Ervaringen rond participatieinitiatieven Actieve Nijmegenaren over succesfactoren en belemmeringen, maart 2014
Ervaringen rond participatieinitiatieven Actieve Nijmegenaren over succesfactoren en belemmeringen, maart 2014
Datum: maart 2014
Colofon Gemeente Nijmegen Onderzoek en Statistiek contactpersoon: Klaas Pruijsen tel.: (024) 329 98 89 e-mailadres:
[email protected] Verkrijgbaar via www.nijmegen.nl (onderdeel gemeente > onderzoek en cijfers)
Inhoudsopgave Samenvatting en conclusies
3
2
Inleiding
7
3
Openbare ruimte ‘PlantJeVlag’
10
3.1
Beschrijving initiatief
10
3.2
Actieve burgers
11
3.3
Ervaren succesfactoren
13
3.4
Ervaren belemmeringen en verbeterpunten
15
4
De Mix voor iedereen
17
4.1
Beschrijving initiatief
17
4.2
Actieve burgers
18
4.3
Ervaren succesfactoren
19
4.4
Ervaren belemmeringen en verbeterpunten
20
5
Noorderstroom
23
5.1
Beschrijving initiatief
23
5.2
Actieve burgers
24
5.3
Ervaren succesfactoren
25
5.4
Ervaren belemmeringen en verbeterpunten
26
6
Leerpunten
29
Samenvatting en conclusies De gemeente Nijmegen streeft naar optimale ruimte voor initiatieven vanuit de stad en een bijpassende rolinvulling door ambtenaren. Het gemeentelijk actieplan ‘Meedoen in Nijmegen’ vraagt in dit verband om meer zicht op de belemmeringen en succesfactoren voor participatie en actief burgerschap in Nijmegen. Door specifiek te kijken naar enkele praktijksituaties (‘openbare ruimte PlantJeVlag’, buurttuin GFT de Mix en WMO-pilot Noorderstroom) zijn ervaringen van burgers rond participatie en actief burgerschap vastgelegd. Het perspectief van de betrokken inwoners staat dus centraal. Het gaat niet om het geven van een oordeel over de casussen (geen hoor- en wederhoor, de werkelijkheid van betrokken burgers is vastgelegd), maar om het opdoen van leerervaringen voor de gemeentelijke organisatie. Ook krijgen we meer informatie op tafel over de initiatiefnemers: wie zijn de betrokken burgers, wat drijft hen, wat brengen ze?
Figuur 1: In Lent-Vossenpels ontwikkelen bewoners hun eigen woning en spelen daarnaast een actieve rol bij inrichting en beheer van de openbare ruimte, www.plantjevlag.nl
Eenduidig beeld van betrokken burgers Om met het laatste te beginnen, elke (groep) maatschappelijk actieve bewoner(s) is natuurlijk anders. Maar uit de 3 bekeken casussen komt toch een vrij eenduidig beeld naar voren. •
Het gaat vooral om de werkende klasse, om mensen die behoren tot de beroepsbevolking. Meestal met baan, soms werkzoekend. Nauwelijks gepensioneerden.
•
Qua leeftijdsverdeling ligt de nadruk op 30’ers, 40’ers en 50’ers.
•
Er zijn veel competenties aanwezig in de 3 bewonersgroepen. De achtergronden als professional neemt men mee in het participatie-initiatief.
•
Maatschappelijke idealen en sociale betrokkenheid zijn vrijwel altijd de drijfveren.
Inleiding - 3
Succesfactoren en belemmeringen vanuit burgerperspectief De ervaringen van actieve inwoners in de samenwerking met de gemeente Nijmegen zijn hieronder per casus samengevat (situatie jan/feb 2014). Zoals gezegd is niet gekozen voor hooren wederhoor, maar puur de beleving van burgers. Daar zitten immers lessen in, succesfactoren of belemmeringen. De werkelijkheid van andere betrokken partijen kan uiteraard anders zijn. Openbare Ruimte ‘PlantJeVlag’ (zie hoofdstuk 3) In Lent-Vossenpels ontwikkelen bewoners hun eigen woning (particulier opdrachtgeverschap onder de noemer PlantJeVlag), en spelen ook een actieve rol bij inrichting en beheer van de openbare ruimte. De gemeente en ontwikkelorganisatie GEM faciliteren dit, onder meer door budget(ten) ter beschikking te stellen, en het loslaten van inrichtings- en beheerregels. Naast planvorming maakt ook zelfbeheer onderdeel uit van het initiatief. Ervaringen bewoners: •
(veel) ruimte krijgen en nemen is een vooruitstrevende basis en brengt mensen bij elkaar;
•
één goed functionerend gemeentelijk aanspreekpunt, in een accountrol, is belangrijke succesfactor;
•
bewoners tonen en ervaren een constructieve houding en wederzijds vertrouwen in de samenwerking met de gemeente;
•
zij vragen om (technische) ondersteuning (gelijkwaardig, inbreng expertise) en overhevelen van het investerings- én onderhoudsbudget;
•
(ontbreken van communicatie over) wijzigingen in de gebiedsplannen zijn mogelijk belemmerend;
•
bewoners tonen veel weerstand tegen een gemeentelijk ‘controlesysteem’;
•
het werken met informele afspraken vormt een risicofactor.
De Mix voor iedereen (buurttuin GFT De mix, zie hoofdstuk 4) In de wijk Haterse Hei streven wijkraad, gemeente en Tandem naar verbreding van jongerencentrum De Mix tot een algemene wijkaccommodatie. Zij geven ruimte aan wijkinitiatieven door en voor volwassenen, en (uiteindelijk) zelfbeheer van de accommodatie. Hieruit is ‘buurttuin GFT De mix’ ontsproten. Ervaringen vanuit de betrokken bewonersgroep: •
om het proces te helpen is door de gemeente ruimte gegeven en zijn risico’s genomen. Bewoners zien - en ervaren hiervan vooral de nadelen; daarmee is het snel meegaan in een initiatief zowel een plus- als minfactor;
•
concrete acties van de gemeente in de beginfase hielpen flink;
•
gemeentelijke organisatie is door geïnterviewden soms ervaren als een black box, enkele proactieve medewerkers bleken belangrijk in een voor bewoners lastig proces;
•
gemeente mobiliseerde ondersteunende instanties en gaf (start)budget. De rol van ondersteunende instanties is door bewoners als onder de maat ervaren;
•
de gebruiksregels rond welzijnsaccommodaties (o.a. sleutelbeheer, meegebrachte drank en etenswaren) werken voor bewoners beperkend;
4 - Inleiding
•
gezien ervaringen was er (in januari 2014) bij de initiatiefgroep drempelvrees rond verder uitbreiden van initiatief. Later kozen zij wel voor vergroting van de tuin en doelgroepverbreding.
•
se samenwerking met de gemeente is volgens bewoners niet altijd goed uit de verf gekomen, o.a. vanwege: o
verschillende of onduidelijke wederzijdse verwachtingen;
o
de communicatie over voortgang (meer tussentijdse evaluatiemomenten);
o
beperkte mogelijkheden van accommodatiebeheer om mee te gaan in het initiatief.
WMO-pilot Noorderstroom (zie hoofdstuk 5) Noorderstroom is een netwerk van en voor wijkbewoners in Nijmegen-Noord, bijvoorbeeld op het thema zorg en welzijn. De gemeente Nijmegen nam in 2013 i.s.m. Noorderstroom het initiatief tot een pilot Maatschappelijk Opdrachtgeverschap. Het doel is om door middel van burgerparticipatie de transitie van de AWBZ, ouderenzorg en jeugdzorg naar de WMO te stroomlijnen. Een bewonersgroep, waaronder veel zzp-ers, ontwikkelde een visie op individuele ondersteuning in de wijk. Ervaringen van betrokken bewoners: •
gemeente groeide volgens bewoners in de rol als facilitator en ruimtegever;
•
Nijmegen durfde in een participatietraject zaken te formaliseren en betaalde opdrachten te verstrekken aan de wijk;
•
flexibele en vooruitstrevende rolopvatting betrokken ambtenaren;
•
proactieve betrokkenheid wethouder;
•
door ingekaderde aanpak en duidelijke voortgangsbewaking (o.a. budgetgedreven) verdwijnt het gevoel van gezamenlijkheid en gelijkwaardigheid;
•
er zijn (achteraf) diverse lessen rond het werkproces geleerd;
•
bij een ‘dubbelrol’ van actieve bewoner én betaalde zzp-er blijkt positiebepaling lastig.
Algemene leerpunten Wat zijn nu algemene lessen vanuit de ervaringen van burgers bij deze participatietrajecten? Welke leerpunten zijn voor de gemeentelijke organisatie van belang? Uit de 3 casussen komt het volgende algemeen beeld naar voren: 1. Bewoners vragen van het gemeentepersoneel vooral een faciliterende rol, vanuit een basishouding van meedenken en meedoen. Daarbij is het van belang dat de ambtenaar kan werken vanuit een gevoel van veiligheid, om ruimte te kunnen geven en risico’s te (mogen en kunnen) nemen. 2. Een coöperatief en proactief aanspreekpunt binnen de gemeente wordt door bewoners op prijs gesteld. Een vaste samenwerkingspartner die de doorgeleiding en afstemming binnen de gemeente voor rekening neemt.
