Klantonderzoek Wmo over 2014 Ervaringen van vrijwilligers Gemeente Wierden
Oktober 2015 Nelleke Koppelman Anouk Olsthoorn Projectnummer: 107696 Correspondentienummer: Wmo-0610-4607
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2014 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
INHOUD INLEIDING
1 Leeswijzer
SAMENVATTING
3
Kenmerken van de vrijwilliger HOOFDSTUK 1
HOOFDSTUK 2
HOOFDSTUK 3
HOOFDSTUK 4
VERANTWOORDING EN ACHTERGRONDGEGEVENS
HOOFDSTUK 6
3 7
1.1
Achtergrond onderzoek
7
1.2
Achtergrond respondenten
8
HET VRIJWILLIGERSWERK
12
2.1
Kenmerken van de vrijwilliger
12
2.2
Kenmerken van het vrijwilligerswerk
13
MOTIEVEN
17
3.1
VMI schalen
17
3.2
Belangrijkste motief
18
ONDERSTEUNING
20
4.1
Begeleiding, aansturing en waardering
20
4.2
Opleidings- en scholingsmogelijkheden, (onkosten)vergoeding en verzekering
21
Vragen en ondersteuning bij vrijwilligerswerk
22
4.3 HOOFDSTUK 5
1
ONDERSTEUNING DOOR VRIJWILLIGERSORGANISATIE/ STEUNPUNT
25
5.1
Bekendheid vrijwilligerssteunpunt/centrale
25
5.2
Diensten van het vrijwilligerssteunpunt/centrale
26
5.3
Eindoordeel vrijwilligerssteunpunt/centrale
28
VERWACHTINGEN TEN AANZIEN VAN VRIJWILLIGERSWERK
29
6.1
Volgend jaar vrijwilligerswerk?
29
6.2
Niet-vrijwilligers
29
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2014 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
Inleiding Voor u ligt het rapport met de uitkomsten van het tevredenheidsonderzoek over 2014 in uw gemeente. Hierin staat wat de vrijwilligers vinden van de ondersteuning die zij in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) ontvangen bij het uitvoeren van hun vrijwilligerswerk in uw gemeente of een andere gemeente. Burgers staan centraal in de Wmo en daarom wordt veel belang gehecht aan hun oordeel over de ontvangen ondersteuning en de geleverde prestaties van gemeenten op dit gebied. Zo moeten gemeenten jaarlijks een tevredenheidsonderzoek houden onder vragers van maatschappelijke ondersteuning. Gemeenten zijn vrij in hun keuze bij welke doelgroep ze de tevredenheid willen onderzoeken en op welke wijze. De vrijwillige inzet van burgers vormt een onmisbaar deel van de ‘civil society’. De civil society draait om vrijwillige inzet, die niet voortvloeit uit gezin, familie, vrienden, overheid of het bedrijfsleven. Het verwijst naar een deel van de samenleving waarin burgers voor elkaar klaarstaan en zich organiseren. De burger doet op deze manier zelf mee maar draagt ook bij aan het ‘meedoen’ van kwetsbare groepen. Het gaat hierbij niet alleen om vrijwillige inzet in de zorg, maar ook om vrijwillige inzet op alle terreinen van de samenleving. De Wmo leunt sterk op het idee van de civil society en probeert deze wettelijk inhoud te geven. Burgers zijn in eerste instantie zelf, samen met hun netwerk, verantwoordelijk voor het ‘meedoen’ aan de samenleving alvorens zich tot de overheid te wenden. De gemeente is geen onderdeel van deze civil society, maar kan wel een grote rol spelen bij de opbouw en het onderhouden van de civil society, bijvoorbeeld door de juiste voorwaarden te scheppen en de partijen (individuen en organisaties) samen te brengen. Het vrijwilligerswerk is een terrein dat (juist) zonder de overheid floreert en waar spontane en autonome initiatieven ontstaan. Het is echter wel een taak van de overheid om het vrijwilligerswerk te (onder) steunen en te waarderen. Sommige gemeenten waren al lang voor de invoering van de Wmo actief in het ondersteunen van vrijwilligers. Voor andere gemeenten is de Wmo een aanleiding om zich hier actiever mee bezig te gaan houden. In dit rapport gaat het over het oordeel van vrijwilligers en daarmee wordt aan de wettelijke verplichting van het jaarlijkse tevredenheidsonderzoek voldaan. Het rapport geeft inzicht in wat de sterke en/of minder sterke punten binnen uw gemeente zijn als het gaat om ondersteuning aan vrijwilligers. Leeswijzer
Het rapport begint met een inleiding en vervolgens met een samenvatting van de belangrijkste resultaten op hoofdlijnen. Hoofdstuk 1 bevat de verantwoording en de achtergrondgegevens over het onderzoek. Hoofdstuk 2 gaat over het
1/36
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2014 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
vrijwilligerswerk. De motieven om vrijwilligerswerk te doen komen aan bod in hoofdstuk 3 en in hoofdstuk 4 staat de ondersteuning centraal. Hoofdstuk 5 staat in het teken van de ondersteuning vanuit het vrijwilligerssteunpunt of de vrijwilligerscentrale en hoofdstuk 6 bevat informatie over de verwachtingen ten aanzien van vrijwilligerswerk.
2/36
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2014 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
Samenvatting Het onderzoek ‘Ervaringen van vrijwilligers’ biedt een goede gelegenheid om zicht te krijgen op de vrijwilliger, het vrijwilligerswerk, de motieven en de ondersteuning van vrijwilligers. Kenmerken van de vrijwilliger Het geslacht van de respondenten is gelijk verdeeld, 50% is man en 50% is vrouw. Onder de vrijwilligers ligt het aandeel mannen iets hoger (52%). De meeste respondenten is 55-plus. Het aantal vrijwilligers is het grootste in de leeftijdscategorie 65 tot en met 74 jaar. Vrijwilligers lijken vaker een afgeronde hbo-opleiding te hebben dan de respondenten die aangeven momenteel geen vrijwilligerswerk te verrichten. De niet-vrijwilligers lijken vaker een mbo-opleiding te hebben afgerond. Naast het vrijwilligerswerk verricht 45% van de vrijwilligers ook betaald werk. Ongeveer een derde van de vrijwilligers geeft aan met (vervroegd) pensioen te zijn (34%). Dit is in lijn met de verwachtingen op basis van de leeftijdsverdeling. Vrijwilligerswerk kan gezien worden als onderdeel van de participatiemaatschappij. Dit is ook het geval voor burenhulp. Respondenten is hier een aantal vragen over gesteld. Van de vrijwilligers geeft 67% aan dat zij hun buren wel eens helpen. 31% doet dit momenteel niet, maar zou het wel doen als het hen gevraagd wordt. Het merendeel van de respondenten geeft aan dat zij bereid zijn om hun buren te helpen met bijvoorbeeld de planten water geven, post bewaren en huisdieren verzorgen (75%). Bijna de helft (48%) geeft aan klusjes in of rond het huis of de tuin te willen doen. Een kwart van de respondenten geeft aan op de kinderen te willen passen. Het vrijwilligerswerk De meeste vrijwilligers zijn incidenteel bezig met vrijwilligerswerk (30%). Een goede tweede zijn hierbij de vrijwilligers die 2 tot 4 uur per week besteden aan vrijwilligerswerk, dit is 27%. Een iets kleiner deel (18%) verricht tot 2 uur in de week vrijwilligerswerk. Een kwart van de vrijwilligers is actief op het terrein van sport, recreatie en vrije tijd. Op de tweede en derde plaats staan vervolgens zorg en hulpverlening (17%) en godsdienst (12%). Van de vrijwilligers geeft 17% aan dat zij actief zijn als zorgvrijwilliger. Het merendeel van de vrijwilligers is langer dan 10 jaar actief als vrijwilliger, dit is 48% van de vrijwilligers. De meeste vrijwilligers zijn actief voor een organisatie, dit is 73%. Meer dan een derde geeft aan actief te zijn voor meerder organisaties (34%). Er is een tendens naar flexibilisering van vrijwilligerswerk. Daarnaast komt er meer nadruk te liggen op ander type vrijwilligerswerk, zoals korte termijn projecten met duidelijke taak- en doelstellingen. Respondenten is gevraagd naar het karakter van het vrijwilligerswerk. 39% van de respondenten verricht activiteiten of
