Europa en het doorbreken van Nederlandse beleidstaboes Kunnen we niet gewoon besluiten dat de woningnood voorbij is?
Godert van Dedem 6194397
[email protected] Begeleider: David Evers Bachelor scriptie Planologie Juni 2013 1
Inhoudsopgave Inleiding
Hoofdstuk 1
Theoretisch kader
Hoofdstuk 2
Onderzoeksopzet en methodologische verantwoording van het empirische onderzoek
p. 12
Hoofdstuk 3
Waarom trekt de Nederlandse woningmarkt de aandacht van de Europese Unie
p. 14
Hoofdstuk 4
Beleid Europese Unie ten opzichte van de Nederlandse woning‐ markt
p. 17
Hoofdstuk 5
Nederlandse beleid ten opzichte van de woningmarkt
p. 20
Hoofdstuk 6
Vergelijking Europese aanbeveling en Nederlands beleid
p. 25
Hoofdstuk 7
De specialisten en stakeholders
p. 29
Hoofdstuk 8
Aanbevelingen 2013
p. 38
Conclusie
p. 39
Verwijzingen
p. 42
Bijlagen
p. 45
p. 3
p. 5
2
Inleiding Het voelt alsof wij ons in een decennia lange crisis bevinden. Internet, banken, derivaten, pensioenfondsen en uiteraard ook de vastgoedmarkt zijn hier onderdeel van. De Europese Commissie heeft in mei 2012 aanbevelingen gedaan om de Nederlandse economie te versterken. Van die aanbevelingen heeft een drietal betrekking op de Nederlandse woningmarkt. Deze aanbevelingen roepen al vrij snel een aantal vragen op: Wat bereikt Europa hier mee en in hoeverre dringen deze aanbevelingen door in de Nederlandse beleidsvorming en politiek? Besluitvormingsprocessen zijn ingewikkeld en ondoorzichtig. Dat geldt ook in hoge mate voor zowel de Europese als nationale besluitvorming over vraagstukken die de woningmarkt aangaan. Volgens Geert Teisman kan in die situaties dan ook niet meer gesproken worden van een lineair besluitvormingsproces. Het gebeurt vrijwel nooit dat er een bepaalde input gegeven wordt en het, na een zeker proces, de verwachte uitkomst oplevert (Teisman, 2008, p. 345). Door de veelheid aan instanties, adviesorganen, specialisten en actoren die zich mengen in de besluitvorming van de zogenoemde verbeteringsprogramma’s ontstaat een diversiteit aan deelvragen. De verbeterprogramma’s worden daarom vaak opgedeeld in deelprogramma’s. Door het opknippen is de uitkomst voor de integrale woningmarkt, uiterst moeilijk te voorspellen. In Nederlands heeft er met betrekking tot de woningmarkt lange tijd een strijd bestaan tussen het politieke rechts en links. Zo wilde rechts de huurmarkt hervormen en links de koopmarkt. Dit heeft lange tijd geleid tot een impasse en dus het uitblijven van besluitvorming. Echter, onder leiding van dit kabinet lijkt er wat te gebeuren. Nieuwe maatregelen gericht op o.a. inkomensafhankelijke huren binnen de gereguleerde sector en zelfs de hypotheekrenteaftrek zijn en worden voorbereid. . Waarom is het alsof de beleidstaboes binnen dit maatschappelijk belangrijke onderwerp nu doorbroken lijkten te worden? Komt het door de Europese Commissie die zich er mee is gaan bemoeien? Of heeft het toch meer te maken met de crisis? Dit zijn vragen waar in dit onderzoek getracht wordt antwoord op te geven. De hoofdvraag van dit onderzoek luidt als volgt: Wat is er in het Nederlandse woningbeleid terug te zien van de Europese voorstellen voor het herstructureren van de woningmarkt en wat zijn de eventuele effecten van de in Nederland getroffen beleidsmaatregelen? Om tot een beantwoording van de hoofdvraag te komen zijn er drie deelvragen opgesteld: 1. Waarom trekt, volgens experts en stakeholders, de Nederlandse woningmarkt de aandacht van de Europese Unie? 2. Tot op welke hoogte spoort het advies van de EU met de huidige plannen van het Nederlandse kabinet om de woningmarkt te hervormen? 3. Welke effecten zullen de maatregelen volgens deskundigen en stakeholders hebben op: de woningbouwproductie en bouwproces, inkomstensegregatie in steden, woningwaarde en structuur van de woningmarkt? Vanuit de Europese Unie (EU) is er de laatste tijd aandacht ontstaan voor de veranderende situatie op de Nederlandse woningmarkt. De Europese Raad, die samen met het Europese Parlement de wetgevings‐ en begrotingstaak uitvoert, met daarnaast zekere beleidsbepalende en coördinerende taken, heeft in mei 2012 een aantal aanbevelingen voor de Nederlandse staat opgesteld (Consilium, 3
z.j., Europese Commissie, 2012a). Aan de hand van deze aanbevelingen verwacht de Europese Raad dat de Nederlandse staat een aantal hervormingen door zal voeren op de Nederlandse woningmarkt: 1. Wijziging van de gunstige fiscale behandeling van eigenwoningbezit, onder meer door een geleidelijke afschaffing van de hypotheekrenteaftrek en/of door een systeem voor toerekening van de huurwaarde, 2. Totstandbrenging van een meer marktgericht prijsstelsel op de huurwoningenmarkt en 3. Aanpassing van de huren voor sociale woningen aan het inkomen van huishoudens. Bron: Europese Commissie, 2012a.
In het hierop volgende theoretische kader zal verder uitgeweid worden over de totstandkoming van de huidige situatie op de Nederlandse woningmarkt. Vervolgens, na de methodologische verantwoording van dit empirische onderzoek, zal het Europese en Nederlandse beleid worden vergeleken. Op basis van dit beleidskader zullen uiteindelijke de specialisten ondervraagd worden over de mogelijke effecten van de doorgevoerde maatregelen, om daarna nog kort in te gaan op de Europese aanbevelingen van 2013 en af te sluiten met de conclusie.
4
Hoofdstuk 1 Theoretisch kader
Op het eerste gezicht lijkt de Nederlandse woningmarkt en haar beleid, in termen van geld en instrumenten, behoorlijk ver ontwikkeld, doordacht te zijn en goed in elkaar te zitten. Dit blijkt echter lang niet voor alle aspecten van de woningmarkt te gelden (Boelhouwer & Hoekstra, 2009, p. 457). Door de Europese Unie wordt de Nederlandse woningmarkt zelfs als structureel verstoord gezien (Europese Commissie 2012a). In dit hoofdstuk zal een algemene beschrijving van de Nederlandse woningmarkt gegeven worden, dat tijdens verder onderzoek dienst zal doen als kader waarbinnen dit onderzoek gedaan wordt. Er zal onderscheid gemaakt worden tussen economische en sociale aspecten. De onbalans en inefficiëntie op de Nederlandse woningmarkt, wordt verklaard door o.a. de wijze waarop de woningmarkt zich door de tijd heen ontwikkeld heeft. Sinds de tweede wereldoorlog, met de daarop volgende geboortegolf, tot aan 1990 heeft het beleid gericht op de Nederlandse woningmarkt in het teken gestaan van het wegwerken van het kwantitatieve woningtekort. Daarbij was de woningmarkt sterk gereguleerd en de bouwgrond schaars. Over bijna de gehele periode bepaalde de overheid via het ruimtelijk ordenings‐ en woningbeleid de omvang, prijsvorming, het type, de eigendom verdeling van de productie en de locatie van woningen, waardoor van een (zuivere) marktwerking geen enkele sprake was (Vries, de & Boelhouwer, 2004, p. 48). Pas in het laatste decennium van deze periode wordt gesproken over maatregelen die de marktwerking1 zouden moeten stimuleren (Haffner & Bouwmeester, 2010, pp. 802). Economische effecten Hypotheken en hypotheekrenteaftrek Door de wijze waarop de Nederlandse woningmarkt zich vanaf de tweede wereldoorlog heeft ontwikkeld, zijn er, zowel in het koop‐ als in het huursegment, structurele verstoringen ontstaan die tot een geleidelijke stijging van de schuldenlast van de huishoudens en een inefficiënte allocatie van kapitaal (over de bevolking) hebben geleid (Europese Commissie, 2012b). Er is sprake van een inefficiënte kapitaalallocatie, die resulteert in steeds groter wordende verschillen tussen arm en rijk. Deze inefficiënte kapitaalallocatie en groter wordende verschillen tussen arm en rijk, worden o.a. veroorzaakt door de minimale fiscale prikkels van eigenwoningbezit voor de lagere sociale klasse. Dit doelt op het feit dat bezitters van een woning de rente van hun hypotheekleningen volledig kunnen aftrekken van hun belastbare inkomen en wel tegen het hoogste marginale belastingtarief. Daardoor hebben de rijkere huishoudens meer profijt van de regeling en konden zij in hogere mate profiteren van de stijgende huizenprijzen. Daarnaast tellen huiseigenaren slechts een fractie van de woningwaarde op bij hun vermogen waar belasting over betaald moet worden. Dit heeft dus als gevolg dat het bezitten van vermogen in de vorm van een eigen woning fiscaal veel gunstiger wordt belast dan overige vormen van vermogen en dat het afsluiten van een hoge, aflossingsvrije, hypotheek voordelig kon zijn (Europese Commissie, 2012b, p. 8). Het doel van de Met de markwerking wordt het werken van de woningmarkt als een zelfstandig mechanisme binnen de vrije marktstructuur, zonder te veel regulering van de overheid bedoeld. 1
5
hypotheekrenteaftrek was het stimuleren van eigenwoningbezit. Uit onderzoek blijkt dat de Nederlandse hypotheekrenteaftrek de voornaamste reden is voor de stijging van de vastgoedprijzen in Nederland (Notten, 2011, p. 210). Of dit een generaliseerbare uitspraak is, is uiteraard de vraag. Het is goed denkbaar dat de consequenties van de hypotheekrenteaftrek onder andere omstandigheden heel anders zou hebben uitgepakt. Het is eveneens denkbaar dat de huidige situatie is ontstaan door een samenloop van omstandigheden en ontwikkelingen. Dus, in de afgelopen jaren heeft de hypotheekrenteaftrek een voorname rol gespeeld bij de stijging van de vastgoedprijzen. Anderzijds is het niet aannemelijk dat dit onder alle omstandigheden die van invloed zijn, het geval zou zijn geweest. Dat de hypotheekrenteaftrek ook andere effecten heeft blijkt uit de afname van de netto woningwaarde (marktwaarde min hypotheekschuld) voor de lagere sociale klassen en een toename voor de hogere sociale klasse (Veldhuis, 2012). De lagere inkomens die in de onderverhuur, vrije‐ marktsector of sociale huurwoningen zaten, konden niet van die stijging van de netto woningwaarde profiteren. Terwijl de rijkere huishoudens met koopwoning hier wel van konden profiteren. Daarom heeft de toename van de netto woningwaarde een regressieve werking op het gebied van inkomens. Hypotheekschuld Een ander kenmerk van de Nederlandse woningmarkt, dat nauw samenhangt met de zojuist beschreven hypotheekrenteaftrek, is de omvang van de hypotheekschuld. Ondanks het relatief lage eigenwoningbezit in Nederland (binnen Europa ligt dit aandeel alleen in Duitsland lager (Sterken, 2006, p. 589)) is de hypotheekschuld toch substantieel. De hypotheekschuld bedraagt in 2011 relatief gezien 111% van het BBP en is daarmee het hoogste van Europa (CBS, 2012b). Dat de hypotheekschuld, ondanks het lage eigenwoningbezit, zo groot is, is naar alle waarschijnlijkheid te verklaren door de maatregelen die Boelhouwer en Hoekstra (2009) bespreken. Het betreft de volgende maatregelen: het stimuleren van eigenwoningbezit door de Nederlandse overheid, de beperkte mogelijkheden binnen de ruimtelijke ordening door overheidsingrijpen en de gunstige hypotheekvoorwaarden. In grafiek 1 is de stijging van de langlopende schulden van Nederlandse huishoudens te zien. 90% van die schulden bestaat uit hypotheken (CBS, 2012b). Grafiek 1. Langlopende leningen huishoudens, Nederland.
Bron: CBS, 2012b.
6
Verdeling woningvoorraad naar bezit Tegenover het kleine aandeel eigenwoningbezit op de Nederlandse woningmarkt staat het grote aandeel sociale huurwoningen. Met 35% sociale huurwoningen van de totale woningvoorraad, is de voorraad sociale huurwoningen in Nederland relatief gezien veel hoger dan in de overige westerse landen (Boelhouwer & Hoekstra, 2009, p. 459). De Nederlandse vrije‐huursector valt dan ook in het niet bij de grote sociale huursector. Deze aspecten van de huurmarkt hebben tot een zeer inelastische huurmarkt geleid (Europese commissie, 2012a). De verdeling van de woningvoorraad naar bezit is kenmerkend voor de Nederlandse woningmarkt. Daling woningprijzen Sinds 2008 zijn de woningprijzen op de Nederlandse woningmarkt gedaald. Het fenomeen van dalende woningprijzen is niet zozeer kenmerkend voor de Nederlandse woningmarkt, noch is het een structureel probleem. Wel is de mate waarin de stijging en daling hebben plaatsgevonden de laatste jaren opvallend. In grafiek 2 is een overzicht te vinden van de internationale prijsontwikkeling van woningen binnen Europa. Naast de crisis, die een daling van het reële inkomen van veel huishoudens tot gevolg heeft, wordt de onzekerheid over het Nederlandse woningbeleid genoemd als een van mogelijke oorzaken van de prijsdaling (Centraal Planbureau, 2013, p. 18). Grafiek 2. Internationale vergelijken woningprijzen.
Bron: Centraal Planbureau, 2013, p. 20.
De zojuist besproken hypotheekschulden die burgers hebben, is echter niet gedaald met de daling van woningwaarden. Dit heeft er voor gezorgd dat dat veel Nederlanders een negatieve overwaarde op hun huis hebben. De hypotheekschuld is sinds 1996 sneller gegroeid dan de woningwaarde in Nederland (CBS, 2012b). Dit is een belangrijke verstoring die de laatste jaren is ontstaan. Een kans op restschulden heeft mensen erg terughoudend gemaakt om hun huis te verkopen. Dit heeft er voor gezorgd dat een deel van de koopwoningen markt ‘op slot’ is gegaan. Daarnaast is er sinds 2010 een daling in de oplevering van, voornamelijk, het aantal koopwoningen, maar ook van het aantal huurwoningen, waar te nemen (CBS, 2013).
7
(De‐)regulering De onbalans op de woningmarkt wordt door Boelhouwer en Hoekstra (2009) verklaard door onder andere de regulering door de overheid. Zij beweren dat het Nederlandse woningbeleid inconsistent en ineffectief is door de enorme hoeveelheid aan interventies vanuit de overheid en de slechte afstemming daarvan. Zo wordt de vraag naar woningen op verschillende manieren gestimuleerd, denk aan de hypotheekrenteaftrek en huurtoeslagen, terwijl de regelgeving met betrekking tot het bouwen en plannen van nieuwe woningen op verschillende vlakken wordt verscherpt (Bouwbesluiten, energieprestatienormen, enz.). Dit zorgde tot voor kort in dichtbevolkte gebieden zoals de Randstad voor kwantitatief woningtekort en daarmee voor enorme prijsstijgingen van de woningen. Die prijsstijgingen hebben er op haar beurt weer voor gezorgd dat de prijs‐kwaliteit verhoudingen van de woningen in die gebieden als scheef wordt ervaren (Boelhouwer en Hoekstra 2009, p. 457). Aan de andere kant is het erg onwaarschijnlijk dat de huidige bouwkwaliteit en het aantal woningen voor de minder bedeelden had kunnen ontstaan zonder de gehanteerde regelgeving. Haffner en Bouwmeester (2010) verklaren de onbalans onder meer aan de hand van de regulering van de aanbodkant van de woningmarkt. Zij stellen dat een versoepeling van de mogelijkheden tot ruimtelijke ordening een belangrijk aspect is bij het creëren van meer marktwerking op de woningmarkt. Boelhouwer (2002, p. 220) benadrukt juist het belang van het Nederlandse ruimtelijk ordeningsbeleid. Dit is volgens hem één van de aspecten waardoor de leefbaarheid in ons dichtbevolkte land gehandhaafd is. Ook heeft de overheidsregulering geleid tot betere woonvoorwaarden dan in andere Europese landen (Stephens, 1996, p. 102). Zonder de sterke regulering zou er geen groen meer te vinden zijn in de Randstad. Gat huur‐ en koopmarkt Een kenmerk van de Nederlandse woningmarkt is het gat tussen de huur‐ en koopsector. Dit gat is voornamelijk ontstaan doordat de huurtoeslag inkomen gebonden is en de hypotheekrenteaftrek toegankelijk voor alle inkomensgroepen die het geld hebben voor een hypotheek. Belangrijk hierbij is om te realiseren dat het voor de hogere inkomens gunstiger is om een hypotheek af te sluiten en dat, zoals zojuist beschreven, een deel van de koopwoningenmarkt ‘op slot’ zit. Boelhouwer en Hoekstra (2009, p. 458) zien het kwalitatieve en kwantitatieve woningtekort in de Randstad als een van de fundamentele problemen voor de onbalans op de Nederlandse woningmarkt. Dit in tegenstelling tot de Europese Commissie die, de aanbevelingen in acht nemend, voornamelijk aandacht heeft voor de verstorende aspecten van de hypotheekrenteaftrek en de prijzen en marktwerking van de vrije‐ en sociale huurmarkt (Europese Commissie, 2012a). Het gat tussen de huur‐ en koopmarkt wordt ook door Haffner en Bouwmeester (2010) beschreven. Zij focussen zich meer op de prijs van wonen. Zij hebben het niet zo zeer over het voordeel voor de hogere sociale klassen in de koopsector zoals Veldhuis (2012), of over de onbalans binnen het Nederlandse woningbeleid zoals Boelhouwer en Hoekstra (2009), maar constateren dat de laatste jaren, in het bijzonder voor huurders in de vrijemarktsector, wonen aanzienlijk duurder is geworden wanneer gekeken wordt naar de uitgaven/inkomens ratio. Huurders in de vrijemarktsector moeten dus een steeds groter deel van hun inkomen besteden aan een woning van een bepaald niveau. 8
Daarom heeft deze ontwikkeling een regressieve werking op het gebied van woningniveau/woningtype. Volgens de Haffner en Bouwmeester (2010) is dit te verklaren in verband met de inelastische woningmarkt. Door de hoge prijzen binnen de koopsector is het zeker voor starters moeilijk geworden om die markt binnen te komen. Dit zorgt voor een toenemende druk op de ((kleine) vrije) huurmarkt en is daarmee een van de verklaringen voor gestegen prijzen binnen de vrije huurmarkt. Volgens Haffner en Bouwmeester heeft de Nederlandse woningmarkt zich dus het ongunstigst ontwikkeld voor de middenklasse. De lagere sociale klasse had immers recht op huursubsidies en toeslagen en de hogere klassen konden maximaal profiteren van de stijging van de vastgoedprijzen. Wanneer gekeken wordt naar de aanbevelingen van de Europese Commissie lijkt zij de vastzittende markt niet direct als probleem te zien. De Europese Commissie richt zich voornamelijk op de hypotheekrenteaftrek en de prijzen op de sociale huurmarkt. Sociale effecten De druk op de huurmarkt en de hoge prijzen in de koopsector vergroten ook het verschil, dat als probleem gezien kan worden, tussen de ‘zittende’ en ‘nieuwkomers’ op de Nederlandse woningmarkt. Dit verschil geldt voor zowel de koop als de huurmarkt. Er is een wezenlijk verschil tussen huizenbezitters die in de jaren ’80 of begin jaren ’90 huizen hebben gekocht, en dan voornamelijk voor de hogere sociale klasse zoals Veldhuis (2012) beschrijft, en de nieuwkomers die in de huidige markt een huis willen kopen. De ‘zittende’ huizenbezitters, die hun huis hebben gekocht in de jaren ’80 en begin jaren ’90, hebben enorm kunnen profiteren van de prijsstijging die het op dit moment lastig maakt voor de ‘nieuwkomers’ om toegang te krijgen tot de koopmarkt (Haffner en Bouwmeester, 2010 & Veldhuis, 2012). Ook is er een groot verschil tussen de lagere sociale klassen die in de sociale huurwoningen zitten en de nieuwkomers (studenten, immigranten) die op de vrije markt sector zijn aangewezen. Dit is regressief qua generatie. De aanbevelingen van de Europese Commissie lijken hier geen aandacht voor te hebben. Voordelen van eigenwoningbezit Elsinga en Hoekstra (2004) beschrijven waarom eigenwoningbezit gestimuleerd moet worden. Als belangrijke voordelen noemen zij de hogere mate van stabiliteit in wijken waar overwegend koopwoningen te vinden zijn en vermogensopbouw via eigenwoningbezit maakt overheidsvoorzieningen voor de oudere minder noodzakelijk. Ook Aaronson (2000) komt met een aantal voordelen van eigen woningbezit. Hij behandelt voornamelijk de hogere betrokkenheid van eigenwoningbezitters bij de buurt en het lagere niveau van schooluitval onder kinderen van eigenwoningbezitters. Daarnaast zou het stimuleren van eigenwoningbezit onder de lagere‐ en middenklasse kunnen bijdragen aan verkleining van het gat tussen de huur‐ en koopmarkt en kunnen zorgen voor een efficiëntere allocatie van kapitaal. Deze gedachte gang lijkt niet te sporen met de aanbevelingen van de Europese Commissie die vooralsnog voornamelijk van financiële aard lijken te zijn.
9
Scheefwonen en de concurrentie positie corporaties De kloof tussen ‘zittende’ en ‘nieuwkomers’, rijkere en armere bevolking en de koop‐ en huursector die zojuist beschreven zijn, duiden op een gesegmenteerde woningmarkt die vrij star is en waar weinig doorstroming en verandering in het type woningen plaatsvindt. Een ander fenomeen binnen de Nederlandse woningmarkt dat niet bijdraagt aan de flexibiliteit ervan is het zogenaamde scheefwonen. Scheefwonen vindt plaats wanneer een huishouden met een relatief hoog inkomen, woonachtig is in een voor hen ‘te goedkope’ woning. Huishoudens die scheefwonen, belemmeren daardoor de toegang tot de huurmarkt voor huishoudens uit lagere sociale klassen die zich niet meer dan een goedkope huurwoning kunnen veroorloven. Dit fenomeen vindt voornamelijk plaats binnen de sociale huursector. Tegen het scheefwonen worden echter al maatregelen getroffen. Deze maatregelen, zorgen samen met het grote gat tussen huur‐ en koopwoningen, echter wel voor een toenemende druk op de vrije huurmarkt. Over sociale huurwoningen wordt vaak gezegd dat ze een zuivere markwerking op de woningmarkt verstoren. Meerdere Europese landen hebben dan ook de opdracht gekregen om de sociale huursector meer te laten concurreren met de rest van de woningmarkt (Oxley et al., 2010, p. 332). Aangezien Nederland met 35% relatief gezien de grootste sociale woningmarkt heeft (Boelhouwer & Hoekstra, 2009), zou meer marktwerking een groter effect hebben. Doordat een grote sociale woningmarkt getuigd van overheidsinterventies, past dit bij hetgeen Haffner en Bouwmeester (2010, p. 800) zeggen met betrekking tot de focus op het stimuleren van de marktwerking gedurende het laatste decennium en bij de aanbevelingen van de Europese Commissie uit 2012. De Nederlandse sociale huursector is, dankzij haar karakter en de manier waarop deze tot stand is gekomen, een internationaal bekende sector die als voorbeeld voor beleidsmakers in het buitenland aangehaald wordt (Boelhouwer, 2002, p. 219). Het is een sector die verder en langer is doorontwikkeld dan die van veel andere landen. Daarnaast is de sociale huursector in Nederland niet enkel beschikbaar voor de allerlaagste sociale klasse maar voor een iets bredere groep. Hierdoor zijn de wijken die voornamelijk bestaan uit sociale huurwoningen geen wijken die bezet zijn door de allerarmste van de samenleving (Kempen & Priemus, 2002, p. 237). Hierdoor is er meer inkomensdiversiteit in de Nederlandse wijken die voornamelijk bestaan uit sociale huurwoningen dan in vergelijkbare wijken in het buitenland. Dit wordt door de auteurs als een positieve eigenschap beschouwd. Met het oog op de aanbevelingen lijkt hier echter verandering in te komen. Tot slot Volgens de verschillende verhalen van experts lijkt de Nederlandse woningmarkt vast te zitten. Er is weinig beweging tussen de huur‐ en koopsector, bij de gereguleerde huursector ontbreekt het aan concurrentie, enorme hypotheekschulden, er vindt weinig nieuwbouw plaats, voor nieuwkomers op de woningmarkt is het moeilijk om toegang te krijgen tot de woningmarkt, negatieve overwaarden door de daling van woningprijzen zetten delen van de koopmarkt op slot en er bestaat een grote onduidelijkheid over het huidige en toekomstige woningbeleid van de Nederlandse regering. De onderstaande tabel dient als samenvatting van een deel van alle meningen over de problemen en oplossingen rond de issues op de woningmarkt. 10
Tabel 1. Samenvatting van het Theoretisch kader.
