Europa en Noord-Nederland: successen van 10 jaar samenwerking
www.snn.eu
SNN projectenboek 2010
1
Woord vooraf
Als onderdeel van een oude handelstraditie met Duitsland, Polen, de Baltische Staten en het gebied rond Sint Petersburg, ligt Noord-Nederland in het hart van Europa. De regio vormt het verbindingsgebied dat ruimtelijk en economisch nieuwe kansen biedt voor Europa. Achterstanden en een gevoel van periferie maakten echter dat deze verbinding niet optimaal functioneerde; ik spreek nu over een periode die inmiddels geruime tijd achter ons ligt. Door langdurige samenwerking tussen de provincies Fryslân, Groningen en Drenthe, de steden Groningen, Leeuwarden, Emmen en Assen, kennisinstellingen en ondernemingen zijn we er namelijk in geslaagd om het genoemde faseverschil in arbeidsplaatsen ten opzichte van de rest van Nederland grotendeels weg te werken. Het noorden heeft aantoonbaar meer en betere banen, minder werkloosheid en maakt de overstap naar een kenniseconomie. Deze sprong voorwaarts kon Noord-Nederland maken door bijdragen van nationale, regionale en lokale overheden, private investeringen en ook met behulp van Europese fondsen. Sinds 2000 worden in het noorden van Nederland twee Europese subsidieprogramma’s uitgevoerd: het Enkelvoudig Programmeringsdocument (EPD) Noord-Nederland, en het Operationeel Programma (OP) Noord, dat nog doorloopt tot en met 2013. Tezamen zijn deze programma’s goed voor een investering van 526 miljoen euro uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO). Nog mooier is dat hierdoor nog eens een veelvoud van dit bedrag aan investeringen van andere partijen werd uitgelokt, waardoor in totaal ruim een miljard euro in het noorden van Nederland werd geïnvesteerd. Om versnippering te voorkomen en de aandacht te focussen heeft NoordNederland stevig ingezet op drie prioriteiten: innovatie, ondernemerschap en kenniseconomie, attractieve regio’s en attractieve steden. Binnen deze drie prioriteiten lag de focus op een aantal speerpunten, te weten energie, healthy ageing, watertechnologie, (multi)sensortechnologie en agribusiness. Ik noem in dit verband alvast enkele paradepaardjes waarover u elders in dit boek meer kunt lezen: de stichting Energy Valley, die de energiebedrijvigheid in NoordNederland verder wil verstevigen en een bijdrage wil leveren aan het oplossen van het klimaatprobleem. Het samenwerkingsverband Healthy Ageing Network Noord-Nederland waarin inmiddels tientallen bedrijven, kennisinstellingen en overheden hun krachten hebben gebundeld. Het topwetenschappelijk instituut Wetsus dat in het middelpunt staat van de ontwikkeling
Woord vooraf
Noord-Nederland heeft stevig ingezet op drie prioriteiten: innovatie, ondernemerschap en kenniseconomie, attractieve regio’s en attractieve steden.
2
van een waterhub in Leeuwarden. En last but not least een initiatief op het gebied van sensortechnologie: LOFAR, de grootste radiotelescoop te wereld die ook interessante toepassingsmogelijkheden biedt voor geofysici, meteorologen en landbouwonderzoekers. Behalve een hoog ambitieniveau hebben deze projecten met elkaar gemeen dat ze niet in isolement worden uitgevoerd maar in nauwe samenwerking met de rest van Europa. Het grote succes van al deze projecten is dat Noord-Nederland van een achterstandsregio is uitgegroeid naar een regio die op tal van punten zelfs een voorsprong heeft op de rest van Nederland en Europa. De aanpak in NoordNederland toont aan dat langdurige samenwerking, focus op een beperkt aantal prioriteiten, en een gezamenlijke investering van Brussel, het Rijk, provincies en gemeenten kan resulteren in het ontstaan van een van de krachtregio’s van Europa. Hoewel ik bijzonder tevreden ben over de behaalde successen in de afgelopen tien jaar, zijn we er nog niet. De komende jaren blijft de ambitie van NoordNederland zich richten op de vijf eerdergenoemde speerpunten, waarbij de nadruk nog meer komt te liggen op het creëren van nieuwe hoogwaardige werkgelegenheid en het uitbouwen van de samenwerking met NoordDuitsland. De steun van Europa blijft bij dit alles onverminderd belangrijk: onze speerpunten zijn nog niet voldoende tot volle wasdom gekomen en het private kapitaal is niet toereikend om ze daarbij afdoende te ondersteunen. Wel beseffen alle betrokkenen in Noord-Nederland: we zijn gegroeid en we worden nog sterker! Vanuit deze kracht presenteren we u met trots de projecten in dit boek, die elk op hun eigen wijze bijdragen aan de toekomst van Noord-Nederland.
M.J. van den Berg Commissaris van de Koningin in Groningen
We zijn gegroeid en we worden nog sterker!
SNN projectenboek 2010
3
Inleiding
Om de ruimtelijk-economische structuur in het Noorden te versterken, voert het SNN, als managementautoriteit voor Brussel, subsidieprogramma’s uit die mede gefinancierd worden met een bijdrage uit het Europees Fonds Regionale Ontwikkeling (EFRO). Van 2000 tot en met 2006 voerde het Noorden het EPD (Enkelvoudig Programmeringsdocument) uit. Voor de uitvoering van het EPD is door de Europese Commissie een EFRO budget beschikbaar gesteld van € 356.600.000. Door bijdragen van nationale, regionale en lokale overheden en investeringen van private partijen werd voorzien dat dit bedrag zou oplopen tot een totale investering in NoordNederland van ruim 924 miljoen euro. Wanneer de balans wordt opgemaakt na bijna tien jaar programmauitvoering blijkt dat er een totale overheidsinvestering van ruim een miljard euro is gepleegd met een EFRO bijdrage van ruim 355 miljoen euro. Dit betekent dat het EFRO budget nagenoeg volledig is besteed en dat hiermee ruim 15% meer investeringen zijn uitgelokt dan voorzien. Het programma heeft de uitvoering van projecten mogelijk gemaakt die duidelijk voorzagen in een behoefte in de regio. Zowel de publieke als private sector zijn hun cofinancieringverplichtingen daarbij ruimschoots nagekomen. De resultaten op programmaniveau stemmen tevreden. Uit de sociaaleconomische analyse, aan de hand van tien variabelen, blijkt dat het Noorden op de meeste aspecten vooruitgang heeft geboekt. In een recent rapport van onderzoeksbureau EIM* wordt geconcludeerd dat het regionale beleid effect heeft gehad, maar dat de achterstand nog niet is verdwenen. Regionaal beleid blijft dan ook nodig.
Leeswijzer De weergegeven projecten die u in dit boek aantreft, geven een representatief beeld van het eerste programma (EPD) en het huidige programma tot nu toe (OP Noord). De projecten worden per programma en per prioriteit beschreven, zodat er een logische opbouw in zit. Het EPD zette in op onderstaande prioriteiten: prioriteit 1 Versterking marktsector prioriteit 2 Ontwikkeling stedelijke kernen prioriteit 3 Kennis, innovatie, arbeidsmarkt
Het OP Noord stelt de prioriteiten als volgt: prioriteit 1 Innovatie, ondernemerschap, kenniseconomie prioriteit 2 Attractieve regio’s prioriteit 3 Attractieve steden
Het huidige subsidieprogramma, het Operationeel Programma Noord, loopt vanaf 2007 tot en met 2013. Voor dit programma is een EFRO budget van bijna 170 miljoen ter beschikking gesteld.
*EIM (2010) Regionaal economisch beleid voor Noord-Nederland, Zoetermeer
Europa investeert in de toekomst. Deze uitgave en alle projecten komen tot stand met steun van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling.
Enkelvoudig Programmeringsdocument (EPD) 2000 - 2006
SNN projectenboek
7
Prioriteit 1 Versterking marktsector 1a Verbetering vestigingsvoorwaarden bedrijven
Mét ondernemers, voor ondernemers Zelfs in de naam van het herstructureringsproject is de vergaande samenwerking vervat: Bargermeer Herstructureren Collectief Ondernemen, afgekort Bahco. Gemeente Emmen en de ondernemers van Bargermeer hebben zich samen sterk gemaakt om een langetermijnvisie te ontwikkelen voor het bedrijventerrein, dat nodig aan modernisering toe was. Hoewel het projectplan tot 2020 doorloopt, zijn de overduidelijke resultaten nu al te zien.
bestond vooral uit het verbeteren van de bereikbaarheid, het vernieuwen van wegen en ondergrondse infrastructuur, en het opzetten van een professionele vereniging voor parkmanagement. In fase 2 werd dit alles verder uitgewerkt. De nadruk lag op duurzaamheid, optimaal ruimtegebruik en bereikbaarheid. Ook fase 3 is al gestart en legt het accent op gebiedsgerichte ontwikkeling. Dat betekent integrale ontwikkeling van verschillende deelgebieden, waarbij het accent meer op private investeringsprojecten ligt.
Met een oppervlak van 650 hectare, ruim 450 actieve bedrijven en ruim 12.000 werknemers is Bargermeer het grootste bedrijventerrein van Noord-Nederland en een van de belangrijkste economische peilers van de gemeente Emmen. Alle reden dus voor de gemeente, de provincie Drenthe en de ondernemers zelf om in 2002 de schouders er gezamenlijk onder te zetten om een beter ondernemersklimaat te scheppen. Er werd een complete projectorganisatie opgetuigd, vertelt programmamanager Wouter Smid van de gemeente Emmen, “met een projectgroep en een stuurgroep waar ook het bedrijfsleven in zit. Daardoor zijn de lijnen kort en wordt alles echt in gezamenlijkheid uitgedacht en uitgewerkt.”
Investeren
Naam project Bahco, herstructureren bedrijventerrein Bargermeer Emmen, fase 2
Looptijd van het project Juni 2006 - juni 2008
Partners in het project Gemeente Emmen, provincie Drenthe, Vereniging Parkmanagement Bargermeer, Emmtec Services, ministerie van Economische Zaken.
EU-bijdrage € 5.950.000
Toekomstvisie Bahco houdt niet alleen een moderniseringsslag in, maar ook het door de overheid en het bedrijfsleven samen ontwikkelen van een toekomstvisie voor Bargermeer. Het programma loopt tot en met 2020 en is gesplitst in korte termijn (2003-2006), middellange termijn (20062010) en lange termijn (2011-2020). Fase 1
Bahco, Wouter Smid
Omdat er enorme bedragen met het project gemoeid waren, was EU-subsidie bij elke fase onmisbaar. Wouter Smid: “Vooral de eerste keer dat onze aanvraag gehonoreerd was, voor Bahco fase 1, herinner ik me nog goed. De partijen realiseerden zich: dit is een reëel project! Dat was een belangrijk moment. Het mooie is: doordat de overheden bereid zijn om te investeren, wil ook het bedrijfsleven dat doen. Ondernemers verhuizen niet meer, maar gaan nieuwbouw plegen op de bestaande locatie. Daardoor blijft werkgelegenheid behouden en wordt de ruimte beter benut. De actieve ondernemersvereniging, die in fase 1 werd opgericht en nu al bijna driehonderd leden heeft, doet de rest. De leden kennen elkaar en ondernemen met elkaar. Daardoor blijft ook de omzet voor deze regio behouden. Er is dynamiek ontstaan; men is trots op Bargermeer.”
Doelstelling van het project Fase 2: ruimte-intensivering, verbeteren bereikbaarheid, duurzaamheid. Totaalproject: functionele segmentering van Bargermeer, het uitbouwen van de ruimtelijke kwaliteit, het stimuleren van duurzame bedrijfsprocessen, het scheppen van blijvend rendement.
Resultaat van het project Een toekomstbestendig bedrijventerrein met en door ondernemers: • 100 hectare gerevitaliseerd bedrijventerrein; • 19 hectare nieuw aangelegd bedrijventerrein; • 4 km nieuw of substantieel verbeterde fiets- en wandelroutes; • 65 bruto gecreëerde werk gelegenheid in fte’s; • 187 tijdelijke werkgelegenheid in mensjaren; • € 25 miljoen uitgelokte investeringen.
SNN projectenboek
9
Prioriteit 1 Versterking marktsector 1a Verbetering vestigingsvoorwaarden bedrijven
Een schat aan gezondheidsinformatie Waarom wordt de een gezond oud en krijgt de ander al vroeg in het leven één of meerdere chronische ziekten? Om daar achter te komen volgt het project LifeLines van het UMCG sinds eind 2006 de gezondheidscarrière van een groep deelnemers die uiteindelijk moet uitgroeien tot 165.000 personen. Dit zal resulteren in een enorme medische databank waar wetenschappers een schat aan gezondheidsinformatie kunnen vinden.
Naam project Medische databank Noord-Nederland ‘LifeLines’, fase 1a
Looptijd van het project Fase 1a: januari 2005 - juni 2008
Partners in het project Universitair Medisch Centrum Groningen, Rijksuniversiteit Groningen
EU-bijdrage € 2.500.000
Bij het ontstaan van chronische aandoeningen zoals astma of nierziekten spelen enerzijds erfelijke factoren een rol, en anderzijds omgevingsfactoren zoals voeding, lichamelijke inspanning en werkomstandigheden. “Al deze factoren hebben op onnavolgbare wijze met elkaar te maken”, vertelt hoogleraar Endocrinologie Bruce Wolffenbuttel van het UMC Groningen. “Om te begrijpen hóé deze factoren precies op elkaar inwerken en welke invloed ze hebben, volgt het project LifeLines langdurig de gezondheid van een zeer grote groep mensen uit meerdere generaties.” Uiteindelijk moeten er 165.000 deelnemers zijn. Van hen zal minimaal dertig jaar lang lichaamsmateriaal verzameld worden waaruit onder andere DNA- en eiwitprofielen kunnen worden afgeleid en een gezondheidsprofiel kan worden opgesteld.
Familierelaties Het onderzoek wordt bewust uitgevoerd onder Friezen, Drenten en Groningers. “De bevolking hier is voor dit soort onderzoek zeer geschikt,” legt Wolffenbuttel uit, “omdat ze representatief is voor Noordwest-Europa en in de loop van meerdere
LifeLines, Bruce Wolffenbuttel
eeuwen relatief stabiel is gebleven. We werven de deelnemers via huisartsen, en hopen vervolgens dat zij ook hun familieleden aanmelden voor het onderzoek. Juist familierelaties zijn namelijk interessant omdat daarmee ook genetische verbanden zijn bloot te leggen. Elke vijf jaren vragen we de deelnemers om deel te nemen aan een medisch onderzoek, dat bestaat uit het invullen van uitgebreide vragenlijsten, het verrichten van lichamelijk onderzoek, en het uitvoeren van bloed- en urineonderzoek. Alle gegevens en het verzamelde lichaamsmateriaal worden geanonimiseerd opgeslagen in een medische databank.”
Internationaal LifeLines past in de jarenlange ambitie van het UMCG om kennis te vergaren over gezond ouder worden. Het sluit naadloos aan bij Healthy Ageing (zie elders in dit boek) en de oprichting van het onderzoeksinstituut ERIBA (European Research Institute on the Biology of Ageing), dat onderzoek gaat doen naar de biologische factoren die betrokken zijn bij veroudering. “Ook wetenschappers van
Doelstelling van het project Kennis vergaren over gezond ouder worden.