3/36
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2014 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
werkzaamheden, met een vast aantal uren per week of per maand, of op vaste dagen. 32% van de respondenten verricht vaste activiteiten waarvan zij zelf kunnen bepalen wanneer deze worden uitgevoerd. De meeste vrijwilligers geven aan vrijwilligerswerk te doen vanuit eigen overwegingen (96%). Respondenten is gevraagd met welke motieven zij vrijwilligerswerk verrichten.1 De waarden, op volgorde van belangrijkheid, zien er als volgt uit: ‘waarden’, ‘voldoening’, ‘afspiegeling’, ‘zelfbeeld’, ‘erkenning’ en ‘sociale contacten’. Meerdere motieven kunnen een rol spelen bij het doen van vrijwilligerswerk; vrijwilligerswerk kan in meerdere behoeften inspelen. Ondersteuning Vrijwilligers kunnen behoefte hebben aan verschillende vormen van ondersteuning, het kan bijvoorbeeld gaan om ‘begeleiden’, ‘aansturen’ en waarderen. Respondenten is gevraagd hoe tevreden zij hierover zijn. In het algemeen kan worden gezegd dat de vrijwilligers over de begeleiding, de aansturing en de waardering door de vrijwilligersorganisatie zelf zeer tevreden of tevreden zijn. Binnen het vrijwilligerswerk kunnen vrijwilligers soms ook rekenen op mogelijkheden voor opleiding of scholing, een (onkosten)vergoeding of een verzekering. Respondenten is gevraagd of zij bekend zijn met deze mogelijkheden, of zij er behoefte aan hebben en of ze er gebruik van maken. Het meest bekend zijn de verzekeringsmogelijkheden met 56%. Hier is ook de meeste behoefte aan. Het meest tevreden zijn de vrijwilligers over de verzekering, hier is 92% (zeer) tevreden over. Over de (onkosten)vergoeding zijn de minste vrijwilligers (zeer) tevreden, maar ook hier is 81% (zeer) tevreden over. Het is belangrijk om te weten of vrijwilligers hun vragen kwijt kunnen en of zij ook weten waar zij hun behoefte aan ondersteuning kunnen uiten. Inhoudelijke vragen over vrijwilligerswerk stelt ruim driekwart van de vrijwilligers bij de organisatie waar zij vrijwilligerswerk verrichten, dit doet 78%. Andere mogelijkheden voor vragen zijn bij het vrijwilligerssteunpunt/centrale (3%), bij het loket van de gemeente (3%) of anders (14%). 2% van de vrijwilligers weet niet waar zij terecht kunnen met (inhoudelijke) vragen over vrijwilligerswerk. Het onderzoek is ingegaan op de ervaren belasting van het vrijwilligerswerk. . Uit de resultaten blijkt dat het overgrote deel van de vrijwilligers uit uw gemeente het vrijwilligerswerk niet als zwaar ervaart. Dit geldt voor zowel het lichamelijke als het geestelijke vlak. Toch geeft 15% van de vrijwilligers aan het ‘soms’ lichamelijk zwaar te vinden, voor geestelijk is dit zelfs bijna 26%.
1
4/36
Hiervoor is gebruikgemaakt van de De Volunteer Motivation Inventory, ofwel VMI schalen, ontwikkeld door McEwin en Jacobsen-D’Arcy (2002).
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2014 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
Ongeveer een derde van de vrijwilligers verwacht steun bij hun taak als vrijwilliger. Door de vrijwilligers die aangeven steun te verwachten, worden de volgende vormen van steun genoemd: Overleg en besprekingen. Voorlichting en bijscholing. Feedback en luisterend oor. Waardering. Collegialiteit. De meeste vrijwilligers verwachten deze steun in eerste plaats van de vrijwilligersorganisatie waarvoor zij vrijwilligerswerk verrichten, dit geeft 86% aan. Een heel klein deel van de vrijwilligers verwacht deze steun van het vrijwilligerssteunpunt/centrale. 13% verwacht deze steun van anderen. Voorbeelden die meerdere keren genoemd zijn, zijn medevrijwilligers of betaalde krachten waar vrijwilligers mee samenwerken. Vrijwilligerscentrale Meer dan een kwart van de vrijwilligers (27%) is bekend met de vrijwilligerscentrale. De meeste vrijwilligers zijn achter het bestaan van dit steunpunt gekomen door radio, tv of krant (25%). De vrijwilligersorganisatie (22%) en de gemeente (19%) spelen ook een grote rol in het attenderen op het vrijwilligerssteunpunt/centrale. De meerderheid van de vrijwilligers geeft aan de afgelopen twee jaar geen gebruik te hebben gemaakt van het vrijwilligerssteunpunt. Uit de resultaten is al eerder gebleken dat de vrijwilligers meer georiënteerd zijn op de vrijwilligersorganisatie bij (inhoudelijke) vragen. Respondenten die de afgelopen twee jaar contact hebben gehad met de vrijwilligerscentrale is gevraagd hoe tevreden zij zijn over verscheidene aspecten van ondersteuning. De tevredenheid over de ondersteuning is hoog. Met name over de website, de vacaturebank en het cursusaanbod. Gemiddeld krijgt de ondersteuning een 6,4. Verwachten ten aanzien van het vrijwilligerswerk. Aan de vrijwilligers is gevraagd of zij verwachten vrijwilligerswerk te blijven doen. Een meerderheid (62%) geeft aan dit zeker wel te doen. Ongeveer 36% blijft waarschijnlijk vrijwilligerswerk doen. De redenen waarom vrijwilligers zijn gestopt met het vrijwilligerswerk lopen uiteen2. Genoemd zijn lichamelijke beperkingen (leeftijd, ziekte, operatie), te druk in combinatie met betaalde arbeid of gezin, niet meer leuk, vond het welletjes, was incidenteel vrijwilligerswerk en verandering opzet vrijwilligersorganisatie. Respondenten die geen vrijwilligerswerk meer verlenen, is gevraagd welke eisen zij stellen aan het vrijwilligerswerk en aan welk karakter het vrijwilligerswerk moet 2
5/36
N= 59
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2014 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
voldoen. Een aandeel van 36% van de niet-vrijwilligers geeft aan geen vrijwilligerswerk te willen gaan doen, ongeacht of aan bepaalde eisen wordt voldaan. De eis van sociale contacten komt als de meest genoemde eis naar voren. Gevolgd door ‘het vrijwilligerswerk moet mij kennis en ervaring opleveren’.
