerkracht’. Rapportage voor- en nameting. Utrecht, Trimbos-instituut, 2008.
Evaluatie Veerkracht
16
van depressie maar ook van andere psychosociale klachten zoals eenzaamheid en angst. De verzorgende stuurt een ingevulde lijst naar een centraal punt in de organisatie. Elk signaal wordt vervolgd door een huisbezoek waarin een verdiepingslag plaats vindt en een advies op maat wordt gegeven. Een medewerker met de kennis en expertise daartoe, bijvoorbeeld een verpleegkundige, brengt de problematiek van de cliënt beter in kaart. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van standaardvragenlijsten op de gebieden dementie, angst, depressie en/of eenzaamheid. Op grond van de uitkomsten krijgt de cliënt adviezen en/of wordt verwezen naar passend aanbod. Zowel bij ActiVite Thuiszorg Groot Rijnland als bij Libertas Leiden is het aantal signalen dat de geschoolde medewerkers doorgeven, beperkt. In een interview voor de nieuwsbrief Veerkracht vertelt een thuiszorgmedewerkster die aan de training heeft deelgenomen, dat sommige collega’s het eng vinden om de observatielijst in te vullen. Ze zijn bang het fout te doen. De zorgmanager benadrukt dat je een verandering in de werkwijze niet moet onderschatten. Dat kost tijd. Blijvend aandacht voor het onderwerp en stimulering van de medewerkers om te signaleren, is belangrijk. De halfjaarlijkse bespreking van de zorgplannen is bijvoorbeeld een goed moment om het nog eens te bespreken. Medewerkers die het moeilijk vinden om de lijst alleen in te vullen, geven we het advies om het samen met een collega te doen”.
3.2.
Beïnvloedende factoren
De implementatie van de integrale aanpak depressiepreventie is een complex proces. Er zijn meerde bevorderende en belemmerende factoren. Deze worden beschreven in de vorm van beïnvloedende factoren gerelateerd aan de omgeving, de organisatie en aan de gevolgde methodiek.
3.2.1.
Factoren in de omgeving
WMO De toenemende marktwerking in de zorg heeft invloed op de samenwerking. Binnen het project is dit geen struikelblok geweest, maar met toekomstige samenwerkingsprojecten moet hier wel rekening worden gehouden. Organisaties hechten belang aan samenwerking vanuit de kwaliteit van zorg, maar de organisaties zijn ook concurrenten van elkaar. Zo zijn thuiszorginstellingen met de invoering van de WMO heel direct in een concurrentieslag gekomen nu de huishoudelijke zorg via de gemeenten wordt gefinancierd. Daarnaast hebben meerdere instellingen aanbod op het gebied van welzijn. Depressiepreventie landelijk speerpunt Depressiepreventie is pas sinds kort een speerpunt van de landelijke overheid. Zowel bij de ouderen zelf als bij de professionals is nog onvoldoend bekend over de mogelijkheden om depressieve klachten in de samenleving te verminderen. Kennis hierover is niet vanzelfsprekend, waardoor veel tijd, geld en energie naar informatieoverdracht gaan. Ook zijn er nog weinig goede praktijkvoorbeelden van een integrale aanpak. Inmiddels is het Partnership Depressie Preventie opgericht, waarin de landelijke koepelorganisaties afstemmen over en samenwerken aan depressiepreventie. De verwachting is dat de landelijke activiteiten de lokale activiteiten ten goede zullen komen, doordat ook op grotere schaal meer aandacht aan depressie wordt besteed.
3.2.2.
Factoren in de organisatie
Financiering De uitvoering van de integrale aanpak depressiepreventie brengt diverse kosten met zich mee. Dit betreft enerzijds de kosten voor het projectmanagement, waaronder de coördinatie en uitvoering van de verschillende fasen van de aanpak. Hieronder vallen taken als het schrijven van het projectplan, het benaderen en bij elkaar brengen van de verschillende partijen, het verzamelen van gegevens, rapportage, etc. En ook van de deelnemende partijen wordt inzet gevraagd voor bijeenkomsten, overleg en uitvoering. Anderzijds zijn er de directe uitvoeringskosten, zoals PR activiteiten, deskundigheidsbevordering en het aanbieden van interventies. Bij de start van het project hebben GGD Hollands Midden en Preventie GGZ Leiden en omstreken die de proefimplementatie trekken middelen vrij moeten maken om het projectmanagement op zich te nemen. GGD HM heeft tevens
Evaluatie Veerkracht
17
subsidie ontvangen voor het projectmanagement. Voor de partijen met wie samenwerking is gezocht waren geen extra middelen beschikbaar. Voor de uitvoerende activiteiten was een klein budget. Personeelswisselingen en –uitval en reorganisaties Zowel in de stuur- als de projectgroep heeft in de periode van twee jaar bij ongeveer de helft van de deelnemers een wisseling plaats gevonden. Dit had te maken met de aanvaarding van andere banen of andere functies. Ook zijn vanwege langdurige ziekte enkele deelnemers vervangen door een collega. Tot slot konden enkele deelnemers in het begin moeilijk tijd vrij maken voor overleg, omdat het fusieproces van hun organisatie hen veel tijd kostte. Samenwerking tussen organisaties in de regio Voor het project Veerkracht is enthousiasme en draagvlak. Dit blijkt uit een vragenlijst, de WIZDIZ, die de voorwaarden voor een goede samenwerking in kaart brengt. De voorwaarden in Leiden zijn zonder meer gunstig te noemen. Meer informatie over de uitkomsten van de WIZDIZ wordt nader uitgewerkt in 3.2.4.
3.2.3.