Resultaat van het project Eind 2010 zijn er elf onderzoekslocaties in Noord-Nederland en ruim 40.000 deelnemers aan het grootschalige bevolkingsonderzoek LifeLines. Dit aantal moet in de loop der komende jaren uitgroeien naar 165.000 deelnemers.
Healthy Ageing en ERIBA zullen gebruikmaken van de database van LifeLines”, weet Wolffenbuttel. “Overigens alleen met een goedgekeurd onderzoeksprotocol. Daardoor krijgt LifeLines een internationale uitstraling en dat is natuurlijk zeer goed voor het imago van en de werkgelegenheid in de regio. De Europese subsidie heeft bij dit alles een heel belangrijke rol gespeeld. We konden in 2006 met LifeLines starten omdat vooral het politieke moment er toen was. Zonder dat begin was LifeLines waarschijnlijk nog niet waar het nu is.”
SNN projectenboek
11
Prioriteit 1 Versterking marktsector 1a Verbetering vestigingsvoorwaarden bedrijven
Klaar voor de toekomst De ouderdom komt met gebreken. Deze uitspraak geldt niet alleen voor mensen, maar ook voor industrieterrein Leeuwarden-West, opgericht vlak na de Tweede Wereldoorlog. In 2004 waren de middelen gevonden om dit terrein rigoureus op te knappen zodat het weer aan de eisen van de huidige tijd voldoet. Lange tijd was industrieterrein Leeuwarden-West het grootste bedrijvengebied van Fryslân. Het werd vanaf 1948 ontwikkeld om allerlei soorten bedrijven te huisvesten, ook de zwaardere industrie. Daarvoor was de locatie dan ook uitstekend geschikt: tegen het spooremplacement aan gebouwd en met stamspoorlijnen naar het bedrijventerrein om te laden en te lossen. “In de huidige tijd werden deze oude rails niet meer gebruikt”, vertelt hoofd Economische Zaken Henk Besselse van de gemeente Leeuwarden. “Toenemende leegstand op het terrein zorgde ervoor dat het terrein niet meer in de gunst was bij nieuwe bedrijven. Bedrijven die er al gevestigd waren vertrokken, waardoor de leegstand nog groter werd. Om deze negatieve spiraal te doorbreken schreven we al in 1995 een revitaliseringsplan voor Leeuwarden-West. In 2004 hebben we het plan laten actualiseren, waarna het daadwerkelijk in gang gezet kon worden.”
Financiering Een belangrijke motor daarbij was de EFRO-subsidie, onderdeel van een grotere Kompas-bijdrage. “In totaal bedroeg deze een derde van de totale financiering”, aldus projectcontroller Homme de Jong. “Dit was een essentieel bedrag. Naast inbreng van gemeente en provincie hebben we ook de bedrijven om een
vrijwillige bijdrage gevraagd. Daarvoor heeft het bestuur van de bedrijvenvereniging op kavelniveau met de betrokken ondernemers gesproken. Men kon individuele wensen aangeven, en alles werd beklonken in een officiële overeenkomst. Dit traject heeft bijna twee jaar geduurd maar uiteindelijk deed 65 procent van de bedrijven mee, voor een bedrag van zes ton. Een uitstekend resultaat.”
Naam project
Belangrijk
EU-bijdrage
In het kader van het project werden 190 hectare bruto bedrijventerrein gerevitaliseerd, circa zes kilometer weg heringericht, een verdiepte tunnel gerealiseerd evenals bijna drie kilometer gescheiden rioolstelsel. Een belangrijk onderdeel van het project was ook de herstructurering van oude panden, veelal door aankoop, sloop en heruitgifte van de grond. Verder werd door de uitvoering van het project vijf hectare nieuw uitgeefbaar bedrijventerrein gecreëerd. Om ervoor te zorgen dat het terrein niet opnieuw zal verpauperen, werd daarnaast aandacht gegeven aan verbeterd parkmanagement. “Leeuwarden-West is zeer belangrijk voor de regio”, weet Henk Besselse. “Door de revitalisering hebben we de bestaande arbeidsplaatsen, ruim drieduizend stuks, weten te behouden en zelfs uit te breiden. De komende tijd zal de ontsluiting van het gebied nog beter worden, want we zijn nog bezig met de infrastructuur en de aanleg van de Westelijke Invalsweg. Dat zal ongetwijfeld weer een nieuwe impuls teweegbrengen.”
€ 250.000
Industrieterrein Leeuwarden-West, Homme de Jong
Revitalisering industrieterrein Leeuwarden-West
Looptijd van het project 2004 - 2009
Partners in het project Provincie Fryslân, gemeente Leeuwarden, bedrijvenvereniging Leeuwarden-West
Doelstelling van het project Het zodanig revitaliseren van het bedrijventerrein Leeuwarden-West, dat het voldoet aan de huidige en toekomstige eisen en er extra uitgeefbare gronden beschikbaar komen. Hierdoor wordt de economische ontwikkeling in termen van werkgelegenheid gestimuleerd.
Resultaat van het project Met de realisatie van het project zijn circa 600 structurele arbeidsplaatsen en 182 mensjaren tijdelijke werkgelegenheid gecreëerd en ruim 3000 arbeidsplaatsen behouden.
SNN projectenboek
13
Prioriteit 1 Versterking marktsector 1c Versterking toeristische infrastructuur
De nummer één watersportprovincie Voortaan is het lekker doorvaren in Fryslân. Sinds 2001 is de provincie Fryslân op grote schaal bezig het watersportgebied aantrekkelijker te maken door vele kilometers vaarroute te verbeteren, evenals de bijbehorende infrastructuur. De aanpak werpt nu al zijn vruchten af, niet in de laatste plaats te merken aan de positieve reacties van waterrecreanten. Het was een typisch geval van de wet van de remmende voorsprong, aldus programmamanager Jaap Goos van de provincie Fryslân: doordat Fryslân al zó lang de naam van watersportgebied had, ontstond een sleets imago en werd de provincie ingehaald door nieuwe, goed geoutilleerde gebieden in bijvoorbeeld Duitsland. “We raakten achterop”, aldus Jaap Goos. “Het was zaak om onze watersportprovincie weer aantrekkelijk te maken en daarmee ook de economie te stimuleren. De provincie was daarom aanjager en initiatiefnemer om in Het Friese Merenproject samen met 24 gemeenten en vele andere partners gezamenlijk de schouders eronder te zetten. Samenwerking was een absolute voorwaarde, want als je bijvoorbeeld de bruggen gaat verhogen zodat er grotere boten onderdoor kunnen, moet dat natuurlijk wel op het héle vaartraject gebeuren. Gelukkig was er een breed draagvlak.”
Eerste fase Het accent in de eerste fase lag op het verbeteren van de infrastructuur en de watersportvoorzieningen. Er werden 1600 aanlegplaatsen gerealiseerd met elektriciteit en moderne sanitaire voorzieningen, vijf aquaducten en zestig
Het Friese Merenproject, Jaap Goos
verhoogde en nieuwe bruggen. Daarnaast werd 225 kilometer vaarroute gebaggerd en 124 kilometer vaarroute verdiept, en werden vijf watersportplaatsen en jachthavens verbeterd. Ook de natuur wordt niet vergeten, want economie en ecologie gaan in dit project hand in hand. Al met al werd in deze eerste fase voor 234 miljoen euro aan werken uitgevoerd, waarvan Europa 39 miljoen bijdroeg. “Dat lijkt relatief weinig maar het was nou juist de motor om dingen aan te jagen”, vindt Goos. “Daarnaast heeft EZ 14, de gemeenten 41 en de provincie 88 miljoen euro bijgedragen.”
Impact Hoewel nog lang niet ten einde, heeft de aanpak nu al resultaat opgeleverd. “In 2015 willen we dertig procent meer werkgelegenheid zien; daarvan hebben we nu al negentien procent gerealiseerd. Ook merken we dat toeristen en watersporters de verbeteringen signaleren en waarderen, het heeft dus echt impact wat we doen. In fase twee gaan we de investeringen verzilveren; het rendement moet omhoog. De toegangspoorten naar Fryslân worden verbeterd, en we willen dat de toeristenbestedingen in de dorpen en steden met honderdvijftig procent gaan groeien. Verder gaan we ons nog meer richten op innovatie, natuur en duurzaamheid, bijvoorbeeld door elektrisch varen te bevorderen. We hebben dus nog genoeg te doen.”
Naam project Het Friese Merenproject, fase 1
Looptijd van het project Fase 1: 2000 - 2007 Fase 2: 2007 - 2015
Partners in het project Provincie Fryslân, 24 gemeenten, eigenaren/beheerders van jachthavens, recreatieschap De Marrekrite, HISWA, RECRON, Wetterskip Fryslân, het Watersportverbond en natuurorganisaties.
EU-bijdrage € 39.000.000
Doelstelling van het project Provincie Fryslân aantrekkelijker maken als watersportgebied en daarmee de regionale economie stimuleren.
Resultaat van het project Als Het Friese Merenproject in 2015 ten einde is moet de werkgelegenheid met dertig procent gestegen zijn, moet de leefbaarheid en het vestigingsklimaat in Fryslân verbeterd zijn, is de watersport veel duurzamer geworden en zijn natuur en landschap versterkt.
SNN projectenboek
15
Prioriteit 1 Versterking marktsector 1c Versterking toeristische infrastructuur
Open perspectief voor Veenhuizen ‘Werk en bid’. ‘Orde en tucht’. Ook wie alleen over de N919 lángs Veenhuizen is gereden, heeft ze ongetwijfeld gezien: de huizen met de stichtelijke spreuken op de gevels. De bijzondere cultuur-historische en maatschappelijke betekenis die hierachter zit is het waard om behouden en bekeken te worden. Om dat te bereiken werd een omvangrijk Masterplan geschreven. De geschiedenis van Veenhuizen gaat terug tot rond 1823, toen de Maatschappij van Weldadigheid in Veenhuizen drie grote gestichten oprichtte waar duizenden ‘kansarmen’ uit de grote steden naartoe werden verbannen om heropgevoed te worden. Na ruim dertig jaar eindigde het experiment maar behield Veenhuizen een bijzondere status omdat Justitie er drie grote strafinrichtingen plaatste. Om de strafinrichtingen heen werd een heel dorp gebouwd voor de gezinnen van het gevangenispersoneel. Alleen zij mochten het dorp in en wie met pensioen ging, moest verhuizen. Pas sinds 1981 is Veenhuizen vrij toegankelijk.
niet langer. Het Ontwikkelingsbureau Veenhuizen werd opgericht en er kwam een toekomstvisie. Dat was de bakermat van het latere Masterplan Veenhuizen.”
Naam project
Nieuwe bestemming
Looptijd van het project
De rode draad in het Masterplan was om het cultuurhistorische erfgoed van Veenhuizen te behouden en economisch een nieuwe impuls te geven, en toekomstperspectief te bieden aan de 1100 inwoners. Sindsdien werd 55 miljoen euro geïnvesteerd in het gevangenisdorp. Drie grote complexen hebben een nieuwe bestemming gevonden, in lijn met hun vroegere functie. In de voormalige gebouwen van Justitie kwamen met behulp van de Europese subsidiegelden onder meer ‘bed- and breakfast’woningen rond het Gevangenismuseum, en in het Hospitaalcomplex zijn een hotel-restaurant en een medische kliniek ondergebracht. Verder zijn parkeerplaatsen aangelegd, een ontmoetingscentrum voor cultuurtoerisme en overige recreatief-toeristische infrastructuur gerealiseerd. De gemeente voerde in deze periode ook diverse projecten uit, onder andere op het gebied van sport, cultuur en dorpsvernieuwing.
Deelproject: april 2004 - december 2008 Totaalproject: 2001 - 2009
Toekomstvisie Met deze historische schets begint projectleider Johan Panman van de gemeente Noordenveld zijn actuele verhaal over het Masterplan Veenhuizen. “Vanaf 1981 trok Justitie zich terug achter de hekken van de strafinrichtingen en moest een nieuwe bestuurlijke balans gevonden worden. Ondanks veel gesprekken tussen het rijk, de provincie Drenthe en de gemeente Noordenveld verpauperde de openbare ruimte en stonden gebouwen jarenlang leeg. In 2001 hebben we met elkaar gezegd: zo kan het
Masterplan Veenhuizen, Johan Panman
Vertrouwen “We hebben ontzettend veel bereikt”, stelt Johan Panman met genoegen vast. “Zo hebben we nieuwe werkgelegenheid gecreëerd met uitzicht op verdere groei en zijn we een factor van belang geworden in het noordelijk toeristisch product. We merken dat iedereen vertrouwen heeft in de ontwikkeling van Veenhuizen; ondernemers durven te investeren. Door de EU-subsidie is ons project regio-overstijgend geworden. Ook op nationaal niveau ziet men nu het
Masterplan Veenhuizen, deelproject ‘versterking toeristische infrastructuur’
Partners in het project Provincie Drenthe, gemeente Noordenveld, de Rijksgebouwendienst.
EU-bijdrage € 2.222.449
Doelstelling van het project • Sociaal-economisch perspectief voor Veenhuizen • Ontwikkeling en behoud van cultuurhistorisch erfgoed
Resultaat van het project Structurele werkgelegenheid met kansen voor een verdere groei, een goedlopend Gevangenismuseum en overige toeristische activiteiten, nationale (media) aandacht voor het gebied, met kansen voor een plek op de voorlopige lijst voor het Werelderfgoed.
belang om het dorp Veenhuizen als geheel te behouden voor de toekomst.”
SNN projectenboek
17
Prioriteit 1 Versterking marktsector 1c Versterking toeristische infrastructuur
Bootjes kijken op de Hondsrug De eerste vijftien kilometer van de herstelde vaarverbinding EricaTer Apel werden in juni 2010 feestelijk ingewijd. En een feest was het, vertelt projectleider Willem Paas van de provincie Drenthe. “Mensen zaten na veertig jaar weer met hun stoeltjes langs de vaart: bootjes kijken! Het enthousiasme is overweldigend.”
dit traject. Aansluitend is de gemeente Emmen daarom bezig met een gebiedsontwikkelingsvisie langs de vaarverbinding. Tijdens inspraakavonden mochten bewoners ideeën indienen hoe zij daarop willen inspelen; van deze inspraakmogelijkheid wordt gretig gebruikgemaakt. De ene ontwikkeling lokt de andere uit. Dat was ook heel nadrukkelijk de bedoeling.”
In de jaren tachtig stond het onderwerp al ter discussie: herstel van veenkoloniale waterwegen tussen Erica en Ter Apel. In 2005 kwam het weer serieus op de politieke agenda. Projectleider Willem Paas: “Op een cruciaal moment kwamen de Europese middelen in zicht. Deze subsidie vormde het vliegwiel waardoor er genoeg ‘energie’ was om in 2007 daadwerkelijk met fase 1 te beginnen. Ik vraag me nog steeds af of het project zonder dat laatste zetje wel van start was gegaan want er heerste nogal wat scepsis over het nut van de vaarverbinding.”