6/36
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2014 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
Hoofdstuk 1 Verantwoording en achtergrondgegevens ‘Het onderzoek ‘Ervaringen van vrijwilligers’ biedt een goede gelegenheid om zicht te krijgen op de vrijwilliger, het vrijwilligerswerk en de motieven. Daarnaast wordt in de online vragenlijst aandacht besteed aan verschillende aspecten rondom de ondersteuning voor vrijwilligers, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen ondersteuning in het algemeen en ondersteuning vanuit een vrijwilligerscentrale/steunpunt. In dit onderzoek wordt de volgende definitie gebruikt voor vrijwilligerswerk: ‘Werk dat onbetaald en vrijwillig wordt gedaan ten behoeve van anderen of voor de samenleving in het algemeen.’ In dit hoofdstuk wordt de achtergrond van het onderzoek toegelicht en de achtergrond van de respondenten beschreven. 1.1
Achtergrond onderzoek
Om de ervaringen van een doelgroep te achterhalen, is het noodzakelijk om de doelgroep te kunnen bereiken. Vrijwilligers zijn vaak niet bekend bij de gemeente, maar eerder bij een ondersteuningsorganisatie of de vrijwilligersorganisaties zelf. Aanschrijven van vrijwilligers kan daarom het beste plaatsvinden via het inschakelen van één van deze organisaties. Er zijn meerdere manieren om vrijwilligers te benaderen. Onderstaand wordt een drietal mogelijkheden beschreven. 1. Geregistreerde vrijwilligers. Van deze vrijwilligers zijn de contactgegevens bekend bij de gemeente en/of de ondersteuningsorganisatie en de uitnodigingsbrieven kunnen direct naar de vrijwilligers worden gestuurd. 2. Vrijwilligers van een vrijwilligersorganisatie. Van deze vrijwilligers zijn de contactgegevens bekend bij de vrijwilligersorganisatie. 3. Vrijwilligers onder inwoners. Uit de gemeentelijke basisadministratie kan een steekproef worden getrokken uit inwoners van 18 jaar en ouder. Landelijke cijfers geven aan dat ongeveer 30% van de inwoners vrijwilligerswerk verricht. Met het aanschrijven van vrijwilligers via de eerste twee genoemde opties gaat het om een selectieve groep vrijwilligers, namelijk de vrijwilligers die bekend zijn bij gemeenten en/of een ondersteuningsorganisatie of vrijwilligers in een georganiseerd verband. Dit kan gevolgen hebben voor de resultaten van bepaalde vragen. Bijvoorbeeld bij vragen over de bekendheid met de ondersteuningsorganisatie.
7/36
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2014 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
De gemeente Wierden heeft gekozen voor een gecombineerde aanpak. Bij de gemeente waren 427 geregistreerde vrijwilligers bekend. Deze geregistreerde vrijwilligers zijn allemaal aangeschreven. Daarnaast is de groep die aangeschreven is uitgebreid met behulp van een steekproef uit het GBA. In totaal zijn er 6000 inwoners aangeschreven. Hiervan hebben 622 inwoners de vragenlijst ingevuld. Hiermee is een respons bereikt van 10%. Van de 622 respondenten zijn 393 personen vrijwilliger en 229 personen zijn geen vrijwilliger. Het aantal vrijwilligers is voldoende om betrouwbare uitspraken te doen. Bij uitsplitsingen van de resultaten kan het, bij kleine aantallen respondenten, zijn dat de resultaten indicatief zijn. Voor dit onderzoek is gebruikgemaakt van een online vragenlijst. Er is voor een online onderzoek gekozen omdat hiermee een grote groep personen kan worden aangeschreven. 1.2
Achtergrond respondenten
In deze tweede paragraaf wordt naar respondenten gekeken. Hierbij maken we onderscheid tussen de respondenten die aangeven vrijwilligerswerk te verrichten en degene die aangeven dit niet te doen. Van de respondenten wordt gekeken naar de resultaten van vragen als: Wat is het geslacht en de leeftijd? Welk opleidingsniveau heeft de respondent? En als laatste: verricht de respondent ook betaalde arbeid? Het geslacht van de respondenten is gelijk verdeeld, 50% is man en 50% is vrouw. Onder de vrijwilligers ligt het aandeel mannen iets hoger (52%). De leeftijd van de respondenten varieert over de verschillende categorieën, maar de leeftijdscategorieën 55 tot en met 64 jaar en 65 tot en met 74 jaar zijn het grootst. Het aantal vrijwilligers is het grootst in de leeftijdscategorie 65 tot en met 74 jaar. De niet-vrijwilligers lijken een groter aandeel personen te omvatten die jonger zijn dan 45 jaar. Mogelijk zijn de personen in deze leeftijdsgroep minder vaak actief als vrijwilliger.
8/36
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2014 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
In onderstaande tabel wordt de verdeling van het geslacht en de leeftijd van de vrijwilligers getoond. Hierbij worden alle respondenten weergegeven, maar ook de uitsplitsing naar vrijwilligers en niet-vrijwilligers. Tabel 1
Geslacht en leeftijd van de respondenten % Vrijwilligers % Niet vrijwilligers Uw gemeente
Geslacht Man
52%
48%
50%
Vrouw
48%
52%
50%
17 jaar of jonger
0%
0%
0%
18 t/m 26 jaar
4%
9%
6%
27 t/m 34 jaar
5%
8%
6%
35 t/m 44 jaar
14%
8%
11%
45 t/m 54 jaar
19%
19%
19%
55 t/m 64 jaar
25%
28%
26%
65 t/m 74 jaar
28%
21%
25%
7%
7%
7%
Leeftijd
75 jaar of ouder
Het opleidingsniveau van de respondenten laat een grote spreiding zien tussen de mogelijke opleidingen. Ongeveer een derde van de respondenten heeft als hoogst afgeronde opleiding een mbo-opleiding genoteerd. Ook het aandeel respondenten met een hbo-opleiding is aanzienlijk (30%). De verdeling naar opleiding is in onderstaande tabel terug te vinden. Ook hier is de uitsplitsing opgenomen naar vrijwilligers en niet-vrijwilligers. Tabel 2
Wat is uw hoogst afgeronde opleiding? % Vrijwilligers % Niet vrijwilligers Uw gemeente
Basisonderwijs
3%
5%
4%
Mavo/vmbo
19%
21%
20%
Mbo
31%
33%
32%
Havo
5%
6%
6%
Vwo
2%
4%
3%
Hbo
32%
27%
30%
7%
4%
6%
Wo/universiteit
Vrijwilligers lijken vaker een afgeronde hbo-opleiding te hebben, dan de respondenten die aangeven momenteel geen vrijwilligerswerk te verrichten. De niet-vrijwilligers lijken vaker een mbo-opleiding te hebben afgerond.
9/36
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2014 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
Naast het vrijwilligerswerk verricht 45% van de vrijwilligers ook betaald werk. Ongeveer een derde van de vrijwilligers geeft aan met (vervroegd) pensioen te zijn (34%). Dit is in lijn met de verwachtingen op basis van de leeftijdsverdeling. Tabel 3
Hoe kunt u uw dagindeling het best omschrijven? % Vrijwilligers % Niet vrijwilligers Uw gemeente
Betaalde arbeid (36 uur of meer)
23%
28%
25%
Betaalde arbeid deeltijd tussen de 24 en 36 uur per week
12%
18%
14%
Betaalde arbeid deeltijd minder dan 24 uur per week
10%
8%
9%
(Vervroegd) gepensioneerd
34%
20%
28%
5%
4%
4%
10%
11%
11%
Werkloos
5%
5%
5%
Schoolgaand/Studerend
2%
6%
4%
(Gedeeltelijk) arbeidsongeschikt Vrijwillig thuis
Uit onderzoek3 blijkt dat buren van belang zijn binnen persoonlijke netwerken, maar dat buren selectief omgaan met de hulp die ze vragen. Vaak wordt aan buren hulp gevraagd die aan iedereen gevraagd kan worden, waarvoor geen specifieke kennis nodig is en waarmee weinig verantwoordelijkheden samenhangen. In de regel zijn buurtgenoten bereid en geneigd om laagdrempelige burenhulp te verlenen op vrijblijvende basis. Als het echter gaat om structurelere veeleisende vormen van burenhulp, zoals mantelzorg, dan zijn mensen eerder wat terughoudender. Deze terughoudendheid vloeit vaak voort uit de behoefte aan privacy. Daarbij speelt ook de wederkerigheid een rol. Want wie geholpen wordt, kan gevraagd worden om hulp te geven of op een andere manier dienst te bewijzen 4. Ook aarzelen mensen om elkaar ongevraagd hulp te bieden. Buren willen niet het gevoel hebben zich op te dringen aan anderen. In plaats daarvan wachten ze af totdat er een beroep op hen wordt gedaan. Van de vrijwilligers geeft 67% aan dat zij hun buren wel eens helpen. 31% doet dit momenteel niet, maar zou het wel doen als het hun gevraagd wordt. Onder de nietvrijwilligers zijn de aandelen respectievelijk 59% en 34%. Het merendeel van de respondenten geeft aan dat zij bereid zijn om hun buren te helpen met bijvoorbeeld de planten water geven, post bewaren en huisdieren verzorgen (75%). Bijna de helft (48%) geeft aan klusjes in of rond het huis of de tuin te willen doen. Een kwart van de respondenten geeft aan op de kinderen te willen passen. De aandelen tellen op tot meer dan 100%, aangezien het mogelijk is geweest om meerdere antwoorden te geven.