Factoren van de methodiek
Handleiding en stappenplan Er is gewerkt volgens het stappenplan van de Integrale Aanpak Depressiepreventie. Deze is beschreven in een handleiding van het Trimbos-instituut. Het stappenplan geeft een goede leidraad bij de opzet en uitvoering van het project. De handleiding geeft aan dat het niet om een blauwdruk gaat en dat een projectleider naar eigen inzicht stappen kan overslaan of in een andere volgorde kan uitvoeren. Elke lokale situatie biedt eigen kansen en beperkingen. In de praktijk is dat ook zo gegaan. De meeste stappen zijn uitgevoerd zoals eerder in dit hoofdstuk is beschreven. Andere stappen zijn overgeslagen. Zo zijn geen aparte bijeenkomsten georganiseerd over de visie en over oplossingsrichtingen. Dit is gecombineerd in een wijkbijeenkomst. Ook aan werkbezoeken was geen behoefte. Tot slot is het bestaand gemeentelijk beleid van andere beleidsafdelingen niet onderzocht op mogelijkheden om bij te dragen aan depressiepreventie (facetbeleid). Dit werd niet haalbaar geacht binnen het project. De ervaring van GGD HM leert dat facetbeleid veel tijd kost. Wel heeft GGD HM een advies uitgebracht naar aanleiding van geplande nieuwbouw in de wijk. Daarbij is aandacht gegeven aan de aantrekkelijkheid voor ouderen om naar buiten te gaan, te lopen en te fietsen en 9 elkaar te ontmoeten . Tijdsinvestering en projectduur De integrale aanpak is een complex proces dat van de betrokken instellingen een grote investering vraagt. Er is veel werk verzet en de meeste actiepunten zijn uitgevoerd, ondanks het feit dat dit soms meer tijd kostte dan was ingeschat. Enkele voorbeelden. Het aanbod dat bijdraagt aan depressiepreventie is omvangrijk gebleken en dat heeft gevolgen voor het maken van een overzicht ervan. Aan de informatiebijeenkomst hebben veel instellingen een bijdrage geleverd en dat vraagt veel coördinatie en organisatie. Het boekje ‘Iedereen maakt zijn eigen beeld’ kon niet zonder meer worden besteld, maar is aangepast aan de regio Zuid-Holland en dat kostte veel voorbereiding. Wijkgerichte aanpak depressiepreventie en wijkgezondheidsbeleid De wijkgerichte aanpak is een belangrijk uitgangspunt in de Integrale Aanpak Depressiepreventie. Dit geldt uiteraard ook voor wijkgezondheidsbeleid. Daarvoor is vanaf medio 2008 gemeentelijke financiering in Leiden Zuidwest. De projectgroep is toen uitgebreid met een collega die het wijkgezondheidsbeleid in Leiden Zuidwest uitvoert. Wijkgezondheidsbeleid is uiteraard breder dan depressiepreventie, maar er zijn duidelijke raakvlakken. Een sterkere sociale cohesie, meer bewegen en gezonde voeding bijvoorbeeld zijn goed voor de gezondheid èn voor de verkleining van het risico op depressie. De bundeling van de krachten biedt voordelen. Zo is er meer ruimte ontstaan voor concrete uitvoering van enkele actiepunten. Het wijkgezondheidsbeleid kan goed aansluiten bij de opgebouwde samenwerking.
9
Brief van GGD HM aan Gemeente Leiden, Afdeling Zorg, Welzijn en Sport, 21 december 2007.
Evaluatie Veerkracht
18
Samenwerking in de wijk De bestaande samenwerking maakt dat het veel makkelijker is om gezamenlijke activiteiten op te pakken. Bij nieuwe initiatieven is het niet nodig om eerst uit te leggen wie je bent, waar je organisatie voor staat, wat depressiepreventie inhoudt en waarom de activiteit daarin past. Bovendien worden praktijkervaring en kennis over nieuwe ontwikkelingen bij elkaar gebracht, wat ten goede komt aan een succesvolle uitvoering van actiepunten. En bij de uitvoering dragen meerdere partijen bij. Als voorbeeld de voorlichtingsbijeenkomst voor vrijwilligers. Allereerst wordt op grond van ervaringen gezamenlijk bepaald hoe dit wordt aangepakt. GGD HM maakt een uitnodigingsbrief die RADIUS, ActiVite Thuiszorg Groot Rijnland en Libertas Leiden gebruiken bij de werving van vrijwilligers. De projectgroepleden stemmen dit af met de coördinatoren van de vrijwilligers in hun maar ook andere organisaties. Libertas Leiden stelt een ruimte beschikbaar. De voorlichting wordt verzorgd door Preventie GGZ Leiden en omstreken. Tot slot maakt GGD HM een verslag voor de nieuwsbrief Veerkracht. Aansluiting van een actiepunt bij al bestaande activiteiten in de wijk, kan praktisch en doelmatig zijn. Ook hier biedt de samenwerking in de wijk voordelen, omdat partners goed weten waar de kansen liggen. Een voorbeeld is de informatiemarkt, die eerder door een aantal organisaties is georganiseerd rond de thema’s welzijn en veiligheid. In 2008 is deze uitgebreid met andere organisaties die betrokken zijn bij het thema veerkracht.
3.2.4.