Beleefkanaal
Inspraakavonden Drie naoorlogse bruggen en drie meer dan een eeuw oude sluizen zijn volledig gerenoveerd. Vier dammen zijn vervangen door bruggen en drie bestaande historische bruggen kregen elektrische bediening. De oevers werden voorzien van nieuwe (veelal natuurlijke) oeverconstructies en meerdere wacht- en aanlegvoorzieningen. “Hoewel dit pas fase 1 is van het project, merken we nu al wat een effect het op de bewoners rond het kanaal heeft”, aldus Paas. “Had men vroeger het gevoel in een uithoek van het land te zitten, nu bruist het weer! Alle mensen die uit Duitsland en Groningen naar Drenthe en Overijssel willen varen, en dat zijn er nogal wat, moeten straks namelijk over
Vaarverbinding Erica - Ter Apel, Willem Paas
Inmiddels zijn de voorbereidingen voor fase 2 van het project in volle gang. Ook daarvoor is een Europese bijdrage verleend. “Fase 2 wordt nog mooier dan fase 1”, stelt Willem Paas. “Tussen het Veenpark en Bladdersdijk wordt een grotendeels nieuw kanaal gegraven. Als sluitstuk gaan we óver de Hondsruguitloper waarbij we een hoogteverschil van vijf meter moeten overbruggen. Dit gebeurt via de aanleg van een Koppelsluis. Verder gaan we een spaarsluis aanleggen. Koppel- en spaarsluis zijn beide uniek voor de recreatievaart. Het mooie is verder dat we veel gaan doen aan de natuurlijke inpassing van het kanaal en herstel van de naastliggende hoogveengebieden. Er is hier straks van alles te beleven door vele wandel- en fietsvoorzieningen, kleine haventjes en mogelijkheden voor watersport en sportvisserij. En dat alles in het prachtige historische gebied van de Veenkoloniën. We noemen het niet voor niets: het Beleefkanaal.”
Naam project Vaarverbinding Erica - Ter Apel, fase 1a
Looptijd van het project Fase 1a: februari 2007 - juli 2008
Partners in het project Provincie Drenthe, provincie Groningen, Agenda voor de Veenkoloniën, gemeente Emmen, gemeente Vlagtwedde, Stichting Recreatietoervaart Nederland, Waterschap Velt en Vecht, Waterschap Hunze en Aa’s
EU-bijdrage € 3.152.500
Doelstelling van het project Fase 1: herstel van de vaarverbinding tussen Emmer Compascuum Zuid en Ter Apel. Totaalproject: realisatie van een nieuwe vaarverbinding tussen Overijssel, Drenthe en Oost-Duitsland waardoor extra toervaartmogelijkheden ontstaan.
Resultaat van het project Upgrading van het kanaal, extra stimulans voor de leefbaarheid van de kernen langs de route, meer eigenwaarde van de bewoners van het gebied.
SNN projectenboek
19
Prioriteit 1 Versterking marktsector 1c Versterking toeristische infrastructuur
Thuishaven van Friese moderne kunst Het begon in de jaren vijftig van de vorige eeuw met een droom van Thom Mercuur. Een droom over een eigen museum; thuishaven van de Friese moderne en hedendaagse kunst. In november 2004 was het zover: toen opende Museum Belvédère zijn deuren in landschapspark Oranjewoud bij Heerenveen. Hans Wezenaar was als voorzitter van de Stichting Belvédère nauw betrokken bij de realisatie ervan. In het Friese rietlandschap bij Heerenveen staat een langwerpige donkergrijze ‘doos’, vrijwel zonder ramen, met uitzondering van het glazen middengedeelte boven het ‘grand canal’. Het gebouw is 104 meter lang en 13 meter breed, en past met zijn hoekige vormen wonderwel in het rechtlijnige karakter van zijn omgeving. Het is Museum Belvédère, ontworpen door architect Eerde Schippers en gelegen in landschapspark Oranjewoud. “In 1998 kreeg de Stichting Belvédère het voorstel van initiator Thom Mercuur om mee te werken aan de bouw van een museum voor moderne Friese kunst”, verhaalt Hans Wezenaar, voorzitter van deze stichting. “Aanvankelijk wilden we dit museum naast de uitkijktoren Belvédère in Oranjewoud lokaliseren, vandaar de naam. Uiteindelijk is de locatie gewijzigd naar de rand van Landgoed Oranjewoud, bij de barok aangelegde tuinen. Daarmee werd het een integraal plan, in samenwerking met Staatsbosbeheer: zij namen het voortouw om het park te reconstrueren, wij zorgden ervoor dat het museum er zou komen.”
Startsubsidie Na goedkeuring door het ministerie van VROM ging in 2003 de eerste paal de
Museum Belvédère, Hans Wezenaar
grond in. De helft van het benodigde budget van 2,9 miljoen euro werd gesubsidieerd door onder meer het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, EZ en Kompas, gemeente en provincie. Hans Wezenaar: “Daarmee was de realisatie van dit voor Fryslân unieke project een feit. We moesten weliswaar aan zeer strikte subsidieregels voldoen maar dat was het wel waard.” Niet zonder trots vervolgt hij: “Na deze startsubsidie heeft het museum geen enkele overheidssteun meer ontvangen. We kunnen onszelf bedruipen dankzij bedrijfssponsors en vrienden van het museum, de circa 50.000 bezoekers die Museum Belvédère jaarlijks mag ontvangen en diverse kleinschalige concerten en lezingen die in het museum worden georganiseerd.”
Combinatie “Het unieke van Museum Belvédère is de combinatie tussen cultuur, natuur en architectuur”, betoogt Wezenaar. “Het gebouw en de collectie zijn niet los te zien van de omgeving. Daarop is de architectuur ook gericht, waarvoor we overigens de prijs ‘BNA Gebouw van het jaar 2006’ kregen. Bezoekers kunnen hun bezoek aan het museum verder combineren met een wandeling door het museumpark en de bossen van Oranjewoud. Als hét museum voor Friese twintigste-eeuwse en eigentijdse kunst, versterkt Museum Belvédère het culturele leven in Fryslân, niet in de laatste plaats doordat wij privékunstwerken in bruikleen hebben die anders niet bereikbaar zouden zijn voor het publiek.”
Naam project Museum Belvédère
Looptijd van het project Juni 2001 - december 2004
Partners in het project Gemeente Heerenveen, Staatsbosbeheer, Stichting Museum Belvedère
EU-bijdrage € 620.000
Doelstelling van het project Creëren van een thuishaven voor de Friese moderne kunst, versterken van de culturele invulling van Fryslân.
Resultaat van het project Het Museum Belvedère trekt ongeveer 50.000 bezoekers per jaar en biedt werkgelegenheid aan negentig vrijwilligers en zes vaste krachten. Dankzij partners, sponsors, bedrijven (club van 100) en vrienden kan het museum zonder overheidssteun continueren.
SNN projectenboek
21
Prioriteit 2 Ontwikkeling stedelijke kernen 2a Verbeteren bedrijfslocaties in stedelijke kernen
Nieuwe media in oude elektriciteitscentrale In het Groningen anno 2002 was nog geen geschikt onderkomen voor breedbandbehoeftige bedrijven zoals IT- en (nieuwe) mediaondernemingen. Dat veranderde toen een oude elektriciteitscentrale in het zuidoostelijk deel van de stad speciaal voor deze doelgroep werd omgebouwd tot kantorencomplex, voorzien van glasvezelnetwerk en andere datasnufjes.
bedrijven. Verder wisten we dat RTV Noord naar een nieuwe locatie zocht én was bekend dat steeds meer bedrijven behoefte hadden aan snelheid en capaciteit van datatranport, door breedband- en glasvezelaansluiting. Dat alles leidde ertoe de centrale te bestemmen als een centrum voor internet- en mediabedrijvigheid. De naam werd toen als vanzelf Mediacentrale.”
Naam project Helpmancentrale
Looptijd van het project Januari 2003 - juli 2005
Partners in het project 100% ontwikkeling SIG Real Estate (nu TCN SIG Real Estate), in nauwe samenwerking met gemeente, architect en potentiële huurders
Ring van kantoren De vief piep’n (vijf pijpen) van de Eponelektriciteitscentrale in het zuidoostelijk deel van de stad Groningen zijn inmiddels verdwenen, maar de naastgelegen turbinehal staat nog fier overeind. Vanuit deze plek werd van 1914 tot 1963 de levering van stroom aan Noord-Nederland verzorgd. Met zijn unieke inwendige ruimte en bijzondere bouwkenmerken toont het gebouw het industriële karakter van weleer. Geen wonder dat de gemeente Groningen deze Helpmancentrale als industrieel erfgoed opnam in de zogenaamde Kanjerlijst.
Markant gebouw Toen vanaf eind jaren negentig het voormalige Epon-terrein werd heringericht tot bedrijventerrein Europapark (zie elders in dit boek), wilde de gemeente een nieuwe bestemming geven aan de Helpmancentrale. SIG Real Estate (inmiddels TCN) werd gevraagd om hiervoor de mogelijkheden te onderzoeken. “Het was en is een markant gebouw met zeer veel hoogte en volume”, vertelt project developer Sander Wubbolts van TCN, die zelf overigens pas enkele jaren later bij het project betrokken raakte. “De sfeer en de indelingsmogelijkheden pasten niet zozeer bij standaard kantoorgebruik maar beter bij jonge creatieve
Helpmancentrale, Sander Wubbolts
Rondom de centrale turbinehal werd een ring van kantoren gemaakt, met in totaal 10.500 m2 vloeroppervlak. Hoewel in de plannen was gedacht dat de Mediacentrale plaats zou bieden aan vijf tot tien bedrijven, zijn er inmiddels – naast RTV Noord – circa dertig ondernemingen gevestigd. “Vijf jaar na oplevering staat het concept nog steeds overeind”, zegt Sander Wubbolts. “Driekwart van de bedrijven begeeft zich op het terrein van media en internet. Mede doordat de Mediacentrale via het eigen glasvezelnetwerk is verbonden met de Groningen Internet Exchange (GN-IX), Amsterdam Internet Exchange (AMS-IX) en met het Mediapark in Hilversum is het een zeer aantrekkelijke locatie voor de doelgroep.”
ICT-stad “Het mooie aan de Mediacentrale is dat het de kennisintensieve bedrijvigheid in Noord-Nederland heeft versterkt,” vindt Wubbolts, “evenals het imago van Groningen als ICT-stad. Voor het totale Europapark betekent de Mediacentrale daarnaast een ontmoetingsplek door de brasserie en de bijzondere vergader- en congresaccommodaties.”
EU-bijdrage € 941.017
Doelstelling van het project Behoud van een uniek gebouw voor Groningen en Noord-Nederland; ontwikkeling van een platform dat zo ontworpen is dat gedachten, ideeën, creatieve kunst, communicatie en ontwikkelingen worden aangemoedigd en gestimuleerd in een IT-, breedband-, (nieuwe)media- en internetomgeving; realisatie van circa 10.500 m2 bedrijfsruimte
Resultaat van het project Naast RTV Noord hebben dertig bedrijven hun intrek genomen in de Helpman Mediacentrale. De grote centrale hal, de vergader- en congresaccommodaties en Brasserie Bites zijn unieke locaties voor diverse evenementen en symposia, veelal voor gebruikers en huurders buiten de Mediacentrale.
SNN projectenboek
23
Prioriteit 2 Ontwikkeling stedelijke kernen 2a Verbeteren bedrijfslocaties in stedelijke kernen
Dynamiek in Zuidoost-Groningen Je kunt het chaos noemen, of dynamiek. Feit is dat er al jaren bijzonder veel gebeurt in het zuidoostelijke deel van de stad Groningen. Op het Europapark, een terrein van zestig hectare, verrijzen imposante kantoorgebouwen, een treinstation, woonhuizen en de bijbehorende infrastructuur. “Ik vind het een geweldig gebied”, aldus projectmanager Jelle Dijkstra.
hebben.” Na indiening van de subsidieaanvraag bleken de omstandigheden rond de bouw aan verandering onderhevig en kwam de gemeente tot andere inzichten hoe ze de subsidiegelden wilde besteden. Dijkstra: “We hebben vervolgens met het SNN overlegd om binnen de regels van de aanvraag onze plannen aan te passen. Zonder het aanzienlijke bedrag dat we uiteindelijk kregen, had het hele project niet door kunnen gaan.”
Met het vertrek van energiemaatschappij Epon (inmiddels Electrabel) naar de Eemshaven kwam in Zuidoost-Groningen een terrein van zestig hectare vrij. “Het probleem was echter dat het gebied zelfs voor Groningers onbekend was”, weet projectmanager Jelle Dijkstra, die zelf vanaf begin 2006 bij het project betrokken is. “Bovendien kon men er nauwelijks komen doordat het terrein ingekapseld lag tussen de A7, het spoor, de zuidelijke ringweg en een oud industriespoortje. Om dit gebied bij de stad te betrekken moesten bewoners er ten eerste iets te zoeken hebben, en moesten er ten tweede wegen naartoe komen. Dat was dan ook onze opgave voor het Europapark.”
Huidige tijd
Andere inzichten Uit een analyse van midden jaren negentig bleek dat er veel behoefte was aan een grootschalig, bovenregionaal kantorencomplex met een goede multimodale bereikbaarheid. Om dat te realiseren moesten bestaande gebouwen eerst gesloopt worden, de grond bouwrijp gemaakt worden en ontsluitende infrastructuur aangelegd. “Voor die transformatie was veel geld nodig”, aldus Dijkstra. “Maar het ging dan ook om een gebied waar heel het noorden iets aan kon
Europapark Groningen, Jelle Dijkstra
In 2017 zou het laatste gebouw van het Europapark moeten worden opgeleverd. Door de economische crisis, maar ook door nieuwe trends zoals flexwerken en de nadruk op renovatie wordt deze planning waarschijnlijk niet gehaald, verwacht Jelle Dijkstra. “Twintig jaar tijd is een heel lange planontwikkeling. Daarom bekijken we heel nadrukkelijk of het ontwerp nog aan de eisen van de huidige tijd voldoet. We vragen partijen wat ze willen, en passen daar de plannen op aan. Hoe verleid je investeerders, dat is de opgave. Ik vind het een geweldig gebied: de woonwijk is succesvol uit de grond gekomen en we hebben veel kantoren; grote zoals Menzis maar ook veel kleine die net de studentenkamer zijn ontstegen. Verder is er een bioscoop, een supermarkt, de ROC´s, veel horeca, er komt een NS-station, de Euroborg is uitverkocht en de wegen worden de komende anderhalf jaar afgemaakt. Overal tegelijk wordt gebouwd en gewerkt. Alles heeft dynamiek!”
Naam project Kantoorontwikkeling Europapark Groningen
Looptijd van het project Deel subsidieaanvraag: 2001 - 2008 Totaalproject: tot circa 2020
Partners in het project Gemeente Groningen, provincie Groningen, Regio Groningen-Assen, ministerie van V&W, VROM, ProRail, NS, TCN, Volker Wessels, BAM, Geveke, Van Wijnen, Ballast Nedam e.v.a.