Auteurs
Probleem
Oorzaak problemen
Beste oplossing
Vries, de & Boelhouwer, 2004 Haffner & Bouwmeester, 2010 Haffner & Bouwmeester, 2010 Haffner & Bouwmeester, 2010 Veldhuis, 2012
Regulering overheid
Deregulering ter bevordering marktwerking Deregulering ter bevordering marktwerking Stimuleren marktwerking huurmarkt ‐
Boelhouwer en Hoekstra, 2009
Gebrek marktwerking woningmarkt Gebrek marktwerking woningmarkt Toegenomen prijs wonen middenklasse Kansen nieuwkomers woningmarkt Kansen nieuwkomers woningmarkt Oneerlijke verdeling kapitaal Hypotheekschuld Nederland Onbalans woningmarkt
Boelhouwer en Hoekstra, 2009
Onbalans woningmarkt
Elsinga en Hoekstra, 2004 Oxley et al., 2010
Belang eigenwoningbezit Concurrentie positie corporaties
Veldhuis, 2012 Boelhouwer en Hoekstra, 2009
Regulering overheid
Inelastische huurmarkt
Prijsstijgingen van het verleden door hypotheekrenteaftrek Prijsstijgingen van het verleden door hypotheekrenteaftrek Hypotheekrenteaftrek Regulering overheid
Regulering overheid en slechte afstemming daarvan Kwantitatief en kwalitatief woningtekort Balans binnen wijken Staatsteun
Spoort beste oplossing met aanbevelingen EC? Ja
Ja
Ja
‐
‐
‐
‐
‐
Maatregelen overheid verminderen Maatregelen overheid verminderen Oplossen tekorten
Ja
Ja
Nee
Stimuleren Nee eigenwoningbezit Stimuleren Ja concurrentie positie corporaties Bron: Godert van Dedem
11
Hoofdstuk 2 Onderzoeksopzet en methodologische verantwoording van het empirische onderzoek Dit onderzoek betreft een case study analyse van de Nederlandse woningmarkt omdat er een grondig diepte onderzoek gedaan zal worden naar één bepaalde case (Yin, 2009, pp. 4). Het is een exploratief onderzoek met als doel het analyseren van het beleid en de meningen van stakeholders en deskundigen over de hervorming als voorgesteld door de Europese Commissie en de effecten daarvan op de Nederlandse woningmarkt (zie het conceptueel model). De meningen van stakeholders en deskundigen worden geanalyseerd aan de hand van de thematische analyse. Als startpunt van de beleidsanalyse zullen de beleidsaanbevelingen van de Europese Commissie van mei 2012 genomen worden. De onderzoekseenheden en data zullen bestaan uit Europese en Nederlandse beleidsteksten die betrekking hebben op de Nederlandse woningmarkt en de verhalen die voortkomen uit de interviews. Deze onderzoekseenheden lenen zich goed voor het uitvoeren van een grondig diepte onderzoek (Richardson, 1990, pp. 116). In verband met de tijd en het overzicht van het onderzoek zal de N relatief klein zijn. Allereerst zal het Nederlandse en Europese beleid geanalyseerd worden. De beleidsanalyse, waarin de effecten van de Europese Unie op het Nederlandse beleid in het kader van de beleidsveranderingen worden onderzocht, dient als een beleidskader. De data over de veranderingen die zouden kunnen ontstaan naar aanleiding van de beleidsveranderingen, worden verkregen via interviews met deskundigen en stakeholders. Die verhalen zullen worden geanalyseerd aan de hand van de thematische analysemethode. Omdat er binnen het beleid naar alle waarschijnlijkheid maar één verhaallijn te vinden is, zeker wanneer nieuwe vormen van beleid gezien worden als delen van een eerder verhaal, is het lastig om te onderzoeken wat dan het werkelijke verhaal zal zijn. Daarom heeft een narratieve of thematische analyse niet zoveel zin bij het analyseren van beleid. Doordat er geen vaste procedure bestaat voor het selecteren van onderzoekseenheden kan de repliceerbaarheid van de dataverzameling een valkuil vormen. Verwacht wordt dat relevante beleidsteksten, van zowel de EU als Nederland, gevonden zullen worden op de websites van de Europese Unie en de Nederlandse overheid. Overige rapporten en teksten zullen gezocht worden op basis van een aantal termen: “Nederlandse woningmarkt”, “Hypotheekrenteaftrek”, “Woningcorporaties”, “(Europees) beleid Nederlandse woningmarkt”, “Sociale huur”, “Nederlandse huur‐ en koopwoningenmarkt”, e.d. De selectie is en blijft interpretatief, maar dankzij deze termen wordt de gedachte achter en de manier van selecteren iets wat duidelijker en zal daarmee de repliceerbaarheid van het onderzoek vergroten. De vergelijking van de Nederlandse en Europese standpunten met betrekking tot de Nederlandse woningmarkt zullen discussiepunten opleveren voor interviews. Er zal getracht worden om respondenten te zoeken met een zo breed mogelijke achtergrond om een zo breed mogelijk speelveld aan meningen te dekken en daardoor alles in een groter geheel te kunnen plaatsen. Tevens zal hierdoor getracht worden om het belangenspel tussen de respondenten deels weer te geven. De thematische analyse biedt mogelijkheden voor de reflectie van verschillende verhalen en kan helpen bij het systematisch plaatsen van verhalen in een groter geheel (Bryman, 2008, pp. 560). Wanneer uit onderzoek blijkt dat de verhalen helemaal niet zo verschillend zijn, zal overgegaan kunnen worden 12
op een discourse analyse. Het krantenartikel van Damen (2013) over de woningbouwcorporaties die de minister van wonen, minister Blok, willen aanklagen, toont echter aan dat het niet waarschijnlijk is dat alle verhalen eensgestemd zullen zijn. De verhalen die voort komen uit de interviews zijn verhalen over de toekomst en zullen dus gedeeltelijk uit speculaties bestaan. Over toekomstige effecten van het nieuwe beleid kan immers geen 100% zekerheid bestaan. De verhalen van de specialisten en stakeholders zullen voornamelijk gebruikt worden om van de mogelijke effecten op de woningmarkt op een rij te krijgen. Een valkuil die we ook bij de data analyse tegenkomen, is het ontbreken van een vaste procedure (Bryman, 2008, pp. 555). Om deze valkuil te minimaliseren zullen de analyse stappen duidelijk beschreven worden en zal geprobeerd zo dicht mogelijk bij de inhoud van de teksten te blijven. Een andere valkuil is die van de interpretatie. Iedere lezer kan een verhaal op een bepaalde manier interpreteren, maar wat is de juiste? Om deze valkuil te beperken zal er, voor de belangrijkste verhalen, een meelezer gevraagd worden naar zijn of haar interpretatie van het verhaal. Ook moet de onderzoeker altijd kritisch blijven ten opzichte van de teksten (Bryman, 2008, pp. 560). Gedurende dit onderzoek zal er eerst onderzoek gedaan worden alvorens er een theorie wordt gevormd. Dit is een kenmerk van inductief onderzoek (Bryman, 2008, pp.694). Figuur 1. Conceptueel model.
Bron: Godert van Dedem
13
Hoofdstuk 3 Waarom trekt de Nederlandse woningmarkt de aandacht van de Europese Unie? Zoals al duidelijk is geworden uit het theoretisch kader is de woningmarkt in Nederland sterk gereguleerd om huurders te beschermen en eigenwoningbezit te stimuleren (Europese Commissie, 2012b, p. 6). De regelgeving heeft een aantal structurele verstoringen veroorzaakt op de Nederlandse woningmarkt. Met de komst van de crisis zijn er meer en andere verstoringen ontstaan. Zo zijn de huizenprijzen en het aantal transacties gedaald, de nieuwbouw gestagneerd, banken zijn in de problemen gekomenen en is er sprake van een negatieve ontwikkeling van de particuliere consumptie. De redenen voor het verscherpte toezicht van de Europese Unie op de Nederlandse woningmarkt lijken in het verlengde te liggen van deze ontwikkelingen en zijn dan ook voornamelijk van financiële aard te zijn. Ondanks dat de crisis een belangrijke rol lijkt te spelen bij het doen van de aanbevelingen moet er een goed onderscheid gemaakt worden tussen welke verstoringen structureel zijn en welke veroorzaakt zijn door de crisis. Structurele fiscale voordelen De Europese Commissie (2012b p.5) is van mening dat deze structurele fiscale voordelen hebben gezorgd voor een inefficiënte allocatie van kapitaal waarvan de rijkere optimaal hebben kunnen profiteren. Daarnaast verbindt de Europese Commissie (2012c, p. 17) het interne risico van de Nederlandse economie voornamelijk met de relatief hoge schulden per huishouden en de daardoor gestegen prijzen op de vastgoedmarkt die volgens de commissie beiden zijn ontstaan door de zojuist beschreven fiscale voordelen. Dit is een structureel probleem van de Nederlandse woningmarkt. In de jaren voor de crisis steeg de schuldenlast van veel Nederlandse huishoudens in vergelijking tot het beschikbaar inkomen. Deze toename bestond voor het grootste deel uit een toename van de hypotheekschuld Mede door de stijging van de vastgoedprijzen, maakte hypotheekleningen in 2009 27% van de bankenactiva uit. Dit aandeel ligt dan ook ver boven het Europese gemiddelde van 15% (Europese Commissie, 2012b. p. 9). Kwetsbare positie van banken Sinds de crisis hebben huishoudens voor het eerst te maken met onderwaarde in plaats van overwaarde en staat de overheid door gedwongen verkopen steeds vaker garant via de Nationale Hypotheekgarantie (NHG). Daarnaast heeft de overheid al een aantal keer garant gestaan voor verschillende banken die in ‘zwaar weer’ zijn gekomen doordat onder andere huishoudens hun hypotheken niet meer konden betalen (Centraal Planbureau, 2012, p. 24). Door de toenemende werkloosheid, de dalende huizenprijzen en het dalend aantal huizenverkopen, die allemaal onderdeel zijn van de huidige crisis, komt dus een groot deel (27%) van de totale Nederlandse bankenactiva in gevaar (Centraal Planbureau, 2012, p. 24). De kwetsbare positie van de banken en huishoudens en de rem op de economische groei, zijn redenen waardoor de Nederlandse woningmarkt de aandacht heeft getrokken van de Europese Unie en waardoor de Europese Commissie de aanbeveling voor de wijziging van de gunstige fiscale behandeling van eigenwoningbezit heeft gedaan (Europese Commissie, 2012a, p. 6 & Notten, 2011, p. 215). 14
Verhouding sociale – en vrije woningmarkt Op de markt voor huurwoningen zijn de meeste huren en jaarlijkse huurverhogingen aan maxima gebonden (Europese Commissie, 2012b. p. 8). De Nederlandse woningcorporaties, die gezien worden als particuliere non‐profit instellingen, zijn wettelijk verplicht om goedkope woningen te verstrekken voor de lagere inkomenscategorieën. Deze gesubsidieerde huurmarkt bestrijkt verreweg het grootste deel van het huursegment en wordt gekenmerkt door lange wachttijden voor nieuwe woningzoekenden in de steden. De vrije huurmarkt bestrijkt in Nederland een klein deel van de woningmarkt. De verhoudingen van sociale‐ en vrije markt woningen ten opzichte van de koopmarkt, liggen in Nederland anders dan in de meeste Europese landen (Cecoadhas Housing Europe, 2011, p. 10). In figuur 2 zijn deze verhoudingen te zien. Zoals waarschijnlijk al bekend, valt op dat de sociale huursector in Nederland relatief gezien de grootste van Europa is. Dit kan gezien worden als een structurele verstoring. Figuur 2. Verdeling woningvoorraad EU naar eigendom in 2011.
Bron: Cecodhas Housing Europe.
Wisselwerking fiscale prikkels, financiële innovaties en beleidsmaatregelen Zoals ook al in het theoretisch kader is besproken, beschikt Nederland over een zeer inelastisch aanbod van huurwoningen. Deze is veroorzaakt door het sociaal beleid, het vaststellen van plafonds voor huren en huurverhogingen en het feit dat huishoudens met hogere inkomens regelmatig gebruik maken van de sociale huurwoningen die bedoeld zijn voor de armeren (scheefwonen) (Europese Commissie, 2012b. p.7). Verder staat de bijzondere rechtsstatus van sociale woningcorporaties een efficiënte benutting van het omvangrijke maatschappelijk kapitaal dat zij bezitten in de weg. Daarnaast lijken woningcorporaties niet optimaal te functioneren. De overheid heeft het Waarborgfonds Sociale Woningbouw in het leven geroepen om daarmee garanties te
15
verlenen voor leningen aan sociale woningcorporaties (Europese Commissie, 2012b. p.7). Dit duidt erop dat woningcorporaties niet altijd allemaal even betrouwbaar zijn op het gebied van leningen. De wisselwerking tussen de fiscale prikkels, financiële innovaties, beleidsmaatregelen die het aanbod dan wel vergroten, dan wel beperken en de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt (voornamelijk van de jaren ’90) die de vraag op de woningmarkt hebben gestimuleerd, hebben de prijzen opgedreven. Tegelijkertijd wordt de waarde van (huur)woningen gedrukt door de gecontroleerde prijzen op de huurmarkt (Europese Commissie, 2012b. p. 8). Dit geldt voornamelijk voor de woningvoorraad van de sociale woningcorporaties. Daarnaast maakt het grote aantal adviesorganen en andere instanties die zich bemoeien met en gebaat zijn bij het reilen en zeilen van de woningmarkt, het niet eenvoudiger. Begrotingstekort De woningmarkt is een essentieel onderdeel van de Nederlandse economie die veel invloed heeft op het consumenten vertrouwen en met de komst van de crisis is er nog een aantal verstoringen ontstaan. De aanbevelingen zijn door de Europese Commissie ontstaan uit angst voor te grote begrotingstekorten en serieuze problemen binnen haar lidstaat en minder uit specifieke interesse voor de woningmarkt. Dus door de crisis is er aandacht ontstaan voor de woningmarkt en niet andersom. In de volgende hoofdstukken zal het beoogde beleid van de Europese Unie en Nederlandse overheid geschetst worden.
16
Hoofdstuk 4 Beleid Europese Unie ten opzichte van de Nederlandse woningmarkt
De tweede deelvraag van dit onderzoek luidt als volgt: Tot op welke hoogte spoort het advies van de EU met de huidige plannen van het Nederlandse kabinet om de woningmarkt te hervormen?. Voordat het advies vergeleken kan worden met de Nederlandse plannen voor de woningmarkt, zullen de aanbevelingen van de Europese Commissie in dit hoofdstuk uitgebreid besproken worden. Ondanks dat in dit onderzoek de aanbevelingen van de Europese Commissie van mei 2012 als startpunt worden gezien, wordt er toch nog even teruggegrepen op een eerdere aanbeveling van de Europese Commissie die zij deed in 2011. Toen raadde zij de Nederlandse overheid aan een inkomensgrens voor huishoudens in te voeren, waarboven de huishoudens geen recht meer zouden hebben op een sociale huurwoning. Een van de redenen was het stimuleren van een heilzame marktwerking op de huurwoningenmarkt door het voorkomen van scheefwonen (CBS, 2012a). Een andere belangrijke reden hiervoor was de oneerlijke concurrentie positie die de corporaties hadden verkregen met de staatsteun. Door de staatsteun konden corporaties goedkoper aan geld en grond komen. Hierdoor was het voor de marktpartijen vrijwel onmogelijk om met de corporaties te concurreren. De focus van de Europese Commissie lag hierbij dus niet zozeer op de woningmarkt zelf, maar op het beginsel van oneerlijke concurrentie en de marktwerking. Hier is uiteindelijk gehoor aan gegeven door de Nederlandse overheid wat betekende dat huishoudens met een gezamenlijk inkomen van meer dan 33.614 euro vanaf 1 januari 2011 geen recht meer hadden op een sociale huurwoning. Op dat moment werd een kwart van de sociale huurwoningen bezet door huishoudens met een gezamenlijk inkomen dat hoger lag dan 33.614 euro, zie figuur 3. Ondanks dat er op het moment van schrijven nog geen data beschikbaar is over de situatie een jaar na invoering van de maatregel, kan gezegd worden dat het een redelijk ingrijpende maatregel is, aanbevolen door de Europese Commissie, waar daadwerkelijk opvolging aan is gegeven door de Nederlandse overheid. Figuur 3. Aandeel corporatiewoningen met bewoners met inkomen vanaf 33 duizend euro, 2011.
Bron: CBS, 2012.
17
Reikwijdte van aanbevelingen door de Europese Commissie De maatregel van de Europese Commissie moest destijds nog goedgekeurd worden door de Nederlandse overheid en was dus een niet verbindend besluit (Prechal & Vandamme, 2007, p. 17). Dit betekent echter niet dat ze onbelangrijk zijn. De Europese Commissie legt door het doen van aanbevelingen, nadruk op de in hun ogen prangende zaken. Daarnaast blijkt uit onderzoek dat aanbevelingen uiteindelijk vaak leiden tot vormen van bindende regelgeving (Prechal & Vandamme, 2007, p. 17). Hierdoor kan de Europese Commissie met het doen van aanbevelingen een lidstaat een “kant op duwen”. Dit betekent dat aanbevelingen niet onderschat mogen worden. De aanbeveling met betrekking tot de inkomensgrens van huishoudens is hier een levend voorbeeld van. Aanbeveling 1 De eerste aanbeveling van de Europese Commissie uit 2012 luidt als volgt: wijziging van de gunstige fiscale behandeling van eigenwoningbezit, onder meer door een geleidelijke afschaffing van de hypotheekrenteaftrek, en/of door een systeem voor toerekening van de huurwaarde (Europese Commissie, 2012b, p. 7). De Europese Commissie doelt hiermee op een algehele, geleidelijke, afschaffing van de hypotheekrenteaftrek. De Commissie is van mening dat dit wellicht gerealiseerd kan worden zonder een nog verdere scherpe daling van de huizenprijzen te veroorzaken. Daarnaast zal een tragere transitie in het koopsegment vermoedelijk de geleidelijke verhoging van de huurtarieven binnen de gereglementeerde huurwoningmarkt beperken (Europese Commissie, 2012b, p. 7). Dit wordt gezien als een positief effect omdat er dan minder controle van de overheid nodig zal zijn op dat gebied. Met de afschaffing van de hypotheekrenteaftrek zal Nederland in de voedsporen van het Verenigd Koninkrijk, Zweden en Duitsland treden (Ras et al., 2011, p. 976). Aanbevelingen 2 en 3 De tweede en derde aanbeveling hebben betrekking op de inelastichse huurmarkt en luiden als volgt: de totstandbrenging van een meer marktgericht prijsstelsel op de huurwoningenmarkt en aanpassing van de huren voor de sociale woningen aan het inkomen van huishoudens. De Europese Commissie ziet een meer marktgericht prijsstelsel voornamelijk ontstaan door het segment van de sociale huurwoningen te verkleinen (Europese Commissie, 2012b, p. 8). Daarnaast zouden zij de status van de woningcorporaties willen herzien. Behalve over de grote van de corporaties wordt niets gezegd over de manier waarop zij de status van de woningcorporaties willen herzien. Naar alle waarschijnlijkheid heeft het te maken met nastreven van het oorspronkelijke doel van de woningbouwcorporaties zoals vastgelegd in de woningwet van 1902: “Het voorzien in huisvesting voor personen die vanwege hun inkomen of andere omstandigheden daar zelf moeilijk voor kunnen zorgen tegen een draagbare prijs” (Kuypers & Smallegange, 2008, p. 3). Voordat de zojuist beschreven discussie met betrekking tot de inkomensgrens van 33.614 euro plaats vond was er discussie over de staatsteun aan woningcorporaties (Kuypers & Smallegange, 2008 & MinBZK, 2010). Staatsteun zou alleen toegestaan worden voor woningcorporaties die een rechtstreekse relatie met sociaal achtergestelde huishoudens hadden (Kuypers & Smallegange, 2008 & MinBZK, 2010). Het invoeren van de inkomensgrens heeft als doel om scheefwonen tegen te gaan en dus om de sociale huurwoningen beschikbaar te houden voor de sociaal achtergestelde huishoudens. Ook dit komt overeen met het oorspronkelijke doel van de woningcorporaties wat het aannemelijk maakt dat de Europese Commissie, door het doen van de aanbevelingen, onder andere de activiteiten van de corporaties terug wilt brengen naar het oorspronkelijke doel. 18
Tot slot Zoals blijkt uit de rapporten van de Europese Commissie zijn de aanbevelingen niet erg gespecificeerde en ver uitgewerkte vormen van beleid. Het zijn vormen van advies van de Europese Commissie aan de Nederlandse overheid die de overheid zelf verder moet uitwerken voordat ze geïmplementeerd kunnen worden. Zoals eerder al vermeld spelen de aanbevelingen vaak een belangrijke rol bij het ontstaan van beleid en kunnen zij uiteindelijk een behoorlijke impact hebben (CBS, 2012a & Prechal & Vandamme, 2007, p. 17).