Inleiding - 5
3. De gemeente kan bepaalde ondersteunende faciliteiten structureler aanbieden. Te denken valt aan expertise rond het oprichten van een bewonersorganisatie of het aanbieden van technische kennis. 4. Het is belangrijk in de samenwerking met bewonersgroepen vanuit de gemeente de wederzijdse verwachtingen expliciet te maken en goed te managen. 5. De kaders rond een maatschappelijk initiatief moeten vooraf goed duidelijk zijn voor zowel burgers als gemeente(medewerkers). Dit voorkomt verwarring over taken, proces en uiteindelijke beslissingsbevoegdheid.
6 - Inleiding
2
Inleiding
In Nijmegen kennen we een lange ervaring op het gebied van actief burgerschap en burgerparticipatie. Het gaat daarbij in veel gevallen om samenwerking tussen burgers en gemeente bij het realiseren van publieke opgaven. Denk aan vroegtijdige invloed (bijvoorbeeld meedenken met beleidsvisies), coproductie, medeverantwoordelijkheid of zelfredzaamheid en zelfbeheer. Op www.participatiekaart.nl/nijmegen is bijvoorbeeld een inventarisatie van Nijmeegse participatie-initiatieven in de openbare ruimte te vinden. Najaar 2012 zijn nieuwe ambities en uitgangspunten rond burgerparticipatie vastgesteld door college en raad in een ambitiedocument ‘Meedoen in Nijmegen’ en een nieuwe inspraakverordening. Dit onderzoek draagt bij aan het vastleggen van ervaringen in de stad, met als doel er van te leren.
Achtergrond onderzoek De gemeente Nijmegen werkt vanuit de door de raad geformuleerde ambities ten aanzien van burgerparticipatie en actief burgerschap. Dit betekent streven naar optimale ruimte voor initiatieven vanuit de stad en een bijpassende rolinvulling van ambtenaren. Het gemeentelijk actieplan ‘Meedoen in Nijmegen’ vraagt in dit verband om meer zicht op de belemmeringen en succesfactoren voor participatie en actief burgerschap in Nijmegen. In
2013
zijn
over
vier
initiatieven
uit
de
stad
interne
leergesprekken
gevoerd
(“spiegelgesprekken”, vanuit het perspectief van gemeentelijke organisatie), met een opbrengst aan belemmeringen, succesfactoren en helderheid over rollen. Het ging om ‘Tijdelijk anders bestemmen Waalfront (TAB)’, de ‘Wijkfabriek Wolfskuil’, ‘speelschommel Natuurspeeltuin de Vieze Broek’ en ‘herinrichting Schildersbuurt’. Vanuit het programma Wijken zijn daarnaast ook ervaringen rond participatiepilots in Noord en Lindenholt vastgelegd. Aanvullend bestaat er de wens tot het volgen van het verloop van enkele actief burgerschap/burgerparticipatie-initiatieven binnen Nijmegen vanuit het perspectief van de betrokken burgers. Opdrachtgever is projectmanager participatie en actief burgerschap (tevens secretaris van de regiegroep burgerparticipatie), i.s.m. de afdeling Wijkmanagement. Doel Door specifiek te kijken naar enkele praktijksituaties vanuit de ervaringen van inwoners willen we meer zicht krijgen op belemmeringen en succesfactoren voor participatie en actief burgerschap. Het perspectief van de betrokken inwoners staat dus centraal. Het gaat niet om het geven van een oordeel over de casussen (geen hoor- en wederhoor, de werkelijkheid van betrokken burgers is vastgelegd), maar om het opdoen van leerervaringen voor de gemeentelijke organisatie. Ook krijgen we meer informatie op tafel over de initiatiefnemers: wie zijn de betrokken burgers, wat drijft hen, wat brengen ze?
Inleiding - 7
Dit onderzoek is onderdeel van het meetbaar maken van resultaten en effecten van Meedoen in Nijmegen, in opdracht van de Regiegroep Burgerparticipatie. Gevraagd is het in beeld brengen van “de ervaringen van bewoners met de gemeente. Interviews met inwoners aan de hand van een aantal trajecten dat gelopen is. Als zij terugkijken op het proces, hoe zien zij dan dat de gemeente het doet. Welke rol pakken ambtenaren en zijzelf?“ Daarnaast is het een bijdrage aan de evaluatie en verantwoording van Mee(r) doen in de wijk en het concept “1 Wijk 1 Plan”, uitwerkingen binnen het Programma Wijken. Wie doen er mee? Hoe bereiken initiatiefnemers nieuwe groepen? Wat levert het de stad op?
Onderzoeksopzet Keuze voor te evalueren initiatieven/trajecten Nijmegen kent een scala aan burgerparticipatie-initiatieven. Bij het selecteren van te evalueren trajecten kozen we voor fysiek en sociaal. Bij voorkeur initiatieven rond woon-leefomgeving, individuele ondersteuning/WMO en openbare ruimte. Ook is het belangrijk dat het proces al enigszins is gevorderd, zodat er concrete ervaringen zijn opgedaan door initiatiefnemers. En dat de trajecten niet al zijn geëvalueerd. De volgende initiatieven zijn vervolgens geselecteerd: • • •
De Mix voor iedereen (Hatertse Hei, woon-leefomgeving); Noorderstroom (Nijmegen Noord, individuele ondersteuning, WMO-wijkpilot); Plant je vlag – openbare ruimte (planvorming en beheer openbare ruimte).
Vraagthema’s en onderzoeksvragen 1. Algemeen verloop traject (beknopte beschrijving). 2. de Nijmeegse participanten/initiatiefnemers, wie zijn het, wat drijft hen, wat brengen ze? a. persoonskenmerken b. belangen en motieven c. wat is persoonlijke talent, passie, zorg? 3. Ervaringen van initiatiefnemers met gemeente (rolopvatting, ondersteuning, hindermacht) a. waar raakvlakken met gemeente? Met wie contact, hoe verlopen? Ervaringen? b. welke ondersteuning is geboden vanuit gemeente? (advies/deskundigheid, facilitair, financieel, secretarieel/administratief, anders..) c. ervaringen met houding en vaardigheden betrokken ambtenaren? Hoe gaan ze om met expertise en vaardigheden van de initiatiefnemers? Was er naast deskundigheid ook een open houding? Bereikbaarheid? Was er zonodig ook ruimte voor emotie? d. Was gemeente hindermacht? Welke belemmeringen zijn ervaren? Welke oplossingen? e. Wat deed gemeente bij uitstek goed, wat kan beter? Wordt er een andere rol gevraagd als de samenwerking tussen bewoners moeilijk(er) verloopt? Onderzoeksmethode De onderzoeksvragen zijn beantwoord met behulp van deskresearch en kwalitatief onderzoek. Het algemeen verloop van de trajecten is in beeld gebracht door bestudering van bestaande beschrijvingen en interviews met initiatiefnemers uit de stad. Informatie over de participanten/initiatiefnemers en ervaringen met gemeente zijn verzameld middels interviews.
8 - Inleiding
Een dergelijke kwalitatieve benadering is waardevol en representatief in inhoudelijke zin: het hele scala aan mogelijke reacties, houdingen, opinies en intenties kan worden gevonden. Om deze inhoudelijke representativiteit voor dit onderzoek te bewaken is doorgegaan met het verzamelen van informatie tot het punt van verzadiging is bereikt. Het aantal interviews per maatschappelijk initiatief is mede bepaald aan de hand van de hoeveelheid nieuwe reacties en meningen per interview. In totaal is met 9 actieve burgers gesproken. Met enkele betrokken ambtenaren zijn achtergrondgesprekken gevoerd. Ook is een projectgroepvergadering bijgewoond als toehoorder.
Inleiding - 9
3
Openbare ruimte ‘PlantJeVlag’
Allereerst de maatschappelijk initiatief-casus rond inrichting en beheer van de openbare ruimte in Lent-Vossenpels. Onder de noemer ‘Openbare ruimte ‘PlantJeVlag’ gaat het om informatie over de betrokken bewoners en hun drijfveren. Daarna zijn ervaringen van de actieve bewoners samengevat als succesfactoren en belemmeringen.