EU-bijdrage € 9.450.250
Doelstelling van het project Het realiseren van een bovenregionale kantorenlocatie gericht op stuwende zakelijke dienstverlening.
Resultaat van het project Door ontsluiting van het totale Europapark hoort dit gebied nu echt bij de stad Groningen. Bezoekers uit stad en ommeland weten het gebied te vinden om te werken, te wonen en te recreëren.
SNN projectenboek
25
Prioriteit 2 Ontwikkeling stedelijke kernen 2a Verbeteren bedrijfslocaties in stedelijke kernen
‘s Werelds grootste radiotelescoop Het project is zó belangrijk voor Nederland dat Koningin Beatrix er voor naar Drenthe kwam: met een druk op de knop stelde zij 12 juni 2010 de LOFAR in werking. Deze Low Frequency Array, oftewel lagefrequentietelescoop, is niet alleen de grootste radiotelescoop te wereld maar ook honderdmaal gevoeliger dan de huidige telescopen.
soorten sensoren gemonteerd: voor geofysica, infrageluid én sterrenkunde. Zo deden we eigenlijk drie projecten in één keer. De toepassing voor landbouw is wel technisch ontwikkeld maar is op dit moment nog niet rijp voor implementatie: men is al bezig met vervolgonderzoek dat voortbouwt op de kennis die in het LOFAR project is opgedaan.”
Andere initiatieven Nederlandse sterrenkundigen zijn ambitieus: zou het niet mooi zijn als we het prille begin van het heelal konden waarnemen? Met die wens begonnen in 1997 de plannen om een radiotelescoop te bouwen die honderdmaal gevoeliger zou zijn dan de toen bekende telescopen. Allereerst werd een groot samenwerkingsverband opgericht van onderzoeksinstituten, universiteiten en private ondernemingen, waarbij ook geofysici, meteorologen en landbouwonderzoekers zich aansloten. Ook zij bleken namelijk geïnteresseerd in de mogelijkheden van LOFAR, zoals het project inmiddels gedoopt was: de Low Frequency Array.
Drie-in-één Algemeen directeur Michiel van Haarlem van de stichting LOFAR: “De kracht van LOFAR is dat het via een netwerk van duizenden sensoren enorme hoeveelheden data tegelijkertijd kan bekijken en bewerken. Die kleine antennes zijn verdeeld over een gebied met een diameter van honderd kilometer in Nederland en via een uitgestrekt glasvezelnetwerk gekoppeld aan een supercomputer. Behalve sterrenkundigen is dat ook interessant voor aardwetenschappers bijvoorbeeld bij de TU in Delft, het KNMI en TNO. Daarom hebben we de krachten gebundeld en aan het netwerk drie
Ongeveer een derde van de totale kosten werd opgebracht door subsidies van de Europese Unie en het ministerie van Economische Zaken. “Een essentiële bijdrage”, aldus Van Haarlem. “Ik zou geen nachtmerries willen hebben wat er van LOFAR terecht had moeten komen zonder dat. De EFRO-bijdrage hebben we gebruikt voor ontwikkeling van onderdelen van LOFAR met een meer specifiek belang voor Noord-Nederland, zoals onderzoek en ontwikkeling van ICT-infrastructuur. We wilden ervoor zorgen dat de kennis in Drenthe toeneemt. Doordat kennisinstellingen samenwerken met het bedrijfsleven ontstaan namelijk ook andere initiatieven: in het verlengde van LOFAR wordt sensortechnologie nu bijvoorbeeld toegepast in gezondheidszorg, watermanagement, mobiliteit en verkeer.”
Trots “Waar ik het meest tevreden over ben?”, herhaalt Michiel van Haarlem de vraag. “Dat het ons als kleine club gelukt is om zo’n groot project te realiseren. Sterrenkundigen staan te popelen om met LOFAR te werken, dat zal ongetwijfeld tot fantastische resultaten leiden. Maar ook de andere toepassingen gaan interessante uitkomsten opleveren. Daar ben ik ontzettend trots op. ”
LOFAR, Michiel van Haarlem (l) en Jan Reitsma
Naam project LOFAR, Noordelijke componenten
Looptijd van het project Juli 2004 - juni 2008 Totaalproject LOFAR: 2001 - 2010
Partners in het project Onder meer: Astron, Rijksuniversiteit Groningen, Universiteit Leiden, Universiteit van Amsterdam, Radboud Universiteit, Technische Universiteit Delft, Technische Universiteit Eindhoven, Uppsala Universitet (Zweden), Max-Planck-Insitut für Radioastronomie (Duitsland), KNMI, TNO-NITG, Ordina Technical Automation bv, Dutch Space bv, Science&Technology bv, Twente Institute for Wireless and Mobile Communications, CWI
EU-bijdrage € 10.843.921
Doelstelling van het project Deelproject: ontwikkeling van onderdelen van LOFAR met een meer specifiek belang voor NoordNederland, zoals onderzoek en ontwikkeling van ICT-infrastructuur. Totaalproject: realisatie van een telescoop op basis van een generiek sensornetwerk in Noord-Nederland.
Resultaat van het project Een gedistribueerd sensornetwerk in Noord-Nederland met veertig sensorvelden, plus een netwerk dat de sensorvelden met een centrale dataverwerkingsfaciliteit verbindt. De kennis die nodig is voor de realisatie van LOFAR is voor een belangrijk deel terechtgekomen in Noord-Nederland: bij ASTRON, haar partners en toeleveranciers.
SNN projectenboek
27
Prioriteit 2 Ontwikkeling stedelijke kernen 2b Stedelijke voorzieningen en stedelijke economie
Economische motor voor de regio Assen Om het evenement TT voor Nederland te behouden en letterlijk baan te geven aan de motorsport in Nederland, was het TT-circuit in Assen dringend aan een opknapbeurt toe. Mede met Europese steun werd daarom 47 miljoen in Nederlands enige en oudste racecircuit gestoken. Directeur Peter Oosterbaan is meer dan tevreden met het resultaat – evenals de 130.000 bezoekers die het circuit jaarlijks mag ontvangen.
Naam project Upgrading TT-circuit Assen, fase 4
Looptijd van het project Fase 4: 2003 - 2006 Totaalproject: 1998 - 2009
Partners in het project TT-circuit, provincie Drenthe
EU-bijdrage € 2.600.000 (fase 4)
Doelstelling van het project De concurrentie in de racewereld is enorm, zoveel is duidelijk na een gesprek met directeur Peter Oosterbaan van het TT-circuit Assen. Wilde het TT-circuit internationaal blijven meetellen dan was een ingrijpende renovatie en uitbreiding dringend noodzakelijk. “We hadden een strategisch probleem”, vertelt Peter Oosterbaan. “Wereldwijd worden nieuwe banen gebouwd, bijvoorbeeld in Dubai, Hongarije en Katar, die aan alle technische eisen voldoen. Om contracten binnen te halen voor belangrijke internationale en WK-evenementen was het zaak om het circuit op alle fronten te actualiseren.”
van het circuit. Verder kwamen er vier toiletunits en tribunes met in totaal 6800 zitplaatsen. “De hoofdtribune is bijzonder fraai geworden”, aldus een enthousiaste directeur. “Het is een prachtig ontwerp met een mooi golvende lijn in de overkapping. Met zijn blauwgele kleurencombinatie is de tribune nu een gezichtsbepalend element van het circuit.” Tot slot werd een bufferzone aangebracht tussen het circuit en het natuurgebied het Witterveld, en werd een terrein ingericht aan de zuidzijde van het circuit dat bij grootschalige evenementen als tijdelijke camping kan worden gebruikt.
Vijffasenplan
Spin-off
In 1998 werd daarom gestart met een vijffasenplan die uiteindelijk tien jaar zou duren. Onder meer voorzag het plan in aanpassing van de infrastructuur, verbreding en verlegging van de baan, vergroting van de paddock en installatie van technische hulpmiddelen. In fase vier lag het accent op het verbeteren van de publieksvoorzieningen. Zo werd ruim 84.000 m2 parkeerruimte (4210 plaatsen) gerealiseerd achter de hoofdtribune en nog eens 150.000 m2 bij de noordlus
“Nu alle werkzaamheden zijn afgerond kan ik stellen dat het TT-circuit Assen weer helemaal up-to-date is”, meldt Peter Oosterbaan. “Voor de TT en de WK Superbike hebben we nu zelfs beide een tienjaarcontract getekend in plaats van de gebruikelijke vijf jaar. Het was heel belangrijk dat beide evenementen voor Nederland en in het bijzonder de regio Assen behouden bleven. Het circuit genereert jaarlijks een spin-off van 100 miljoen euro en tweehonderd arbeids-
TT-circuit Assen, Peter Oosterbaan
Fase 4: verbeteren van de publieksvoorzieningen. Totaalproject: uitvoeren van maatregelen ter verbetering van de infrastructuur en voorzieningen voor publiek en gebruikers op en rond het TT-circuit in Assen.
Resultaat van het project Een up-to-date circuit dat weer internationaal meetelt. Dankzij de investeringen zijn inmiddels tienjaarcontracten binnengehaald voor de evenementen TT en Superbike.
plaatsen. Alleen de TT-race in juni trekt al circa 50.000 bezoekers. Daarmee is het circuit wat je noemt een enorme economische motor voor de regio.”
SNN projectenboek
29
Prioriteit 2 Ontwikkeling stedelijke kernen 2b Stedelijke voorzieningen en stedelijke economie
Historisch Sneek in nieuw jasje Om de binnenstad van Sneek weer aantrekkelijk te maken voor toeristen en winkelend publiek, werd tussen 2000 en 2002 een ingrijpend verbeteringsplan uitgevoerd. Met veel inspraak van bewoners en winkeliers kreeg het centrum nieuwe klinkers en dito straatmeubilair, werd paal en perk gesteld aan reclame-uitingen en werd de binnenstad bovendien autoluw gemaakt. Als een van ‘de elf steden’ en bakermat van de Sneekweek, heeft Sneek van oudsher een toeristische reputatie. Met zijn gezellige grachtjes, winkels en monumentale panden is het daarnaast de zevende winkelstad van Nederland. Om deze reputatie te behouden en verder uit te bouwen was het zaak om de openbare ruimte flink aan te pakken. “De bestrating, de panden en de gehele inrichting van de historische binnenstad hadden een sleets karakter”, vertelt het hoofd van de afdeling Ontwerp en realisatie Wim Luiks. “Daardoor verloor Sneek langzaam zijn economische aantrekkingskracht. Om het tij te keren besloten we het gebied binnen de grachtengordel een nieuw jasje te geven.”
Inspraak en overleg Pand voor pand bezochten ambtenaren van de gemeente Sneek de betrokkenen bij het herinrichtingsplan van de binnenstad. “Een tijdrovende klus”, aldus Wim Luiks. “Maar zeker de moeite waard. Verder was er een brede werkgroep en een constante overlegstructuur met het MKB. Onze aanpak werd zeer gewaardeerd en zorgde tevens voor draagvlak voor het project. Dat was nodig, want de ondernemers moesten hun panden ook aanpassen en de vele reclame-uitingen
Stadshart Sneek, Wim Luiks
verminderen. Een gevoelig punt, maar iedereen snapte het doel.” In samenspraak met de bewoners werd gekozen voor een rode straatbaksteen als basis voor de bestrating, met ruimte voor andere klinkeraccenten bij enkele pleinen. “Op deze pleinen hebben we het beeld rustiger en simpeler gemaakt zodat de ruimte beter beleefd wordt. Van sommige verknipte gebieden hebben we één geheel gemaakt. Ook hebben we de gevelwanden opgeknapt.” Verder kwamen er nieuwe verlichtingsarmaturen en bloembakken, en werd modern straatmeubilair ontworpen door een Sneker kunstenaar.
Cultuuractiviteiten “Dankzij de Europese subsidie, zo’n veertig procent van het totaalbedrag, konden we de plannen zo uitvoeren als we in gedachten hadden”, vertelt Luiks. “Als we deze niet hadden gehad, had alles veel kariger gemoeten of was het project misschien zelfs helemaal niet doorgegaan. Na oplevering van het gebied bínnen de grachtengordel hebben we de jaren erna ook nog het buitengebied aangepakt. Zo hebben we het aantal parkeerplaatsen buiten de stad vergroot waardoor de binnenstad meer autoluw kon worden. Al met al was het voor ons een zeer groot project, en een belangrijke randvoorwaarde om nieuwe cultuuractiviteiten te gaan ontwikkelen. Een mooi voorbeeld daarvan is de Sneker Simmer: een zomer vol theater, muziek en spektakel, waar inmiddels zo’n 75.000 bezoekers op afkomen.”
Naam project Stadshart Sneek
Looptijd van het project Deelproject EU-subsidie: september 2000 - december 2002 Totaalproject: 2000 - 2008
Partners in het project Gemeente Sneek, stichting Oud Sneek, winkeliersvereniging Sneek
EU-bijdrage € 895.863
Doelstelling van het project Het verbeteren van de ruimtelijke inrichting en het versterken van het monumentale karakter van de Sneker stadskern.
Resultaat van het project Meer toeristische aantrekkingskracht van Sneek en regio Sneek en een prettiger winkelgebied. De herinrichting van het stadshart was tevens de randvoorwaarde om een zomers cultuurprogramma in het leven te roepen, de Sneker Simmer.
SNN projectenboek
31
Prioriteit 3 Werking arbeidsmarkt 3a Werking arbeidsmarkt
Naar een waterhub in Leeuwarden Wetsus is een in Leeuwarden gevestigd universitair kennisinstituut. Het is de missie van Wetsus om door technologische vernieuwing en samenwerking een bijdrage te leveren aan de oplossing van de wereld-waterproblemen. Dat mede door Wetsus veelbelovende studenten na hun studie in Leeuwarden kunnen blijven om te werken bij spannende bedrijven is daarnaast heel mooi meegenomen. Wetsus, het kennisinstituut voor watertechnologie, ging in 2003 officieel van start. De eerste jaren stonden in het teken van het organiseren van nationale innovatieve samenwerking op het gebied van technologieontwikkeling voor waterbehandeling. “Wij wilden een kritische onderzoeksmassa en een groot netwerk aan deelnemers opbouwen, zodat we door het ministerie van Economische Zaken erkend konden worden als technologisch topinstituut”, vertelt bestuurslid Johannes Boonstra. “Daar was deze subsidieaanvraag dan ook op gericht. Het was zaak om voldoende samenwerkingspartijen aan te trekken, een onderzoeksprogramma op te stellen en een soepele organisatie te creëren.”
Aantrekkelijke partij Dat is inmiddels allemaal gelukt. De onderzoekskosten van Wetsus worden sinds 2008 voor de helft door EZ gedragen, en de andere helft wordt betaald door de bijna honderd bedrijven en vijftien universiteiten uit heel Europa waar Wetsus mee samenwerkt. “Het heeft alle verwachtingen overtroffen”, aldus Boonstra. “We zijn een belangrijke en heel aantrekkelijke partij geworden. Zonder de initiële steun van het SNN was het nooit
Wetsus, Johannes Boonstra
zover gekomen.” De kracht van Wetsus is dat er vraaggestuurd gewerkt wordt vanuit het bedrijfsleven. Daardoor zijn de onderzoeken maatschappelijk relevant en is er een grotere kans dat nieuwe ontwikkelingen daadwerkelijk worden toegepast. Een zo’n nieuwe ontwikkeling is bijvoorbeeld Blue Energy: door het mengen van zoet en zout water kan direct volstrekt duurzame stroom worden opgewekt. Boonstra: “Het principe is honderd jaar oud maar wij hebben het nieuw leven ingeblazen. Er is nu al een grote proefinstallatie gebouwd en het plan is om in 2015 de eerste echte demonstratie-installatie op de Afsluitdijk in gebruik te nemen. Dat zou Wetsus én Noord-Nederland bijzonder sterk op de kaart zetten. Van een achterstandsgebied worden we dan een voorloper.”