3
Völker, Beate (1999). 15 miljoen buren. De rol van buren in persoonlijke netwerken in Nederland. In: Beate Völker en René Verhoeff (red.), Buren en buurten. 4 Thomese, Fleur (1998). Buurtnetwerken van ouderen, Een sociaal-wetenschappelijk onderzoek onder zelfstandig wonende ouderen in Nederland (proefschrift).
10/36
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2014 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
Tabel 4
Hoe helpt u uw buren dan?/ Hoe zou u uw buren helpen? % Vrijwilligers % Niet vrijwilligers
Door planten water geven, post bewaren en/of huisdieren
75%
74%
20%
22%
18%
11%
Met klusjes in of rond het huis of de tuin
48%
48%
Op de kinderen passen
27%
23%
17%
16%
verzorgen als zij afwezig zijn Door boodschappen doen, eten koken en brengen Door helpen met administratie, een aanvraag, belastingen en/of het invullen van formulieren
Door het huis helpen schoonmaken, medicijnen halen en/of toedienen, persoonlijke verzorging, helpen bij vervoer en/of bezoekjes
In de volgende hoofdstukken wordt nader ingegaan op de resultaten van het onderzoek. Hierbij zijn alleen de respondenten meegenomen die aangegeven hebben actief te zijn als vrijwilliger. In het hoofdstuk over de verwachtingen ten aanzien van vrijwilligerswerk komen de niet-vrijwilligers nog kort aan bod.
11/36
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2014 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
Hoofdstuk 2 Het vrijwilligerswerk In dit hoofdstuk wordt het vrijwilligerswerk nader bestudeerd. Zowel de vrijwilliger zelf komt aan bod alsook het vrijwilligerswerk. Aan het eind van dit hoofdstuk wordt gekeken of de vrijwilliger anderen aanraadt om vrijwilligerswerk te gaan doen. 2.1
Kenmerken van de vrijwilliger
De meeste vrijwilligers zijn incidenteel bezig met vrijwilligerswerk (30%). Een goede tweede zijn hierbij de vrijwilligers die 2 tot 4 uur per week besteden aan vrijwilligerswerk, dit is 27%. Een iets kleiner deel (18%) verricht tot 2 uur in de week vrijwilligerswerk. Tabel 5
Bent u momenteel actief als vrijwilliger? Uw gemeente
Ja, incidenteel
30%
Ja, tot 2 uur in de week
18%
Ja, 2 tot 4 uur in de week
27%
Ja, 4 tot 8 uur in de week
15%
Ja, 8 uur of meer in de week
11%
Uit de analyse van het geslacht versus de vraag ‘Bent u momenteel actief als vrijwilliger?’ blijkt dat mannen iets vaker aangeven vrijwilligerswerk te verrichten dan vrouwen en ook meer uren vrijwilligerswerk per week. Van de vrijwilligers geeft 17% aan dat zij actief zijn als zorgvrijwilliger. Een zorgvrijwilliger wordt gevraagd voor allerlei taken die te maken hebben met de zorg voor en rondom de patiënt en zijn naasten. Voorbeelden van deze taken zijn: helpen met eten of drinken, ondersteuning geven bij lichamelijke verzorging, wandelen, voorlezen. Ongeveer 13% geeft aan momenteel geen zorgvrijwilliger te zijn, maar wil dit wel als het hem of haar gevraagd wordt. Het merendeel van de vrijwilligers is langer dan 10 jaar actief als vrijwilliger, dit is 48% van de vrijwilligers. Tabel 6
Hoe lang doet u al vrijwilligerswerk? Uw gemeente
Minder dan een jaar
5%
Tussen de 1 en 5 jaar
26%
Tussen de 5 en 10 jaar
21%
Tussen de 10 en 20 jaar
21%
Langer dan 20 jaar
27%
12/36
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2014 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
Sommige vrijwilligers vinden vrijwilligerswerk zo leuk en inspirerend dat zij dit een aanzienlijk aantal uur per week doen of inmiddels al veel jaar. Het is echter niet zo dat vrijwilligers zich binden aan een organisatie waar zij vrijwilligerswerk voor doen. Soms zijn vrijwilligers voor meerdere organisaties actief. Wat ook gebeurt, is dat een vrijwilliger door zijn of haar vrijwilligersorganisatie als vrijwilliger bij een andere organisatie wordt ingezet. Daarnaast zijn er vrijwilligers die zich niet hebben aangesloten bij een vrijwilligersorganisatie, dit is de zogenoemde ongeorganiseerde vrijwilliger. De meeste vrijwilligers zijn actief voor een organisatie, dit is 73%. Meer dan een derde geeft aan actief te zijn voor meerder organisaties (34%). Tabel 7
Bent u actief voor één of meerdere vrijwilligersorganisaties ? Uw gemeente
Ik werk niet voor of via een organisatie
27%
Ik werk voor één organisatie
39%
Ik werk voor meerdere organisaties
34%
De meeste vrijwilligers zijn via familie, vrienden en bekenden (voor het eerst) aan hun vrijwilligerswerk gekomen, dit geldt voor 31% van de vrijwilligers. Een goede tweede is ‘Anders’ als toeleiding naar het vrijwilligerswerk. Onderstaand kunt u de resultaten voor alle antwoorden van deze vraag terugvinden. Tabel 8
Hoe bent u (voor het eerst) geïnformeerd over de mogelijkheid om vrijwilligerswerk te gaan doen? Uw gemeente
Via familie, vrienden en bekenden
31%
Anders
27%
Via vrijwilligers van de organisatie
25%
Via medewerkers van de vrijwilligersorganisatie
10%
Via een advertentie in blad/krant/tijdschrift of op internet
7%
Via de (online) vacaturebank
2%
Uit de bovenstaande tabel blijkt vooral persoonlijk aspect een rol te spelen. Veelal speelt het informele netwerk hier een rol bij. Gezien de bijdrage van de vrijwilligers en medewerkers van de vrijwilligersorganisatie, is het van belang om de huidige vrijwilligers en medewerkers tevreden te hebben en houden. Op deze manier blijven de vrijwilligers en medewerkers actief en zijn zij een levend visitekaartje voor de vrijwilligers van de toekomst. 2.2
Kenmerken van het vrijwilligerswerk
Aan vrijwilligers die voor meer dan één organisatie actief zijn, is gevraagd om de volgende vragen in te vullen voor de organisatie waarvoor hij of zij de meeste uren actief is als vrijwilliger. De resultaten moeten dan ook worden gezien als een minimum.
13/36
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2014 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
Vrijwilligerswerk kan heel divers zijn, zowel qua terreinen waarop het vrijwilligerswerk wordt gedaan als ook het type vrijwilligerswerk. Het kan bijvoorbeeld gaan om hand- en spandiensten bij de sportclub, een bestuursfunctie binnen een vereniging of meer zorggerelateerd vrijwilligerswerk. In de praktijk blijkt dat sommige vrijwilligers zichzelf niet zien als vrijwilliger. In onderstaande tabel is terug te vinden op welk terrein de vrijwilliger actief is. Een kwart van de vrijwilligers is actief op het terrein van sport, recreatie en vrije tijd. Op de tweede en derde plaats staan vervolgens zorg en hulpverlening (17%) en godsdienst (12%). Tabel 9
Op welk terrein verricht u vrijwilligerswerk? Uw gemeente
Sport, recreatie en vrije tijd
24%
Zorg en hulpverlening
17%
Godsdienst of levensbeschouwing
12%
Anders
12%
Ideële activiteiten; belangeloze inzet voor een bepaald doel
11%
Welzijn en sociaal cultureel werk
10%
Wijk, buurt en bewonerszaken
5%
(Na)schoolse activiteiten en kinderopvang
5%
Belangenbehartiging en politiek
3%
Het merendeel van de vrijwilligers binnen uw gemeente voert voornamelijk uitvoerende taken uit. Dit wordt door 73% van de vrijwilligers gedaan. Ter verduidelijking is in de vragenlijst aangegeven dat onder bestuurlijke taken wordt verstaan het actief zijn als een bestuurder van een organisatie of vereniging.