19
Hoofdstuk 5 Huidig Nederlands beleid ten opzichte van de woningmarkt In het vorige hoofdstuk zijn de aanbevelingen van de Europese Commissie voor de Nederlandse woningmarkt besproken. Dit hoofdstuk, waarin het Nederlandse beleid ten opzichte van de woningmarkt wordt besproken, is net als het vorige hoofdstuk een stap die genomen moet worden voordat het Europese met het Nederlandse beleid vergeleken kan worden. Het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van 2012, het nationaal hervormingsprogramma 2012 en het woonakkoord van Stef Blok zullen de voornaamste beleidsstukken zijn die in dit hoofdstuk geanalyseerd worden. De eerste twee beleidsdocumenten zijn geschreven nadat de Europese Commissie haar aanbevelingen heeft gedaan en zijn allebei opgestuurd zijn naar de Europese Commissie (Rijksoverheid, 2012). Daarnaast worden de maatregelen die in deze beleidsdocumenten worden besproken, daadwerkelijk geïmplementeerd. Het derde beleidsdocument (het woonakkoord) is gekozen omdat deze is geschreven nadat de Europese Commissie het stabiliteitsprogramma en het nationaal hervormingsbeleid, waarin de aanbeveling van de Europese Commissie verwerkt zijn, beoordeeld had. Je zou dus mogen verwachten dat aanbevelingen vanuit Europa vooral terug te vinden zijn in het woonakkoord. Stabiliteitsprogramma en nationaal hervormingsprogramma Volgens het geactualiseerde stabiliteitsprogramma, dat de maatregelen beschrijft die het kabinet neemt om de overheidsfinanciën weer op orde te brengen, is het zowel vanuit micro‐ als macro‐ perspectief essentieel om de hypotheekschulden te verminderen (Rijksoverheid, 2012, p. 9). In het nationaal hervormingsprogramma wordt gesproken over de aangescherpte gedragscode hypothecaire financieringen (MinEZLI, 2012, p. 12). Hiermee worden onder andere excessen in hypothecaire kredietverlening aangepakt en aflossingen gestimuleerd. Daarnaast wordt, om de risico’s van te hoge hypotheekschulden en negatieve overwaardes te beperken, de loan‐to‐value2 ratio geleidelijk beperkt tot 100%. Tegelijkertijd vindt de overheid het noodzakelijk om het vertrouwen, en de daarmee samenhangende doorstroming, in de woningmarkt te herstellen. Het herstellen van het vertrouwen lijkt sterk samen te hangen met een positieve, stijgende, prijsontwikkeling op de woningmarkt. Om dit te stimuleren heeft de overheid voornemens om de hypotheekrenteaftrek voor het grootste deel te handhaven (Rijksoverheid, 2012, p. 9). Vanaf januari 2013 is er met betrekking tot de hypotheekrenteaftrek echter wel een nieuwe regel in gebruik genomen. Zo moeten nieuwe hypotheken gedurende de looptijd van 30 jaar, en ten minste jaarlijks, afgelost worden om in aanmerking te komen voor de hypotheekrenteaftrek (Rijksoverheid, 2012, p. 9 & MinEZLI, 2012, p. 12). Volgens het geactualiseerde stabiliteitsprogramma zal dit leiden tot een structurele besparing van 5,4 miljard euro (Rijksoverheid, 2012, p. 9). De fiscale subsidiering van de aflossingsvrije hypotheek behoort vanaf januari 2013 dus tot het verleden. Daarnaast wordt, ter bevordering van de doorstroming op de woningmarkt, de overdrachtsbelasting op woningen permanent verlaagd van zes naar twee procent (Rijksoverheid, 2012, p. 10). Oorspronkelijk was die verlaging slechts voor een 2
Loan‐to‐value ratio is hier de verhouding tussen de hoogte van de hypotheek en de waarde van de woning.
20
jaar. Dit zijn beiden maatregelen die moeten bijdragen aan het herstellen van het vertrouwen in de woningmarkt en die inmiddels al zijn geïmplementeerd. In het stabiliteitsprogramma van 2012 lijkt een tegenstrijdigheid te zitten. In het stabiliteitsprogramma staat dat: 1. Herstel van vertrouwen in de woningmarkt noodzakelijk is en sterk samenhangt met een positieve prijsontwikkeling van woningen. 2. Het afschaffen van de hypotheekrenteaftrek meevallende effecten zou hebben: een daling van slechts 10% van de woningprijzen. Om onder meer deze daling te voorkomen, wordt gepleit voor het handhaven van de hypotheekrenteaftrek. Echter, anderzijds verdedigt de overheid een daling van de woningprijzen. Zij pleit voor de stelling dat een eventuele daling van tien procent van de woningprijzen weinig nadelige effecten met zich meebrengt. Is de prijsontwikkeling nu wel of niet reden om de aftrek te handhaven? Toelichting op de tegenstrijdigheid De tegenstrijdigheid is dus dat eerder in het rapport het herstellen van het vertrouwen in de woningmarkt als een van de belangrijkste missies gezien werd en dat die nauw zou samenhangen met het prijsniveau van de woningen, om vervolgens te vermelden dat een daling van 10% van de woningprijzen wel goed zou kunnen uitpakken (Rijksoverheid, 2012, p. 9, 24). De strekking van het tegenstrijdige pleidooi uit het stabiliteitsprogramma ziet er als volg uit: wanneer wordt uitgegaan van een daling van tien procent van de woningprijzen aan het begin van 2012, zou de prijsdaling de netto vermogenspositie van huishoudens aantasten en daarmee ook een negatieve invloed hebben op de consumptie van de huishoudens (Rijksoverheid, 2012, p. 24) Tabel 2 geeft de vermogenspositie van huishoudens weer (al dan niet van begin 2012) en toont aan dat een relatief groot deel van het vermogen van huishoudens vast zit in het bezitten van een eigen woning (Rijksoverheid, 2012, p. 15). De lagere consumptie zou op haar beurt weer leiden tot een lagere productie, die eveneens van negatieve invloed is op de particulieren beleggingen. De export zou echter kunnen profiteren van een verbetering van de concurrentiepositie dankzij de dalingen in de huizenprijzen en daarmee uiteindelijk ook de lonen en dus productiekosten. Profiteren van de zwakke economie is ingewikkeld maar is wel de reden waarom in het rapport geconcludeerd wordt dat een daling van de woningprijzen van betrekkelijk bescheiden negatieve invloed zal zijn op het BBP.
21
Tabel 2. Vermogenspositie van huishoudens in Nederland, 2011.
Bron: Rijksoverheid, 2012, p. 15.
Huurmarkt Ook op de gereguleerde huurmarkt vindt een aantal aanpassingen plaats. Sinds 2007 lag de maximale huurstijging gelijk aan de inflatie. In het stabiliteitsprogramma wordt een verandering aangekondigd. De huren voor huurders met een inkomen van 33.614 tot 43.000 euro per jaar mogen worden verhoogd met één procent boven op de inflatie (Rijksoverheid, 2012, p. 10). Tevens zal er 200 miljoen euro extra gereserveerd worden voor het stimuleren van de verduurzaming van woningbouw door betere isolatie en het aanbrengen van zonnepanelen. Dit geld zal voornamelijk via de woningbouwcorporaties geïnvesteerd worden (Rijksoverheid, 2012, p. 11). In het Nationaal Hervormingsprogramma wordt helemaal niets gezegd over de huurmarkt, woningcorporaties of eventuele huurverhogingen. De aandacht voor de huurmarkt in het stabiliteitsprogramma is overigens ook minimaal te noemen. Aangezien beide documenten opgesteld zijn nadat de Europese Commissie haar aanbeveling heeft gedaan en deze documenten de meest waarschijnlijke documenten zijn waar iets van de aanbeveling in terug te vinden zou moeten zijn, is het ontbreken voor aandacht voor bovenstaande onderwerpen, redelijk opmerkelijk te noemen. Zeker gezien de ophef die er rond de woningmarkt lijkt te zijn wanneer gekeken wordt naar eerdere en recente berichtgeven met betrekking tot de woningmarkt. Woonakkoord 2013 De Europese Commissie heeft het Nationaal Hervormingsprogramma 2012 en het Stabiliteitsprogramma 2012 beoordeeld en van de beoordelingen een rapport gemaakt. Nadat de beoordelingen van de Europese Commissie zijn verschenen, is het woonakkoord 2013 onder leiding van Stef Blok opgesteld. Hierin zijn, voornamelijk met betrekking tot de gereguleerde huurmarkt, 22
nieuwe maatregelen te vinden. Een belangrijk streven voor de gereguleerde huurmarkt, dat te vinden is in het woonakkoord, luidt als volgt: “Er zal gestreefd worden naar een evenwichtige sociale huurmarkt waarvan de woningen beschikbaar moeten zijn voor wie ze bedoeld zijn”(Rijksoverheid, 2013, p. 2). Dit komt overeen met de kerntaken van de corporaties en zal voornamelijk gerealiseerd worden door het toestaan van een sterkere stijging van de huurprijzen. Zo zullen ook de prijzen voor huishoudens met een verzamelinkomen tot 33.614 euro stijgen met 1,5 % boven op de inflatie. Het grootste deel van deze 1,5% zal echter weer gecompenseerd worden met huurtoeslagen. Door de overheid wordt er de komende jaren dan ook een ruimer budget gereserveerd voor de huurtoeslagen. Voor huishoudens met een verzamelinkomen van 33.614 tot 43.000 euro is een stijging van de huurprijzen toegestaan van 2,0 % boven op de inflatie en voor de huishoudens met een verzamelinkomen dat boven de 43.000 euro ligt is een stijging van 4,0 % boven op de inflatie toegestaan. Deze percentages liggen echter lager dan oorspronkelijk in het regeerakkoord was afgesproken, zie tabel 3. Tabel 3. De jaarlijkse huurverhoging per inkomens groep ten opzichte voornemen Regeerakkoord.
Bron: Rijksoverheid, 2013, p. 3.
Wanneer huurders na een inkomensafhankelijke huurverhoging minder gaan verdienen wordt de verhoging weer teruggedraaid (Rijksoverheid, 2013, p.2). Verhuurders kunnen de nog in te voeren verhuurdersverheffing, een heffing die huizenbezitters in de gereguleerde sector over hun woningen moeten betalen, volgens de overheid dankzij de prijsstijgingen gemakkelijk betalen (Rijksoverheid, 2013, p. 2). Uiteindelijk blijft de maximale huur, ook voor huishoudinkomens die boven de 43.000 euro liggen, gebaseerd op het woningwaarderingstelsel (Rijksoverheid, 2013, p. 2). Voor het verkopen van corporatiewoningen aan bewoners en institutionele beleggers, zoals pensioenfondsen, worden de voorwaarden versoepeld waardoor deze tegen actuele marktwaarden verkocht kunnen worden. Dit geldt voor woningen die op grond van hun huur, die door de eerder beschreven maatregelen is gestegen, of zal gaan stijgen, geliberaliseerd zijn of kunnen worden (Rijksoverheid, 2013, p. 2). Verder zal de BTW op bouwwerkzaamheden binnen de bestaande bouw tot 2014 verlaagd worden naar zes procent. De opbrengsten van de verkopen zullen opnieuw geïnvesteerd worden in de bouw van corporatiewoningen. Verder blijft het binnen 30 jaar jaarlijks aflossen van de hypotheek een vereiste om recht te hebben op de hypotheekrenteaftrek. Daarnaast kan er echter nog een lening afgesloten worden tot 50% van de woningwaarde waarvan de aflossingstermijn, naar gelang de afspraken met de bank, kan oplopen tot 35 jaar. De rente van de tweede lening kan niet worden afgetrokken van de belastingen (Rijksoverheid, 2013, p. 5). Volgens het woonakkoord kunnen starters de koopmarkt weer op gang krijgen. Om die reden zal de rijksbijdrage aan het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting (SVn) van twintig naar 50 miljoen euro verhogen (Rijksoverheid, 2013, p. 2). Een starterslening is een lening voor starters bovenop de hypotheek. Deze leningen worden verstrekt door 200 gemeenten in Nederland. 23
Tot slot Het is duidelijk dat er enkele structurele veranderingen, of in ieder geval het begin van structurele veranderingen, plaats lijken te vinden en dat de aanname in het begin van dit hoofdstuk, wordt bevestigd. Zo is het grootste deel van de aanbevelingen immers terug te zien in het woonakkoord van 2013. In het volgende hoofdstuk zal het Europese en Nederlandse beleid naast elkaar worden gezet.
24
Hoofdstuk 6 Vergelijking Europese aanbevelingen en Nederlands beleid
In dit hoofdstuk zal getracht worden om de tweede deelvraag te beantwoorden. Deze luidt als volgt: “Tot op welke hoogte spoort het advies van de EU met de huidige plannen van het Nederlandse kabinet om de woningmarkt te hervormen?”. Aangezien de essenties van de Europese aanbevelingen en het Nederlandse beleid nu duidelijk zijn, kan overgaan worden tot de vergelijking ervan. Alle maatregelen en aanbevelingen moeten gezien worden tegen de achtergrond van het eerder beschreven theoretische kader, de negatieve welvaartseffecten van dalende woningprijzen en toenemende onzekerheid over de hervorming en het herstel van de woningmarkt, die wordt vertraagd door een zwakke en langzaam herstellende economie (Europese Commissie, 2012b, p. 7). Daarnaast zijn de Europese aanbevelingen van economische aard en bestaat het Nederlandse beleid uit meerdere factoren. Fiscale omstandigheden De door Nederland toegezegde beleidsmaatregelen met betrekking tot het wijzigen van de gunstige fiscale behandeling van eigen woningbezit, lijken een stap in de goede richting. Zo hebben eigenwoningbezitters, wanneer zij nu een hypotheek afsluiten, alleen recht op de gunstige fiscale behandeling in de vorm van hypotheekrenteaftrek, wanneer zij de hypotheek daadwerkelijk aflossen. Beperking negatieve overwaardes Verder beperken een geleidelijke verlaging van de maximale loan‐to‐value ratio en programma’s zoals de aangescherpte gedragscode hypothecaire financieringen, het risico op negatieve overwaardes op woningen en executie verkopen. Doorstroming woningmarkt Daarnaast zal een permanente verlaging van de overdrachtsbelasting van zes naar twee procent naar alle waarschijnlijkheid van positieve invloed zijn op de doorstroming binnen de woningmarkt. Deze maatregelen liggen in lijn met de ideeën van de Europese Commissie. Volgens de Commissie zal een te trage transitie in het koopsegment namelijk de vermoedelijk positieve effecten van een geleidelijke verhoging van de huurtarieven, op het aanbod in de gereglementeerde huurwoningmarkt, beperken (Europese Commissie, 2012b, p. 7). Hypotheekrenteaftrek De eerste aanbeveling van de Europese Commissie spreekt van een geleidelijke afschaffing van de hypotheekrenteaftrek. Op dit moment vindt er een beperking plaats voor nieuwe hypotheken die niet afgelost worden. Dit is dus verre van een complete afschaffing van de hypotheekrenteaftrek zoals de Europese Commissie die beoogt. In de beoordeling van het nationaal hervormingsprogramma en het stabiliteitsprogramma schrijft de Europese Commissie dan ook dat de voorstellen ontoereikend zullen zijn om de verstoringen aan te pakken. Zij hadden graag gezien dat de maatregel zou gelden voor alle bestaande hypotheken. Mede omdat de positieve effecten op de overheidsfinanciën dan een stuk sneller tot stand waren gekomen. Volgens de Europese Commissie had dit wellicht gekund zonder een nog verdere, scherpe daling van de huizenprijzen. Eerder bleek al dat Nederland niet van plan is de hypotheekrente compleet af te schaffen. Nederland acht het 25
hanteren van het vertrouwen op de woningmarkt van groter belang en is van mening dat dat moeilijk samengaat met een afschaffing van de hypotheekrenteaftrek. Daarnaast blijkt, zoals in het theoretisch kader beschreven, een beperking van het aantal maatregelen die van invloed zijn op de betaalbaarheid van woningen gewenst. Daar is in dit geval geen sprake van. Enkele regels worden aangepast en er komen nieuwe bij, het aantal regels neemt dus toe. Tweede lening en starterslening In het woonakkoord van 2013 staat dat huishoudens een tweede lening kunnen aangaan tot 50% van de woningwaarde waarvan de rente niet aftrekbaar is. Het mogelijk maken om meerdere leningen af te sluiten, had de Europese Commissie naar alle waarschijnlijkheid niet voor ogen toen zij de aanbevelingen deed om de structurele verstoringen op te lossen. De starterslening, die kan zorgen voor een betere doorstroming van de huur‐ naar de koopmarkt, zou op die regel een uitzondering kunnen zijn. Een extra vorm van overheidsingrijpen en uitgaven ligt niet in de lijn van de Europese aanbeveling, maar een betere doorstroming van de huur‐ naar de koopmarkt kan er wel in gevonden worden. Aangezien er volgens de Europese Commissie een hervorming op alle gebieden van de woningmarkt moet plaatsvinden, ligt het vergroten van de kans voor starters om toetreden op de koopmarkt in lijn met de aanbevelingen. Daarnaast ziet de Europese Commissie het niet als eerlijk om de verandering alleen in te zetten voor de starters die vaak minder kapitaalkrachtig zijn. Gereguleerde huurwoningmarkt Wat betreft de gereguleerde huurwoningenmarkt lagen de beleidsmaatregelen die naar voren kwamen uit het stabiliteitsprogramma en nationale hervormingsprogramma verder af van de Europese aanbevelingen dan de maatregelen uit het woonakkoord. Ondanks het feit dat de huurverhogingen in het woonakkoord lager liggen dan in het oorspronkelijke regeerakkoord, is de maatregel in het woonakkoord een maatregel die tegemoetkomt aan de derde aanbeveling van de Europese Commissie om de huren van de sociale woningen aan te passen aan het inkomen van de huishoudens. Naar alle waarschijnlijkheid was de Europese Commissie tevredener geweest met de verhogingen uit het regeerakkoord, maar toch zien zij dit als een positieve ontwikkeling. Marktgeoriënteerd versus sociale woningen De tweede aanbeveling doelt op een totstandbrenging van een meer marktgericht prijsstelsel op de huurmarkt. Dit zou voornamelijk bewerkstelligd moeten worden door de reikwijdte en omvang van het segment sociale woningen te beperken en door de status van sociale woningcorporaties te herzien. Het herzien van de sociale status zou naar alle waarschijnlijkheid te maken hebben met nastreven van het oorspronkelijk doel van de woningcorporaties. Dit is een doel dat ook uit het woonakkoord naar voren lijkt te komen: “Er zal gestreefd worden naar een evenwichtige sociale huurmarkt waarvan de woningen beschikbaar moeten zijn voor wie ze bedoeld zijn” (Rijksoverheid, 2013, p. 2). Voornamelijk het laatste deel doelt op het oorspronkelijke doel van de corporaties en kan ook gezien worden als iets dat bijdraagt aan het verkleinen van de reikwijdte van corporaties. De voorwaarden voor het verkopen van corporatiewoningen aan bewoners en institutionele beleggers worden versoepeld. Daarnaast zien we dat er slechts minimale maatregelen getroffen om de reikwijdte van het segment sociale huurwoningen te beperken. De maatregelen zijn minimaal vanuit het gegeven dat de opbrengsten van de verkochte corporatie woningen gebruikt zullen 26
worden voor de bouw en/of restauratie van nieuwe en bestaande woningen (ook al zal het aantal gebouwde woningen waarschijnlijk niet boven het aantal verkochten woningen uitkomen). Ook voor het terug brengen van de corporatietaken naar de kerntaken zijn nog geen concrete maatregelen opgesteld. Dus van maatregelen die de reikwijdte van de corporaties moeten beperken, om een meer marktgeoriënteerd prijsmechanisme te ontwikkelen, is vanuit de Nederlandse in concrete zin nauwelijks sprake. De inelastische huurmarkt die in het theoretisch kader wordt besproken (35% van de totale woningvoorraad bestaat uit sociale huurwoningen), zal door de maatregelen dus ook niet verholpen worden. Tot slot Er is dus een aantal overeenkomsten te ontdekken tussen de Europese aanbevelingen en de Nederlandse beleidsmaatregelen, maar er zijn ook veel verschillen. Het aantal overeenkomsten is groter geworden met de komst van het woonakkoord, wat dus is geschreven na de Europese beoordeling van het nationaal hervormingsprogramma en het stabiliteitsprogramma. Waarschijnlijk had de Europese Commissie, door het doen van deze aanbevelingen, gehoopt op verdergaande beleidsmaatregelen vanuit de Nederlandse overheid. Veel Nederlandse beleidsmaatregelen zijn een stap in de goede richting, maar komen niet helemaal overeen met de Europese aanbevelingen. Volgens de Europese Commissie zijn de Nederlandse beleidsmaatregelen ontoereikend om de structurele verstoringen op de woningmarkt aan te pakken (Europese Commissie, 2012b, p. 7). Wanneer gekeken wordt naar de verstoringen en mankementen die in het theoretisch kader beschreven worden en de mate waarin deze opgelost lijken te worden door de nieuwe beleidsmaatregelen, valt op dat er meerdere problemen niet aan de orde gesteld worden. Voorbeelden hiervan zijn het aanpakken van het kwalitatieve‐ en kwantitatieve woningtekort, stimuleren van het goede woonvoorwaarden en een hoge mate van stabiliteit binnen wijken. De Nederlandse beleidsmaatregelen zijn dus niet zo vergaand als de aanbevelingen van de Europese Commissie, maar de maatregelen liggen zeker in lijn met de aanbevelingen. In tabel vier en vijf zijn de aanbevelingen naast de Nederlandse beleidsmaatregelen van voor en na het Europese beoordelingsdocument gezet. Het is begrijpelijk dat de Nederlandse beleidsmaatregelen niet zovergaand zijn als de aanbevelingen van de Europese Commissie. Bijvoorbeeld, wanneer de Nederlandse regering op dit moment, ten tijden van crisis en dalende huizenprijzen, zou aankondigen dat de hypotheekrenteaftrek geheel afgeschaft gaat worden zou dit enorme gevolgen hebben op de nu al onzekere woningmarkt. Dat de Nederlandse beleidsmaatregelen in lijn lijken te liggen met de Europese aanbevelingen betekent echter niet dat er een oorzaak/gevolg verhouding bestaat tussen de twee. Dit is, samen met de eventuele effecten van de beleidsmaatregelen, wat er aan de hand van interviews onderzocht zal worden in het volgende hoofdstuk.
27
Tabel 4. Verschillen en overeenkomsten in beleid voor het beoordelingsdocument van de Europese Commissie.
Aanbevelingen Europa Volledige afschaffing van de hypotheekrenteaftrek. Totstandbrenging meer marktgericht prijsstelsel op huurwoningenmarkt door verkleining reikwijdte en aanpassing bijzondere status corporaties. Aanpassing huren sociale woningen aan inkomen huishoudens.
Nederland Enkel recht op hypotheekrenteaftrek wanneer hypotheek binnen 30 jaar annuïtair wordt afgelost. Vrijwel niets over te vinden.
Huren voor huishoudens met een inkomen van 33.614 tot 43.000 euro per jaar mogen worden verhoogd met één procent boven op de inflatie. Bron: Godert van Dedem
Tabel 5. Verschillen en overeenkomsten in beleid na het beoordelingsdocument van de Europese Commissie (maatregelen uit het woonakkoord 2013).
Europa Volledige afschaffing van de hypotheekrenteaftrek.
Totstandbrenging meer marktgericht prijsstelsel op huurwoningenmarkt door verkleining reikwijdte en aanpassing bijzondere status corporaties. Aanpassing huren sociale woningen aan inkomen huishoudens.