Borging van de integrale aanpak depressiepreventie
De integrale aanpak depressiepreventie beoogt de realisatie van een structurele samenwerking en continuïteit in de aandacht voor depressiepreventie. Een positieve houding tegenover samenwerking is een belangrijke voorwaarde. In deze paragraaf wordt beschreven hoe de samenwerkingspartners oordelen over de samenwerking. Daarnaast komen andere initiatieven aan de orde die de activiteiten in Leiden Zuidwest ondersteunen. Resultaten van de WIZDIZ In de vier proefregio’s van de Integrale Aanpak Depressiepreventie bij ouderen van het Trimbosinstituut is een vragenlijst naar samenwerking, de WIZDIZ, ingevuld door de samenwerkende personen. De WIZDIZ brengt in kaart in hoeverre de respondent voorwaarden voor een goede samenwerking aanwezig acht. De lijst bestaat uit vragen over: de lokale context (de dagelijkse, praktische omstandigheden en kenmerken van het gebied); het draagvlak voor de samenwerkingsdoelen (commitment, binding); het management van het project (besturing en beheersing van het netwerk); externe factoren (het initiatief past binnen het beleid, de geldende wet- en regelgeving, regels voor reguliere financiering, bestaande subsidieregelingen, maatschappelijke waardering). Antwoorden kunnen gegeven worden op een driepuntsschaal: (zeer) ongunstig, niet gunstig/ niet ongunstig en (zeer) gunstig. De WIZDIZ is aangepast aan de samenwerkingsomgeving van de partijen die betrokken zijn bij de integrale aanpak depressiepreventie voor ouderen. De vragenlijst is in mei 2008 afgenomen. De 10 resultaten zijn geanalyseerd door het Trimbos-instituut . Resultaten Leiden In Leiden hebben 12 deelnemers aan het project de vragenlijst ingevuld; de respons is 91%. De respondenten antwoordden neutraal tot positief op de verschillende onderdelen. Zo vindt 90% van de respondenten de lokale context niet gunstig en niet ongunstig. De onderdelen draagvlak en management is door 80% als (zeer) gunstig beoordeeld. Tot slot is 60% (zeer) positief over de externe factoren.
10
Voordouw I. en G.Willemse. Concept rapport. Integrale aanpak depressiepreventie ouderen. Resultaten proefimplementatie in vier regio’s. Trimbos-instituut, Utrecht, 2008. Ruiter M., en A. de Gee. Concept rapport. Proefimplementatie Integrale Aanpak Depressiepreventie Ouderen. WIZDIZ. Beoordeling van de voorwaarden voor samenwerking. Trimbos-instituut, Utrecht, 2008.
Evaluatie Veerkracht
19
Bevindingen uit vier regio’s De vragenlijst is ook afgenomen in de drie andere proefprojecten van het Trimbos-instituut in de gemeenten Bergen op Zoom, Utrecht en Den Bosch. Een analyse van de vier regio’s samen, geven een breder beeld. In totaal hebben 48 respondenten de lijst ingevuld. De gemiddelde respons is 64,4%. Na anderhalf jaar (mei 2008) worden de voorwaarden voor samenwerking rond integrale depressiepreventie voor ouderen over het geheel genomen positief beoordeeld. Van de onderzochte regio’s waren Leiden en Bergen op Zoom het meest positief over de voorwaarden voor samenwerking in het proefimplementatietraject. Uit de antwoorden van alle respondenten uit de vier regio’s komt het volgende beeld naar voren. Het (project) management wordt het meest als gunstig beoordeeld. De aanwezigheid van een of twee verantwoordelijke projectmanagers, van een beleids- en/of activiteitenplan, en de duidelijke verdeling van taken en verantwoordelijkheden werden vooral positief beoordeeld. Ook is men over het algemeen positief over de samenwerking tussen de deelnemers. Men vindt dat er sprake is van vertrouwen tussen partners, dat de partners voldoende expertise hebben en met elkaar overeenstemming hebben over de te ondernemen activiteiten. Minder positief is men over de financiële invulling van het project. Zowel financiers als deelnemende instellingen dragen naar het oordeel van de respondenten te weinig bij. Ook fusies en ingrijpende veranderingsprocessen leiden tot een negatieve beoordeling van de voorwaarden voor samenwerking. Van de drie onderzochte subgroepen (managers; projectleiders en coördinatoren, oftewel de “trekkers”; uitvoerders) zijn de managers het meest positief over de voorwaarden voor samenwerking. Trekkers en uitvoerders zijn meer gematigd in hun oordeel. De reden voor dit verschil kan liggen in het feit dat trekkers en uitvoerders meer dan managers tegen alledaagse, praktische problemen aanlopen. De managers zien het project mogelijk in een breder perspectief van samenwerking. Ook uit de gesprekken met de leidinggevenden kwam over het algemeen naar voren dat zij de IAD als concreet samenwerkingsproject positief waarderen. Convenant Op 1 december is een convenant ondertekend door de samenwerkende partijen: GGD Hollands Midden, GGZ Leiden en omstreken, Libertas Leiden, ActiVite Thuiszorg Groot Rijnland, Kwadraad, RADIUS en de gemeente Leiden. Zij zijn overeengekomen dat zij zich gezamenlijk blijven inspannen en samenwerken aan depressiepreventie bij ouderen in Leiden Zuidwest. Dit convenant is afgesloten voor vier jaar. Een tussentijdse evaluatie vindt plaats na twee jaar. Mede aan de hand van de uitkomsten wordt bepaald of de samenwerkingsovereenkomst wordt voortgezet in de daarop volgende twee jaar. Wijkgezondheidsbeleid en regionale samenwerking Twee ontwikkelingen ondersteunen de continuïteit van de samenwerking aan depressiepreventie in Leiden Zuidwest. In Leiden Zuidwest is gestart met wijkgericht gezondheidsbeleid. Op regionaal niveau is het Samenwerkingsverband Veerkracht: depressiepreventie in Zuid-Holland Noord in het leven geroepen. Wijkgericht gezondheidsbeleid in Leiden Zuidwest Een groot aantal organisaties voert wijkgerichte activiteiten uit om de gezondheid en het welzijn van de bewoners van Leiden Zuidwest te bevorderen. Daaronder valt depressiepreventie bij ouderen, maar uiteraard ook de inspanningen die zijn gericht op andere doelgroepen en andere thema’s. Door afstemming kan onderlinge versterking worden bereikt. Depressiepreventie bevordert gezondheid en welzijn. Omgekeerd leiden veel welzijns- en zorgactiviteiten in de wijk tot de vermindering (van risicofactoren) van depressieve klachten. Het samenwerkingsverband Veerkracht: depressiepreventie in Zuid-Holland Noord Het Samenwerkingsverband werkt aan de vermindering van (risicofactoren van) depressieve klachten in Zuid-Holland Noord. Het samenwerkingsverband komt vier keer per jaar samen en wordt vertegenwoordigd door deelnemers uit enkele gemeenten en enkele zorg- en welzijnsorganisaties. Zij ontwikkelen bouwstenen die lokale en regionale partners naar eigen inzicht kunnen overnemen en/of aanpassen.