Individualisering en een hogere arbeidsparticipatie hebben gezorgd voor andere eisen aan het vrijwilligerswerk. Er is een tendens naar flexibilisering van vrijwilligerswerk. Vrijwilligers willen niet langer jarenlang verbonden zijn aan dezelfde organisatie. Dit is ook al terug te zien in het aandeel vrijwilligers dat actief is voor meer dan één vrijwilligersorganisatie. Daarnaast komt er meer nadruk te liggen op ander type vrijwilligerswerk, zoals korte termijn projecten met duidelijke taak- en doelstellingen.
14/36
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2014 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
In tabel 10 is terug te zien hoe de vrijwilligers het karakter van hun vrijwilligerswerk beschrijven. Tabel 10
Op welke wijze kunt u het karakter van uw vrijwilligerswerk het beste omschrijven? Uw gemeente
Activiteiten of werkzaamheden op vaste momenten in het jaar
39%
Vaste activiteiten of werkzaamheden, waarvan ik zelf kan bepalen wanneer ik ze uitvoer
32%
Anders, namelijk
12%
Vaste activiteiten of werkzaamheden op oproepbasis
9%
Korte, eenmalige activiteiten of werkzaamheden
8%
Onder de categorie ‘Anders’ hebben mensen veelal ingevuld wat voor vrijwilligerswerk ze doen, bijvoorbeeld vrijwillige brandweer of dagopvang ouderen en niet of het vaste activiteiten betreft. Redenen om vrijwilligerswerk te gaan doen kunnen uiteenlopen van een keuze tot een verplichting. Ook al lijkt de verplichting recht tegenover de vrijwilligheid van vrijwilligerswerk te staan. De meeste vrijwilligers geven aan vrijwilligerswerk te doen vanuit een positieve insteek (94%). De andere ‘vrijwilligers’ zijn actief vanwege: een maatschappelijke stage (1%); werknemersvrijwilligerswerk (3%); een studie (1%); de uitkeringsinstantie, zoals bijvoorbeeld werkleeraanbod of re-integratie (2%). Een aantal jaar is de maatschappelijke stage voor middelbare scholieren verplicht geweest met als doel dat alle jongeren tijdens hun middelbare schooltijd kennismaken met een onbetaalde bijdrage leveren aan de samenleving. De verwachting was dat op deze wijze de basis wordt gelegd voor de vrijwilliger van de toekomst5. Het verplichtende karakter is echter verdwenen.
Van de vrijwilligers raadt het merendeel anderen aan om vrijwilligerswerk te doen. Voor uw gemeente is dit 96%. Redenen om vrijwilligerswerk aan te raden zijn in volgorde van meest genoemde redenen: Waarden: nuttig voor de samenleving. Maatschappelijke betrokkenheid of het is een maatschappelijke plicht! Je bent er om elkaar te helpen. Voldoening: het geeft een goed gevoel iets voor iemand te kunnen betekenen. Noodzaak van vrijwilligerswerk: vrijwilligers zijn nodig in een tijd van een terugtrekkende overheid. Omdat het helaas door bezuinigingen noodzakelijk is geworden. Veel organisaties kunnen niet bestaan zonder de inzet van vrijwilligers. Zelfbeeld: het verrijkt je leven en je kunt je capaciteiten inzetten voor anderen. 5
15/36
Indien de vrijwilligers zijn benaderd via een steekproef uit de GBA, dan is het aandeel vrijwilligers dat aangeeft een maatschappelijke stage te doen laag. Immers alleen inwoners van 18 jaar of ouder zijn aangeschreven en een maatschappelijke stage wordt vervuld door scholieren.
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2014 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
Erkenning: voor het plezier en fijne gevoel wat je terugkrijgt. Het plezier! Je wordt gewaardeerd. Sociale contacten: er zijn zo veel mensen eenzaam en zij hebben wel behoefte aan contact. Het houdt je jong en je leert andere mensen kennen.
Veel van deze redenen komen in het volgende hoofdstuk aan de orde bij de motieven om actief te zijn als vrijwilliger. Echter, door een aantal vrijwilligers wordt aangegeven dat zij vrijwilligerswerk afraden, maar deze hebben vaak een positieve insteek. De gemeenschappelijke deler van de opmerkingen is: het moet een eigen keuze zijn om vrijwilligerswerk te doen.
16/36
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2014 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
Hoofdstuk 3 Motieven Vrijwillige inzet vormt zoals eerder gezegd een onmisbaar deel in onze samenleving, de motieven om vrijwilligerswerk te doen zijn echter van diverse aard. Mensen kunnen vrijwilligerswerk doen omdat het voldoening geeft, omdat het moet (scholieren in het kader van maatschappelijke stages) en niet in de laatste plaats vanuit eigenbelang (het opbouwen van een cv). Niettemin gaat vrijwilligerswerk steeds om ‘werk dat in enig georganiseerd verband vrijwillig en onbetaald wordt verricht ten behoeve van anderen of de samenleving6. In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op motieven. Als inzichtelijk is wat vrijwilligers motiveert dan kunnen de vrijwilligers beter worden begeleid en aangestuurd, zodat ze tevreden zijn en blijven. 3.1
VMI schalen
De Volunteer Motivation Inventory ofwel VMI schalen zijn ontwikkeld door McEwin en Jacobsen-D’Arcy (2002). De VMI schalen zijn gebaseerd op 44 korte stellingen waarvan vrijwilligers middels een vijfpunt schaal moeten aangeven of zij het zeer met de stelling eens of oneens zijn. Deze stellingen leiden tot tien verschillende motivaties, waarvan er zes reeds eerder zijn vastgesteld door Clary, Snyder, en Ridge (1992). In dit onderzoek zijn vijf van de tien motieven meegenomen op basis van de relevantie met de Wmo. Deze vijf motieven zijn van invloed op het meedoen van de vrijwilligers zelf aan de maatschappij. Motieven voor vrijwilligerswerk: Waarden, waarbij de vrijwilliger actief is als vrijwilliger vanuit het idee dat het belangrijk is om elkaar te helpen. Erkenning, waarbij de vrijwilliger gemotiveerd wordt vanwege de erkenning vanwege zijn of haar kennis, vaardigheden en bijdrage. Sociale contacten, waarbij de vrijwilligers een sociaal netwerk belangrijk vindt en geniet van het samenzijn met anderen. Zelfbeeld, waarbij het vrijwilligerswerk bijdraagt aan de eigenwaarde en het zelfvertrouwen van de vrijwilliger. Afspiegeling, waarbij de vrijwilliger gelooft in het principe ‘wie goed doet, goed ontmoet’. Aan de VMI schalen hebben Karr en Bosch (2008) een extra motief toegevoegd: het plezier gerichte motief middels een aantal stellingen. Dit motief hebben wij ook toegevoegd aan de vragenlijst onder de noemer: Voldoening
6
17/36
definitie SCP, Dekker 1994
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2014 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
Door voor ieder motief een score te berekenen kan een ranking worden geconstrueerd op basis waarvan een profiel kan worden geschetst van de gemiddeld motivaties voor de vrijwilligers. Uit literatuur blijkt ‘waarden’ de belangrijkste motivatie te zijn, gevolgd door ‘afspiegeling’ en als derde ‘erkenning’7. Per motief is een aantal stellingen aan de vrijwilligers voorgelegd8. Het aantal stellingen is vier of vijf, afhankelijk van het motief. Per stelling is gevraagd in hoeverre de vrijwilliger het met die betreffende stelling eens is. Voor de antwoordcategorieën is een score van 1 tot 5 toegekend per stelling en dit is vervolgens per motief gemiddeld tot een score. Een motief kan dus een score hebben tussen de 1 en 5. Hoe hoger de score, hoe meer het motief een rol speelt bij het actief zijn als vrijwilliger.