Nederland Enkel recht op hypotheekrenteaftrek wanneer hypotheek binnen 30 jaar annuïtair wordt afgelost. Extra lening mogelijk van 50% van de woningwaarde. Starterslening. Taken corporaties terug brengen naar kerntaken. Versoepeling regels verkoop corporatiebezit. Grote verhogingen huur mogelijk. Drie inkomensniveaus vastgesteld met ieder eigen huurverhoging boven op inflatie. Oplopend tot vier procent bovenop inflatie (is minder dan beschreven is in regeerakkoord). Bron: Godert van Dedem
28
Hoofdstuk 7 De specialisten en stakeholders Voor de beantwoording van de laatste deelvraag, Welke effecten zullen de maatregelen volgens deskundige en stakeholders hebben op: de woningbouwproductie en bouwproces, inkomstensegregatie in steden, woningwaarde en structuur van de woningmarkt?, is er een aantal interviews afgenomen. De letterlijke interviews en de vragenlijsten zijn te vinden in de bijlagen. Getracht is om respondenten te vinden van een zo divers mogelijke achtergrond om verhalen vanuit verschillende perspectieven in kaart te brengen. Zo zijn er ambtenaren van het Ministerie van Binnenlandse Zaken van de directie Kennis en Verkenning, een senior toezichtanalist van het Centraal Fonds Volkshuisvesting (CFV), een werknemer van de Public Affairs afdeling van Aedes en een private verhuurder die daarnaast actief is in de politiek, geïnterviewd. Naast de deelvraag die in dit hoofdstuk beantwoord zal worden, zal er ook gezocht worden naar de eventuele oorzaak gevolg verhouding tussen de Europese aanbevelingen en Nederlandse beleidsmaatregelen. Deze is niet zo van zelfsprekend gebleken en zal aan de respondenten voorgelegd worden in de volgende vorm: waren de Nederlandse beleidsmaatregelen ook ontstaan zonder de Europese aanbevelingen? In dit hoofdstuk worden de verhalen van respondenten over de mogelijke effecten van de ingevoerde beleidsmaatregelen onderzocht en geanalyseerd volgens de thematische analysemethode. Aangezien de verhalen uiteenlopend genoeg zijn wordt dus niet overgegaan tot een discoursanalyse. De antwoorden van de respondenten zijn, net als dit hoofdstuk, ingedeeld in verschillende onderwerpen. Na de onderverdeling konden ze gemakkelijk vergeleken en geanalyseerd worden. Op deze manier zal dus gezocht worden naar de invloed van de Europese Unie op de Nederlandse woningmarkt. Onder invloed wordt het hebben van effect en het voortkomen uit verstaan. Dit kan dus in verschillende mate en op verschillende vlakken en manieren plaatsvinden. Politieke proces rond de aanbevelingen Met betrekking tot de oorzaak/gevolg relatie van de aanbevelingen en beleidsmaatregelen is er iets opmerkelijks naar voren gekomen uit meerdere interviews. Het blijkt dat alle aanbevelingen, voordat ze gedaan worden door de Europese Commissie, uitgebreid besproken en aangepast zijn in samenspraak met de Nederlandse regering. De reden hiervoor zou zijn dat de Europese Commissie geen aanbevelingen wil doen waar geen draagvlak en/of reële slagingskans voor bestaat binnen een lidstaat. Dit omdat de Commissie graag haar geloofwaardigheid wil behouden en bang is deze te verliezen door het doen van irrelevante en irreële aanbevelingen. Daarnaast werd in een interview benadrukt dat de onderwerpen van de aanbevelingen, issues zijn die al jaren onderwerp van discussie zijn binnen de Nederlandse politiek en beleidsvorming. Mijn mening hierbij is dat, juist doordat de onderwerpen veelbesproken issues zijn, het voor de Nederlandse overheid makkelijker wordt om tot bepaalde maatregelen over te gaan. Zij kunnen dan verwijzen naar het belang dat de Europese Commissie aan bepaalde issues hecht, om op die manier meer draagvlak te creëren voor de beleidsmaatregelen die de issues moeten ‘oplossen’. Vanuit dat standpunt is het ook voor Nederland van groot belang om overleg te hebben met de Europese Commissie voordat de aanbevelingen gedaan worden. Nederland kan dan aangeven waar ze moeite mee heeft, welke taboes er heersen en op welk punt de Europese Commissie net het juiste zetje zou 29
kunnen geven om die te doorbreken. Het is uiteraard lastig om dit krachtenveld te overzien en daardoor niet legitiem om hier dergelijke harde uitspraken over te doen. Een van de respondenten kwam echter geheel uit zich zelf met dezelfde gedachte gang. Verhuurdersheffing Voornamelijk de corporatie sector en het (CFV) zijn niet bepaald te spreken zijn over de verhuurderheffing die in 2017 al is opgelopen tot twee miljard per jaar en waarvan het grootste deel ten laste komt van de corporaties (Ortec Finance, 2012, p 13). Tevens kwam uit meerdere interviews naar voren dat het opmerkelijk is dat de Europese aanbevelingen daar niets over vermelden. De reden hiervoor is dat de verhuurderheffing pas in het leven is geroepen nadat de Europese aanbevelingen gedaan zijn. Het beeld van de verhuurdersheffing is als volgt. Het heffen van inkomensafhankelijke huren heeft een averechts effect op de wens om de reikwijdte van de sector te verkleinen. Deze tegenstelling ontstaat doordat er door de huurverhogingen meer geld binnenkomt bij de corporaties. Hiermee zouden ze kunnen vernieuwen en opknappen, maar ook uitbreiden. Dit laatste ligt niet in lijn met de aanbevelingen en ideeën van het Nederlandse kabinet om de reikwijdte van de sector in te perken. Om het geld van de huurverhogingen weer weg te halen bij de corporaties, is de verhuurdersheffing in het leven geroepen. Dit is dus een maatregel die door Nederland zelf in het leven is geroepen om de zojuist beschreven tegenstrijdigheid van de aanbevelingen tegen te gaan en bewijst dat Europa Nederland de ruimte heeft gegeven voor een eigen invulling van de aanbevelingen. Daarnaast kan het geld goed gebruikt worden bij het onder de drie procent houden van het begrotingstekort. Dat de corporaties door de verhuurdersheffing over veel minder geld beschikken om te investeren in nieuwe woningen, stuit dan ook op veel weerstand vanuit de corporatiesector, het CFV en de bouwwereld. De verhouding tussen de huurverhogingen en de verhuurdersheffingen verschillen per corporatie, maar de verwachting van Aedes is dat de huurverhogingen de verhuurdersheffing in 2018 voor 70% dekken. De sociale huursector is op dit moment de grootste investeerder in de bouwmarkt en het gedeeltelijk wegvallen van deze investeerder, is geen positieve ontwikkeling voor de woningbouwproductie. Het wegvallen van de grootste investeerder wordt dus direct veroorzaakt door een beleidsmaatregel van Nederlandse bodem (de verhuurdersheffing), zoals hierboven beschreven. De overheid zelf stelt dat de verhuurdersheffing op vele fronten positief uitwerkt: het verkleint de sector, vermindert op zijn minst de mogelijkheden tot groei, brengt geld op voor de overheid en laat corporaties meer marktconform handelen. Daarnaast worden er door de overheid extra miljoenen in het fonds voor energiebesparing geïnvesteerd. Deze miljoenen zouden behalve het milieu, ook de bouwmarkt moeten helpen. Toch zal dit niet op kunnen tegen de miljarden die de corporaties minder zullen hebben door de verhuurderheffing. Door die missende miljarden zullen corporaties er alles aan doen om aan geld te komen. Een van de mogelijkheden hiervoor is het verkopen van bezit. Een ander mogelijkheid heeft te maken met de huurharmonisatie. Zodra een huishouden met een erg laag inkomen een woning verlaat zal de verhuurder gebruik maken van de huurharmonisatie en de huur van de woning optrekken naar het maximale bedrag. Hierdoor wordt het voor lagere inkomens lastiger om aan een woning te komen 30
(Boelhouwer & Lamain, 2013, p. 3). Dit staat echter haaks op de mening van de overheid. Zij stelt dat de reeds ingestelde inkomensgrens voor corporaties de wachttijden voor woningen bedoeld voor huishoudens met lagere inkomens verminderd heeft en dat het voor huishoudens uit de middenklasse moeilijker is geworden om een geschikte woning te vinden. Dit omdat er door de beleidsmaatregelen meer woningen beschikbaar zouden komen voor de lagere sociale klassen. Het beschikbaar stellen van woningen voor de kwetsbare klassen binnen onze maatschappij behoort tot de kerntaak van de corporaties. Tabel 6. Pro en Contra verhuurdersheffing
Pro verhuurdersheffing Overheid
Contra verhuurdersheffing Corporatie wereld CFV Bouwwereld Godert van Dedem
Inkomensafhankelijke huren en de doorstroming op de woningmarkt Om het verhaal over de mogelijke effecten duidelijk te houden, wordt nu weer teruggegaan naar de basis. De zojuist beschreven verhuurdersheffing en de daarmee samenhangende effecten zijn indirecte gevolgen van de beleidsmaatregelen en tonen aan dat de Europese Commissie haar lidstaten ruimte geeft voor eigen invulling. Een van de redenen voor het opstellen van de verhuurderheffing is de inwerkingtreding van de inkomensafhankelijke huren in juli 2013. Volgens de regering zullen de inkomensafhankelijk huren bijdragen aan de doorstroming van de huur‐ naar de koopmarkt. De corporaties denken hier anders over en zijn dan ook niet bepaald te spreken over de inkomensafhankelijke huren. Zij zijn van mening dat er eerst een alternatief moet zijn voor de huishoudens die middels de inkomensgrens en de heffing van inkomensafhankelijk huren uit de sociale huursector worden geduwd, voordat dergelijke maatregelen genomen kunnen worden. Dit komt overeen met de zojuist beschreven moeilijkheden voor de middenklassen om aan een geschikte woning te komen. Compensatie in de vorm van huursubsidie is inkomensafhankelijk en alleen voor de categorie huishoudens die huurverhoging tot 1,5% boven op de inflatie krijgt. Daarnaast voorzien corporaties een heleboel extra werk wat het proces nog langzamer, ingewikkelder en onoverzichtelijker zal gaan maken. Ook Damen (2013) sluit zich aan bij deze gedachte gang. De antwoorden op de vraag; “Wat denkt u dat de effecten van de inkomensafhankelijke huren zullen zijn op de doorstroming van de huur‐ naar de koopmarkt?”, zijn uiteenlopend. Zo wordt er door een aantal specialisten gezegd dat het aantal hoge inkomens in de gereguleerde sector inderdaad zal teruglopen en dat een deel op den duur zal uitwijken naar de vrijehuurmarkt of de koopmarkt. Wanneer de huren ook binnen de gereguleerde sector hoger worden, zal vanzelf een vraag en aanbod van goedkopere woningen in de vrijehuursector ontstaan. De specialisten van de overheid zijn zich er van bewust dat het geen ‘magic bullet’ is, maar dat die vrijehuursector op den duur wel zal groeien. Op dit moment lijkt er nog steeds een vraag te zijn naar meer sociale huurwoningen, maar dit komt volgens de specialisten van de overheid slechts voort uit de te langzame doorstroming van de huur‐ naar de koopmarkt. Het zal voor de lange termijn dan ook niet verstandig zijn om toe te geven aan de ‘schijnvraag’ die ontstaat doordat scheefwoners corporatiewoningen bezet houden. Ook wordt gezegd dat het voornamelijk de in 2011 en hoofdstuk 31
vier besproken inkomensgrens is die heeft bijgedragen aan de doorstroming en niet zo zeer de inkomensafhankelijke huren.
“Kunnen we niet gewoon besluiten dat de woningnood voorbij is?” Door de meest marktgeoriënteerde specialist gezegd dat de inkomensafhankelijke huren nauwelijks verschil zullen maken op de doorstroming van de huur‐ naar de koop‐ of vrijehuursector. Deze specialist heeft net als de woningbouwcorporaties vooralsnog niet erg veel vertrouwen in de maatregel en is van mening dat het probleem voornamelijk opgelost kan worden door de regels voor verhuur van eigenwoonruimte enorm te versoepelen. Wanneer het mogelijk wordt, om zonder gerechtelijke tussenkomst, iemand met twee maanden opzegtermijn je huis uit te zetten, zullen er honderdduizend kubieke meters vrijkomen bij mensen die nog wel een kamertje overhebben en kan wellicht besloten dat de woningnood voorbij is. Los van het idee dat de prijzen op de vrije huurmarkt enorm zullen dalen, heel veel woonruimte vrij zal komen en er meer beweging zal ontstaan, bevordert het ook de sociale cohesie. Dit laatste omdat inwonende mensen zich naar alle waarschijnlijkheid zullen gedragen ten opzichte van hun verhuurders omdat ze het anders riskeren om binnen twee maanden weer op straat staan. Op die manier kunnen mensen ‘toezicht’ op elkaar houden. Het versoepelen van regels voor eigenverhuur en de eerder besproken verlaging van de overdrachtsbelasting en de starterslening zijn maatregelen die, samen met de inkomensafhankelijke huren, zullen bijdragen aan de doorstroming van de reguleerde huursector naar de vrijehuur‐ of koopsector. Zoals eerder al vermeld lijkt het hanteren van de inkomensafhankelijke huren hierbij echter geen doorslaggevende maatregel te zijn. Daarom zal het ook niet heel veel verandering brengen in de structuur van de woningmarkt. Tabel 7. Vertrouwen in het effect van de inkomensafhankelijke huren op de doorstroming binnen de woningmarkt.
Vertrouwen in effect inkomensafhankelijke huur op Minder vertrouwen in effect inkomensafhankelijk doorstroming huur op doorstroming Overheid Corporaties Marktpartij Bron: Godert van Dedem
Inkomensafhankelijke huren en scheefwonen Naast de vastzittende vastgoedmarkt is ook het scheefwonen een probleem waar de Nederlandse woningmarkt mee te kampen heeft. Dit is dan ook één van de issues waar het heffen van inkomensafhankelijke huren een einde zou moeten maken. Vrijwel alle respondenten zijn, in meer of mindere mate, van mening dat de regeling bij gaat dragen aan de oplossing van het scheefwoon issue. Zo wordt er gedacht dat het een prikkel is voor de hogere inkomens om te verhuizen naar de vrijehuursector of koopsector en dat dat weer positieve gevolgen zal hebben op de prijsontwikkeling op de koopmarkt. Daarnaast wordt, door de specialisten van de overheid, gezegd dat de inkomensafhankelijke huren heel nadrukkelijk wat zullen doen aan scheefwonen.
“Stel ik verdien twee ton, dan word ik toch ook niet gedwongen om in een Ferrari te gaan rijden?” Door één specialist wordt er echter heel anders over gedacht. Deze marktgeoriënteerde respondent vindt het logisch dat wanneer wonen een primaire levensbehoefte is, het niet raar is wanneer daar 32
veel geld aan uitgegeven wordt en ziet scheefwonen vooral als een gevolg van de kunstmatige lage huren en niet zo zeer als zijnde veroorzaakt door de marktwerking. Deze respondent geeft aan dat het heffen van inkomensafhankelijke huren (ten einde het scheefwonen te voorkomen), zijns inziens, al helemaal niet bijdraagt aan het stimuleren van de marktwerking. Mensen zouden vrij moeten zijn in de besteding van hun inkomen. Volgens de respondent worden mensen met een inkomen van 200.000 euro ook niet gedwongen om een Ferrari te kopen. Het is dan ook opmerkelijk te noemen dat dit een van de andere aanbevelingen dus lijkt tegen te werken: het stimuleren van de marktwerking binnen de gereguleerde huursector. Hier wordt later op terug gekomen. Deze respondent pleit voor een systeem met twee markten. Zo zou de een gereguleerd worden door de overheid. Zij zouden slechts mogen verhuren aan huishoudens die een bepaalde inkomensgrens niet halen en mogen hierbij geen nevenactiviteiten uitvoeren. De andere markt zou een de reguliere markt zijn waarbij niet teveel gereguleerd mag zijn. Op dit moment zijn er teveel regels en is het voor niemand meer overzichtelijk. De respondent van het CFV wijst ons op het feit dat de maatregelen tegen het scheefwonen, vrijwel tegelijk met de verhuurdersheffing in werking wordt gesteld. Hierdoor zullen verhuurders die deze heffing moet betalen er alles aan doen om zoveel mogelijk geld binnen te krijgen wat kan resulteren aan scheefwonen aan de onderkant. Dan wonen er huishoudens met lage inkomens in relatief dure woningen doordat de verhuurders de prijzen continu maximaal verhogen. Dit komt overeen met het eerder aangehaalde punt van Boelhouwer en Lamain (zie p. 28).
“Als wonen een primaire levensbehoefte is, is het helemaal niet gek als daar veel geld aan uitgegeven wordt.” De invloed van de inkomensafhaneklijke huren op de inkomenssegregatie is volgens de specialist van het CFV een moeilijke vraag. Deze zal voornamelijk afhankelijk zijn van de mate waarin sociale huur‐ en koopwoningen al dan niet gemixt voorkomen binnen buurten en wijken. Wanneer hogere inkomens de sociale, of private, huursector verlaten voor een vrije huursector‐ of koopwoning, maar daarbij wel in dezelfde buurt of wijk blijven wonen heeft dat weinig betekenis voor de inkomenssegregatie binnen de steden. Tabel 8. Vertrouwen in effect inkomensafhankelijke huren op scheefwonen.
Vertrouwen in effect inkomensafhankelijke huren op scheefwonen Alle partijen positief, echter wel in verschillende mate. Bron: Godert van Dedem
De status en reikwijdte van de corporaties De tweede aanbeveling die de Europese Commissie deed in 2012 was het tot stand brengen van een meer marktgericht prijsstelsel binnen de gereguleerde huursector. Dit zou bewerkstelligd moeten worden door het verkleinen van de reikwijdte en de bijzondere rechtsstatus van de corporaties. Dit laatste, zoals besproken in hoofdstuk vier, zou te maken hebben met het terugbrengen van de activiteiten van de corporaties tot de kerntaken. Wanneer aan de respondenten vragen gesteld werden met betrekking tot de marktwerking kwamen er uit meerdere hoeken, waaronder de overheid en corporatie hoek, het geluid dat het heffen van inkomensafhankelijke huren niet bepaald een marktwerking stimuleert. Zo zien de corporaties meer heil in de huursombenadering waarbij de kwaliteit prijsverhouding van een woning centraal staat en 33
niet zozeer iemands inkomen. Dit heeft meer weg van een marktwerking dan wanneer de inkomens centraal staan. Door het verhogen van de huren naar gelang het inkomen van een huishouden hoef je niet per se de kwaliteit meer in overeenstemming met de prijs te brengen. Het is immers mogelijk dat huishoudens met een relatief hoog inkomen in een slechte woning wonen. Door vrijwel alle specialisten en stakeholders die gesproken zijn, wordt de maatregel van de inkomensafhankelijke huren gezien als een maatregel die de marktwerking moet stimuleren. Wanneer beter naar de aanbevelingen gekeken wordt, blijkt echter dat de inkomensafhankelijke huren vooral het scheefwonen moeten tegengaan. Voor het stimuleren van een marktwerking binnen de gereguleerde huursector doelt de Europese Commissie op het aanpassen van de bijzondere status van de corporaties en het inperken van hun reikwijdte. Deze interpretatiefout wordt dus door meerdere specialisten en stakeholders gemaakt. Desalniettemin is het opvallend dat de twee aanbevelingen elkaar tegenwerken. Het maakt de zojuist beschreven interpretatie dan ook begrijpelijk. Het heffen van inkomensafhankelijke huren komt immers niet overeenkomen met de gedachtegang van een zuivere marktwerking.
“Als je bij de Albert Heijn en een fles wijn koopt, vraagt de kassière toch ook niet wat je inkomen is om aan de hand daarvan de prijs van die fles te bepalen?” In de herzieningswet van de woningwet worden de kerntaken van de corporaties gedefinieerd. Naast dat deze herdefiniëring de bijzondere status van de corporaties zal terug brengen, zal het ook meewerken aan het verkleinen van de reikwijdte van de corporaties. Deze ontwikkelingen liggen dus in lijn met de Europese aanbevelingen. De speculaties die in hoofdstuk vier worden gedaan over wat er door de Europese Commissie bedoeld wordt met het aanpassen van de bijzondere status van de corporaties blijken, na het afnemen van de interviews, te kloppen. Het is de bedoeling dat corporaties alleen verhuren aan de kwetsbare doelgroepen die door hun inkomen, of andere omstandigheden, niet in staat zijn voor zich zelf te zorgen. Zoals eerder al besproken, was de uit de hand gelopen staatsteun een reden voor het instellen van de inkomensgrens. Het verduidelijken van de kerntaken van de corporaties heeft ook als doel om oneerlijke staatsteun te voorkomen door het duidelijk in kaart brengen van de activiteiten die wel en geen staatsteun mogen krijgen. Het uiteindelijke doel daarvan is het voorkomen van oneerlijke concurrentie en het stimuleren van de marktwerking binnen de gereguleerde sector. Behalve dat het duidelijk maken van de kerntaken van de corporaties de bijzondere status zal aanpassen, doet het dus ook wat aan de reikwijdte van de sector. Daarnaast kan de reikwijdte van de corporatie sector ook verkleind worden door het verkopen van bezit. Dit is iets waar de verhuurdersheffing de corporaties ook steeds meer toe zal dwingen. De regels voor het verkopen van het bezit van corporaties zijn in het woonakkoord al versoepeld. Het verkopen van het corporatie bezit kan gedaan worden aan institutionele beleggers zoals pensioenfondsen of aan bewoners. Ook kunnen de woningen uiteraard verkocht worden aan overige private partijen. Uit de interviews met de overheid en corporatiesector komt naar voren dat wanneer er in één keer grote hoeveelheden verkocht zullen worden, dit grote gevolgen zal hebben voor de prijsontwikkeling binnen de koopsector. Het is echter niet erg waarschijnlijk dat dit zal gebeuren. Die besluiten worden op lokaal niveau genomen. Corporaties en gemeenten bepalen samen of er over gegaan zal worden tot het verkopen van woningen. 34
Tabel 9. Verkleinen reikwijdte en veranderen status van corporaties.
Verkleinen reikwijdte en veranderen status van corporaties Uit de interviews is voornamelijk naar voren gekomen dat respondenten van mening zijn inkomensafhankelijke huren de marktwerking niet stimuleren (interpretatie fout). Grootste deel van de respondenten kan zich vinden in het terug brengen van de corporatietaken tot de kerntaken en lijkt weinig moeite te hebben met het verkleinen van de sector door verkoop corporatiebezit. Bron: Godert van Dedem
Hypotheekrenteaftrek De aanbeveling die doelt op een geleidelijke afschaffing van de fiscale voordelen van eigenwoningbezit wordt gezien als de meest vergaande aanbeveling van de drie. Dit heeft te maken met de grote economische risico’s die het op dit moment, in tijden van crisis, met zich mee brengt. Volgens de marktgeoriënteerde respondent is er door de verlaging van de inkomsten belastingschijven en de rente op hypotheken een soort vliegwiel effect ontstaan in wat er besteed kan worden aan een woning wanneer gebruik gemaakt wordt van de hypotheekrenteaftrek. Niet zozeer de schaarste maar deze elkaar versterkende maatregelen, samen met de collectieve gekte, hebben gezorgd voor woekerprijzen. Door deze respondent wordt dan ook gesproken over een luchtbel op de Nederlandse woningmarkt die ontstaan is door het leen‐ en belasting beleid. Dat de enorme stijging van woningprijzen, die wordt aangeduid als de luchtbel, voornamelijk veroorzaakt is door de hypotheekrenteaftrek kwam eerder al naar voren. Dat dit daarbij nog eens wordt versterkt door het verlagen van de belastingschijven is zeer aannemelijk. De afschaffing van de hypotheekrenteaftrek zou volgens hem alleen goed kunnen gaan in combinatie met een verhoging van de IB‐schijven. Daardoor zouden mensen weer wat meer overhouden voor een woning.
“Woekerprijzen ontstaan in dit geval door de collectieve gekte, niet door de schaarste als zodanig.” Volgens de overheid is de lucht inmiddels wel uit de woningmarkt. In het interview werd gesproken over een grafiek met daarin een lijn die de gemiddelde woningprijzen van de laatste paar honderd jaar liet zien. Daaruit bleek dat de huizenprijzen ver onder en boven dat historische pad kunnen zitten, maar dat we nu precies op dat historische pad zitten. Daarmee zijn de woningen op dit moment niet over of onder gewaardeerd. Dat betekent echter niet dat de bodem al is bereikt. Het zou zomaar kunnen dat de prijzen nog tien procent dalen. Dit zou afhangen van de ontwikkeling van de economie en de werkgelegenheid. De constructie die nu verzonnen is, met het binnen 30 jaar annuïtair aflossen van de hypotheek om recht te hebben op hypotheekrenteaftrek, wordt ook door de overheid als een voorzichtige stap in de goede richting ervaren. De respondenten van het ministerie zeggen dat het plotseling aankondigen van een maatregel, zoals het abrupt afschaffen van de hypotheekrenteaftrek, enorm terug te zien is het verwachtingspatroon van mensen en daarmee ook een gigantische schok zal betekenen in de woningprijzen. Met deze maatregel is dan ook getracht om het proces van afbouw met enige voorzichtigheid in te leiden zodat er niet al te grote negatieve effecten zullen ontstaan. Wellicht dat het voor de starters op de woningmarkt wat lastiger is om een annuïtair aflosbare hypotheek af te sluiten en voor hen daardoor nog lastiger wordt om een woning te kopen. Om dat te voorkomen is de starterslening in het leven geroepen. 35
De veranderingen van de hypotheekrenteaftrek, zoals die nu doorgevoerd zijn, zullen dus nauwelijks effect hebben op de prijsontwikkeling van de woningen of op de samenstelling van de woningmarkt. Er was slechts een tijdelijke opleving in de woningprijzen te herkennen aan het eind 2012 en begin 2013 door koop‐ en tijdelijke koopcontracten die zijn afgesloten voordat de regeling in werking trad. Deze tijdelijke koop‐ en tijdelijke koopcontracten zijn terug te zien in het aantal afgesloten hypotheken per maand (zie de onderstaande grafiek). Grafiek 3. Aantal afgesloten hypotheken per maand eind 2012/begin 2013.