3.1
Beschrijving initiatief
Initiatief Openbare ruimte ‘PlantJeVlag’ In Lent-Vossenpels ontwikkelen bewoners hun eigen woning (particulier opdrachtgeverschap onder de noemer PlantJeVlag), en spelen daarnaast een actieve rol bij inrichting en beheer van de openbare ruimte. De gemeente en ontwikkelorganisatie GEM faciliteren dit, onder meer middels budget(ten) en het loslaten van inrichtings- en beheerregels. Naast planvorming maakt ook (toekomstig) zelfbeheer onderdeel uit van het initiatief. Enkele kenmerken uit het verloop: •
Gemeente/GEM brengen inrichtingsplan voor de openbare ruimte van het PlantJeVlaggebied uit; bijeenkomst Architectuurcentrum over zelfbouw, gemeente (Stadsbeheer) doet onder de noemer “Geef ze de openbare ruimte”, een oproep tot meedenken en zelfbeheer (februari 2013);
•
Bewonersgroep zelfbouwgebied ontwikkelt eigen groenvisie, zoekt overleg gemeente;
•
Brainstormavond van (toekomstige) kavelbewoners van de Vossenpels over de inrichting van de openbare ruimte. Bijdragen van externe stedenbouwkundige en gemeente (Stads- en wijkbeheer) (juni 2013);
•
Meningspeiling door gemeente/bewonersgroep onder kavelkopers over voorkeuren inrichting en bereidheid tot gezamenlijk beheer van de openbare ruimte (juli – aug 2013)
•
Bewonersgroep benoemt aan de hand van alle input samen met gemeente een aantal hoofdthema’s en een visie op ontwerp, aanleg en beheer;
•
5 oktober 2013 ‘Dag van de OR’: presentatie ideeën, vervolgstappen afspreken (o.a. oprichting 3 bewonersverenigingen met contactpersonen);
•
Bewoners kiezen ervoor geen extra geld te genereren, nemen gemeentelijk budget als uitgangspunt;
•
Eind maart 2014: 2 inrichtingsvoorstellen voor de openbare ruimte en groen, inclusief onderhoudsplannen, in het ALV van de bewonersvereniging. Thema’s als ‘kind zijn in de wijk’ en ‘eetbaar groen’ krijgen hierin een plaats;
•
In de periode daarna kunnen concrete voorstellen worden uitgewerkt en keuzes gemaakt rond bijvoorbeeld de beplanting;
•
Voorjaar 2015 kan naar verwachting de bestrating worden aangelegd en de beplanting worden gestart.
10 - Openbare ruimte ‘PlantJeVlag’
Figuur 3: Nog in te richten openbare ruimte PlantJeVlag-terrein (Nijmegen-Noord), O&S februari 2014
3.2
Actieve burgers
In het ontwikkelgebied PlantJeVlag zijn bewoners vanaf begin onderling verbonden geraakt, en formaliseren
hun
inzet
rond
de
inrichting
van
hun
nieuwe
openbare
ruimte
in
bewonersverenigingen. In de praktijk zijn bijna alle bewoners daarbij betrokken. Enkele typeringen (vanuit de bewoners zelf): -
In de bewonersverenigingen(en) vooral werkenden tussen 25 en 45 jaar, enkele (bijna) gepensioneerden. Voornamelijk hoogopgeleiden.
-
Het zijn mensen die bovengemiddeld sociaal gericht zijn en gezamenlijkheid zoeken.
-
Het is een groep met extra woonwensen (en vaak daarom particulier opdrachtgever van de eigen woning zijn). Zij stellen ook meer eisen aan hun woonomgeving dan gemiddeld.
-
Er is hier vaak een creatieve inslag, ateliers, creatieve hobby’s.
-
De groep is intrinsiek gemotiveerd. Ze hebben hun hart in de bouw van de eigen woning gelegd, willen daar lang blijven. Daar zit ook de drive om betrokken te zijn en te blijven bij de directe omgeving van de woningen.
-
Ze zijn sterk in communicatie, hebben goede sociale vaardigheden en ook een soort pioniersgeest.
Openbare ruimte ‘PlantJeVlag’ - 11
Drijfveren Motieven en drijfveren om actief te zijn in dit traject zijn vooral de omgang met de buren, het nemen van verantwoordelijkheid voor je omgeving (i.p.v. overlaten aan de gemeente of verzorgingsstaat, die kan een stap terug) en het zorg dragen voor de mensen om je heen. “Op zoek naar gemeenschapszin als in een dorp, maar wel in een gezonde verhouding tussen idealisme en realiteit. De betrokkenen leven vaak drukke levens, met bijvoorbeeld voltijds banen.” De groepsleden staan vaak anders in de samenleving dan gemiddeld. Zij brengen elk een bepaalde belangstelling of expertise mee, bijvoorbeeld kennis rond ecologische landbouw. Daar komen weer ideeën over de openbare ruimte uit naar voren. Er zijn diverse ideologische motieven die mensen in de praktijk proberen te brengen in de eigen woonomgeving. Een duidelijke drive is de wens om kansen te pakken, een groenere woonomgeving te laten ontstaan, die ook sneller tot wasdom komt. Samenwerking vanuit idealen én realiteitszin De onderlinge samenwerking loopt volgens de geïnterviewden goed. “De buurtvereniging is in oprichting, het onderling overleg is prettig en goed, iedereen krijgt de ruimte. Een leuke groep die veel zin heeft in het vervolg.” Vanuit de buurtvereniging houdt een aparte commissie (“inrichting en onderhoud”) zich bezig met de planvorming van de openbare ruimte. Het is de bedoeling meerdere ontwerpopties te maken en deze (in een algemene ledenvergadering) aan bewoners voor te leggen. Daarnaast is er ook een deelgroep rond fondsenwerving. Een kracht is de ervaring die de betrokkenen hebben met plannenmakerij als particulier opdrachtgever (eigen woningen) in samenwerking met o.a. aannemers en gemeente/GEM. Mensen zijn gewend aan gestructureerd vergaderen, afspraken vastleggen. Dat geeft een goed gevoel over de toekomst van het initiatief. Minder risico op kennisverlies. Deelnemers zijn vaak werkende professionals, op allerlei terreinen (waaronder hoger onderwijs). “Mensen met idealen maar ook realiteitszin”. Enkelen zijn vooral taakgericht, waken vooral voor het proces en de resultaten. Vanuit het 7 koppige bestuur nemen 3 mensen deel in de groencommissie. Daar zitten verder ook andere menstypes in, meer inhoudelijk bevlogen, minder taakgericht. De bewonersgroep slaagt er in om enerzijds de voortgang er in te houden, zonder de energie bij de inhoudelijke mensen weg te nemen door een (te) sterke projectmatige aanpak. De actieven binnen bewonersvereniging vormen een goede afspiegeling van de totale wijk, er nemen ook mensen deel uit de gesubsidieerde woningen. Binnen de bewonersgroep zijn er verschillende ideeën over de mate van betrokkenheid bij de openbare ruimte in de toekomst. Ongeveer de helft ziet een actieve rol in het onderhoud voor zichzelf. Anderen willen dit bijvoorbeeld afkopen door bijvoorbeeld inzet van een tuinman i.c.m. de sociale werkvoorziening.
12 - Openbare ruimte ‘PlantJeVlag’
Meerwaarde voor de wijk Doel is een bijzondere openbare ruimte, die aansluit op de wensen van de (huidige) bewoners. De meerwaarde wordt vooral gezien in betrokken en verantwoordelijke bewoners, een duidelijk gemeenschapsgevoel en het mogelijk betrekken van de samenleving bij het toekomstig onderhoud (bijzondere doelgroepen). Ook krijgen nieuwe uitgangspunten als de eetbare omgeving (http://www.foodforestry.nl/) of ‘permacultuur’ (waarbij een soort zelfonderhoud van plantensysteem ontstaat) een concrete uitwerking. Zo ontstaat een gevarieerde buitenruimte.
3.3
Ervaren succesfactoren
De geïnterviewde burgers rond het openbare ruimte-initiatief in Lent-Vossenpels benoemen enkele succesfactoren in de werkrelatie met gemeente. Ruimte geven en nemen De gemeente heeft op allerlei manieren bewoners betrokken bij de gebiedsontwikkeling, via brainstormavonden, middels websites. Zo zijn veel initiatieven ontstaan. Er is een aantal bijeenkomsten geweest in het voortraject waar de gemeente zich openstelde voor initiatief. Hier werd veel ruimte gegeven aan bewoners, mensen werden bij elkaar gebracht. Later trokken bewoners het proces meer naar zichzelf toe, de bewonersvereniging werd opgericht. Deze is nu formeel aanspreekpunt voor gemeente en GEM. “De gemeente is buiten de eigen comfortzone getreden, heeft een rol van meedenker aangenomen, heeft kwaliteitseisen losgelaten (bijvoorbeeld welstandeisen rond de woningen). Er is een werkwijze doorbroken. Aan bewoners is de ruimte gegeven om eigen invulling te geven, eigen regels te laten stellen.” Eén goed functionerend aanspreekpunt De samenwerking met GEM/gemeente verloopt volgens de geïnterviewden zonder meer goed. Dat heeft te maken met het feit dat er een direct aanspreekpunt is, en de manier waarop de persoon in kwestie dat invult. In het proces heeft men een goede werkrelatie opgebouwd met deze contactpersoon, waar men persoonlijk ook zaken mee deed bij de kavelverkoop en het bouwproces. De GEM functioneert als een verlengstuk van de gemeente, voor de bewonersgroep voelen GEM en gemeente als één partij. Het aanspreekpunt verzorgt de eventuele verdere contacten binnen de gemeente en GEM. Er is nu een samenwerkingsmodel met rechtstreekse contacten en mondelinge afspraken. Enkele ervaringen: -
“Er wordt goed en open gecommuniceerd, snel geschakeld, er is transparantie. De bereikbaarheid is prima. Er wordt veel ruimte gevoeld.
-
Men spreekt dezelfde taal, afspraak is afspraak, de houding is transparant.
-
Als tussenstation naar de gemeente/GEM wordt waarschijnlijk veel afstemming voor de rekening genomen, wat voor bewoners erg prettig is.”
Een suggestie voor andere participatietrajecten is dan ook: “zorg voor een goed communicerende, laagdrempelige contactpersoon. Iemand die kansen ziet in plaats van belemmeringen en regels. Een ‘nieuwe ambtenaar’.”