3.2
Belangrijkste motief
Voor uw gemeente zijn de motieven op volgorde van belangrijkheid gezet: 1. Waarden 2. Voldoening 3. Afspiegeling 4. Zelfbeeld 5. Erkenning 6. Sociale contacten Deze ranking stemt niet geheel overeen met wat er in de literatuur is gevonden. In onderstaande figuur zijn de scores voor de motieven terug te vinden.
7
18/36
Het motief Voldoening maakte geen deel uit van deze literatuur.
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2014 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
Figuur 1
Motieven van vrijwilligers
Vrijwilligerswerk is vrijwillig. Als de vrijwilliger het vrijwilligerswerk niet
meer leuk vindt, dan zal ermee gestopt worden. Om het vrijwilligerswerk leuk te houden, is het belangrijk om te weten waarom vrijwilligerswerk wordt gedaan. Door inzicht te hebben in de motieven en behoeften kan hierop worden ingespeeld om vrijwilligers te behouden, maar ook om te werven. Uit de motieven blijkt dat ‘Waarden’ als meest belangrijke motief naar voren komt. In de communicatie richting de (toekomstige) vrijwilligers kan dit worden meegenomen. Geef aan dat vrijwilligerswerk een belangrijke rol vervult. Dankzij vrijwilligers kunnen meer mensen meedoen. Vrijwilligerswerk voorziet niet alleen in de behoefte van de vrijwilliger, maar ook in de behoefte waarvoor het vrijwilligerswerk is. De huidige vrijwilliger ervaart dit als bevestiging voor zijn of haar eigen reden om vrijwilligerswerk te doen en de toekomstige vrijwilliger ziet ruimte om invulling te geven aan zijn of haar behoeften. Het motief ‘Voldoening’ wordt als tweede genoemd. Vertel dat vrijwilligerswerk leuk is om te doen. Of misschien zelfs beter: laat het de vrijwilliger doen. De vrijwilliger vindt het vaak leuk om zijn of haar verhaal te vertellen in bijvoorbeeld een lokale krant. Dit verhaal wordt vervolgens gelezen en levert misschien weer een nieuwe vrijwilliger op. Meerdere motieven kunnen een rol spelen bij het doen van vrijwilligerswerk; vrijwilligerswerk kan in meerdere behoeften inspelen. Deze motieven kunnen individuele bepaald zijn, maar ook de omgeving speelt een rol. Het ene motief kan door de vrijwilliger als belangrijker worden ervaren dan het andere motief.
19/36
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2014 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
Hoofdstuk 4 Ondersteuning Vrijwilligers kunnen bij het verrichten van vrijwilligerswerk behoefte hebben aan ondersteuning. Deze ondersteuning kan worden geboden vanuit verschillende kanten. In dit hoofdstuk gaan we in op de ondersteuning vanuit de vrijwilligersorganisatie. Aan bod komt de tevredenheid over de geboden ondersteuning door de vrijwilligersorganisaties voor een zestal aspecten. Ook wordt ingegaan op de verwachtingen ten aanzien van ondersteuning voor de vrijwilliger. 4.1
Begeleiding, aansturing en waardering
De organisaties, waarvoor de vrijwilligers actief zijn, kunnen op verschillende wijzen de vrijwilliger ondersteunen. Het gaat bijvoorbeeld om: het begeleiden; het aansturen; het waarderen. Voor deze verschillende vormen van ondersteuning is aan de vrijwilligers gevraagd om aan te geven hoe tevreden of ontevreden zij zijn. Vrijwilligers die actief zijn voor meerdere organisaties is gevraagd of zij de vragen kunnen beantwoorden voor de organisatie waarvoor zij de meeste uren per week werken. De mate van tevredenheid is terug te vinden in onderstaande figuur. Bij deze figuur is het antwoord ‘Niet van toepassing’ buiten beschouwing gelaten. Figuur 2
20/36
Hoe tevreden/ontevreden bent u over de volgende aspecten van uw vrij willigerswerk, die gericht zijn op u als vrijwilliger...
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2014 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
In het algemeen kan worden gezegd dat de vrijwilligers over de begeleiding, de aansturing en de waardering door de vrijwilligersorganisatie zelf zeer tevreden of tevreden zijn. Voor vrijwilligers is het prettig om begeleiding en aansturing te krijgen bij het vrijwilligerswerk. Op deze manier weten de vrijwilligers wat van hen verwacht wordt, wat hun taken/werkzaamheden zijn en ook bij wie ze terecht kunnen voor vragen of advies. Het is van groot belang om vrijwilligers te werven en te behouden. Dat kan door ze te inspireren, verleiden en waarderen. Om vrijwilligers te kunnen waarderen, zijn de volgende stappen van belang: Herkennen is de voorwaarde om te waarderen: de inzet van vrijwilligers wordt gezien door de organisatie en gemeente: ze is op de hoogte van wie de vrijwilligers zijn en wat ze doen. Erkennen: het belang van vrijwilligerswerk wordt ingezien en vrijwilligers worden serieus genomen. Waarderen: de organisatie en gemeente laten zien dat ze waarde hechten aan concreet engagement. Waarderen kan materieel in de vorm van een cadeaubon, vergoeding, vrijwilligerskaart, kortingsbon en dergelijke, maar het kan ook immaterieel via een schouderklopje, vrijwilligersdag/uitstapje of een onderscheiding. 4.2
Opleidings- en scholingsmogelijkheden, (onkosten)vergoeding en verzekering
Binnen het vrijwilligerswerk kunnen vrijwilligers soms ook rekenen op mogelijkheden voor opleiding of scholing, een (onkosten)vergoeding of een verzekering. Voorbeelden hiervan zijn: cursussen voor medewerkers van vrijwilligersorganisaties, of cursussen voor vrijwilligers zelf, compensatie door middel van reiskostenvergoeding, faciliteiten (parkeerkaarten, kortingspassen) of een verzekering. Veel gemeenten hebben voor al hun vrijwilligers een verzekering afgesloten bij de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Deze verzekering is bedoeld voor vrijwilligers en is een soort vangnet voor onverhoopte schade van/door/voor vrijwilligers en organisaties die werken met vrijwilligers. Wierden heeft per 1 januari 2009 een VNG vrijwilligersverzekering afgesloten bij Centraal Beheer. Het gaat hier om de basis- en de pluspolis. De uitvoering ligt hiervan bij de vrijwilligerscentrale. De vrijwilligerscentrale geleidt de claim door naar Centraal Beheer . Aan de vrijwilligers is gevraagd of zij bekend zijn met, behoefte hebben aan en of zij gebruikmaken van de drie bovengenoemde aspecten. De resultaten hiervan zijn terug te vinden in de tabel op de volgende pagina.
21/36
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2014 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
Tabel 11
Bekendheid/Behoefte/Gebruik (%ja) Bekend
Behoefte
Gebruik
met
aan
van
Opleidings- en scholingsmogelijkheden
46%
23%
18%
(Onkosten)vergoeding
46%
24%
19%
Verzekering
56%
48%
39%
Het meest bekend zijn de verzekeringsmogelijkheden, met 56%. Hier is ook de meeste behoefte aan. Hoe tevreden de vrijwilligers zijn over de drie aspecten is ook uitgevraagd en de resultaten zijn in onderstaande figuur terug te vinden. Bij deze figuur is het antwoord ‘Niet van toepassing’ buiten beschouwing gelaten, dit zijn vrijwilligers die geen gebruik hebben gemaakt van het aspect. Figuur 3
Hoe tevreden/ontevreden bent u over de volgende aspecten van uw vrijwilligerswerk? 9
Het meest tevreden zijn de vrijwilligers over de verzekering, hier is 92% (zeer) tevreden over. Over de (onkosten)vergoeding zijn de minste vrijwilligers (zeer) tevreden, maar ook hier is 81% (zeer) tevreden over. 4.3
Vragen en ondersteuning bij vrijwilligerswerk
Bij het actief zijn als vrijwilliger kan het zijn dat je vragen krijgt of ondersteuning nodig hebt. Het is belangrijk om te weten of vrijwilligers hun vragen kwijt kunnen en of zij ook weten waar zij hun behoefte aan ondersteuning kunnen uiten. Inhoudelijke vragen over vrijwilligerswerk stelt ruim driekwart van de vrijwilligers bij de organisatie waar zij vrijwilligerswerk verrichten, dit doet 78%. Andere mogelijkheden voor vragen zijn bij het vrijwilligerssteunpunt/centrale (3%), bij het
9
22/36
Opleidings- en scholingsmogelijkheden – n=X, (Onkosten)vergoeding – n=Y en Verzekering – n=Z.