Bron: Kadaster, 2013
Uit een studie van het Centraal Planbureau naar de woningmarkt, die in 2010 gedaan is, blijkt dat wanneer de hypotheekrenteaftrek in een keer zou worden afgeschaft, dit zou resulteren in een geringere vraag naar koopwoningen en een verdere prijsdaling van 17,6 % (CPB, 2010, p. 128). Tabel 10. Mening ten opzichte huidige maatregelen hypotheekrenteaftrek.
Pro huidige maatregelen hypotheekrenteaftrek Overheid
Contra huidige maatregelen hypotheekrenteaftrek Marktpartij Bron: Godert van Dedem
Oorzaak gevolg relatie Europese aanbevelingen en Nederlandse maatregelen Eerder dit hoofdstuk werd al duidelijk dat de Europese aanbevelingen ontstaan in samenspraak met de Nederlandse overheid. Het is dan ook niet opmerkelijk dat de aanbevelingen aansluiten bij de meeste afspraken over de woningmarkt uit het meest recente regeer‐ en woonakkoord. Daarnaast wordt er door geen van de respondenten raar opgekeken dat de aanbevelingen niet erg revolutionair zijn. Dit komt omdat Europa doelt op een bepaalde consensus binnen haar lidstaten waarbij het in de huidige tijden van crisis belangrijk is dat de economische problemen beperkt blijven. De crisis kan dan ook als belangrijke drijfveer voor Europa gezien worden voor het doen van de aanbevelingen. De problemen die door de crisis zijn ontstaan hebben ook de structurele verstoringen van de Nederlandse woningmarkt aan het licht gebracht waardoor er nu ruimte ontstaat om daar meer aandacht aan te schenken. Vanuit de overheid zelf komen geluiden die er op wijzen dat de Europese aanbevelingen niet erg veel invloed hebben gehad op het Nederlandse beleid. Wel kan er volgens de respondenten geconstateerd worden dat de Nederlandse acties in lijn liggen met de aanbevelingen. Dit wordt gezegd vanuit de overtuiging dat de Europese Commissie niet zo heel veel te zeggen heeft over het Nederlandse woonbeleid. Nederland moet wel verantwoording afleggen aan Europa, maar dat is niet 36
heel veel meer dan uitleggen waar ze mee bezig is en zolang Nederland zich aan de overige spelregels houdt heeft Europa geen sanctiemogelijkheden. De verwachtingen van de ambtenaren zijn dan ook dat Europa, bij het doen van de volgende aanbevelingen in 2013, zal vinden dat de Nederlandse acties, ook na het nieuwe regeer‐ en woonakkoord, niet vergaand genoeg zijn. Waar wel gesproken kan worden van een oorzaak/gevolg relatie is bij de aanbevelingen van Europa over de inkomensgrens voor corporatiewoningen. Hier was immers sprake van oneerlijke concurrentie door staatsteun. Dit vond echter plaats voordat de aanbevelingen in mei 2012 werden gedaan. Door de marktgeoriënteerde respondent wordt gevonden dat de Europese Commissie principes had moeten opstellen en geen aanbevelingen. Daarnaast wordt er volgens respondenten bewust ruimte gelaten voor lidstaten om gedeeltelijk een eigen invulling te geven aan de aanbevelingen. De aanbevelingen sluiten dus gedeeltelijk aan, maar het is niet de bedoeling van de Europese Commissie om het beleid in detail te voorspellen gezien de lidstaten zelf meer weten over de toestand waarin zij verkeren. Van een directe oorzaak gevolg relatie kan dus niet gesproken worden.
37
Hoofdstuk 8 Aanbevelingen 2013 Op 29 mei jl. verschenen de nieuwe aanbevelingen van de Europese Commissie waarbij er wederom aandacht werd geschonken aan de Nederlandse woningmarkt. De aanbevelingen zijn niet erg verbazend en liggen in lijn met de gedachten van de specialisten en de conclusie van het in 2012 verschenen beoordelingsdocument van de Europese Commissie. De onderstaande fragmenten komen uit het aanbevelingen document van de Europese Commissie van 2013. Afbeelding 1 Motivatie Europese Commissie voor aanbevelingen 2013.
Bron: Europese Commissie, 2013, p. 4‐5.
Hieronder zijn de daadwerkelijke aanbevelingen te vinden. Hier is inderdaad uit op te maken dat de Nederlandse maatregelen niet vergaand genoeg zijn en dat er meer moet gebeuren in de ogen van de Europese Commissie. Dit ligt dus precies in de lijn der verwachtingen. Afbeelding 2 Aanbevelingen van de Europese Commissie 2013.
Bron: Europese Commissie, 2013, p. 6.
38
Conclusie Er bestaan duidelijke overeenkomsten tussen de Europese aanbevelingen en de Nederlandse beleidsmaatregelen die getroffen zijn na mei 2012. De nationale analyse ligt in ieder geval in lijn met de analyse die op Europees niveau over de woningmarkt wordt gemaakt. Wat vrijwel meteen opvalt, is dat de Nederlandse maatregelen vanuit Europees standpunt niet vergaand genoeg zijn. Ook niet na de maatregelen die aangekondigd zijn in het woonakkoord. Dat blijkt uit de Europese aanbevelingen van dit jaar, die overigens erg overeenkomen met het beoordelingsdocument van de Europese Commissie uit 2012. De Nederlandse maatregelen worden gezien als stappen in de goede richting die gezamenlijk kunnen bijdragen aan het verzachten van de effecten van de crisis en een hervorming van de structuur van de woningmarkt zouden kunnen inzetten wanneer zij elkaar versterken. Volgens meerdere specialisten kan echter niet gesproken worden van een directe oorzaak gevolg relatie tussen de aanbevelingen en beleidsmaatregelen en waren de huidige maatregelen op den duur ook tot stand gekomen zonder de Europese aanbevelingen. Een belangrijke reden hiervoor is dat Europa, zeker wanneer Nederland zich aan de overige spelregels houdt, over geen enkele sanctie mogelijkheid beschikt. Daarnaast omdat de onderwerpen van de aanbevelingen al jaren reden voor discussie zijn binnen de, toen meer verdeeld lijkende, rechter en linker vleugel van de politiek. De crisis, die voor Europa de voornaamste reden is voor het doen van de aanbevelingen, heeft gezorgd voor problemen op de Nederlandse woningmarkt. De crisis die ook de structurele problemen meer naar voren heeft gebracht en gezorgd kan hebben voor een toenadering van de linker en rechter vleugel, kan gezien worden als hoofdrolspeler binnen dit geheel. Eigenlijk kan dus gezegd worden dat de crisis de voornaamste rol heeft gespeeld bij het doorbreken van de beleidstaboes en niet zozeer de Europese Unie. Wanneer gekeken wordt naar het redelijk grote effect van de huidige maatregelen met betrekking tot de hypotheekrenteaftrek, denk hierbij aan al de tijdelijke koopcontracten die zijn afgesloten om onder de maatregel uit te komen en de daarmee samenhangende stagnatie van de prijsdaling van woningen, is het begrijpelijk dat de Nederlandse overheid de vergaande aanbevelingen niet meteen doorvoert, maar dat er een veelvoud aan kleine beleidsmaatregelen wordt ingezet. Het huidige scala aan maatregelen lijkt zo samengesteld te zijn zodat de onzekerheid onder de bevolking het meest beperkt blijft. Grote onzekerheid zal voornamelijk ongewenste gevolgen kennen en moet daarom vermeden worden. Na het Europese beoordelingsrapport van het nationaal stabiliteits‐ en hervormingsprogramma is het woonakkoord geschreven met, op bepaalde gebieden, verdergaande maatregelen dan in het stabiliteits‐ en hervormingsprogramma van 2012 te vinden zijn. Toch gaf ook dit woonakkoord nog lang geen gehoor aan alle aanbevelingen. Dat blijkt dan ook uit de aanbevelingen van 2013 die erg veel weg hebben van het Europese beoordelingen document. Hierdoor wordt, naast het woord van de specialisten, nogmaals bevestigd dat de oorzaak gevolg relatie tussen de aanbevelingen en Nederlandse beleidsmaatregelen inderdaad niet erg aanwezig is. Een maatregel die wel onder Europese invloed is doorgevoerd, heeft te maken met de beperking van oneerlijke staatsteun in de vorm van het instellen de inkomensgrens voor huurders van corporatiewoningen.
39
De staatsteun maatregel geeft aan dat Europa in staat is om met harde maatregelen te komen. Dat ze nu met zachte aanbevelingen komen, betekent dat Europa haar lidstaten zelf in staat stelt om de best passende invulling aan de aanbevelingen te geven. De verhuurdersheffing en de minimale aandacht voor de gereguleerde huursector in het nationaal hervormingsprogramma zijn voorbeelden van de eigen invulling. Zoals eerder al naar voren kwam, bestaat de Nederlandse woningmarkt niet enkel uit commerciële aspecten zoals de aanbevelingen bijna doen vermoeden. Het feit dat de aanbevelingen van de Europese Commissie beperkt van scope zijn, maakt het onvermijdelijk dat de Nederlandse overheid wel een eigen koers moet varen. Bijvoorbeeld: het grote verschil tussen de lagere sociale klassen die in de sociale huurwoningen zitten en de nieuwkomers (studenten, immigranten) die op de vrije markt sector zijn aangewezen en de consequenties daarvan op de generaties, verdient aandacht terwijl de EC zich hierover niet uitlaat. De Europese Commissie schiet dus ook tekort door te weinig integraal te kijken. Dat is niet goed voor de geloofwaardigheid van de aanbevelingen en de opvolging van die aanbevelingen door de Nederlandse overheid. De ruimte voor eigeninvulling is echter belangrijk omdat een lidstaat vaak veel dichter bij de problemen en issues betrokken is en beschikt over een verdergaande macht met betrekking tot het uitvoeren van maatregelen. De aanbevelingen geven een richting waarin de nationale beleidsmaatregelen moeten liggen. Van de overige maatregelen die getroffen zijn, is het grootste deel van de specialisten het er over eens dat de inkomensafhankelijk huren, ondanks dat deze de marktwerking niet zullen stimuleren, wel zullen bijdragen aan het tegengaan van scheefwonen. Ook kunnen maatregelen die bij moeten dragen aan het terug brengen van de corporaties naar hun kerntaken, rekenen op medestanders. Daarnaast wordt verwacht dat de vrijehuursector de sector is die, ten kosten van de gereguleerde huursector, zal groeien. Verder is men het niet eens over de efficiëntie van de verhuurderheffing. De mening is verdeeld in twee kampen: een positieve overheid en negatieve corporaties en marktpartijen. De marktgeoriënteerde respondent gaf aan veel waarde te hechten aan deregulering omdat dit veel onduidelijkheden zou verhelpen en de markt pas echt een kans zou geven. Voor de overheid is het echter van belang om zo min mogelijk onzekerheid te creëren en geleidelijk aan de aanbevelingen tegemoet te komen. Dit heeft echter als gevolg dat er nog meer regels bij komen, die elkaar op bepaalde fronten tegen kunnen werken en beperkingen opleveren voor een zuivere marktwerking. Dit is een van de grootste implicaties als gevolg van de zachte aanbevelingen en het streven naar het voorkomen van onzekerheden. Zeker gezien het belang de Europese Commissie lijkt te hechten aan een zuivere marktwerking en simplificatie van de regels. Door de veelvoud aan ‘kleinere’ maatregelen die worden genomen, groeit het aantal regels en zijn er enorm veel partijen bij het proces van bedoelde opwaardering betrokken. Hierdoor wordt het proces niet overzichtelijker, noch eenvoudiger en komen we terug bij de inleiding en het standpunt van Geert Teisman dat lineaire processen niet bestaan en dat besluitvormingsprocessen uit enorme kluwen en knopen bestaan met veel verschillende waarheden en partijen die zich er mee bemoeien. Ook hier blijkt het een ingewikkeld en lang niet altijd doorzichtig proces met meerdere standpunten en meningen te zijn. Of de getroffen maatregelen de structuur van de woningmarkt daadwerkelijk zullen veranderen, is nog de vraag. Wel is duidelijk dat invloed van Europa vrij beperkt is in dit proces. 40
Toch dient de Nederlandse overheid rekening te houden met een Europa dat wegens de crisis steeds dwingender wordt bij het doen van aanbevelingen over de woningmarkt. Als Nederland op cruciale onderdelen van de Europese aanbevelingen te veel een eigen koers blijft varen, is dit een risico voor de geloofwaardigheid van Nederland in het Europese debat over de crisis. Als de geloofwaardigheid van Nederland in het geding komt, terwijl het juist voorbeeld wil zijn in Europa als het gaat om bezuinigingen, zal dit ook betekenis hebben voor het vertrouwen in eigen land. Bij een afnemend vertrouwen in eigen land, zal als onderdeel hiervan, ook het vertrouwen in het herstel van de woningmarkt nog weer langer op zich laten wachten. De Nederlandse overheid dient daarom het eigen beleid met kracht en overtuiging te verdedigen. Of de invloed van Europa op de Nederlandse woningmarkt groeit doordat zij wegens de crisis dwingender worden in het doen van aanbevelingen is de vraag. Het kan de indruk wekken dat Europa ‘genoeg krijgt’ van het in hun ogen achterblijvende beleid van Nederland. Dit is iets waar op dit moment geen uitspraken over gedaan kunnen worden, maar wat zich goed leent voor toekomstig onderzoek. Een aanbeveling die gedaan kan worden is dat Europa in de toekomst principes formuleert met betrekking tot de structuur van, in dit geval, de woningmarkt en daarmee een lijn kan trekken die in de toekomst kan dienen als leidraad. De principes geven een zekere zekerheid en zal ruimte bieden voor de desbetreffende overheid om hier haar eigen invulling aan te geven. Bij de invulling hiervan zou het verstandig zijn om het aantal regels zo beperkt mogelijk te houden en waar nodig terug te brengen. Dit houdt het voor iedereen overzichtelijker en zal de markt meer haar werk kunnen laten doen.
41
Verwijzingen Aaronson, D. (2002) A note on the benefits of homeownership. Journal of Urban Economics, 2000, vol. 47, p. 356‐369. Boelhouwer, P. (2002) Trends in Dutch Housing Policy and the Shifting Position of the Social Rented Sector. Urban Studies, 2002, Vol. 39, p. 219‐235. Boelhouwer, P., Hoekstra, J. (2009) Towards a Better Balance on the Dutch Housing Market? Analysis and Policy Propositions. International Journal of Housing Policy, 2009, Vol. 9(4), p. 457‐475. Boelhouwer, P., Lamain, C. (2013) Marktconforme huren en woonuitgaven, De effecten van het huurbeleid uit het voorjaarsakkoord wonen het regeerakkoord Rutte II op de ontwikkeling van de woonuitgaven. Delft, Onderzoeksinstituut OTB, 2013, p. 1‐39. Bryman, A. (2008) Social Research Methods, Oxford University Press: New York. Cecodhas Housing Europe (2011) Housing Europe Review 2012 The nuts and bolts of European social housing systems Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) (2012a) Ruim een kwart van de huurders van corporatiewoningen verdient meer dan 33 duizend euro. [Online]
(geraadpleegd 27‐04‐2013). Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) (2012b) Woningwaarde tweemaal zo hoog als hypotheekschuld. [Online] (geraadpleegd 09‐04‐2013). Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) (2013) Nieuwbouwoningen, bouwvergunningen, gereedgekomen, 1995‐2012. Centraal bureau voor de statistiek, Statline: Den Haag. Centraal Planbureau (CPB) (2010) Hervorming van het Nederlandse woonbeleid. Den Haag; Centraal Planbureau, 2010, p. 1‐170. Centraal Planbureau (CPB) (2012) CPB Risicorapportage Financiële Markten. Den Haag; Centraal Planbureau, 2012, p. 1‐28. Centraal Planbureau (CPB) (2013) De Nederlandse Woningmarkt – hypotheekrente, huizenprijzen en consumptie. Den Haag; Centraal Planbureau, 2013. Damen, T. (2013) Corporaties willen Blok aanklagen. Parool, 11‐03‐2013. Elsinga, M. & Hoekstra, J. (augustus 2004) Op eigen kracht: eigenwoningbezit in Nederland, Den Haag; VROM‐raad. Europese Commissie (2012a) Aanbeveling van de Raad. Brussel: SWD, 2012, Vol. 322 final, p. 1‐6. 42
Europese Commissie (2012b) Beoordeling van het nationaal hervormingsprogramma 2012 en het stabiliteitsprogramma 2012 voor Nederland. Brussel: SWD, 2012, Vol. 322 final, p. 1‐41. Europese Commissie (2012c) Alert mechanism report. Brussel: SWD, 2012, Vol. 68 final, p. 1‐20. Europese Commissie (2013) Aanbevelingen van de Raad. Brussel: SWD, 2013, Vol. 369 final, p. 1‐7. Haffner, M., Boumeester, H. (2010) The Affordability of Housing in the Netherlands: An Increasing Income Gap Between Renting and Owning?, Housing Studies, 2010, Vol. 25(6), p. 799‐820 Hassink, WHJ ; Van Leuvensteijn, M (2007) Measuring transparency in the Dutch mortgage market. Economist‐netherlands, 2007, Vol.155(1), p. 23‐47. Kadaster (2013) Vastgoeddashboard, Vastgoedbericht [Online] < http://www.kadaster.nl/web/pagina/Vastgoed‐Dashboard.htm> (geraadpleegd 17 juni 2013). Kempen, R. van, Priemus, H. (2002) Revolution in Social Housing in the Netherlands: Possible Effects of New Housing Policies. Urban Studies, 2002, Vol. 39, p. 237‐253. Kuypers, P. & Smallegange, S. (2008) Woningcorporaties en Brussel: een conflict? Het toenemende belang van de Europese regelgeving op de Nederlandse woningcorporaties nader beschouwd. Brussel: AKD Prinsen van Wijmen advocaten en notarissen, 2008, p. 1‐16. Ministerie voor Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties (MinBZK) (2010) Tijdelijke regeling diensten van algemeen economisch belang toegelaten instellingen volkshuisvesting. Den Haag: Ministerie voor BZK, 2010, p. 1‐7. Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (MinEZLI) (2012) Nationaal Hervormingsprogramma 2012. Den Haag, 2012, p. 1‐28. Notten, F. (2011) Hypotheekschuld in Nederland, De Nederlandse Economie 2012. Den Haag: Centraal bureau voor de statistiek, 2011, p. 206‐224. Ortec Finance (2012) Verhuurderheffing en corporaties, Een financiële analyse. Amsterdam: Ortec Finance, 20123, p. 1‐14. Prechal, S. & Vandamme, T. (2007) EU Besluiten in de Nederlandse rechtsorde, op weg naar een draaiboek voor een houdbaar en geïntegreerd wetgevingsproces. Raad van State, 2007, Vol. 29, p. 1‐ 75. Ras, M., Ooms, I., Gameren, E. & Eggink, E. (2011) Housing Consumption and Financial Policy Instruments in the Netherlands. Den Haag: The Netherlands Institute for Social Research, SCP, 2011, Vol. 26, p. 975‐995.
43
Richardson, L. (1990) Narrative and sociology, Journal of Contemporary Ethnography, 19 (1990), pp. 116–135. Rijksoverheid (2012) Actualisatie Stabiliteitsprogramma Nederland. Den Haag, 2012, p. 1‐45. Rijksoverheid (2013) Afspraken woningmarkt. Den Haag, 2013, p. 1‐6. Stephens (1996) Housing policy in the EU member states. ECODHAS, p. 99‐106. Sterken, Elmer (2006) Competition in the Dutch mortgage market. De Economist, 2006, Vol. 154(4), p. 587‐600 Teisman, G. (2008) Complexity and management of improvement programmes, an revolutionairy approach, Public Management Review, 2008, Vol. 10 Issue 3, p. 341‐359. Veldhuis, O. (2011), Vermogensverhoudingen in Nederland na de kredietcrisis. Amsterdam: UvA, p. 6‐ 21. Vries, P. de & P. Boelhouwer (2004) Langetermijnevenwicht op de koopwoningenmarkt. Utrecht: DGW/NETHUR partnership series nr. 28. Yin, R. (2009) Case Study Research: Design and Methods, SAGE Publications: Thousand Oaks, CA.
44
Bijlage 1
De lijst vragen waar tijdens de semi gestructureerde interviews uit gekozen is
Wat is uw perceptie van de invalshoek van de Europese aanbevelingen voor de Nederlandse woningmarkt? Hoe moeten de Europese aanbevelingen gezien worden in vergelijking tot het Nederlandse beleid? De aanbevelingen van de Europese Commissie zijn voornamelijk van financieel karakter. Denkt u dat hier nog andere redenen voor zijn dan de crisis? In hoeverre is er contact tussen Nederlandse overheid en de Europese Commissie voordat die aanbevelingen worden opgesteld door Europa? Was de Nederlandse regering met dezelfde beleidsmaatregels gekomen zonder de aanbevelingen van de Europese Commissie? Wat denkt u over de aanbeveling van de Europese Commissie over het vergroten van de marktwerking binnen de gereguleerde huursector? De commissie wil de marktwerking vooral stimuleren door de reikwijdte van de corporaties te verkleinen en de bijzondere positie aan te passen. Wat denkt u van deze maatregelen? Wat denkt u dat er zal gebeuren als corporaties grote delen van hun bezit gaan verkopen? Hoe denkt u dat de inkomensafhankelijke huren en versoepeling van de maatregelen voor corporaties om hun bezit te verkopen, effect zullen hebben op de inkomenssegregatie binnen Nederland? Hoe denkt u dat de inkomensafhankelijke huren en versoepeling van de maatregelen voor corporaties om hun bezit te verkopen, effect zullen hebben op de prijsontwikkeling van de koopmarkt? Wat denkt u dat de effecten zullen zijn van de inkomensafhankelijke huur voor Nederlandse woningcorporaties? Wat is volgens u het effect van de inkomensafhankelijke huren op de doorstroming van de huur‐ naar de koopmarkt? Wat denkt u dat het effect van de inkomensafhankelijke huren is op het fenomeen scheefwonen? Wat denkt u dat de invloed van de inkomensafhankelijke huur en het versterken van de marktwerking binnen de gereguleerde huurmarkt, zal zijn op de verhouding van bezit binnen de bestaande woningvoorraad? Wat denkt u dat het eventuele effect van de afschaffing van de hypotheekrenteaftrek zal zijn op de woningcorporaties?
45
Wat denkt u dat het afsluiten van een hypotheek die binnen 30 jaar jaarlijks afgelost moet worden om in aanmerking te komen voor de hypotheekrenteaftrek, zal betekenen voor starters en de doorstroming van huur‐ naar koopwoningen op de Nederlandse woningmarkt? Wat denkt u dat de mogelijke effecten zijn op de Nederlandse woningmarkt van een geleidelijke, of complete, afschaffing van de hypotheekrenteaftrek? (Wellicht van invloed op woningwaarde, woningbouwproces, structuur woningmarkt?) Wat denkt u? Gaan we met de maatregelen van een aanbod naar een vraagmarkt? Dit blijkt wenselijk. Wat denkt u dat het grotere voordeel dat de rijkere dan de armere uit de hypotheekrente halen op de lange termijn kan gaan betekenen voor de ruimtelijke ordening? Denkt u dat de nieuwe maatregelen zullen leiden tot meer nieuwbouw? Wat denkt u dat de invloed van de Europese aanbevelingen is op de Nederlandse woningmarkt?