Openbare ruimte ‘PlantJeVlag’ - 13
Constructieve houding Er is veel vertrouwen bij bewoners dat gemeente en de bewonersgroep er samen uitkomen. Beiden vertonen volgens de geïnterviewden een constructieve houding. Zo geven bewoners aan dat zij toetsing van keuzes en voorstellen door de gemeente functioneel en logisch vinden. “Je besteedt immers publiek geld. Laat de gemeente vooral naar praktische zaken kijken, bewoners zullen zich pragmatisch opstellen”. Men bemerkt een positieve drive van de gemeente, van de medewerkers aan de buitenkant waar men contact mee heeft. Zo zijn er diverse bijeenkomsten geweest waar de gemeente informeerde, uitnodigde en om ideeën vroeg. Door formele bewonersverenigingen op te richten ontstaat er een duidelijke relatie en aanspreekpunt tussen gemeente/GEM en bewoners. De ondersteuning die in de huidige fase wordt gevraagd zit vooral in ‘de weg wijzen’ en informatie verstrekken (bijvoorbeeld over onderhoudsregimes). Het betrekken van een inhoudelijk deskundige (bijvoorbeeld een ontwerper) is ook een wens, “inhuur door bewoners is niet te betalen”.
Figuur 4: Openbare ruimte in wording, PlantJeVlag-terrein (Nijmegen-Noord), O&S februari 2014
14 - Openbare ruimte ‘PlantJeVlag’
3.4
Ervaren belemmeringen en verbeterpunten
Er zijn desgevraagd geen sterke verbeterpunten naar voren gebracht, hoewel er ten tijde van de interviews geen zicht op de vervolgstappen in de samenwerking met de gemeente. De betrokken bewoners vinden dat op zich niet problematisch, het proces mag van hen best stap voor stap verlopen. “Er zijn nu diverse onzekerheden en onduidelijkheden die bij zo’n open proces horen. Weinig afkadering. Geen probleem, maar de komende periode moeten ontwerp, uitvoering en onderhoud wel concreet worden, in een samenwerking tussen bewoners(verenigingen) en gemeente/GEM. (...) Het proces stagneert nu even, men kijkt naar elkaar. Bewoners zijn nu aan zet, moeten nu een inrichtingsplan op tafel leggen.” Wel zijn er enige mogelijke belemmeringen benoemd en zijn suggesties gedaan om daar mee om te gaan. Onvoldoende communicatie over planwijzigingen De randvoorwaarden rond de inrichting van de openbare ruimte zijn op zich duidelijk, maar worden tussentijds regelmatig onverwacht bijgesteld. Er worden ten opzichte van het oorspronkelijke plan soms nieuwe keuzes gemaakt, die van invloed zijn op de inrichting van de openbare ruimte in PlantJeVlag. Daarover is er in de ogen van de geïnterviewden onvoldoende communicatie, bewoners zijn hierover teleurgesteld en bezorgd. Er is in de basis zeker nog wel vertrouwen, omdat bewoners en GEM/gemeente goed en open communiceren. Voorbeelden zijn de onverwachte aanleg van ‘wadis’ rond de woningen (terwijl het de bedoeling was de tuinen in het omringende groen over te laten lopen) en het mogelijk handhaven van een grote parkeerplaats terwijl de geplande functie (kinderopvang) niet doorgaat. Een suggestie in dit verband is om regelmatige voortgangsgesprekken met de contactpersoon van GEM/gemeente te gaan voeren. Daarin kunnen tweezijdig de ontwikkelingen worden toegelicht. Overigens is de situatie rond de wadis besproken met de gemeente (contactpersoon GEM), waarbij richting bewoners is toegelicht, is meegedacht over aankleding van de wadis. Inzet was het verzachten van het probleem. Bij de bewoners is er begrip dat waterhuishouding in dit gebied belangrijk is. Een risico is wel dat afspraken over dit soort zaken specifiek met de persoon worden gemaakt. “Wat als de contactpersoon wegvalt? Zaken worden meestal onder voorbehoud toegezegd.” Verzet tegen controlesysteem Er is een spanningsveld tussen de bewonersgroep en het ‘controlerende deel van de gemeente’ (bijvoorbeeld bouwtoezicht). “Dat is een heel systeem op zich geworden, keerzijde is echter dat er aan bewoners veel ruimte wordt ontnomen. Traditionele sporen blijven helaas doorlopen, dat is strijdig met de nieuwe bewonersbenadering. Afstemmen is dan moeilijk. Suggesties: Neem ons serieus in het nemen van verantwoordelijkheid. Wij doen niet zo maar iets. Geef als gemeente de medewerkers in de buitendienst de ruimte om buiten de regels te gaan, creatief te zijn, grenzen op te zoeken en risico’s te durven nemen (bijvoorbeeld t.a.v. toekomstige claims). Hiervoor is wederzijds vertrouwen nodig, tussen bewonersgroep en gemeente(medewerkers). Ook voor bewoners zelf is dit een ontwikkelpunt. Zij moeten leren elkaar aan te spreken (bijvoorbeeld bij parkeerfouten), zelf verantwoordelijkheid te nemen in plaats van het inschakelen
Openbare ruimte ‘PlantJeVlag’ - 15
van controleurs van de gemeente.” Zoals gezegd bemerken bewoners een positieve drive bij de medewerkers aan de buitenkant waar men contact mee heeft. De geïnterviewden merken hier wel bij op dat ze het belangrijk vinden dat ook binnen de organisatie bekend is dat hier een bijzonder proces loopt waar men wellicht wat anders mee kan omgaan. Veel informele afspraken Veel kennis en expertise zijn opgebouwd tussen bewoners en de samenwerkingspartner bij de GEM. Ook zijn er veel afspraken in goed vertrouwen gemaakt. Er is volgens bewoners een risico als de persoon in kwestie een ander werkgebied krijgt of vertrekt. Er zijn geen contracten of schriftelijke afspraken. “De gemeente wil dit traject zo goed mogelijk faciliteren, maar blijft dat zo? Een open proces is tegelijk een voordeel als een nadeel.” Ideeën en suggesties rond ondersteuning Tot slot zijn er enkele suggesties door geïnterviewden gedaan die vermeldenswaardig zijn, vooral in de faciliterende sfeer: -
Proactieve begeleiding van initiatieven. Biedt als gemeente bijvoorbeeld expertise en ondersteuning aan bij het oprichten van bewonersverenigingen, zoeken van subsidies. Dat zijn redelijk universele dingen die nu elke keer apart uitgezocht moeten worden. En er zijn kosten zoals notaristarieven. “Nu kwam de mogelijkheid tot subsidie rond speelplekken pas toevallig naar voren (nadat er door een bewoner specifiek naar was gevraagd). (...) De voortrekkers zijn doende de basisvoorwaarden te regelen. Zo is er subsidie binnengehaald t.b.v. oprichting van een bewonersvereniging. Hier kan de gemeente op inspelen door een soort helpdeskfunctie aan te bieden.”
-
Deze groep zou graag in het verdere planproces een medewerker van de gemeente benutten die meedenkt over ontwerpkeuzes (bijvoorbeeld in relatie tot toekomstig onderhoud, toekomstbestendigheid), als gelijkwaardige de eigen kennis en expertise inbrengt. Kan plaatsnemen in de Groencie.
-
Het investerings- én onderhoudsbudget zou overgeheveld kunnen worden. Door zelfwerkzaamheid kunnen bewoners dan geld vrijmaken voor andere zaken in de openbare ruimte.
16 - Openbare ruimte ‘PlantJeVlag’
4
De Mix voor iedereen
In dit hoofdstuk beschrijven we een initiatief binnen ‘De Mix voor iedereen’ en geven we meer informatie over de betrokken bewoners en hun drijfveren. Ook vatten we de ervaringen van de actieve bewoners en de wijkraad samen onder de noemers succesfactoren en belemmeringen.
4.1
Beschrijving initiatief
Initiatief De Mix voor iedereen In de wijk Haterse Hei bestaat behoefte aan een ontmoetingsplek voor alle bewoners. Wijkraad, gemeente (VSA, Stadsbeheer en Wijkmanagement) en Tandem streven naar verbreding van jongerencentrum De Mix tot een algemene wijkaccommodatie. Zij geven ruimte aan wijkinitiatieven door en voor volwassenen, en (uiteindelijk) zelfbeheer van de accommodatie. Zodra De Mix ontdekt wordt door de buurt kan de volgende stap worden gezet naar zelfbeheer. Er zijn in 2013 drie initiatieven ontstaan: •
op een besloten terrein naast De Mix is een groente- en fruittuin gerealiseerd door en voor wijkbewoners: buurttuin GFT de Mix.
•
op woensdagavond worden door een djembé-instructeur muzieklessen voor beginners en gevorderden gegeven (www.oumardioubate.com). Niet specifiek wijkgericht.
•
sinds augustus 2013 worden door een yogadocente op maandagavond en woensdagavond Maha Yogalessen gegeven (www.maha-yoga.nl). Niet specifiek wijkgericht.