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2014 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
loket van de gemeente (3%) of anders (14%). 2% van de vrijwilligers weet niet waar zij terecht kunnen met (inhoudelijke) vragen over vrijwilligerswerk. Vrijwilligerswerk kan soms belastend zijn voor de vrijwilliger op het fysieke vlak, maar soms ook op het mentale vlak. Uit de resultaten blijkt dat het overgrote deel van de vrijwilligers uit uw gemeente het vrijwilligerswerk niet als zwaar ervaart. Dit geldt voor zowel het lichamelijke als het geestelijke vlak. Toch geeft 15% van de vrijwilligers aan het ‘soms’ lichamelijk zwaar te vinden, voor geestelijk is dit zelfs bijna 26%. De resultaten zijn in onderstaande tabel terug te vinden. Tabel 12
Hoe ervaart u het vrijwilligerswerk? Vaak als
Soms als
Niet als
zwaar
zwaar
zwaar
Lichamelijk
2%
15%
83%
Geestelijk
3%
26%
71%
Voor het ervaren van de geestelijke belasting door vrijwilligerswerk blijkt uit de resultaten van afgelopen jaren van het landelijk onderzoeksresultaten dat er geen verschil wordt gevonden tussen mannelijke en vrouwelijke vrijwilligers, in tegenstelling tot de lichamelijke belasting. Vrouwen geven vaker aan het vrijwilligerswerk ‘soms’ als lichamelijk zwaar te ervaren dan mannen. Vrijwilligers met bestuurstaken lijken op basis van de landelijke onderzoeksresultaten van afgelopen jaren het vrijwilligerswerk minder vaak lichamelijk zwaar dan vrijwilligers met uitvoerende taken. Voor de geestelijke belasting is geen verschil gevonden. Ongeveer 1 op de 5 vrijwilligers geeft aan zich soms overbelast te voelen door het vrijwilligerswerk. 2% geeft aan dit vaak te ervaren en 77% (bijna) nooit. Er lijkt geen verschil te zijn tussen mannelijke en vrouwelijke vrijwilligers op basis van de resultaten uit voorgaande jaren. Bestuurlijke vrijwilligers lijken minder vaak aan te geven dat zij zich door het vrijwilligerswerk (bijna) nooit overbelast voelen. Ongeveer een derde van de vrijwilligers verwacht steun bij hun taak als vrijwilliger. Door de vrijwilligers die aangeven steun te verwachten worden de volgende vormen van steun genoemd: Overleg en besprekingen. Voorlichting en bijscholing. Feedback en luisterend oor. Waardering. Collegialiteit. De meeste vrijwilligers verwachten deze steun in eerste plaats van de vrijwilligersorganisatie waarvoor zij vrijwilligerswerk verrichten, dit geeft 86% aan. Een heel klein deel van de vrijwilligers verwacht deze steun van het vrijwilligerssteunpunt/centrale. 13% verwacht deze steun van anderen.
23/36
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2014 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
Voorbeelden die meerdere keren genoemd zijn, zijn medevrijwilligers of betaalde krachten waar vrijwilligers mee samenwerken. Om de behoeften aan ondersteuning te peilen is een aantal mogelijke vormen van ondersteuning voorgelegd. In tabel 13 is terug te vinden welk aandeel van de vrijwilligers behoefte heeft aan de genoemde vorm. Tabel 13
Heeft u behoefte aan de volgende vormen van ondersteuning voor vrijwilligerswerk? (% ja) Uw gemeente
Informatie
40%
Advies
39%
Begeleiding
25%
Raadplegen van internet
25%
Het volgen van een cursus
19%
Bekijken van de (online) vacaturebank voor vrijwilligerswerk
8%
Het bezoeken van spreekuur/inloopuur
4%
De drie vormen van ondersteuning waar het meeste behoefte aan is, lopen voor wat betreft de aandelen niet veel uiteen. Op de eerste plaats staat informatie met 40%, de tweede plaats is weggelegd voor advies met 39% en op de derde plaats is begeleiding samen met het raadplegen van internet (25%) terug te vinden. Dit is consistent met de open antwoorden uit de eerdere vraag ten aanzien van wat voor ondersteuning de vrijwilliger verwacht.
24/36
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2014 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
Hoofdstuk 5 Ondersteuning door vrijwilligersorganisatie/ steunpunt De gemeente werkt bij het ondersteunen van de vrijwilligers vaak samen met het vrijwilligerssteunpunt of een centrale, het Wmo-loket, een maatschappelijk makelaar en een welzijnsstichting. In de meeste gemeenten hebben vooral de gemeente zelf en het steunpunt of de centrale een rol bij de uitvoering van de ondersteuning. Elke gemeente moet een loket hebben waar vrijwilligers(organisaties) met hun vragen kunnen komen. Dit kan ingericht worden via een speciaal vrijwilligerssteunpunt, via het Wmo-loket of een ander loket bij de gemeente of het is een onderdeel van een welzijnsorganisatie. Binnen zo’n loket kunnen verschillende vormen van ondersteuning worden geboden. Vrijwilligerswerk is niets nieuws en wordt al sinds jaar en dag door mensen gedaan. Sinds de invoering van de Wmo is de gemeente echter verantwoordelijk voor het ondersteunen van vrijwilligers in hun werkzaamheden, zodat zij dit nog lang en met plezier kunnen volhouden. Het opzetten van steunpunten vrijwilligerswerk of vrijwilligerscentrales waar vrijwilligers naar toe kunnen voor ondersteuning, is zo’n taak van de gemeente. Binnen uw gemeente is het vrijwilligerssteunpunt ondergebracht bij Vrijwilligerscentrale Wierden. In de volgende paragraaf gaan we nader in op (de geboden ondersteuning vanuit) het vrijwilligerssteunpunt/centrale. 5.1
Bekendheid vrijwilligerssteunpunt/centrale
De minderheid van de vrijwilligers (27%) is bekend met het vrijwilligerssteunpunt/centrale. De volgende resultaten zijn gebaseerd op deze vrijwilligers, aangezien zij ervaringen hebben met het vrijwilligerssteunpunt/centrale. De resultaten van hoe de vrijwilligers bij het vrijwilligerssteunpunt/centrale terechtkomen laten een divers beeld zien. In tabel 14 zijn de resultaten terug te vinden.
25/36
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2014 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
Tabel 14
Hoe wist u van het bestaan van het vrijwilligerssteunpunt/centrale? Uw gemeente
Via de krant/radio/tv
25%
Via de vrijwilligersorganisatie
22%
Via de gemeente
19%
Via bekenden
16%
Anders
7%
Via internet
6%
Via posters/folders of flyers
6%
Via school
0%
Via re-integratietrajecten/Sociale Dienst
0%
De meest genoemde manier is via krant, radio of tv (25%). Via de vrijwilligersorganisatie (22%) en via de gemeente (19%) spelen ook een grote rol in het attenderen op het vrijwilligerssteunpunt/centrale. 5.2
Diensten van het vrijwilligerssteunpunt/centrale
Voor de diensten informatie, advies, begeleiding, bekijken van de vacaturebank, raadplegen van de website, cursusaanbod ingekeken en bezoeken van spreekuur/inloopuur van het vrijwilligerssteunpunt/centrale zullen achtereenvolgens worden besproken: het gebruik en de tevredenheid. De meerderheid van de vrijwilligers geeft aan in de afgelopen 2 jaar geen gebruik te hebben gemaakt van het vrijwilligerssteunpunt/centrale. Uit de resultaten is al eerder gebleken dat de vrijwilligers meer georiënteerd zijn op de vrijwilligersorganisatie bij (inhoudelijke) vragen. Mogelijk geldt dit ook voor de ondersteuning. Daarnaast is een aantal van de genoemde diensten meer relevant voor zoekende en/of nieuwe vrijwilligers. Figuur 4
26/36
Hoe vaak heeft u in de afgelopen twee jaar gebruikgemaakt van de diensten van het vrijwilligerssteunpunt/centrale?