Evaluatie Veerkracht
20
De onderlinge uitwisseling van relevante informatie wordt verzorgd door GGD HM, zodat de kennis, ervaring en ontwikkelde producten doelmatig kunnen worden gebruikt door de betrokkenen bij verschillende initiatieven in de regio (figuur 2).
Wijkgericht gezondheidsbeleid Leiden Zuidwest Veerkracht Depressiepreventie in Leiden Zuidwest Regionaal Samenwerkingsverband Veerkracht: depressiepreventie in Zuid-Holland Noord
Figuur 2. Verbinding tussen lokale en regionale initiatieven Stuurkracht bij eenzaamheid Het project ‘Stuurkracht bij eenzaamheid’ van ActiVite Thuiszorg Groot Rijnland en RADIUS is aangehaakt bij het project Veerkracht in Leiden Zuidwest. Als er in Leiden Zuidwest bij cliënten van ActiVite Thuiszorg Groot Rijnland sociale eenzaamheid wordt gesignaleerd, dan worden zij verwezen naar de ouderenadviseur van RADIUS. De ouderenadviseur zoekt samen met de cliënt uit wat er nodig en mogelijk is om de sociale eenzaamheid te verlichten. Een vrijwilliger van een project bij RADIUS, ‘Heft in eigen hand’, kan betrokken worden bij de activering van de cliënt.
Evaluatie Veerkracht
21
4. Beter bereik in theorie en praktijk In voorgaande hoofdstukken is duidelijk geworden dat een integrale aanpak depressiepreventie bestaat uit een breed palet aan maatregelen. Een onderdeel daarvan is het bereik van personen met depressieve klachten met geïndiceerde preventie. Het gaat onder meer om een cursus zoals ‘in de put, uit de put’ en de ‘de verhalen die we leven’. Landelijk ontvangen jaarlijks circa 4000 personen preventieve hulp. Wat zou je op grond van deze gegevens kunnen verwachten voor Leiden Zuidwest? Drie vragen staan centraal in dit hoofdstuk: hoeveel ouderen in de wijk kampen met depressieve klachten; welke gezondheidswinst zou te behalen zijn als zij gebruik maken van effectief bewezen preventie; welk deel maakt gebruik van preventief aanbod? Op grond van landelijke, regionale en lokale cijfers worden schattingen gemaakt voor de wijk. Daarnaast worden gegevens gepresenteerd van de instroom bij preventief aanbod, in het jaar voorafgaand aan de uitvoering van actiepunten en in het jaar 2008.
4.1.
Omvang depressieve klachten in Leiden Zuidwest 11
In Leiden Zuidwest wonen 5120 personen van 55 jaar en ouder . Op grond van beschikbare landelijke en gemeentelijke cijfers wordt een schatting gemaakt van het aantal 55-plussers met een verhoogd risico voor depressieve klachten, een subklinische depressie en een depressie (tabel 1). Zie bijlage 1 voor definities van depressie en subklinische depressie. Tabel 1. Schatting van het aantal ouderen in Leiden Zuidwest met (kans op) depressieve klachten en depressie Groep % Aantal Bron van genoemd percentage 12 Tielen H. et al. Gezondheidspeiling 2005, GGD HM, Matig risico op 31 1604 depressie/angst Leiden. 13 Hoog risico voor 6,8 351 depressie/angst Sterk verhoogd risico voor 10 512 Smit F, Beekman A, Cuijpers P, De Graaf R, depressie Vollebergh, WAM. (2004) Selecting key-variables for depression prevention: results from a prospective population based cohort study. Journal of Affective Disorders 81(3) 241-249. Smit, F. Factsheet Preventie van depressie, TrimbosSubklinische depressie 15 768 14 (jaarprevalentie) instituut, 2007 Depressie 2-3 102-154 7 (jaarprevalentie) Meijer S.A. et al. Gezond verstand. RIVM, TrimbosDepressie incidentie 0,9 46 (nieuwe gevallen) instituut, 2006 Matig of hoog risico op depressie De gegevens over het matig en hoog risico op depressie zijn afkomstig uit schriftelijke gezondheidsenquêtes, afgenomen bij ouderen door GGD HM met daarin de Psychological Distress Scale (K10) van Kessler (1994). Aan de hand van de score op deze lijst zijn de respondenten ingedeeld in een laag, matig of hoog risicogroep voor een angst- en/of depressieve stoornis. De schatting in tabel 1 is dus mede gebaseerd op het risico op een angststoornis. 11
CBS; inwoners uit de postcode gebieden 2341 en 2324; buurten: Haagwijk, Gasthuiswijk, Cronestein, Fortuinwijk, Boshuizen, peildatum 2006. 12 Dit percentage voor een matig risico is apart berekend op grond van percentages voor 55-64 jarigen (25,9%) en voor 65 jaar en ouder (34%). De factsheet voor volwassenen beschrijft namelijk geen percentage voor de 5564 jarigen. 13 Zie ook vorige voetnoot. Hoog risico 55-64 jarigen (7,8%), 65 jaar en ouder (6,4%). 14 Betreft zelfstandig wonende ouderen.