Enkele kenmerken uit het verloop buurttuin GFT-De Mix: •
Gemeente en wijkraad peilden de wijkbehoeften rond ontmoeting en toekomst van de Mix. Enquête krijgt 32 reacties, waaronder moestuin-ideeën;
•
Een initiatiefgroep (ontstaan vanuit een ‘Plantdag’ in oktober 2012) doet een oproep aan medebewoners tot medewerking aan een buurttuin;
•
Bewonersgroep gaat in gesprek met gemeente over voorwaarden om tuin aan te leggen en over de bijdrage die de gemeente aan bewoners kan leveren. Daarnaast contact met wijkraad, fondsen aanschrijven voor materiaal of hulp, oproep in de wijk voor tuingereedschap;
•
Ca. 10-12 buurtbewoners gaan vanaf februari 2013 plannen maken. Organiseren en regelen van de tuin kost veel tijd en energie;
•
Bewoners en gemeente maken tuin startklaar (omspitten, mest en randstenen);
•
Raakvlakken met gemeente zijn o.a. gebruiken gemeentegrond, toegang/sleutels, inrichting van de tuin, (aanleg van) faciliteiten als waterpunt, subsidie 4 wijkenfonds, dagelijks gebruik van de grond en accommodatie, losse activiteiten als oogstfeest;
•
Bewoners nemen buurttuin in de loop van 2013 in gebruik, organiseren oogstfeest.
De Mix voor iedereen - 17
Figuur 5: Jongerencentrum de Mix geeft ruimte aan wijkinitiatieven door volwassenen, gemeente Nijmegen, maart 2014
4.2
Actieve burgers
De initiatiefnemers van buurttuin GFT de Mix, wie zijn het, wat drijft hen, wat brengen ze? Een groep van ca. 12 actieve burgers is actief geweest bij de totstandkoming van de tuin. Februari 2014 zijn er 10 deelnemers actief. Enkele wisselingen, persoon bleef meedoen ondanks verhuizing uit de wijk. Volgens de geïnterviewde bewoners gaat vooral om hoger opgeleiden, vaak met baan of kans op een baan. Ongeveer 50% heeft kinderen. Weinig tot geen senioren. Naar verwachting gemiddelde inkomensgroepen, in een wijk waar veel sociale woningbouw staat. Veel vrouwen, een enkele man. Leeftijden circa 38 tot en met 50 jaar. Een sociale groep, met ook een ideologische instelling. Veel samenhang in de groep. Motieven om actief te worden zitten enerzijds in de activiteit van het tuinieren (dichtbij, in de eigen wijk, ook enkele flatbewoners), en anderzijds in zaken als ontmoeten, gezelligheid (hobby met elkaar). Ook zijn er idealen in de sfeer van omgaan met de aarde (biotuinieren, omgaan met grondstoffen, vergroten van groene diversiteit in de wijk etc) en ook sociale (buurt)doelen (buurtbewoners en kinderen betrekken, mee laten delen, eigen grenzen verleggen). Mensen kunnen hun persoonlijke talenten inzetten: bijvoorbeeld organiseren, stukjes schrijven, omgaan met kinderen (zowel ruimte als regels) en natuurlijk het tuinieren zelf. De onderlinge samenwerking gaat volgens de geïnterviewden heel goed. Mensen bewerken een eigen stukje van de tuin, en er is een gezamenlijk deel. Veel onderlinge verdraagzaamheid. Er is het afgelopen jaar maandelijks vergaderd, vooral over organisatorische dingen, opstelling naar de gemeente. Een aantal deelnemers vond dit te veel, wil vooral tuinieren. Maar de trekker
18 - De Mix voor iedereen
wil graag zaken delen en gezamenlijk een aanpak bepalen. Het is nu de vraag of (en hoe) dit zo door te zetten (energie en enthousiasme kunnen weglekken), er zijn nog issues met de gemeente. Aanvankelijk was De Mix de vergaderlocatie, maar de initiatiefgroep ervoer de sfeer en situatie als niet verwelkomend (inrichting, toegankelijkheid, betalen voor consumpties). Daarom is vervolgens gerouleerd langs de eigen woningen (hele positieve ervaring). Meerwaarde voor de wijk Er is een bijzondere groenvoorziening voor de buurt aan het ontstaan, een ontmoetingsplek voor deelnemers, buurtkinderen en wijkbewoners. Nevendoel van het initiatief is het leggen van een relatie tussen tuin en buurt. Doel is bijvoorbeeld langslopende buurtbewoners, die ook bijvoorbeeld kruiden mogen plukken. Open oogstfeest. Inbreng van gereedschap en tuinslangen uit de buurt. Het initiatief is ontstaan uit enthousiasme. Veel tijd en energie zijn gaan zitten in het organiseren en regelen van de tuin. Ondanks het feit dat dit niet (altijd) als prettig is ervaren is er in de groep veel voldoening van en plezier uit de tuin en de ontstane contacten. Er ontstaat een netwerk, vooral binnen het initiatief, maar (voorzichtig) ook nieuwe buurtcontacten daarbuiten. Ook de wijkraad is aangesloten. Er is inmiddels aanloop van kinderen en (nog beperkt) omwonenden.
4.3
Ervaren succesfactoren
Uit de ervaringen van geïnterviewde actieve burgers rond buurttuin GFT de Mix komen enkele duidelijke succesfactoren naar voren. In hun ogen is “de tuin er toch maar gekomen”. Mede door snelle medewerking en inspringen op het initiatief door de gemeente, hoewel er helaas ook belemmeringen zijn ervaren. Concrete acties in beginfase De gemeente gaf snel groen licht, en doordat de gemeente in de beginfase enkele concrete acties heeft verricht is het initiatief volgens geïnterviewden echt van de grond gekomen. Er is bijvoorbeeld een positieve bijdrage geleverd in de vorm van het aanleveren van materialen en het doen van grondwerkzaamheden. Proactieve medewerker Belangrijke factor bij een relatief snelle start was volgens de geïnterviewden de coöperatieve rol die de wijkbeheerder speelde. Deze is heel proactief geweest, heeft concrete acties ingang gezet rond het gebruiksklaar maken van de tuin (voor rekening van de gemeente), heeft diverse materialen verstrekt. Ook heeft hij volgens hen het proces een paar keer losgetrokken, achter de schermen. Interventies van de wijkbeheerder en/of wijkmanager voelden voor de bewonersgroep goed, hielpen mee.
De Mix voor iedereen - 19
Niet de ‘ambtelijke weg’ in de startfase Een belangrijke factor is dat de ‘ambtelijke weg’ niet is gevolgd, daardoor is de tuin sneller gerealiseerd. Feitelijk was de accommodatie nog niet klaar voor openbaar gebruik: denk aan de uitstraling, toegang, koffie en theevoorziening en besteedbare uren voor de beheerder. Een snelle start is, om het initiatief te versnellen, bewust als risico genomen. Met een noodzaak tot schone grondverklaring is praktisch omgegaan (slechts historisch onderzoek naar mogelijke vervuiling), een faciliterende rol bij de aanleg van een watervoorziening is opgepakt, terwijl er geen budget was (werd helaas een belemmering). Bewoners hebben dit soort ‘keuzes op de achtergrond’ maar gedeeltelijk bemerkt. Veel door bewoners ervaren verbeterpunten hebben een relatie met het voorgaande. Het was sterk van de initiatiefgroep dat zij hierover signalen bleven geven, men bleef in gesprek met het betreffende gemeenteonderdeel. Mobiliseren ondersteunende instanties, startbudget Bewoners waarderen het feit dat de gemeente energie steekt in het mobiliseren van ondersteunende instanties. Zij vinden het belangrijk dat de vinger aan de pols blijft ten aanzien van het concretiseren van afspraken en het nakomen daarvan. Aan het buurttuin-initiatief is budget verstrekt. Er is subsidie gegeven vanuit het 4wijkenfonds (450 euro), er is door bewoners vooral geïnvesteerd in algemene zaken als regenton, mest en planten voor het gezamenlijk deel van de tuin.
4.4
Ervaren belemmeringen en verbeterpunten
In de ervaring van actieve burgers rond buurttuin GFT de Mix is er (te) veel tijd en energie gaan zitten in het organiseren en regelen van de tuin. Uit de reacties van de geïnterviewden ontlenen we de volgende leerpunten. Gemeente als ‘black box’ Vooral in de beginfase, maar ook later, bestond er bij de initiatiefgroep onduidelijkheid over de gemeentelijke organisatie: “de gemeente voelt soms als een muur, een black box”. “Wie is nu waar verantwoordelijk voor? Wie kan ik ergens op aanspreken en waarom krijg ik geen terugkoppeling over lopende zaken? Dit ondanks meedenken van Tandem als externe partij.” De samenwerking tussen gemeente en bewoners is volgens de geïnterviewde bewoners mede hierdoor in 2013 niet tot volledige wasdom gekomen. Een consequentie van de onduidelijkheid is bijvoorbeeld dat bewoners aanvankelijk niet beschikten over (voldoende) sleutels van het terrein. Geïnterviewden geven aan dat er erg veel energie en vaardigheden van hen worden gevraagd in de samenwerking met de gemeente, iets dat bijvoorbeeld sociaal zwakkeren in hun visie nooit kunnen bolwerken. Samenwerking met gemeente niet volledig uit de verf gekomen Door snelle medewerking en inspringen op het initiatief was een aantal randvoorwaarden niet gereed. Daar hebben bewoners last van gehad en is er bij hen onduidelijkheid geweest over de samenwerking. Zoals gezegd bleef de bewonersgroep hierover signalen geven naar het
20 - De Mix voor iedereen
betreffende gemeenteonderdeel. Door de geïnterviewden zijn meerdere belemmeringen naar voren
gebracht
die
verband
houden
met
de
samenwerking
tussen
de
groep
en
gemeente(medewerkers): •
Het ontbrak volgens bewoners in het algehele proces aan een echt coöperatief, proactief aanspreekpunt, interventies van de wijkbeheerder en de wijkmanager brachten bepaalde zaken (volgens de geïnterviewden) weer aan het rollen.