Werkgelegenheid In de visie van Johannes Boonstra zal Leeuwarden zich ontwikkelen tot een waterhub, net zoals Groningen zijn Energy Valley heeft en Drenthe zich richt op sensortechnologie. In de hub komen wetenschappers, ondernemers, onderzoekers en docenten elkaar tegen en bevruchten elkaar met kennis en ideeën. “We merken dat Wetsus nu al zijn vruchten begint af te werpen. Er hebben zich al ongeveer twintig nieuwe watertechnologiebedrijven in Friesland gevestigd waarvan het gros in Leeuwarden. Op dit moment zie je nog dat veel studenten na hun studie uit Leeuwarden wegtrekken omdat er geen werk is. Dat willen we hiermee keren. We zijn erg blij dat we in de ontwikkeling van Leeuwarden als Europese waterhub nog steeds ondersteund worden door het SNN en de regionale overheden.”
Naam project Wetsus 2006
Looptijd van het project Wetsus 2006: 2006 - 2008 Totaalproject: 2003 - 2013
Partners in het project • Kennisinstellingen: o.a. het Wageningen Universiteits- en Researchcentrum (WUR), Universiteit Twente en de Technische universiteit Delft. • Bedrijfsparticipanten: o.a. Norit/ X-Flow, Nuon, Shell Global Solutions, Unilever H&PC, Vitens, Water leidingmaatschappij Drenthe, Magnetical Special Anodes, Global Membrains, Triqua, Frisia Zout, Paques, Landustrie/Hubert en Waterbedrijf Groningen. • Platformparticipanten: o.a. Bioclear, Thermphos, Haskoning, Grontmij, Heineken, Nalco, DHV, Numico, NAM en Energy Valley.
EU-bijdrage € 2.709.048
Doelstelling van het project • Versterken van kenniseconomie in Noord-Nederland; • Impuls geven aan watertechnologie; • Aantrekkende werking van bedrijven die met Wetsus samenwerken.
Resultaat van het project Al twintig nieuwe bedrijven op het gebied van watertechnologie hebben zich in Friesland gevestigd, waarvan het merendeel in Leeuwarden. Leeuwarden ontwikkelt en profileert zich steeds meer als Europese watertechnologiehoofdstad. Wetsus is sterk gegroeid en is per 2007 officieel erkend als nationaal technologisch topinstituut.
SNN projectenboek
33
Prioriteit 3 Werking arbeidsmarkt 3a Werking arbeidsmarkt
Fiets-fun voor forensen ‘Een totaal nieuw, innovatief en futuristisch fietsconcept met twee kantelende voorwielen’, zo wordt de Drymer omschreven op de eigen website die sinds 2010 in de lucht is. Het begon allemaal zeven jaar eerder, met de wens om door samenwerking tussen MKB en kennisinstellingen te komen tot een vernieuwend driewielig voertuig. De Drymer zit zo gerieflijk en biedt zo veel rijcomfort dat een forens die tot een kilometer of veertig van zijn werk woont, gemakkelijk de auto kan laten staan. Voor die doelgroep is de Drymer dan ook ontworpen: de pendelaar die in zijn nette pak de woon-werkkilometers wil afleggen, maar niet bezweet op kantoor wil arriveren. “Door de elektrische trapondersteuning bereikt de Drymer vlot een snelheid van 25 kilometer per uur”, verklaart projectmanager Leo van der Burg van het TechnologieCentrum Noord-Nederland (TCNN) enthousiast. “Daarboven levert de elektromotor geen ondersteuning, waardoor de Drymer toch echt een fiets blijft.” In het ontwerp van de driewieler zijn ongeveer twintig innovatieve technische vindingen verwerkt. Daarnaast heeft de Drymer een futuristisch design gekregen en heeft hij door de kantelende voorwielen een hoog ‘fun-gehalte’.
Samenwerken Het idee voor de Drymer bouwt voort op de Mitka-fiets die TNO in 2001 lanceerde in samenwerking met Gazelle, Nike en Stork. Verder dan een prototype kwam de Mitka echter niet, waarna directeur Arno Gielen van het TCNN besloot het idee voor een innovatief driewielig voertuig in Noord-Nederland door te ontwikkelen.
Drymer, Leo van der Burg (l) en Arno Gielen
“Van meet af aan was het de bedoeling om in dit project het MKB in de elektro- en metaalsector te laten samenwerken met kennisinstellingen”, aldus Gielen. “Daardoor zijn tientallen studenten van noordelijke hogescholen bij de ontwikkeling van de Drymer betrokken geweest. Hoewel we wisten dat samenwerking tussen zo veel partijen lastig kan zijn, is het project uitstekend en in goede harmonie verlopen.”
Investering “Op voorhand was het moeilijk in te schatten of het ons technisch zou lukken om meerdere prototypes te ontwerpen en te bouwen”, vervolgt de directeur. “Hoewel alle partners graag wilden meedoen en ook tijd en energie wilden investeren, lukte het daarom niet om het plan ook financieel volledig zelf te dragen. Om te kunnen starten, móést er dus subsidie bij. Gelukkig paste ons idee in het SNN-beleid, en konden we EU- en provinciale subsidie verkrijgen.” Leo van der Burg: “Gezien het resultaat was het de investering meer dan waard: er is inmiddels een nieuw bedrijf op dit idee gegrondvest, Drymer bv, met op termijn twintig fte werkgelegenheid. Verder heeft de Drymer voor ontzettend veel positieve publiciteit gezorgd. Vanaf oktober 2010 is hij officieel in productie. Er zijn zelfs al plannen om de Drymer ook in Duitsland en Frankrijk op de markt te brengen.”
Naam project Drymer
Looptijd van het project Juni 2003 - september 2007
Partners in het project • Projectleiding: TCNN • Clusterpartners: Sinner Ligfietsen, TiO Design&Engineering, ICT Ten Hove, Machinefabriek Schramifa, 2WAD, Autoschadebedrijf Westerman, TebSail, Variass Electronics • Betrokken kennisinstellingen: Hanzehogeschool Groningen, Hogeschool Drenthe, TNO Inf.- en Comm.technologie, TNO Industrie en Techniek, Hogeschool Leeuwarden, RUG, Windesheim Zwolle, Laser Applicatie Centrum
EU-bijdrage € 250.718
Doelstelling van het project Door samenwerking tussen ondernemingen, kennisinstellingen en het TCNN te komen tot een haalbaar en vermarktbaar duurzaam innovatief concept van een in Noord-Nederland te produceren driewielig voertuig; het gebruik van nieuwe technologieën en materialen; innovatieve spinoffproducten en -processen voor het bij het project betrokken noordelijk MKB; het ontwikkelen, ontwerpen, bouwen en testen van meerdere prototypes.
Resultaat van het project De prototypes zijn gerealiseerd. Vanaf oktober 2010 is de Drymer daadwerkelijk in productie en worden er rond de 250 exemplaren per jaar geproduceerd. In mei 2009 is Drymer bv opgericht; daar zal permanente werkgelegenheid van 20 fte ontstaan.
Operationeel Programma Noord (OP Noord) 2007 - 2013
SNN projectenboek
37
Prioriteit 1 Innovatie, ondernemerschap en kenniseconomie 1a Versterking kennispositie en innovatiekracht Noord-Nederland
Energie uit publiekprivate samenwerking Met aanwezigheid van Gasunie, GasTerra én de NAM heeft het noorden van Nederland van oudsher een sterke energiepositie. Om die te behouden en te versterken sloten meerdere publieke en private partijen in 2003 een samenwerkingsverband: de stichting Energy Valley. Het doel is om de energiebedrijvigheid in NoordNederland verder te verstevigen en een bijdrage te leveren aan het oplossen van het klimaatprobleem. Als regio die letterlijk bovenop de gasvelden is gesitueerd, bestond in NoordNederland van oudsher veel kennis, faciliteiten en bedrijvigheid rondom energie. Door de overgang van fossiele naar duurzame energie plus de focus van regering en Europa om het klimaatprobleem aan te pakken, was het toch zaak om het noorden nog steviger te profileren als dé ‘Energy Valley’ van Nederland en liefst zelfs van Europa. Een visiedocument werd opgesteld en gedragen door gemeenten, provincies en de gasindustrie. Vanwege de publiekprivate belangen werd besloten om een aparte stichting in het leven te roepen: de stichting Energy Valley. Het werd de missie van Energy Valley om bedrijven, kennisinstellingen en overheidsinstanties te stimuleren, activeren, faciliteren en te verbinden om samen projecten te ontwikkelen en concreet werk te maken van schone, betrouwbare en innovatieve energie. Het jaar was 2003.
Energietransitie Sindsdien is er veel gebeurd. Energy Valley is een van de nationale speerpunten geworden, waardoor het regionale belang
Energy Valley, Gerrit van Werven
allang is ingeruild voor een nationaal belang. Directeur Gerrit van Werven van de stichting Energy Valley: “De Nederlandse regering en de Europese Commissie zetten groots in om het klimaatprobleem aan te pakken. Binnen ons voornaamste streven om meer banen te creëren in de energiesector ligt onze focus mede daarom inmiddels volledig op de energietransitie van fossiel naar duurzaam. Dat is de toekomst.” Daarbij heeft Energy Valley nog steeds twee belangrijke bestaansredenen: het in de markt zetten van Noord-Nederland als energieregio, en het aanjagen van inmiddels circa driehonderd projecten die vallen onder regionale groeithema’s zoals bio-energie, groen gas, intelligente netten, offshore wind en CO2-afvang en -opvang.
Naam project Energy Valley III
Looptijd van het project Fase III: 2008 - 2011 Totaalproject: 2003 - 2011
Partners in het project Gemeente Groningen, gemeente Leeuwarden, gemeente Assen, gemeente Emmen, provincie Drenthe, provincie Fryslân, provincie Groningen, provincie Noord-Holland, NAM, Gasunie, GasTerra, Hanzehogeschool Groningen, Rijksuniversiteit Groningen, Groningen Seaports
EU-bijdrage € 836.355
Resultaten “Mede door Energy Valley is een enorme werkgelegenheidsimpuls ontstaan”, stelt Van Werven vast. “Tussen 2008 en 2014 wordt 25 miljard euro geïnvesteerd in noordelijke energieprojecten. Daarmee zijn meer dan 10.000 nieuwe banen gemoeid. Dat zijn prachtige resultaten. Door de publiekprivate samenwerking in Energy Valley kunnen de partijen doen waar zij goed in zijn, dat is het mooie van deze constructie en een belangrijke succesfactor. Eind 2011 houdt de financiering op, dan is Energy Valley III formeel afgerond. Maar het mag niet stoppen! Daarvoor is de toegevoegde waarde van Energy Valley te groot. We gaan de komende tijd dan ook gebruiken om na te denken over de toekomst.”
Doelstelling van het project Activiteiten op energiegebied in Noord-Nederland uit te laten groeien tot een cluster van (inter)nationale betekenis en daarmee werkgelegenheid in de energiesector in Noord-Nederland te behouden en te vergroten.
Resultaat van het project Tussen 2008 en 2014 wordt 25 miljard euro geïnvesteerd in noordelijke energieprojecten, goed voor neer dan 10.000 nieuwe banen. NoordNederland staat (inter)nationaal stevig op de kaart als energieregio.
SNN projectenboek
39
Prioriteit 1 Innovatie, ondernemerschap en kenniseconomie 1a Versterking kennispositie en innovatiekracht Noord-Nederland
Oplossingen voor gezond ouder worden Healthy Ageing Network NoordNederland (een initiatief van o.a. het UMCG en de Rijksuniversiteit Groningen) wil nieuwe oplossingen vinden om de kwaliteit van leven van de ouderwordende mens te vergroten en de maatschappelijke lasten voor gezondheid te minimaliseren. Juist NoordNederland is dé plek om een initiatief als Healthy Ageing op te zetten, omdat in het noorden het aantal ouderen namelijk sneller toeneemt dan in veel andere regio’s. “Al tijdens de conceptie, wanneer twee mensen hun genetisch materiaal bijeenbrengen, wordt bepaald hoe oud je kunt worden”, doceert directeur Ko Henneman van het Healthy Ageing Network NoordNederland (HANNN). “Op dit moment kunnen we het proces van veroudering alleen proberen bij te sturen. Maar bij Healthy Ageing willen we naar een situatie dat die aftakeling niet plaatsvindt. Daarvoor proberen we te ontdekken welke mechanismen ziekte en veroudering veroorzaken. Dat heeft te maken met vijf kerngebieden: life sciences, food & nutrition, medical technology, care & cure en healthy lifestyle. De aanpak van HANNN is daarom integraal en multidisciplinair. Dat is de meerwaarde van de Noord-Nederlandse aanpak.”
Kwaliteitskeurmerk Tientallen bedrijven, kennisinstellingen en overheden hebben hun krachten inmiddels gebundeld in HANNN. Een belangrijke peiler voor HANNN is verder de biobank van LifeLines (zie elders in dit boek) waar de lichaamsmaterialen van uiteindelijk 165.000 deelnemers zullen
HANNN, Ko Henneman
worden bewaard. “In korte tijd hebben we een goede naam opgebouwd”, constateert Henneman tevreden. “De laatste tijd merk ik zelfs dat HANNN gezien wordt als een kwaliteitskeurmerk voor losse initiatieven die bij ons zijn aangesloten. Dat is een groot compliment.” Behalve nationale samenwerking ontstaan via HANNN ook steeds meer internationale contacten, bijvoorbeeld met universiteiten in de Baltische en Scandinavische landen. “Ook daar bestaan soortgelijke Healthy Ageingnetwerken. Wellicht kunnen we onze gegevens aan elkaar koppelen en op basis daarvan conclusies trekken. Bij alles gaan we namelijk uit van open innovatie: we maken zo snel mogelijk gebruik van elkaars kennis.”
Naam project Healthy Ageing Network NoordNederland (HANNN)
Looptijd van het project Fase 1: 2009 - 2012 Totaalproject: tot 2020
Partners in het project HANNN ‘founding participants’ zijn onder meer: Drenthe, Fryslân, Groningen (stad en provincie), Leeuwarden, RUG, UMCG, NHL, Hanzehogeschool, Stenden, Van Hall Larenstein, NOM, BioExplorer, Brains On-line, FrieslandCampina, IBM, IQ Corporation, MSD, Philips, PRA International, Syncom, QPS/Xendo, ZIF.