Evaluatie Veerkracht
22
De matig-risicogroep kan waarschijnlijk met adequate zelfhulp de problemen aan. Zij vormen de doelgroep voor selectieve preventie. Uit onderzoek blijkt dat voor de hoog-risicogroep professionele hulp geëigend is. Volgens Smit et al. zal minimaal 10% van de inwoners van 55 jaar en ouder een sterk verhoogd risico hebben op het krijgen van een depressie. (Subklinische) depressie Er wordt gesproken van een subklinische depressie wanneer de symptomen nog niet voldoen aan de diagnostische criteria van een klinische depressie. Preventieve maatregelen tegen subklinische depressie zijn om een aantal redenen belangrijk. Een subklinische depressie is goed te beïnvloeden, onder andere door preventieve interventies. Het betreft een grote groep mensen, die veel last ervaart van de klachten (rolbeperkingen). Een persoon met een subklinische depressie loopt een zes keer zo hoge kans op het ontwikkelen van een depressie dan een persoon zonder subklinische 15 depressie .Omdat deze depressiviteitklachten vaak optreden als voorloper van een klinische 8 depressie, is preventie in dit stadium van groot belang. Het gaat hier om geïndiceerde preventie .
4.2.
Geschatte gezondheidswinst
Bij veel deelnemers leiden preventieve groepscursussen zoals ‘In de put, uit de put’ en ‘De verhalen die we leven’ tot klachtenvermindering. Bij globaal 10% van de deelnemers wordt een jaar later één 16 geval van depressie voorkomen . Het gaat hierbij om het geheel aan verschillende interventies voor alle leeftijden. Er zijn vier interventies voor depressiepreventie die in Nederland worden aangeboden aan ouderen, onderzocht in gerandomiseerde trials: de groepscursus ‘ In de put, uit de put 55+’, de zelfhulpcursus ‘In de put, uit de put’, de groepscursus ‘De verhalen die we leven’ en de internetcursus ‘Kleur je 17 leven’ . Aan de hand van een bepaalde maat, de Numbers-needed-to-be-treated (NNT), wordt de efficiëntie berekend. Deze geeft aan hoeveel personen de interventie moeten ontvangen om bij één van hen een depressie te voorkomen. Deze maat kan ook worden berekend voor de reductie van het risico om een depressie te ontwikkeling en voor klachtenreductie. 15
De vier interventies zijn effectief en efficiënt . De groepscursus ‘ In de put, uit de put 55+’ is effectief, waarbij de NNT aantoont dat 4 tot 5 personen de interventie moeten ontvangen om bij één van de risicostatus tot een aanvaardbaar niveau te doen dalen. Dit kan gezien worden als efficiënt. De zelfhulpcursus ‘In de put, uit de put’, is bewezen effectief. Er moeten 16 personen aan de interventie meedoen, om het ontstaan van een depressie te vermijden. De interventie is doelmatig gezien de lage kosten die eraan zijn verbonden. De groepscursus ‘De verhalen die we leven’ vermindert significant depressiviteitklachten en doet dit op een efficiënte manier. Door de internetcursus ‘Kleur je leven’ verliezen meer mensen in de experimentele groep hun ongunstige risicostatus dan de mensen in de controle groep. In Leiden Zuidwest krijgen naar schatting 46 ouderen jaarlijks een depressie. De vraag is hoeveel gezondheidswinst te verwachten is als deze ouderen waren bereikt met depressiepreventie. Op grond van de landelijk gegevens over de efficiëntie van de interventies, is berekend wat de gezondheidswinst zou zijn (tabel 2). De schattingen geven een indruk, maar moeten wel met de nodige voorzichtigheid worden bezien, omdat ze zijn gebaseerd op kleine aantallen.
15
Smit, F. Factsheet Preventie, preventie van depressie. Trimbos-instituut, Utrecht, 2007. Presentatie van Casper Schoemaker, RIVM. Gezond verstand Evidence-based preventie van psychische stoornissen op het Nederlands Congres Volksgezondheid, Rotterdam 11 april 2007. 17 Meijer, S.A. et al. Gezond verstand. Evidence-based preventie van psychische stoornissen. Trimbos-instituut en RIVM, 2006. 16
Evaluatie Veerkracht
23
Tabel 2 Geschatte gezondheidswinst in Leiden Zuidwest van interventies ter preventie van depressie bij ouderen Geschatte Uitkomst- jaarRisicoa b c d maat incidentie verschil NNT
Te behalen gezondheidswinst e bij 100% bereik 3 ouderen bij wie ontstaan I 46 0,06 17 van depressie is vermeden ouderen bij wie de 11 risicostatus is verdwenen R 46 0,23 4 ouderen bij De verhalen die we 22 klachtenreductie is opgetreden leven (groepscursus) K 46 0,48 2 Kleur je leven ouderen bij de risicostatus (Internetcursus) R 46 0,12 8 6 is verdwenen a Uitkomstmaat: I=incidentie, R=verdwijnen risicostatus, K=klachtenreductie b zie tabblad schatting c het verschil in risico op depressie (risicostatus, klachtenreductie) tussen interventiegroep en controlegroep d Berekening: 1/ risicoverschil e Berekening: incidentie * bereik * risicoverschil Interventie In de put, uit de put (Zelfhulp) In de put, uit de put (Groepscursus)
4.3.