46
Bijlage 2
In alle bijlagen is de Interviewer Godert van Dedem
Interview met Margit Jokovi van het Centraal Fonds Volkshuisvesting (CFV), Senior Toezichtanalist op de Afdeling Toezicht. Interviewer
Wat denkt u dat de effecten zullen zijn van de inkomensafhankelijke huur voor Nederlandse woningcorporaties?
M. Jokovi
Voor de corporatiesector betekent het in eerste instantie extra werk. Financieel tast het de vermogenspositie van de sector aan (zie onze doorrekening van 28 februari 2013, solvabiliteit loopt terug). De extra huuropbrengsten worden namelijk afgeroomd via de verhuurdersheffing. En de verhuurderheffing incasseert zelfs nog wat meer Tussen de corporaties kunnen daarbij wel nog verschillen bestaan. Doordat het aandeel hoge inkomens onder de huurders kan verschillen tussen corporaties, zal ook de gegenereerde extra huuropbrengst kunnen verschillen. Indien dat vervolgens ook machet met verschillen in af te dragen verhuurdersheffing is dat uiteraard mooi, maar dat zal niet per definitie zo zijn. Op termijn is er het risico dat de sector minder gaat investeren in woningverbetering. Naarmate de huurniveaus door de extra huurstijgingen dichter tegen het maximaal toegestane niveau (o.b.v. WWS‐punten) aankomen, is er immers minder ruimte om verbetering te financieren uit huurverhoging. Verder kunnen de huurverhogingen er toe leiden dat het aandeel hoge inkomens in de corporatiesector op termijn terugloopt, doorat huishoudens uitwijken naar de koopsector (hetgeen misschien weer gunstig is voor de prijsontwikkeling in de koopsector die momenteel immers sterk onder druk staat). Een andere optie is uitwijken naar de duurdere (niet gereguleerde) huursector indien die perspectief biedt op lagere huurstijgingen (kan contractueel geregeld worden).
Interviewer M. Jokovi
Interviewer M. Jokovi Interviewer
Hoe denkt u dat de inkomensafhankelijke huren van invloed zullen zijn op de inkomens segregatie binnen Nederland? Lastige vraag. Veel hangt af van de mate waarin sociale huur‐ en koopwoningen al dan niet gemixt voorkomen binnen buurten en wijken. Indien hogere inkomens de huursector verlaten voor een koopwoning, maar daarbij wel in dezelfde buurt/wijk blijven wonen heeft het weinig betekenis voor inkomenssegregatie. Wat denkt u dat er zal gebeuren met de doorstroming van de huur‐ naar de koopmarkt na het invoeren van de inkomens afhankelijke huurverhogingen? Zie hierboven bij 1e vraag Wat denkt u dat er zal gebeuren met het fenomeen scheefwonen na het invoeren van de inkomens afhankelijke huren?
47
M. Jokovi
Interviewer M. Jokovi
Interviewer M. Jokovi
Goedkoop scheefwonen vermindert uiteraard per definitie, want hogere inkomens gaan meer betalen. Doordat het beleid inzake extra huurverhogingen samenvalt met de verhuurderheffing is er echter een risico dat duur scheefwonen meer gaat voorkomen, dus huishoudens met een laag inkomen in een relatief dure woning. Door die heffing ontkomen corporaties er niet aan hun huren op te trekken. Of de huurtoeslag die huishoudens compenseert Wat denkt u dat de inkomensafhankelijke huur zal betekenen voor de marktwerking binnen de gereguleerde huursector? Is dit niet de verkeerde vraag? Binnen de gereguleerde sector overheerst de regulering en is er mi weinig marktwerking. Doordat het huurprijsbeleid samenvalt met de verhuurderheffing, zullen corporaties ertoe neigen de huren van vrijgekomen woningen op te trekken (huurharmonisatie). Voor huurders met een smalle portemonnee die graag naar een andere woning willen (die kwalitatief beter is toegesneden op hun in de loop der tijd veranderde leefsituatie) maakt dat het niet aantrekkelijk om te verhuizen. Onder de huurders met een hoog inkomen kunnen de huurprijsstijgingen de uitstroom uit de gereguleerde sector bevorderen, maar die gaan dan dus over naar een andere markt dan de gereguleerde sector. Wat is uw invalshoek met betrekking tot de aanbevelingen? M.b.t. het huurbeleid in de gereguleerde sector (het overgrote deel van de corporatiewoningen) geldt verder dat de jaarlijkse gereguleerde huurverhoging de afgelopen jaren steeds gelijk werd gesteld aan de inflatie in het voorgaande jaar. Die reguliere huurverhoging gold daarbij voor alle huurders. Verder kan de huur van een woning ook worden aangepast op het moment dat er een nieuwe huurder in komt (huurharmonisatie) of na verbetering van de woning.
Sinds enkele jaren is het Rijk daarnaast bezig om de huurprijsstelling van woningen te veranderen. In oktober 2010 werden in een aantal schaarste regio’s extra WWS‐ punten toegekend aan een deel van de huurwoningen (afhankelijk van de WOZ‐ waarde van de woningen per vierkante meter). Door die punten verhoging kan voor deze woningen een hogere huur worden gevraagd. Daarbij geldt uiteraard wel dat die hogere huur niet in een keer kan worden opgelegd. Dat kan alleen bij het opnieuw verhuren van de woning (huurharmonisatie). Zolang de zittende huurder blijft zitten, kan er alleen via de jaarlijkse huurverhoging worden toegegroeid naar het hogere toegestane huurniveau. Verder is er ook al sinds enkele jaren langer sprake van een streven naar een iets meer inkomensafhankelijk huurbeleid, waarbij huishoudens met een hoog inkomen een extra huurverhoging zouden krijgen bovenop de jaarlijkse reguliere huurverhoging die voor alle huurders geldt. Ik meen het ministerie van BZK dit in 2012 voor het eerst mogelijk wilde maken voor de corporaties, maar dat de rechter die extra huurverhoging toen heeft tegengehouden omdat het nog niet voldoende 48
goed geregeld was, dat corporaties de benodigde informatie over welke huishoudens op basis van hun inkomen in aanmerking komen voor die extra huurverhoging konden krijgen via de belastingdienst. Het eind 2012 gestarte kabinet Rutte II heeft de extra huurverhoging voor hogere inkomens vervolgens weer op de agenda gezet (en daarbij ook het niveau voor de reguliere verhoging opgevoerd tot boven inflatie niveau). Per 1 juli 2013 gaat de extra huurverhoging voor de hogere inkomens nu ook daadwerkelijk in. In de kranten kun je verder lezen dat een aantal corporaties hem nog niet wil doorvoeren, deels omdat ze de informatie van de belastingdienst niet tijdig genoeg ontvingen en/of niet helemaal correct ontvingen. Tenslotte is het goed te weten dat het ministerie ondertussen ook bezig is met meer algemene veranderingen in de systematiek van het huurbeleid. Hoe dat eruit gaat zien is echter nog niet bekend. Ik meen dat ze er wel voor de zomer mee naar buiten willen, maar het ministerie kan je daar meer over vertellen.
49
Bijlage 3 Interview met Sébastien Garnier van AEDES, Public Affairs EU Interviewer
Wat is uw perceptie van de invalshoek van de Europese aanbevelingen voor de Nederlandse woningmarkt?
S. Garnier
Wij volgen de aanbevelingen vanaf vorig jaar, toen waren ze specifiek en gedetailleerd. Dat viel ons op. Aangezien het ook een nieuwe bevoegdheid is voor de commissie om zo diepgaand over de economische onderwerpen te gaan van lidstaten. Ja en daar hebben we ook gesprekken over gevoerd en wat bleek is dat het voor een hun ook een beetje aftasten was hoe ver ze konden gaan en hoe gedetailleerd ze aanbevelingen kunnen doen voor de lidstaten. Ze hadden wel het gevoel dat ze voor de Nederlandse woningmarkt erg ver waren gegaan. Wel redelijk de grens van een invloed hadden bereikt en in hoever zij zich mochten mengen in waar volgens hen de problemen liggen en mogen bemoeien met de oplossingen.
Interviewer
Hoe zou Nederland die Aanbevelingen moeten zien, hoever moeten zij ze opvolgen?
S. Garnier
Denk dat de aanbevelingen van te voren heel erg goed worden getoetst bij de belangrijkste stakeholders. Ministeries en overheid zitten daar ook bij. Dus ze hebben van te voren wel een idee van hoe haalbaar is dit en in hoeverre is dit in lijn met lopend beleid en toekomstige hervormingen die Nederland toch wel van plan is om te doen. Was voor de minister van Financiën waarschijnlijk niet zo een hele grote verassing wat daar uiteindelijk is opgeschreven. Als je kijkt naar de hypotheekrenteaftrek deel. De vraag is, hoe moet je dat lezen? Dat is een afbouw op termijn, maar wel een volledige afbouw. Dat komt daar niet helemaal duidelijk naar voren en dat is niet zo als het helemaal wordt ingevoerd. Dat is voor de koopwoningen en dat raakt ons niet direct, maar wel indirect. Wat betreft de andere twee delen, die zijn wel relevant voor de huur kant. Wij zijn daar niet blij mee, want wij zijn geen voorstander van de inkomenshuren. Dat is wel wat gevraagd wordt aan de sociale kant. En je zou ook nog wel kunnen zeggen dat die twee aanbevelingen over de huursector tegenstrijdig zijn aan elkaar. Omdat je kan niet en inkomens huren hebben en mark gerelateerde huren hebben. Dat werkt niet.
Interviewer
Wat is daar de reden voor dat dat niet zou werken dan?
S. Garnier
Als je inkomens huren hebt, dan kijk je naar de inkomens van mensen. Zo werkt de markt niet. Als je naar de Albert Heijn gaat en je koopt een fles wan, dan vraagt de kassière niet wat je inkomen is om de prijs te bepalen. Om het maar even simpel te zeggen. De markt heeft te maken met vraag en aanbod. Daar speelt inkomen wel voor een deel aan mee, maar is niet alles bepalend. En dat is wel een beetje wat er nu wordt ingevoerd. Nu heeft overheid ook wel aangegeven dat er op termijn naar een huursombenadering wordt toegewerkt. Daar worden in 2014 wel voorstellen voor gedaan en daar zijn we wel voorstander van. En dan zal je meer naar een markt 50
gerelateerde huur in ieder geval, kunnen gaan. Dan kan ook meer worden gekeken naar de waarde van woningen. Op de markt. En dat je dus niet op basis van inkomen alleen maar onderscheidt maakt. Dat is dus een van die dingen, en dat hebben we ook geprobeerd uit te leggen bij de Europese Commissie, en dat heet de huursombenadering he, meer informatie op de website. Interviewer
Wat is volgens u het effect van de inkomensafhankelijke huren op de doorstroming van de huur‐ naar de koopmarkt? Dat is een achterliggend doel van die aanbevelingen.
S. Garnier
Nou ja dat, zo heeft inderdaad het kabinet het voorgesteld. Dat het tegoeden zou komen aan de doorstroming. Dat is niet wat wij direct zien, omdat er geen alternatief is om naar door te stromen. Dus eigenlijk zou je daar eerst aan moeten werken voordat je de mensen uit hun huizen drijft door huurverhogingen. Wat hier nog meespeelt en dat zie je helemaal niet terug in de aanbevelingen dat is op zich heel merkwaardig en dat is de verhuurdersheffing. Dat heeft een grote impact op onze sector. En daar zit zo een duidelijke link met die huurverhogingen. Dat is namelijk dat die huurverhogingen gekoppeld zijn aan het afromen ervan door de overheid via de verhuurdersheffing.
Interviewer
Dus dan krijgen ze het geld weer terug?
S. Garnier
Ja dus dat is het merkwaardige dus aan de ene kant doet de commissie hele gedetailleerde aanbevelingen op een aantal punten. Maar op dit punt zeggen dat moet een lidstaat zelf maar beslissen hoe ze daar mee omgaan en daar hebben ze de vrijheid in om dus die overwaarde af te romen. En dat is, vind ik zelf een vrij, ja, een niet zo een objectief standpunt zeg maar. Je kunt niet zeggen dat de huren omhoog gaan en niet kijken wat de gevolgen daarvan zijn en hoe de overheid daar mee omgaat. Des te meer omdat wij op een aantal punten zien dat die heffingen een heleboel investeringen zullen stop leggen. Dus wel echt gevolgen zullen hebben voor de economie en de bouwsector, maar ook voor het behalen van andere Europese doelstellingen zoals de energiedoelstelling. Ja, dat is dus eigenlijk heel raar dat ze daar dus niet op in gaan terwijl ze op andere punten wel specifiek ingaan. Die verhuurdersverhogingen liggen in lijn met de kabinetsplannen. Die verhuurdersverheffing daar stellen ze helemaal geen kritische vragen over. Omdat die aanbevelingen worden door de Commissie opgesteld, maar die moeten later worden aangenomen door de Raad. Dus als Nederland niet blij is met haar eigen aanbevelingen kan ze daar tegen stemmen. Commissie doet eigenlijk alleen maar een recommendation for a recommendation. Wat misschien ook goed is om te weten voor jou is, dat is dat dit is onderdeel van …beleid. Een ander traject is dat de commissie ook maatregelen kan nemen als ze zien dat er op betaalde vlakken risico’s zijn voor een economie. Dat heet macro‐ economisch onevenwichtigheid procedure en dat hangt samen met het score board daar staan een aantal parameters waaronder bijvoorbeeld de huizenprijzen. Die bijvoorbeeld interessant zijn voor ons. En wanneer die te hoog zijn dan is dat voor de 51
commissie een reden om een procedure te starten en voor Nederland is dat het geval geweest. Niet voor de woningprijzen maar voor een te hoge private schuld als ik het me goed herinner. Dus ook zitten we in dat traject. Daarvoor de Commissie ook aanbevelingen. Die hoeven trouwens niet door de raad te worden aangenomen, daar hebben ze hun eigen bevoegdheid op. Het is allemaal onderdeel van het sixpack. En daar zijn uit mijn hoofd 10 april weer aanbevelingen gedaan door de EC. Worden weer dingen gezegd over de hypotheekrenteaftrek, huursector, corporaties. Vooral over de inrichting van de huursector en corporaties. Volgende aanbevelingen 29 mei. Jaarlijks. Interviewer
Was de Nederlandse regering met dezelfde beleidsmaatregels gekomen zonder de aanbevelingen van de Europese Commissie?
S. Garnier
Interessante vraag. Heb je het eigenlijk over de objectiviteit van de Commissie en de commissie zit volgens mij heel erg te balanceren met wat komt er door heen in Nederland. Dus heel revolutionair zal het nooit zijn en het is altijd gebaseerd op een bepaalde consensus en iets waar steun voor is binnen een lidstaat. Proberen wel hun eigen standpunten in de aanbevelingen naar voren te brengen en te laten blijken wat ze goede hervormingen vinden.
Interviewer
Ze zullen nooit een erg vergaande of structurele verandering te weeg brengen met die aanbevelingen, maar zo een eerste aanbeveling over afschaffing hypotheekrenteaftrek lijkt ver te gaan in mijn ogen. Die doelt er wel op de hele ding af te schaffen.
S. Garnier
Ja die gaat inderdaad wat verder. Dat zou je kunnen verklaren, ik weet het niet, maar omdat de risico’s voor de Economie daarop wat groter zijn dan op die andere vlakken. En omdat iedereen zich dat tegelijkertijd ook wel beseft ook. Wat ook verder mee speelt. Ik weet niet of het gebeurd is maar Je kunt je voorstellen dat wanneer een kabinet voor moeilijke beslissingen staat het een stuk makkelijk wordt als de commissie zelf met die aanbevelingen komt. Misschien wel wat pijnlijker maar blijkbaar ook wat noodzakelijker om naar voren te brengen. Dat zou kunnen meespelen ook hier. Je kunt er wel om heen. Het blijven aanbevelingen. Als je er geen gehoor aan geeft gebeurt er niet veel. Nu zouden ze wat verder kunnen gaan omdat ze in dat macro economische evenwichtigheid procedure zitten en dan zijn er dus meer risico’s voor een economie. En dan heb je daar volgens mij nog twee categorieën binnen. Nederland zit nog wel in de minst risico volle zone. In de risico volle categorie kunnen aanbevelingen worden gedaan en als die niet worden nagevolgd kunnen er waarschuwingen plaats vinden en daarna financiële sanctie worden opgelegd. Is nog niet gebeurd omdat het een nieuwe opzet is en het is nog maar de vraag hoe veel je economie daarmee helpt.
52
Interviewer
Status en reikwijdte van corporaties willen verkleinen, en het nieuwe woonakkoord zijn versoepelende regels opgesteld voor corporaties om woningen te verkopen. Wat denkt u dat er zal gebeuren als corporaties grote delen van hun bezit gaan verkopen?
S. Garnier
Hebben we wel eens onderzoek naar gedaan. Als je in een keer grote hoeveelheden woningen op de markt dumpt heeft dat rampzalige gevolgen voor de prijsontwikkeling van de huidige koopsector. Voornamelijk in tijden als deze. Dat zou niet verstandig zijn. Aan de andere kant als je kijkt naar die laatste aanbeveling van april, ook daar wijst de Commissie er erg op dat het goed zou zijn om corporaties te kijken en om af te vragen of die wel efficiënt genoeg zijn en naar het huurbeleid. Dan zijn er een aantal barrières die voorkomen dat er een private huursegment van enig omvang ontstaat in Nederland. Dan maken ze daar wel een grote denkfout omdat de corporatie sector formeel qua bezit privaat is. Nou ja semi publiek. En dat is privaat maar heel gereguleerd. Dus er bestaat al een redelijke private huursector. Maar wat ze waarschijnlijk bedoelen is dat ze willen dat er een meer mark gerelateerde of commerciële sector ontstaat. En dat kan je op verschillende manieren bereiken. Dat kan je doen door je woning bezit te verkopen aan particulieren huurders of andere particulieren of je kunt het ook doen aan beleggers, meer amas, Dat zou de toekomst uitwijzen wat daar zal gebeuren, maar het punt is wel dat daar steeds meer toe zal worden gedwongen door die verhuurdersheffing. Daar is nog weinig overbekend wat daarvoor de beste manier is en de commissie zegt daar natuurlijk ook niks over. Je zou je ook nog kunnen voorstellen dat een derde optie is dat corporaties dat zij het blijven exploiteren. Dus dat je naar een meer mark gerelateerd segment toe trekt maar dat het nog steeds in handen is van de corporaties. Of een deel van corporaties. Er zijn allerlei scenario’s daarin.
53
Bijlage 4 Interview met Rik de Boer van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Beleidsmedewerker woningmarkt, valt onder de directie Kennis en Verkenningen van het directoraat‐generaal Wonen en Bouwen. Houdt zich bezig met de strategische invalshoek van de woningmarkt en schrijft onder andere visies voor minister Blok. R. de Boer
Ik zag dat je die aanbevelingen onder elkaar had gezet, die aanbevelingen van de Europese Commissie. Nou ja, vooraf zou ik willen zeggen, kijk dat soort aanbevelingen van de Europese Commissie die komen toch wel ook al vaak tot stand min of meer in overleg natuurlijk met Nederland.
Interviewer
Ja.
R. de Boer
Ik zag dat je ergens ook zei, van goh ze zijn voornamelijk van financiële aard en kijk je zou dat ook van de Europese bril moeten zien. De Europese Commissie heeft gewoon een rol ten aanzien van de begrotingen die worden gemaakt. En nou ja, met dat tekort onder de drie procent houden dus van uit die rol en die invalshoek worden ook de aanbevelingen gedaan.
Interviewer
Ja.
R. de Boer
Ten aanzien van de woningmarkt daar heeft de Europese Commissie natuurlijk feitelijk geen bevoegdheid in de zin van, het is niet zo dat de Europese Commissie een formele rol heeft in het woonbeleid. Het woonbeleid is natuurlijk een nationale en lokale aangelegenheid natuurlijk. Dus ik denk, van ergens vroeg je van heeft dit nou voornamelijk een financiële achtergrond. Ik denk ja, want dit komt voornamelijk voort uit meer de begroting discussie. Ja, die aanbevelingen die je opnoemt, eerlijk gezegd denk ik dat de invloed van Europa met deze aanbevelingen niet heel groot is op het Nederlandse beleid. De richtingen die hier geschetst worden zijn natuurlijk ook al richtingen waar het kabinet ook al naar toe beweegt met haar eigen maatregelen en het zijn dingen die beiden door allerlei experts natuurlijk worden benadrukt als die kant moeten we op, of het nu het centraal planbureau is of mensen uit de wetenschappelijke wereld of adviesraden zoals de raad van de leefomgeving. Die hebben allemaal dit soort aanbevelingen gedaan. Die hebben geprobeerd de hypotheekrenteaftrek af te bouwen en probeer wat meer marktwerking in de huursector te brengen, dat zijn allemaal aanbevelingen die al lang bestaan, laat ik het zo zeggen.
Interviewer
Ja dus de beleidsmaatregelen waren op den duur ook wel tot stand gekomen zonder de aanbevelingen van de Europese Commissie denkt u?
R. de Boer
Dat denk ik wel ja, je mag jij zeggen hoor. Maakt me niks uit. Ja, als ik een beetje vrijdenkend zou moeten nadenken over waar de Europese Commissie nou een grote invloed heeft gehad op het woonbeleid. Dan gaat dat eerder over de toewijzingsregels voor sociale huurwoningen in Nederland.
Interviewer
Ja. 54
R. de Boer
En ook dat werd niet vanaf een woningmarkt perspectief benaderd, maar vanuit staatsteun. Voorlopig gaat het over marktwerking, de interne markt en staatsteun wat mag de overheid voor een steun geven aan bedrijven, of feitelijk aan particulieren. En die vanuit die optiek heeft er dus discussie plaatsgevonden over corporaties. Corporaties ontvangen natuurlijk staatsteun. De Nederlandse overheid staat bijvoorbeeld garant voor hun leningen via het waarborgfonds sociale woningbouw en zij kunnen ook geld lenen van de bank Nederlandse gemeenten waardoor ze dus goedkoper aan geld kunnen komen dan bedrijven die in een vrije marktsituatie verkeren. En dat is staatsteun en daar heeft de Europese Commissie heeft daar goed naar gekeken van hoe zit het nou met die staatsteun en vervolgens is daar in onderhandelingen met de Europese Commissie is daar, die hebben jaren geduurd, is daar een toewijzingsgrens uit gekomen. Ik denk dat als je een reële invloed vanuit Europa op het Nederlandse woonbeleid wilt zien dan ziet hij daar, maar ook daarbij was het woonbeleid ook niet het primaire aansluitingspunt.
Interviewer
Nee
R. de Boer
Maar ja.
Interviewer
En denkt u, want er zijn natuurlijk nu nog met betrekking tot die staatsteun allemaal regelingen van startersleningen die vanuit de gemeenten gegeven zullen worden, als ik het goed heb begrepen?
R. de Boer
Dus ja er is een starterslening via de SVN in omloop, volgens mij betekent het iets als stimuleringsfonds huisvesting. Daar zijn starterslening, die zijn ook een tijd lang gefinancierd vanuit de overheid en die heeft nu net weer een extra budget weer voor vrijgemaakt, dus er wordt ook weert vanuit de rijksoverheid aan mee betaald. Samen met gemeenten wordt dan budget bij elkaar gebracht voor startersleningen.
Interviewer
Maar daar heeft de Europese Commissie nog niets over gezegd of iets over gemeld?
R. de Boer
Nee, nee niet dat ik weet.