EU-bijdrage Wereldtopniveau Healthy Ageing Network NoordNederland past in het cohesiebeleid van Brussel, dat zich richt op vraagstukken rond krimp en vergrijzing. Ook voor het SNN is Healthy Ageing een van de belangrijkste subsidieclusters. Gezien de enorme toename van de zorgkosten heeft dit onderwerp een grote economische en maatschappelijke waarde. Als de kwaliteit van leven verbetert kunnen werknemers daarnaast langer doorwerken, hebben ze minder ziekteverzuim en een betere productiviteit. “In het noorden heerst de doe-maargewoon-mentaliteit”, besluit Henneman, “terwijl bij ons op wereldtopniveau onderzoek wordt verricht! Mede door HANNN krijgt dat een naam en een gezicht. We moeten trots zijn op wat hier gebeurt! Op het gebied van Healthy Ageing is het noorden het centrum van de wereld.”
€ 100.000
Doelstelling van het project 1. Het generen van extra omzet, bedrijvigheid en werkgelegenheid in Noord-Nederland; 2. Het uitbouwen en benutten van kennis om maatschappelijke problemen als vergrijzing en stijgende gezondheidskosten op te lossen.
Resultaat van het project Innovaties en fundamentele doorbraken realiseren die de condities voor gezond ouder worden structureel verbeteren en langs die weg economische activiteiten in de regio stimuleren. HANNN biedt losse initiatieven een overkoepelend perspectief, plaatst ze in een NoordNederlandse strategie en biedt een bovenregionaal podium.
SNN projectenboek
41
Prioriteit 1 Innovatie, ondernemerschap en kenniseconomie 1a Versterking kennispositie en innovatiekracht Noord-Nederland
Slimme dijkbewaking Oer-Hollandser kan het bijna niet: het gevecht tegen het water met behulp van dijken. Om de kans op overstromingen te minimaliseren is het van belang dat de dijken in goede staat zijn. Daarom ontwikkelt de stichting IJkdijk een monitoring- en prognosesysteem voor de sterkte van waterkeringen. De systemen worden op werkelijke schaal getest op een daarvoor geschikt gemaakte ijkdijklocatie. Honderden dijkwachters zijn opgeleid om de Nederlandse rivier- en zeedijken te inspecteren. Dreigt een dijk te bezwijken dan is het aan het geoefende oog van de dijkwacht om dat tijdig te signaleren zodat maatregelen getroffen kunnen worden. Ter ondersteuning van deze visuele inspectie onderzoekt de stichting IJkdijk – een samenwerking tussen Deltares, TNO, Sensor Universe/IDL, STOWA en NOM – hoe sensortechnieken ingezet kunnen worden om real-time de sterkte van waterkeringen te monitoren. Voor dit doel heeft de stichting in een kleine Groningse polder een IJkdijk gebouwd: een faciliteit waar dijken en sensortechnologie worden getest.
Proeftuin Dijkgraaf Henk van ’t Land is voorzitter van de stichting IJkdijk en legt uit: “Binnen de proeftuin IJkdijk vinden twee activiteiten plaats. Ten eerste testen en valideren de deelnemende bedrijven nieuwe inspectie- en observatietechnieken met sensoren. Als de sensortechnologie is gevalideerd in de IJkdijk, wordt deze stapsgewijs toegepast in steeds grotere, bestaande dijken. Ten tweede worden er verschillende experimenten in de IJkdijk uitgevoerd,
Stichting IJkdijk, Henk van ‘t Land
zoals de piping-proef. Piping is het meest beruchte faalmechanisme van een dijk. Het betekent dat het water onder de dijk doorloopt en tegelijk water, zand of grind meevoert, waardoor de dijk van binnenuit wordt ondermijnd. Met het blote oog is dat niet waar te nemen, tot het te laat is. De uitkomst van ons experiment is dat piping met sensoren goed te detecteren is, waardoor we wél op tijd kunnen ingrijpen.”
Dijk Data Service Centre De experimenten zijn bedoeld om kennisvragen van de beheerders van waterkeringen te kunnen beantwoorden, met als uiteindelijk doel om tot een verbeterd inspectieproces te komen. “De volgende stap is de oprichting van een Dijk Data Service Centre in Groningen”, vervolgt Van ’t Land. “Daar zal alle informatie van alle metingen worden samengevoegd zodat we vergelijkingen kunnen maken. Dit moet een open systeem worden voor zowel waterschappen als het bedrijfsleven. Ook het buitenland heeft hiervoor al interesse getoond.”
Naam project Stichting IJkdijk, piping-project
Looptijd van het project Deelproject: april 2009 - december 2010 Totaalproject: juni 2006 - december 2010 (mogelijk verlenging tot 2013)
Partners in het project Deltares, TNO, stichting IDL (nu Sensor Universe), STOWA, NOM. Aan de ontwikkeling en uitvoering van de initiële inrichting van de IJkdijk nemen verder circa vijftig marktpartijen deel.
EU-bijdrage € 713.078
Doelstelling van het project Het ontwikkelen, testen en valideren van algemeen toepasbare monitorings- en prognosesystemen in waterkeringen op basis van sensortechnologie. Deze systemen vervolgens (inter)nationaal vermarkten.
Nergens ter wereld “Een project als dit gebeurt nergens anders ter wereld”, weet Henk van ’t Land. “Dijken en sensoren horen echt bij Noord-Nederland: híér gebeurt het! Internationaal kijkt men daarom vol aandacht naar onze activiteiten. Het Nederlands bedrijfsleven wil onze geavanceerde Noord-Nederlandse sensortechnologie dan ook in landen als Bangladesh, India en de Verenigde Staten benutten voor het beheer van waterkeringen. Wat begon als experiment wordt binnenkort dus al commercieel toegepast.”
Resultaat van het project • Door beter inzicht in het gedrag en de actuele kwaliteit van water keringen kan op tijd worden geëvacueerd. • Dijken hoeven wellicht minder zwaar te worden aangelegd of verbeterd. • Het beheer van dijken kan worden geoptimaliseerd waardoor kosten besparingen mogelijk zijn. • Nederland bouwt haar internationale koppositie uit als leider op het gebied van water.
SNN projectenboek
43
Prioriteit 1 Innovatie, ondernemerschap en kenniseconomie 1a Versterking kennispositie en innovatiekracht Noord-Nederland
Innovatie van het zuiverste water In een breed samenwerkingsverband ontwikkelen vijftien partners innovatieve meetmethoden, detectietechnieken en bewakingssystemen voor drinkwatersystemen. Dit gebeurt op basis van geavanceerde sensortechnologie. “Binnen drie jaar willen we een werkend systeem hebben.” “Zou het niet goed zijn om een boost te geven aan het gebruik van sensoren bij waterleidingbedrijven?” Een jaar na het stellen van die vraag was het project Sensors and Water (SAWA) een feit: een samenwerking tussen vijftien partners die tot innovatieve sensoren willen komen voor het drinkwaterproductieproces. Gerrit Veenendaal, directeur van Waterlaboratorium Noord (WLN) en mede-initiator van SAWA: “De waterleidingbedrijven hebben als vragende partij sensorbedrijven in met name Noord-Nederland aangeschreven of zij sensoren op de plank hadden liggen die toepasbaar gemaakt konden worden voor ons doel. Daarop zijn, soms uit onverwachte hoek, heel creatieve ideeën gekomen.”
ik het zelf ook erg leuk om het hier te doen; sensoren in Drenthe, water in Friesland en het sensorentestcentrum, SenTec, in Groningen.”
“Eerst dachten we dat SAWA ‘gewoon een leuk project’ zou worden van een paar ton”, lacht Gerrit Veenendaal. “Maar nu hebben we een budget van 8,1 miljoen en zijn we met vijftien partijen! De EU- en overige subsidie was noodzakelijk om het geheel mogelijk te maken: we werken samen met soms kleine MKB-bedrijven die vaak niet zo veel reserves hebben. Het was overigens een bewuste keuze om ons op het noorden te richten omdat het project hier de meeste kans had om levensvatbaar te worden. Bovendien vind
SAWA, Gerrit Veenendaal
SAWA (Sensors and Water) in Glimmen
Looptijd van het project Oktober 2009 - juli 2013
Testcentrum Het testcentrum waar directeur Veenendaal aan refereert staat op het terrein bij WLN in Glimmen en werd half oktober 2010 officieel geopend. Er zijn zeven verschillende waterkwaliteiten voorhanden, evenals goede laboratoriumfaciliteiten. In het centrum werken de partners in verschillende combinaties aan drie deelprojecten: een bewakingssysteem voor de inname van water uit de Drentse Aa; een monitoringsysteem om real-time de kwaliteit en de druk van het drinkwaterdistributienet te meten; en snelle en specifieke detectiesystemen voor de potentiële groei van bacteriën (nagroei) in het distributienet, waardoor sneller ingegrepen kan worden om zo kwaliteitsproblemen te voorkomen. WLN is faciliterend en verzamelt alle gegevens die de drie deelprojecten opleveren ‘om te zien of het geheel meer is dan de som der delen’, aldus Gerrit Veenendaal.
Partners in het project AVIC, AquaExplorer BV, Bright Spark BV, Capilix BV, INCAS3, Interline Systems BV, KWR Watercycle Research Institute, Microdish BV, 2M Sensors LTD, MicroLAN, Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Wetsus, Waterlaboratorium Noord, Waterbedrijf Groningen, Waterleidingmaatschappij Drenthe
EU-bijdrage € 807.572
Doelstelling van het project Komen tot verbeterde procesvoering bij waterleidingbedrijven door gebruik te maken van sensortechnologie. Het stimuleren van economische activiteit in het Noorden van Nederland.
Resultaat van het project Kansen
Leuk project
Naam project
“Medio 2011 moeten alle sensoren er staan,” besluit hij, “en eind 2013 willen we een werkend systeem hebben van sensoren om de kwaliteit van het ingenomen water beter te bewaken, zuiveringsprocessen beter te sturen en het distributienet beter te beheren. Verder hoop ik dat er dan nieuwe sensoren zijn ontwikkeld die ook elders toepasbaar zijn. Een project als dit biedt veel kansen in de regio. Je ziet nu al dat er creativiteit ontstaat en nieuwe ideeën. En we zijn nog maar net begonnen.”
Ontwikkeling van bepaalde types sensoren om de kwaliteit van het water te bewaken, zuiveringsprocessen beter te sturen en het distributienet beter te beheren. Meer economische activiteit in NoordNederland.
SNN projectenboek
45
Prioriteit 1 Innovatie, ondernemerschap en kenniseconomie 1a Versterking kennispositie en innovatiekracht Noord-Nederland
Toekomst voorspellen in de toeristische sector Bij grote multinationals doen ze het al jaren, in de toeristische sector vreemd genoeg nog vrijwel niet: scenarioplanning. Toch ligt daar een grote kans om het toerisme in met name Noord-Nederland een nieuwe impuls te geven. Stenden Hogeschool en brancheorganisaties HISWA en RECRON vulden deze niche met de oprichting van het European Tourism Institute. “Als we weten met welke toekomstige ontwikkelingen we rekening moeten houden, kunnen we de noordelijke regio sterker positioneren”, zegt kwartiermaker Johan Kasper van het European Tourism Institute (ETI) onomwonden. “De maatschappij was nog nooit zo in beweging als tegenwoordig; maar daardoor moet je ook sneller reageren op veranderingen. Dat geldt ook voor de toeristische sector. Ontwikkelingen op bijvoorbeeld technologisch, demografisch en economisch gebied hebben hun weerslag op het recreatiegedrag. Het European Tourism Institute, een samenwerkingsverband van Stenden Hogeschool, HISWA en RECRON, specialiseert zich in het ontwikkelen en toepassen van scenarioplanning en voorspellingmethoden om meer grip te krijgen op de toekomst.”
Slagkracht Het ETI wil daarmee bijdragen aan de innovatieve slagkracht van de sector en probeert nieuwe impulsen aan het toeristische bedrijfsleven te geven. Het instituut werkt intensief samen met het MBK-bedrijfsleven en toeristische brancheorganisaties, nationale en internationale kennisinstellingen en publieke organisaties. “Juist dit netwerk is de meerwaarde van ons instituut”, vindt
ETI, Johan Kasper
Johan Kasper. “Dankzij ons netwerk kunnen we heel veel dingen tegelijk onderzoeken; daarvoor heeft een individueel bedrijf noch de contacten noch de tijd. Toch willen we het instrument samen met de vragende partijen ontwikkelen, zodat zij het zelf ook dragen en gebruiken.” Omdat grote bedrijven in andere branches al jaren scenarioplanning toepassen, heeft het ETI voorbeelden die het kan gebruiken. “De vele kleine bedrijfjes die in het toerisme werkzaam zijn, maken deze branche echter wezenlijk anders”, aldus Kasper. “Daarom wil het ETI het scenariomodel specifiek maken voor de toeristische sector.”
Praktijk De subsidiegevers drongen erop aan dat het ETI niet slechts een theoretisch model zou ontwikkelen maar dat de deskundigheid in de praktijk toepasbaar moest zijn. Dat zal volgens Kasper zeker het geval zijn: “Op basis van onderzoeksresultaten voeren we concrete projecten uit. Bijzonder is verder dat we het ETI volledig willen integreren in het onderwijsprogramma van Stenden Hogeschool. Zo zal het Masterprogramma aansluiten, komen er onderzoeksprogramma’s met docenten en promovendi, en kunnen ook derdejaars studenten bij het ETI aan de slag, bijvoorbeeld voor het vak ‘onderzoek’.” Hoewel het ETI begint in NoordNederland heeft het een Europees ambitieniveau. “In een later stadium willen we ook andere landen adviseren, want reken maar dat de continenten straks met elkaar gaan concurreren! Ook internationaal zal de toeristische sector daarom baat hebben bij de scenarioplanning.”
Naam project European Tourism Institute
Looptijd van het project Maart 2009 - december 2013
Partners in het project Stenden Hogeschool, HISWA, RECRON, provincie Fryslân, provincie Drenthe, gemeente Emmen, gemeente Leeuwarden
EU-bijdrage € 634.139
Doelstelling van het project Stenden Hogeschool wil met het European Tourism Institute een krachtige stimulans geven aan de ontwikkeling van de economische bedrijvigheid op het gebied van toerisme en recreatie in NoordNederland. Bijdragen aan de innovatieve slagkracht van de sector door beter voorbereid te zijn op toekomstige ontwikkelingen.
Resultaat van het project Het European Tourism Institute zal zijn kennis aanbieden aan gemeenten, MKB en toeristische regio’s, in eerste instantie in Noord-Nederland, later ook in de rest van Nederland en Europa. Door scenarioplanning kan de toeristische sector zich beter profileren en inspelen op de wensen van toeristen.