•
Het afhandelen van allerlei praktische zaken verliep in de ogen van de geïnterviewden niet soepel. Zij hebben soms geringe communicatie, lange doorlooptijden en onduidelijkheden over kosten ervaren. Een concreet voorbeeld daarvan is volgens hen de aanleg van een waterkraan ten behoeve van de buurttuin. Dit duurde (4) maanden en gaf onduidelijkheid en negatieve emoties bij de bewonersgroep. Er is hier een duidelijk verschil in beleving te zien bij bewoners (het kan snel en goedkoop) en de gemeentelijke realiteit van ontbrekend budget, (toevallige) complexiteit van aanleg en uitvoering via een aannemer.
•
De werkrelatie met accomodatiebeheer is volgens bewoners niet goed uit de verf gekomen. Het
beheer
in
De
Mix
moest
zoeken
naar
een
passende
houding
en
naar
combinatiemogelijkheden.” Regels en een te strak beleid (zoals bij de jongeren wordt gehanteerd) kunnen bij mensen die nog het hoe en wat aan het verkennen zijn averechts werken waardoor dit voor mensen een drempel kan vormen om verder te gaan.” Ook hier zien we verschil in verwachtingen. De geïnterviewden vinden het belangrijk dat accomodatiebeheer tijd voor hen heeft (krijgt) en zich het liefst proactief kan opstellen. Vanuit de gemeente was vooral ingezet op een (beperkte) faciliterende rol. Beheerders worden overigens inmiddels getraind in het anders omgaan met bewoners, onder de noemer ‘Beheerders activeren bewoners, bewoners activeren
beheerders’.
Kern
is
het
laten
zien
van
gelijkwaardigheid
en
het
‘burgerparticipatieproof’ worden als werknemer. •
Het was/is vaak onduidelijk wat de bewonersgroep zelf op moet pakken en wanneer de gemeente verantwoordelijk is; bijvoorbeeld het schoonhouden van het terrein rondom de moestuin.
Het lijkt een leerpunt om in de samenwerking met bewonersgroepen vanuit de gemeente de verwachtingen goed te managen. En, wanneer een initiatief ondersteund wordt door de gemeente dan moeten de uit te voeren werkzaamheden niet te lang op zich laten wachten. Dit belemmert het enthousiasme van een pas ontluikend initiatief. Ook is het belangrijk dat gemeentepersoneel tijd, budget en tools heeft om de samenwerking met bewoners tot een succes te maken. Gebruiksregels als belemmering De regelgeving rond welzijnsaccommodaties kan beperkend werken. Zo werd de bewonersgroep geconfronteerd met de regel geen zelf meegebrachte drank en etenswaren te mogen gebruiken in en om De Mix. Ook niet in de tuin, hoewel dit wel in overleg werd gedoogd. Voor bewoners botst de situatie met een activiteit als het buurtgerichte Oogstfeest, bewoners willen zelf voor
De Mix voor iedereen - 21
catering zorgen, zien kosten als belemmering. Ook is aangegeven dat de afspraken over grondgebruik in “jaarcontracten belemmerend zijn als je tijd en energie wilt investeren in dit initiatief”. De bewonersgroep en de wijkraad vergaderen niet in de Mix vanwege een aantal logistieke en financiële redenen (sleutels elders ophalen en terugbrengen, betalen voor zelf te zetten koffie, kastje huren, contant afrekenen op andere momenten in de week wanneer er wel een beheerder aanwezig is). Rol van ondersteunende instanties Volgens de wijkraad pakken begeleidende instanties (bijvoorbeeld Tandem) nieuwe initiatieven rond De Mix niet of onvoldoende op. “Het is niet duidelijk wie de begeleidende rol nu precies op zich moet nemen waardoor iedereen het bij een ander neerlegt en het uiteindelijk blijft liggen.” Er is vooral behoefte aan praktische ondersteuning om iets nieuws op te zetten en daarmee de eerste drempels te nemen. Niet overvragen Er wordt in de ervaring van de geïnterviewden rond (mogelijke) activiteiten heel snel een beroep gedaan op de tuingroep door de gemeente. Zij voelen zich overvraagd, willen vooral met de tuin bezig zijn. Bewoners zien graag een sterkere rol van accomodatiebeheer of Tandem. Drempelvrees De ervaringen rond het opzetten van de buurttuin zijn zodanig dat er bij de bewonersgroep (ten tijde van de interviews in januari 2014) aarzeling as rond nieuwe activiteiten. Bijvoorbeeld het vergroten van de tuin t.b.v. kinderen en nieuwe leden of het organiseren van een lezing over ‘biotuinieren’. De geïnterviewden verwachten hobbels rond de accommodatie, werkrelatie met accommodatiebeheer en budgetproblemen (“in de toekomst huur betalen voor de grond? Doorberekenen van kosten aan deelnemers/bezoekers?”). In de loop van 2014 zet de groep overigens wel degelijk in op het vergroten van de tuin en het aantrekken van nieuwe doelgroepen, in direct overleg met de gemeente Nijmegen.
22 - De Mix voor iedereen
5
Noorderstroom
De laatste casus betreft een WMO-initiatief binnen het bewonersnetwerk ‘Noorderstroom’. Ook hier zijn achtergronden en ervaringen van de betrokken bewoners geschetst.
5.1
Beschrijving initiatief
Initiatief WMO-wijkpilot Noorderstroom (Nijmegen Noord) Noorderstroom is een netwerk van en voor wijkbewoners in Nijmegen-Noord. Men werkt samen aan ‘de samenleving die we willen zijn in Noord’. Dit vanuit een overtuiging dat een echt ‘zorgzame wijk’ kan ontstaan, waar mensen eerder dat stapje extra voor elkaar zetten. De gemeente Nijmegen startte in 2013 samen met een bewonersgroep een pilot ‘maatschappelijk opdrachtgeverschap’. Het doel is om door middel van burgerparticipatie de transitie van de AWBZ, ouderenzorg en jeugdzorg naar de WMO te stroomlijnen. Een bewonersgroep brengt binnen de kaders van Noorderstroom in beeld welke krachten, mogelijkheden en behoeften er bestaan op gebied van zorg en welzijn in het stadsdeel. Het gaat bij de pilot dus vooral om visieen organisatievorming, niet om het daadwerkelijk geven van ondersteuning. Bijzonder is dat betrokken bewoners ook als betaalde professional optreden. Enkele kenmerken uit het verloop: •
gemeente vraagt betrokken bewoners mee te denken over een nieuwe invulling van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning en hen te betrekken bij de verdeling van geld.
•
Begin 2013 vinden twee brainstormsessies plaats over de mogelijkheden in dit stadsdeel. Drie thema’s komen naar voren: WMO voorzieningen (voor mensen met een beperking), ouderenondersteuning (speelt vooral in oud-Lent) en opvoedondersteuning voor gezinnen.
•
Het initiatief doorloopt een aantal fases, waarbij in latere instantie maatschappelijke instellingen aan tafel zijn uitgenodigd. Medio 2013 volgt een (betaalde) gemeentelijke
•
opdracht, uitgezet via de ondernemersvereniging Noord. Een kleine groep zzp-ers/bewoners vormt het projectteam Maatschappelijk Opdrachtgeverschap, om in opdracht van de gemeente te onderzoeken welke krachten, mogelijkheden en behoeften er bestaan op gebied van zorg en welzijn in het stadsdeel. De huidige werkvorm is een projectgroep waaraan 5 bewoners/zzp-ers (als kerngroep vanuit Noorderstroom en de gehele wijk), de gemeente (wijkmanagement, Maatschappelijke Ontwikkeling), diverse instellingen en het sociaal wijkteam deelnemen. Daarnaast zijn er ca. 20 welzijns/gezondheidsprofessionals betrokken.