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2014 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
De tevredenheid over de diensten wordt alleen meegenomen voor vrijwilligers die in de afgelopen twee jaar gebruik hebben gemaakt van één of meer diensten. De resultaten zijn in de volgende figuur terug te vinden. Bij deze figuur is het antwoord ‘Niet van toepassing’ buiten beschouwing gelaten. Dit zijn namelijk de vrijwilligers die de afgelopen twee jaar geen gebruik hebben gemaakt van de dienst. De resultaten in onderstaande figuur zijn indicatief. Figuur 5
27/36
Hoe tevreden of ontevreden vrijwilligerssteunpunt/centrale?
bent
u
over
de
diensten
van
het
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2014 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
5.3
Eindoordeel vrijwilligerssteunpunt/centrale
Tot slot is gevraagd naar een rapportcijfer als eindoordeel voor de ondersteuning van het vrijwilligerssteunpunt/centrale. Gemiddeld krijgt de ondersteuning een 6,4. De spreiding van de gegeven rapportcijfers zijn in figuur 6 weergegeven. Een 1 is slecht en een 10 is uitstekend. De meeste vrijwilligers (39%) hebben een 7 gegeven. Figuur 6
Spreiding rapportcijfers voor eindoordeel vrijwilligerssteunpunt/centrale
Van de vrijwilligers ervaart 43% geen belasting door het vrijwilligerswerk. Van de overige vrijwilligers geeft 1% aan dat zij veel het gevoel hebben dat de belasting door het vrijwilligerswerk minder is geworden door de ontvangen ondersteuning. Ongeveer 5% voelt dit enigszins en 6% voelt dit niet. Ook geeft 46% aan dat zij het niet kunnen aangeven omdat zij geen ondersteuning ontvangen van de vrijwilligerscentrale.
28/36
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2014 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
Hoofdstuk 6 Verwachtingen ten aanzien van vrijwilligerswerk In het laatste hoofdstuk wordt gekeken naar de toekomst van het vrijwilligerswerk. Verwacht de huidige vrijwilliger actief te blijven? Is de niet-vrijwilliger een oudvrijwilliger? Wat zijn redenen om te stoppen met vrijwilligerswerk? Maar ook de vraag: Welke eisen en welk karakter vindt de niet-vrijwilliger noodzakelijk om vrijwilligerswerk te gaan doen? Gegeven tijd en gelegenheid. 6.1
Volgend jaar vrijwilligerswerk?
Aan de vrijwilligers is gevraagd of zij verwachten vrijwilligerswerk te blijven doen. Een meerderheid (62%) geeft aan dit zeker wel te doen. Ongeveer 36% blijft waarschijnlijk vrijwilligerswerk doen. Kortom een ruime meerderheid (98%) van de vrijwilligers verwacht volgend jaar weer vrijwilligerswerk te doen. Slechts 2% van de vrijwilligers geeft aan dit niet te doen. De redenen om volgend jaar geen vrijwilligerswerk te doen, is ‘tijdgebrek’ (4 keer genoemd) gevolgd door ‘problemen met kinderopvang’ (1 keer genoemd). 6.2
Niet-vrijwilligers
Aan de respondenten die bij vraag 1 hebben aangegeven momenteel geen vrijwilligerswerk te doen, is gevraagd of zij mogelijk het afgelopen jaar actief zijn geweest als vrijwilliger of mogelijk eerder. Meer dan een kwart (27%) geeft hier een positief antwoord op en is dus een oud-vrijwilliger. De redenen waarom vrijwilligers zijn gestopt met het vrijwilligerswerk lopen uiteen10. Genoemd zijn lichamelijke beperkingen (leeftijd, ziekte, operatie), te druk in combinatie met betaalde arbeid of gezin, niet meer leuk, vond het welletjes, was incidenteel vrijwilligerswerk en verandering opzet vrijwilligersorganisatie. Aan de niet-vrijwilligers is de volgende situatie voorgelegd. Stel: U heeft (weer) de tijd en gelegenheid om vrijwilligerswerk te gaan doen. Vervolgens zijn een tweetal deelvragen gesteld: Welke eisen zou u dan stellen aan de werkzaamheden? Aan welk karakter moet het vrijwilligerswerk voldoen? De resultaten van deze vragen geven inzicht in mogelijke verbeterpunten ten aanzien van het vrijwilligerswerk om in de toekomst (meer) vrijwilligers te werven, binden en boeien. De aandelen in de volgende twee tabellen kunnen optellen tot meer dan 100%, aangezien het mogelijk is geweest om meerdere antwoorden te geven bij beide situaties.
10
29/36
N= 59
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2014 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
Tabel 15
Stel: U heeft (weer) de tijd en gelegenheid om vrijwilligerswerk te gaan doen. Welke eisen zou u dan stellen aan de werkzaamheden? Uw gemeente
Geen van deze eisen: ik wens geen vrijwilligerswerk te doen
36%
Het vrijwilligerswerk moet mij contacten opleveren
31%
Het vrijwilligerswerk moet mij kennis en ervaring opleveren
25%
Anders, namelijk
15%
Het vrijwilligerswerk moet aansluiten bij de activiteiten van mijn kinderen of andere gezinsleden (school, sportvereniging en dergelijke)
12%
Ik moet voor het vrijwilligerswerk gevraagd worden
7%
Er moet een bescheiden vergoeding tegenover de werkzaamheden staan
7%
Het vrijwilligerswerk moet door mijn werkgever worden ondersteund (vrijwilligerswerk deels onder werktijd) Het vrijwilligerswerk moet door mijn school worden ondersteund
4% 1%
Een aandeel van 36% van de niet-vrijwilligers geeft aan geen vrijwilligerswerk te willen gaan doen, ongeacht of aan bepaalde eisen wordt voldaan. De eis van sociale contacten komt als de meest genoemde eis naar voren. Gevolgd door het vrijwilligerswerk moet mij kennis en ervaring opleveren. Uit onderstaande tabel spreekt de wens voor flexibilisering van vrijwilligerswerk uit. De twee meest genoemde karakters van het vrijwilligerswerk zijn: vaste activiteiten of werkzaamheden, waarvan ik zelf kan bepalen wanneer ik ze uitvoer (30%) en korte, eenmalige activiteiten of werkzaamheden (25%). Vrijwilligerswerk met een dergelijk karakter zorgt ervoor dat het relatief eenvoudig in het ‘gewone’ leven is in te passen. Tabel 16
Stel: U heeft (weer) de tijd en gelegenheid om vrijwilligerswerk te gaan doen. Aan welk karakter moet het vrijwilligerswerk voldoen? Uw gemeente
Vaste activiteiten of werkzaamheden, waarvan ik zelf kan bepalen wanneer ik ze uitvoer.
30%
Korte, eenmalige activiteiten of werkzaamheden
25%
Activiteiten of werkzaamheden, met een vast aantal uren per week of per maand, of op vaste dagen.
20%
Vaste activiteiten of werkzaamheden op oproepbasis
11%
Activiteiten of werkzaamheden op vaste momenten in het jaar
8%
Anders
4%
Ook hier is een aandeel van 36% dat geen vrijwilligerswerk wil doen, ongeacht het karakter van het werk.
30/36
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2014 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
TELEFOON
070 - 310 3800 E-MAIL
[email protected] WEBSITE
www.bmconderzoek.nl
31/36