Bereik van depressiepreventie
Het aantal nieuwe gevallen van depressie in Nederland bedraagt jaarlijks naar schatting bijna 359 18 duizend mensen . Een deel van deze depressies had voorkomen kunnen zijn als in een vroeg stadium (subklinische depressie) preventieve hulp was geboden. Omdat nu ongeveer 4000 mensen (alle leeftijden) worden bereikt (circa 1% van het aantal nieuwe gevallen van depressie), is in de preventienota van VWS de doelstelling opgenomen dat meer mensen preventieve hulp tegen 19 depressies krijgen . Overigens heeft Ineke Voordouw van het Trimbos-instituut aangegeven dat de genoemde 1% een overschatting is. In feite zou het aantal van 4000 bereikte mensen moeten worden afgezet tegen het aantal mensen met subklinische depressie. Omdat dit een nog grotere groep is, zou het percentage dan ook lager uitvallen. De eerder beschreven 1% heeft inmiddels goed gewerkt naar de politiek en daarom wordt de - niet geheel correcte - afleiding zo gelaten. Zuid-Holland Noord Ook uit de inventarisatie in Zuid-Holland Noord blijkt dat een gering aantal mensen wordt bereikt met 20 geïndiceerde preventie . Leiden Zuidwest Bij ouderen wordt het aantal nieuwe gevallen van depressie in Nederland geschat op 19.000 21 personen . Geëxtrapoleerd naar Leiden Zuidwest zouden in Leiden Zuidwest 46 ouderen in een jaar een depressie krijgen. Als van hen 1% wordt bereikt met geïndiceerde preventie, dan zou het hoogstens om 1 persoon gaan. Hierbij is dan nog geen rekening gehouden met het feit dat de 1% een overschatting is. Instroom: twee meetmomenten Cijfers over de instroom aan depressiepreventie met specifieke interventies gericht op depressiepreventie (‘in de put, uit de put’, ‘de verhalen die we leven’) is beschikbaar voor Preventie GGZ Leiden en omstreken. Bij Kwadraad kunnen mensen begeleiding krijgen voor hun depressieve klachten en/of zelfmoordgedachten/suïcidepoging, maar ook voor andere psychosociale problemen die vaak samengaan met depressieve klachten. Bij RADIUS kunnen mensen begeleiding krijgen in 22 verband met hun psychosociaal welbevinden waaronder depressieve klachten . 18
Meijer, S.A. et al. Gezond verstand. Evidence-based preventie van psychische stoornissen. Trimbos-instituut en RIVM, 2006. 19 Ministerie van VWS. Preventienota Kiezen voor Gezond Leven. Den Haag, 2006. 20 Bierens, J. et al. Beschouwing Leeflijnen Zuid-Holland Noord. GGD HM, 2008. 21 Meijer, S.A. et al. Gezond verstand. Evidence-based preventie van psychische stoornissen. Trimbos-instituut en RIVM, 2006. 22
Bij RADIUS wordt de geboden hulp voor depressie niet apart gecodeerd.
Evaluatie Veerkracht
24
De meetperiode bij de verschillende organisaties is niet gelijk. Dit hangt samen met het moment dat de organisaties zijn gaan deelnemen aan het project. Het gaat in alle gevallen om een periode voorafgaand aan de uitvoering van het actieplan. Het bereik is zeer beperkt (tabel 3 en 4) en niet toegenomen tijdens de duur van het project. Gezien de voorgaande beschouwingen en het feit dat ouderen uit een sociaalzwakke wijk nog minder snel de drempel naar preventief aanbod nemen, is dit geen onverwachte uitkomst. In de twee meetperioden hebben geen wijkbewoners van 55 jaar en ouder zich aangemeld bij Preventie GGZ Leiden en omstreken voor een cursus ‘In de put, uit de put’ of ‘De verhalen die we leven’. Bij Kwadraad is in de meetperioden geen enkele keer de code ‘depressieve klachten’ en/of ‘suïcide gedachten/poging’ toegekend aan de begeleiding van cliënten van 55 jaar en ouder uit de wijk. Overigens is het goed mogelijk dat depressieve klachten wel aan de orde zijn geweest tijdens begeleidingstrajecten die zijn gecodeerd als bijvoorbeeld rouwverwerking, verwerking beëindiging relatie en oorlogstrauma. In 2006 gaat het om 11 personen (55+) uit de wijk, in 2008 om 16 personen (55+). Tot slot is bij RADIUS het aantal psychosociale trajecten in 2008 minder dan in 2006. Dit kan worden verklaard doordat de ouderenadviseur in 2008 langdurig is ziek geweest en niet volledig is vervangen.
Tabel 3. Nulmeting: aantal bereikte 55-plussers uit postcode gebieden 2341 en 2324 (Leiden Zuidwest) met depressiepreventie voorafgaand aan de uitvoering van het actieplan Veerkracht Organisatie Periode Bereik Preventie GGZ Leiden en Medio 2005 tot medio 2006 0 deelnemers preventieaanbod omstreken 0 cliënten verwezen door SPV Kwadraad (SMDMH)
medio 2006 tot medio 2007
0 cliënten hebben behandeling gekregen vanwege somberheid en/of depressieve klachten en/of suïcide gedachten/poging; 11 personen met andere problematiek waarbij vaak ook sprake is van depressieve klachten.
RADIUS
2006
71 trajecten m.b.t. psychosociaal welbevinden (waaronder depressieve klachten) uitgevoerd door ouderenadviseurs.