Noorderstroom - 23
Figuur 6: Noorderstroom, https://www.facebook.com/NijmegenNoorderstroom, maart 2014
5.2
Actieve burgers
In Nijmegen-Noord breidt het Noorderstroom-netwerk van actieve bewoners zich steeds verder uit. Rond de WMO-pilot is een kerngroep ontstaan. Hierin zijn verschillende krachten en kwaliteiten aanwezig, meestal in een combinatie van bewoner en zzp-er. Volgens de bewoners zelf is typerend voor hun drijfveren en competenties: • • • •
• •
Vaak zzp-ers, betrokken bij het ondernemersnetwerk Noord en als bewoner bij Noorderstroom Actieve mensen, bewust van hun leefomgeving, er van overtuigd dat je deze zelf kunt (en moet) beïnvloeden. Mensen zijn door thuiswerken relatief veel aanwezig in de wijk. Bewoners ervaren Noord als een bijzondere wijk, met veel gelijkgestemden en hoger opgeleiden. Men wil graag bijdragen en dit positieve beeld in standhouden. Vooral een betrokkenheid op inhoud. Kennis verzamelen en delen, elkaar helpen in plaats van een buurtfeest organiseren. Zo is voor sommigen het laten ontstaan van “buurtcirkels” een drijfveer. Hierbij maken bewoners onderlinge afspraken over persoonlijke ondersteuning. Meer dan buren, soort zorgcontract over onderlinge hulp. Kenmerkend is de betrokkenheid van ervaringsdeskundigen rond zorg voor verstandelijke beperkingen (initiatiefnemers van Gewoon Anders, mensen met bijzondere kinderen) Er zijn relatief veel (professionele) kennis en vaardigheden aanwezig in deze bewonersgroep: - organisatie- en improvisatietalent, netwerken, in gang zetten en ruimte geven; - pedagogiek, kennis van opvoedingsondersteuning; - communicatie(advies), tekstproductie; - projectmanagement (grote lijnen en concrete acties); - coaching, theatermaken; - kennis van de zorgwereld; - nieuwe ideeën over samenleven en elkaar ondersteunen in de eigen woonomgeving; - beeld van maatschappelijke veranderingen en de vertaling van macro naar micro.
24 - Noorderstroom
Onderlinge samenwerking Nadat de gemeente formeel opdrachten ging verstrekken aan de betrokken zzp-ers was er tijd nodig om de juiste onderlinge werkverhoudingen te vinden. Wie was waar verantwoordelijk voor, belangrijk om een gezamenlijkheid te vinden. Het was bijvoorbeeld zoeken naar goede verhouding tussen doeners en visionairs, smal versus breed. Positie achterban De rol van de combinatie zzp-er/bewoner heeft in dit participatietraject volgens de betrokkenen duidelijk meerwaarde. Aandachtspunt is echter wel dat de positie als bewoner tussen de bewoners belangrijk is om in stand te houden. De zzp-ers willen niet gezien worden als de trekkers, dat zijn de bewoners zelf. Om de relatie met de wijk vorm te geven zijn verschillende stappen gezet: -
-
Zorgprofessionals uit de wijk zijn in een denktank gevraagd. Zij hebben kennis én zijn wijkbewoner. Zij fungeren als katalysator, als nieuwsverspreider, als waakhond. Er zijn 2 bewonersavonden georganiseerd (Lent en Oosterhout) met inzet van o.a. pers, posters en social media. Daar zijn achtergronden geschetst en mensen gemobiliseerd. Hoe willen we in deze wijk samenleven? Niet alleen praten, maar ook doen. De opkomst was circa 50 personen per avond. Tijdens zogenaamde ‘Stroomavonden’ krijgen bewoners de mogelijkheid nieuwe ideeën te presenteren en dingen samen op te zetten.
Meerwaarde voor de wijk De geïnterviewden benoemen desgevraagd de meerwaarde voor de wijk van het initiatief. De individuele netwerken van wijkbewoners worden aangevuld met een lokaal buurtnetwerk. Noorderstroom brengt mensen bij elkaar, er ontstaat een gezamenlijkheid in de buurt. “Noorderstroom is als het ware bekend en vanzelfsprekend geworden in Noord, met actieve bewoners in onderlinge samenhang. Op het terrein van persoonlijke ondersteuning is de weg naar bijvoorbeeld buurtcirkels ingeslagen. Er zijn veel concrete activiteiten gaande, bijvoorbeeld een dyslexie-avond. Wellicht is de onderlinge ondersteuning toegenomen.” Bewonersavonden werden georganiseerd vanuit de wijk. Geen brief van de gemeente, maar persoonlijke gesprekken aan de keukentafel met een uitnodiging. “Bewoners zijn een onverdachte partij”. Daardoor was er veel opkomst (120 man) en kwamen er veel gemotiveerde mensen. Er ontstonden veel verbindingen, waar weer initiatieven uit voortkwamen. Dit is echt een meerwaarde van de bewoner tot bewoner-aanpak: een olievlekmethode.
5.3
Ervaren succesfactoren
De geïnterviewde bewoners vinden het de keuze van de gemeente om initiatief te nemen en ruimte te geven zonder meer sterk. “Zij hebben in een nieuwe rolverdeling met (actieve) burgers duidelijk hun verantwoordelijkheid gepakt. En zo veel aangezwengeld”. Zo is een boeiend en spannend proces ontstaan. De gemeente legt hier volgens hen minder de eigen agenda’s op tafel en is meer een middel om bewoners te faciliteren.
Noorderstroom - 25
Krachten en talenten in de wijk formeel ingeschakeld Bewoners waarderen de keuze voor de bestaande krachten en talenten in de wijk in plaats het inhuren van een extern bureau. Bijzonder dat de gemeente in een participatietraject zaken durft te formaliseren en betaalde opdrachten verstrekt. Zo wordt aan het principe ‘bewoners aan het roer’ consequenties gegeven. Er ontstaat daardoor ook meer gelijkwaardigheid. Gemeente als facilitator en ruimtegever Aanvankelijk was de gemeente volgens de geïnterviewden duidelijk aan het zoeken naar de rolverdelingen. Was de wijk nu opdrachtgever, de gemeente? Gedurende het traject werd steeds meer ruimte gegeven en veranderde de opstelling van de gemeente. Dit is positief ervaren. De aanvankelijk opdrachtgevende rol van de gemeente verandert langzamerhand in een meer faciliterende rol. Bewoners vragen aan de gemeente “om het petje af te durven zetten”. Zo worden minder belemmeringen opgeroepen en is de basis meedenken en meedoen. Ook de zzpers/bewoners hadden moeite met positie en rolbepaling. Zij moesten wennen aan de insteek dat ze voor de wijk werkten. Er zijn overigens ook ontwikkelpunten naar voren gekomen op het terrein van de samenwerking tussen bewoners en gemeente (zie 5.4 ) Flexibele en vooruitstrevende rolopvatting betrokken ambtenaren Bewoners zagen bij een aantal betrokken gemeentemensen een mentale kanteling plaatsvinden. “Zij namen bijvoorbeeld niet langer een agendabepalende houding aan. Stelden zich heel transparant op, dragen duidelijk bij aan het proces.” Men beseft dat de overlegpartners vanuit de gemeente qua uitgangspunten en houding (meestal) vooruitstrevend optraden. Positief is ook dat medewerkers van de gemeente individueel kennelijk voldoende veiligheid voelen (vanuit de gemeentelijke organisatie) om een andere houding aan te nemen, om dingen voor en door bewoners mogelijk te maken. Rond de rolopvatting van betrokken ambtenaren zijn ook enkele leerpunten benoemd. Betrokkenheid wethouder De rol van de verantwoordelijk wethouder is meermalen als succesfactor benoemd. In de contacten vertoonde hij volgens bewoners een proactieve houding, nam ambtenaren op sleeptouw. De “wethouder (...) laat hier zien een bestuurlijke vernieuwer te zijn, met een duidelijke toekomstvisie. Dit leidt ook tot concrete keuzes en trajecten.”
5.4
Ervaren belemmeringen en verbeterpunten
Uit de ervaringen van geïnterviewde actieve burgers rond de WMO-pilot Noorderstroom komen meerdere verbeterpunten naar voren. Risico’s door werkvorm en bewaking project en budget Hoewel de rolopvatting van betrokken ambtenaren (vooral facilitator) in zijn algemeenheid als een succesfactor is ervaren leidt de ontstane werkvorm inmiddels tot veel energieverlies bij betrokken bewoners. Door een projectmatige aanpak en voortgangsbewaking verdwijnt bij hen het gevoel van gezamenlijkheid en gelijkwaardigheid. De bewonersgroep probeert deze situatie te beïnvloeden, heeft ervaring en gevoel op tafel gelegd. Zij pleiten voor meer gezamenlijke
26 - Noorderstroom
verantwoordelijkheid, zelfsturing, voor een meer faciliterende en minder bewakende en sturende rol. De gemeente als meedenker en partner die mogelijke belemmeringen als secundair ziet. “De laatste projectgroepvergadering met zzp-ers/bewoners, gemeente en zorg-welzijnsinstellingen is als een energielek ervaren. De verwachting was om over de inhoud te overleggen, ging het vooral over het proces. De opstelling van een gemeentemedewerker als bewaker van het proces en de financiën werkte belemmerend. Het is duidelijk dat ook ambtenaren moeten wennen aan een nieuwe, andere positie. Misschien ervaren zij controleverlies? Voor de gemeente(medewerkers) en ook zorg-welzijnsinstellingen is dit een leertraject, o.a. rond kunnen loslaten.” De geïnterviewden wijzen op het risico is dat versplintering optreedt, er moeten volgens hen gemeenschappelijkheid, en ‘voeten in de wijk’ blijven. Enkele actieve bewoners overwegen met de activiteiten in de WMO-pilot te stoppen of deden dat al. Leren van het werkproces Zoals gezegd vinden bewoners dat de gemeente in een nieuwe rolverdeling met actieve burgers duidelijk de verantwoordelijkheid heeft gepakt. Zij waarderen het formeel inschakelen van bestaande krachten en talenten in de wijk. Dit maakt het ook mogelijk aan het werkproces leerpunten te ontlenen (voor zowel gemeente als bewoners): •
In de opdrachtfase zijn losse opdrachten verstrekt aan de individuele zzp-ers, wat voor de groep een lastige start betekende. Er is veel energie gaan zitten om onderlinge afstemming te bereiken. Een volgende keer kan volgens de geïnterviewden beter een gezamenlijke opdracht worden geformuleerd.