Interviewer
Oké en denkt u dat die inkomensafhankelijke huren, die nu vanaf 1 juli volgens mij ingaan, denkt u dat dat iets zal doen aan de doorstroming van de huur naar de koopmarkt?
R. de Boer
Nou ja natuurlijk nou kijk sowieso verhoogd natuurlijk dit kabinet, tenminste maakt die kabinet huurverhogingen boven inflatie mogelijk zodat er dus een aanpassing kan plaats vinden zodat meer marktconforme huren geheven kunnen worden. Dus dat de kwaliteit van een huurwoning ook meer in overeenstemming is met de prijs. Natuurlijk de afgelopen jaren heel land inflatie van ons huurbeleid gehad. Een van de doelen, zeker voor de hogere huurverhogingen voor mensen met de hogere inkomens, dat er toch meer een prikkel ontstaat om inderdaad door te stromen en dat hoeft niet alleen de koopsector te zijn, dat kan ook de vrije huursector zijn.
Interviewer
Oké en denkt u dat de hypotheekrenteaftrek, want daar heb je nu alleen nog recht op als je je hypotheek jaarlijks binnen 30 jaar aflost, en denkt u dat dat iets zal 55
betekenen voor de starters op de woningmarkt aangezien zij misschien minder geld zullen hebben en minder snel instaat zullen zijn om het binnen 30 jaar afte lossen? R. de Boer
Ja daar zijn wel wat berekeningen gemaakt, voor starters betekent het natuurlijk dat wellicht een iets hogere aanvangslast, omdat een volledig annuïtaire leningen ietsje duurder is dan een lening waarbij een gedeelte aflossingsvrij was. Maar ja de belangrijkste de reden om dit toch ja te doen is om de risico’s op de koopmarkt te verminderen dus om er voor te zorgen dat de huizenbezitter minder risico’s lopen. Want nou ja als je ieder jaar wat af lost heb je wat minder risico op een restschuld.
Interviewer
Ja precies. Even terug op de inkomens afhankelijke huren, ook een doel daarvan is om het scheefwonen tegen te gaan neem ik aan toch?
R. de Boer
Ja.
Interviewer
En denkt u dat dat daarmee zou gebeuren?
R. de Boer
Nou ja, het levert in ieder geval een prikkel op. Het geeft verhuurders dus de mogelijkheid om huurders met een hoger inkomen ook sneller een hogere huur te laten betalen. En ja als mensen die in zo een huurwoning geconfronteerd worden met een hogere huur dus dan zullen ze ongetwijfeld een afweging gaan maken en gaan denken aan een koopwoning of een vrijesector huurwoning.
Interviewer
Oké en een van die aanbevelingen die duidt erop om de reikwijdte van de sociale huurmarkt in te perken en de bijzondere status van de corporaties te veranderen, maar ik begrijp niet helemaal wat ze bedoelen met die bijzondere status van die woningbouwcorporaties.
R. de Boer
Ja wellicht dat ze daar toch de staatsteun die de corporaties ontvangen bedoelen en ja kijk het is natuurlijk een feit dat op de Nederlandse huurwoningmarkt de corporaties natuurlijk een bijzondere positie hebben. Bijna 80 procent van alle huurwoningen in het land zijn corporatie bezit. Wellicht dat de commissie dat zo bedoelt, maar ik zou dat niet precies weten. Wat ik in ieder geval wel weet is dat er op dit moment een herzieningswet van de woningwet ligt bij de kamer. En daar wordt ook nog een aanpassing op uitgevoerd, een novelle zoals dat dan heeft en die zal ook ergens de komende maanden naar de kamer gaan en ja een van de uitgangspunten daarbij is toch wel dat duidelijk wordt afgebakend wat nu precies de kerntaken van een corporatie zijn. En ja daar zal wel wat preciezer en nauwkeuriger worden beschreven wat nou toch echt de primaire taak van corporaties is. Nou ja het voorzien van huisvesting met een lager inkomen. En nou ja in eerdere gevallen stond dat niet zo helder en duidelijk in de stukken. En nou ja een van die doelen is natuurlijk ook om, en dan met name op die huurmarkt, op dat geliberaliseerde deel ook duidelijkheid te scheppen over dat daar toch echt sprake zal zijn van een gelijker speelveld. Dat corporaties toch geen voordelen van staatsteun mogen ondervinden voor woningen die geliberaliseerd zijn. Dus dat er ook ruimte ontstaat voor andere partijen. Dat is toch wel echt een richting die het kabinet op wilt. 56
Interviewer
Opvallend vind ik, want ik keek toevallig op de site van Ymere en daar zag ik een heel programma voor wat duurdere woningen, die dan net binnen de vrije sector vielen, waar zich ook over zouden ontfermen. Dat zouden ze ook gaan verhuren. Dus voor de huishoudens die dankzij hun inkomen geen recht meer zouden hebben op een sociale huurwoningen dat ze daar dan toch huurwoningen voor gaan aanbieden.
R. de Boer
Ja, nou ja dat is natuurlijk een van de consequenties geweest van zo een toewijzingsgrens. In het huidige systeem is het ook geen probleem als corporaties dat dan aanbieden en het lijkt mij ook bijna logisch gezien de hoeveelheid woningen de corporaties in handen hebben kan het bijna niet anders dat ze ook geliberaliseerde woningen verhuren, maar daar zal denk ik in de toekomst wel een wat striktere scheiding in aangebracht worden. Tussen zullen we maar zeggen de commerciële activiteiten, de vrije huur, en de kerntaak. Het huisvesten van mensen met een laag inkomen.
Interviewer
In het woonakkoord staat volgens mij ook het een en ander opgenomen over de versoepeling van de regels voor corporaties om hun bezit te verkopen aan of institutionele beleggers of particulieren, maar is het niet gevaarlijk dat wanneer zij grote partijen aan zullen bieden op de woningmarkt dat de prijzen dan nog verder zullen dalen?
R. de Boer
Ja ik kan mij zo een effect wel degelijk voorstellen, als je in een keer plotsklap grote hoeveelheden woningen gaan verkopen. Maar ja dat is op zich maar een lokale afweging. De corporatie en de gemeenten moeten gewoon goede afspraken maken kijk het is net de bedoeling dat de corporatie als een soort prijsdumping een soort enorme hoeveelheden woningen wegzet en daarmee weer de woningmarkt frustreet. Dat is natuurlijk niet het idee. Het zou denk ik eerder gaan om die gebieden en die plekken waar bijvoorbeeld, neem Amsterdam, waar behoefte is aan vrije sector huurwoningen. Ja, daar kan ik me voorstellen dat corporaties wel wat zullen willen verkopen. Maar ja dat gaat dan natuurlijk wel gewoon tegen marktwaarde en dan zullen er partijen moeten zijn die wel geïnteresseerd zijn en deze tegen marktwaarde kunnen verhuren. Dus ik zou dat niet direct als een soort prijsdumping zien. En bovendien zal een gemeente altijd willen dat er voldoende sociale huurwoningen overblijven om de mensen lage inkomens te kunnen huisvesten.
Interviewer
Ja precies, maar dat doel van de Europese Commissie wat uit die aanbevelingen naar voren komt, is het verkleinen van de reikwijdte van de sociale huurmarkt, maar daar worden vanuit Nederland nog niet echt plannen voor ondernomen toch?
R. de Boer
Zoals al ik al zei wordt in de herzieningswet op de woningwet wordt wel een duidelijkere afbakeningen gegeven in wat de kerntaken van de corporaties zijn, dus in zo verre zou je dat als een inperking kunnen zijn. Dat staat dus ook in het regeerakkoord, namelijk dat de taken worden teruggebracht naar de kerntaken namelijk het huisvesten van mensen met een lager inkomen. Dus dat is wel degelijk de richting waar het beleid zich ook naartoe beweegt.
57
Maar nogmaals ik denk niet dat dat als gevolg is van wat de Europese Commissie daar wel of niet van vindt. Dat heeft natuurlijk ook te maken met de hele discussie over woningcorporaties van de afgelopen jaren. Waar we natuurlijk te maken gehad met allerlei financiële speculaties en nog wel wat andere nou ja slechte ervaringen met corporaties, van woonboten die ontploften en veel te duur opknapte en nou ja al dat soort dingen. Als je op woningcorporaties googelt zal je een aantal corporaties vinden waarbij dat niet helemaal goed is gegaan en dat is toch wel een van de redenen om toch helder te zijn van over wat is nou precies de kerntaak en wat moet je nou precies doen en wat voor een activiteiten horen er nou eigenlijk niet bij een organisatie. Nou ja staatsteun ontvangen. Interviewer
Dus u zegt dat het voornaamste effect van de Europese aanbevelingen is het eigenlijk het bestrijden van de staatsteun en niet zozeer de richtingen van de aanbevelingen?
R. de Boer
Ja ja dat zou ik zeggen.
58
Bijlage 5 Interview met Ferdi Licher en Rik de Boer van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijsrelaties. F. Licher is directeur van de directie Kennis en Verkenning. R. de Boer is beleidsmedewerker woningmarkt en valt onder de directie Kennis en Verkenningen van het directoraat‐generaal Wonen en Bouwen. F. Licher
Maar dat is denk ik met name ook al met name over de discussie denk ik, ze proberen de aanbevelingen ook effectief te laten zijn binnen het debat wat er op dat moment binnen een lidstaat speelt. En aan te laten sluiten bij de analyse en de beleidsdiscussie die in een lidstaat plaatsvindt. Jij zoekt, wat is met de aanbevelingen gedaan.
Interviewer
Ja.
F. Licher
En dan moet ik even direct denken aan iemand als Geert Teisman die probeert uit te leggen dat niks meer lineair is, zo van er gebeurt iets, er wordt wat besproken en uitgevoerd. Het zijn knopen, kluwen, de OCD zegt dit, de EC zegt dat, de onderhandelingen zijn als volgt, het centraal planbureau heeft adviezen, het IMF zegt weer wat enz. En die dingen versterken elkaar natuurlijk op een zeker moment en het kan zo zijn dat lange weerstand, kijk naar de hypotheekrenteaftrek, dat er een taboe op heerst. De geluiden die komen wel maar de samenleving is er nog niet klaar voor dus het leidt politiek tot dusdanige verlies aan stemmen of kiezers dat niemand het nog durft aan te kaarten.
R. de Boer
Kijk dat hele woonbeleid heeft daar natuurlijk heel lang daar mee te maken gehad. Dat links en rechts toch hele verschillende dingen wilden. De een wilde de huurmarkt hervormen en de ander wilde de koopmarkt hervormen. En dat leidde tot de negatieve uitruil dat er niets gebeurde. Dus zat iedereen in de loopgraven en dat is pas met het huidige kabinet de uitruil tot stand gekomen.
F. Licher
Maar ik van dus dat, ik zou bijna denk daar zou je iets over moeten zeggen. Want als je gaat werken vanuit een lineair model dit ging in en dit is eruit gekomen, dan heb je een model dat helemaal niet over de werkelijkheid gaat. De werkelijkheid gaat over op elkaar inspelende en met elkaar communicerende werkelijkheden. En dan hebben wij onze eigen politieke stelsel, wetenschappers en adviesraden stelsels enz. En je hebt ook nog internationale chemie en die proberen te leren van elkaar en lessen te trekken uit al die landen en vanuit die lessen aanbevelingen te doen. Dan kom je in een nieuwe fase van leren, want dan zie je ook dat iets niet werkt. Soms gaan we de kenyciaanse tour op en soms de neoklassieke tour en dan is alles weer marktwerking en op een bepaald moment komen we weer van alles terug. Dan bewegen ze weer terug. Dat ontstaat in een interactie met al die dingen. In Nederland is het denk ik zo dat de crisis en de enorme budgettaire opgave die daar uit voortvloeit op een bepaald maakt dan geen enkel dossier meer te boek kan zijn en dat op elk dossier zeg maar hervormt moet worden en een bijdrage aan de schatkist gedaan moet worden.
Interviewer
Ja die drie aanbevelingen zijn dan ook van financiële aard. 59
R. de Boer
Dat is natuurlijk ook hun primaire insteek. Daar heeft de EC een duidelijke rol, namelijk zorgen voor de stabiliteit van de Eurozone. Dat betekent dus dat alle landen hun begroting aardig op orde moeten hebben, daarom zeggen ze ook iets over de woningmarkt. Maar niet omdat ze nou kritiek hebben op het woonbeleid.
F. Licher
Door de crisis en door het tekort verdwijnt zeg maar het taboe op dit onderwerp en dan ontstaat er dus ruimte zeg maar om te kijken wat is eigenlijk aan de hand en dan helpt dus als andere zeggen dat er structurele onevenwichtigheden zijn. En dat die structurele onevenwichtigheden schadelijk zijn voor de economie en dus een belemmering is voor structureel gezond beleid en structureel gezonde situatie. Het is geen oplossing. Dus de crisis is wel een aanleiding om erover te spreken, de hervorming die verdiept bijna omdat je dan maatregelen gaat nemen in crisis tijd, maar de maatregelen zijn nodig om die structurele onevenwichtigheden eruit te halen.
Interviewer
Dus eigenlijk zegt u dat de Europese Commissie dus eigenlijk er misschien wel bij zou helpen om beleidstaboes in Nederland, die zoals op de hypotheekrenteaftrek, op deze manier die taboes ook wel doorbroken zullen worden.
R. de Boer
De nood was hoog genoeg, of het dan zo zeer de Europese Commissie was die de taboes heeft doorbroken weet ik niet. De adviezen, voor zowel de huur als de koopmarkt, zaten er natuurlijk al jaren aan te komen Die aanbevelingen zijn wel helder. Die horen wel al jaren. Dat is in zoverre niets nieuws. Het was vooral een politiek probleem om het zo maar te zeggen. Links en Rechts hadden gewoon ander electorale belangen.
F. Licher
Dan wil ik nog even terug naar jou vraagstelling he, om die even goed te begrijpen. Welke vraag wil jij nou beantwoorden?
Interviewer
Wat is er in het Nederlandse woningbeleid terug te zien van de Europese voorstellen voor het herstructureren van de woningmarkt en wat zijn de eventuele effecten daarvan?
F. Licher
Dat laatste dan? De effecten van het beleid of van de aanbevelingen?
Interviewer
Het Nederlandse beleid wat dan voort zou moeten zijn gekomen uit die aanbevelingen. Als dat zo is.
F. Licher
Wat het effect is van dat beleid?
Interviewer
Ja van het beleid dat in Nederland gevoerd wordt.
F. Licher
Ferdi: Nou om misschien even heel plat te beginnen, zou je kunnen zeggen dat de afbouw van de hypotheekrenteaftrek en het introduceren van meer marktconforme huren, dat die maatregelen die in het regeerakkoord zitten dat die natuurlijk een op een aansluiten bij deze aanbevelingen. Dat zou je kunnen zeggen. Maar dat dat niet direct in een oorzaak gevolg relatie zit. Dat in ieder geval de analyse die in nationaal niveau gemaakt wordt in ieder geval in lijn is met de analyse die op dat punt door de 60
Europese Commissie gemaakt wordt. Dat wil huur en koop in een meer gezonde verhouding tot elkaar brengen. Als je dat wil moet je aan de huur en koop kant de subsidiering er wat vanaf halen. So far so good. Maar dan de derde aanbeveling over de huren beter in verhouding stellen met het inkomen van de huurders ten principale wordt die niet gevolgd in Nederland. R. de Boer
Je zou je ook wel weer kunnen afvragen moet je dat willen. Er is ook geen inkomensafhankelijk prijs voor kaas.
F. Licher
Dus je zou daar nog is naar moeten kijken. Is de aanbeveling echt zo gedaan. In Nederland is waar we naartoe willen een meer marktconforme en reële prijs voor de huurwoningen betaald wordt en dat betekent dus dat we een sociale huurwoning in Amsterdam duurder wordt dan in Delft‐zuid. Omdat je de oppervlakte punten telt, hoe groot is die woning, maar ook waar ligt die woning precies. Ga je die waarde van de woning hierop bepalen of op de WOZ waarde of deels. Daarover zijn we nog volop in discussie. De huren beter in verhouding stellen met het inkomen van de huurders ten principale wordt die niet gevolgd in Nederland. Als het gaat maken over de huren meer marktconform maken, maar ook diegene die dus wat meer kunnen betalen wat meer laten betalen, tot dat niveau, want die niveaus hangen dan van het soort woning af. Maar ja, hoe snel je er naar toe groeit, hangt dan van je inkomen af dus dat doet wat aan het scheefwonen. Dat gebeurt dus heel nadrukkelijk.
R. de Boer
Volgens mij is de invloed van Europa met deze aanbevelingen niet zo heel groot geweest. Want ze hebben gewoon aangesloten bij de richtingen die wel algemeen gezien werden als dit is de kant die we op moeten. En ook omdat het in mijn overtuiging de Europese Commissie niet zo heel veel te zeggen heeft over het woonbeleid. Als het je echt gaat waar heeft de EU nou invloed gehad, echt op het woonbeleid en echt op de beleidsvorming. Dan zit je toch echt bij de toewijzingsgrens bij sociale huurwoning. Dat heeft met staatsteun te maken. En die discussie is ontstaan over de corporaties en wat voor een staatsteun ontvangen die. Lange discussie waarin Nederland toch echt heeft moeten uitleggen hoe dat nou werkt met woningcorporaties. En daar is uitgekomen dat de corporaties wel voor een specifieke doelgroep moeten zijn. Daarom die toewijzingsgrens.
F. Licher
Misschien nog even terug naar die drie punten. Het eerste punt: op termijn geheel afschaffen van de hypotheekrenteaftrek. Dat is natuurlijk niet dat het kabinet in dat opzicht in een keer kan waarmaken. Dat is een lange termijn actie. Het is mooi om te constateren dat de acties in lijn liggen met de aanbevelingen. Maar ze zullen niet zo ver gaan als de commissie waarschijnlijk had gehoopt. Je moet het zien als, wat is de kracht en wat zijn de sanctiemogelijkheden van de commissie op dit punt. Nou die zijn er niet zolang Nederland binnen de andere spelregels blijft van het stabiliteitspact.
61
Staatsteun document. Gaat er over dat er sprake is van oneerlijke concurrentie. En die oneerlijke concurrentie, wat de commissie aan staatsteun beschouwt is niet alleen het staatsteun geven in geborgen leningen, zodat ze voor een half of een procent minder kunnen lenen, maar ook dat lokale overheden soms goedkoper grond uitgeven en project steun. R. de Boer
De belangrijkste vorm van staatsteun is in lening aan corporaties. Er staat meer dan 80 miljard aan leningen uit bij de corporaties. En dat mogen zij gewoon bij de bank Nederlandse gemeente doen. Corporaties kunnen eigenlijk ook niet failliet want de overheid en gemeente staan garant.
F. Licher
Maar dat betekent dus ook dat als je geen steun geeft aan corporaties dat je ze inperkt bij het werken voor een doelgroep die kwetsbaar is qua inkomen. En dat is het daadwerkelijke doel. Maar als ze aan middeninkomens gaan verhuren en staatsteun vangen kunnen andere commerciële partijen daar niet tegen op. En dat is oneerlijke concurrentie en zo hoort een markt niet te werken. Een pijler van de EC is een eerlijke marktwerking en algemene aanbesteding zodat iedereen een eerlijke kans kan krijgen. Hier blijkt gewoon dat de corporatie sector zo een beetje de enige speler is op de huurmarkt.
R. de Boer
Je mag staatsteun geven en daar is de EC ook heel duidelijk in en daar hebben we ook veel vrijheid in, maar je moet wel ergens afbakenen in de zin dat je duidelijk maakt dit zijn de activiteiten voor staatsteun en daarbuiten is een markt en die is vrij en daar moet het niet uitmaken wie je bent. En moet je mogen beleggen onder gelijke voorwaardes.
F. Licher
De EC kan vanaf een bepaalde helicopterview zeggen in dit land valt het volgende op. En dan valt op dat er zoveel miljard wordt uitgegeven aan hypotheekrenteaftrek en dat er geen vrije huursector is. Dan moet er haast wel iets aan de hand zijn en dan geef je dus aanbevelingen om iets op te lossen. Dat is heel erg analytisch en niet verbonden aan de politiek, sociale of culturele context van dat land. Ook al zeiden we net wel dat ze hun aanbevelingen zo te formuleren dat er nog een zekere aansluiting is. Maar voor een deel doen ze dat gewoon niet. Landen geven er toch hun eigen inkleuring aan.
R. de Boer
Je kunt natuurlijk niet in de hoofden kijken van de onderhandelaars die dat akkoord gesloten hebben maar die krijgen natuurlijk van allerlei kanten adviezen. Het is niet zo dat Nederland deze aanbevelingen moet opvolgen. Als wij op een andere manier bezuinigingen weten de maken dan is dat ook goed.
Interviewer
De Europese Commissie zou ook wel een bedoeling dat Nederland dat op haar eigen manier moet invullen. Het zijn vrijblijvende aanbevelingen volgens mij.
R. de Boer
Ja of ze nou vrijblijvend zijn, je moet er toch een verantwoording over af leggen in de zin dat je zult moeten uitleggen wat je doet. Het huidige kabinet schaft ook de hypotheekrenteaftrek niet af maar legt wel uit dat ze zijn begonnen aan de afbouw.
62
F. Licher
Het zijn niet alleen politieke en sociaal culturele afwegingen maar het zijn ook economische afwegingen. Kan je altijd zeggen, je kan nu aankondigen dat je die hypotheekrenteaftrek afschaft maar je begint over 4 of 5 jaar pas heel langzaam aan de afbouw er van. Die aankondigen vertalen zich meteen naar je verwachtingspatroon. Dat zal een gigantische schok betekenen in de prijzen en er is hier geprobeerd om met een enige voorzichtigheid en geleidelijkheid de boel in werking te stellen. En die blijken al heftig genoeg te zijn in deze tijden van vraag uitval en crisis.
Interviewer
Ik zag net toevallig in het FD een artikel dat sinds deze maand de huizenprijzen zijn gedaald doordat de voorlopige koopcontracten afgehandeld zijn er nu weinig beweging is. Dus nu zagen ze het effect van die maatregel al terug komen. Een daling van de prijzen en de daling in het aantal transacties.
F. Licher
Ons beeld is dat de lucht er nu wel uit is. Het CPD laat een historische lijn zien en je ziet dan dat de huizenprijzen een stuk onder en boven dat historische pad kunnen zitten maar dat we er nu precies opzitten. Op dit moment liggen de prijzen op het niveau van 2003. De woningen zijn dus niet over of onder gewaardeerd. Maar de bodem is nog niet helemaal bereikt. Er gaat misschien nog wel 10% af. Misschien dat die boden in 2014 ergens bereikt zal worden.
R. de Boer
Dat hangt heel erg af van hoe de economie en werkgelegenheid zich gaat ontwikkelen. Het is heel simpel wanneer de werkloosheid stijgt en de uitgaven dalen is het niet logisch dat de prijzen opeens zullen stijgen. Daarbij moeten we ons bedenken dat tot en met 2008 allenmaal stijgingsjaren waren. 1999 stegen de prijzen met 20% en nu in vijf jaar vanaf 2008 ongeveer 20% gedaald. De daling gaat dus nog wel gematigd. Ergens ligt die bodem.
Interviewer
In het eerste hoofdstuk van mijn scriptie geef ik ook een soort helicopterview van de Nederlandse woningmarkt waarin ik de opmerkelijkheden schets. Daaruit blijkt dat een van de problemen is dat het enorm vast zit de Nederlandse woningmarkt. Denken jullie dat die aanbevelingen daar verandering in kunnen brengen?
F. Licher
Mijn aanbeveling zou zijn om onderscheid te maken tussen wat structureel niet klopt en wat veroorzaakt wordt door de crisis. Dan zie je dat er geen vrije huursector is, mensen met een hoog inkomen lekker lang blijven zitten in een sociale huurwoning omdat ze niet kunnen opschuiven. Er is geen klein stapje mogelijk tussen die goedkope woningen. Wordt meteen duurder. Dat is de structurele situatie. En dat er nu geen beweging zit dan zeg ik ja dat heeft te maken met de crisis.