SNN projectenboek
47
Prioriteit 1 Innovatie, ondernemerschap en kenniseconomie 1a Versterking kennispositie en innovatiekracht Noord-Nederland
Sensoren, samenwerking en succes ‘Bijna on-Nederlands’, noemen de twee directeuren Van Pol en Wörtche het concept van hun wetenschappelijk onderzoeksinstituut INCAS3, dat in 2008 in Assen werd opgericht. “In het buitenland kijkt men met grote ogen wat hier in Drenthe gebeurt op het gebied van sensortechnologie.” Technologische doorbraken. Voor minder dan dat doen ze het niet bij INCAS3 (INnovation Centre for Advanced Sensors and Sensor Systems). Deze doorbraken, natuurlijk op het gebied van sensoren en sensortechnologie, moeten tot stand komen in samenwerking met de industrie en de wetenschap. “Die samenwerking is cruciaal”, benadrukt zakelijk directeur John van Pol. “We hebben INCAS3 juist opgericht om het gat te dichten tussen wetenschappelijke kennis en de praktische toepassing daarvan.” Zijn collega en wetenschappelijk directeur Heinrich Wörtche vult direct aan: “Maar we zijn niet in dienst van de industrie! We zijn onafhankelijk en werken precompetitief.”
Concreet INCAS3 stimuleert MKB-bedrijven actief om in gesprek te raken met wetenschappers. “Dat klinkt abstract”, geeft Wörtche toe, “maar aan het eind van de dag ligt er wel een heel concreet contact. Als er interessante ideeën uit voortkomen, starten we een onderzoeksproject.” Zo is INCAS3 bijvoorbeeld betrokken bij het project Sensors and Water (SAWA, zie elders in dit boek). “Dezelfde theorie is ook toepasbaar in Canada,” legt Heinrich Wörtche uit, “waar we in samenwerking met de Universiteit van Saskatchewan een project doen om
INCAS3, John van Pol (l) en Heinrich Wörtche
de waterkwaliteit in de meren te monitoren en te verbeteren. Dit project combineren we met een opleidingsprogramma voor veertig jonge indianen, want zij leven van de visvangst in die meren. De sensortechniek van dit project komt uit Noord-Nederland.”
Topkwaliteit “Het is eigenlijk een ongelooflijk verhaal”, klinkt het oprecht uit de mond van John van Pol. “In 2008 ontstond het eerste idee, en zie waar INCAS3 in 2010 staat! We doen prestigieuze miljoenenprojecten en worden benaderd door gerenommeerde, internationale universiteiten en bedrijven omdat ze van ons gehoord hebben! En terwijl het in zijn algemeenheid erg moeilijk is om goede medewerkers te vinden, trekken wij uit alle delen van de wereld topkwaliteit onderzoekers aan. Dat alles is voor mij de bevestiging dat we met INCAS3 het goede concept hebben neergezet.” Heinrich Wörtche: “De medewerkers en de projecten verschaffen INCAS3 een goed imago maar omgekeerd zijn wij ook goed voor de reputatie van Noord-Nederland. In het buitenland kijkt men met grote ogen wat hier in Drenthe gebeurt op het gebied van sensortechnologie. We worden echt wáárgenomen.” Van Pol: “Het is bijna een on-Nederlands concept. Dat is ook een compliment voor onze financiers: provincie, gemeente, EFRO en deelnemende bedrijven. Zij hadden het vertrouwen om in INCAS3 te investeren toen we nog maar een idee waren.”
Naam project INCAS3
Looptijd van het project Juli 2009 - december 2013
Partners in het project Jožef Stefan Institute (Slovenië), DySI, Medusa Explorations, GSI (Duitsland), University of Saskatchewan (Canada), Dacom, Rijksuniversiteit Groningen, LAM (Lutheries-Acoustique-Musique) (Frankrijk), NOC*NSF, University of Sheffield (Groot-Brittannië), DCMR (Milieudienst Rijnmond)
EU-bijdrage € 2.036.295
Doelstelling van het project Als nieuw wetenschappelijk topinstituut streeft INCAS3 naar brede en strategische samenwerking met partijen uit industrie en wetenschap, op het gebied van sensoren en sensorsystemen.
Resultaat van het project Uitbreiding van de noordelijke kennisinfrastructuur; hoogwaardige werkgelegenheid (na afloop van het project zeventig fte); internationale aantrekkingskracht; toename van research & development-projecten en -investeringen (binnen de projectperiode bedraagt de onderzoeksinvestering 24 miljoen euro); toename van samenwerkingsverbanden tussen bedrijfsleven en kennisinstellingen; toename van startende bedrijvigheid op gebied van sensortechnologie (clustervorming rond Assen).
SNN projectenboek
49
Prioriteit 1 Innovatie, ondernemerschap en kenniseconomie 1c Stimulering van ondernemerschap
Zelf leren reanimeren met SAM Uit onderzoek blijkt dat zesentachtig procent van de Nederlandse bevolking reanimatie belangrijk vindt. Toch heeft maar vijfendertig procent daadwerkelijk ooit een reanimatiecursus gevolgd. Een obstakel daarbij is de klassikale aanpak van de meeste lesmethodes. Harry Palsma van SAMaid bv heeft de oplossing gevonden: Sam, een betaalbare reanimatiepop met internetverbinding voor thuis. Wereldwijd leren miljoenen mensen klassikaal reanimeren. Geïnteresseerden krijgen in een cursuslokaal eerst van de docent de theorie en mogen zich uiteindelijk om de beurt over de reanimatiepop buigen om de noodzakelijke oefening op te doen. Harry Palsma, initiator en bedenker van SAMaid bv: “Het blijkt dat deze lesmethode voor het reanimeren niet zo effectief is. Ten eerste is het een flinke drempel voor de deelnemers om elk jaar weer in de auto te stappen om de verplichte herhaalcursus te doen. Dan is er nog het kostenaspect, voor particulieren maar vooral voor bedrijven. Het kost een vermogen om de wettelijk verplichte bedrijfshulpverleners ieder jaar op herhaaltraining te sturen, mede doordat zij urenlang van de werkvloer af zijn.”
Thuis “Om dit te ondervangen bedienen sommige cursusaanbieders zich tegenwoordig van e-learning voor de theorie”, vervolgt Palsma, “maar voor de praktijk moet je dan nog steeds naar de cursuslocatie toe.” De oplossing is om én de theorie én de praktijk thuis in de eigen tijd te oefenen. Dat kan met een eigen reanimatiepop met internetverbinding. Via een internetsite volgt de cursist
SAMaid, Harry Palsma (l) en Gertjan Drent
het cursusprogramma, waarbij de pop registreert hoe diep en hoe snel de cursist duwt, of hij de handelingen in de juiste volgorde doet, et cetera. De cursist oefent net zo lang tot hij alles correct uitvoert, daarna verschijnt een proefexamen gevolgd door het echte examen. “Mijn visie is dat deze cursusmethode zonder docent de bestaande klassikale vorm van reanimatieonderwijs grotendeels zal gaan vervangen.”
Kraamkamer De reanimatiepop van SAMaid is de eerste die gebruikmaakt van het medium internet, vertelt Harry Palsma, zelf sinds zijn artsenstudie reanimatiedocent. “De grootste uitdaging was om de pop betaalbaar te maken voor particulieren, zo rond de honderd euro”, aldus Palsma. “Technisch blijkt dat haalbaar, één onderdeel bleek zelfs patenteerbaar. Het verdienmodel zit in de jaarlijkse herhalingen van de cursus via het internet. Ik ga er vanuit dat deze pop, Sam genaamd naar de barmhartige Samaritaan, op zijn laatst in 2012 in de schappen ligt. Als Sam aanslaat kan hij wereldwijd geëxporteerd worden want het is een internationaal concept. Ik vind het wel een mooi idee dat mijn studiestad Groningen de kraamkamer van dit product is; de steun van het SNN was daarbij een dankbaar ontvangen steuntje in de rug.”
Naam project SAMaid, CPR-assistent
Looptijd van het project Augustus 2008 - heden
Partners in het project Geen
EU-bijdrage € 40.000
Doelstelling van het project Het laagdrempelig en toegankelijk maken van reanimatieonderwijs.
Resultaat van het project Een prototype reanimatiepop met internetverbinding zodat particulieren zelf thuis kunnen leren om te reanimeren.
NIOF 2008 Noordelijke Innovatie Ondersteuningsfaciliteit. De NIOF 2008 is een subsidieregeling. MKB ondernemingen worden ondersteund bij projecten op het gebied van innovatie en vernieuwing.
SNN projectenboek
51
Prioriteit 1 Innovatie, ondernemerschap en kenniseconomie 1d Versterking arbeidsmarktinfrastructuur
Waar ondernemers en scholen elkaar treffen Het is een veelgehoorde klacht: onderwijs en bedrijfsleven sluiten niet op elkaar aan. De dienst Economische Zaken van de gemeente Groningen wilde daar iets aan doen, en richtte het Ondernemerstrefpunt op. Het trefpunt biedt een interessant netwerk voor bedrijventerrein Zuidoost, bemiddelt succesvol in stageopdrachten, en informeert over scholing, stage en subsidie. Al sinds 2002 werken bedrijvenverenigingen en de gemeente Groningen nauw samen aan verbetering en kwaliteitsbehoud van bedrijventerreinen; dat gebeurt in het project Terreinwinst. Doordat beide partijen in dit kader regelmatig met elkaar in gesprek waren, ontdekten ze een gezamenlijke behoefte: hoe kunnen we bedrijfsleven en onderwijs beter op elkaar laten aansluiten? “En zo ontstond de projectaanvraag voor een Ondernemerstrefpunt”, verduidelijkt Diderik Koolman, afdelingshoofd Economische Zaken bij de gemeente Groningen. “Om te beginnen als pilot op bedrijvenpark Zuidoost, waar meer dan zevenhonderd bedrijven zijn gevestigd.”
Evaluatie In 2008 werd de projectaanvraag gehonoreerd, inclusief EU-subsidie. “Het was even wachten op de voor ons zo noodzakelijke toekenning van de subsidie”, blikt Koolman terug. “Vandaar dat we in 2009 pas écht van start gingen. Het eerste jaar, 2008, stond vooral in het teken van openen, inrichten en organiseren. Dat kostte veel tijd. Daarom ben ik blij dat we het project konden continueren tot de zomer van 2011, anders
was de tijd te kort geweest om te zien of het echt werkt.” Toch heeft het Ondernemerstrefpunt (OTP) al een aardige indicatie dat het concept aanslaat, gezien de enthousiaste reacties van de betrokken ondernemers, onderwijsinstellingen, studenten en ook de Groningse gemeenteraad. “In 2010 hebben we geëvalueerd”, vertelt Diderik Koolman. “Daaruit blijkt dat de ondernemers graag door willen met het OTP, zij het met enige aanpassingen in werkwijze. Mooier nog is dat zij er ook financieel iets voor over hebben. Dat is voor mij het bewijs dat we met iets bezig zijn wat geen onzin is.” Dat blijkt overigens ook uit de aanstaande uitbreiding van het project naar geheel Groningen.
Dienstverlening De dienstverlening van het OTP richt zich op drie functies: netwerk, informatie en bemiddeling. Koolman: “Het OTP organiseert regelmatig netwerkbijeenkomsten over allerhande ondernemersonderwerpen, waar vele geïnteresseerden op afkomen. Ook als ondernemers vragen hebben over arbeidsmarktvraagstukken zoals stages, scholing of subsidies kunnen zij bij het OTP terecht. Maar de meeste vragen gaan toch over bemiddeling bij stageplaatsen: tachtig procent voor het niveau van voortgezet onderwijs tot mbo en twintig procent op hbo-niveau. Daarvoor is een dag per week een vertegenwoordiger van de scholen aanwezig in het OTP. Vroeger wist de ondernemer vaak niet waar hij moest beginnen als hij een stagiair zocht. Nu is het duidelijk: hij begint bij het Ondernemerstrefpunt!”
Ondernemerstrefpunt Groningen, Diderik Koolman
Naam project Ondernemerstrefpunt Groningen
Looptijd van het project Oorspronkelijk april 2008 - december 2010, verlengd tot september 2011
Partners in het project Gemeente Groningen, VBZO, VBNO, Noorderpoort, Alfa-college, OOGG, CSG, Hanzehogeschool Groningen, Onderwijsgroep Noord, VNO-NCW, MKB Noord, Kamer van Koophandel, Uni Partners.
EU-bijdrage € 460.000
Doelstelling van het project Het Ondernemerstrefpunt wil hét trefpunt zijn waar onderwijs, kennisinstellingen en bedrijven elkaar ontmoeten om de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt te verbeteren. Dit gebeurt door vraaggericht te bemiddelen tussen bedrijven en onderwijs, door netwerkbijeenkomsten te organiseren en door het geven van informatie over opleidingen, stages en bedrijven.
Resultaat van het project Na evaluatie is besloten het project wegens succes tot de zomer van 2011 te verlengen en uit te breiden naar de gehele stad Groningen, hoewel met enige aanpassingen in werkwijze en financiering. In 2009 (en een deel van 2010) waren er 400 bedrijvencontacten en kwamen 189 bemiddelingsvragen binnen bij het Ondernemerstrefpunt.
SNN projectenboek
53
Prioriteit 2 Attractieve regio’s 2a Aantrekkelijk landelijk gebied
De voordeur van Veenhuizen Wie naar Veenhuizen wil, moet over de N919. Een lange, rechte weg parallel aan de Kolonievaart in een vrij monotoon landschap. Toch is dit landschap van unieke cultuurhistorische waarde, vanwege het specifieke karakter van de voormalige strafkolonie van de Maatschappij van Weldadigheid. Omdat het tevens de entree is van het koloniedorp Veenhuizen, wil de gemeente Noordenveld het gehele gebied van 3000 hectare integraal aanpakken en er een visueel aantrekkelijke eenheid van maken, waarin mensen graag wonen en werken. “Over de N919 rijden dagelijks ongeveer 6000 auto’s”, weet projectleider Johan Panman van de gemeente Noordenveld. “Het is de ontsluitingsweg tussen Assen, Oosterwolde en Drachten, en tegelijk de voordeur van Veenhuizen. De huidige inrichting van het landschap draagt echter niet bij aan het beeld van het dorp Veenhuizen én doet geen recht aan de unieke cultuur- en natuurhistorische waarde van het gebied. Daarom willen we de visuele eenheid van het gebied versterken met als doel een positieve impuls te geven aan de woon- en vestigingsvoorwaarden in Veenhuizen. Tegelijkertijd moeten de maatregelen ook de verkeersveiligheid vergroten.”
Poorten In het plan ‘Kolonie in Beeld’ zijn maatregelen uitgewerkt voor wegvakken, ‘poorten’ en ‘clusters’. Ten eerste krijgen de wegen in het gebied een eigen identiteit door eenheid in verlichting, bestrating van uitritten en beplanting. Aan beide uiteinden van het traject komen entreepoorten. Panman: “Twee monumentale
Kolonie in Beeld, Johan Panman
sluizen worden gerestaureerd en vormen de poort naar het koloniegebied van Veenhuizen. Ook op de weg wordt deze entree duidelijk gemarkeerd, door poortstenen aan weerszijden van de weg die refereren aan de stichtelijke spreuken op de gevels. Bij de poorten komen ook nieuwe functies zoals parkeergelegenheid, toeristische informatieborden en aansluiting op wandel- en fietsroutes.”