•
In de overgang naar een nieuwe fase in het initiatief, naar een tweede opdracht, is wat te snel en impliciet doorgegaan. Het was beter geweest overeenstemming over het totaalproces te bereiken, dat ontstaat niet organisch.
•
De rol van de gemeente kan (nog) sterker op het samenbrengen van initiatieven. Het leggen van verbindingen met een buurtcirkel-initiatief in Heseveld werd vanuit de gemeente ontraden, dit wekte verbazing.
•
Niet alle delen van de gemeentelijke organisatie zijn in de ogen van de geïnterviewden al vertrouwd met een nieuwe rol en verhouding met actieve bewoners. Een vakafdeling bijvoorbeeld vertoonde aanvankelijk ‘oud gedrag’ in de eerste contacten rond een congresinitiatief. Het is belangrijk dat alle betrokkenen vanuit de gemeente (inhoudelijk, qua boodschap over het initiatief, visie en werkwijze) hetzelfde uitstralen, dat geeft duidelijkheid aan de samenleving en instellingen.
•
Een optie is wellicht ‘overdracht’ van budget, in een soort wijkfonds. De ureninzet zou dan 50% vrijwillig en 50% betaald kunnen zijn. Bewoners voelen aan dat dit voorstel door betrokken ambtenaren als verlies aan grip zal worden ervaren.
•
De samenwerking met betrokken welzijns/zorginstellingen is volgens betrokken bewoners een mogelijk struikelblok. “Zij moeten ook de transitie maken, en in een nieuwe verhouding met actieve bewoners komen. Er zullen daar best verdedigingsmechanismen optreden, om de eigen positie en fte’s te beschermen. Organisatiebelang, onderlinge concurrentie.”
Noorderstroom - 27
Combinatie actieve bewoner en betaalde zzp-er Door de rol die de meeste betrokken bewoners aannamen (actieve wijkbewoners binnen Noorderstroom, betaalde zzp-er bij de WMO-pilot) ervaren zij hun positie soms als lastig. In de ogen van sommige medebewoners laten zij zich “voor het karretje van de gemeente spannen om bezuinigingen op de WMO te realiseren”. Zij reageerden hierop door zo transparant mogelijk te zijn. En te benadrukken dat ze willen functioneren als afvaardiging van de wijk, dat de bewoners gaan bepalen hoe de eigen wijksamenleving wordt ingericht qua welzijn en zorg. De bewonersgroep ziet het risico van vervreemding van de wijk zelf. “De werkwijze met directe samenwerking met gemeente en instellingen, en de opdrachtnemersrol is in dat opzicht gevaarlijk. Vooral geen top-down benadering!” In het begin benadrukten de zzp-ers in de communicatie vooral de samenwerking met de gemeente, later kozen ze vooral voor de beweging Noorderstroom en de rol van afvaardiging van de wijk. Claimen door gemeente en instanties Bewoners benadrukken dat Noorderstroom zeker geen instituut mag zijn of worden, en dat het WMO-initiatief geen doel op zich is. “De gemeente pronkt nogal met Noorderstroom, bijvoorbeeld richting maatschappelijke instellingen. Voor bewoners voelt dit niet altijd goed, de groep is geen paradepaardje, maar van en voor bewoners zelf”. Zoals eerder gezegd presenteren bewoners tijdens Stroomavonden nieuwe ideeën en zetten samen dingen op. Dit moeten volgens de geïnterviewden wel avonden door en voor bewoners blijven, zij zien het risico dat instanties deze gaan benutten en claimen.
28 - Noorderstroom
6
Leerpunten
Gemeenten doen een steeds groter beroep op bewoners, bedrijven en organisaties om mee te denken en mee te doen aan allerlei zaken en taken die voor de stad belangrijk zijn. Zij willen meer ruimte geven aan initiatieven en energie uit de samenleving. Doelen daarbij zijn bijvoorbeeld het creëren van draagvlak, ontsluiten van kennis, verhogen van kwaliteit en legitimiteit en het reduceren van kosten. Wat zijn nu de algemene lessen vanuit de opgetekende ervaringen van burgers rond drie Nijmeegse participatietrajecten? Welke leerpunten zijn van belang voor de gemeentelijke organisatie?
Rolopvatting: burgers verder helpen Bewoners vragen van het gemeentepersoneel vooral een faciliterende rol, vanuit een basishouding van meedenken en meedoen. Om zo de vrijwillige inzet en initiatieven van burgers verder te helpen. De vooruitgeschoven gemeentemensen zitten in de ervaring van de geïnterviewden meestal goed in deze rol, maar dieper in de organisatie wordt het voor bewoners moeilijker. Daarmee zet de gemeente niet een consequent beeld neer naar bewoners toe, en wekt soms verkeerde verwachtingen. Het is belangrijk dat gemeentepersoneel dat in direct contact staat met bewoners meegaat in de beweging van actief burgerschap1. Naast de genoemde basishouding is het van belang dat de ambtenaar kan werken vanuit een gevoel van veiligheid, om ruimte te kunnen geven en risico’s te (mogen en kunnen) nemen. Zo heeft in één van de casussen de samenwerking tussen bewoners en accommodatiebeheer geleden onder een gebrek budget en aan beschikbare uren. Ook gaven gebruiksregels rond welzijnsaccommodaties een dilemma. Er is een ruimte gevende houding nodig van het gemeentepersoneel, maar vaak wil men ook geen precedenten scheppen voor andere groepen of bijvoorbeeld andere accommodaties. Naast de gemeente zijn er diverse ondersteuningsorganisaties actief in de stad. Ook van hen verwachten de geïnterviewden een andere basishouding en werkwijze, waarbij meer ruimte en faciliteiten worden gegeven. Als gemeente hebben we daar grip op bij de opdrachtverstrekking.
Accountfunctie Een coöperatief en proactief aanspreekpunt binnen de gemeente wordt door bewoners op prijs gesteld. Een vaste samenwerkingspartner die de doorgeleiding en afstemming binnen de gemeente voor rekening neemt. In één van de casussen is deze constructie toevallig aanwezig, en
1
Zo is er een traject in voorbereiding om accommodatiebeheerders te trainen in het anders omgaan met bewoners, onder de noemer ‘Beheerders activeren bewoners, bewoners activeren beheerders’ (BAB). Kern is het laten zien van gelijkwaardigheid. Ben je als werknemer ‘burgerparticipatieproof’?
Leerpunten - 29
komt als een duidelijke succesfactor naar voren. De gemeente biedt het lokale bedrijfsleven specifieke accountmedewerkers en een eigen bedrijvenloket. Dat kan ook een optie zijn voor bewoners(groepen).
Ondersteuning en expertise Wat is de rol als lokale overheid bij bewonersinitiatieven? Soms lopen dingen vanzelf, zonder enige bemoeienis van de gemeente, in andere gevallen is er ondersteuning, advies of geld nodig. Burgers worden daarbij nu meestal geconfronteerd met ‘trajectbegeleiders’ (zoals wijkmanagers of wijkbeheerders) en medewerkers van de vakafdelingen. De gemeente kan ondersteunende faciliteiten structureler aanbieden. Te denken valt aan expertise rond het oprichten van een bewonersorganisatie. En ook het aanbieden van technische kennis door medewerkers (bijvoorbeeld
ontwerpers
of
onderhoudsdeskundigen)
mee
te
laten
draaien
in
het
bewonersinitiatief.
Verwachtingenmanagement Het is belangrijk in de samenwerking met bewonersgroepen vanuit de gemeente de wederzijdse verwachtingen expliciet te maken en goed te managen. In een casus waren door snelle medewerking en inspringen op het initiatief de randvoorwaarden (nog) niet volledig gereed. Daar hebben bewoners last van gehad en er is bij hen veel onduidelijkheid geweest. Het is belangrijk dat er volledige transparantie en communicatie naar de bewonersgroep is over de stappen die de gemeente (al dan niet intern) gaat zetten. Het is belangrijk mee te gaan in de energie van bewoners, maar
wel
duidelijk te zijn tijdens een aantal
tussentijdse
evaluatiemomenten. Van belang zijn het concreet maken van rollen, investeren in vertrouwen tussen partijen en het herbevestigen van gemaakte afspraken.
Duidelijkheid over kaders Uit de bekeken casussen blijkt dat maatschappelijke initiatieven organische processen zijn, waarbij alle ins en outs niet altijd bij betrokkenen bekend zijn. Belangrijk in participatietrajecten is daarom dat de kaders vooraf goed duidelijk zijn voor burgers en gemeente(medewerkers). Dit voorkomt verwarring over taken, proces en uiteindelijke beslissingsbevoegdheid. Aan het geven van medewerking aan een initiatief in de stad kunnen risico’s zitten. Vooral wanneer kaderzaken als budget, ureninzet en regels niet (volledig) bekend en helder zijn.
30 - Leerpunten