R. de Boer
En dat is in de koop. In de koop zie je een duidelijke daling van het aantal transacties. Maar als je bijvoorbeeld kijkt naar het aantal personen dan is dat veel minder gezakt dan de transacties in de koop. Veel beweging binnen de huur. De woningmarkt zit vast, absoluut want 40% minder transacties in de koop, is ook niet zo gek gegeven de dalende prijzen, mensen willen hun huis niet uit omdat ze bang zijn voor restschulden.
63
F. Licher
Er speelt veel meer het vraagstuk oké, we gaan structureel hervormen de top van de markt is bereikt de prijzen lopen naar beneden. Kunnen we dat ergens nog afremmen of die landing verzachten of dat badkuip minder heftig maken. Met name in de bouwsector speelt dat met alle faillissementen en werkloosheid. Moet je het niet aan de gang houden? Met een lagere BTW zodat mensen toch geneigd zullen zijn om hun onderhoud een jaartje eerder te gaan doen in plaats van een jaartje later. Of mogelijkheden om restschulden af te lossen en de overdrachtsbelasting is zelfs al verlaagd. Maar goed dat houdt dus niet over en dat blijkt elke keer weer uit de evaluatie van de kiezersmaatregelen wel. Het Planbureau voor de leefomgeving heeft de invloed van de staatsteunregeling is op lagere inkomens weergegeven en dan zie je dat dat een enorm effect heeft op de zoektijden naar een geschikte woning. Voor de lagere inkomens neemt die zoek tijd enorm af en voor de midden inkomens neemt die toe.
Interviewer
Omdat er meer woningen vrijkomen?
F. Licher
Ja dus dat is een half gewenst effect dat goed is voor de doelgroep. Dat is het effect van die ene maatregel en ze hebben daarna de effecten van 6 andere maatregelen getest maar die maakten allemaal niets uit. Dat blijkt met de crisis maatregelen ook deels zo. Want de crisis die heeft een bepaald verloop dus de koopprijzen moeten weer op niveau terug komen met alle voorwaarden. Dat niveau moet wel weer bereikt worden. Je kan wel een starterslening geven een beetje iets doen, maar dat trekt een enkeling over de streep.
Interviewer
Ik dacht dat de maatregelen wellicht een groter effect zouden hebben op de toestand van de huidige woningmarkt, maar het bestaat dus voornamelijk uit maatregelen die niet zoveel effect zullen hebben?
R. de Boer
Ik denk dat de maatregelen op termijn wel degelijk effect zullen hebben. Je ziet het bij de toewijzingsgrens voor de corporatiewoningen. Dan zie je dat hogere inkomens niet meer de corporaties in kunnen. Die mensen willen toch ergens wonen dus die gaan vraag uitoefenen. Dan gaan er echt wel meer aanbieders komen in de vrijehuursector die voor 700 of 800 euro een woning verhuren. Je ziet het nu al met allerlei woningen die niet verkocht worden en tijdelijk de vrije verhuur in gaan. De laatste jaren is er al een stijging waar te nemen in de vrijesector huurwoningen en dat is een ontwikkeling die zich de komende jaren nog wel voort zal zetten in deze crisis. En misschien ook wel structureel. Als je minder subsidies geeft aan de koop kant en moeilijker in de gereguleerde sector huurwoningen komt en daar ook hogere huren gaat vragen, dan ontstaat er vanzelf een grotere vrije huursector. Er zal geen magic bullet maatregel zijn. Heeft ook te maken hoe onze economie er nu voorstaat.
Interviewer
En het zal ook nog een tijdje duren voordat die vrije huursector zich ontwikkeld
R. de Boer
Ja precies.
F. Licher
Aan de ene kant als je de overdrachtsbelasting verlaagd dan vallen er toch een aantal procenten van de prijzen van de woningen in de koopwoningen markt af. Dus dat 64
maakt gewoon uit. Daar staan andere dingen tegenover. Regels verruimd om je woning te mogen verhuren helpen enigszins. Aan de bouw kant zitten we voornamelijk op de BTW verlaging maar ook op dat fonds voor de energiebesparing waar honderden miljoenen ingaan als het goed is. Dit is in plaats van nieuwbouw om de bouw op gang te houden. Startersleningen scheelt toch ook een beetje. Koopgarant zijn woningen die met korting worden verkocht door corporaties. Winst en verlies worden beidde gedeeld door de eigenaar en corporaties bij verkoop woning. Je kunt het hier en daar wel een beetje afzwakken. Interviewer
Die verhuurdersverheffing voor corporaties komt nergens terug vanuit de Europese Unie.
R. de Boer
Daar heeft de Europese Commissie niks mee te maken en hij is niet alleen voor corporaties maar voor alle partijen die meer dan 10 woningen in de gereguleerde sector verhuren. Alle woningen met een huur onder de 680 euro.
Interviewer
De gedachte is toch ook dat corporaties die verheffingen kunnen betalen met de huurverhogingen.
F. Licher
Ik vind dat wel ingewikkeld en iedereen zal daar een ander verhaal over hebben. Eigenlijk heb je de sector die een enorm groeiend vermogen heeft gekend door de stijgende woningprijzen, dus ze zijn als het ware slapend rijk geworden. Tegelijkertijd hebben ze gezegd wij willen eigenlijk die inflatie als huurverhoging stoppen want we willen meer marktconforme huren kunnen vragen. Is natuurlijk goed voor hun kasstromen en investeringsvermogen. Corporaties die willen natuurlijk zoveel mogelijk vernieuwen, moderniseren en maatschappelijke problemen oplossen. Dit kabinet zit er een beetje dubbel in. Die wil tegelijkertijd die sector kleiner hebben en ze meer marktconform maken. Als je ze aan de ene kant de ruimte geeft om de huren te verhogen ja dat past niet, want dan krijgen ze veel meer geld om te handelen waarmee ze waarschijnlijk zullen gaan uitbreiden. Dus omdat probleem optelossen wordt dat geld weer weggehaald omdat ze toch kleiner moeten worden. Dat geld wordt dus weggehaald in de vorm van de verhuurdersverheffing.
R. de Boer
En er is gewoon geld nodig en dat wordt op deze manier op gehaald. Dat is nodig om de EC blij te maken en onder de 3% te blijven.
F. Licher
Deze maatregel doet dus alles, verkleint, brengt geld op en laat corporaties meer marktconform worden. Daarom zijn mensen ook zo boos, want corporaties zijn wel de grootste investeerders en ja die gaan met meerdere miljarden minder investeren. Verhaal loopt maar tot 2017. Daarna is onbekend wat er zal gebeuren. Die huren stijgen op den duur weer over die verhuurdersverheffing heen.
R. de Boer
En ze kunnen verkopen. De woningen zijn in de boeken niet veel waard en kunnen daar dus ook veel winst op maken.
F. Licher
Het merkwaardige hierin zijn dat de gevolgen van de maatregelen zijn niet altijd gewenst want wat we hier zien, mede door de crisis natuurlijk, is dat de hervorming
65
leidt tot een verdere stagnatie van de woningmarkt. Lijkt er op dat ze het verdien model van de corporatie structureel willen verbeteren. R. de Boer
We hebben genoeg corporatie woningen en als er op den duur weer vraag ontstaat dan bouwen er wel weer wat. Daarnaast groeit de bevolking in Nederland nog steeds en waarschijnlijk zullen er vanzelf meer aanbieders komen zodra er vraag ontstaat.
F. Licher
Nog steeds huishoudens groei in Nederland. 60.000 vrij per jaar maar de behoefte ligt rond de 90.000 per jaar. De minister wil wel zeggen we hebben maar 10.000 woningen per jaar nodig in de gereguleerde sector maar dat kan niet. Dus de sector moet kleiner maar er is toch vraag naar 30.000 nieuwe corporatie woningen per jaar. Dus de doorstroming naar de vrije sector gaat te traag en de doorstroom naar de koop ligt stil. Daardoor de impuls dat er toch bijgebouw moet worden, maar ja is dat wel wijs op de lange termijn? Helpen die maatregelen dan die het kabinet neemt. Die helpen een beetje de bouw en die helpen een beetje de starters en proberen iedereen een beetje een steuntje te geven. Of er een andere dynamiek zal ontstaan is een beetje glazenbollenwerk. Iedereen doet voorspellingen en iedereen praat elkaar na. Dat helpt wel. Zodra de stabilisator voor een aantal maanden stabiliseert kan het consumenten vertrouwen wel terug komen. Consumenten vertrouwen op de woningmarkt lijkt heel licht terug te komen. Is nog steeds erg negatief maar er lijkt verbetering in te zitten. Als de prijsval eruit is zullen mensen weer wat meer vertrouwen krijgen. Dan lijkt het alsof de bodem in de markt bereikt is. Verschil structurele en crisis problemen. Alles gebeurt met mate. Die hervorming valt samen met de crisis en er vinden wel verzachtende maatregelen plaats. Het oordeel over de richting die nu is ingeslagen is fundamenteel juist en die is ook voldoende robuust qua pakketten aan maatregelen. Dat is door Nederlandse partijen wel gezegd. Er wordt verwacht dat ook de Europese Commissie in de nieuwe rapportage zal aangeven dat de richting goed is. Nederlandse woningmarkt heeft nogal veel impact op onze nationale economie en die heeft weer te maken met de wereld economie. Je kunt niet concluderen dat Nederland de maatregelen maar half uitvoert en dat ze daarom nog zo vol in de problemen zitten. De vraag is, moeten volgende kabinetten en ministers de maatregelen aanscherpen of is het nu van belang om vast te houden aan de ingezette koers en zekerheid bieden over waar we heen gaan? Je moet geen onzekere wereld creëren. Dat helpt niet. Vervelend voor ondernemers enz. enz. Daarom zal de EC ook niet zo snel zeggen dat het niet goed gaat en men verder moet gaan met de dergelijke hervormingen.
66
Bijlage 6 Interview met Jan Woestenburg. Al ruim dertig jaar zelfstandig ondernemer in het vastgoed en actief binnen de D66. J. Woestenburg Als je iets Europees wil harmoniseren zijn er een aantal flankerende opmerkingen die je moet maken. Bijvoorbeeld, ik zal je even heel kort schetsen, dat je inkomsten stelsel moet aanpassen. Want waarom is het in Duitsland geen luchtbel en in Nederland wel? Dat is natuurlijk een gevolg van het hypotheekbeleid en het leenbeleid, maar dat is ook een gevolg van het feit dat je in Duitsland pas het hoogste belasting tarief betaald wanneer je, ik geloof, iets van 250.000 euro gezamenlijk verdient en in Nederland al bij 53.000 euro op je top zit en dat is een extra effect waarom die Nederlandse markt zo belachelijk functioneert. Interviewer
Een aantal vragen heb ik ook gesteld aan ambtenaren van het ministerie van Binnenlandse zaken, Aedes en CFV en graag wil ik ook jou mening hierover hebben.
J. Woestenburg Je spreekt met iemand die zich in hoge mate overal aan heeft proberen te onttrekken en ik stam natuurlijk uit de jaren ’80. Dat was een heel ander verhaal. In het kader van de rechtvaardige huurwoningen verdeling. Als er een woning vrij kwam onder een bepaalde huurgrens met een bepaald puntenstelsel dan mochten zij vijf mensen voordragen die op een lange wachtlijst stonden. Zo werd ik als het ware gedwongen om aan mensen te verhuren. En hoe reageert de markt daarop? Ik verhuurde al die woningen boven die marktprijs. Interviewer
Ze hebben nu ook een inkomensgrens gesteld voor de sociale huurwoningen van 43.000 euro.
J. Woestenburg Nou ja, en jaren lang was dat dus taboe om inkomens politiek te voeren. Ik ben van mening er is geen reden om mensen onvrij te laten zijn in de besteding van hun inkomen. Alleen de voorwaarde is wel dat alles wat te verkrijgen is op een markt, ook woningen, aan een marktmechanisme onderhevig is. En dat is wat ze met die regelgeving systematisch verstoren. Interviewer
Dat is wel wat ze toch proberen te bereiken. En daarom is het ook scheef, want ze zeggen inkomens afhankelijk huren en daarmee willen ze dan ook marktgerichter stelsel creëren maar een markt werkt niet zo sterk naar inkomen toch?
J. Woestenburg Nee daarom is de eerste zin van dat stukje wat ik je net gaf belangrijk, lees maar even. Interviewer
Belastingheffing dient zo veel mogelijk verstoring van marktprijzen te voorkomen.
J. Woestenburg Maar dat hebben ze natuurlijk systematisch, sinds de oorlog, die woonruimte als een publiek probleem willen zien. De enige vraag die ik zou willen stellen is hoe komt het dat iedereen in auto’s reed naar wintersport vakanties en dergelijk en we praten nog steeds over woningnood? Dat komt omdat je het zo reguleert dat mensen niet kunnen bouwen en niet een return kunnen krijgen. En de gedachte is altijd ja er is 67
schaarste en dan ontstaat er woeker, ja maar dat lost zich op wanneer je de markt die vraag laat invullen. Interviewer
Maar wat denk je dan dat het effect zou zijn van die inkomensafhankelijke huren die ze gaan heffen?
J. Woestenburg Daar moet ik even over nadenken. Op een gegeven moment zijn die corporaties geprivatiseerd, toen hebben ze een paar miljard mee gekregen en toen heb ik al gezegd, dat verdwijnt wel weer. En dat is ook gebeurt, ze zijn allemaal andere dingen gaan doen en dat is een kolere zooi geworden. Het komt er eigenlijk op neer dat er twee markten zouden moeten zijn, de staat neemt de verantwoordelijkheid op zich voor mensen die een bepaalde inkomensgrens niet halen en daarnaast heb je dan de markt. Maar ik denk, mensen zoeken altijd een way out. Dus er wordt gefraudeerd met het inkomen, of iemand gaat in inkomen achteruit. Interviewer
Binnen die corporaties heb je dus die eindeloze scheefwoners en denk je dat hiermee oplost?
J. Woestenburg Ik ben dus van mening dat er niets mis is met scheefwonen. In beginsel. Stel ik verdien twee ton, moet ik dan een Ferrari kopen? Waarom moet ik dan wel in een bepaald huis wonen? Interviewer
Omdat de overheid die beschikbaar wil stellen voor de maatschappelijk zwakkere die minder verdienen en die minder kans hebben vanuit zich zelf om in een bepaald woningtype te wonen.
J. Woestenburg Meestal is het zo dat mensen met een bepaald inkomen een passende woning zoeken en natuurlijk zijn er scheefwoners, maar de vraag is, ja dat is meer een gevolg van het feit dat we die huren verplicht laag houden dan dat het economisch klopt. Want de vraag is wat is het huurprijs niveau van die corporaties en hoe verhoudt zich dat tot de kosten die gemaakt moeten worden, onderhoud, vve. Dan komen ze toch nooit uit. Interviewer
Nu mag er dus naar gelang het inkomen een huurverhoging plaats vinden boven op de inflatie. Voorheen bestond de huurverhoging uit de inflatie.
J. Woestenburg Nou fijn. Interviewer
Wat zal dat voor een invloed hebben op die problemen?
J. Woestenburg Nou ja, is een beetje de wet van de grote getallen, maar dan nog zal het niet helpen. Het helpt alleen als je een bodemloze put hebt als de overheid die criteria gaan ontwikkelen. Wanneer is het een te dure woning? Interviewer
Ja, ze zijn nu ook bezig om de kerntaken van de corporaties heel precies te formuleren, zodat heel duidelijk is aan wie zij wel en niet mogen verhuren en tegen welke prijzen.
68
J. Woestenburg Dat is allemaal heel duidelijk ja. Het gaat het allemaal niet duidelijker maken want het is waanzinnig ingewikkeld. Mijn overtuiging is, kunnen we niet eens besluiten dat de woningnood voorbij is? Het is er gewoon niet. Natuurlijk zijn er mensen die groter willen wonen of die meer of wat dan ook. Ze willen ook andere auto’s. Dat kan de markt op een gegeven moment wel oppakken. En natuurlijk moet het wel Planologisch ingepland worden en dat kan ook simpeler denk ik, of dat moet simpeler. Die Europese Commissie is prima, maar inkomensafhankelijk huren, ja ik vind het in strijd met mijn liberale idee dat ik zelf mag bepalen waar ik het meeste geld aan uitgeef. Er zijn mensen die vinden het heerlijk om een dure stereo installatie te kopen, maar de situatie die ontstaan is, is dat mensen op vakantie gegaan zijn van geld dat zij meende te hebben omdat ze te weinig huur betaalden. Prioriteiten. Als wonen een primaire levensbehoefte is, is het helemaal niet gek dat daar veel geld aan uitgegeven wordt. En natuurlijk is de markt in Amsterdam verstoord. Dat begrijp ik ook, maar je kan ook iedereen er op laten anticiperen in plaats van allemaal regeling daar voor te treffen. Ben ik geneigd te denken. Natuurlijk heeft dat gedoe, maar we hebben die huizen allemaal al. Stel je voor, er zijn genoeg mensen met een kamertje vrij, maar die gaan niet iets verhuren, want als die huurder ’s nachts trompet les gaat geven dan krijg je hem er niet uit. Dus als je nou gewoon is vrij geeft en zegt, ik geloof dat het al belasting vrij is, het zit hem er in dat je vrij moet kunnen zijn om iemand er uit te zetten als hij mij niet meer bevalt. Dat bevordert de sociale cohesie dat je met elkaar rekening houdt en dat maakt iemand helemaal niet rechteloos want er komen honderdduizend kubieke meters vrij van mensen die in grote huizen zitten en kamers vrij hebben en dan wel willen verhuren. Veel schaarste bestaat niet meer dan. Alles gaat meteen bewegen. Je moet gewoon zeggen, zonder gerechtelijke tussenkomst twee maanden opzeg termijn en daarna gewoon wegwezen en dan ga je ervan uit dat er voldoende aanbod is. Dat is mijn gedachte van hoe je daar over na moet denken. Even los van al deze aanbevelingen. Interviewer
Deze aanbevelingen blijkt dat die helemaal niet vanuit de EC zijn samengesteld, maar in samen spraak met de Nederlandse overheid. Denk je niet sommige van die aanbevelingen door de Nederlandse overheid worden gebruikt om beleidstaboes te doorbreken? Zoals bijvoorbeeld de onbespreekbare hypotheekrenteaftrek?”
J. Woestenburg Dat krachtenveld kan ik niet overzien. Je kan gewoon rekensommetjes maken. Als je en al snel in hoogste aftrektarief valt, en je combineert dat met een rentedaling dan heb je een soort van vliegwiel effect van wat je kan besteden. Als de rentes gehalveerd worden, kan je twee keer zo duur wonen. Maar betekent dat dat de huizen dan ook twee keer zo veel waard zouden moeten zijn? Interviewer
Dat zou niet zo moeten zijn.
J. Woestenburg En hoe voorkom je dat? Door de IB schijven veel te verhogen. Schaarste heeft te maken met onbevredigd consumptie gedrag. Het is de nieuwe tijd en dat is niet echt aan de hand. Het zou moeten omdraaien en dan wordt het een 69
vervangingseconomie en niet een groei‐economie van meer meer meer want er is genoeg. Dan heb je met de huizen natuurlijk ook. Hoe ik die aanbevelingen daar in moet passen weet ik niet precies. Het is wel zo dat we in Nederland een enorm probleem hebben met de hypotheekschuld. Die is veel te groot. Miljoen huishouden onder water enz. Is een enorm probleem. De hele zaak zit integraal vast. Er gebeurt niets meer. En dat ga je met deze aanbevelingen niet specifiek oplossen. Het zijn regels op regels met uitzonderingen. Het is allemaal ongelofelijk ingewikkeld. Interviewer
Wat denk je dan dat zo een afschaffing van de hypotheekrenteaftrek zou betekenen?
J. Woestenburg Die moet je combineren met een verhogen van de IB schijven. Mensen moeten wel weten wat ze overhebben en wat ze voor een huis kunnen betalen. Dan haal je het weer een beetje bij elkaar. Naar mijn gevoel kan je dat niet zien van een inkomsten belasting politiek. Maar dat vermelden ze niet. Het beleid is niet zo doordacht. Het is knip en plak werk op allerlei bestaande regelingen en pogingen om in details iets te verbeteren. De vraag is of dat nodig is met de bestaande woningvoorraad. We hebben een wilde aan materie en een schulden berg. Veel succes. De vraag is of het niet tijd is om het helemaal los te laten. Banken moeten mee bloeden. Ze zouden eigenlijk moet kijken naar hoeveel huizen staan er in Nederland, hoeveel kamers zijn er en hoeveel inwoners hebben we. En wat is dan eigenlijk het probleem? Ik denk dat de prijzen op de vrijehuurmarkt enorm zullen dalen wanneer je het verhuren van eigen woninggedeelte laagdrempeliger maakt. Opgeklopt prijzenniveau tot 2008. Allemaal lucht. We hebben een luchtbel gecreëerd. Een miljoen huishoudens die onder water staan. Dan zegt Zalm braaf dat is niet erg zolang die mensen hun rente maar betalen. Dat weet ik ook wel, maar ze verstoren de dynamiek. Die mensen zitten gevangen en gaan nergens heen. Het aanbod van het te koop staande woningen is. Woeker prijzen ontstaan in dit geval door de collectieve gekte, niet door de schaarste als zodanig. Gedwongen inkwartiering is er een beetje in blijven hangen. Waarom? De auto‐ industrie laat zich ook niet stoppen door flankerende eisen als veiligheid, of milieu eisen. Waarom moet de woningmarkt zo gereguleerd worden? Natuurlijk mogen er eisen zijn ten opzichte van de locatie en bouwkwaliteit. Het moet wel correct gebouwd worden, maar het moet allemaal veel simpeler. Laat de vrijheid maar bestaan. Luisteren naar de markt is makkelijker dan luisteren naar de overheid. Het is veelte ingewikkeld. Scheefwonen waarop wordt gebaseerd? Inkomen, vermogen, rente? Het is nodeloos ingewikkeld. Interviewer
Het zijn allemaal kleine zetjes en duwtjes maar geen doorslaggevende maatregelen. 70
J. Woestenburg Nee, uitgaande van dat het geen wezenlijk probleem is zou ik voorstanders zijn van de deregulering. Het is te ingewikkeld en alles gaat langs schijven waardoor niemand zich echt verantwoordelijk voelt. Dat betekent dat er niks gebeurt. De machine loopt vast. De Europese Commissie had met principes moeten komen en niet met regels. De groei is uitsluitend fiscaal gestuurd. En het is niet erg aannemelijk dat je dat gaat oplossen met deze aanbevelingen. Het is niet dat een markt niet gereguleerd moet worden. Zakendoen noem ik elkaar door het leven helpen. Om dat efficiënt te laten verlopen heb je concurrentie nodig en om te bepalen wat eerlijke en oneerlijke concurrentie is heb je een aantal regels nodig. Parlementaire enquêtes over wat is mis gegaan. Altijd het zelfde. Het zijn geen principes die ze formuleren. Dat is niet normatief en daarom doen ze dat niet. Het zijn regels maar daar hebben we er te veel van die elkaar ook weer tegen spreken enz. Het is te ingewikkeld. Ze zouden principes moeten formuleren. Bijvoorbeeld dat de prijsvorming niet fiscaal beïnvloed moet worden. Dat zou je moeten nastreven. Dan ga je zeggen waar gebeurt dit? O dat gebeurt bij de hypotheekrenteaftrek, of de inkomstenbelasting want je zit zo in de hoogste schaal. Als we dat nou is terug dringen zou dat effecten hebben? Dat gaat niet overnight dat begrijp ik ook wel maar je moet ergens beginnen. Mijn voorspelling is nog meer chaos door de aanbevelingen.
71