Tabel 4. Vervolgmeting: aantal bereikte 55-plussers uit postcode gebieden 2341 en 2324 (Leiden Zuidwest) met depressiepreventie in 2008 Organisatie Periode Bereik Preventie GGZ Leiden en 2008 0 deelnemers preventieaanbod omstreken 0 cliënten verwezen door SPV Kwadraad (SMDMH) 2008 0 cliënten hebben behandeling gekregen vanwege somberheid en/of depressieve klachten en/of suïcide gedachten/poging
RADIUS
Evaluatie Veerkracht
2008
16 personen met andere problematiek waarbij vaak ook sprake is van depressieve klachten 54 trajecten m.b.t. psychosociaal welbevinden (waaronder depressieve klachten) uitgevoerd door ouderenadviseurs
25
5. Conclusies en aanbevelingen Het project Veerkracht is uitgevoerd in het kader van de proefimplementatie van de Integrale Aanpak Depressiepreventie bij ouderen. Deze methodiek is ontwikkeld door het Trimbos-instituut. Een belangrijke vraag is dan ook of de methodiek werkt in de praktijk. De verschillende fasen in de methodiek zijn met succes doorlopen in het project Veerkracht. De wijk is gekozen vanwege het grote aantal ouderen en het relatief hoge risico op depressieve klachten. De voorwaarden voor samenwerking wordt door de partners positief beoordeeld. In samenspraak met professionals die de wijk goed kennen zijn doelstellingen en actiepunten geformuleerd. Het merendeel van de beoogde actiepunten zijn uitgevoerd. Er is vooral ingezet op deskundigheidsbevordering van professionals en vrijwilligers, op voorlichting aan ouderen en op meer samenwerking op het vlak van depressiepreventie. De wijkgerichte aanpak van depressiepreventie is een complex en intensief proces. Er zijn belangrijke stappen gezet, maar er valt nog veel te doen. Het bereik van geïndiceerde preventie bijvoorbeeld is nog niet toegenomen. Daarom is het gunstig dat de samenwerkingspartners hun inspanningen voor depressiepreventie in de wijk willen voortzetten. De bereikte resultaten en de zeer positieve houding tegenover samenwerking, bieden een goede voedingsbodem. In zekere zin kunnen de samenwerkingspartners zich in dit project als pioniers zien. Niet alleen omdat de methodiek nieuw was en nog niet eerder geïmplementeerd, maar ook omdat depressiepreventie pas recent een speerpunt is in lokaal en landelijk beleid. Hierdoor zijn er weinig praktijkvoorbeelden en beproefde instrumenten beschikbaar. Ook de kennis over depressie en depressiepreventie is vooralsnog gering, zowel bij burgers als een groot deel van de professionals. Het is niet breed bekend wat depressieve klachten zijn, wat je er aan kan doen en wat het belang is van depressiepreventie. In de toekomst verandert dit hopelijk door de landelijke aandacht en ontwikkelingen rond depressiepreventie. Ook het regionale Samenwerkingsverband Veerkracht biedt kansen voor de aanpak van depressiepreventie in Leiden Zuidwest. Aanbevelingen Aansluiten bij de ontwikkelingen van het Partnership Depressiepreventie Om het bereik met goede preventieve programma’s landelijk te verbeteren heeft het ministerie van VWS het initiatief genomen tot het Partnership Depressiepreventie. Hierin werken landelijke koepelorganisaties samen, zodat door de bundeling van activiteiten het rendement van de afzonderlijke inspanningen omhoog gaat. Het partnership doet dat door een sluitende aanpak van beleidsmaatregelen, bewustwording, signalering, preventie en zorg te realiseren. Zodat de bekendheid met depressie bij gemeenten, professionals binnen en buiten de zorg en bij mensen met depressieve klachten vergroot, depressies eerder worden gesignaleerd en de toegankelijkheid van de preventieve interventies verbetert. Het werkplan bestaat uit de onderdelen lokaal beleid, bewustwording en signalering. Het onderdeel lokaal beleid biedt ondersteuning aan gemeenten en GGD’en door handreikingen en instrumenten te ontwikkelen voor regionale overzichten van interventies en een beleidsmonitor. Het onderdeel bewustwording ontwikkelt een meerjarenplan voor voorlichting over depressie en depressiepreventie aan verschillende bevolkingsgroepen en professionals. Het onderdeel signalering ontwikkelt risicoprofielen, screeningsinstrumenten en deskundigheidsbevordering voor professionals binnen en buiten de zorg. De instrumenten en handreikingen die het Partnership Depressiepreventie zullen de regionale en lokale initiatieven ondersteunen. Dit komt de doelmatigheid en effectiviteit ten goede. Betrekken van de doelgroep In het project hebben de samenwerkingspartners goed zicht op de doelgroep ouderen. Om preventie nog beter af te stemmen op de behoeften en mogelijkheden van de ouderen, is het belangrijk om hen zelf te betrekken in het proces. De afgelopen jaren is dit niet van de grond gekomen, maar de komende tijd is dit een aandachtspunt, zowel in Leiden Zuidwest als in regionaal verband.
Evaluatie Veerkracht
26
Inzicht krijgen in beeldvorming Er bestaan sterke – nogal eens negatief gekleurde – beelden over (personen met een) depressie. Deze beeldvorming belemmert een beter bereik van depressiepreventie. Naast het bieden van informatie is de dialoog belangrijk bij beïnvloeding van beeldvorming. Hoe dit het beste kan worden aangepakt, kan blijken door in gesprek te gaan met diverse doelgroepen.
Evaluatie Veerkracht
27
Bijlage 1 Definitie depressie en risicogroepen Definitie van depressie Depressie behoort volgens de DSM-IV (APA, 2001) tot de groep van de zogenoemde 23 stemmingsstoornissen . Iemand heeft een depressie wanneer hij of zij gedurende tenminste twee weken minstens één van de twee volgende kernsymptomen heeft: een zeer neerslachtige stemming gedurende het grootste deel van de dag, bijna elke dag; een ernstig verlies van interesse in alle of bijna alle activiteiten gedurende het grootste deel van de dag, bijna elke dag. Daarnaast dienen er nog andere symptomen aanwezig te zijn: eetproblemen (heel veel of juist heel weinig eten) en veranderingen in het gewicht; slaapproblemen; geagiteerd en rusteloos zijn of juist geremd; vermoeidheid en verlies van energie; gevoelens van waardeloosheid of overmatige schuld; concentratieproblemen, vertraagd denken en besluiteloosheid; terugkerende gedachten aan dood of zelfdoding. Er is sprake van een depressieve stoornis wanneer tenminste vijf symptomen tegelijk aanwezig zijn, inclusief neerslachtige stemming en/of interesseverlies. Andere termen voor een depressieve stoornis zijn ‘depressie in engere zin’ en ‘major depression’. In dit verslag gebruiken we de term ‘depressie’ wanneer we het over een depressieve stoornis hebben. Als er twee tot vier symptomen van depressie aanwezig zijn die gezamenlijk niet beantwoorden aan de diagnostische criteria van een depressie, spreekt men van een subklinische depressie (ook wel ‘minor depression’ genoemd). Vanuit preventieperspectief is subklinische depressie van belang omdat zij vaak optreedt als voorloper van een klinische depressie.