Naam project
Structuur
EU-bijdrage
“De strafkolonie had een heel duidelijke structuur”, vervolgt de projectleider. “De Hoofdweg, de huidige N919, is de basis. Om de 750 meter lagen wegen en waterwegen het gebied in, haaks geplaatst op deze hoofdweg. Zodoende ontstond een strikte indeling in loodrechte vakken. Om deze orthogonale structuur weer zichtbaar te maken, creëren we om de 750 meter een cluster van bewegwijzering, oversteekpunten, verlichting en bushaltes. Op een tweetal plekken komen verkeersbruggen die het werken, wonen en de natuur aan de noordkant ontsluiten.” Verder voorziet het plan in diverse natuurmaatregelen, bijvoorbeeld om de aanwezige ringslangen in het gebied een betere habitat te bieden.
€ 2.389.934
Ambities Zelfs na uitvoering van het Masterplan Veenhuizen (zie elders in dit boek) en Kolonie in Beeld zijn de grenzen van de ambities nog niet bereikt, blijkt uit de slotwoorden van Johan Panman: “In maart 2009 hebben we Veenhuizen officieel kandidaat gesteld voor een vermelding op de Werelderfgoedlijst van UNESCO. Voor mij is er geen twijfel dat dit unieke dorp en zijn omliggende landschap op deze lijst thuishoren.”
Kolonie in Beeld
Looptijd van het project Oktober 2008 - december 2011
Partners in het project Gemeente Noordenveld, provincie Drenthe, waterschap Noorderzijlvest, Staatsbosbeheer, Regio GroningenAssen
Doelstelling van het project Vergroten van de visuele aantrekkelijkheid van het koloniedorp Veenhuizen door versterking van het cultuurhistorische en landschappelijke beeld bij binnenkomst.
Resultaat van het project Een betere verkeersveiligheid, landschappelijke en cultuurhistorische inpassing van het gebied en met name een versterking van de woon- en vestigingsvoorwaarden.
SNN projectenboek
55
Prioriteit 3 Attractieve steden 3a Opwaardering stedelijk voorzieningenniveau
Het verhaal achter keramiek Door een innovatieve invalshoek te kiezen, kan een verrassende tentoonstelling ontstaan. Dat is wat er gebeurde bij Keramiekmuseum Princessehof in Leeuwarden. Het museum ontwikkelde een tentoonstellingsreeks waarbij een grote rol was weggelegd voor het publiek. Waar de meeste tentoonstellingen voornamelijk ontstaan uit gevestigde collecties en in samenwerking met specialisten, koos het Keramiekmuseum Princessehof in 2009-2010 voor een heel andere benadering. “Iedereen gebruikt keramiek, dus iedereen moet wel van keramiek houden”, stelt algemeen directeur Saskia Bak van het Keramiekmuseum bondig. “Maar tegelijkertijd heeft bijna niemand keramiek voorin zijn bewustzijn. Om keramiek onder de aandacht te brengen van een breed publiek, hebben wij het project ‘Keramiek en Publiek’ ontwikkeld. Hierbij hoorden twee tentoonstellingen: ‘Scherven en Geluk’ over huwelijksserviezen en ‘Oranjegoed!’ over vierhonderd jaar Oranje-Nassau op keramiek.”
Grondige aanpak Om een dergelijk idee tot een succes te maken moet je het goed en grondig aanpakken, aldus Saskia Bak. “In vitrines komt onze collectie niet tot leven, daarom is een uitgebalanceerde vormgeving essentieel. Verder is ook een goede communicatiecampagne van belang, evenals extra activiteiten rondom de tentoonstelling. Zo hadden we voor Scherven en Geluk onder meer een educatief programma in samenwerking met scholen, een glossy magazine, een interactieve website en een documentaire, speciaal gemaakt door regisseur Michiel van Erp. Het hele pakket
Keramiek en Publiek, Saskia Bak
maakt het succes, maar dat kunnen wij helaas niet regulier bekostigen. EUsubsidie was daarom essentieel.”
Naam project Keramiek en Publiek
Looptijd van het project Duizenden reacties Scherven en Geluk had een unieke insteek doordat er veel ruimte was voor publieksparticipatie vóór en tijdens de tentoonstelling. Het museum plaatste een oproep aan particulieren om een foto van hun huwelijksservies in te sturen met het bijzondere verhaal dat eraan vast zit. “We wilden het onderwerp keramiek verbreden tot de relatie tussen mensen en hun servies”, vertelt Saskia Bak. “Daardoor waren voor deze tentoonstelling niet de keramische kenmerken het belangrijkst, maar de verhalen erachter. We kregen duizenden reacties op onze oproep. Uiteindelijk hebben we de 225 mooiste verhalen geselecteerd om deel te nemen aan de tentoonstelling.”
Waardering De bezoekersaantallen van Scherven en Geluk waren boven verwachting: maar liefst 30.000 belangstellenden reisden tussen mei en november 2009 naar Leeuwarden. “Belangrijker dan bezoekcijfers vind ik echter dat de tentoonstelling gemiddeld met een 8,6 werd gewaardeerd”, aldus Bak. Waardering kwam ook uit de hoek van de vakcollega’s: Scherven en Geluk werd bekroond met de Artifex Museum Award 2010. “Voor de regio zijn publieksmanifestaties als de onze enorm belangrijk,” weet de museumdirecteur. “Bezoekers combineren het museumbezoek met een langer dagje uit, wat goed is voor horeca en middenstand. Voor veel mensen is het bovendien een eerste plezierige kennismaking met de mooie stad Leeuwarden. En dat smaakt hopelijk naar meer.”
Oktober 2008 - december 2010
Partners in het project Reinwardt Academie, Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, middelbare en basisscholen
EU-bijdrage € 426.888
Doelstelling van het project • Versterking en uitbouw van het imago van de Princessehof als nationaal Keramiekmuseum en als nationaal kenniscentrum voor keramiekhistorie en -cultuur; • Verbreding van de samenstelling van het publiek dat naar de Princessehof toe gaat. • Bekendheid in vakkringen als ver nieuwend museum, met innovatieve benadering van cultureel erfgoed; • Bijdrage aan het versterken van de economische en toeristische infra structuur van Fryslân.
Resultaat van het project Er kwamen duizenden reacties op de oproep om huwelijksserviezen en het bijbehorende verhaal in te zenden voor de tentoonstelling ‘Scherven en geluk’. Bezoekersaantallen waren boven verwachting: rond de 30.000. De tentoonstelling werd bekroond met de Artifex Museum Award 2010. Ook ‘Oranjegoed!’ kent prima bezoekcijfers en waardering.
SNN projectenboek
57
Prioriteit 3 Attractieve steden 3a Opwaardering stedelijk voorzieningenniveau
Facelift voor Aqua Zoo Friesland Aqua Zoo Friesland (voorheen Otterpark Leeuwarden) ondergaat sinds enkele jaren een ware metamorfose. Niet alleen worden tal van nieuwe dieren aan de diercollectie toegevoegd, ook de dierenverblijven en het park in zijn geheel hebben een facelift gekregen. Het is de ambitie om uit te groeien tot topattractie van Leeuwarden. Stokstaartjes, neusberen, kleine panda’s, rolstaartbeertjes, luiaarden … Aqua Zoo Friesland heeft de laatste jaren veel nieuwe bewoners gekregen. Dat hangt samen met de overname in 2003 door Zodiac Zoos, waar onder meer ook Dierenpark Wissel en Kasteeltuinen Arcen onder vallen. “We zagen direct het enorme potentieel van het voormalige Otterpark Leeuwarden”, zegt adjunct directeur Bernou Wagenaar van Zodiac Zoos. “Daarnaast merkten we dat de stad Leeuwarden en de provincie Fryslân ook graag wilden meewerken om het park en dus de regio kwalitatief te verbeteren. Daardoor konden we vrij snel beginnen met investeren: we hebben meerdere nieuwe diersoorten aan onze diercollectie kunnen toevoegen en er kwam een kinderboerderij.”
Twee projecten Met EU-gelden kon vervolgens ‘nog veel meer’ aangepakt worden. “Naast aanpassingen van het brulapeneiland en het doodshoofdapeneiland,” somt Wagenaar op, “zijn twee belangrijke projecten in dit kader de aanleg van zogenaamde doorloopgebieden en de bouw van ons verlengde Naturama. In de doorloopgebieden kunnen bezoekers dwars door het verblijf van de dieren lopen, heel spectaculair. Dat kan
Aqua Zoo Friesland, Bernou Wagenaar
bijvoorbeeld bij ons mooie kangoeroe- en wallabieverblijf. Met het verlengde Naturama bedoelen we een grote overdekte ruimte met glazen wanden van waaruit de bezoekers een prachtig uitzicht hebben op ons waddengebied aan de ene kant en het Azië-gebied aan de andere kant. Verder zijn in dit nieuwe gebouw nog diverse kleinere dieren gehuisvest en komt er een educatieve balie met dierlijke materialen. Door het verlengde Naturama kunnen bezoekers hun bezoek aan Aqua Zoo met een uur uitbreiden, welk weertype het ook is. Een grote plus.”
Enorme sprong “Aqua Zoo Friesland is een mooie aanvulling op het toeristische aanbod in de regio”, vindt Bernou Wagenaar. “We willen dan ook nadrukkelijk meewerken aan het merk Friesland. Door het dierenpark wordt de gehele regio immers aantrekkelijker; voor toeristen en dagjesmensen maar natuurlijk ook voor de bewoners zelf. En dat is goed voor de plaatselijke economie. Door onze recente investeringen wordt een bezoek aan Aqua Zoo nog leuker. De subsidieverlening van het SNN gaf het project een enorme impuls, die we echt nodig hadden om verder te kunnen. In onze andere dierenparken hebben we er destijds veel langer over gedaan om op het gewenste niveau te komen. Dankzij het SNN hebben we direct een enorme sprong kunnen maken.”
Naam project Investeringsprogramma Aqua Zoo Friesland
Looptijd van het project Januari 2008 - december 2011
Partners in het project Zodiac Zoos, gemeente Leeuwarden, provincie Fryslân
EU-bijdrage € 1.750.000
Doelstelling van het project Uitbouw van Aqua Zoo Friesland tot topattractie met meer dan 200.000 bezoekers op jaarbasis.
Resultaat van het project Toeristische en ruimtelijke versterking van de provincie Fryslân in het algemeen en de stad Leeuwarden in het bijzonder.
SNN projectenboek
59
Prioriteit 3 Attractieve steden 3a Opwaardering stedelijk voorzieningenniveau
Verbinding tussen oud en nieuw Wie ‘gemeente Emmen’ zegt, zegt ‘Dierenpark Emmen’. Al 75 jaar zijn deze twee partijen onlosmakelijk met elkaar verbonden en bepalen ze mede elkaars toekomst. Die toekomst belooft stralend te worden door de geplande verhuizing van het dierenpark uit het centrum, en de daarmee samenhangende transformatie van de binnenstad. Het nieuws dat Dierenpark Emmen uit zijn jasje was gegroeid en uit het centrum van Emmen zou verhuizen naar Centrumwest (locatie de Es), zorgde in eerste instantie voor deining. Al 75 jaar was het dierenpark immers gezichtsbepalend voor de Emmer binnenstad. Samengevat was de grootste zorg van bewoners, ondernemers en andere betrokkenen: wat moet er van het stadshart terechtkomen als het dierenpark er niet meer is?
Verbinding “Om antwoord te geven op deze vraag hebben we in overleg met de bevolking voor een veelomvattend transformatieplan gekozen”, vertelt projectmanager Harry Hoefsloot van de gemeente Emmen. “Het centrum van Emmen biedt straks twee nieuwe attracties: het Belevenspark in Centrum-west, oftewel het nieuwe dierenpark met theater plus het gebied daaromheen, en een bijzonder ‘mensenpark’ aan de Hoofdstraat op de plek die het oude dierenpark achterlaat. Het projectonderdeel ‘De Verbinding’ gaat over de verbinding van beide gebieden. Met elkaar, maar ook met de rest van het centrum. Het uiteindelijke doel is het centrum in meerdere opzichten duurzaam te versterken: ruimtelijk en economisch, maar ook sociaal.”
Atalanta, Harry Hoefsloot
Tevreden
Naam project
Onderdelen van ‘De Verbinding’ worden gefinancierd met EU-gelden, zoals het Verbindingsplein, de toegang tot het Belevenspark en de toegang tot het Mensenpark. Hoefsloot: “Het totale project Atalanta zal rond de 468 miljoen euro gaan kosten, dit is inclusief de investeringen van private partijen zoals het dierenpark zelf. Om de laatste gaten in de begroting de dichten was het dringend noodzakelijk dat de Europese Unie nog iets zou bijdragen. In overleg met het SNN hebben we bekeken wat subsidiabele onderdelen waren, die pasten in het beleidsprogramma van Europa. Uiteindelijk heeft dat allemaal uitstekend uitgepakt.” De projectmanager is verder vooral erg tevreden over de voortgang: “Voor een bovenmodaal groot project als deze is een voorbereiding van vijf tot tien jaar niet ongebruikelijk. Maar terwijl wij in 2007 pas begonnen zijn is het eerste onderdeel, een ondergrondse parkeergarage, nu al opgeleverd!”
Atalanta, de economie van de verbinding
Looptijd van het project Oktober 2009 - december 2014
Partners in het project Onder meer: gemeente Emmen, Dierenpark Emmen, provincie Drenthe, waterleidingmaatschappij Drenthe, Waterschap Velt en Vecht, Bank Nederlandse Gemeenten, woningcorporaties
EU-bijdrage € 12.657.120
Doelstelling van het project Behouden en versterken van de werkgelegenheid, realiseren van duurzame groei voor Emmen en ZuidoostDrenthe door een stijging van meerdaagse recreatief-toeristische bezoeken.
Resultaat van het project Ambitie Hoefsloot verwacht dat het nieuwe Belevenspark voor vijftig à zestig procent meer bezoekers zal zorgen, waarvan een aanmerkelijk gedeelte uit Duitsland. “Emmen-centrum en het dierenpark moeten weer een van de landelijke toeristentrekkers worden”, stelt hij. “De nieuwe formule van Emmen, met meerdere trekpleisters, kun je bovendien niet in één dag bezichtigen. Het gewenste resultaat van dit project is dan ook dat toeristen straks meerdaagse bezoeken aan de regio Emmen zullen brengen. Daar ligt de werkelijke ambitie van dit project.”
De binnenstad van Emmen zal getransformeerd worden tot een aantrekkelijk, duurzaam en dynamisch stadshart voor de bezoekers en inwoners van Emmen, waarbij de verbinding tussen Mensenpark, Belevenspark, winkelcentra en diverse podia op het verbindingsplein ervoor zal zorgen dat de maximale economische spin-off voor de regio wordt bereikt. De nieuwe parken en het stadshart geven een belangrijke impuls aan het imago van Emmen.
Colofon
Uitgave
Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN) Renate Boschma - den Heijer Kirsten Stam Teksten
Marjolein Bosman Concept en grafisch ontwerp
studio Tineke Wieringa Fotografie
Reyer Boxem Hans Hordijk, pag 22 Yolanda Visser, pag 42 en anderen De foto-inzet op pag 59 is een impressie en geeft niet het eindbeeld weer. Druk
Het Grafisch Huis
SNN Laan Corpus den Hoorn 200 Postbus 779 9700 AT Groningen T 050 522 49 00 F 050 527 60 91 E
[email protected] www.snn.eu
Europa en Noord-Nederland: successen van 10 jaar samenwerking
www.snn.eu