Overzicht van risicogroepen Depressie komt vaker voor bij personen met een combinatie van de volgende kenmerken: Gezondheid Langdurig lichamelijk ziek; Minder goed ter been of invalide; Overbelast door mantelzorg; Psychiatrische problemen in het verleden. Sociale contacten Moeite met het aangaan van intieme relaties; Weinig sociale steun; Alleenstaand. Ingrijpende gebeurtenissen Verlies van een dierbare; Verlies van baan of verhuizing; Migratie. Inkomen Moeite met rondkomen; Laag inkomen.
23
Meijer, S.A. et al. Gezond verstand. Evidence-based preventie van psychische stoornissen. Trimbos-instituut en RIVM, 2006: 33-34.
Evaluatie Veerkracht
28
Bijlage 2 Strategieën voor de vermindering van depressieve klachten Een effectieve aanpak van depressieve klachten vraagt om een mix van strategieën, gericht op 24 verschillende doelgroepen . De eerste drie strategieën staan centraal bij een integrale aanpak depressiepreventie. 1. Universele preventie richt zich op het algemene publiek, ongeacht risicostatus en eventuele aanwezigheid van symptomen. Voorbeelden: publieksvoorlichting, programma’s bij scholieren gericht op sociale vaardigheden, screeningsprogramma’s in de eerstelijnszorg, en het versterken van opvoedingsvaardigheden van ouders. 2. Selectieve preventie richt zich op risicogroepen die kwetsbaarder zijn voor een depressie dan gemiddeld. 3. Geïndiceerde preventie richt zich op mensen die de eerste symptomen hebben van een naderende depressie, de zogenaamde subklinische depressie. Deze vorm van preventie bestaat uit vroegherkening en het vroegtijdig inzetten van interventies om een klinische depressie tegen te gaan. 4. Behandeling richt zich op mensen die aan de diagnostische criteria van een depressieve stoornis beantwoorden. Met behandeling wordt beoogd de ziekteduur te verkorten en herstel te bevorderen. 5. Zorggerelateerde preventie (terugvalpreventie en preventie van recidief) wil voorkomen dat al tijdens de vermindering van de depressie (remissie) terugval optreedt, of na herstel een nieuwe depressieve episode (recidief) ontstaat. Beide vormen van preventie nemen we samen en noemen we kortheidshalve terugvalpreventie.. Een behandeling (curatie) beoogt de gezondheid te verbeteren. Met preventie probeert men te voorkomen dat iemand een overgang maakt naar een ongunstiger gezondheidsconditie. Bijvoorbeeld dat een kwetsbaar persoon last krijgt van depressieve gevoelens of dat beginnende klachten uitgroeien tot een ernstige depressie. Onderstaande figuur illustreert. Figuur 1. Gezondheidscondities, preventie en behandeling
Universele preventie
Selectieve preventie
Geïndiceerde preventie
Algemene bevolking
Kwetsbare mensen
Mensen met symptomen
Preventie van recidief
Terugvalpreventie
Behandeling
Herstelde patiënten met een risico op herhaling
Patiënten in remissie (herstellen van depressie)
Mensen met diagnose
Zorggerelateerde preventie
24
Romein G, Ruiter M., Smit F. Meer effect met depressiepreventie? Strategieën voor vroegherkenning en terugvalpreventie. Trimbos-instituut, Utrecht, 2008: 8-9.
Evaluatie Veerkracht
29
Voorbeelden van interventies Universele preventie: interventies gericht op de algemene bevolking (bewoners in de wijk, met name 55-plussers). Het gaat hier met name om: Voorlichting; cursussen gericht op het thema ouder worden. Verbetering van de leefsituatie. Selectieve preventie is gericht op risicogroepen (weduwen en weduwnaren, mantelzorgers van hulpbehoevende ouderen, ouderen met een chronische ziekte, ouderen in instituties, ouderen die kampen met eenzaamheid. Interventies zijn ondermeer gericht op de versterking van copingstijlen, cognitieve en sociale vaardigheden en sociale participatie. Voorbeelden van interventies: rouwgroepen, cursussen ‘verlies …. en dan verder’, bezoekdiensten voor en door weduwen en weduwnaren, mantelzorgondersteuning, Sterk met een beperking, sociale en persoonlijke activering (ontmoetingsvormen, ’t Heft in eigen hand), vriendschapscursus, Geef je leven glans. Geïndiceerde en zorggerichte preventie:interventies gericht op personen met beginnende klachten; die voorafgaan aan depressiviteit; Dit bestaat uit: Voorlichting aan personen met depressieve klachten en hun partners/familieleden; cursussen zoals ‘In de put, uit de put’, ‘de verhalen die we leven’, ‘Kleur je leven’. screening, het opsporen van depressieve klachten aan de hand van vragenlijsten zoals de GDS (Geriatric Depression Scale) en vroege behandeling van depressie bij ouderen; deskundigheidsbevordering van hulpverleners, zodat zij sneller signalen van depressie herkennen en zo de ouderen sneller en beter kunnen doorverwijzen voor hulp.
Evaluatie Veerkracht
30